DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
Uitbetaling der
X
ïsK Vsrfcaarï; I -
ZATERDAG 5 AUGUS1US.
So jgg lluutlerd ou achttiende jaargang. BUt>
Abonnementsörifs p 3
II|f p p0S|1125, Adverteotieprils 10 ct. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTER A ZOONVoordai 9, Telefnr. 3.
Als meiisciiötó vliegen konden
M®t 20 et esrlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden. f n TT O nn II
De Burgemeester der gemeente
Alkmaar brengt ter kennis Tan
belanghebbenden, dat de eeretvol"
geude uitbetaling der vergoeding
zal plaats kebben op
MAANDAG 7 AUGUSTUS a.<M
voor de militielicktingen 1908 en
1909, die op 1 Augustus IX naar de
landweer zijn overgegaan, vgn de»
v.m. 91/9 tot 10il( nnr
voor den landstorm en 4® ©verïg®
landweerllcktiugen van des vj». 19V.
lli/4 nnr en
voor de overige taHiMeUohtla|«B
van des v.m. li/,12 nar.
Alkmaar, 3 Aug. 1916.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
we der volle menigte omhoog steeg in zijn
mechaniek, met zichzelf, die, slechts geholpen
door het intense geloof de armen als vleu
gels liet werken en ook omhoog rees, doch
door te machtige inspanning op het koele
gras neerplofteOntwakend vielen de zon
nestralen reeds ver zijn kamer binnen, zijn
vermoeide oogen zagen den blauwen hemel
en voor een oogenblik meende hij, dat hij er
in was. Maar met een smartelijke steek voelde
hij de matelooze teleurstelling van in het ei
gen bed te liggen, en dat het slechts een
droom was geweest. Hij was zoo moe, alsof
hij werkelijk gevlogen had. Hij draaide zich
om en viel in een zwaren slaap en kwam
niet op vóór etenstijd. Toen kleedde hij zich,
liep het sombere park door en gleed als een
schaduw zijn cluh binnen,.
„Maar dat moet u toch niet gelooven," zei
de dokter ernstig.
„Maar ik geloof dat ik bet bewijs voor mijn
geloof in handen heb". Mr. Brandran open
de opnieuw zijn notitieboekje en zijn vingers
trilden zeer. „Hier zijn de bloemen, die ik in
bet hoscb plukte,"
De dokter nam de verlepte bloemen m de
hand en bekeeek ze met verwondering.
„Dokter, ze lagen op dm vloer gestrooid,
van het venster tot aan mijn bed."
„Iemand heeft ze er neergelegd."
„Ja, iemand deed dat; die iemand was ik,
toen ik treugkeerde. Niemand is in mijn ka
mer geweest; erw aren geen bloemen, ik heb
er ten overvloede nog naar geïnformeerd."
„Ik zou bang zijn, dat u toch in een moge
lijk slaapwandelen de bloemen u verschaft
hebt, door ze wit de kamer van een buurman
weg te nemen."
„Die gedachte vervolgd mij ook af e» toe;
ik ben op de zesde verdieping. Den een of an
os uit het
deren
zou ik eens
raam kunnen
springen.
Hemel, bewaar ons daarvoor! Het is goed,
In het half-donker zat op een April-avond
dr. Lennox, de beroemde zenuw-specialiteit,
te luisteren naar het verhaal van zijn bezoe
ker een nieuwen patiënt. Hij nam aan-1 da't"u bümij is gekomen. U moet eens tijdelijk
dachtig den jongeman, met zijn bleek, fijn onder Joede behandeling komen. U'moet
stonden, ^gc wkea Loodw, uit> eo naar een
zee-plaatsje, waar u een kamer huurt gelijk-
Uit het Engelsch,
Richard Brandram was een eenzelvig
soort van menscb, éen dier beminnelijke,
ax'gelooze wezens, die als schaduwen door
het leven gaan, wier innerlijkheid slechts aan
hunzelve bekend is en die geen heelde ban
den met anderen aanknoopen. Hij bezat vol
doende geld om te leven, maar zijn middelen
reikten met uit om aan een huwelijk te mo
gen denkeh.
Op de 6.de verdieping, ergens in de buurt
van het St. James' Park, bewoonde hij twee
kamers; hij was veel in zijn club, waar nie
mand hem eigenlijk opmerkte.
Sommigen zijner kennissen plachten af en
toe te zeggen: „Wel, Brandram, jij ook weer
eens hier! Jij bent toch eeu vreemde man! Ik
dacht, dat je minstens dood was. Je beat hier
nooit", waarop bet antwoord luidde:
„Maar zekerik was hier nog gisteren en
eergisteren ook."
En dat was inderdaad het geval, maar aan
niets bespeurde men zijn aanwezigheid.
Clubleden, achteloos over hem pratend,
konden zeggen: „Aangename man, die Bran
dram, hoewel hij altijd op mijlen afstand met
zijn gedachten schijnt te zijn, een echte droo-
mer!"
En dit was waar, in die beieekenis, dat hij
een droomer was van één soort droom één
vreemden, kwellenden, verwaanden droom.
Van zijn kinderjaren af had hij gedroomd,
dat hij vliegen kon niet met vleugels* doch
door er vast in te gelooven. In den droom,
zoo meende hij, werd op een buitengewone
inspanning van den wil aangedrongen; in
dien men werkelijk eerlijk geloofde kon men
vliegen, zou men vliegen en hij was de man
op deze wereld, die bet wonderbaarlijkste ge
heim had ontdekt, dat de lucht van ons is .als
wij er gebruik van wenschen te maken. In
gloeiend vertrouwen placht hij zijn armen op
te heffen, en omhoog ging bij, de ruimten in.
En de droom bleef, hoewel de dokter hem
gezegd had, dat het met zijn kinderjaren
ermee gedaan zou zijn. Hij droomde nog
dien droom, hoewel hij reeds een volwassen
man was, en de illusie werd sterker alsof,
'met den groei zijner hersenen, ook deze in
levendigheid en macht hadden gewonnen. Hij
droomde er niet zoo dikwijls van als vroe
ger en de droom was, om zoo te zeggen, las
tiger té* droomen Het scheen of het hem
meer aanpakte dan vroeger, en bij was daar
na geslagen en „op", „AI die andere droo
men", placht hij nu in den droom te denken,
„waren maar droomen. Maar deze is iets
werkelijks. Het i s nu gebeurd."
Hij ontwaakte en wist dat het onzin was
dit keer, evenals de vorige keeren, en hij
voelde een zwaren last van verdriet. Te moe
om op te staan, terwijl de glorie der vluch
tende droomen nog door zijn gedachten
kleur behield, lag hij stil zich te verwonde
ren en na te peinzen. Was nu alles alles
gezicht, waarin intelligente oogen
op.
......Weet u, dokter, ik was. aldoor in af
wachting, ik was bijna overtuigd, dat het op
zekeren dag gebeuren zou, dat menschen
zouden vliegen. Ik verbeeldde mij, dat op ze
keren dag de een of andere ontdekking ge
schieden moest, een of andere natuurlijke
kracht, dje in ons zelve is tot nog toe on
ontdekt,, doch practisch, indien wij haar
slechts gebruikten. Iets waarvan weer de
kracht onzer hersenen een uiting sou zijn.,...
maar ik ben geen scientist"
De dotter glimlachte,
„U denkt niet, dat het ooit gebeuren zal?"
„Neen, gelooft u hetzelve?"
„Neen", antwoordde Brandram langzaam.
„Ik, vrees van niet Het is de verbeelding van
een droom."
vloers. Dit werkt rustig op uw geest; wilt u
zoo dwaas zijn des nachts uit het venster te
willen,
zult!"
dan weet u, dat u zich niet bezeeren
zeggen waarom ik toch bij u
Eenige dagos na dit onderhoud bevond
Brandram zich aan de noordkust van Corn
wall en de lucht, het volk, de omgeving stem
den hem tevreden en behagelijk. Hij had twee
kamers, die op een tuintje uitkwamen, van
waar men hetgeheel landelijkedorpsbedrijf
kouwaamemen. Hij at goed en sliep goed,
wat in geen jaren was gebeurd. Den geheeien
dag was hij buiten, koesterde zich in den
zonneschijn en verheugde zich in alles wat
om hem was. Hij praatte met de visschers,
met de schaapherders, die onderwijl hun
„Juist".
groote belangstelling. Alles wat u schreef j {eite!iik onze schaa
over hypnotische experimenten was een soort
van openbaring voor mij. Veroorloof mij,
dat ik u even voorlees, o. a
Meneer Brandram haalde een opschrijf
boekje te voorschijn, met trillende vingers
zocht hij naar de bladzijdjes.
„Ik wü u uw eigen woorden herhalen, ik
schreef ze. hier neer...."
„Eén oogenblik, ik geef daarin niet weer
mijn eigen opinie, doch verzamelde opinies
van anderen, in die eerste hoofdstukken."
„O, dat is mogelijk, doch luister: „Men
moet dus toegeven dat het lichamelijk om
hulsel niei langer beschouwd moet worden
als de gevangenis yan één enkele individuali
teit, maar meer als de woning van twee, drie,
vier, misschien van ontelbare individuen, nu
eens te zamen dan weer elk afzonderlijk han-
tic
„Dat wil zeggen, psychisch beschouwd,
maar niet in materieden zin."
„Maar u gaat nog verder: „Buitendien
is het geen gevangenis, ia de juiste betee-
kenis, want de lichameHjke grenzen mogen
en kunnen volkomen verbroken worden en de
gevangene vliedt weg, is afwezig voor uren en
keert terug".
De pattent brak af en keek ernstig den dok
ter aan.
„Hoe bedoelt u?"
„Als ik droom, vlieg ik, een gedeelte van
mijt vliegt werkelijk. Het is zooals de spiri-
tuaVisten zeggen, bet astrale lichaam het
neemt zijn vlucht, neemt van mij mijn eigen
kracht, dooi mezelf verstrekt, af, door de in
spanning van mij» wil. Dit verklaart alles
- de uitputting, het vei lies aan vitale kracht,
ue vermoeienis, die men schennt te zullen doo
dt®
„Vertei mij meer van die vermoeienis
„Laat ik u eeas mijn -droom vertellen."
„Doe dat".
„Ut ging vrceg naar bed, kon niet slapen.
Ik droomde dat ik wakker was en onrustig
!k stond op en opende de balcoadeur cu bleef
op hét balcon staanmijn kamers zijn zeer
ïj kunnen feitelijk onze schaapjes niet
h e l p e n", zei eens een schaapherder, „Het
is verwonderlijk hoe de beestjes tusschen de
gevaren door '.lansen, men zou soms denken
dat ze vleugels hadden."
De drukke tijd was nog niet aangebroken,
zoodat spoedig iedereen hem in het dorp
kende. Hij droeg om het mooie zonnige weer
zijn wit flanellen pak en. op een afstand kon
men hm reeds ontwaren, zijn witte, slanke
gestalte, afstekend tegen de donkere, hooge
klippen, of gaande langs de hellende, groene
vlakten. Hij genoot van de eenzaamheid en
den vrede rondom hem, van de wijde ruimte,
de drijvende wolken; bij voelde zich licht en
krachtig; gezonde eetlust voerde hem gere
geld naar zijn hotelletje terug, waarna hij er
weer op uittrok of gesprekken voerde met de
kustwacht. De bronzen koppen hielden van
den fijnen jongeman en zijn tabak, en hielden
graag een praatje. Zij legden hm de red-
dingswerktuigea uit, toonden hem de booten,
de telescoop ea vertelden, hem van de geva
ren van deze mooie, doch wreede kust; Pea-
ruck Haven zelfs was geen goede haven,
meer een valstrik, als de noordwester stor
men de zwarte rotsen beukten.
„U moest ons dan eens aan 't werk zien,
s&eci©ïïT,"
oi de menigte in één vereenigd-willen één
geconcentreerd-geestelijk bevel de lijn wil
de forceeren naar haar doelwit.
Een rilling voer plotseling door de schare
een der mannen was over boord gespoeld,
eea zwarte stip op het witte schuim, toen
niets meer. Vrouwen verborgen haar gezich
ten in hun shawls en zonken op den grond
in gebed. En opnieuw wanhopig werd de
pijl afgevuurd, om opnieuw te kort van
kracht te blijken.
Brandram liep achter den muur om, sloot
zijn oogen en opende langzaam zijn armen.
„God zij met ons! wat was dat?" Een
der wachter# gilde het uit en wees op iets.
„Iets ging recht boven mijn hoofd heel
vlug, tegen den wind in iets groots en
wits".
„Kijk, di.hr, dair gaat het! Ik zag het
dichtbij het achip. Iets, zoo groot als een
man", riep een vrouw uit.
Maar in 't volgend oogenblik schreeuwde
er vele stemmen„De lijn.... de lijn,... ia op
het schip
Was ze aan boord geslagen door een ge-
nadigen golfslag? Hadden de gebeden der
vrouwen de lijn er heen gebracht? Niemand,
die daar nu aan dacht! Alles wat men nu
zag, was de glorieuze waarheidDe levens
lijn was bij de schipbreukelingen, en telkens
werd er een leven aan wal gebracht, telkens
opnieuw! Toen zij adem geschept hadden
'om te kunnen spreken, spraken ze woest
dooréén om tevens door drukke gebaren de
bedoeling der onbekende taal bij te brengen.
Allen vroegen dringend naar hun redder
,;Waar was hij, waarVeilig?Waar is
de man in het wit, die over de wreede golven
heen kwam en de lijn drukte in de hand van
den kapitein?"
Niemand antwoordde op die vragen. Nie
mand kon Zweedsch verstaan. Zij werden
geliefkoosd, beweend door de vrouwen, Klee-
ren werden hun uitgereikt, maar verstaan de
den ze hun woorden met
Eén onder hen, half bewusteloos, werd
door twee visschers ondersteund in de luwte
van den muur neergelegd.
„Halt! wat is dat? Hier is er nog een, die
geholpen moet worden."
Een witte gedaante lag op het gras achter
dén muur. Het was de jongeman uit het ho
telletje, hij lag op zijn rug, de armen boven
zijn hoofcl uitgestrekt. Het scheen dat hij
vast in slaap lag. Een oogenblik meende
men dat hij een flauwte had Doch na eenige
minuten begreep,men, dat hij dood was.
De geredde zeelui maakten zich los van
hun vrienden en haastten zich naar de leven-
looze massa. Zij vielen op hun knieën neer;
zij beklopten zijn handen, zij schreiden,
0 snikten.
„Onze redder.... onze redder is dood....
dood..... dood
Niemand begreep hun wanhoop, hun ver
driet. Niemand kende Zweedsch. Zij werden
weggevoerd naar de warme kachels, voor
zien van droge kleeren, sterken drank en
goed voedsel. Toen, aldus versterkt, werden
zij in een trein gezet en gingen zij heen naar
Bristol om een consul of scheepagent te
zoeken, die hun taal sprak.
En voor de goede bewoners der Norman-
dische kust heeft niemand uitgelegd, hoe de
witte gedaante door zijn krachtigen wil de
natuurwetten had beheerscht en overwonnen
en, na die overwinning, aan dien krachtigen
wil ten offer was gevallen.
zijn portie in de
mip i
-"onzin? 'Hoe waren'ook weerde woonden I hoog - 6de verdieping. Het was <an wanne,
kalme Aprilnacht, ik voelde geen koeltje. De
wind hindert mij niet. Ik schijn den wind
nooit te bemerken. Ik stond uit te kijken naar
de lantaarns, het water, dat de maan reflec
teerde, ik keek naar de met maanlicht-overgo
ten wegen en ik dacht bij mezelve„Nu is het
oogenblik gekomen om het voor eens en altijd
te probeeren". Ik sloegm ijn beenen over de
balustrade, eerst het eene, dan het andera
heel voorzichtig."
„U vertelt mij uw droom, niet waar?"
„Ja, dit ia mijn droom. „Vooruit nu!" zei
ik en ik lanceerde mezelve de wijdte in
Ik vloog over Londen, ergen# het Zuid-Wes
ten in, totdat ik moe werd en in een bosdije
terecht kwam. Het was er verrukkelijk, over
al wilde bliemen tusschen het mos. Ik plukte
enkele sleutelbloemen. Toen vloog ik terug,
maar ik was dood-moe. Ik had nauwelijks
kracht om mijn hoog balcon te bereiken.Ik
dacht, dat ik bezwijken zou van oververmoeid
heid; den volgenden dag dacht ik werkelijk,
dat ik stierf."
„Nu, en wat gelooft u nu?"
„Dat mijn astrale lichaam of hoe u het
noemen wilt dat dit inderdaad heeft ge
vlogen, door mijzelve ondersteund,"
in het Evangelie over geloof en bergen ver
zetten, wat was de beteekenis van Petrus, die
de boot verliet oin zijn meester te volgen?
„En ik zeg u, indien gij gelooft....", dat wa»
de kern van het oude mysterie. Menschen
uit die dagen bedreven wonderen door puur
geloof. En zou hierin niet de sleutel te vin
den zijn voor alle problemen der wetenschap,
voor alle raadselea van het universum? Nu
niet, maar later, honderden jaren later, zou
misschien iemand ontdekken, dat de macht
van den tnenschelijkeh wil in haar besfetas
grenzeloos is.
Toen de vliegmachines waren .uitgevon
den, was Brandram vol belangstelling. Hij
las lange artikelen over het mechanisch vlie
gen, bestudeerde de teekeningen der schroe
ven, bekeek alle photo's in de tijdschriften,
doch platseling was zijn interest verdwenen.
Dit was alles heel knap, heel dapper, maar
toch was dit niet het ware. De overwinning
op de lucht moest op andere wijze worden
verkregen— op z ijn manier om van wer
kelijk nut te zijn.
Maar hij weefde toch afbeeldingen en arti
kelen in zijn droom dooréén en vereenzelvig
de zich met den vliegenier, die te® aanschoür
En het duurde niet lang of Brandram zag
de kustwacht aan 't werk.
Op zekeren nacht was hij zeer onrustig en
kon niet slapen. Voor 't eerst, sedert lange
weken, was zijn kalmte geweken. Hij hoorde
vage geluiden, hij opende zijn venster en
hoorde mannenstemmen en zag het schijnsel
van bewegelijke lantaarns langs het tuinpad
Hij smeet zich in zijn kleeren en liep het huis
uit en vond allerlei gedaanten rond zich,
evenals hijzelf, zich haastende in de duister
nis.
„Een schipbreuk, meneer! Een schip te
gen de rotsen, recht voor u uit!"
Hij luisterde, vólgde, en begreep. De wree
de aoordweste wind speelde zijn duiveisch
9pel. Het was een Zweedsche tweemaster,
die werd aangerand. Het was onmogelijk
de reddingsboot uit te zenden; de mannen
probeerden van alles met de vuurpijlen-lijn.
De duisternis scheen soms plotseling in
een' rood vuur te vergloeien. De kustwacht
ontstak een groot vuur en zoolang dit duur
de, stond de omgeving in een wondere be
lichting. Brandram was vooraan bij het
volk, dat in bange spanning stond toe te kij
ken, vergeefs pogende te helpen
De dag brak aan, een naargeestige, bleeke
ochtendschemering. En nog steeds kon de
lijn het rampzalige schip niet bereiken. De
vreeselijke tragedie bleef zich verlengen: de
nabijheid van het schip en de onmogelijkheid
het te bereiken, de langzame doodstrijd
hield aan en hield de menschen vast, in ont
zetting. Brandram merkte een jong meisje
op, dat de smart niet langer kon dragen, hij
zag haar neerknielen in een vurig gebed.
Eiken keer dat de pijl werd afgeschoten,
was het of de zielen der toeschouwers mede
uitvlogen om de ranke lijn over te brengen.
Zóó dichtbij» en toch zóó-ver! En het was
INGEZONDEN STUKKEN.
Warmenhuizen, 4 Aug. 1916..
Geachte Redactie,
Het ingezonden stuk van den heer S. Brug
man in uw juist verschenen nummer geeft mij
aanleiding U te verzoeken, het volgende in
Uw blad op te nemen.'
De heer Brugman meent, dat toch rech
tens niet van de tuinbouwers kan worden ge-
éischt, dat zij tot hun schade Engeland van
aardappelen moeten voorzien;
betoogt, dat op deze wijze een landsbelang
wordit gekocht door eea bepaalde categorie
van menschen
en hoopt, dat de tuinbouwers zich daarvoor
niet zullen laten vinden.
Een buitenstaander zal deze meeningen en
wenschen wellicht zeer gezond en redelijk
achten.
En van iemand buiten de organisatie
staande zou het ook zeker logisch gerede
neerd zijp.
Maar de heer Brugman staat juist niet
buiten de organisatie, integendeel is alle
voorzitter van de zeer belangrijke organisatie
„De Noordermarklbond" te Noordscharwou-
ae, zeer nabij deze geschiedenis betrokken.
Juist daarom, Mijnheer de Redacteur,
klinkt het betoog en het uitspreken van dien
wensch zoo eigenaardig.
De heer Brugman weet, dat na eindelooze
vergaderingen te Alkmaar, de Veilingsbestu-
ren hebben ingezien, dat er maar één weg
was, om uit de knel te geraken.
Hij weet ook, dat die ééne weg in roerende
eensgezindheid is gevolgd, dat n. 1. besloten
is, om in 'shemelenaam dan maar aardappe
len over zee te zenden, en om het verlies, ijl
toen reeds vaststond dat er verlies zijn zou,
dan inaar gezamenlijk te dragen.
Het Jheet" dan ook niet, dat de tuinbou-
wers-vereenigingen in Noordholland de han
den in elkaar hebben geslagen, dit is zoo,
ook de „Noordennarktbondi" zal zonder
zelfs aan verzet te denken
schade bijdragen.
Het i6 een hard gelag, doch het napraten
over deze zaak is van zeer twijfelachtig nut.
Noodig is blijkbaar, den heer Brugman
reeds nu de verzekering te geven, dat de com-
missie, die door de vereenigdé besturen is
aangewezen, om deze zaken te regelen, nog
gered heeft, wat er te redden viel.
Verder dient de heer Brugman, m. i.
af te wachten, tot de commissie verantwoor
ding zal aan doen hare lastgevers, de bestu
ren n.l. der verschillende veilingsvereenigin-
gen.
Nog vele zaken roert de heer Brugman in
zijn schrijven aan. Onmiddellijk kan worden
toegegeven, dat het bestaan van de z.g. Haag
sche In- en Verkoop-vereeniging voor de tuin
bouwers niet bepaald aangenaam ai voordes-
Lig is.
Doch alweer kan gezegd, dat de commissie
redt, wat er te redden- valt.
Voorts hebben de bovenvermelde vergade
ringen alle gelegenheid gegeven, om betere
middelen toe te passen, dan die de commissie
tot hare beschikking heeft.
Maar werkelijk moet hier geconstateerd
worden, dat van die gelegenheid geen gebruik
is gemaakt.
Dat de handelaars de situatie nog minder
aangenaam vinden, en zelfs walgen van den'
tegenwoordige® toestand in den handel, is ook
verklaarbaar. Doch dit zou tevens ais bewijs
kunnen dienen, dat hun ook naar beneden
weinig vrijheid is gelaten en de ingewijde
weet, dat de organisatie hier niet geheel
vreemd aan is.
Wordt het enkele handelaars te kras, welnu
laten deze dan uit den hoek komen. Het is
toch veel eenvoudiger, dat 100 handelaars één
lijn trekken, dan dat 4000 tuinbouwers dit
moeten doen.
Vooral, waar de specie voor een stevig plan
ook meer bij dat 100-tal te vinden is.
Misschien kan het optreden van verschil
lende kaashandelaren voor die kooplieden;
welke ongedurig beginnen te worden, een
nuttig voorbeeld wezen.
Mijnheer de Redacteur, het is geea aange
name taak, om op zijn eigen werk te roemen,
doch ter geruststelling van de enkele tuin
bouwers, die wellicht geheel tegen de be
doeling van dén heer Brugman in zich
thans afvragen, of hunne besturen met het be
noemen van eeu Prov. Commissie geen groo
te dwaasheid hebben uitgehaald is het wel-
'icht dienstig hier te vermelden, dat Z. E. de
Minister van Landbouw, dezer dagen bij eene
audiëntie, aan de commissie de verzekering
heeft gegeven, dat deze organisatie nuttig en
noodzakelijk is te achten, daarbij den raad
gevende, die organisatie zooveel mogelijk te
versterken, wijl hierdoor verschillende regee-
ringsmaatregelem veel billijker zouden kun
nen worden uitgevoerd dan thans het geval is.
Het zal van de veiiingbesruien afhangen,
of er van een stevige organisatie ooit iets ko
men zal.
De Provinciale Commissie bestaat heden
juist 3 weken-, zoodat van hare levensvatbaar
heid nog weinig kan worden gezegd.
Wel kan ik echter de verzekering geven:
le. dat de tuinbouwers door de commissie
reeds niet-onbelangrijke bedragen hebben ge
wonnen.
2e. dat de commissie voor de tuinbouwers
reeds belangrijke bedragen heeft weten te be
houden.
Moge de heer Brugman hierdoor de over
tuiging krijgen, dat het resultaat toch meer
is dan nihil.
U Mijnheer de Redacteur dankend voor de
opname.
Hoogachtend,
TROMP,
Administrateur der Prov, Comm.
MARKTBERICHTEN.
WIJDENES, 4 Aug. Veiling „Tuinders-
belang De prijzen waren heden
Roode bessan 16 a 175, witte bessen
kruisbessen 9, peren 4, appelen 5—15,alles
per pond, slaboonen 6—10 per 100, iwin-
baonen 40—50» kl. muizen 30 per H.L.,
bloemkool 0, perziken 0—0, meloenen
wittekool 5—6, morellen 0 per pond, peu
len 0.
ZWAAG, 26 Juli. Veiling „BangeH en
Omstreken." De prljzea waren heden
A#rdebeienp. portel, rabarber 0
0 p. bos, bloemkoolp. stuk, peulen
S2p. pond, snijboonenp. pond,
slaboonenp„ pond, witte bessen 12
15 p. pond, rood 1417 p. pond, zwart
1824 p. pond, kruisbessen 1215 p. pond.
WARMENHUIZEN4 Aug. Muizen
Binnenland f 1.a 1.20, buitenlsnd f 2.5S
a 2 61 per 35 K.G., Schoolmeesters binnen
land f 1.40 a 2.10, buitenland f 2.60 a 2.65
volgelingen f 0.85 a 1.10, drielingen f 0.
a 0.Blauwe f 1 00 a 0.
Zilveruien
f 3.60, groote f 3.70.
BOVENKARSPEL (Station), 4
nep f 8.— e 8.70, drielingen
Ang.
Heden besteedde men voor
Groote muizen f L25 a 255, kleine 0.60
a 1.bloemkool f 8.50 a 22.50.
Roodekool f 6.— a f 18.—.
Wittekool f 12.— a 26.—.
MEDEMBLIK, 4 Aug. Groote muizen
f 1,25 a 2.65, kleine muizen f 0.75 a 0.85,
Schotsche muizen f 0.— a 0.—, Groote
ronde f 0.Blauwe f 2.—, Bonte f 2.
Aanvoer 1400 manden of zakken.
ALRMAARSCHE COURANT.
llrnilll'M