Het al te goede hart. FEUILLETON. Tea slotte stellen B. en W. voor de t ii d e- ij k e vervulling van 3 lesuren in de Natuur wetenschappen (phy3ica) aan de Handelsdag- school op te dragen aan den heer W. Kaas, ieeraar aan de Handelsschool en de tijdelijke benoeming van Mejuffrouw J. W. Wakker, als leerares in de Engelsche taal (6 uur) aan de Handelsavondschool, in eene vaste aan stelling te veranderen. Op voorstel van den heer Leesberg wordt voor deze benoeming een afzonderlijke stemming gehouden. Alle eerst- of alleen-voorgedragenen wor den benoemd. AFZONDERLIJK AANBESTEDEN VAN BESTEKSONDERDEELEN. B. en W. stellen den Raad voor te beslui ten: aan de Afdeeling Alkmaar van den Bond der Nederlandsche achilderspatroons, als be schikking op haar adres d.d. 18 Maart 1.L ta berichten, dat op de belangen der Alkmaar- sche schilderspatroons bij het uitvoeren van publieke werken zooveel mogelijk zal wor den gelet, doch dat het afzonderlijk aanbeste den van verschillende besteksonderdeelen niet in het belang van de gemeente wordt geacht en dat dus haar daartoe strekkend verzoek wordt van de hand gewezen. De heer denBoesterd zou willen, dat de gemeente de aannemingssom van de on deraannemers aan deze zelf uitbetaalde, daar ze andeik te veel risico loopen. De heer Leesberg wijst er op, dat het Burgerlijk Wetboek den onderaannemer vol doende in dezen beschermt. Het voorstel wordt goedgekeurd. SUBSIDIE OPENBARE LEESZAAL EN - BOEKERIJ. Het Bestuur der vereeniging tot oprichting en instandhouding van een openbare leeszaal en boekerij heeft zich bij adres d.d. 29 Mei 1.1. tot den Raad gewend met het verzoek de jaarlijksche subsidie te verhoogen en te bren- fen op tenminste 1200, waarvan 400 als nurwaarde van het pand Doelenstraat 28 en 800 in geld. Bedoeld adres werd in de raadsvergadering van 28 Juni 1.1. om bericht en raad! in handen van B. en W. gesteld. B. en W. stellen thans voor: aan het bestuur der Vereeniging tot oprich ting en instandhouding van een openbare leeszaal en1 boekerij, te beginnen met net jaar 1917, eene jaarlijksche subsidie uit de ge meentekas te verleenen van 1000, waarvan 600 zal worden' genoten in geld en het rear teerende of 400, als huurwaarden van het aan de vereeniging in gebruik gegeven woon huis Doelenstraat no. 28. De heer Leesberg zegt, dat toen de subsidie verleend werd, hij nog geen lid van den Raad was. Van zekere zijde is toen prin cipieel die subsidie bestreden. Nu verklaart spr. vóór dit subsidie te zullen stemmen in dien de Raad in beginsel besluit, ook een eventueele confessioneele leeszaal te subsidi eeren. Spr. stelt daarom de volgende motie van orde voor: „De Raad, gehoord de gehouden discussie over de subsidie aan de openbare leeszaal, verklaart zich in principe bereid ook subsidie te verleenen aan een confessioneele leeszaal en gaat over tot de orde van den dag". De Voorzitter wijst er op, dat de mo tie eigenlijk iets anders moest luiden, daar de heer Leesberg de eerste spreker is en er dus nog geen discussie heelt plaats gehad. De heer Leesberg acht dit juist en was dan eigenlijk van plan geweest na de discus sie deze motie la te dienen. De heer v. d. Bosch herinnert er aan, welke houding hij steeds bij het toekennen van deze subsidie hééft ingenomen. Spr. steunt de motie van den heer Leesberg. DeVoorzitter vraagt of er ook andere openbare leezalen zijn dan neutrale. De heer Leesberg antwoordt bevesti gend. De heer Udo zal vóór deze motie stem men, ai doet hij dat met eenige vrees. Men moet daar niet om lachen. Spr. is vrijzinnig genoeg om ook deze bijzondere inrichtingen te steunen. Maar waar in de neutrale lees zaal toch speciaal atholieke en andere lec tuur is, daar is hij eigenlijk wel een beetje be vreesd, om door gemeentelijke subsidie te be vorderen de afscheiding van allerlei richtin gen ook op dit gebied. Men zal op deze wij ze krijgen R.-C., Anti-revolutionnairen en misschien ook Sociaal-Democratische^ leerza len. Dien kant gaat het heen, en er is blijk baar niet aan te ontkomen. Daarom zal spre ker er dan ook maar vóór zijn. Verder het voorstel van B. en W. bespre- Roman naar het Duitoch van Marie Diers. „Maar wat bedenk je toch opeens alles I" riep zij geheel wanhopig. „Dat gaat toch niet. Ik kan mama toch niet verlaten, juist nu. En dien armen dokter, die op mij hoopt. Je begrijpt er immers niets van, Bob. Och en wat een onzin heeletnaal I Wat wil je toch van mij Ik kan jou toch niet in het minst van nut zijn. En zooals je 't daar net zelf betoogdet, wil je immers vreeselijk veel drukte voor mij maken. En uitgaven doen, Bobl Wat heb je toch voorJe wilt werken en werken en een paarcl voor mij koopen en kettingen allerlei kostbaar heden en ik moet maar stil zitten en je veel kosten' en je van geen nut zijn. En daarbij heb je snij toen volstrekt niet noodig, je bent zoo verstandig en kundig en jong en sterk en dat alles. En die arme mama is ziekelijk en ver laten en Hünefeld, ik weet zeker, die heeft dikwijls niet genoeg voor de huur en menig maal eet hij voor zijn middagmaal aaraap- pelen en pruimenmoes, omdat de slager hem niet meer borgen wil. „Laat hem toch aardappelen en pruimen moes etenI" schreeuwde Bob buiten zich zei.. „Je maakt iemand nog totaal gek, Renate. Ik weet al niet meer wat onder öf boven' is. Moet ik eerst lui en ziek en een ellendeling worden, voordat je mij nemen wilt? Nate, welk een voorstelling heb je toch in je hoofd van de wereld? Zie je dan niet, dat men je hier exploiteert? Dat ze eenvoudig misbruik maken van je goed hart? Je bent toch niet doml Met zulk een gezicht kan men toch met op die 200 niet zouden hebben gezien en die 1200 zouden hebben toegestaan. Spre ker, die zijn kantoor vlak naast de leeszaal heeft, wijst er op hoevelen de openbare leer zaal dagelijks bezoeken, om daar hun licht op te steken. Spr. zelf komt er ook herhaalde lijk om een of ander werk te raadplegen. Waar het hier een zaak betreft van zooveel belang, acht hij een subsidie van 1200 niet te hoog. Hij stelt dan ook voor de subsidie op 1200 te stellen. De heer den Boesterd verklaart vóór de motie-Leesberg te zullen stemmen. De heer Verkerk zegt tegen de motie te zullen stemmen en zegt waarom. Indien er een andere openbare leeszaal komt dan de neutrale, zal het een Roomsch- Katholieke zijn, daar in het Bestuur der openbare leeszaal alhier antirevolutionairen zitting hebben. Kayiolieken heeft men er tot nog toe niet in kunnen krijgen. Het stichten van een R.-K. leeszaal zal ten doel moeten hebben de Roomsch-Katho- lieken uit de neutrale leeszaal te weren. Spre ker wijst echter op het ruime standpunt, dat ten opzichte van' de subsidie aan openbare leeszalen de R.-Katholieke Staatsman Kolk man heeft ingenomen. Dat was een ruim standpunt. Men moet dan ook zooveel ver trouwen hebben in zijn geloof, dat men niet moet aarzelen om de menschen ook toe te laten in de neutrale inrichtingen als deze openbare leeszaal, waar zij alle, ook R.-K. lectuur, die zij willen, kunnen krijgen. Het subsidie wordt zoo goed mogelijk be steed en komt dus alle richtingen ten goede. Het bedrag der subsidie besprekende, be toogt spreker dat de vereeniging met geen cent minder dan 1200 toekan. Hij geeft daarvoor verschillende cijfers en zegt ten slotte, er op wijzende, van hoeveel belang de leeszaal is voor de verdere ontwikkeling, na dat het lager onderwijs is doorloopen, dat het op den weg der gemeente zou liggen de zaak te exploiteeren, indien men door onvol doende subsidie het bestaan der zaak in ge vaar zou brengen. De heer de Wit acht de motie van den heer Leesberg primatuur en dwingend. Spreker wil zich thans niet verbinden om een subsidie toe te kennen aan een leeszaal, die er nog niet is. Wel wil hij zeggen, dat hij er niet tegen zou zijn, om aan ook zoo'n leeszaal door de gemeente te steunen. De heer Lubbe is op dezelfde gronden als de heer Verkerk tegen subsidieering van een R.-K. leeszaal, want dat zal zoo'n lees zaal dan in de toekomst zijn. Verder wijst hij er op dat, met het oog op de begrooting B. en W. de 1200 niet meenden te kunnen voorstellen. De heer Leesberg merkt den heer Verkerk op, dat juist, omdat het zoo is, dat een leeszaal als het ware een voortzetting is van het lager onderwijs, men een confessio neele zal dienen te steunen, evenals men er van overtuigd is, dat het bijzonder onder wijs door de openbare kassen moet worden gesubsidieerd. De regeering gaat bovendien ook ten op zichte van de leeszalen vóór. Den heer Udo is hij dankbaar voor diens steun, terwijl hij den heer de Wit opmerkt, dat het hem juist te doen was om een uit spraak te verkrijgen. Wat de heer Kolkman gezegd heeft, 't is juist zooals de heer Verkerk heeft gezegd, doch nadat de kwestie onder de R.-Kafh. is uitgevochten, staat mr. Kolkman ook be paald thans aan sprekers zijde. De heer Van den Bosch, die den heer Udo dankbaar is voor zijn ruime opvat ting der zaak, stemt in met hetgeen de heer Leesberg heeft gezegd en betoogt dat evenals er rechtsgeldigheid bestaat en wordt toege kend in zake subsidie van openbaar en bij zonder onderwijs, dezelfde rechen ook moe ten gelden voor inrichtingen als fie leeszalen. Die R.-K. leeszalen hebben, zoo zegt hij, ook geen conclusief karakter en hebben ook voor het algemeen hun groote beteekenis. De heer C1 o e c k is het eens met den heer de Wit en wil de stem van den heer Leesberg op deze wijze niet koopen. De heer L u b b e kan niet inzien waar om het stichten van een R.-K. leeszaal hier noodig is. Laat men dan door voldoende subsidie de neutrale leeszaal uitbreiden en laat men ook R.-K. bestuursleden in het Be stuur nemen. dom wezen'I Het vreeselijke op de wereld is als een jong schepsel, zooals jij het met de zelfopoffering te doen krijgt Dat moet er uit, bij jel Dat is eenvoudig ongezond. Oom had er ook iets van beet, maar hij liet zich toch niet zoo overbluffen als jij. Het wordt meer dan tijd, Nate, dat je iemand krijgt, die je be schermt, die voor je eigen dwaasheden be- ho6fit" „Och, je praat immers niets dan onzin," zei Renate en begon te lachen. „Als je dit alles hoort! En daarbij is het zoo laat. Het slaat op de stadsklok tien uur. Begrijp eens aan Je moet nu toch gaan. Hecht toch niet zooveel gewicht aan mij. Wat ben ik dan? Als je mij mag lijden, is dat prachtig, kom dan maar heel dikwijls, dan praten wij samen. En kib belen en zijn dan weer goed." „Je maakt iemand werkelijk gek", mompel de de jonge dokter. Ik ga nu en weet niets Maar ik heb nu toch eens uitgeraasd. Och, meisje, je bent, geloof ik, nog een klein kind. Zoo dom en zoo lief. Och duivels, waarom moest ik ook juist hierheen verzeild raken. Nate ga je morgen werkelijk naar Hüne feld?" „Ik moet. Zie dat toch in, lieve Bob". „Dan moet ik je één ding zeggen. Als je t doet, dan zet ik geen voet meer bij jullie over den drempel. Dat zeg ik je. Kies nu". „Maar Bob, dan zou je immers vreeselijk hardvochtig wezen. Bedenk toch eens, wat ons nog te wachten staat. De verhuizing, het inpakken ach alles Hij zag haar plotseling bleek worden en zich afwenden. Al de ellende kwam weer over haar. Dat stemde hem dadelijk weekhartig. „Nu," bromde hij, „het is mij goed. Ik kom dan toch wel.-Ik kan je immers niet 'n den steek lata) en je bent toch ook niet met dat zwijn pardon met dien ezel getrouwd. De vergelijking, die de heer Verkerk heeft •maakt,, gaat niet geheel op, de leeszaal in e ambachtsschool kan men ten opzichte van het subsidie niet gelijk stellen. Evenmin vindt spreker de vergelijking neutrale en R.-K. leeszaal aan de eene zijde en openbaar en bij- zonder lager onderwijs aan de andere zijde juist De heer Van den Bosch zegt, dat het niet zoo is, als de heer Cloeck zegt, dat hij en de heer Leesberg hier zitten als een paar negocianten, die hun stem willen ver- Koopen. Zij komen eenvoudig voor het ge lijke recht op. Verder zegt spr., dat er wordt gezegd, dat er dan maar een katholiek in het bestuur moet komen, dan is die katholiek toch in de minderheid De heer Verkerk merkt op, dat wat dit laatste betreft, de zaak niet zoo is, als er een katholiek in het bestuur zit, dan zou zeker het aantal werken grooter zijn, maar weren doet men ze niet Laat men maar een goed R.-K. bibliotheek ten geschenke geven, dan zal die zeker een eereplaats krijgen. Dat er R.-K. leeszalen zouden zijn, waarin ieder vindt wat hij hebben wil, noemt spre ker onjuist. Als het zoo was, was de R.-K. leeszaal ook niet noodig. Telkens heeft men bij de subsidie voor de leeszaal weer wat an ders, eerst was men er tegen en nu vraagt men deze voorwaarde. Spreker blijft zich ten slotte tegen de motie verklaren. De heer Udo zegt veel te hebben ge hoord over de motie maar niet over zijn voorstel om het subsidie te brengen op 1200. De Voorzitter zegt dat hij van plan was daarover zijn meening en die van het Dag. Bestuur te zeggen. De heer Udo wil dan graag dat eerst afwachten. Da Voorzitter wil dan wel zijn standpunt en dat van de andere leden van het college tegenover dat van den heer Lubbe stellen. In 1909 heeft de gemeenteraad gevoteerd 150, later 300, in 1914 600, in 1917 wordt nu gevraagd een verdubbeling tot 1200. B. en W. hebben zich afgevraagd of zij in dien ze thans tot de verdubbeling besloten, niet te veel deden. Daarvoor is in de toe lichting gewezen op velschillende andere ge meenten. Verder geeft de voorzitter nog een der mo tieven wear, waarom men het subsidie niet op 1200 meende te moeten brengen, o.a omdat men meende dat ook van de zijde der ingezetenen de zaak gesteund moet blij ven. De heer Udo vindt dat het, waar de sub sidie telkens verdubbeld is, het in de lijn ligt, dat nu ook weer te doen. Nogmaals be toogt spreker de noodzakelijkheid van het toestaan der 1200. Het Bestuur des lees zaal moet met het tegenwoordig subsidie heel zuinig huishouden. Het slaagt er uit stekend in om de zaak te doen loopen zooals dat gaat, dat is op uitnemende wijze, maar is daardoor genoodzaakt de uitstekend con cierge, de ijverige assistente veel te karig te bezoldigen. Spreker hoopt dan ook, dat de Raad met zijn voorstel zal meegaan. Wat verder de motie van den heer Lees berg betreft; hij beschouwt het ook niet zoo, dat hij door vóór de motie te stemmen, de stem van den heer Leesberg zou koopen. Hij wijst er verder op, dat hij er iets voor kan voelen, dat men niet alle werken voor een leek geoorloofd acht. Daarom alleen kan spreker wat voor de motie gevoelen. De Voorzitter wijst den heer Udo er op dat, indien zijn redeneering alsof de verdubbeling der subsidie in de lijn lag, lo- isch was, in 1926 de subsidie 9600 zou dragen. Verder vraagt de voorzitter, hoe dan de andere leeszalen het redden als Alkmaar met een subsidie van 1200 niet toekan en wijst er tenslotte op, dat het de bedoeling was van B. en W. dat de vereeniging meer leden zou kunnen hebben. De heer Verkerk wil op dit laatste op merken dat de voorzitter met de propaganda voor de leeszaal niet op de hoogte is. Nie mand vestigt zich in ae gemeente of hier wordt op de leeszaal gewezen en hij wordt verzocht om lid te worden. Spreker handhaaft verder zijn standpunt en verdedigt nog eens krachtig de subsidie van 1200. De heer de Wit verklaart thans voor 1200 te zullen stemmen. De Voorzitter antwoordt, dat hij Misschien gelukt het mij ten laatste toch nog wat licht in je hoofd te brengen. Goeie hemel wat kan zoo'n klein meisje iemand toch ont zettend ergeren! Kom licht mij nu maar eens de trap axi 'k Zou niet graag mijn beenen er ook nog bij breken, ofschoon ik dan misschien goed door jouw behandeld zou worden. Wees maar niet verwonderd, als ik eens tot zulk een middel mijn toevlucht neem, als je mij wanhopig maakt". „Maar waarom zou je wanhopig worden?" vroeg Renate. Zij lichtte hem van boven bij. Hij keek nog eenmaal omhoog. Hij nam haar beeld met zich in de eenzaamheid. De diep-donkere oo- gen, die hem van onder de rechte wenkbrau wen kalmeerend toelachten, den ietwat kor ten, stompen neus. Het had voor hem een be koring, dat hem het verstand benam, dit bruine gezichtje met de merkwaardig ver van elkaar staande oogen, den sprekenden mond met prachtige, gezonde tandem. Reeds wan neer zij als kind lachte, had hij altijd gedacht „Mond vol tanden". Nu dacht hij dat dik wijls nog. Hij ging naar huis. In den donkeren, ne- velachtigen winteravond danste het gezichtje in al zijn lieftalligheid en zijn greintje onbe wuste eigenzinnigheid voor hem uit. Er was daarin zooveel zonnige warmte en zooveel koele ontoegankelijkheid. Een liedje van Heyse, zijn afgod uit den tijd' toen nij in de hoogste klasse van het gymnasium zat, speelde hem door 't hoofd Onschuldig als eeh kind door 't [leven En ook harteloos als een kind". De faam had tem opzichte van dokter Hü- nefeld's uiterlijke omstandigheden niet gelo gen. Hij was werkelijk een oud wrak. Hij werkte weinig, zijn kleine kring van patiënten er mee bedoelde, dat de contributie wel wat laag is. De beer Leesberg vindt het jammer, dat in de debatten toch nog een wanklank is vernomen nl. van den heer Cloeck, die het voorstelt alsof men door voor de motie te stemmen een katholieke stem' zou koopen. Daar komt spreker tegen op en hij dacht niet zulks juist van den heer Cloeck te zullen hoo- ren. De heer Cloeck antwoordt daarop en betoogt, dat het verkeerd was thans deze mo tie in te dienen. De R.-K. leeszaal is er nog niet. Het zou de drijvers onder de tegenpartij juist aanleiding kunnen geven er voor te ijveren nu de openbare leeszaal juist moeite doet en er waarschijnlijk1 toe zal kunnen overgaan om katholieken in het bestuur te krijgen. De voorzitter brengt thans de motie Lees berg in stemming. Ze wordt verworpen met 7 tegen 10 stem men. Voor stemden de heeren Meienbrink, Van den Bosch, Den Boesterd, Udo, Ringers, Bak en Leesberg. Tegen de heeren Cloeck, de Lange, Leguit, de Wit, Lubbe, Stoel, Zaadnoordijk, Govers, Verkerk en Thomsen. Daarna komt in stemming het voorstel van den heer Udo om het subsidie op 1200 te brengen, dat door de wethouders wordt over genomen. Het wordt aangenomen met 13 tegen 3 st en 1 blanco. Tegen stemden de heeren Bak, Leesberg en Meienbrink, terwijl de heer van den Bosch buiten stemming bleef. DIENSTREGELING VAN DE STOKERS IN HET GEMEENTE-SLACHTHUIS. Onder dagteekening van 20 Mei 1.1. is bij den Raad ingekomen een adres van den Ne- derlandschen Bond van Werklieden in Open bare Diensten en Bedrijven, afdeeling Alk maar, waarin werd verzocht artikel 8 van het W. R. zoodanig te wijzigen, dat daaruit komen te vervallen de woorden: behalve voor de stokers aan het Gemeente-slachthuis voor wie in de betreffende verordening een afzonderlijke regeling van de werkuren is vastgesteld." Bedoeld adres werd in den Raad van 24 Mei d.a.v. om bericht en raad in handen van B. en W. gesteld. Daaraan Voldoende berichten B. en W. den Raad dat zij ter zake het advies hebben ingewonnen van den Directeur van het ge meente-slachthuis, die daaraan bij schrijven van 6 Jtuli 1.1. no. 403 heeft voldaan. In verband met dit schrijven kunnen B. en W. zoolang de proef niet is geëindigd, niet aanraden over te gaan tot wijziging van art. 8 der Verordening, regelende de rechtspositie van de werklieden in dienst der gemeente Alkmaar (Gemeenteblad no. 351), daar op andere wijze wordt getracht aan het bezwaar van adressante tegemoet te komen, weshalve zij den Raad voorstellen te besluiten: aan de afdeeling Alkmaar van den Neder- landschen Bond van werklieden in openbare diensten en bedrijven, als beschikking op haar adres d.d. 20 Mei 1.1. te berichten, dat niet kon worden voldaan aan haar verzoek om art 8 der Verordening, regelende de rechts positie van de werklieden in dienst der ge meente Alkmaar (Gemeenteblad no. 351) te wijzigen, doch dat op andere wijze wordt ge tracht aan haar geopperd bezwaar tegemoet te komen. 1 De heer Verkerk wijst er op dat zoo.'n stoker 15 uur daags werkt, dat was precies goed voor 2 menschen. Nog toont hij aan welke gevaren dit werk voor de gezondheid heeft. In de 19 dagen wordt er ook maar één vrije dag toegestaan, dat acht spreker wel wat erg. Hij dringt er verder op aan dat men eens overleg zou plegen met de arbeiders, dat achtte hij beter, dan dat nu voorgesteld wordt dat de bijlage naar de commissie wordt gezonden ter informatie. De heer de Wit vindt het zoo jammer, dat indien er klachten zijn, deze niet geuit worden aan den directeur. In den winter zijn de werktijden niet langer dan 8 8^ uur, in den zomer, wanneer de werktijd langer is, worden ze daarvoor dubbel en dwars be loond, zoodra hij boven de 11 uur heeft ge werkt, worden ze nog extra beloond. Krijgen ze minder werkuren, dan verdwijnen die extra verdiensten. Het stoken aan het slachthuis is lang niet zoo zwaar als aan de gasfabriek. Een vol gend jaar zal er een wijziging in de werk uren wel plaats hebben. In handen van den directeur, die het goed met zijn personeel meent, is deze zaak wel stelde hem daartoe ook weinig in de gelegen heid en hij dronk om zijn groote mismoedig heid, den jammerlijken weerzin van het leven niet te voelen. Maar als Bob Andreas en velen met hem hem voor onkundig verklaarden, dan was dit toch overdreven. Het was een van die vele, onverschillige oordeelvellingen over een ver ongelukt mensch, waarbij niet gevraagd en bedacht wordt, wat hij heeft geleden. Renate was dikwijls verbaasd, toen zij nu langzamerhand een inzicht kreeg in dit ver liederlijkte bestaan. Het viel haar in de spreek uren niet heelemaal zoo moeilijk als zij had verwacht, de herinnering aan die bij haar va der verschilde daarvan te zeer. Toen was het een voortdurend heen en weer loopen ge- geweest, de voordeur stond niet stil, de deuren klapten open en dicht, men had kunstgrepen moeten aanwenden om altijd met den toege meten tijd rond te komen. Hier waren geen kunstgrepen noodig. Om acht uur kwam een patient aangesukkeld, een liederlijk gezel, die een gat in het hoofd bad en dat verbonden wilde hebben. De krachtelooze handen van deo dokter beefden daarbij, ofschoon hij nu, ter eere van Renate, nog geen druppel alco hol gebruikt had. Het was een treurig pogen, Renate kwam hem onwillekeurig met een paar vlugge handgrepen ter hulp. De havelooze kerel, die naar foezel rook, verkocht malle praat. Maar Renate was aan den toon der alleronderste lagen gewoon en daarvoor niet al te gevoelig. Doch zulk een mate van oneer biedigheid jegens den behandelenden arts had zij nog niet bijgewoond. Zij vertrok echter geen spier, deed als of de man Chineesch had gesproken en slechts de dokter momp.lüe zx> iets als een berisping, want hij was het niet met zich zelf eens, of hij den vent terecht zet ten of Nate's voorbeeld volgen moest en doen ioe te vertrouwen. De heer Verkerk is het niet geheel eens met den heer de Wil. Met de regeling van cfe overuren gaat het niet zooals de heer de Wit het voorstelt. Uren na 12 worden op de volgende dag gebracht en dat acht-spre ker krenterig. Nogmaals betoogt spreker dat de regeling niet is zooals ze zijn moet Laat men dan in den zomer de ploeg uitbreiden. Er is wel geklaagd, niet door de arbeiders zelf, doch wel door het bestuur der organisatie. Spreker hoopt dat spoedig voorstellen zul len komen tot wijziging. Het voorstel van B. en W. wordt aangeno men. GEMEENTELIJKE HYPOTHEEKBANK. Door den heer A. G. den Boesterd ia het volgende voorstel bij den Raad ingediend. Naar aanleiding van den zoo goed als den totalen stilstand (nieuwbouw) in het bouw vak, de daarop te verwachten werkeloosheid, de ook daarmede gepaard gaande stilstand in de uitbreiding der gemeente, welk een en ander van hoogst nadeeligen invloed moet zijn op den bloei der gemeente, zoo heb ik de eer ter bevordering dezei aangelegenheden voor te stellen in behandeling te willen ne men, het oprichten eener Gemeentelijke Hypo theekbank. In de toelichting wordt berekend, dat vol gens het verslag van den Directeur der Ge meentewerken, over 1914, dat jaarlijks worden gebouwd gemiddeld 100 niewe woonhuizen, waarvoor de teverstrekken hypotheken ad 65 procent zou bedragen 80 gebouwen ad gem. 1600.128000. 15 gebouwen1 ad gem. ƒ3000.45000. 4 gébouwen ad gem. 5000.20000.— 1 gebouw ad gem. 0 193000.— De bedragen van 1930000 en 3000 zijn aanvankelijk te beschouwen als maxima, liet op gemakkelijke wijze en langen termijn, te- ge» billijke rente steeds verkrijgbaar stellen van hypotheek en het hiermede van wege het beheer der Hypotheekbank gepaard gaande uit te oefenen toezicht op het bouwen, zal m, i. zeer bevorderen: a. het bouwen van soliede tegen billijken huur- of koopprijs te verkrijgen woonhuizen, op heden L b. door het in voldoende mate beschikbaar waaraan groote behoefte is; zijn van de sub a gemelde woonhuizen, het zich hier vestigen van elders wonenden, waarbij dan de zeer gunstige ligging dezer gemeente van belangrijk grooteren invloed zal kunnen zijn. Volgens den voorsteller kan dit bij dit be drijf geen risico worden geloopen. De heer den Boesterd lilht zijn voorstel nog nader toe en zou willen dat er een commissie* van 5 leden werd benoemd om de zaak verder voor te bereiden. De heer Ringers zou dan allereerst willen dat de raad zich er over uitsprak of een gemeentelijke hypotheekbank noodig is of niet. Spreker acht die noodzakelijkheid nog niet bewezen, daarom zou hij de heer den Boesterd in overweging willen geven de zaak nog wat uit te stellen. De heer Van den Bosch heeft zich- ook afgevraagd, of de stichting van die hy potheekbank door de gemeente noodig is, nu ook in andere gemeenten het geld thans ge makkelijker te verkrijgen is. Na hetgeen de heer Ringers daarover heeft gezegd, gelooft spreker ook dat de tijd voor Alkmaar nog niet is gekomen. Men kan den heer den Boesterd dankbaar zijn, dat hij de zaak ter sprake heeft gebracht. De heer Leesberg meent ook dat er geen reden is, om thans hier in Alkmaar zoo'n hypotheekbank te stichten. De neer Verkerk ondersteunt het voorstel; ook de heer Thomsen. De heer Ringers blijft het bestrijden en vindt het verkeerd een commissie werk op te dragen, dat misschien vergeefs zal zijn! Als er een commissie komt, hoopt hij dat de heer den Boesterd in de commissie komt en dan de vergaderingen ook bijwoont, want het gaat niet aan andere leden werk op te dragen en dan zelf niet te komen. Het voorstel van den heer denBoesterd wordt daarop in stemming gebracht en met 2 stemmen voor 1 blanco verworpen. Voor stemden de heeren Verkerk en Thomsen. De heer den Boesterd stemde blanco. De voorzitter merkte op, dat het eigenlijk beneden de waardigheid van den J3AO ju»js ODUBjq raipjsjooA ap jep 'si pney alsof hij niets had gehoord. Renate ging naar het aangrenzend vertrek een smal, langwerpig kamertje met een onuit sprekelijk schamele elegantie. Dat moest ze ker met zijn pluche ameublement, zijn stil staande pendule en de met stof beladen por tieres, Hünefeld's salon voorstellen. Hier on dernam zij hei, waarbij zij de portières voor- loopig met rust liet, de stof van de meubels en van de belachelijke snuisterijen af te vegeu, die op den schoorsteenmantel ea étagère ston den. Om half tien kwam er weer een patiënt. Een arbeidersvrouw met een kind, welks hoofd met een dikke korst was bedekt. Toen zij Renate zag, kon zij zich niet inhouden, „ïs de juffrouw nu hier bij u? Wel, dat is nu eens mooi,f juffrouw. Dat moet mijn man toch dadelijk In de fabriek vertellen." Hüne feld's handen begonnen nog meer te beven. Hij dacht zeker: het succes komt nog sneller dan ik verwachtte. Maar het had er nu veel van alsof hij zich over zichzelf schaamde en liever verder succes wilde voorkomen. Liever onopgemerkt langzaam in het slijk wegzin ken, dar nog zoo'n morgen onder diezelfde heldere, jonge oogen zijn wak afhaspelen. Het geschiedde werkelijk zooals hij ge dacht had. De toeloop vermeerderde en nu kwam af en toe wea iels, dat Renate in ver bazing bracht. Het scheen menigmaal alsof er plotseling een dikke stoflaag van den geest van haar armen dokter afviel en er een bliksemstraal door heen schoot. Hij vakondigde vlug en op zekeren toon diagnoses, die haar deden versteld staan en maakte af en toe een op merking tegen haar, welke een scherp, goed verstand verried. Ja, af en toe was er zelfs iets geniaals in zijn voorschriften. (Wordt vervolgd.) -J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 2