Het al te goede hart.
FEUILLETON.
Tea slotte stellen B. en W. voor de t ii d e-
ij k e vervulling van 3 lesuren in de Natuur
wetenschappen (phy3ica) aan de Handelsdag-
school op te dragen aan den heer W. Kaas,
ieeraar aan de Handelsschool en de tijdelijke
benoeming van Mejuffrouw J. W. Wakker,
als leerares in de Engelsche taal (6 uur) aan
de Handelsavondschool, in eene vaste aan
stelling te veranderen.
Op voorstel van den heer Leesberg
wordt voor deze benoeming een afzonderlijke
stemming gehouden.
Alle eerst- of alleen-voorgedragenen wor
den benoemd.
AFZONDERLIJK AANBESTEDEN VAN
BESTEKSONDERDEELEN.
B. en W. stellen den Raad voor te beslui
ten:
aan de Afdeeling Alkmaar van den Bond
der Nederlandsche achilderspatroons, als be
schikking op haar adres d.d. 18 Maart 1.L ta
berichten, dat op de belangen der Alkmaar-
sche schilderspatroons bij het uitvoeren van
publieke werken zooveel mogelijk zal wor
den gelet, doch dat het afzonderlijk aanbeste
den van verschillende besteksonderdeelen niet
in het belang van de gemeente wordt geacht
en dat dus haar daartoe strekkend verzoek
wordt van de hand gewezen.
De heer denBoesterd zou willen, dat
de gemeente de aannemingssom van de on
deraannemers aan deze zelf uitbetaalde, daar
ze andeik te veel risico loopen.
De heer Leesberg wijst er op, dat het
Burgerlijk Wetboek den onderaannemer vol
doende in dezen beschermt.
Het voorstel wordt goedgekeurd.
SUBSIDIE OPENBARE LEESZAAL EN
- BOEKERIJ.
Het Bestuur der vereeniging tot oprichting
en instandhouding van een openbare leeszaal
en boekerij heeft zich bij adres d.d. 29 Mei
1.1. tot den Raad gewend met het verzoek de
jaarlijksche subsidie te verhoogen en te bren-
fen op tenminste 1200, waarvan 400 als
nurwaarde van het pand Doelenstraat 28
en 800 in geld. Bedoeld adres werd in de
raadsvergadering van 28 Juni 1.1. om bericht
en raad! in handen van B. en W. gesteld.
B. en W. stellen thans voor:
aan het bestuur der Vereeniging tot oprich
ting en instandhouding van een openbare
leeszaal en1 boekerij, te beginnen met net jaar
1917, eene jaarlijksche subsidie uit de ge
meentekas te verleenen van 1000, waarvan
600 zal worden' genoten in geld en het rear
teerende of 400, als huurwaarden van het
aan de vereeniging in gebruik gegeven woon
huis Doelenstraat no. 28.
De heer Leesberg zegt, dat toen de
subsidie verleend werd, hij nog geen lid van
den Raad was. Van zekere zijde is toen prin
cipieel die subsidie bestreden. Nu verklaart
spr. vóór dit subsidie te zullen stemmen in
dien de Raad in beginsel besluit, ook een
eventueele confessioneele leeszaal te subsidi
eeren. Spr. stelt daarom de volgende motie
van orde voor:
„De Raad, gehoord de gehouden discussie
over de subsidie aan de openbare leeszaal,
verklaart zich in principe bereid ook subsidie
te verleenen aan een confessioneele leeszaal
en gaat over tot de orde van den dag".
De Voorzitter wijst er op, dat de mo
tie eigenlijk iets anders moest luiden, daar de
heer Leesberg de eerste spreker is en er dus
nog geen discussie heelt plaats gehad.
De heer Leesberg acht dit juist en was
dan eigenlijk van plan geweest na de discus
sie deze motie la te dienen.
De heer v. d. Bosch herinnert er aan,
welke houding hij steeds bij het toekennen
van deze subsidie hééft ingenomen. Spr.
steunt de motie van den heer Leesberg.
DeVoorzitter vraagt of er ook andere
openbare leezalen zijn dan neutrale.
De heer Leesberg antwoordt bevesti
gend.
De heer Udo zal vóór deze motie stem
men, ai doet hij dat met eenige vrees. Men
moet daar niet om lachen. Spr. is vrijzinnig
genoeg om ook deze bijzondere inrichtingen
te steunen. Maar waar in de neutrale lees
zaal toch speciaal atholieke en andere lec
tuur is, daar is hij eigenlijk wel een beetje be
vreesd, om door gemeentelijke subsidie te be
vorderen de afscheiding van allerlei richtin
gen ook op dit gebied. Men zal op deze wij
ze krijgen R.-C., Anti-revolutionnairen en
misschien ook Sociaal-Democratische^ leerza
len. Dien kant gaat het heen, en er is blijk
baar niet aan te ontkomen. Daarom zal spre
ker er dan ook maar vóór zijn.
Verder het voorstel van B. en W. bespre-
Roman naar het Duitoch van Marie Diers.
„Maar wat bedenk je toch opeens alles I"
riep zij geheel wanhopig. „Dat gaat toch niet.
Ik kan mama toch niet verlaten, juist nu.
En dien armen dokter, die op mij hoopt. Je
begrijpt er immers niets van, Bob. Och en wat
een onzin heeletnaal I Wat wil je toch van mij
Ik kan jou toch niet in het minst van nut zijn.
En zooals je 't daar net zelf betoogdet, wil je
immers vreeselijk veel drukte voor mij maken.
En uitgaven doen, Bobl Wat heb je toch
voorJe wilt werken en werken en een paarcl
voor mij koopen en kettingen allerlei kostbaar
heden en ik moet maar stil zitten en je veel
kosten' en je van geen nut zijn. En daarbij heb
je snij toen volstrekt niet noodig, je bent zoo
verstandig en kundig en jong en sterk en dat
alles. En die arme mama is ziekelijk en ver
laten en Hünefeld, ik weet zeker, die heeft
dikwijls niet genoeg voor de huur en menig
maal eet hij voor zijn middagmaal aaraap-
pelen en pruimenmoes, omdat de slager hem
niet meer borgen wil.
„Laat hem toch aardappelen en pruimen
moes etenI" schreeuwde Bob buiten zich zei..
„Je maakt iemand nog totaal gek, Renate.
Ik weet al niet meer wat onder öf boven' is.
Moet ik eerst lui en ziek en een ellendeling
worden, voordat je mij nemen wilt? Nate,
welk een voorstelling heb je toch in je hoofd
van de wereld? Zie je dan niet, dat men je
hier exploiteert? Dat ze eenvoudig misbruik
maken van je goed hart? Je bent toch niet
doml Met zulk een gezicht kan men toch met
op die 200 niet zouden hebben gezien en
die 1200 zouden hebben toegestaan. Spre
ker, die zijn kantoor vlak naast de leeszaal
heeft, wijst er op hoevelen de openbare leer
zaal dagelijks bezoeken, om daar hun licht
op te steken. Spr. zelf komt er ook herhaalde
lijk om een of ander werk te raadplegen.
Waar het hier een zaak betreft van zooveel
belang, acht hij een subsidie van 1200 niet
te hoog. Hij stelt dan ook voor de subsidie
op 1200 te stellen.
De heer den Boesterd verklaart vóór
de motie-Leesberg te zullen stemmen.
De heer Verkerk zegt tegen de motie
te zullen stemmen en zegt waarom.
Indien er een andere openbare leeszaal
komt dan de neutrale, zal het een Roomsch-
Katholieke zijn, daar in het Bestuur der
openbare leeszaal alhier antirevolutionairen
zitting hebben.
Kayiolieken heeft men er tot nog toe niet
in kunnen krijgen.
Het stichten van een R.-K. leeszaal zal
ten doel moeten hebben de Roomsch-Katho-
lieken uit de neutrale leeszaal te weren. Spre
ker wijst echter op het ruime standpunt, dat
ten opzichte van' de subsidie aan openbare
leeszalen de R.-Katholieke Staatsman Kolk
man heeft ingenomen. Dat was een ruim
standpunt. Men moet dan ook zooveel ver
trouwen hebben in zijn geloof, dat men niet
moet aarzelen om de menschen ook toe te
laten in de neutrale inrichtingen als deze
openbare leeszaal, waar zij alle, ook R.-K.
lectuur, die zij willen, kunnen krijgen.
Het subsidie wordt zoo goed mogelijk be
steed en komt dus alle richtingen ten goede.
Het bedrag der subsidie besprekende, be
toogt spreker dat de vereeniging met geen
cent minder dan 1200 toekan. Hij geeft
daarvoor verschillende cijfers en zegt ten
slotte, er op wijzende, van hoeveel belang de
leeszaal is voor de verdere ontwikkeling, na
dat het lager onderwijs is doorloopen, dat
het op den weg der gemeente zou liggen de
zaak te exploiteeren, indien men door onvol
doende subsidie het bestaan der zaak in ge
vaar zou brengen.
De heer de Wit acht de motie van
den heer Leesberg primatuur en dwingend.
Spreker wil zich thans niet verbinden om
een subsidie toe te kennen aan een leeszaal,
die er nog niet is. Wel wil hij zeggen, dat
hij er niet tegen zou zijn, om aan ook zoo'n
leeszaal door de gemeente te steunen.
De heer Lubbe is op dezelfde gronden
als de heer Verkerk tegen subsidieering van
een R.-K. leeszaal, want dat zal zoo'n lees
zaal dan in de toekomst zijn. Verder wijst
hij er op dat, met het oog op de begrooting
B. en W. de 1200 niet meenden te kunnen
voorstellen.
De heer Leesberg merkt den heer
Verkerk op, dat juist, omdat het zoo is, dat
een leeszaal als het ware een voortzetting is
van het lager onderwijs, men een confessio
neele zal dienen te steunen, evenals men er
van overtuigd is, dat het bijzonder onder
wijs door de openbare kassen moet worden
gesubsidieerd.
De regeering gaat bovendien ook ten op
zichte van de leeszalen vóór.
Den heer Udo is hij dankbaar voor diens
steun, terwijl hij den heer de Wit opmerkt,
dat het hem juist te doen was om een uit
spraak te verkrijgen.
Wat de heer Kolkman gezegd heeft, 't is
juist zooals de heer Verkerk heeft gezegd,
doch nadat de kwestie onder de R.-Kafh. is
uitgevochten, staat mr. Kolkman ook be
paald thans aan sprekers zijde.
De heer Van den Bosch, die den
heer Udo dankbaar is voor zijn ruime opvat
ting der zaak, stemt in met hetgeen de heer
Leesberg heeft gezegd en betoogt dat evenals
er rechtsgeldigheid bestaat en wordt toege
kend in zake subsidie van openbaar en bij
zonder onderwijs, dezelfde rechen ook moe
ten gelden voor inrichtingen als fie leeszalen.
Die R.-K. leeszalen hebben, zoo zegt hij,
ook geen conclusief karakter en hebben ook
voor het algemeen hun groote beteekenis.
De heer C1 o e c k is het eens met den heer
de Wit en wil de stem van den heer Leesberg
op deze wijze niet koopen.
De heer L u b b e kan niet inzien waar
om het stichten van een R.-K. leeszaal hier
noodig is. Laat men dan door voldoende
subsidie de neutrale leeszaal uitbreiden en
laat men ook R.-K. bestuursleden in het Be
stuur nemen.
dom wezen'I Het vreeselijke op de wereld is
als een jong schepsel, zooals jij het met de
zelfopoffering te doen krijgt Dat moet er uit,
bij jel Dat is eenvoudig ongezond. Oom had
er ook iets van beet, maar hij liet zich toch
niet zoo overbluffen als jij. Het wordt meer
dan tijd, Nate, dat je iemand krijgt, die je be
schermt, die voor je eigen dwaasheden be-
ho6fit"
„Och, je praat immers niets dan onzin," zei
Renate en begon te lachen. „Als je dit alles
hoort! En daarbij is het zoo laat. Het slaat
op de stadsklok tien uur. Begrijp eens aan
Je moet nu toch gaan. Hecht toch niet zooveel
gewicht aan mij. Wat ben ik dan? Als je mij
mag lijden, is dat prachtig, kom dan maar
heel dikwijls, dan praten wij samen. En kib
belen en zijn dan weer goed."
„Je maakt iemand werkelijk gek", mompel
de de jonge dokter. Ik ga nu en weet niets
Maar ik heb nu toch eens uitgeraasd. Och,
meisje, je bent, geloof ik, nog een klein kind.
Zoo dom en zoo lief. Och duivels, waarom
moest ik ook juist hierheen verzeild raken.
Nate ga je morgen werkelijk naar Hüne
feld?"
„Ik moet. Zie dat toch in, lieve Bob".
„Dan moet ik je één ding zeggen. Als je t
doet, dan zet ik geen voet meer bij jullie over
den drempel. Dat zeg ik je. Kies nu".
„Maar Bob, dan zou je immers vreeselijk
hardvochtig wezen. Bedenk toch eens, wat
ons nog te wachten staat. De verhuizing, het
inpakken ach alles
Hij zag haar plotseling bleek worden en
zich afwenden. Al de ellende kwam weer over
haar. Dat stemde hem dadelijk weekhartig.
„Nu," bromde hij, „het is mij goed. Ik kom
dan toch wel.-Ik kan je immers niet 'n den
steek lata) en je bent toch ook niet met dat
zwijn pardon met dien ezel getrouwd.
De vergelijking, die de heer Verkerk heeft
•maakt,, gaat niet geheel op, de leeszaal in
e ambachtsschool kan men ten opzichte van
het subsidie niet gelijk stellen. Evenmin
vindt spreker de vergelijking neutrale en R.-K.
leeszaal aan de eene zijde en openbaar en bij-
zonder lager onderwijs aan de andere zijde
juist
De heer Van den Bosch zegt, dat
het niet zoo is, als de heer Cloeck zegt, dat
hij en de heer Leesberg hier zitten als een
paar negocianten, die hun stem willen ver-
Koopen. Zij komen eenvoudig voor het ge
lijke recht op. Verder zegt spr., dat er wordt
gezegd, dat er dan maar een katholiek in het
bestuur moet komen, dan is die katholiek toch
in de minderheid
De heer Verkerk merkt op, dat wat dit
laatste betreft, de zaak niet zoo is, als er een
katholiek in het bestuur zit, dan zou zeker
het aantal werken grooter zijn, maar weren
doet men ze niet Laat men maar een goed
R.-K. bibliotheek ten geschenke geven, dan
zal die zeker een eereplaats krijgen.
Dat er R.-K. leeszalen zouden zijn, waarin
ieder vindt wat hij hebben wil, noemt spre
ker onjuist. Als het zoo was, was de R.-K.
leeszaal ook niet noodig. Telkens heeft men
bij de subsidie voor de leeszaal weer wat an
ders, eerst was men er tegen en nu vraagt
men deze voorwaarde. Spreker blijft zich ten
slotte tegen de motie verklaren.
De heer Udo zegt veel te hebben ge
hoord over de motie maar niet over zijn
voorstel om het subsidie te brengen op
1200.
De Voorzitter zegt dat hij van plan
was daarover zijn meening en die van het
Dag. Bestuur te zeggen.
De heer Udo wil dan graag dat eerst
afwachten.
Da Voorzitter wil dan wel zijn
standpunt en dat van de andere leden van
het college tegenover dat van den heer Lubbe
stellen.
In 1909 heeft de gemeenteraad gevoteerd
150, later 300, in 1914 600, in 1917
wordt nu gevraagd een verdubbeling tot
1200.
B. en W. hebben zich afgevraagd of zij in
dien ze thans tot de verdubbeling besloten,
niet te veel deden. Daarvoor is in de toe
lichting gewezen op velschillende andere ge
meenten.
Verder geeft de voorzitter nog een der mo
tieven wear, waarom men het subsidie niet
op 1200 meende te moeten brengen, o.a
omdat men meende dat ook van de zijde
der ingezetenen de zaak gesteund moet blij
ven.
De heer Udo vindt dat het, waar de sub
sidie telkens verdubbeld is, het in de lijn
ligt, dat nu ook weer te doen. Nogmaals be
toogt spreker de noodzakelijkheid van het
toestaan der 1200. Het Bestuur des lees
zaal moet met het tegenwoordig subsidie
heel zuinig huishouden. Het slaagt er uit
stekend in om de zaak te doen loopen zooals
dat gaat, dat is op uitnemende wijze, maar is
daardoor genoodzaakt de uitstekend con
cierge, de ijverige assistente veel te karig te
bezoldigen. Spreker hoopt dan ook, dat de
Raad met zijn voorstel zal meegaan.
Wat verder de motie van den heer Lees
berg betreft; hij beschouwt het ook niet zoo,
dat hij door vóór de motie te stemmen, de
stem van den heer Leesberg zou koopen. Hij
wijst er verder op, dat hij er iets voor kan
voelen, dat men niet alle werken voor een
leek geoorloofd acht. Daarom alleen kan
spreker wat voor de motie gevoelen.
De Voorzitter wijst den heer Udo
er op dat, indien zijn redeneering alsof de
verdubbeling der subsidie in de lijn lag, lo-
isch was, in 1926 de subsidie 9600 zou
dragen.
Verder vraagt de voorzitter, hoe dan de
andere leeszalen het redden als Alkmaar met
een subsidie van 1200 niet toekan en wijst
er tenslotte op, dat het de bedoeling was van
B. en W. dat de vereeniging meer leden zou
kunnen hebben.
De heer Verkerk wil op dit laatste op
merken dat de voorzitter met de propaganda
voor de leeszaal niet op de hoogte is. Nie
mand vestigt zich in ae gemeente of hier
wordt op de leeszaal gewezen en hij wordt
verzocht om lid te worden.
Spreker handhaaft verder zijn standpunt en
verdedigt nog eens krachtig de subsidie van
1200.
De heer de Wit verklaart thans voor
1200 te zullen stemmen.
De Voorzitter antwoordt, dat hij
Misschien gelukt het mij ten laatste toch nog
wat licht in je hoofd te brengen. Goeie hemel
wat kan zoo'n klein meisje iemand toch ont
zettend ergeren! Kom licht mij nu maar eens
de trap axi 'k Zou niet graag mijn beenen er
ook nog bij breken, ofschoon ik dan misschien
goed door jouw behandeld zou worden. Wees
maar niet verwonderd, als ik eens tot zulk
een middel mijn toevlucht neem, als je mij
wanhopig maakt".
„Maar waarom zou je wanhopig worden?"
vroeg Renate.
Zij lichtte hem van boven bij. Hij keek nog
eenmaal omhoog. Hij nam haar beeld met
zich in de eenzaamheid. De diep-donkere oo-
gen, die hem van onder de rechte wenkbrau
wen kalmeerend toelachten, den ietwat kor
ten, stompen neus. Het had voor hem een be
koring, dat hem het verstand benam, dit
bruine gezichtje met de merkwaardig ver van
elkaar staande oogen, den sprekenden mond
met prachtige, gezonde tandem. Reeds wan
neer zij als kind lachte, had hij altijd gedacht
„Mond vol tanden". Nu dacht hij dat dik
wijls nog.
Hij ging naar huis. In den donkeren, ne-
velachtigen winteravond danste het gezichtje
in al zijn lieftalligheid en zijn greintje onbe
wuste eigenzinnigheid voor hem uit. Er was
daarin zooveel zonnige warmte en zooveel
koele ontoegankelijkheid.
Een liedje van Heyse, zijn afgod uit den
tijd' toen nij in de hoogste klasse van het
gymnasium zat, speelde hem door 't hoofd
Onschuldig als eeh kind door 't
[leven
En ook harteloos als een kind".
De faam had tem opzichte van dokter Hü-
nefeld's uiterlijke omstandigheden niet gelo
gen. Hij was werkelijk een oud wrak. Hij
werkte weinig, zijn kleine kring van patiënten
er mee bedoelde, dat de contributie wel wat
laag is.
De beer Leesberg vindt het jammer,
dat in de debatten toch nog een wanklank is
vernomen nl. van den heer Cloeck, die het
voorstelt alsof men door voor de motie te
stemmen een katholieke stem' zou koopen.
Daar komt spreker tegen op en hij dacht niet
zulks juist van den heer Cloeck te zullen hoo-
ren.
De heer Cloeck antwoordt daarop en
betoogt, dat het verkeerd was thans deze mo
tie in te dienen. De R.-K. leeszaal is er nog
niet. Het zou de drijvers onder de tegenpartij
juist aanleiding kunnen geven er voor te
ijveren nu de openbare leeszaal juist moeite
doet en er waarschijnlijk1 toe zal kunnen
overgaan om katholieken in het bestuur te
krijgen.
De voorzitter brengt thans de motie Lees
berg in stemming.
Ze wordt verworpen met 7 tegen 10 stem
men. Voor stemden de heeren Meienbrink,
Van den Bosch, Den Boesterd, Udo, Ringers,
Bak en Leesberg. Tegen de heeren Cloeck,
de Lange, Leguit, de Wit, Lubbe, Stoel,
Zaadnoordijk, Govers, Verkerk en Thomsen.
Daarna komt in stemming het voorstel van
den heer Udo om het subsidie op 1200 te
brengen, dat door de wethouders wordt over
genomen.
Het wordt aangenomen met 13 tegen 3 st
en 1 blanco.
Tegen stemden de heeren Bak, Leesberg en
Meienbrink, terwijl de heer van den Bosch
buiten stemming bleef.
DIENSTREGELING VAN DE STOKERS
IN HET GEMEENTE-SLACHTHUIS.
Onder dagteekening van 20 Mei 1.1. is bij
den Raad ingekomen een adres van den Ne-
derlandschen Bond van Werklieden in Open
bare Diensten en Bedrijven, afdeeling Alk
maar, waarin werd verzocht artikel 8 van
het W. R. zoodanig te wijzigen, dat daaruit
komen te vervallen de woorden: behalve
voor de stokers aan het Gemeente-slachthuis
voor wie in de betreffende verordening een
afzonderlijke regeling van de werkuren is
vastgesteld."
Bedoeld adres werd in den Raad van 24
Mei d.a.v. om bericht en raad in handen van
B. en W. gesteld.
Daaraan Voldoende berichten B. en W.
den Raad dat zij ter zake het advies hebben
ingewonnen van den Directeur van het ge
meente-slachthuis, die daaraan bij schrijven
van 6 Jtuli 1.1. no. 403 heeft voldaan.
In verband met dit schrijven kunnen B. en
W. zoolang de proef niet is geëindigd, niet
aanraden over te gaan tot wijziging van art.
8 der Verordening, regelende de rechtspositie
van de werklieden in dienst der gemeente
Alkmaar (Gemeenteblad no. 351), daar op
andere wijze wordt getracht aan het bezwaar
van adressante tegemoet te komen, weshalve
zij den Raad voorstellen te besluiten:
aan de afdeeling Alkmaar van den Neder-
landschen Bond van werklieden in openbare
diensten en bedrijven, als beschikking op haar
adres d.d. 20 Mei 1.1. te berichten, dat niet
kon worden voldaan aan haar verzoek om
art 8 der Verordening, regelende de rechts
positie van de werklieden in dienst der ge
meente Alkmaar (Gemeenteblad no. 351) te
wijzigen, doch dat op andere wijze wordt ge
tracht aan haar geopperd bezwaar tegemoet
te komen. 1
De heer Verkerk wijst er op dat zoo.'n
stoker 15 uur daags werkt, dat was precies
goed voor 2 menschen. Nog toont hij aan
welke gevaren dit werk voor de gezondheid
heeft. In de 19 dagen wordt er ook maar één
vrije dag toegestaan, dat acht spreker wel wat
erg. Hij dringt er verder op aan dat men
eens overleg zou plegen met de arbeiders,
dat achtte hij beter, dan dat nu voorgesteld
wordt dat de bijlage naar de commissie wordt
gezonden ter informatie.
De heer de Wit vindt het zoo jammer,
dat indien er klachten zijn, deze niet geuit
worden aan den directeur. In den winter zijn
de werktijden niet langer dan 8 8^ uur, in
den zomer, wanneer de werktijd langer is,
worden ze daarvoor dubbel en dwars be
loond, zoodra hij boven de 11 uur heeft ge
werkt, worden ze nog extra beloond. Krijgen
ze minder werkuren, dan verdwijnen die extra
verdiensten.
Het stoken aan het slachthuis is lang niet
zoo zwaar als aan de gasfabriek. Een vol
gend jaar zal er een wijziging in de werk
uren wel plaats hebben.
In handen van den directeur, die het goed
met zijn personeel meent, is deze zaak wel
stelde hem daartoe ook weinig in de gelegen
heid en hij dronk om zijn groote mismoedig
heid, den jammerlijken weerzin van het leven
niet te voelen.
Maar als Bob Andreas en velen met hem
hem voor onkundig verklaarden, dan was dit
toch overdreven. Het was een van die vele,
onverschillige oordeelvellingen over een ver
ongelukt mensch, waarbij niet gevraagd en
bedacht wordt, wat hij heeft geleden.
Renate was dikwijls verbaasd, toen zij nu
langzamerhand een inzicht kreeg in dit ver
liederlijkte bestaan. Het viel haar in de spreek
uren niet heelemaal zoo moeilijk als zij had
verwacht, de herinnering aan die bij haar va
der verschilde daarvan te zeer. Toen was het
een voortdurend heen en weer loopen ge-
geweest, de voordeur stond niet stil, de deuren
klapten open en dicht, men had kunstgrepen
moeten aanwenden om altijd met den toege
meten tijd rond te komen. Hier waren geen
kunstgrepen noodig. Om acht uur kwam een
patient aangesukkeld, een liederlijk gezel, die
een gat in het hoofd bad en dat verbonden
wilde hebben. De krachtelooze handen van
deo dokter beefden daarbij, ofschoon hij nu,
ter eere van Renate, nog geen druppel alco
hol gebruikt had. Het was een treurig pogen,
Renate kwam hem onwillekeurig met een paar
vlugge handgrepen ter hulp. De havelooze
kerel, die naar foezel rook, verkocht malle
praat. Maar Renate was aan den toon der
alleronderste lagen gewoon en daarvoor niet
al te gevoelig. Doch zulk een mate van oneer
biedigheid jegens den behandelenden arts had
zij nog niet bijgewoond. Zij vertrok echter
geen spier, deed als of de man Chineesch had
gesproken en slechts de dokter momp.lüe zx>
iets als een berisping, want hij was het niet
met zich zelf eens, of hij den vent terecht zet
ten of Nate's voorbeeld volgen moest en doen
ioe te vertrouwen.
De heer Verkerk is het niet geheel eens
met den heer de Wil. Met de regeling van
cfe overuren gaat het niet zooals de heer de
Wit het voorstelt. Uren na 12 worden op
de volgende dag gebracht en dat acht-spre
ker krenterig.
Nogmaals betoogt spreker dat de regeling
niet is zooals ze zijn moet Laat men dan in
den zomer de ploeg uitbreiden. Er is wel
geklaagd, niet door de arbeiders zelf, doch
wel door het bestuur der organisatie.
Spreker hoopt dat spoedig voorstellen zul
len komen tot wijziging.
Het voorstel van B. en W. wordt aangeno
men.
GEMEENTELIJKE
HYPOTHEEKBANK.
Door den heer A. G. den Boesterd ia het
volgende voorstel bij den Raad ingediend.
Naar aanleiding van den zoo goed als den
totalen stilstand (nieuwbouw) in het bouw
vak, de daarop te verwachten werkeloosheid,
de ook daarmede gepaard gaande stilstand
in de uitbreiding der gemeente, welk een en
ander van hoogst nadeeligen invloed moet
zijn op den bloei der gemeente, zoo heb ik de
eer ter bevordering dezei aangelegenheden
voor te stellen in behandeling te willen ne
men, het oprichten eener Gemeentelijke Hypo
theekbank.
In de toelichting wordt berekend, dat vol
gens het verslag van den Directeur der Ge
meentewerken, over 1914, dat jaarlijks worden
gebouwd gemiddeld 100 niewe woonhuizen,
waarvoor de teverstrekken hypotheken ad 65
procent zou bedragen
80 gebouwen ad gem. 1600.128000.
15 gebouwen1 ad gem. ƒ3000.45000.
4 gébouwen ad gem. 5000.20000.—
1 gebouw ad gem. 0
193000.—
De bedragen van 1930000 en 3000 zijn
aanvankelijk te beschouwen als maxima, liet
op gemakkelijke wijze en langen termijn, te-
ge» billijke rente steeds verkrijgbaar stellen
van hypotheek en het hiermede van wege het
beheer der Hypotheekbank gepaard gaande
uit te oefenen toezicht op het bouwen, zal m,
i. zeer bevorderen:
a. het bouwen van soliede tegen billijken
huur- of koopprijs te verkrijgen woonhuizen,
op heden L
b. door het in voldoende mate beschikbaar
waaraan
groote behoefte is;
zijn van de sub a gemelde woonhuizen, het
zich hier vestigen van elders wonenden,
waarbij dan de zeer gunstige ligging dezer
gemeente van belangrijk grooteren invloed
zal kunnen zijn.
Volgens den voorsteller kan dit bij dit be
drijf geen risico worden geloopen.
De heer den Boesterd lilht zijn
voorstel nog nader toe en zou willen dat er
een commissie* van 5 leden werd benoemd
om de zaak verder voor te bereiden.
De heer Ringers zou dan allereerst
willen dat de raad zich er over uitsprak of
een gemeentelijke hypotheekbank noodig is
of niet. Spreker acht die noodzakelijkheid
nog niet bewezen, daarom zou hij de heer
den Boesterd in overweging willen geven
de zaak nog wat uit te stellen.
De heer Van den Bosch heeft zich-
ook afgevraagd, of de stichting van die hy
potheekbank door de gemeente noodig is, nu
ook in andere gemeenten het geld thans ge
makkelijker te verkrijgen is. Na hetgeen de
heer Ringers daarover heeft gezegd, gelooft
spreker ook dat de tijd voor Alkmaar nog
niet is gekomen. Men kan den heer den
Boesterd dankbaar zijn, dat hij de zaak ter
sprake heeft gebracht.
De heer Leesberg meent ook dat er
geen reden is, om thans hier in Alkmaar
zoo'n hypotheekbank te stichten.
De neer Verkerk ondersteunt het
voorstel; ook de heer Thomsen.
De heer Ringers blijft het bestrijden
en vindt het verkeerd een commissie werk op
te dragen, dat misschien vergeefs zal zijn! Als
er een commissie komt, hoopt hij dat de heer
den Boesterd in de commissie komt en dan de
vergaderingen ook bijwoont, want het gaat
niet aan andere leden werk op te dragen en
dan zelf niet te komen.
Het voorstel van den heer denBoesterd
wordt daarop in stemming gebracht en met
2 stemmen voor 1 blanco verworpen. Voor
stemden de heeren Verkerk en Thomsen. De
heer den Boesterd stemde blanco.
De voorzitter merkte op, dat het
eigenlijk beneden de waardigheid van den
J3AO ju»js ODUBjq raipjsjooA ap jep 'si pney
alsof hij niets had gehoord.
Renate ging naar het aangrenzend vertrek
een smal, langwerpig kamertje met een onuit
sprekelijk schamele elegantie. Dat moest ze
ker met zijn pluche ameublement, zijn stil
staande pendule en de met stof beladen por
tieres, Hünefeld's salon voorstellen. Hier on
dernam zij hei, waarbij zij de portières voor-
loopig met rust liet, de stof van de meubels
en van de belachelijke snuisterijen af te vegeu,
die op den schoorsteenmantel ea étagère ston
den.
Om half tien kwam er weer een patiënt.
Een arbeidersvrouw met een kind, welks
hoofd met een dikke korst was bedekt. Toen
zij Renate zag, kon zij zich niet inhouden,
„ïs de juffrouw nu hier bij u? Wel, dat is
nu eens mooi,f juffrouw. Dat moet mijn man
toch dadelijk In de fabriek vertellen." Hüne
feld's handen begonnen nog meer te beven.
Hij dacht zeker: het succes komt nog sneller
dan ik verwachtte. Maar het had er nu veel
van alsof hij zich over zichzelf schaamde en
liever verder succes wilde voorkomen. Liever
onopgemerkt langzaam in het slijk wegzin
ken, dar nog zoo'n morgen onder diezelfde
heldere, jonge oogen zijn wak afhaspelen.
Het geschiedde werkelijk zooals hij ge
dacht had. De toeloop vermeerderde en nu
kwam af en toe wea iels, dat Renate in ver
bazing bracht.
Het scheen menigmaal alsof er plotseling
een dikke stoflaag van den geest van haar
armen dokter afviel en er een bliksemstraal
door heen schoot. Hij vakondigde vlug en
op zekeren toon diagnoses, die haar deden
versteld staan en maakte af en toe een op
merking tegen haar, welke een scherp, goed
verstand verried. Ja, af en toe was er zelfs
iets geniaals in zijn voorschriften.
(Wordt vervolgd.)
-J