VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. tso. m Broodvoorziening. Ons slot Reebach. Honderd en achttiende jaargang. 1916 Monnemenlsfriis por 3 maaufai 11.—. fr. p. past f 1.25. ZATERDAG Adyertentieprtoct. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en /Handelsdrukkerij v.h. HERIRs. COSTER 4 ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3. 29 JULI Hoog spel FEUILLETON. Met 20 ct. oorïogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden. De BURGEMEESTER der gemeente ALK MAAR brengt hiermede ter kennis van be- Unghebbenden dat, de eerstvolgende' verwisseling van BROOD- en MEELKAARTEN zal plaats hebben op MAANDAG 31 JULI a.s., in het Bureau voor Levensmiddelenvoorziening, LIMMERHOEK 8, alhier, welk Bureau daar toe dien dag geopend zal zijn van 9—1 en van 25 uur; dat op dien dag aan Bakkers en Meelhan delaren GEEN MEEL zal kunnen worden verstrekt; en .dat NIEUWE AANVRAGEN om BRQOD- •n MEELKAARTEN dagelijks kunnen ge schieden door hoofden van gezinnen, van 9 tot 1 uur, aan voormeld Bureau. Alkmaar, 27 Juli 1916. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. IIINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene ken nis, dat zij bij hun besluit van heden vergun ning hebben verleend aan de firma A. KUS- TERS, aldaar, tot het uitbreiden van hare drukkerij, door het bijplaatsen van een elec- tro-motor van 4 P.K., dienende tot het drij ven van drukpersen, in het perceel Ramen, Wijk B, No. 1. Alkmaar, den 28én Juli 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. door T, BRINGREVE. ((Nadruk verboden). De huissleutel knarstte in het slot: de jon ge vrouw, die bezig was de koffietafel klaar te maken, hief luisterend het hoofd op. Drif tige passen deden zich hooren, dan een bons door het neerzetten van* den parapluie in den standaard; een moedelooze trek gleed over haar gelaat. Toch klonk den binnentredende een opgewekte groet tegen „Dag Frans", „Bonjour". Haar wang werd vluchtig be roerd. „Kunnen we meteen gaan koffiedrin ken? Ik heb liet een en ander na te zien!" „Best". Ze schoof zijn stoel bij tafel, en schonk hem een kop koffie in. Then ging zè tegenover hem zitten, ^afwachtend, niets vra gend. Nerveus beboterde hij het voor hem liggen de sneetje brood, doch ineens liet hiji het mes rusten. „Ellendelingen zijn het", barstte hij los, nog op gedempten toonde huizen waren zoo ge- hoorig, en de meid en de buren1 zoo nieuws gierig. „Was 't zoo erg, Frans?" vroeg ze zacht. „Zóó erg!" bij lachte kort, „niet erger dan anders, Suus, doch ééns loopt de maat over. En het beroerde is, dat juist door een kleinig heid alles in de* war kan loopen. Je staat voor je klas, jev oelt en je merkt dat je de jongens er in hebt, dat je ze boeit; je ziet hun gezich ten met belangstelling voor het onderwerp naar je opgeheven, maar dan begint er één, natuurlijk de stomste, te brommen of te schuivelen. En dan is het mis! Dat electri- seert de anderen, ze denken dadelijk: hè ja, waarvoor zitten we hier ook weer? Toch niet Roman naar 't Duitsch, door HERMINE VILLINGER. 17) Zij ging de kamer uit, maar kwam dadelijk weer binnstormen met hoogroode wangen en alle kenteekenen van opgewondenheid. „Grootmama, Grootmama, Ernestine wil geen toetje maken; als het een baron was, zegt ze, was het wat anders," maar voor een schoolmeester doet ze het niet!" Allen lachten hartelijk, Grootmama tastte in haar zak. „Ik zal haar beetje vleie, onze ruwerd," i iesperus hing zijn onderwijzersbetrekking aan den kapstok en betrok met zijn jonge vrouw de verlaten vertrekken, die mijnheer en mevrouw Von Reebach vroeger gebruikt had- den. 1 'ij legde zich geheel op het boerenbedrijf toe men zag het jonge paar alleen aan' tafel, waar zij nergens anders praatten dan over vruchten en bijenteelt. Van hun werk nu al leen hing het behoud van hun geliefde Ree bach af. I n zij arbeidden in den waren zin van liét-woord in het zweet huns aanschijns. Belhamel, die eerst zoo vol vertrouwen be loofd had de geheele schuld af te betalen, de Georgientjes, die haar hulp hadden toegezegd allen lieten het ouderlijk huis in densteek. Ofschoon, men van deze laatsten wist dat 't haar uitstekend ging en dat de oudste der Georgientjes zelf met den zoop van haar om te leeren, of om op te letten, maar om ie mand het leven zoo zuur mogelijk te maken, te bederven." Suus knikte, als instemmend^ bij zichzelf denkend, dat het gelukkig was, dat hij zich maar uitsprak, dat kalmeerde ten slotte het meeste. „Daar heb je Van Holster 1 Als ik niet zijn leeraar was, zou ik misschien met den jon gen dweepen, geestig, kerngezond en hulp vaardig voor de anderen. Eerlijk ook in zijn werk, geen> knoeier; waarom dan een d'uivel voor zijn leermeesters? Als iemand zijn vader eens zoo tartte, hij; zou hem misschien naar de keel vliegen, doch men schijnt te den ken, dat leeraren en onderwijzers tot een an der ras behooren, dat het een soort van le vensdoel moet zijn, hen te sarren, het leven te vergallen. Laatst nota bene," hij glim lachte, en 't was bijna weer de oude humoris tische glimlach van vroeger, „hoorde col lega van Blom hem tegen een kameraad zeg gen: Nou, die Frans Bonders kan toch wel best les gevenik heb me vandaag eens kalm gehouden, en hij viel me waarachtig bar mee. Toen Suus 's middags naar boven gegaan was, om zich te kleeden, zat ze eerst langen tijd peinzend voor het raam, en tuurde met oogto, die eigenlijk niets in zich opnamen, naar de boomtoppen, die langs den Singel wuivend heen en weer bewogen. Zoo ging het niet langer. Dag aan dag, week aan week, de eene keer meer, de andere keer minder, doch ze zag best hoe Frans er ouder leed, hoe slecht bij er uit ging zien, hoe zenuwachtig hij werd, en dan telkens weer geplaagd door die zware hoofdpijnen. O, hoè anders hadden zij zich hun huwlijk voorgesteld; hoe dankbaar hadden ze zijn benoeming ontvan gen, die hen in staat stelde te trouwen, een eigen home in te richten, waarnaar vooral hij die jong reeds zijn ouders verloren had, zpo had gehunkerd en verlangd. En nu 't kon ook zoo mooi zijn. Ze hielden zoo zielsveel van elkander, zijn vak en de studie was hem lief, als nu die ellendige jongens hem maar niet zoo treiterden. En waarom deden ze het in hemelsnaam? Wat hadden ze er aan? Uilskuikens waren' het, die het eene schaap volgden, dat over den dam liep. En uit alle verhalen, die Frans haar deed, merk-, te ze best, dat het eene schaap van Holster was. Haar vuisten balde ze onwillekeurig. O, haten bon ze ze, haten, die jongens, al besef ten ze misschien- niets eens, hoeveel kwaad ze deden. Wat voor hen een grapje, een tijdver drijf: was, was voor een andier een levenskwes tie. Lang bleef ze zoo zitten, de oogen op één punt gevestigd, toen stond ze in eens op, een vastbesloten trek om den mond. „Ik doe het," prevelde zij zacht, ,,'t Is ge vaarlijk, gewaagd, ik wéét het. maar ik doe het. Zóó kan het ook nipt lang meer duren Den volgenden- Zaterdagmiddag, toen de werkster die dien halven dag er was om het dagmeisje door het ruwe werk heen te hel pen, klaar stond om naar huis te gaan, riep Suze haar even binen. „O ja, vrouw Stoop, je nicest nog even naar Von Holster gaan en vragen, of de jongeheer vanavond tusschen acht en negen uur bij mijnheer wou komen. Er behoeft geen boodschap terug: 't zal wel goed zijn." Vrouw Stoop vertrok, de teerling was ge worpen 1 Als Frans nu maar bijtijds naar die vergadering ging; 't zou wel toevallig zijn, als hij zich nu 'verlaten zou. Ze loosde een zucht van verlichting, toen hij tegen achten het huis verliet, en ze hem nog even nastaarde. Nu gauw, voor Anna de boodschappen' opschrijven, dan was die ook chef getrouwd was. Maar evenals vroeger, toen ze nog thuis waren, bleven ze ook nu precies staan op de plaats waar men ze neer gezet had en zij dachten niet verder. En haar familie was daar tevreden meede Georgien tjes zijn verzorgd, .Met Belhamel echter was het wat anders. Belhamel was dè gewonde plek, die men niet mocht aanroeren. Grootmama ontweek een antwoord te geven als men haar vroeg naar Belhamel, Op Grootmama's frissche gezicht kwam plotseling een uitdrukking van verdriet wanneer men den naam van haar oudste kleindochter noemde. En daarom had Onnut geen moed naar haar lievelingszuster te vragen. Zij schreef haar 'wel dikwijls en telkens weder, maar Belhamel verwees haar naar haar brieven aan Grootmama. Daarin stonden niets dan feiten. Dat zij 't aan dit of dat theater niet had kunnen uithouden en weer verder moest zoeken totdat zij eindelijk 't rechte gevonden had. Men moest maar niet bij haar aandrin gen en haar niets vragen. Zachtjes liep On nut om Grootmama heen. Het was vaak of zij spreken wou, maar dan hield zij haar mond dicht en liep lachend weg. „Wat heeft dat dwaze ding toch?" vroeg Grootmama zich af, „er is bepaald iets bij zonders Zij verlangde dat baar een blik gegund werd in het hart van haar lieveling. Het gaf haar een onbehagelijk gevoel. „Als er maar niet een dwaasheid achter steekt als m'n Oüutje ook maar niet bij het tooneel wil," zei ze tot haar vriendin Cas- sale» „De kenteekens zijn er." 't Was of Onutje's hart van dag tot dag van den vloer. En nu zat ze alleen, met bonzend hart. Wat was ze begonnen? Zich mengen in Frans zijn aangelegenheden, wat ze nooit had willen doen. Als alles nu verkeerd ging, anders lie® dan ze gedacht had, als het bleek, dat ze zich vergist had, wat dan? Dan zou hij het recht hebben haar te verwijten, te Ring ging de bel over. Ze kromp ineen. Waar was haar moed nu? Zwaar als lood schenen haar beenen, toen ze naar de deur ging. „Mevrouw, is Mijnheer thuis?" Ze knikte slechts, terwijl hij binnentrad, een jong envan 16 jaar nog grooter dan zij zelf. „Zal ik u maar voor gaan?" zei ze zacht en liet hem in de huiskamer, waar ze hem een stoel aanbood, én toen, tegenover hem, aan tafel, plaats nam. Als nu dat lastig hrok brok maar uit haar keel weg was; de jongen keek haar al verwonderd aan, zien misschien in stilte verbazend, dat hij niet dadelijk bo ven, bij Mijnheer, gelaten werd. Ze bedwong zich tenslotte, en zag hem aan. „Neen", zpi ze, „mijnheer niet, ik". „U is zeker van Holster?" „Ja Mevrouw, Mijnheer had om me ge stuurd?' „U?" Ongeloovig keek hij haar in 't ge zicht „Ja, ik; mijn bedoeling was zelfs, dat Mijn heer er niets van te weten kwam." Ze richte zich overeind, de handen steunen de op het tafelblad, en ging op zachten toon voort: „Ik heb u hier laten komen, om U een verzoek te doen. Maar eerst een vraag: is U er eigenlijk U zelf van bewust, dat U bezig is, een mensch, neentwee menschen, die u niets misdaan hebben^ ongelukkig te maken? Ik weet, dat mijn man geen goede orde heeft in de klas, doch dat dit hoofdzakelijk te wijten is aan één, omdat deze ééne een overwicht over de anderen heeft, omdat ze hem navol gen, hem dan een held vinden, en dan is het zoo verleidelijk' nietwaar, die macht te beproe ven en dat tev ieren, tegenover den leeraar voor de klas." Een vlammend rood verspreidde zich over het gezicht tegenover haar, ze zag duidelijk dat hij haar begreep. „Kimt ge u eens indenken hoe het zijn zou, als ge Uw vader of een broer zoo eens voor een klas jongens zag staan, tegengewerkt en gesard. Och, denkt je dat eens even inhoe je Moeder als hij'thuis komt, reeds angstig naar zijn gezicht zal spiedenhoe elke vrije avond al vergald wordt door de gedachte aan den1 naderenden dag. O, verontwaar diging en smart trilden in haar stem, haar zelfbeheerschmg dreigde haar in den steek te laten„als jullie 't eens wisten en 't begre pen! Doch 't eene is misschien al even erg als het andere." ze wist zelf niet welk een oneindige bitterheid er in haar stem klonk „of hij over drie maanden bedanken moet door mijn toedoen, of naar een gesticht ge bracht want dien kant gaat het uit." De jongen was bij haar laatste woorden opgesprongen, en nog vóór ze geëindigd had, werd haar hand gegrepen, en knelden de vingers zich met mannenkracht om de ha re. „Mevrouw!" het klonk haperend, ge smoord: „denkt U dat nooit; ik ben geen schurk!" Zijn hartstocht gaf haar de kalmte terug. „Dat weet ik, Van Holster. Mijn man zei, dat je een duivel voor hèm was, maar eerlijk, en een goed kameraad voor de anderen. Dat heeft me de moed gegeven, je te laten komen. Hoè groot het waagstuk was, begin ik nu eigenlijk pas te beseffen. Je hebt mijn toe komst in je hand; je kimt mijn man onmoge lijk maken, door mijn schuld, en wat zullen luider klopte en- haar bogen vroolijker straal den. En eens op een avond, toen Grootmama en Mademoiselle een spelletje deden, vloog On nut, die met de anderen goeden nacht had ge zegd, plotseling de kamer weer binnen. Zon der een Woord te spreken legde ze een inge bonden boekje voor Grootmama neer en een couvert. En even snel als zij gekomen was, liep zij weer weg. Mama Grossi echter las de woorden met groote letters op het couvert geschreven: „Voor Reebach". En toen' zij den brief open deed, gleed er een bankbiljet van duizend mark in haar hand. En op het boekje stond met vergulde let ters: MEILE. De Geschiedenis van een gelukkige. door U. von Reebach. In het vertrek heerschte plechtige stilte. Het boek werd om en om gedraaid. Herhaalde pogingen om te lezen mislukten steeds weer, daar de oogen nietegenstaande den bril ge heel en al hun dienst weigerden „Cassaletje," zei Grootmama Grossi „dat is nou de allergrootste vreugde in m'n leve". Dat was dus het groote geheim, dat Onnut als dien tijd met zich omgedragen had. Zij had Grootmama willen verrassen. En wat deze ook zei, hoe zeer zij er zich tegen: ver zette. Onnut stond de geheele opbrengst van dan de gevolgen voor mij zijn?" Ze zag hem vol aan; toen lichtte een glim lach over haar gezicht, terwijl ze hem de an dere hand toestak: „Mevrouw!" klonk het vastberaden. „U hebt U niet vergist. Wilt U mij vergeven 1 Ik zweer U Ze wenkte even. „Zweer niet, Van Holster. De strijd zal je moeilijk genoeg gemaakt worden. Zich- een koning te weten, is een machtig gevoel, en de verleiding is groot, om die macht te toonen. En wat zullen de anderen zeggen, als je hou ding ineens zoo verandert ten opzichte van mijn man!" „Daar heb ik toch geen rekenschap van te géven?" „Dan dank ik je, Van Holster." Eenvoudig als vanzelf sprekend, wendde ze zich naar de deur, ten teeken dat ze het gesprek als ge ëindigd beschouwde. „En hetgeen ik je ge zegd heb „Blijft een geheim tusschen ons beiden. Mevrouw.. Ik zweer niet meer, doch als ik dit zeg, kunt U er van op aan." Bij de voordeur gekomen, legde ze nog even een hand op zijn schouder. „Van Holster, je bent nu nog jong, maar er kan een tijd komen, dat je méér lijdt on der hetgeen iemand aangedaan wordt, die je liefhébt, dan om eigen verdriet. Dan zul je mij begrijpen, en hoe ik tót dit uiterste mid del gekomen, ben." Toen de onbezorgde, vroolijke jongen langs de stille Singelgracht huiswaarts keer de, voelde hij zich zeldzaam ontroerd. Hij dacht aan het blonde meisje, met de lichtblau we strikken aan de dikke vlechten, dat vóór hem in de klas zat, en waar hij, in zijn overmoedig hart, een groote, stille vereering voor koesterde. Als iemand het toch eens waagde, haar éénig leed te doen, of ook maar een haar te krenken. En dan zag hij de jonge Mevrouw Bonders voor zich staan, die misschien slechts een jaar of zes ouder was, met trillende lippen, en oogen, die slechts met moeite de brandende tranen terugdron gen, en de vuisten kneep hij samen van schaamte en berouw. Met een dankbaar hart mérkte Suze al gauw, hoe Frans weer een ander mensch werd, doordat er een andere geest in de klas heerschte'; en ze glimlachte, als hij beweerde, dat hij toch gelijk had gehad, met in Van. Holster een goeae kern te erkennen, die zich eenmaal ook ten opzichte van hèm moest openbaren. Waardoor wist hij eigenlijk zelf niet, doch het scheen toch, dat hij hem had weten te vatten, en nu behoorden de lesuren in dè derde klasse tot de prettigste. En datzelfde glimlachje speelde om haar mond als ze, gearmd met Frans, haar nieu wen vriend tegenkwam, over wiens gezicht dan, bijna onmerkbaar, een trek van stille verstandhouding gleed. BINNENLAND. Gemengd nieuws. UIT HEERHUGOWAARD. Door de pas gestichte coöperatieve malerij „De goede verwachting" werd een algemee ne ledenvergadering gehouden in het lokaal van den heer Pijper. Voorzitter de heer P. Kant. Secretaris de heer P. Blauw. Op het convocaat was nu o. m. vermeld, dat door den heer H. G. Dorhout een inleiding zou worden gehouden over de wenschelijkheid van aansluiting bij de Zeeuwsche Superphos- phaatfabriek. Aangezien echter dè heer Dor hout voor dit doel naar St. Pancras was ge roepen, trad in deze vergadering op de heer R. Visser, van Berkhout, d'ie het nemen van aandeden bepleitte, daarbij wijzende op het groote voordeel een eigen fabriek te hebben; haar werk af voor Reebach. „Grootmama," smeekte zij, „laat mij toch begaan, ik heb zoo dikwijls gedroomd, dat ik uit mijn ouderlijk huis vandaan moest dat zou ik besterven. „Wie zou dat 'dacht hebbe, Cassaletje", zei Mama Grossi, toen ze aan tafel zaten, „dat het onze Onnut zou wezen, die nog het meeste dpet voor Reebach „Nu, de helft komt toch van Hesperus," zei Krab, „want hij heeft alle taalfouten gecor-. rigeerd en het zakenwerk allemaal op zich ge nomen." „Maar Krab, hoe kun je De onderwijzer had een vuurroode kleur gekregen. „Ja, jij bent veel te bescheiden, ik moet al tijd voor je optreden." „Daar heb je volkomen gelijk in," knikte Onnut haar zuster toe, „ik zou mijn „Meile" geen uitgever gevonden hebben Herperus er niet geweest was." „En met al je taalfouten", volhardde Krab. ,,Jem oet niét vergeten wijfje", zei Hesperus „dat het werk zelf de hoofdzaak is. Ik kan niets corrigeerem en geen uitgevers bezorgen als het werk niet voorhanden is". „Hoor'jull'ie hu wel hoe bescheiden hij weer is," bromde Krab, „hij zet zijn licht altijd on der de korenmaat." „Ja, dat mag jou niet toelaten Krab", zei Grootmama. „Dat hij zijn uiterlijk zoo feron- aebtzaamt mag je ook niet goed vinde. Je man is toch wel een boord en een das waard?" Hesperus werd zeer verlegen. „Wij aten thuis in onze hemdsmouwen", stotterde hij, ,,'t was wel heel eenvoudig bij immers de te plaatsen aandeden in Noord- Holland geven dit gewest recht op 2 leden in het bestuur en bij het nemen van 5000 aan deelen a 15 zal Noord-Holland geheel op voet van gelijkheid met Zeeland komen te staan. De Bond heeft dan ook bereids 1000 aandeelen genomen en spr.twijfelde er niet aan, of de 5000 aandeelen worden gereedelijk geplaatst. Na deze korte inldding werd' de vergadering in de gelegenhdd gesteld vragen tot den spreker te richten, ten einde die in lichtingen te ontvangen, welke men wenscht Hiervan werd een ruim gebruik gemaakt en de heer Visser mag zich verheugen in het met algemeene stemmen genomen besluit, dat „De Goede Verwachting" geheel op zijn ad vies ingaat én besloot tot het nonen van 200 aandeelen. Meende de voorzitter den heer Visser met dit resultaat te mogen feliciteeren, deze geloofde de vereeniging te mogen ge- lukwenschen met dit besluit, aangezien spr. van de onderneming zeer veel goeds ver wacht. Door den voorzitter werden eenige medè- deelingen gedaan omtrent reeds betrokken en aangevraagde veevoeder. Met het oog op de schaarschte van sommige artikelen, meende hij eenzijdige voedering ten zeerste te moeten ontraden. Aangezien hier minder goed over opslagruimte is te beschikken, zal het be stuur zich met een verzbek wenden tot de malerij te Opmeer. De heer A. Schroder te Hensbroek werd aan de inkoop-commissie toegevoegd. Hierop volgde een tamelijk breedvoerig de bat over de vraafg hoe in de noodige finan ciën te vóórzien. In hoofdzaak liep het debat over de vraag of men geld zal opnemen on der borgstelling door alle leden geteekend, of dat een obligatieleening zal worden uitge schreven. Besloten werd met 22 tegen 4 st. tot het eerste, zoodat het bestuur de opdracht ontving hierin te voorzien. Wat bedrijfskapi taal aanbelangt ontving het bestuur machti ging, welke met algemeene stemmen werd verleend, om met een. bankinstelling in reke ning-courant te gaan tot een bedrag van 40.000. Vèrvolgens kreeg de heer A. C. Cramer, ar chitect te Hoorn, gelegenheid aan dè vergade ring voor te leggen en toe te lichten de bouwplannen voor de malerij. Ons bestek laat niet toe hier uitvoerig over uit te wei den, doch we meenen te mogen zeggen, dat deuitlegging en verklaring der teekeningefl en de. bantwoording der tot hem gerichte vragen door den heer Cramer de aanwezigen een helder inzicht heeft gegeven van wat men zal kunnen krijgen voor zijn geld Nar tuurlijk viel de geraamde som voor den bouw uoodig eenige duizenden uit de hand, wat aanleiding gaf tot breedvoerige bespreking, tot voorstellen tot bezuiniging, tot de vraag zelfs(kan de bouw nog niet wat worden uit gestelei? Hiertoe besloot men voorloopig wat betreft den bouw van een directeurswo ning, terwijl een dubbele arbeiderswoning op 'u duizend gulden minder werd geraamd en omtrent een buiten-elevater een afwach tende houding zal worden aangenomen. Op den bouw en inrichting der fabriek zelf meende men niet te moeten bezuinigen, hoe wel verklaard werd, dat de ruime begrooting niet te krap is genomen. Met algemeene stem men werd aan het bestuur voor den bouw, inrichting enz. een crediet verleend tot hoog stens .50.000. Na rondvraag, waarbij nog enkele zaken ter sprake kwamen, sloot de voorzitter een half uur na middernacht de vergadering. UIT HOORN. De heeren B Schermer en E. J. M. Stum- pel, beiden R.-K., zijn bij candidaatstelling gekozen tot leden van den gemeenteraad. ons thuis". „Dat is geen schande," viel Grootmama 'Grossi hem in de rede, „wij hadden ook geen tafellake bij ons in 't Heerestraatje. Maar la ter alsrn en er een heeft dan moet er zich een beetje naar voegen „De wereld is een blijspel verklaarde Ma ma Grossi 's avonds bij het naar bed gaan. „Hesperus liekt mij iemand, die zich ge plaatst heeft tusschen de hemelsche en aard- sche liefde. De eene zorgt voor zijn welbehn- gelijkheld, de ander voor zijn zielevoedsd. Heb je niet zien Cassale, hoe hij luiert als hij, bij zijn Krabje zit? Maar als Onnut er bij is dan is zijn rug zoo recht als een kaars. Dat kindDat kindDen halven nacht verheug ik me op die hongerige ooge, die vrage en nooit genoeg kriege." •Twee kunstenaarszielen hadden elkaar ge vonden in Grootmoeder en kleindochter. En Mama Grossie babbelde voort: „Je moet wete, ik heb altijd wel begrepe dat er ,wat in jou steekt, maar ik was bang dat het voor het tooneèl zou zijn je weet niet Onnut hoe mij dat 'drukt hoeft als een zware last". „En Belhamel dan," wou Onnut tegenwer pen. „Die kan zich zelf helpen", viel Grootma ma haar in de rede, „die zou ongelukkig zijp als ze niet werkzaam was die groeit in 'sleVens strijd, jou zou er in te gronde gaan. Met allé vezeltjes ben je aan je geboortegrond gehecht. Je zult misschien je leve lang een arm dichteresje blieve, net als je vroeger op je dakkamertje zat want je hebt geen eer zucht, geen energie. Maar als je maar tevre- de ben, dat is de'hoofdzaak Wordt vervolgd. A1SCF COURANT,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 5