DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Ons slot Reebach.
No. 171
Honderd en aehttiende jaargang.
1916
ZATERDAG
22 JULI
rEUILHTOH.
Deze Courant wordt eiken avond» behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar fly--} taeo door het gshaela Rijk 1,25.
Afzonderlijke nummer 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone Advertentiën
Per regel f 0,12*. Bij groote eontraeten rabat Qroote
letters naar
Brieven fercaico aan de KL V. Boek- en HamMsdsrskÉapQ
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Het eerste optreden
van Jan van Lochem.
De kleine Dollarprinses
Met 20 cL oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden.
door
P. II. RITTER Jn.
(Nadruk verboden.)
Jan van Lochem- was een arme jongen met
een klein ambtenaarsinkomen, tüj had boven
dien toen hij twee en twintig was, met zijn
voile hart een klein blond vrouwtje getrouwd
dat nog armèrw as dan hij. Ge begrijpt dat
zij het al dadelijk spaarzaaiüpjea moesten
doen, en dat het, toen het eerste kindje er
was, bepaald tobben werd. Zij hadden vele
„vleesehlooze dagen" en leefden hoofdzake
lijk van oorlogsbrood' met „hagelslag". Tóch
durfden zij het leven aan en waren er altijd
kleine lichtjes van verwachting in beider oo-
gen. Niet alleen dat Mientje een dapper
vrouwtje was, maarJlan had talent. Als
Jaun voor een wissewasje bij zijn chef geroe-
peu werd, dan dacht hij stiekum bij zijn wan
delingen door die lange gangen der Provinci
ale Administratie (hij was bij de Üriffie).
Wachtm aar, eens komtmijn tijd. En als zij
een langen avond onder hun lampje hadden
■ritten blokken over het huishoudboek, totdat
haar oógen vol tranen stonden, omdat het
weer niet uitkwam, dan gebeurde het vaak,
dat-hij haar plotseling in zijn armen nam en
energiek zei: „Wat deert het ons, wij komen
er tóch,ik zal ons er tuiwerken." Zij gin
gen dan omstrengeld naar het venster en za
gen. uit in den stillen nacht, waar de duizend
sterren fonkelden. Met dat „werken" bedoel
de hij, gelijk u duidelijk is, niet de werkzaam
heden bij de Provinciale Administratie. Jan
was, zacht deinend naar de dertig, gekomen
tot breedere, tot socbae belangstelling. En hef
moet vordeia gezegd hij toonde bij de uiting
daarvan een aardige belezenheid en, gelijk
ui vriendenkring, waar hij zijn opstellen voor
las, eenparig werd eikend een gloedvolle
Vfelsprekendheid. De nooden van het volk,
Tan, gevoelde ze aan den mage. maar toch
bleef hij meer eenm an van idealen' dan van
kritiek. De eerste verkondiging dier idealen
in ruimeren kring ik ga u da geschiedenis
er van verhalen.
Het had dan weer hevig gespannen in het
kleine huishouden, toen de driemaandelijk-
sche aflossing van de gelden die zij, onder
borgtocht van een neef, rijk geworden hout-
kooper te Steendam hadden opgenomen, als
naar gewoonte voor de deur stond' in haar
dreigende periodiciteit. Het was een wikken
en wegen, geweest, een uitstellen van het een,
een bezuinigen van het ander; Mientje had
zenuwachtig op haar lippen gebeten en ge
zegd dat het nieuwe kindergoed dan nog wel
wachten kon (raaar ze had Kees zoo graag
netjes en het was alles tot in den1 treure ver
steld) en dat ze die paar nieuwe blouses wel
uitstellen zou, ofschoon ze bijna geen blou
ses meer had, maar toen ze zoo, met uitge
wonnen guldens en rijksdaalders de som
der onverbiddell'ijke aflossing hadden bijeen
gebracht, ontbraken nok de baten voor an
dere onontbeerlijke uitgaven. Ze kwamen er
Roman naar 't Duitsch,
door HERMINE VILLINGER.
I2),
Beihamel sloeg de handen Ineen: „Dan is
u niet de groote actrice waar ik u voor aan
zag
Mama Grossi lachte. „O jou kiek-in-de-
wereld, het doei er toch nik3 toe waar ik het
vandaan iieb, als ik het er maar goed af
breng
Zulke töoneelen waren er dagelijks. Als
Belhamel niet te overtuigen was, zette
Grootmama haar hoed op en zei:
„Ik moet gauw een kop chocolade mét
slagroom bij de banketbakker drinke, om
weer in mien humeur te komme
Belhamel behoefde na .zulk twijfelen
Grootmama maar te zien spelen en dan was
alles weer goed. De heftige strijdster werd
een vurige bewonderaarster'en uren van in
nig begrijpen vereenigden Grootmama en
kleindochter.
Er werd eerst een beetje gesnoept 03, dan
met den <ak in het taschje, arm in arm, door
de straten gewandeld. Liefst in schemer
avond.
Zij liepen alle mogelijke huizen voorbij,
bleven hier en daar staan en Grootmama
ïioemd' de namen der mensehen die daar ge
woond hadden en met wie zij bevriend' ge
weest was.
Zij gingen het Heerestraatje door en keken
iu de -mulle ,ang waar Grootmama met
haar ouders gewoond had Er brandde oen
niet uit en in arren moede zochten ze voor
hun arremoede d ensteun der nieuwe plan
nen en iuchtkasteelen. „Jan", zei Mientje, op
eens helderziend „waarom ga je niet in de
politiek. Je hebt talent, jeh ebt ideeën, e
kunt spreken, je hebt ontwikkeling; stel e
beschikbaar, wordt lid va neen- kiesvereeni-
ging, je komt onder het oog van menschen
van invloed, en met de verkiezingen kun je als
redenaar zóóveel verdienen, da,t wij er in eens
uit zijd." Jlan liep na deze woorden hevig
heen en weer door htm klein kamertje, als wa
re hij reeds op de tribuni, zoo dat Hientje
even moest sussen„niet al te woest, Jan.
Kees slaapt". Er steeg een sterk en fier zelf
bewustzijn in hem op; hij zag de cijfers heel
ver béneden zich als een troep doode vliegjes
op het witte kasboek, en liij dacht heel ver
vooruit tot zelf aan den indruk,, dien deze
glorieuse actie zou maken op de hoogmoedig-
medelijdende neef in Steendam, die zonder
oratorische talenten alleen maar lid was van
de gemeenteraad.
Jan kuste zij vrouwtje op de beide opge
wonden "wangen en ging denzelfden avond
nog aan het werk. Hij bleef larii g op en ver
diepte zich in de beschouwingen over de so
ciale verzekering en hij schreef wonderlijk
schoon proza over de plichten dér gemeen
schap ten opzichte vand en individu.
De secretaris der kiesvereeniging, tevens
secretaris van het nutsdepartement (de com
binatie van functies in dezen invloedrijken
man ontging Jan van Lochem geenszins)
aanvaardde zijn gewaardeerde steun, omniet
dellijk. Mientje vondd at het angstig voor
spoedig ging. Het Bestuur, zoo kwam de
secretaris hem tegemoet, stelde het buiten
gewoon op prijs, dat jonge menschen, met
geestdrift en talent zich beschikbaar stelden
voor de goede zaak. „Alleen moet ik u aan
twee dingen herinneren," ging hij voort:
„ten eerste, wij kunnen hier tot onzen spijt
geen honorarium geven. Wij zouden graag
anders willen, maar onze kas laat het niet
toe". Jan had geen bezwaar, dat komt la
ter wel, dacht hij, als ze men maar kennen,
en wat hier volgt dacht hij tusschen haak-
ea (het Nutsdepartement geeft vijf 'en
wintig gulden per avondé. Aldus verklaarde
hij zich edelmoedig bereid. „En het tweede
punt," zoo hield de secretaris aan, „U ver
oorlooft mij u een raad' te gevon als man van
ervaring: Weesi u niet te diepzinnig, weest u
eenvoudig, pakkend.." En deze raad nam Jan
dankbaar aan. Zoo kwamen de heeren tot
overeenstemming. De secretaris sloeg zijn
joviale hand in die van Jan, dat het klapte,
belde dem eid om den bezoeker uit te laten
en ging toen weder, met zijn glimmende sche
del onder de lamp, voort aan zijn zaken
hij was grossier in rijst boekend zijn pos
ten in reusachtige, even glimmende folianten.
Maar Jan liep naar zijn stille kleine huisje
en, terwijl het blonde vrouwtje tegenover hem
rustig-aandachtig zat te verstellen aan de
oude hemdjes van Kees, dacht, droomde en
schreef hij over de gemeenschapsidealen en
over de Groote Gedachte' van dezen tijd.
Zoo gingen verscheidene avonden voorbij
van heilig huiselijk geluk. Ze leefden samen
en streefden samen. Mien weerde met boven-
treurig olielampje. Grootmama bleef staan
luisteren en over haar schoon gelaat vloog
een weemoedig lachje.
„Dag vadertje", fluisterde zij, „dag moe
dertje
En Belhamel drukte zich vaster tegen haar
aan en een'flauw begrip, hoezeer de tijden
veranderd waren, sloop haar hart binnen en
deed het ineenkrimpen.
Maar bij den. hoek, in de Bloemenstraat,
toen zij Hangs de ramen liepen van de be
waarschool, lachten ze al weder en snoepten
uit het zakje.
Belhamel, gewend aan groote tochten in
frissche boschlucht, was dikwijls ziek van
verlangen naar een wandeling in het Stads-
bosch. Daar was Grootmama niet toe te be
wegen. Op zijn hoogst was het de tuin van
het paleis, de Slottuin, die soms op een Zon
dagmorgen bezocht werd, als „Er mensche
in, ware het rijk van Mama Grossi, dat
waren de straten, waar iedere voorbijganger
haar groette en de jonge meisjes met van ver
eering gloeiende wangen dé actrice steeds
weer trachtten tegen te kofnen,
Eens gebeurde het, dat zulk een jong meis
je plotseling neerbukte voor Grootmama's
voeten, zeggende:
„Uw schoenveter Is los verged mij dat
ik hem even vastmaak
Toen zij weer opstond1 gal Mama Grossi
haar een harfelijken kus midden op straat.
„Dank je zeer vriendelijk, lies meiske, je
kan marge, op Zondagmiddag bij mijkom
me
Zalig vloog het jonge schepseltje heen.
Maar Belhamel zei: MU had itaar niet
moeten uitnoodigen, Grootmama, uw schoen
veters waren volstrekt niet los, ik het het ge
zien, «ij heeft zo eerst Tósgjemnakt"
menschelijk beleid de al te dringende credi
teuren van de deur m als hij 's avonds thuis
kwam van de Griffie, vond Jan hun kamer
rustig en rein om zich heen; er stond een
versche kop thee en rijn kistje sigaren voor
hem gereed, en als hij werkte, maakte zij zich
zóó muisstil, lat je het ademen van Kees, die
boven in zijn bedje lag, kon hooien. En het
opstel werd grootsch; het ontstel niet alleen
nieuwe denkbeelden en overtuigingen, maar
het werd een kunstwerk, een prozawerk op
zich-zelf, gelijk Mientje opgetogen kon cou-
stateeren, als hij haar aan het einde van den
avond voorlas. Hoe vreemd en sterk is toch
het Geluk. Zóó zeer wa3 Jan van Lochem in
zijn cultureele arbeid verdiept, dat het hem
maar even pijnlijk aandeed toen de Griffier
der Staten hem eens bij zich riep en over zijn
kleiné gouden lorgnet hem aankijkend op
merkte dat hij met bijzondere waardeering
van zijn vriend, den Kantonrechter, Voorzit
ter der Kiesvereeniging, vernomen had dat
bekwame jongere ambtenaren zich interes
seerden voor quaesties van publiek belang,
maar dat dit niet mocht gaan ten koste van
de nauwkeurigheid in de gewone, laag bij de
grondsche administratie. -
De Groote Avond was eindelijk daar. Jan
had zijn voordracht gereed, geheel geschre
ven en in verband met den hem toebedeelden
tijdsuur, met het horloge hl de hand gecon
troleerd. .Hij trok de lange, zwarte jas aan,
waarin hij getrouwd was, en portefeulle on
der den arm, schreed hij ter vergadering. Hij
kwam in een groote zaal met een galerij en in
bet wijde mi Iden-vak, in het schelle licht, dat
van de zoldering glinsterde, zaten allemaa
mannen, ouwe meneeren met kleine witte
baardjes, ruige arbeiderskoppen met borsteli
ge kuiven1 en hier en daar stak een gelorgnet-
teerd eigenwijls jong advocaotje boven de me
nigte uit. Heel in de verte op het podium een
ange groene tafel vol bijzonderd rftige, voor
naam doende heeren met elkander in bedaard
gesprek, de glanzende schedels dicht bijeen:
het Bestuur. Jan had zich voorgenomen
vooral rustig en waardig tez ijn. Hij ging
met ingetogen' buigingkjes door de groote me
nigte, die maar amper ruimte maakte als hij
doortocht vroeg en kwam zoo aan het podi
um. Aldaar herkende hem de secretaris en de
ze, met uitnoodigend gebaar, stelde hem den
Voorzitter voor, een lange, donkere, heel ge
soigneerde meneer, met een wit randje onder
zijnz warte vest, een merkwaardig welig-
Ïlanzende knevel en een klein Nederlandseh
eeuwtje, geel-blauw-geel, in de lapel van
zijn gekleede jas. Meneer de Voorzitter,
kantonrechter ter plaatse, begroette hem min-
zaam-achteloos, él te correct; „wacht maar",
dacht Jén, toen hij zich ten aanscbouwe van
het volle publiek in den gèreserveerden zetel
plaatste aan den' groene tafel. Op dit mo-
mentw as nog zijn zelfvertrouwen ongeséhokt.
Hij repeteerde voortdurend de eerste woorden
die hij zeggen zou. Het gas suisde fel, ate een
locomotief op stoom, de ventilator achter het
hoofd van den Voorzitter ratelde, en Jan ont
dekte met zijn nerveus gehoor dat er in de
aangrenzende zaal, waar ook een luidruchtig
gezelschap bijeen scheen, muziekinstrumenten
een hoorn en violen, werden gestemd. „Wat
„Des te aardiger", zei Grootmama, „zoo
lang men de jeugd nog met een kus gelukkig
kan maken, dan is 't nog zoo erg niet."
Toer Belhamel echter nog steeds niet
zweeg, maar de handeling van het jonge
meisje bepaald als niet eerlijk beschouwd
wou hebben, bleef Mama Grossi eensklaps
staan. Zij zag haar kleindochter met groote
dogen aan en zei:
Heeremijütijd Belhamel, je beoi precies
mijn moeder, je maak mij bang per slot
van rekening is het tooneel toch niet ge
schikt voor je."
„En dat zegt u, dat zegt u", riep Belhamel
uit, „en u kent mijn liefde voor de kunst 1"
Zij snikte haast."
„Kind", zuchtte Grootmama, „je zou je
vergisse, als je dacht met je waarheidszin op
het 'ooneel fortuin te make Haar wordt
toch niks dan geloge,"
„U is daar toch tegen opgekomen u
heeft dat niet geduld
„Alles heb ik geduld", viel Grootma haar
In de rede, „mijn ooge en oore toedrukt en er
midde door het gaat alles."
Toen zei Belhamel: „Ik zal heel anders
doen."
Waarop zij beiden ontstemd zwegen.
Den volgenden dag was alles echter weer
vergeten. Mama Grossi's Zondagmiddagen
speelden een zekere lol in de hofstad. Wat
was het prettig, vooral op sombere Novem
berdagen, in deze ongedwongen omgeving
der actrice! Want hier was altijd zonneschijn.
Opgewekte jonge meisjes vervingen de die
nende geesten, zetten koffie en liepen vlug
naar den banketbakker als het noodig was en
ei' geen koekjes of taart genoeg was. En of
schoon Mama Gross! niet hall zooveel kop
jes had als er gasten bij haar kwamen, aba
te dat?" vroeg hij den secretarl? naast hem,
die zoekend, over zijn notulen achteloos hem
toewierpO, Sempre Crescendo geeft een uit
voering hiernaast", ,,'t Is tocb niet storend
voor hier", vroeg Jan in doodsangst. „Hin
dert niets, je hoort er hier weinig van"
Toen, onder ontzaggelijk applaus van den
vorigen spreker, Jan zag door het floers
van zijn verbijsterde ogen duizend bewegende
handen en duizend witte mensch-gezicbten
in het schelle licht boog zich de voorzit
ter tot hem .hoffelijk, mar nadrukkelijk.
Hij klopte geweldig met zijn hamer, dat het
klonk als sloeg hij een jcist in elkaar en na
dat er eenige luwte was gekomen in het stem-
mengebrom, wenkte hij Jan van Lochem die
trillend den katheder beklom. Jan had het ge
voel als zat al zijn leden los aan zijn lijf en
als was de katheder, die immer grooter is dan
het publiek vermoedt, een toren. Daar
stond hij te midden van het al-om aanwezig
gedxuisch. Hij stond en wachtte, wachtte, ter
wijl de Voozitter nogmaals hamerde. Zijn ee-
nig houvast was de èerste bladzijde van zijn
manuscript. En, nadat de Voorzitter en ae
Secretaris hem tegelijk met ongeduld hadden
gewenkt om au te beginnen, ving zijn stem
aan, het volgende te zeggen: „Meneer de
Voorzitter, 'Geachter Vergadering. Ik wil u
hedenavond spreken over de cultureele betee-
kenis van het verzekerings-vraagstuk"
„Crimineele beteekenis!" hoorde hij een spot
ter roepen op deh oek van de eerste rij. „Har
der, harder," hoorde hij schreeuwen midden
uit de zaal Een lange man, die tegen een der
Ei laren Btond, maakte een toeter van zijn
anden: „Harder, we kunnen je niet ver
staan 1" Jan zette zijn longen uit: „Meneer
de Voorzitter, Geachter Vergadering'Jrij
talmde het was namelijk,rumoerig. De
Voorzitter hamerde. ,,Ik wou vanavond spre-'
ken over cultureele beteekenis der sociale ver
zekering. Wij hebben vaak gelezen over de
plichten welke de individu heeft tegenover de
gemeenschap een dure plicht tegenóver elk
van ons?" ,,'t Wordt al tem ooi", schreeuw
de er een uit de vergadering, waarop groote
hiraliteit volgde. „Meneer de Voorzitter, dat
hewwe nou al zoo dikwijls gehoord; schiet op
sprekei", riep een luide arbeider. „De Ge
meenschap", hield Jlan van ochem aan, „de
gemeenschap, dat is de groote gedachte die
in onze dagen de geesten verheldert en
,,'t Is a long way, to Tipperary",
viel op eens de muziek van „Sempre Crescen
do", uit het naburig zaaltje in, gew- 'dlg met
klank van bazuinen en koperen hoorns.
Een ontzaglijk gejuith en' gejoel, een oor
ver doo vend applaus steeg tot Jan' op, uit den
afgrond der zaal. De Voorzitter hief zijn
armen wanhopig ten hemel, de Secretaris
boog zich diep over zijn notulen. En Jan
stond op zijn eenzame rots, in zijn deftige, ge
kleede jas te buigen, totdat een reddend be-
sturlidhe m van achter aan zijn jas trok en
hem naar beneden lief duiken, den katheder
af en een naburig achterdeurtje uit, weg, den
koelen avond in.
De geschiedenis heeft een bevredigend ein
de. I Iet Bestuur heeft de situatie nog kunnen
redden en Jan te dien avond, na drie glazen
mand kwam iets te kort.
Zoo veel opgewekt leven ging uit van de
schoont vrouw, die als personificatie van
behagelijkheid op haar ouderwetsche canapé
troonde en haar stuk tulband in de koffie
doopte.
In een kring om haar heen gemakkelijke
verkleurde stoelen. 'Op den grond een ver
schoten tapijt. Ook de verlichting liet te wen-
schen over. En toch, hoe heerlijk. Alle wanden
vol portretten uit de jeugd der actrice, staal
gravures van beroemde, sedert lang vertrok
ken' collega's, zoowel mannelijke als vrouwe
lijke. Cadeau? van hooggeplaatste personen
in den vorm van prachtige Meiszner vazen
en beelden, zoowel alsz ware voorwerpen van
zilver op étagères. Hier en daar op een com
mode of op een zuil statige pendules, die geen
van alle liepen. Op de schrijftafel onder een
glazen, stolp 't jubileums cadeau, dat Mama
Grossi van baar collega's had gekregen
een gouden lauwerkrans, waardoor zij haar
bruidskrans, geel geworden myientakken, had
gevlochten. Behalve dat, veel wanorde, voor
schrijven nauwelijks een plaatsje. Ami den
muur naast de schrijftafel het répertoire en1
een ander briefje, waarop met groote letters
de woorden geschreven stonden, die Mama
Grossi niet correct wist te, schrijven. Billet,
Myrten', Atmosfeer, Asthma, Halleluja, Ha-
rangeeren, Verhinderd".
Alte gasten, die binnenkwamen, werden
door Mama Grossie met een .verheugden wel
komstgroet ontvar en. Hét allerhartelijkst
klonk haar stem bij het binnentreden' van de
vriendin uit haar jeugd, mevtouw Von Reut.
Achter de deftige Excellentie aan verscheen
de broodmagere Jlohan, die een prachtige
taart uit een servet haalde en midden on ta-
s fel zette.
bier gedronken te hebben van het geld» dat
voor den bakker bestemd was, naar zijn
vrouwtje teruggekeerd. Er hebben zich bin
nenskamers diepe tragedies afgespeeld; en
buitenakamers is er nog een paar weken over
fan's geschorste rede geschertst. Toen heeft
hij na een izemoedelijk gesprek met den grif
fier der Staten verder zich uitsluitend aan de
Provinciale Griffie gewijd, zóó dat hij juist
op den verjaardag der rede een gratificatie
van driehonderd gulden rijker werd, die hij
beter dan ooit gebruiken kon, omdat juist
Suusje werd verwacht
naar het Fransch
van
PIERRE VILLETARD.
„Inderdaad!" vertelde Paul Truchard, „ik
had bijna een kleine dollarprinses kunnen
trouwen 1 Dat was vóór ongeveer vijftien
jaar.... Ik was vrijgezel en bracht de zomer
dagen te X.... sur Mer door, een dier frissche,
bekoorlijk-plegen kustplaatsjes van Narmaiir
Op een zekeren Augustus-avond, tusschen
zes en zeven uur, teeken.de zich onverwachts
rook af tegen den horizon en in den gloed
der ondergaande zon zagen wij een blinkend
jacht, als een witten zwaan opduiken en het
anker uitwerpen naar het strand; even daar-
na werd er een keurig roeibootje uitgezon
den, waarin een oude heer en mevrouw met
een mooi jongmeisje naar land werden ge
bracht
„Pardon, meneer, kunt u mij den weg wijr
zen naar het hotel?"
„Hotel „Beau-Rivage?"
Ja, precies."
Het jonge meisje stelde mij die vragen.
Terwijl ik haar antwoordde, monsterde
is haar even. Het was een brunette, met
oogen, die rechtuit hun pijlen naar mijn hart
schoten. Zij bewoog onder het spreken h aar
hoofdje heel even, bijna kinderlijk, en ik
moest onwillekeurig aan een sierlijke, lang-
stengelige bloem denken, die haar kopje in
den wind Iaat meetrillen. Toen zij heenge
gaan was, ademde ik nog langen tijd met
welbehagen het fijne parfum in, dat achter-
bleet
De hotelhouder van „Beau-Rivage" was
een zeer bespraakt man. Ik veraam al spoe
dig, dat de boggs, onze nieuwe gasten, Ame
rikanen waren en dat zij met den handel in
huiden een enorm fortuin gemaakt hadden.
Het jacht op zichzelf beschouwd^ was reedis
een niet gering bewijs van hun rijkdom. Ko
ket deinde het op de golven op en neer, de
roode en groene wimpel speelde met den
noordewind, en door zijn pracht en praal
werden de tongen los oer velé goedige Tandt
bouwers en wekte het in hun breinen de
vrmadsoortigste voorstellingen.
Den volgenden dag, na het diner, togen de
Amerikanen naar het kleine Casino, dat op
een uitstekend punt van den oever lag en
door zijn sierlijken bouw als een juweel te
gen de blauwe zee schitterde.
Annie Foggs droeg een bekoorlik coa-
tuumpje;, baar armen waren ontblöot, haar
„O, mijn lieve mevrouwtje", riep Mama
Grossi uit, „al weer zoo iets extra üjns; laat
mij je een klapzoen ér voof geve en kom
gauw naast me op de canapé zitte. Je weef
mevrouw Birkel loert altijd op je plaatsje
Ze zal zoo aanstonds wel kome met haar
paar chocoladé-pralinies altijd dezelfde
al weke lang maar als ze heengaat sluipt
zij verraderlijk naar de tafel en neemt haar
zakje weer met. En dan zoo'n schatrijke
vrouw I Ieder mensch op de wereld kan het
op honderd schreden al zien of ik hem Hjde
mag, maar die mevrouw Birkel niet, ze merkt
er niks van, al maak ik het haar nog zoo dui
delijk."
Mevrouw Von Reut lei lachend de hand op
den arm van haar opgewonden vriendin.
„Maar lieve, nu heb je je Birkel-uitbarsting
al weer en ze is er nog niet eens
„'t Is altijd beter als ik haar vooruit heb",
zei mevrouw Grossi, „dan kan ik haar Later
beter uitstaan; kienders"", zoo viel rij
zichzelf in de rede, „kiek toch eens naar die
prachtige taart, bij'mij is het iedere Zondag
Kerstmis! Hoe gaat-et Johan?" zei ze tot den
ouden knecht, die nog steeds op den drempel
stond en mevrouw Grossi mét een uitdruk
king van onverbloemde bewondering aan
staarde, „hoe gaat het oudje?"
„O, dank u wel, mevrouw Grossi", gaf hij
met een diepe buiging ten antwoord, „twee
weken geleden heb ik een erge verkoudheid
gehad."
„Wel, wel, dat je dat nog weet!" zei
Grootmama verwonderd, „alle eerbied voor
je geheugen. Ik weet niet eens meer wat er
gistere 'beurd is,"
fWosdt vawotfid).
COURA