DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 201
Honderd eu achttiende jaargang.
1916
ZATERDAG
26 AUGUSTUS
Feuilleton,
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar franco Hoor het geheele Rijk
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Tetefooaasmmer 3o
Prijs der gewone Advertentiën s
Per regel 0.121/,- Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voor dam C 9.
M#t 20 et oort&gstoeslag op d©m abonnementsprijs per 3 maanden.
BINNENLAND.
Gemengd nieuws.
UIT HEILOO.
(IN EN OM DEN RAAD).
De ontworpen begrooting, dienst 1917,
welke Burgemeester en Wethouders gisteren
den Raad hebben aangeboden, draagt duide
lijk het kenmerk van den critieken tijd, dien
wij beleven. Het beste bewijs hiervan wordt
geleverd door het feit, dat de ontwerper» het
noodig hebben geoordeeld, ten einde de uit
gaven en inkomsten in evenwicht te kunnen
houden, de opbrengst van den hoofdelijken
omslag 1500 hooger te ramen. Een niet on
aanzienlijk bedrag, wanneer men bedenkt, dat
het maximum van, deze belasting tot dusverre
6500 was (meteen suppletoireu omslag
van ten hoogste 300). Gelukkig konden B.
en W. deze min-aangename mededeeling ver
gezeld doen gaan van een blijdere bood
schap: de meerdere benoodigde gelden zou
den zonder belastingverhooging gevonden
kunnen worden, indien de Raad besloot om
de aanslagen overeenkomstig die van het ko
hier van. de. Rijksbelasting te regelen. Maar
het bleek dat verschillende raadsleden daar
van niet gediend waren. Men had bezwaren
tegen de rijksinkomsten-belasting. De heeren.
van der Molen, Mulder en Zwart vonden,
dat de rijksaanslagen Voor velen te hoog wa
ren, terwijl de heer Bakker een verhooging
van den hoofdelijken omslag met 1500 een
zeer ingrijpend voorstel achtte ea de heer
van 't Veer op bezuiniging aandrong.
De commissie van onderzoek zal den Raad
nader over de ontworpen begrooting van B.
en W. voorlichten. Nu bestaat die commissie
uit de heeren Zwart en van der Molen, die
beiden bezwaren hadden tegen het volgen
van de rijksaanslagen en den heer Bakker, die
het blijkbaar met het voorstel van B, en W.
ook niet precies eens is. Het is trouwens niet
gebleken, dat zich onder de raadsleden één
voorstander van dit stelsel bevindt.
Of er op de begrooting bezuinigd kan
wordeu, blijve, voor heden althans, onbe
sproken. Maar zelfs al was dit het geval,
dan nog zou het onvoegzaam ;ijn, wanneer
de weg, dien B. en W. wensclien te volgen,
niet werd ingeslagen. Er is gelukkig alle
aanleiding cm te veronderstellen dit wèl zal
geschieden. Wat er over dit punt in den Raad
is gesproken, berust Immers op een mis
verstand. Niet aan den Raad, maar aan het
college van Burgemeesters en1 Wethoders ia
het opmaken der kohieren der hoofdelijke om
slagen opgedragen, (artikel 264 Gemeente
wet), welke door den Raad worden vastge
steld. Er moet voor worden gezorgd (art
1 van de verordening voor Heiloo; vastge
steld door den Raad op 7 November 1911),
dat het jaarlijksch zuiver inkomen der belas
tingschuldigen wordt geschat, omdat dit de
grondslag der bekisting is. Bij de hun opge
dragen voorbereiding kunnen B. en W. vrije
lijk gebruik maken van de (bij art. 107 der
wet op de inkomstenbelasting 1914) verleen
de bevoegdheid om de kohieren van aansla
gen in de inkomstenbelasting te raadplegen
Vervolg van het andere blad.
„Ach zei Renate, awnhopig afwerend.
En zij voegde er op 'uitdagende» toon bij
„Dat komt van zelf. Dat is altijd van zelf
gekomen."
„Jij bent een prachtige menschenkenster",
zei de moeder spottend. „Altijd van zelf ge
komen! Nu, daarover moeten wij liever
maar niet nader spreken. Maar voor alles:
zoo lang vader leefde, geloof ik wel, dat vele
menschen zich daartoe verplicht rekenden.
Maar nuWat zouden zij er nu aan hebben?
Uit rechtschapenheid en medelijden met ons
zal er niet veel gebeuren, dat zeg ik je voor
uit, kindlief. Die zullen zich wel wachten!
Die lachen bovendien nog over het beheer,
dat hier werd gevoerd. Wij kunnen het
achterna kijken, dat zeg ik je, en ons den
mond afvegen."
Nate was vuurrood. Met tranen in de
oogen zei zij: „Vader's patiënten zijn allen
rechtschapen. Die zijn niet zoo als u zegt."
De moeder barstte in lachen uit.
„Allen rechtschapen! Prachtig! Ik wist,
toen ik twaalf jaar was, meer van de wereld
af, Renate, dan jij met zeventien. Toen zou
ik zoo iets niet meer gezegd hebben."
„Ach moeder, laat dat toch", smeekte
Renate vermoeid. „Er is toch nog niets erks
gebeurd. Wacht toch af, u zal zien, dat ze
het allen zenden. Laat dat toch. Waarom
nu over geld
„Ach zoo! Je bent idealistisch", zei de dok
tersvrouw op hoonenden toon, „ja hartje, ik
zou 't ook graag wezen. Ik zou, lieve hemel,
ook liever den dag na vaders begrafenis over
andere dingen dan over geld en geldswaar
den spreken. Maar mijn kind, ik sta mij zelf
die gevoelsweelde niet toe. Ik verman mij.
Ik weet, dat het mijn plicht is, onze toe-
en daarnaar de aanslagen van den hoofdelij
ken omslag te regelen. De raadpleging van
de Rijkskohieren door B. en W. is dus geens
zins 'afhankelijk van een raadsbesluit. Der
halve hebben B. en W. ten onrechte van den
Raad zulk een besluit verlangd. Wel bepaalt
de Raad natuurlijk de opbrengst van den
hoofdelijken omslag, maar wanneer B. en W.
het belastbaar inkomen weten te verboogra,
kan het heffingspercentage worden verlaagd,
indien de Raad geen meerdere opbrengst
wenscht. In dit verband zij gewezen op de
gemeente Haarleimnediede, waar tengevolge
van de aanzienlijke verhooging van het be
lastbaar inkomen het percentage van 2,5 kon
worden teruggebracht op 2,1 niettegenstaan
de de belastingopbrengst nog met 2000
was verhoogd.
Wat er nu verder mei de ontworpen be
grooting ook moge geschieden, we hopen,
dat B. en W. hun eenmaal ingenomen stand
punt zullen handhaven en bij het opmaken
der kohieren ernstig rekening zullen houden
met de kohieren der rijksinkomstenbelasting.
Er Keerscht ten aanzien van de aanslagen
in den hoofdelijken omslag b« een deel dei
bevolking zekere ongerustheid, die zoowel
in „Heiloo Vooruit" als in de liberale Mes-
vereeniging tot uiting is gekomen en die o a.
heeft geleid tot het (niet ingewilligde) ver
zoek, om de kohieren in druk uit te geven.
Wie de goedgekeurde kohieren wel eens heeft
ingezien, zal motie lijk den indruk hebben
kunnen krijgen, dat die ongerustheid geheel
misplaatst is. Én uitlatingen als van de hee
ren van der Molen, Muloer en Zwart, kun
nen aan die ongerustheid slecht» nieuw
voedsel geve®.
Laat ons maar precies zeggen, waar het
op staat. Eigen aangifte is er in deze gemeen
te niet, het gemeentebestuur schat de jaarlijk-
sche zuivere inkomsten der belastingschuldi
gen. Een dergelijke schatting van de inkom
sten van ambtenaren, arbeiders, kleine winke
liers e. a. kan uiteraard veel nauwkeuriger
geschieden' dan van die der meer gegoede
ingezetenen. Het rijk beschikt echter over al
lerlei zelfstandig ingewonnen gegevens om
trent de bronnen der hoogere inkomsten van
belastingschuldigen en kan dientengevolge
in het algemeen veel juister taxeeren dan een
gemeentebestuur.
De mededeeling van B. en W., dat hier te
Heiloo de hoofdelijke omslag 1500 meer zal
opbrengen, waaneer het gemeen tebestmu pro
fiteert van de gegevens, die het rijk beschik
baar stelt is, daarvan een onweerlegbaar be
wijs. Die mededeeling beteeteat, dat de Hei-
looër belastingschuldigen feitelijk f 1500 te
weinig betalen. En deze gemakkelijk te ver
krijgen, geenszins onbelangrijke, verbetering
der plaatselijke inkomsten, is enkel het ge
volg hiervan, dat verschillende belastingbeta
lers niet voldoende bijdragen naar verhou
ding van hun inkomsten ca naar verhouding
van hetgeen die ingezetenen' moeten opbren
gen, wier inkomsten nauwkeuriger kannen
worden vastgesteld. Wie het zijn, die te wei
nig in den hoofdelijken omslag betalra, be
hoeft na het vorenstaande niet nader te wor-
komst nu duidelijk onder de oogen te zien.
Wij kunnen niet van onze droefheid en onze
mooie herinneringen leven. Ik zal immers
vanmiddag hooren, hoe het met onze finan-
ciënr staat. Naar te voorzien is, valt het ge
heele laatste jaar van de praktijk voor ons
weg. Wij moeten maar zien wat er van ons
wordt. Misschien Haar stem beefde,
haar schouders begonnen heftig te schudden.
„Mogelijk gaan we mv de ellende tegemoet."
„Mama!" bezwoer Nate haar.
„Och praat niet meer!" Zij sloeg het pa-
tiëntenboek dicht en greep met bevende, als
't ware bègeerige handen diep in 't vak Het
leek vreeselijk, dit tasten en woelen. Nate
beefde over haar geheele lichaam; het suisde
en gonsde haar in 't hoofd.
„Wat is dat?" Een pakje brieven kwam
te voorschijn, waarom een verbleekt rood zij
den bandje was gebonden. „Kijk eena aan,
wat kan dat zijn
Nate boog zich nar voren, slaakte een lich
ten kreet en greep er naar. Zij kende het pak
je. Haar vader had het haar laten zien, nog
geen acht weken geleden, op den dag, dat zij
zeventien jaar werd. Het haar alleen laten
zien van den buitenkant. „Dat zijn de verlo
vingsbrieven van jem oeder. Ik lees ze altijd,
als bet heele leven mij te hol wordt. Dan is
alles opeenB weer in 't evenwicht! Deze brie
ven leg je bij mij in de kist, meisje lief, hoor
je? Je legt ze op mijn hart, begrepen? Je
weet toch waar dat zit, ook al klopt mijn
het niet meer. Juist oj» 't hart, ik heb daarbij
zoo mijn gedachten!'.
Twee dagen later had hij haar, toen' zij hem
voorbij wilde loopen bij den arm vastgehou
den en tegen haar gezegd: „Nate, kind, wat
ik je van jem oeders brieven heb gezegd
overd ie zwarte kuil, weet je nog? en het hart
laat dat lieverm aar. Dat zullen wij maar
niet doen. Dat zou mama merlden en wie kan
den aangeduid. De billijkheid en de recht
vaardigheid. ook de eerlijkheid eischen ech
ter, dat ook dezen betalen, wat ze verschul
digd zijn. En nu kan in enkele gevallen ook
de rijksbelastingheffer falen de mogelijk
heid bestaat intusschen dat de gemeentelijke
belaatingheffer in die «n ook in enkele andere
gevaltea als juister taxeerder «ptreedt
maar ex la volstrekt resten om aan te ne
men, dat de rijksaanslagen in het algemeen
te hoog zbudea zijn, of dat ze voor veten te
hoog zoude» zijn gesteld Wie zulks in zijn
kwaliteit va» gemeentelijke belastingheffer
beweert, zegt meer dan hij bewijzen kan. En
wie op grond van een dergelijke meening in
die kwaliteit weigert kennis te nemen van de
gegevens van het Rijk, laadt den schijn van
eigenbelang en partijdigheid of van gemis
aan zelfstandigheid op zich.
Uit het bovenstaande is dus gebleken, dat
er te Heiloo een aanzienlijke stijging van het
belastbaar inkomen is te verkrijgen door een
voudig een goed gebruik te maken van de
vrijheid, gegeven om de kohieren der rijksim-
komstenbelastiftg in te zien. B. en W. wen-
schee daartoe over te gaan, maar in den Raad
hebben zich daartegen eemge leden verzet.
Dit laatste behoeft niet zoo zeer te verbazen,
dan het feit, dat geen enkel raadslid instem
de met hetgeen B.,ea W. willen. Immers
bet geldt hier een zaak, waarvoor allereerst
en ten, volle sympathie mocht worden ver
wacht van een raadslid, dal vooral wegens
zijn democratische opvattingen naar den
Raad is afgevaardigd den heer van 't
Veer. Hij zei over deze zaak niets, het bleek,
dus niet., dat hij met B. en W oneens was.
Maar het moet verwondering wekken dat hij
in de gegevm omstandigheden niet de be
hoefte gevoelde, te zeggen, dat hij zich on
voorwaardelijk bij B en W. aansloot en het
college steunde in het voornemen, om een
regeling in te voeren, die misschien bij enke
len ontstemming ten gevolge zal hebben,
maar door het grootste deel der bevolking
met instemming zal wordan begroet en waar
uit het oogpunt van billijkheid e» naar den
regel „belasting naar draagkracht" alles
vóór te zeggen valt!
Als binnenkort de begrooting in den Raad
wordt behandeld, zou dan ook niet eens
kunnen worden overwogen, of het oogenblik
niet gekomen is om de som van 250 als on
belastbaar te verlioogen? Wanneer men in
aanmerking neemt, dat dit voor de gemeente
Koedijk 500, voor Alkmaar 550, voor
Bergen 600 bedraagt, dan schijnt er alle
aanleiding om het bedrag voor het onbelast
bare inkomen te herzien.
UIT BERGEN.
IN EN OM DEN RAAD,
Men schrijft one:
Nu eenmaal de beslissing geschied is, en
dank zij den heeren Baltus Maschmeijer en
Bamaert eene nuttige zaak, als de door B.
en W. voorgestelde cursus in het' Fransch
gevallen is, zou er voor den overzichtschrij
ver geen reden zijn iets meer daarover te
zeggen, indien het niet zijn nut kon hebben,
het weten, misschien zou haar dat hinderen.
Ah bah, waartoe dat romantisch gedoe, 'k Ben
een oude, afstaadsche baas en moet me toch
nietm eer met zulke dwaasheden ophouden.
Als ik dood ben, ben ik goddank dood en lees
geen krabelpootjes meer. Maar één ding moet
je doen, kleintje; als ik er niet meer ben, dan
steek dat in 't vuur en blijft er bij zitten tot
dat geen schepsel ook maar em vierde letter
meer kan lezen. Begrepen?"
„Ja vader?"
„Je rechtpoot er op!"
„Daar vader. En schei nu uit met dat pra
ten over sterven, ik verzoek daarvan ver
schoond te blijven".
„Om u te dim®, juffrouw onderofficier".
Dat stond 3aar nu plotseling alles weer als
in de lucht gesebreen, klonk haar in de ooren,
trilde duizendvoudig in haar verscheurd hart
„Geef mij dat, mama! Ik ik moest dat
verbranden".
Het was meer een kreet dan woorden. De
vrouw keek verschrikt op. Een wasbleek ge-
zich boog zich naar haar toe. Erw as daarin
iets, dat haar weerloos maakte.
„Groote goedheid, wat wil je! Daar héb je
het dan".
Toen het meisje de brieven in haar handen
hield; vertrok mevrouw Gropiua'mond zich
tot een bitteren, hoonenden trek. „Mijn ver
moeden was dus juist: dus toch geheimen
beweerdle ze. Maar zij zei dat als 't ware
werktuigèlijk, want zij had reeds begrepen,
wat voorb rieven dat konden zijn.
Nate dach: „Ik heb hem de hand er opge
geven en het dat vergeten. Nu heeft mama het
toch moeten zien. O, vader, vader, ben ik dan
totaal gedachteloos en versuft, sinds gij weg
zijn
Zij ging naar de kachel in dezelfde kamer,
want zij voelde, dat zij nu niet meer met de
brieven kon mggaaa, Mama moest nu zien,
sommige uitingen, bij de discussie daarover
gedaan, eens nader te bekijken.
De voorzitter was ditmaal veel gelukkiger
in zijne verdediging van het voorstel dan de
eerste maal, maar ongelukkigerwijze ontnam
hij weder allen invloed ten goede aan zijne
onwederlegbaar juiste argumentatie, door
nog eens, nu voor de» tweeden maal, uit
drukkelijk te verklareu., dat hij, ter bevredi
ging van den ditmaal al zeer angstvallige»
heer Baltus, niet met zekerheid zeggen kon,
of deze voorstellen de draagkracht der ge
meente niet te boven gingen.
Wij staan hier voor een zielkundig raad-
bsII B. m W„ stellen het voor, en ook dus
de voorzitter zelf, dienen die nu een voorstel
in, waarvan zij niet weten, of de gemeente
het betalen kan? Wat beduidt dan toch die
terughoudendheid
Maar al had de burgemeester den heer
Baltus gerustgesteld, ook dan, bleek nu, in
deze laatste vergadering, zou zijne houding
niet veranderd zijn. Hij heeft geen voldoende
vertrouwen in den voor ieder zichtbaren en
uit al de officieele tijiers en gegevens blij
kende regelmatigen krachtigen vooruitgang
dezer gemeente. „Ik zie den financieelen toe
stand voor Bergen niet zoo rooskleurig in",
zoo waren zijne woorden, hij geloofde niet,
dat menschen met kapitaal, om den cursus
zich hier zouden vestigen, en worden de
schulden der gemeente groot en de belasting
te hoog, dan vertrekken" de menschen met ka
pitaal. Aldus somber voorspellend en ang
stig waarschuwend ons anders zoo frissche
en krachtige raadslid Baltus!
Begeef u eena naar de secretarie, zouden
wij hem willen raden, en verzoek den steeds
welwillenden ambtenaar, u te willen inlich
ten, hoe het zielental ieder jaar regelmatig
toeneemt, hoe het aantal perceelen sinds 1906
vooral met eenige honderden vermeerderde,
en als het u toeschijnt, dat deze toename niet
met voldoende zekerheid wijst op grootere
welvaart, laat u dan de kohieren voorleggen
van den hoofdelijken omslag van de laatste
tien jaar. Zij spreken u van een onafgebro
ken stijging. De financieele toestand niet
rooskleurig! Hoe komt ge er in 'shemels
naam toe?
Boezemen u de uitgaven voor riooleering
en voor den barak vrees in voor een over
schrijden van de gemeentelpe draagkracht?
Zeg voor beiden te ramen een halven ton,
per jaar dus em aflossing en rente van
3500. Reeds uit de gelden van 1915 had de
gemeente dit bedrag ruim kunnen betalen. En
dan de o. i., als overal, te verwachten stij
ging van het belastbaar inkomen, au de ko
hieren der rijksinkomstenbelastiag ter be
schikking der gemeente staan!
Hetgeen voor het electrisch bedrijf geleend
werd, en nog verder noodig zal zijn voor
verbetering en uitbreiding, brengt reed» zijne
rente op. Dat kunnen we dus buiten beschou
wing laten!
En wie heeft verder toch gezegd, dat a 1-
1 e e n om den cursus in het Fransch zich
hier kapitaalkrachtige menschen zullen vesti
gen? Dergelijk beweren zou dwaasheid zijn!
dat zij werkelijk verbrand werden.
Zij knielde neer. In de kachel lagen nog
versch gloeiende kolen. Zij pookte die utt
elkaar en legde toen het pakje, zonder het
lintje los te maken, er tusschen in. Zoo ge
knield liggend hield zij de wacht, zooals
haar vader dat gewenscht had, roerloos, in
zichzelf gekeerd, zonder gevoel en bewustzijn
van de wereld om haar heen, strak op de vel
letjes turend, die opvlamden en to tasch wer
den, het een na het ander, totdat
„Totdat geen schepsel ook maar een vierde
letter meer kan lezen."
„Renate", zei haar moeder, „wat is dit
hier? Dat is immers merkwaardig!"
Renate schrikte als uit een diepen droom
op. Zij streek met haar hand over voorhoofd
en oogen. Hoe lang had zij hier geknield
gelegen? In de kachel gloorde het vuur.
Een bruine, onkenbare laag lag daarover
heen.
Zij stond waggelend overeind. Waren er
slechts enkele minuten verstreken? Zij zou
het ook geloofd hebben, wanneer men haar
had gezegd, dat er uren, dagen waren voor
bijgegaan.
Mama zat nog juist zoo bij de lade, maar
nu met een eigenaardige, gespannen uitdruk
king! Zij hield Renate een geel biljet toe.
„Wat is dit? Wat beteekent dit? Een bil
jet voor een concert voor vanavond? Van
avond, ja; Donderdag den vijftienden. Wie
wilde dan daarvan gebruik maken?"
„Ach stamelde Renate. Hoe doemden
alle herinneringen op. Nu dit weer.
Het was den laatsten Zaterdag geweest,
des Zaterdags voormiddags denzelfden dag,
waarop vader later bewusteloos werd. Den
laatsten dag, waarop zij met hem meegegaan
was. Bij Haufmeister op den hoek was dit
concert aangekondigd Een buitenlandsch
zanger, Loeweliederen. Vader was zoo vroo-
Neen, wij gelooven niet, dat menschen met
kapitaal in de eerste plaats zich hier
zullen vestigen, Bergen trekt in hoofdzaak
menschen, die komen om wat te verdienen.
Zou hun dat niet wonderwel lukken, blijkens
de steeds stijgende gemeentelijke inkomsten
belasting? En zullen ook al deze hard wer
kende 'mensdien, die de een meer dan de an
dere minder aan gemeentebelasting betalen,
het niet van u en uwe medmadsleden met
recht mogen eischen^ dat ge, binnen het be
reik van een goed financieel beheer, mede-
helpt den weg te effenen tot alles wat het ver
blijf in deze gemeente gemakkelijk en aange
naam maken kan m
En ligt het op den weg van een vooruit
strevend man als den heer Maschmeijer, die,
zonder aarzelen, verklaarde, dat het voorzien
in wat meer ontwikkeling van den minderbe
deelde, niet de taak der genjfente is. Alleen
reeds de houding'van dat raadslid had u
moeten doen inzien, dat ge met uwe opposi
tie op den verkeerden weg waart! M
De schulden te hoog, en de stijgende be
lasting de menschen met kapitaal afschrikken,
zeidet ge in dien somberen, buit, dien we niet
meer van u hopen bij te wonen. Dat is in
strijd met den helderen kijk op de dingen,
waarvan gij meermalen blijk geeft. De groot
ste helft van de schuld is geleend voor tram
en licht, straatweg en postkantoor niet te
vergeten, die bedragen kunnen toch niet uwe
rust verstorenEn ge hebt niet aangetoond
dat de rest van de schuld, aangegaan waar
schijnlijk voor raadhuis, school en andere
nuttige onmisbare zaken, de draagkracht der
gemeente te boven gaat! Waart ge zelf maar
eens aa§ het rekenen gegaan, in plaats van
van den voorzitter de verklaring te vorderen,
dat hij, mede iets voorstellende, werkelijk van
meening was dat de gemeente het betalen
kon!
Vragen naar den bekenden weg!
Op welke gronden ten slotte de heer Bar-
naert meende, dat de draagkracht der ge
meente met dit voorstel werd overschreden,
bleek ons evenmin als de vorige maal. Hij
stelde zich, in deze toch werkelijk belangrijke
zaak, ook krachtig voorgestaan door „Ber
gen's Belang", mti eene wel wat erg magere
verklaring tevreden, die zijne mede-verant
woordelijkheid voor de verwerping of vertra
ging van dezen nuttigen maatregel in geen
enkel opzidit dekte!
Wij zeggen: vertraging! Want wif hou
den het met het Latijnache spreekwoord „Luc-
tor et emergo", ik worstel en duik weer bo
ven, in deftig Hoflandsch, en minder deftig:
Lukt het vandaag niet, dan lukt het morgen 1
Dit zij het wachtwoord van B. ea W. ook in
deze zaak!
KORTE BERICHTEN.
Te Rotterdam is opgericht een vereeni
ging van groothandelaren, ter behartiging
van de belangen van denm ineraatoliehande*.
Op de boerderij van D. H. Rutgers te
Lintei o zijn verschillende personen en dieren
door bijen aangevallen.
Alles is betrekelijk goed afgdoopen, alleen
een hond is aan de steken der bijen bezweken.
lijk geweest en het sneeuwde zoo wild. Zijn
geheele knevel hing vol vlokken, dat zag zij
nog voor zich. Zoo keek hij haar aan en zei
„Nate, ik weet wal Ik neem stilletjes een bil
jet voor moeder. Die dweept met Loewe.
Zeg haar er niets van. Maar Donderdagmid
dag leg ik .bet in haar aervet. Dan kan zij
dadelijk met aankleedvn ra hooropmaken
voor het concert beginnet. Dat mag zij
graag. Allo, loop en haal er een, Maar h«i
moet vooraan zijn, eerste rij, tweede. Het
moet een goede plaats wezen
En vandaag was het Donderdag en van
middag had het in het servet moeten liggen.
Nate had zich tot dusver ingehouden. Maar
torn dit ook nog kwam, was het plotseling
uit, zij kon niet meer Met gebroken stem
een kreet slakend, bedekte zij haar gezicht en
snikie alsof haar het hart zou breken.
„Groote goedheid", riep de doktersvrouw.
„Wat heeft het meisje? Goede God, wat ia
er toch met dat biljet? Wat steekt daar ach
ter? Zeg het mij dadelijk: Ik heb het recht,
dat te weten, wat het ook is!"
„Het is voor u stiet Nate uit.
„Voor mij Nu, met je verlof, spel mij als
't je blieft geennu dus, zeg dadelijk
voor wie het is
Nu vertelde Nate de geschiedenis met het
servet.
Mevrouw Gropius werd een oogenblik
stil. Zij keek naar het biljet en haar oogen
werden vochtig.
„Mijn God", zei ze daarop, „dat is toch
aandoenlijk Zij beschouwde het biljet.
„Loewe. O, Loewe! O, wat is dat jam
mer 1 Het moet mij ook altijd tegenloopen.
Wat zou mij zulk een avond niet waard zijn
geweest! Nou dat is immers nu niets. Ik
zal wel zien, dat iemand het van mij over
neemt, als het moet voor minderen prijs."
Wordt vervolgd
ALRMAARSCHE COURANT.