DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 201 Honderd eu achttiende jaargang. 1916 ZATERDAG 26 AUGUSTUS Feuilleton, Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar franco Hoor het geheele Rijk Afzonderlijke nummers 3 Cents. Tetefooaasmmer 3o Prijs der gewone Advertentiën s Per regel 0.121/,- Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voor dam C 9. M#t 20 et oort&gstoeslag op d©m abonnementsprijs per 3 maanden. BINNENLAND. Gemengd nieuws. UIT HEILOO. (IN EN OM DEN RAAD). De ontworpen begrooting, dienst 1917, welke Burgemeester en Wethouders gisteren den Raad hebben aangeboden, draagt duide lijk het kenmerk van den critieken tijd, dien wij beleven. Het beste bewijs hiervan wordt geleverd door het feit, dat de ontwerper» het noodig hebben geoordeeld, ten einde de uit gaven en inkomsten in evenwicht te kunnen houden, de opbrengst van den hoofdelijken omslag 1500 hooger te ramen. Een niet on aanzienlijk bedrag, wanneer men bedenkt, dat het maximum van, deze belasting tot dusverre 6500 was (meteen suppletoireu omslag van ten hoogste 300). Gelukkig konden B. en W. deze min-aangename mededeeling ver gezeld doen gaan van een blijdere bood schap: de meerdere benoodigde gelden zou den zonder belastingverhooging gevonden kunnen worden, indien de Raad besloot om de aanslagen overeenkomstig die van het ko hier van. de. Rijksbelasting te regelen. Maar het bleek dat verschillende raadsleden daar van niet gediend waren. Men had bezwaren tegen de rijksinkomsten-belasting. De heeren. van der Molen, Mulder en Zwart vonden, dat de rijksaanslagen Voor velen te hoog wa ren, terwijl de heer Bakker een verhooging van den hoofdelijken omslag met 1500 een zeer ingrijpend voorstel achtte ea de heer van 't Veer op bezuiniging aandrong. De commissie van onderzoek zal den Raad nader over de ontworpen begrooting van B. en W. voorlichten. Nu bestaat die commissie uit de heeren Zwart en van der Molen, die beiden bezwaren hadden tegen het volgen van de rijksaanslagen en den heer Bakker, die het blijkbaar met het voorstel van B, en W. ook niet precies eens is. Het is trouwens niet gebleken, dat zich onder de raadsleden één voorstander van dit stelsel bevindt. Of er op de begrooting bezuinigd kan wordeu, blijve, voor heden althans, onbe sproken. Maar zelfs al was dit het geval, dan nog zou het onvoegzaam ;ijn, wanneer de weg, dien B. en W. wensclien te volgen, niet werd ingeslagen. Er is gelukkig alle aanleiding cm te veronderstellen dit wèl zal geschieden. Wat er over dit punt in den Raad is gesproken, berust Immers op een mis verstand. Niet aan den Raad, maar aan het college van Burgemeesters en1 Wethoders ia het opmaken der kohieren der hoofdelijke om slagen opgedragen, (artikel 264 Gemeente wet), welke door den Raad worden vastge steld. Er moet voor worden gezorgd (art 1 van de verordening voor Heiloo; vastge steld door den Raad op 7 November 1911), dat het jaarlijksch zuiver inkomen der belas tingschuldigen wordt geschat, omdat dit de grondslag der bekisting is. Bij de hun opge dragen voorbereiding kunnen B. en W. vrije lijk gebruik maken van de (bij art. 107 der wet op de inkomstenbelasting 1914) verleen de bevoegdheid om de kohieren van aansla gen in de inkomstenbelasting te raadplegen Vervolg van het andere blad. „Ach zei Renate, awnhopig afwerend. En zij voegde er op 'uitdagende» toon bij „Dat komt van zelf. Dat is altijd van zelf gekomen." „Jij bent een prachtige menschenkenster", zei de moeder spottend. „Altijd van zelf ge komen! Nu, daarover moeten wij liever maar niet nader spreken. Maar voor alles: zoo lang vader leefde, geloof ik wel, dat vele menschen zich daartoe verplicht rekenden. Maar nuWat zouden zij er nu aan hebben? Uit rechtschapenheid en medelijden met ons zal er niet veel gebeuren, dat zeg ik je voor uit, kindlief. Die zullen zich wel wachten! Die lachen bovendien nog over het beheer, dat hier werd gevoerd. Wij kunnen het achterna kijken, dat zeg ik je, en ons den mond afvegen." Nate was vuurrood. Met tranen in de oogen zei zij: „Vader's patiënten zijn allen rechtschapen. Die zijn niet zoo als u zegt." De moeder barstte in lachen uit. „Allen rechtschapen! Prachtig! Ik wist, toen ik twaalf jaar was, meer van de wereld af, Renate, dan jij met zeventien. Toen zou ik zoo iets niet meer gezegd hebben." „Ach moeder, laat dat toch", smeekte Renate vermoeid. „Er is toch nog niets erks gebeurd. Wacht toch af, u zal zien, dat ze het allen zenden. Laat dat toch. Waarom nu over geld „Ach zoo! Je bent idealistisch", zei de dok tersvrouw op hoonenden toon, „ja hartje, ik zou 't ook graag wezen. Ik zou, lieve hemel, ook liever den dag na vaders begrafenis over andere dingen dan over geld en geldswaar den spreken. Maar mijn kind, ik sta mij zelf die gevoelsweelde niet toe. Ik verman mij. Ik weet, dat het mijn plicht is, onze toe- en daarnaar de aanslagen van den hoofdelij ken omslag te regelen. De raadpleging van de Rijkskohieren door B. en W. is dus geens zins 'afhankelijk van een raadsbesluit. Der halve hebben B. en W. ten onrechte van den Raad zulk een besluit verlangd. Wel bepaalt de Raad natuurlijk de opbrengst van den hoofdelijken omslag, maar wanneer B. en W. het belastbaar inkomen weten te verboogra, kan het heffingspercentage worden verlaagd, indien de Raad geen meerdere opbrengst wenscht. In dit verband zij gewezen op de gemeente Haarleimnediede, waar tengevolge van de aanzienlijke verhooging van het be lastbaar inkomen het percentage van 2,5 kon worden teruggebracht op 2,1 niettegenstaan de de belastingopbrengst nog met 2000 was verhoogd. Wat er nu verder mei de ontworpen be grooting ook moge geschieden, we hopen, dat B. en W. hun eenmaal ingenomen stand punt zullen handhaven en bij het opmaken der kohieren ernstig rekening zullen houden met de kohieren der rijksinkomstenbelasting. Er Keerscht ten aanzien van de aanslagen in den hoofdelijken omslag b« een deel dei bevolking zekere ongerustheid, die zoowel in „Heiloo Vooruit" als in de liberale Mes- vereeniging tot uiting is gekomen en die o a. heeft geleid tot het (niet ingewilligde) ver zoek, om de kohieren in druk uit te geven. Wie de goedgekeurde kohieren wel eens heeft ingezien, zal motie lijk den indruk hebben kunnen krijgen, dat die ongerustheid geheel misplaatst is. Én uitlatingen als van de hee ren van der Molen, Muloer en Zwart, kun nen aan die ongerustheid slecht» nieuw voedsel geve®. Laat ons maar precies zeggen, waar het op staat. Eigen aangifte is er in deze gemeen te niet, het gemeentebestuur schat de jaarlijk- sche zuivere inkomsten der belastingschuldi gen. Een dergelijke schatting van de inkom sten van ambtenaren, arbeiders, kleine winke liers e. a. kan uiteraard veel nauwkeuriger geschieden' dan van die der meer gegoede ingezetenen. Het rijk beschikt echter over al lerlei zelfstandig ingewonnen gegevens om trent de bronnen der hoogere inkomsten van belastingschuldigen en kan dientengevolge in het algemeen veel juister taxeeren dan een gemeentebestuur. De mededeeling van B. en W., dat hier te Heiloo de hoofdelijke omslag 1500 meer zal opbrengen, waaneer het gemeen tebestmu pro fiteert van de gegevens, die het rijk beschik baar stelt is, daarvan een onweerlegbaar be wijs. Die mededeeling beteeteat, dat de Hei- looër belastingschuldigen feitelijk f 1500 te weinig betalen. En deze gemakkelijk te ver krijgen, geenszins onbelangrijke, verbetering der plaatselijke inkomsten, is enkel het ge volg hiervan, dat verschillende belastingbeta lers niet voldoende bijdragen naar verhou ding van hun inkomsten ca naar verhouding van hetgeen die ingezetenen' moeten opbren gen, wier inkomsten nauwkeuriger kannen worden vastgesteld. Wie het zijn, die te wei nig in den hoofdelijken omslag betalra, be hoeft na het vorenstaande niet nader te wor- komst nu duidelijk onder de oogen te zien. Wij kunnen niet van onze droefheid en onze mooie herinneringen leven. Ik zal immers vanmiddag hooren, hoe het met onze finan- ciënr staat. Naar te voorzien is, valt het ge heele laatste jaar van de praktijk voor ons weg. Wij moeten maar zien wat er van ons wordt. Misschien Haar stem beefde, haar schouders begonnen heftig te schudden. „Mogelijk gaan we mv de ellende tegemoet." „Mama!" bezwoer Nate haar. „Och praat niet meer!" Zij sloeg het pa- tiëntenboek dicht en greep met bevende, als 't ware bègeerige handen diep in 't vak Het leek vreeselijk, dit tasten en woelen. Nate beefde over haar geheele lichaam; het suisde en gonsde haar in 't hoofd. „Wat is dat?" Een pakje brieven kwam te voorschijn, waarom een verbleekt rood zij den bandje was gebonden. „Kijk eena aan, wat kan dat zijn Nate boog zich nar voren, slaakte een lich ten kreet en greep er naar. Zij kende het pak je. Haar vader had het haar laten zien, nog geen acht weken geleden, op den dag, dat zij zeventien jaar werd. Het haar alleen laten zien van den buitenkant. „Dat zijn de verlo vingsbrieven van jem oeder. Ik lees ze altijd, als bet heele leven mij te hol wordt. Dan is alles opeenB weer in 't evenwicht! Deze brie ven leg je bij mij in de kist, meisje lief, hoor je? Je legt ze op mijn hart, begrepen? Je weet toch waar dat zit, ook al klopt mijn het niet meer. Juist oj» 't hart, ik heb daarbij zoo mijn gedachten!'. Twee dagen later had hij haar, toen' zij hem voorbij wilde loopen bij den arm vastgehou den en tegen haar gezegd: „Nate, kind, wat ik je van jem oeders brieven heb gezegd overd ie zwarte kuil, weet je nog? en het hart laat dat lieverm aar. Dat zullen wij maar niet doen. Dat zou mama merlden en wie kan den aangeduid. De billijkheid en de recht vaardigheid. ook de eerlijkheid eischen ech ter, dat ook dezen betalen, wat ze verschul digd zijn. En nu kan in enkele gevallen ook de rijksbelastingheffer falen de mogelijk heid bestaat intusschen dat de gemeentelijke belaatingheffer in die «n ook in enkele andere gevaltea als juister taxeerder «ptreedt maar ex la volstrekt resten om aan te ne men, dat de rijksaanslagen in het algemeen te hoog zbudea zijn, of dat ze voor veten te hoog zoude» zijn gesteld Wie zulks in zijn kwaliteit va» gemeentelijke belastingheffer beweert, zegt meer dan hij bewijzen kan. En wie op grond van een dergelijke meening in die kwaliteit weigert kennis te nemen van de gegevens van het Rijk, laadt den schijn van eigenbelang en partijdigheid of van gemis aan zelfstandigheid op zich. Uit het bovenstaande is dus gebleken, dat er te Heiloo een aanzienlijke stijging van het belastbaar inkomen is te verkrijgen door een voudig een goed gebruik te maken van de vrijheid, gegeven om de kohieren der rijksim- komstenbelastiftg in te zien. B. en W. wen- schee daartoe over te gaan, maar in den Raad hebben zich daartegen eemge leden verzet. Dit laatste behoeft niet zoo zeer te verbazen, dan het feit, dat geen enkel raadslid instem de met hetgeen B.,ea W. willen. Immers bet geldt hier een zaak, waarvoor allereerst en ten, volle sympathie mocht worden ver wacht van een raadslid, dal vooral wegens zijn democratische opvattingen naar den Raad is afgevaardigd den heer van 't Veer. Hij zei over deze zaak niets, het bleek, dus niet., dat hij met B. en W oneens was. Maar het moet verwondering wekken dat hij in de gegevm omstandigheden niet de be hoefte gevoelde, te zeggen, dat hij zich on voorwaardelijk bij B en W. aansloot en het college steunde in het voornemen, om een regeling in te voeren, die misschien bij enke len ontstemming ten gevolge zal hebben, maar door het grootste deel der bevolking met instemming zal wordan begroet en waar uit het oogpunt van billijkheid e» naar den regel „belasting naar draagkracht" alles vóór te zeggen valt! Als binnenkort de begrooting in den Raad wordt behandeld, zou dan ook niet eens kunnen worden overwogen, of het oogenblik niet gekomen is om de som van 250 als on belastbaar te verlioogen? Wanneer men in aanmerking neemt, dat dit voor de gemeente Koedijk 500, voor Alkmaar 550, voor Bergen 600 bedraagt, dan schijnt er alle aanleiding om het bedrag voor het onbelast bare inkomen te herzien. UIT BERGEN. IN EN OM DEN RAAD, Men schrijft one: Nu eenmaal de beslissing geschied is, en dank zij den heeren Baltus Maschmeijer en Bamaert eene nuttige zaak, als de door B. en W. voorgestelde cursus in het' Fransch gevallen is, zou er voor den overzichtschrij ver geen reden zijn iets meer daarover te zeggen, indien het niet zijn nut kon hebben, het weten, misschien zou haar dat hinderen. Ah bah, waartoe dat romantisch gedoe, 'k Ben een oude, afstaadsche baas en moet me toch nietm eer met zulke dwaasheden ophouden. Als ik dood ben, ben ik goddank dood en lees geen krabelpootjes meer. Maar één ding moet je doen, kleintje; als ik er niet meer ben, dan steek dat in 't vuur en blijft er bij zitten tot dat geen schepsel ook maar em vierde letter meer kan lezen. Begrepen?" „Ja vader?" „Je rechtpoot er op!" „Daar vader. En schei nu uit met dat pra ten over sterven, ik verzoek daarvan ver schoond te blijven". „Om u te dim®, juffrouw onderofficier". Dat stond 3aar nu plotseling alles weer als in de lucht gesebreen, klonk haar in de ooren, trilde duizendvoudig in haar verscheurd hart „Geef mij dat, mama! Ik ik moest dat verbranden". Het was meer een kreet dan woorden. De vrouw keek verschrikt op. Een wasbleek ge- zich boog zich naar haar toe. Erw as daarin iets, dat haar weerloos maakte. „Groote goedheid, wat wil je! Daar héb je het dan". Toen het meisje de brieven in haar handen hield; vertrok mevrouw Gropiua'mond zich tot een bitteren, hoonenden trek. „Mijn ver moeden was dus juist: dus toch geheimen beweerdle ze. Maar zij zei dat als 't ware werktuigèlijk, want zij had reeds begrepen, wat voorb rieven dat konden zijn. Nate dach: „Ik heb hem de hand er opge geven en het dat vergeten. Nu heeft mama het toch moeten zien. O, vader, vader, ben ik dan totaal gedachteloos en versuft, sinds gij weg zijn Zij ging naar de kachel in dezelfde kamer, want zij voelde, dat zij nu niet meer met de brieven kon mggaaa, Mama moest nu zien, sommige uitingen, bij de discussie daarover gedaan, eens nader te bekijken. De voorzitter was ditmaal veel gelukkiger in zijne verdediging van het voorstel dan de eerste maal, maar ongelukkigerwijze ontnam hij weder allen invloed ten goede aan zijne onwederlegbaar juiste argumentatie, door nog eens, nu voor de» tweeden maal, uit drukkelijk te verklareu., dat hij, ter bevredi ging van den ditmaal al zeer angstvallige» heer Baltus, niet met zekerheid zeggen kon, of deze voorstellen de draagkracht der ge meente niet te boven gingen. Wij staan hier voor een zielkundig raad- bsII B. m W„ stellen het voor, en ook dus de voorzitter zelf, dienen die nu een voorstel in, waarvan zij niet weten, of de gemeente het betalen kan? Wat beduidt dan toch die terughoudendheid Maar al had de burgemeester den heer Baltus gerustgesteld, ook dan, bleek nu, in deze laatste vergadering, zou zijne houding niet veranderd zijn. Hij heeft geen voldoende vertrouwen in den voor ieder zichtbaren en uit al de officieele tijiers en gegevens blij kende regelmatigen krachtigen vooruitgang dezer gemeente. „Ik zie den financieelen toe stand voor Bergen niet zoo rooskleurig in", zoo waren zijne woorden, hij geloofde niet, dat menschen met kapitaal, om den cursus zich hier zouden vestigen, en worden de schulden der gemeente groot en de belasting te hoog, dan vertrekken" de menschen met ka pitaal. Aldus somber voorspellend en ang stig waarschuwend ons anders zoo frissche en krachtige raadslid Baltus! Begeef u eena naar de secretarie, zouden wij hem willen raden, en verzoek den steeds welwillenden ambtenaar, u te willen inlich ten, hoe het zielental ieder jaar regelmatig toeneemt, hoe het aantal perceelen sinds 1906 vooral met eenige honderden vermeerderde, en als het u toeschijnt, dat deze toename niet met voldoende zekerheid wijst op grootere welvaart, laat u dan de kohieren voorleggen van den hoofdelijken omslag van de laatste tien jaar. Zij spreken u van een onafgebro ken stijging. De financieele toestand niet rooskleurig! Hoe komt ge er in 'shemels naam toe? Boezemen u de uitgaven voor riooleering en voor den barak vrees in voor een over schrijden van de gemeentelpe draagkracht? Zeg voor beiden te ramen een halven ton, per jaar dus em aflossing en rente van 3500. Reeds uit de gelden van 1915 had de gemeente dit bedrag ruim kunnen betalen. En dan de o. i., als overal, te verwachten stij ging van het belastbaar inkomen, au de ko hieren der rijksinkomstenbelastiag ter be schikking der gemeente staan! Hetgeen voor het electrisch bedrijf geleend werd, en nog verder noodig zal zijn voor verbetering en uitbreiding, brengt reed» zijne rente op. Dat kunnen we dus buiten beschou wing laten! En wie heeft verder toch gezegd, dat a 1- 1 e e n om den cursus in het Fransch zich hier kapitaalkrachtige menschen zullen vesti gen? Dergelijk beweren zou dwaasheid zijn! dat zij werkelijk verbrand werden. Zij knielde neer. In de kachel lagen nog versch gloeiende kolen. Zij pookte die utt elkaar en legde toen het pakje, zonder het lintje los te maken, er tusschen in. Zoo ge knield liggend hield zij de wacht, zooals haar vader dat gewenscht had, roerloos, in zichzelf gekeerd, zonder gevoel en bewustzijn van de wereld om haar heen, strak op de vel letjes turend, die opvlamden en to tasch wer den, het een na het ander, totdat „Totdat geen schepsel ook maar een vierde letter meer kan lezen." „Renate", zei haar moeder, „wat is dit hier? Dat is immers merkwaardig!" Renate schrikte als uit een diepen droom op. Zij streek met haar hand over voorhoofd en oogen. Hoe lang had zij hier geknield gelegen? In de kachel gloorde het vuur. Een bruine, onkenbare laag lag daarover heen. Zij stond waggelend overeind. Waren er slechts enkele minuten verstreken? Zij zou het ook geloofd hebben, wanneer men haar had gezegd, dat er uren, dagen waren voor bijgegaan. Mama zat nog juist zoo bij de lade, maar nu met een eigenaardige, gespannen uitdruk king! Zij hield Renate een geel biljet toe. „Wat is dit? Wat beteekent dit? Een bil jet voor een concert voor vanavond? Van avond, ja; Donderdag den vijftienden. Wie wilde dan daarvan gebruik maken?" „Ach stamelde Renate. Hoe doemden alle herinneringen op. Nu dit weer. Het was den laatsten Zaterdag geweest, des Zaterdags voormiddags denzelfden dag, waarop vader later bewusteloos werd. Den laatsten dag, waarop zij met hem meegegaan was. Bij Haufmeister op den hoek was dit concert aangekondigd Een buitenlandsch zanger, Loeweliederen. Vader was zoo vroo- Neen, wij gelooven niet, dat menschen met kapitaal in de eerste plaats zich hier zullen vestigen, Bergen trekt in hoofdzaak menschen, die komen om wat te verdienen. Zou hun dat niet wonderwel lukken, blijkens de steeds stijgende gemeentelijke inkomsten belasting? En zullen ook al deze hard wer kende 'mensdien, die de een meer dan de an dere minder aan gemeentebelasting betalen, het niet van u en uwe medmadsleden met recht mogen eischen^ dat ge, binnen het be reik van een goed financieel beheer, mede- helpt den weg te effenen tot alles wat het ver blijf in deze gemeente gemakkelijk en aange naam maken kan m En ligt het op den weg van een vooruit strevend man als den heer Maschmeijer, die, zonder aarzelen, verklaarde, dat het voorzien in wat meer ontwikkeling van den minderbe deelde, niet de taak der genjfente is. Alleen reeds de houding'van dat raadslid had u moeten doen inzien, dat ge met uwe opposi tie op den verkeerden weg waart! M De schulden te hoog, en de stijgende be lasting de menschen met kapitaal afschrikken, zeidet ge in dien somberen, buit, dien we niet meer van u hopen bij te wonen. Dat is in strijd met den helderen kijk op de dingen, waarvan gij meermalen blijk geeft. De groot ste helft van de schuld is geleend voor tram en licht, straatweg en postkantoor niet te vergeten, die bedragen kunnen toch niet uwe rust verstorenEn ge hebt niet aangetoond dat de rest van de schuld, aangegaan waar schijnlijk voor raadhuis, school en andere nuttige onmisbare zaken, de draagkracht der gemeente te boven gaat! Waart ge zelf maar eens aa§ het rekenen gegaan, in plaats van van den voorzitter de verklaring te vorderen, dat hij, mede iets voorstellende, werkelijk van meening was dat de gemeente het betalen kon! Vragen naar den bekenden weg! Op welke gronden ten slotte de heer Bar- naert meende, dat de draagkracht der ge meente met dit voorstel werd overschreden, bleek ons evenmin als de vorige maal. Hij stelde zich, in deze toch werkelijk belangrijke zaak, ook krachtig voorgestaan door „Ber gen's Belang", mti eene wel wat erg magere verklaring tevreden, die zijne mede-verant woordelijkheid voor de verwerping of vertra ging van dezen nuttigen maatregel in geen enkel opzidit dekte! Wij zeggen: vertraging! Want wif hou den het met het Latijnache spreekwoord „Luc- tor et emergo", ik worstel en duik weer bo ven, in deftig Hoflandsch, en minder deftig: Lukt het vandaag niet, dan lukt het morgen 1 Dit zij het wachtwoord van B. ea W. ook in deze zaak! KORTE BERICHTEN. Te Rotterdam is opgericht een vereeni ging van groothandelaren, ter behartiging van de belangen van denm ineraatoliehande*. Op de boerderij van D. H. Rutgers te Lintei o zijn verschillende personen en dieren door bijen aangevallen. Alles is betrekelijk goed afgdoopen, alleen een hond is aan de steken der bijen bezweken. lijk geweest en het sneeuwde zoo wild. Zijn geheele knevel hing vol vlokken, dat zag zij nog voor zich. Zoo keek hij haar aan en zei „Nate, ik weet wal Ik neem stilletjes een bil jet voor moeder. Die dweept met Loewe. Zeg haar er niets van. Maar Donderdagmid dag leg ik .bet in haar aervet. Dan kan zij dadelijk met aankleedvn ra hooropmaken voor het concert beginnet. Dat mag zij graag. Allo, loop en haal er een, Maar h«i moet vooraan zijn, eerste rij, tweede. Het moet een goede plaats wezen En vandaag was het Donderdag en van middag had het in het servet moeten liggen. Nate had zich tot dusver ingehouden. Maar torn dit ook nog kwam, was het plotseling uit, zij kon niet meer Met gebroken stem een kreet slakend, bedekte zij haar gezicht en snikie alsof haar het hart zou breken. „Groote goedheid", riep de doktersvrouw. „Wat heeft het meisje? Goede God, wat ia er toch met dat biljet? Wat steekt daar ach ter? Zeg het mij dadelijk: Ik heb het recht, dat te weten, wat het ook is!" „Het is voor u stiet Nate uit. „Voor mij Nu, met je verlof, spel mij als 't je blieft geennu dus, zeg dadelijk voor wie het is Nu vertelde Nate de geschiedenis met het servet. Mevrouw Gropius werd een oogenblik stil. Zij keek naar het biljet en haar oogen werden vochtig. „Mijn God", zei ze daarop, „dat is toch aandoenlijk Zij beschouwde het biljet. „Loewe. O, Loewe! O, wat is dat jam mer 1 Het moet mij ook altijd tegenloopen. Wat zou mij zulk een avond niet waard zijn geweest! Nou dat is immers nu niets. Ik zal wel zien, dat iemand het van mij over neemt, als het moet voor minderen prijs." Wordt vervolgd ALRMAARSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 9