VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
tso. m
Broodvoorziening.
Ons slot Reebach.
Honderd en achttiende jaargang.
1916
Monnemenlsfriis por 3 maaufai 11.—. fr. p. past f 1.25.
ZATERDAG
Adyertentieprtoct. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en /Handelsdrukkerij v.h. HERIRs. COSTER 4 ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3.
29 JULI
Hoog spel
FEUILLETON.
Met 20 ct. oorïogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden.
De BURGEMEESTER der gemeente ALK
MAAR brengt hiermede ter kennis van be-
Unghebbenden
dat, de eerstvolgende' verwisseling van
BROOD- en MEELKAARTEN zal plaats
hebben op MAANDAG 31 JULI a.s., in het
Bureau voor Levensmiddelenvoorziening,
LIMMERHOEK 8, alhier, welk Bureau daar
toe dien dag geopend zal zijn van 9—1 en
van 25 uur;
dat op dien dag aan Bakkers en Meelhan
delaren GEEN MEEL zal kunnen worden
verstrekt; en
.dat NIEUWE AANVRAGEN om BRQOD-
•n MEELKAARTEN dagelijks kunnen ge
schieden door hoofden van gezinnen, van 9
tot 1 uur, aan voormeld Bureau.
Alkmaar, 27 Juli 1916.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
IIINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ken
nis, dat zij bij hun besluit van heden vergun
ning hebben verleend aan de firma A. KUS-
TERS, aldaar, tot het uitbreiden van hare
drukkerij, door het bijplaatsen van een elec-
tro-motor van 4 P.K., dienende tot het drij
ven van drukpersen, in het perceel Ramen,
Wijk B, No. 1.
Alkmaar, den 28én Juli 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
door
T, BRINGREVE.
((Nadruk verboden).
De huissleutel knarstte in het slot: de jon
ge vrouw, die bezig was de koffietafel klaar
te maken, hief luisterend het hoofd op. Drif
tige passen deden zich hooren, dan een bons
door het neerzetten van* den parapluie in den
standaard; een moedelooze trek gleed over
haar gelaat. Toch klonk den binnentredende
een opgewekte groet tegen
„Dag Frans",
„Bonjour". Haar wang werd vluchtig be
roerd. „Kunnen we meteen gaan koffiedrin
ken? Ik heb liet een en ander na te zien!"
„Best". Ze schoof zijn stoel bij tafel, en
schonk hem een kop koffie in. Then ging zè
tegenover hem zitten, ^afwachtend, niets vra
gend.
Nerveus beboterde hij het voor hem liggen
de sneetje brood, doch ineens liet hiji het mes
rusten.
„Ellendelingen zijn het", barstte hij los, nog
op gedempten toonde huizen waren zoo ge-
hoorig, en de meid en de buren1 zoo nieuws
gierig.
„Was 't zoo erg, Frans?" vroeg ze zacht.
„Zóó erg!" bij lachte kort, „niet erger dan
anders, Suus, doch ééns loopt de maat over.
En het beroerde is, dat juist door een kleinig
heid alles in de* war kan loopen. Je staat voor
je klas, jev oelt en je merkt dat je de jongens
er in hebt, dat je ze boeit; je ziet hun gezich
ten met belangstelling voor het onderwerp
naar je opgeheven, maar dan begint er
één, natuurlijk de stomste, te brommen of te
schuivelen. En dan is het mis! Dat electri-
seert de anderen, ze denken dadelijk: hè ja,
waarvoor zitten we hier ook weer? Toch niet
Roman naar 't Duitsch,
door HERMINE VILLINGER.
17)
Zij ging de kamer uit, maar kwam dadelijk
weer binnstormen met hoogroode wangen en
alle kenteekenen van opgewondenheid.
„Grootmama, Grootmama, Ernestine wil
geen toetje maken; als het een baron was,
zegt ze, was het wat anders," maar voor een
schoolmeester doet ze het niet!"
Allen lachten hartelijk, Grootmama tastte
in haar zak.
„Ik zal haar beetje vleie, onze ruwerd,"
i iesperus hing zijn onderwijzersbetrekking
aan den kapstok en betrok met zijn jonge
vrouw de verlaten vertrekken, die mijnheer en
mevrouw Von Reebach vroeger gebruikt had-
den.
1 'ij legde zich geheel op het boerenbedrijf
toe men zag het jonge paar alleen aan' tafel,
waar zij nergens anders praatten dan over
vruchten en bijenteelt. Van hun werk nu al
leen hing het behoud van hun geliefde Ree
bach af. I n zij arbeidden in den waren zin
van liét-woord in het zweet huns aanschijns.
Belhamel, die eerst zoo vol vertrouwen be
loofd had de geheele schuld af te betalen, de
Georgientjes, die haar hulp hadden toegezegd
allen lieten het ouderlijk huis in densteek.
Ofschoon, men van deze laatsten wist dat 't
haar uitstekend ging en dat de oudste der
Georgientjes zelf met den zoop van haar
om te leeren, of om op te letten, maar om ie
mand het leven zoo zuur mogelijk te maken, te
bederven."
Suus knikte, als instemmend^ bij zichzelf
denkend, dat het gelukkig was, dat hij zich
maar uitsprak, dat kalmeerde ten slotte het
meeste.
„Daar heb je Van Holster 1 Als ik niet zijn
leeraar was, zou ik misschien met den jon
gen dweepen, geestig, kerngezond en hulp
vaardig voor de anderen. Eerlijk ook in zijn
werk, geen> knoeier; waarom dan een d'uivel
voor zijn leermeesters? Als iemand zijn vader
eens zoo tartte, hij; zou hem misschien naar
de keel vliegen, doch men schijnt te den
ken, dat leeraren en onderwijzers tot een an
der ras behooren, dat het een soort van le
vensdoel moet zijn, hen te sarren, het leven
te vergallen. Laatst nota bene," hij glim
lachte, en 't was bijna weer de oude humoris
tische glimlach van vroeger, „hoorde col
lega van Blom hem tegen een kameraad zeg
gen: Nou, die Frans Bonders kan toch wel
best les gevenik heb me vandaag eens kalm
gehouden, en hij viel me waarachtig bar mee.
Toen Suus 's middags naar boven gegaan
was, om zich te kleeden, zat ze eerst langen
tijd peinzend voor het raam, en tuurde met
oogto, die eigenlijk niets in zich opnamen,
naar de boomtoppen, die langs den Singel
wuivend heen en weer bewogen. Zoo ging het
niet langer. Dag aan dag, week aan week, de
eene keer meer, de andere keer minder,
doch ze zag best hoe Frans er ouder leed, hoe
slecht bij er uit ging zien, hoe zenuwachtig
hij werd, en dan telkens weer geplaagd
door die zware hoofdpijnen. O, hoè anders
hadden zij zich hun huwlijk voorgesteld; hoe
dankbaar hadden ze zijn benoeming ontvan
gen, die hen in staat stelde te trouwen, een
eigen home in te richten, waarnaar vooral hij
die jong reeds zijn ouders verloren had, zpo
had gehunkerd en verlangd. En nu 't kon
ook zoo mooi zijn. Ze hielden zoo zielsveel
van elkander, zijn vak en de studie was hem
lief, als nu die ellendige jongens hem
maar niet zoo treiterden. En waarom deden
ze het in hemelsnaam? Wat hadden ze er
aan? Uilskuikens waren' het, die het eene
schaap volgden, dat over den dam liep. En
uit alle verhalen, die Frans haar deed, merk-,
te ze best, dat het eene schaap van Holster
was.
Haar vuisten balde ze onwillekeurig. O,
haten bon ze ze, haten, die jongens, al besef
ten ze misschien- niets eens, hoeveel kwaad ze
deden. Wat voor hen een grapje, een tijdver
drijf: was, was voor een andier een levenskwes
tie.
Lang bleef ze zoo zitten, de oogen op één
punt gevestigd, toen stond ze in eens op,
een vastbesloten trek om den mond.
„Ik doe het," prevelde zij zacht, ,,'t Is ge
vaarlijk, gewaagd, ik wéét het. maar ik doe
het. Zóó kan het ook nipt lang meer duren
Den volgenden- Zaterdagmiddag, toen de
werkster die dien halven dag er was om
het dagmeisje door het ruwe werk heen te hel
pen, klaar stond om naar huis te gaan, riep
Suze haar even binen. „O ja, vrouw Stoop,
je nicest nog even naar Von Holster gaan en
vragen, of de jongeheer vanavond tusschen
acht en negen uur bij mijnheer wou komen. Er
behoeft geen boodschap terug: 't zal wel goed
zijn."
Vrouw Stoop vertrok, de teerling was ge
worpen 1 Als Frans nu maar bijtijds naar die
vergadering ging; 't zou wel toevallig zijn,
als hij zich nu 'verlaten zou.
Ze loosde een zucht van verlichting, toen
hij tegen achten het huis verliet, en ze hem
nog even nastaarde. Nu gauw, voor Anna de
boodschappen' opschrijven, dan was die ook
chef getrouwd was. Maar evenals vroeger,
toen ze nog thuis waren, bleven ze ook nu
precies staan op de plaats waar men ze neer
gezet had en zij dachten niet verder. En haar
familie was daar tevreden meede Georgien
tjes zijn verzorgd,
.Met Belhamel echter was het wat anders.
Belhamel was dè gewonde plek, die men niet
mocht aanroeren. Grootmama ontweek een
antwoord te geven als men haar vroeg naar
Belhamel, Op Grootmama's frissche gezicht
kwam plotseling een uitdrukking van verdriet
wanneer men den naam van haar oudste
kleindochter noemde.
En daarom had Onnut geen moed naar
haar lievelingszuster te vragen. Zij schreef
haar 'wel dikwijls en telkens weder, maar
Belhamel verwees haar naar haar brieven
aan Grootmama. Daarin stonden niets dan
feiten. Dat zij 't aan dit of dat theater niet
had kunnen uithouden en weer verder moest
zoeken totdat zij eindelijk 't rechte gevonden
had. Men moest maar niet bij haar aandrin
gen en haar niets vragen. Zachtjes liep On
nut om Grootmama heen. Het was vaak of zij
spreken wou, maar dan hield zij haar mond
dicht en liep lachend weg.
„Wat heeft dat dwaze ding toch?" vroeg
Grootmama zich af, „er is bepaald iets bij
zonders
Zij verlangde dat baar een blik gegund
werd in het hart van haar lieveling. Het gaf
haar een onbehagelijk gevoel.
„Als er maar niet een dwaasheid achter
steekt als m'n Oüutje ook maar niet bij
het tooneel wil," zei ze tot haar vriendin Cas-
sale» „De kenteekens zijn er."
't Was of Onutje's hart van dag tot dag
van den vloer.
En nu zat ze alleen, met bonzend hart. Wat
was ze begonnen? Zich mengen in Frans zijn
aangelegenheden, wat ze nooit had willen
doen. Als alles nu verkeerd ging, anders lie®
dan ze gedacht had, als het bleek, dat ze zich
vergist had, wat dan? Dan zou hij het
recht hebben haar te verwijten, te
Ring ging de bel over.
Ze kromp ineen. Waar was haar moed nu?
Zwaar als lood schenen haar beenen, toen ze
naar de deur ging.
„Mevrouw, is Mijnheer thuis?"
Ze knikte slechts, terwijl hij binnentrad,
een jong envan 16 jaar nog grooter dan zij
zelf.
„Zal ik u maar voor gaan?" zei ze zacht en
liet hem in de huiskamer, waar ze hem een
stoel aanbood, én toen, tegenover hem, aan
tafel, plaats nam. Als nu dat lastig hrok
brok maar uit haar keel weg was; de jongen
keek haar al verwonderd aan, zien misschien
in stilte verbazend, dat hij niet dadelijk bo
ven, bij Mijnheer, gelaten werd.
Ze bedwong zich tenslotte, en zag hem aan.
„Neen", zpi ze, „mijnheer niet, ik".
„U is zeker van Holster?"
„Ja Mevrouw, Mijnheer had om me ge
stuurd?'
„U?" Ongeloovig keek hij haar in 't ge
zicht
„Ja, ik; mijn bedoeling was zelfs, dat Mijn
heer er niets van te weten kwam."
Ze richte zich overeind, de handen steunen
de op het tafelblad, en ging op zachten toon
voort: „Ik heb u hier laten komen, om U een
verzoek te doen. Maar eerst een vraag: is U
er eigenlijk U zelf van bewust, dat U bezig is,
een mensch, neentwee menschen, die u niets
misdaan hebben^ ongelukkig te maken? Ik
weet, dat mijn man geen goede orde heeft in
de klas, doch dat dit hoofdzakelijk te wijten
is aan één, omdat deze ééne een overwicht
over de anderen heeft, omdat ze hem navol
gen, hem dan een held vinden, en dan is het
zoo verleidelijk' nietwaar, die macht te beproe
ven en dat tev ieren, tegenover den leeraar
voor de klas."
Een vlammend rood verspreidde zich over
het gezicht tegenover haar, ze zag duidelijk
dat hij haar begreep.
„Kimt ge u eens indenken hoe het zijn zou,
als ge Uw vader of een broer zoo eens voor
een klas jongens zag staan, tegengewerkt en
gesard. Och, denkt je dat eens even inhoe
je Moeder als hij'thuis komt, reeds angstig
naar zijn gezicht zal spiedenhoe elke vrije
avond al vergald wordt door de gedachte
aan den1 naderenden dag. O, verontwaar
diging en smart trilden in haar stem, haar
zelfbeheerschmg dreigde haar in den steek te
laten„als jullie 't eens wisten en 't begre
pen! Doch 't eene is misschien al even erg
als het andere." ze wist zelf niet welk een
oneindige bitterheid er in haar stem klonk
„of hij over drie maanden bedanken moet
door mijn toedoen, of naar een gesticht ge
bracht want dien kant gaat het uit."
De jongen was bij haar laatste woorden
opgesprongen, en nog vóór ze geëindigd
had, werd haar hand gegrepen, en knelden
de vingers zich met mannenkracht om de ha
re.
„Mevrouw!" het klonk haperend, ge
smoord: „denkt U dat nooit; ik ben geen
schurk!" Zijn hartstocht gaf haar de kalmte
terug.
„Dat weet ik, Van Holster. Mijn man zei,
dat je een duivel voor hèm was, maar eerlijk,
en een goed kameraad voor de anderen. Dat
heeft me de moed gegeven, je te laten komen.
Hoè groot het waagstuk was, begin ik nu
eigenlijk pas te beseffen. Je hebt mijn toe
komst in je hand; je kimt mijn man onmoge
lijk maken, door mijn schuld, en wat zullen
luider klopte en- haar bogen vroolijker straal
den.
En eens op een avond, toen Grootmama en
Mademoiselle een spelletje deden, vloog On
nut, die met de anderen goeden nacht had ge
zegd, plotseling de kamer weer binnen. Zon
der een Woord te spreken legde ze een inge
bonden boekje voor Grootmama neer en een
couvert. En even snel als zij gekomen was, liep
zij weer weg.
Mama Grossi echter las de woorden met
groote letters op het couvert geschreven:
„Voor Reebach". En toen' zij den brief open
deed, gleed er een bankbiljet van duizend
mark in haar hand.
En op het boekje stond met vergulde let
ters:
MEILE.
De Geschiedenis van een gelukkige.
door
U. von Reebach.
In het vertrek heerschte plechtige stilte. Het
boek werd om en om gedraaid. Herhaalde
pogingen om te lezen mislukten steeds weer,
daar de oogen nietegenstaande den bril ge
heel en al hun dienst weigerden
„Cassaletje," zei Grootmama Grossi „dat
is nou de allergrootste vreugde in m'n leve".
Dat was dus het groote geheim, dat Onnut
als dien tijd met zich omgedragen had. Zij
had Grootmama willen verrassen. En wat
deze ook zei, hoe zeer zij er zich tegen: ver
zette. Onnut stond de geheele opbrengst van
dan de gevolgen voor mij zijn?"
Ze zag hem vol aan; toen lichtte een glim
lach over haar gezicht, terwijl ze hem de an
dere hand toestak:
„Mevrouw!" klonk het vastberaden. „U
hebt U niet vergist. Wilt U mij vergeven 1 Ik
zweer U
Ze wenkte even.
„Zweer niet, Van Holster. De strijd zal je
moeilijk genoeg gemaakt worden. Zich- een
koning te weten, is een machtig gevoel, en de
verleiding is groot, om die macht te toonen.
En wat zullen de anderen zeggen, als je hou
ding ineens zoo verandert ten opzichte van
mijn man!"
„Daar heb ik toch geen rekenschap van te
géven?"
„Dan dank ik je, Van Holster." Eenvoudig
als vanzelf sprekend, wendde ze zich naar de
deur, ten teeken dat ze het gesprek als ge
ëindigd beschouwde. „En hetgeen ik je ge
zegd heb
„Blijft een geheim tusschen ons beiden.
Mevrouw.. Ik zweer niet meer, doch als ik
dit zeg, kunt U er van op aan."
Bij de voordeur gekomen, legde ze nog
even een hand op zijn schouder.
„Van Holster, je bent nu nog jong, maar
er kan een tijd komen, dat je méér lijdt on
der hetgeen iemand aangedaan wordt, die je
liefhébt, dan om eigen verdriet. Dan zul je
mij begrijpen, en hoe ik tót dit uiterste mid
del gekomen, ben."
Toen de onbezorgde, vroolijke jongen
langs de stille Singelgracht huiswaarts keer
de, voelde hij zich zeldzaam ontroerd. Hij
dacht aan het blonde meisje, met de lichtblau
we strikken aan de dikke vlechten, dat vóór
hem in de klas zat, en waar hij, in zijn
overmoedig hart, een groote, stille vereering
voor koesterde. Als iemand het toch eens
waagde, haar éénig leed te doen, of ook maar
een haar te krenken. En dan zag hij de
jonge Mevrouw Bonders voor zich staan, die
misschien slechts een jaar of zes ouder was,
met trillende lippen, en oogen, die slechts
met moeite de brandende tranen terugdron
gen, en de vuisten kneep hij samen van
schaamte en berouw.
Met een dankbaar hart mérkte Suze al
gauw, hoe Frans weer een ander mensch
werd, doordat er een andere geest in de klas
heerschte'; en ze glimlachte, als hij beweerde,
dat hij toch gelijk had gehad, met in Van.
Holster een goeae kern te erkennen, die zich
eenmaal ook ten opzichte van hèm moest
openbaren. Waardoor wist hij eigenlijk zelf
niet, doch het scheen toch, dat hij hem had
weten te vatten, en nu behoorden de lesuren
in dè derde klasse tot de prettigste.
En datzelfde glimlachje speelde om haar
mond als ze, gearmd met Frans, haar nieu
wen vriend tegenkwam, over wiens gezicht
dan, bijna onmerkbaar, een trek van stille
verstandhouding gleed.
BINNENLAND.
Gemengd nieuws.
UIT HEERHUGOWAARD.
Door de pas gestichte coöperatieve malerij
„De goede verwachting" werd een algemee
ne ledenvergadering gehouden in het lokaal
van den heer Pijper. Voorzitter de heer P.
Kant. Secretaris de heer P. Blauw. Op het
convocaat was nu o. m. vermeld, dat door
den heer H. G. Dorhout een inleiding zou
worden gehouden over de wenschelijkheid
van aansluiting bij de Zeeuwsche Superphos-
phaatfabriek. Aangezien echter dè heer Dor
hout voor dit doel naar St. Pancras was ge
roepen, trad in deze vergadering op de heer
R. Visser, van Berkhout, d'ie het nemen van
aandeden bepleitte, daarbij wijzende op het
groote voordeel een eigen fabriek te hebben;
haar werk af voor Reebach.
„Grootmama," smeekte zij, „laat mij toch
begaan, ik heb zoo dikwijls gedroomd, dat ik
uit mijn ouderlijk huis vandaan moest dat
zou ik besterven.
„Wie zou dat 'dacht hebbe, Cassaletje",
zei Mama Grossi, toen ze aan tafel zaten,
„dat het onze Onnut zou wezen, die nog het
meeste dpet voor Reebach
„Nu, de helft komt toch van Hesperus," zei
Krab, „want hij heeft alle taalfouten gecor-.
rigeerd en het zakenwerk allemaal op zich ge
nomen."
„Maar Krab, hoe kun je
De onderwijzer had een vuurroode kleur
gekregen.
„Ja, jij bent veel te bescheiden, ik moet al
tijd voor je optreden."
„Daar heb je volkomen gelijk in," knikte
Onnut haar zuster toe, „ik zou mijn „Meile"
geen uitgever gevonden hebben Herperus er
niet geweest was."
„En met al je taalfouten", volhardde
Krab.
,,Jem oet niét vergeten wijfje", zei Hesperus
„dat het werk zelf de hoofdzaak is. Ik kan
niets corrigeerem en geen uitgevers bezorgen
als het werk niet voorhanden is".
„Hoor'jull'ie hu wel hoe bescheiden hij weer
is," bromde Krab, „hij zet zijn licht altijd on
der de korenmaat."
„Ja, dat mag jou niet toelaten Krab", zei
Grootmama. „Dat hij zijn uiterlijk zoo feron-
aebtzaamt mag je ook niet goed vinde. Je man
is toch wel een boord en een das waard?"
Hesperus werd zeer verlegen.
„Wij aten thuis in onze hemdsmouwen",
stotterde hij, ,,'t was wel heel eenvoudig bij
immers de te plaatsen aandeden in Noord-
Holland geven dit gewest recht op 2 leden in
het bestuur en bij het nemen van 5000 aan
deelen a 15 zal Noord-Holland geheel op
voet van gelijkheid met Zeeland komen te
staan. De Bond heeft dan ook bereids 1000
aandeelen genomen en spr.twijfelde er niet
aan, of de 5000 aandeelen worden gereedelijk
geplaatst. Na deze korte inldding werd' de
vergadering in de gelegenhdd gesteld vragen
tot den spreker te richten, ten einde die in
lichtingen te ontvangen, welke men wenscht
Hiervan werd een ruim gebruik gemaakt en
de heer Visser mag zich verheugen in het
met algemeene stemmen genomen besluit, dat
„De Goede Verwachting" geheel op zijn ad
vies ingaat én besloot tot het nonen van 200
aandeelen. Meende de voorzitter den heer
Visser met dit resultaat te mogen feliciteeren,
deze geloofde de vereeniging te mogen ge-
lukwenschen met dit besluit, aangezien spr.
van de onderneming zeer veel goeds ver
wacht.
Door den voorzitter werden eenige medè-
deelingen gedaan omtrent reeds betrokken en
aangevraagde veevoeder. Met het oog op de
schaarschte van sommige artikelen, meende
hij eenzijdige voedering ten zeerste te moeten
ontraden. Aangezien hier minder goed over
opslagruimte is te beschikken, zal het be
stuur zich met een verzbek wenden tot de
malerij te Opmeer. De heer A. Schroder te
Hensbroek werd aan de inkoop-commissie
toegevoegd.
Hierop volgde een tamelijk breedvoerig de
bat over de vraafg hoe in de noodige finan
ciën te vóórzien. In hoofdzaak liep het debat
over de vraag of men geld zal opnemen on
der borgstelling door alle leden geteekend,
of dat een obligatieleening zal worden uitge
schreven. Besloten werd met 22 tegen 4 st.
tot het eerste, zoodat het bestuur de opdracht
ontving hierin te voorzien. Wat bedrijfskapi
taal aanbelangt ontving het bestuur machti
ging, welke met algemeene stemmen werd
verleend, om met een. bankinstelling in reke
ning-courant te gaan tot een bedrag van
40.000.
Vèrvolgens kreeg de heer A. C. Cramer, ar
chitect te Hoorn, gelegenheid aan dè vergade
ring voor te leggen en toe te lichten de
bouwplannen voor de malerij. Ons bestek
laat niet toe hier uitvoerig over uit te wei
den, doch we meenen te mogen zeggen, dat
deuitlegging en verklaring der teekeningefl
en de. bantwoording der tot hem gerichte
vragen door den heer Cramer de aanwezigen
een helder inzicht heeft gegeven van wat
men zal kunnen krijgen voor zijn geld Nar
tuurlijk viel de geraamde som voor den bouw
uoodig eenige duizenden uit de hand, wat
aanleiding gaf tot breedvoerige bespreking,
tot voorstellen tot bezuiniging, tot de vraag
zelfs(kan de bouw nog niet wat worden uit
gestelei? Hiertoe besloot men voorloopig
wat betreft den bouw van een directeurswo
ning, terwijl een dubbele arbeiderswoning
op 'u duizend gulden minder werd geraamd
en omtrent een buiten-elevater een afwach
tende houding zal worden aangenomen. Op
den bouw en inrichting der fabriek zelf
meende men niet te moeten bezuinigen, hoe
wel verklaard werd, dat de ruime begrooting
niet te krap is genomen. Met algemeene stem
men werd aan het bestuur voor den bouw,
inrichting enz. een crediet verleend tot hoog
stens .50.000.
Na rondvraag, waarbij nog enkele zaken
ter sprake kwamen, sloot de voorzitter een
half uur na middernacht de vergadering.
UIT HOORN.
De heeren B Schermer en E. J. M. Stum-
pel, beiden R.-K., zijn bij candidaatstelling
gekozen tot leden van den gemeenteraad.
ons thuis".
„Dat is geen schande," viel Grootmama
'Grossi hem in de rede, „wij hadden ook geen
tafellake bij ons in 't Heerestraatje. Maar la
ter alsrn en er een heeft dan moet er zich
een beetje naar voegen
„De wereld is een blijspel verklaarde Ma
ma Grossi 's avonds bij het naar bed gaan.
„Hesperus liekt mij iemand, die zich ge
plaatst heeft tusschen de hemelsche en aard-
sche liefde. De eene zorgt voor zijn welbehn-
gelijkheld, de ander voor zijn zielevoedsd.
Heb je niet zien Cassale, hoe hij luiert als hij,
bij zijn Krabje zit? Maar als Onnut er bij is
dan is zijn rug zoo recht als een kaars. Dat
kindDat kindDen halven nacht verheug ik
me op die hongerige ooge, die vrage en nooit
genoeg kriege."
•Twee kunstenaarszielen hadden elkaar ge
vonden in Grootmoeder en kleindochter.
En Mama Grossie babbelde voort: „Je
moet wete, ik heb altijd wel begrepe dat er ,wat
in jou steekt, maar ik was bang dat het voor
het tooneèl zou zijn je weet niet Onnut
hoe mij dat 'drukt hoeft als een zware last".
„En Belhamel dan," wou Onnut tegenwer
pen.
„Die kan zich zelf helpen", viel Grootma
ma haar in de rede, „die zou ongelukkig zijp
als ze niet werkzaam was die groeit in
'sleVens strijd, jou zou er in te gronde gaan.
Met allé vezeltjes ben je aan je geboortegrond
gehecht. Je zult misschien je leve lang een
arm dichteresje blieve, net als je vroeger op
je dakkamertje zat want je hebt geen eer
zucht, geen energie. Maar als je maar tevre-
de ben, dat is de'hoofdzaak
Wordt vervolgd.
A1SCF
COURANT,