DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Nd. 275
Honderd en achttiende jaargang.
1916
DINSDAG
I, VoQrdam 1 Totafiv. I
21 NOVEMBER
BhnwB.mMit.Brii. m 3 guidon t-, tt.post IU5. AdiBitMtia»ilU12i*t p. M. giMte letten naai plaaUiuinte. Bneien li.Beek- en
NEDERLAND.
WAARSCHUWING.
Met 20 et. eerlegstoeslaa ep den abonnementsprijs per 3 maanden
ALKMAAR, 21 November.
Het gevechtstooneel van Ancre en Somme,
waar de aanvallen in de sneeuw in den alge-
meenen toestand zeer weinig verandering
brengen de Engelschen moesten van het
veroverde Grandcourt het. westelijke deel
ontruimen, zoodat door dit dorp de linie
gaat; dit zij eventjes opgemerkt naar aanlei
ding van hetgeen we gisteren schreven
moet thans in belangrijkheid onderdoen voor
het zuid-oostelijke oorlogstooneel, voor het
Balkan-front. Monastir en Roemenië trekken
thans de belangstelling. Toch zijn de militai
re acties, welke aan deze beide namen zijn
verbonden, niet gelijkwaardig. Zien we wel,
dan is Monastir het einde van het Servisch
offensief en is wat er nu geschiedt in Roeme
nië het begin van een offensief der midden-
mogendheden, dat tot de onderwerping van
dezen Balkan-staat leiden zal. Het is moge
lijk, dat deze meening niet juist is, het is
evenzeer mogelijk, dat zij beantwoordt aan
den stand van zaken van heden, maar dat an
dere gebeurtenissen haar onhoudbaar zullen
maken, doch op het oogenblik kunnen wij de
dingen niet anders zien.
Nemen we allereerst Monastir. In een me-
dedeeling uit Parijs heette het, dat de midden-
mogendheden zich in wanorde terugtrokken,
door de Serviërs achtervolgd. Dat deze ach
tervolging niet veel heeft te beteekenen, blijkt
echter, daar er door de Serviërs maar 622
krijgsgevangenen genomen zijn. Dit pleit wel
voor de juistheid der Duitsche voorstelling,
dat het bezetten van de stellingen ten noor
den van Monastir geschiedde zonder dat men
daarbij door den tegenstander werd gehin
derd. Men heeft zonder daarbij belangrijk
te worden belemmerd. de stad kunnen ont
ruimen. Maar dit is de bedoeling van den
Duitschen staf niet geweest. Het plan was
waarschijnlijk, om ter wille van de politieke
beteekenis der stad, Monastir te behouden
Hierop wijst het gebeurde met generaal von
-Below, hierop wijst ook de mededeeling in
het Duitsche legerbericht van heden: nieuwe
Duitsche troepen hebben het gevechtsfront
bereikt Het vermoeden ligt voor de hand,
dat die versterkingen het dreigende lot van
de stad hebben moeten afwenden, doch daar
toe te laat zijn gekomen. Zij kunnen thans
echter andere diensten doen: voorkomen, dat
de Servische troepen do overwinning ver-
grooten, het door hen bezette gebied uitbrei
den. En deze taak wordt vergemakkelijkt,
doordat de terreinsgesteldheid het oprukken
zeer bemoeielijkt: de verdedigers kunnen ster
ke bergstellingen innemen. Verrassingen, die
altijd mogelijk zijn, daargelaten, gelooven we
niet, dat de verovering van Monastir, van
welk politiek gewicht ook, verdere militaire
gevolgen zal opleveren.
Anders staat het in Roemenië. Onheilspel
lend klinkt het in het Duitsche legerbericht:
„Onze krijgsoperaties op het Russisch-Roe-
meensche front worden volgens het vastge
stelde plan voortgezet". In het stadium, waar
in de actie thans verkeert, kan dit nauwelijks
iets anders beteekenen dan: „Wacht maar
even, het gaat goed, ge zult er spoedig wel
meer van hooren". En reeds geeft een latere
mededeeling uit Berlijn een nadere inlichting
„Wij naderen Crajowa, de hoofdstad van
westelijk Walachije". Hieruit volgt, dat na de
doorbraak kan de Jiul de troepen der mid-
denmogendheden snel naar het zuiden opge
rukt zijn. Zoo snel, dat het Roemeensche le
ger, hetwelk streed tusschen de Jiul en de
IJzeren Poort, wel eens beroofd van zijn
verbindingen, afgesneden zou kunnen zijn.
En dat de tegenstanders hier aan het „op
rollen" zouden kunnen gaan.
Maar niet alleen hier, maar ook oostelijker
dreigt den Roemenen gevaar, omdat langs de
Alt, ten oosten van den Rooden Toren Pas,
het leger van von Falkenhayn oprukt. En ook
von Mackensen zou wel eens spoedig in be
weging kunnen komen het geschutvuur,
dat volgens de legerberichten in de Do-
broedsja en langs den Donau klinkt, is wel
licht de voorbode van een nieuwe aotie.
Men ziet dus, dat de toestand voor Roe
menië op het oogenblik zich zeer ernstig
voordoet. Ook te Parijs wordt dit ingezien
Want in de vreugde-artikelen over den val
van Monastir, wordt de aandacht gevestigd
op de „schrikkelijk stelselmatige actie van v,
Falkenhayn en v. Mackensen," wordt de be
dreiging van West-Walachije duchtig bespro
ken. In een door de censuur zeer besnoeid ar
tikel zegt de Temps: „Het heil van Roemenië
staat op het spel. De tijd gedoogt niet meer
te redetwisten over de voordeelen of gevaren
der uitbreiding van de krijgsterreinen. Wij
zijn genoodzaakt om daar waar de vijand
slaat, met verdubbelde kracht toe te slaan."
Men moet verder te Parijs van meening
zijn, dat de herovering van Monastir vooral
in Griekenland een belangrijke, moreele uit
werking zal hebben.
Maar zouden de gebeurtenissen in Roe
menië niet veel sterker indruk te Athene ma
ken?
Weer schijnt Griekenland voor de beslis
sing te staan of liever gebracht te zijn.
Volgens de Daily Mail zou baron Grancy,
Duitsch marine-attaché te Athene bij spion-
nage betrokken zijn en dit deed den entente-
mogendheden besluiten van de Grieksche
regeering te eischen, dat de Duitsche, Oosten
rijksche, Turksche en Bulgaarsche gezanten
worden uitgezet. Een nader bericht zegt,
dat die gezanten zich aan boord van een
stoomschip zouden moeten begeven, dat
ter hunner beschikking zou worden ge
steld en dat de Spaansche gezant de bescher
ming der Duitsche onderdanen, de Ameri
kaansche gezant die van de Oostenrijksche,
Bulgaarsche en Turksche op zich zou nemen.
De Koning heeft voor deze uitwijzing de
verantwoordelijkheid niet durven aanvaar
den, de regeering acht dezen eisch onaanne
melijk, er is een kabinets- en een kroonraad
gehouden. Begrijpelijkerwijze heerscht te
Athene groote ongerustheid, te meer, daar de
uitzetting morgen reeds zou moeten geschie
den. Het conflict, waarvan Griekenland de
dupe wordt, is dus op de spits gedreven.
Waar het op uitloopen zal?
dames voorstellingen in de schouwburgen
enz. gingen bijwonen, in den laatsten tijd we
der van overmatigen rijkdom werden, heeft de
Fransche minister eraan herinnerd, dat het
nog steeds oorlog is, en de minister van schoo-
ne kunsten heeft bepaald, dat men slechts in
gewoon wandeltoilet de voorstellingen mag
bijwonen. Anders wordt men niet toegelaten.
Met 1 E>ec. komt de Duitsch handel in
klaver-, gras-, bieten- en raapzaad onder
rijkscontrole en mag deze alleen uitgeoefend
worden door handelaren, die hiertoe van de
overheid vergunning hebben' verkregen.
De vicaris-generaal van het bisdom Keu
len heeft tot de geestelijkheid een aanschrij
ving gericht om de bevolking er op te wijzen,
dat het hun Christenplicht jegens het vader
land en hunne naasten is geen voor mensche-
lijk voedsel geschiqte aardappelen aan het vee
te voeren. Het is gebleken, dat de landbou
wers hiervan nog niet voldoende zijn door
drongen.
Bij de invoering van den burgerlijken
dienstplicht in Duitschland zal niet zooals
gezegd werd over het huispersoneel, al
thans niet over het vrouwelijKe, zooals dienst
boden, gouveranantes enz., worden beschikt
en zal men zich op dat stuk dus niet behoeven
te behelpen.
In Brussel is buitengewone opwinding
veroorzaakt door het feit dat een groot aantal
ambtenaren van het stadhuis door de Duit-
schers zijn gearresteerd, wijll zij geweigerd
hebbeni lijsten te verstrekken, de namen bevat
tend van hen, die zonder werk zijn.
De Oostenrijksche Keizer heeft voor een
bedrag van 10 millioen Kronen op de vijfde
Oostenrijksche oorlogsleening ingeteekend.
KAAS.
De minister van landbouw heeft be
paald dat 50 pCt. van den inkoop of de pro
ductie van alle kaassoorten, met uitzondering
van komijnekaas van Leidsch of Delftsch mo
del, voor het binnenlandsch verbruik beschik
baar moet blijven.
In het Pruisische Huis van Afgevaardigden
is tegen de instelling van het nieuwe konink
rijk Polen hevig verzet gevoerd. Een voorstel
der conservatieve, vrij-conservatieve en nati-
onaal-liberale partijen werd aangenomen
met 180 stemmen, er tegen waren *104 stem
men, afkomstige van het Roomsch-Katholieke
centrum, de Polen, vrijzinnigen, sociaal-de
mocraten en Denen, terwijl drie leden zich
van stemming onthielden. In het voorstel
werd de verwachting uitgesproken, dat bij de
definitieve regeling de militaire, economische
en algemeen politieke belangen van Duitsch
land in het koninkrijk Polen voorgoed en
doeltreffend verzekerd zullen worden en
wordt verklaard, dat geen regeling mogelijk
is, welke het Duitsche karakter van de ooste
lijke provincies op eenigerlei wijze in gevaar
zou kunnen brengen.
Sinds geruimsn tijd zijn
d® meeste bladen,overeen
komstig het besluit van de Neder-
landsehe Dagbladpers, overgegaan
ot inning der abonnementsgelden
jij vooruitbetaling.
Ingevolge dit besluit zullen w®
zoo vrij zijn per 1 December a.s. te
jeschikken over de abonnements
gelden 4e kwartaal 1916 en 1 Fe-
jruari 1917 over die van het 1e
kwartaal 1917 om tot doorvoering
van dien maatregel te geraken.
DE DIRECTIE.
KORTE BERICHTEN.
De N. R. Ct. verneemt uit betrouwbare
bron, dat alle gemeenteraadsleden en schepe
nen van Brussel in hechtenis zijn genomen,
de raadsleden werden na 24 uur vrijgelaten,
de maatregel houdt vermoedelijk verband met
de wegvoering der Belgische werklieden.
De oorzaak van de aanvaring der
Deutschland is volgens Amerikaansche be
richten, dat een motorboot den onderzeeër
wilde rammen, en dat deze bij het uitwijken
op de sleepboot liep, de onderzeeër had
slechts geringe schade.
In Engeland heeft de levensmiddelen
kwestie zulke afmetingen aangenomen, dat
men evenals in Duitschland een voedingscon
troleur zal benoemen.
Engelsche watervliegtuigen hebben de
Bulgaarsche kust gebombardeerd.
De Fransche kolonie Indo China heeft
lYi millioen francs, Madagascar 1 millioen
aan het Fransche Moederland ten geschenke
gegeven.
Het Pruisische ministerie van oorlog
heeft last gegeven, om alle kalfs-, schaaps-
lams- en geitevellen in beslag te nemen.
Binnen enkele dagen is in Duitschland
ten behoeve van het leger de inbeslagneming
van rum en arak te verwachten. De overige
dranken zullen voorloopig nog vrij blijven.
Daar uc toiletten, waarin de Parijsche
NEDERLAND EN HET WEGVOEREN
VAN BELGEN NAAR DUITSCHLAND.
Met instemming hebben wij aldus
schrijft de N. Ct. het bericht vernomen, dat
een Kamerlid voornemens zou zijn deze week
onze Regeering te interpelleeren over het weg
voeren van duizenden Belgische mannen naar
Duitschland om daar gedwongen arbeid te
verrichten.
In zijn antwoord op het protest der Belgi
sche bisschoppen schreef de gouverneur-gene
raal Von Bissing, dat deze maatregel geen
verband hield met den eigenlijken oorlog,
maar berustte op „maatschappelijke en staat
huishoudkundige gronden". Hetgeen- wel zal
beteekenen dat deels wegens den onwil van ve
le Belgische onvennogenden om te werken en
deels wegens het gebrek aan werkgelegenheid
(tenzij ten behoeve van den vijand) het bin
nenlandsch bestuur van het bezette land voor
de Duitschers groote moeilijkheden oplevert.
Het gevankelijk wegvoeren van en dwang
arbeid opleggen aan bewoners van 't bezette
and blijft niettemin een daad die in strijd is
met het door Duitschland bekrachtigde Haag-
sche verdrag no. IX (waarin o.m. de bevoegd
heden van den bezetter op het grondgebied
van een overwonnen staat worden geregeld)
en met de menschelijkheid. En niet streng ge
noeg zou het oordeel over deze gewelddadige
behandeling kunnen luiden, indien men, met
het manifest der Belgische bisschoppen moet
aannemen„de naakte baarheid is dezeie
der weggevoerd werkman beteekent een sol
daat meer voor het Duitsche leger. Hij zal de
plaats innemen van een Duitschen werkman,
van wien men een soldaat zal maken".
Er zou voor onze regeering in deze daad
van Duitschland op zichzelf geen reden gele
gen zijn om af te wijken van de houding die
zij van den eersten dag des oorlogs af wijse
lijk tegenover de oorlogvoerenden heeft aan
genomen, n.l. slechts dan op eenigerlei wijs
(informatie, beklag, protest) op te treden, in
dien Nederlandsche belangen of rechten door
een daad hunnerzijds worden benadeeld of
bedreigd. Die houding was en is voor ons de
eenige mogelijke. Wij zijn niet krachtig ge
noeg om ons als „kampioen voor het recht" te
stellen en wij hebben als eersten plicht te zor
gen voor 's lands veiligheid en zelfstandig
voortbestaan.
Evenwel zooals'in de aankondiging der
interpellatie werd opgemerkt bij hetgeen
er niet de bevolking van België geschiedt, is
de verantwoordelijkheid van onze Regeering
in zooverre betrokken, als onder de wegge
voerden zich ook personen kunnen bevinden
die, in den herfst van 1914 uit België binnen
ons gebied gevlucht, op aandrang van onze
Regeering of lagere autoriteiten naar hun va
derland zijn teruggekeerd dn de overtuiging,
dat hun daar niets aan lijf of vrijheid zou ge
schieden en1 met name dat zij niet naar
Duitschland zouden worden weggevoerd. Die
belofte is destijds (Oct. 1914) door Freiherr
Von Hühne bij proclamatie gegeventusschen
onze Regeering en de Duitsche zijn over den
terugkeer der zich hier te lande bevindende
Belgische vluchtelingen besprekingen gevoerd
en de verzekeringen toen van de Duitsche Re
geering ontvangen, zijn natuurlijk van dien
aard geweest, dat onze minister; van Binnen-
landsche Zaken met volkomen gerustheid den
„zachten drang" kon aanbevelen die toen door
Nederlandsche burgemeesters en- comité's op
de vluchtelingen geoefend is.
Er is dus, naar ons voorkomt, alle reden
voor onze Regeering om zich de zekerheid te
verschaffen dat bij de wegvoeringen van Bel
gische burgers naar Duitschland niemand is
of zal worden betrokken behoorende tot hen,
die voorheen naar Nederland zijn gevlucht en
vervolgens weliswaar vrijwillig, maar toch
niet zonder eenige mede-verantwoordelijkheid
dezerzijds, gerepatrieerd. Indien onze Regee
ring die zekerheid reeds bezit zal het voor ons
volk een zedelijke geruststelling zijn dit te we
ten.'
De Belgische Regeering heeft aan de regee
ringen van de Geallieerden en aan die der
neutrale een nota met protest tegen de weg
voeringen toegezonden. Volgens de laatste be
richten heeft de Amerikaansche minister van
Buitenlandsche Zaken, na een afschrift van
dit protest door den vertegenwoordiger der
Unie te Berlijn aan -de Ehiitsche Regeering te
hebben laten overhandigen, officieel verzocht
omtrent de zaak te worden ingelicht. De Ame
rikaansche zaakgelastigde zal in den loop de
zer week door den Rijkskanselier worden ont
vangen. Een dergelijk verzoek van onze Re
geering, dat om de boven aangegeven redenen
nog veel meer voor de hand ligt, zou zich, in
dien het nog niet gedaan is, gereedelijk daar
bij kunnen aansluiten.
DE STEENKOLENNOOD.
Naar medegedeeld wordt, heeft onze regee
ring om in den dreigenden steenkolennood te
voorzien een belangrijke hoeveelheid Engel
sche steenkolen aangekocht, die zoo snel mo
gelijk met verschillende schepen, naar ons
land zullen worden verscheept.
DOOR EEN DUIKBOOT BESCHOTEN.
Het te Harlingen binnengeloopen Neder
landsche stoomschip „Friesland" is op de
Noordzee door een Duitsche duikboot be
schoten. Er werden vijf schoten gelost. Toen
de stuurman de scheepspapieren aan den ka
pitein van den onderzeeër ter inzage had
overgebracht, kreeg het schip onmiddellijk
verlof de reis te vervolgen.
BINNENLAND.
ONLUSTEN IN DJAMBI.
(Offic.eel). Bij het departement van kolo
niën is ontvangen het volgende bericht van
den gouverneur-generaal van Nederl.-Indië:
De politieke toestand in de Batang-Asei-
streek is gunstigde houding van hoofden en
bevolking is uitmuntend.
Aan de Boven-Tjenako (rechterzijrivier van
de Kwantan-rivier in Indragiri, ten noorden
van Djambi) had eene ontmoeting plaats
tusschen eene patrouille onder sergeant West-
broeg en opstandelingen, wier aanvoerder
Imam Serail met twee volgelingen sneuvelde;
één gewonde volgeling ontkwam. Onzerzijds
werden de sergeant Westbroek en drie in-
landsche soldaten licht gewond.
De telefonische gemeenschap tusschen Pa-
dang en Moeara Tebo is hersteld.
STADSNIEUWS.
HET GESCHIL CLOECK
EN Mr. LEESBERG FORTUIN.
Hieronder laten wij de door bemiddeling
van den rechtercommissaris tot stand geko
men overeenkomst tusschen de heeren mr.
Leesberg, Cloeck en Fortuin volgen
Op heden den 20en November 1916 hebben
Mr. A. J. M. Leesberg, de heer J. Cloeck en
de heer A. Fortuin zich bevonden in het kabi
net van den Rechtercommissaris belast met de
instructie van strafzaken te Alkmaar, in te
genwoordigheid van dien ambtenaar. Partij
en te weten de H. H. Leesberg en' Cloeck ee-
nerzijds en: de heer Fortuin anderzijds zijn te
rade geworden over en weer de volgende ver
klaring af te leggen:
De heer Fortuin
Dat hij de woorden, zooals die in de hem
voorgelezen klachte door beide andere heeren
vermeld zijn, niet heeft gezegd;
dat hij niet van meening is, dat mr. Lees
berg bij gelegenheid van de vervulling van de
Wethouders-vacature Lubbe eenige belofte,
welke ook dus ook niet de belofte den heer
D. Schenk tot administrateur van het bureau
van advies te Alkmaar te benoemen aan
den heer Cloeck gedaan heeft om dezen heer
te bewegen als raadslid zijn stem op Mr.
Leesberg als Wethouder uit te brengen, ter
wijl hij, Fortuin, evenmin van meening is, dat
de heer Cloeck Mr. Leesberg als Wethouder
stemmende, zich hiertoe door eenige belofte
van de zijde van Mr. Leesberg heeft laten be
ïnvloeden.
Verklaarde partij Fortuin ten slotte, dat hij
het zou betreuren indien, door andere perso
nen ten onrechte uit zijn woorden zou zijn af
geleid, dat hij bovengemelde meening wel zou
zijn toegedaan.
De H. H. Mr. Leesberg en' Cloeck:
Dat zij zich verbinden de door hen tegen
den heer Fortuin ingediende klachte in te
trekken.
Welke verklaringen door partijen! zijn on-
derteekend.
(w. g.) A. FORTUIN,
(w. g.) J. CLOECK.
(w. g.) A. J. M. LEESBERG.
De heer Cloeck ontving van den Rijksnij-
verheidsconsulent over deze zaak nog het vol
gende schrijven
Keuring van Militie- en Land-
stormplichtigen.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
WAARSCHUWT DE MILITIE- EN LAND-
STORMPLICHTIGEN, zich er wel voor te
wachten, zich met tusschenpersonen in ver
binding te stellen om voor den dienst afge
keurd te worden, omdat, indien zij inderdaad
ongeschikt zijn, de afkeuring ook zonder de
tusschenkojnst van die personen zou plaats
hebben.
Nadrukkelijk wordt de aandacht gevestigd
op artikel 206 van het Wetboek van Straf
recht, onder meer inhoudende:
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren wordt gestraft
lo. hij die zich opzettelijk voor den dienst
bij de Militie ongeschikt maakt of laat
maken
2o. hij die een ander op diens verzoek opzet
telijk voor den dienst ongeschikt maakt.
Indien in het laatste geval het feit den dood
ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van
ten hoogste zes jaren opgelegd.
- Alkmaar, 21 November 1916.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Dezer dagen werd mij de Alkmaarsche
Courant van 31 October gezonden, waarin
mijn naam in verband met een onderhoud, dat
ik met Mr. Leesberg heb gehad, werd ge
noemd.
Met het oog hierop komt het mij juist voor
indien ik aan de heeren Mr. Leesberg, Cloeck
en Trijbetz mededeel, wat ik den heer Mr.
Leesberg heb medegedeeld.
Ik heb dan gezegd:
Wat de ministrieele goedkeuring van Uwe
benoeming tot directeur van het Bureau van
Adviezen betreft, gewoonlijk vraagt de Mi
nister mij om advies.
Wat mij betreft, ik heb tegen Uwe benoe
ming geen bezwaar, indien U zich tevreden
stelt met een kleiner salaris dan waarop U
benoemd zijt, opdat het Bureau van Advies
daardoor in de gelegenheid worde gesteld een
administrateur boekhouder aan te stellen, die
in hoofdzaak tot taak zal hebben den middenr
stander op het gebied van boekhouding en al-
gemeene zaken voorlichting te geven en- niet
zooals in de Alkmaarsche Courant staat, dat
Mr. Leesberg van zijn salaris een boekhouder
zal hebben te bekostigen.
Ik deel U dit mede, opdat het onderhoud
van den heer Mr. Leesberg en ondergeteeken-
de tot zijn recht kome.
Hoogachtend'.
De Rijksnijverheidsconsulent voor het
Westen des lands,
F. BEGEMAN.
NOG EEN SINT MAARTEN.
Een vriendelijke lezeres schrijft ons:
Al eenige jaren als ik op 11 Nov. uw
praatje over Sint Maarten las, dacht ik: „ik
moest toch eens schrijven hoe 50 jaar geleden
St. Maarten in mijn geboortedorp Kromme
nie werd gevierd."
Misschien kunt U dit nu wel gebruiken
voor het volgende jaar [maar nu ook wel,
Red.].
Hoe het thans in Krommenie gaat, weet ik
niet, omdat ik er nooit meer kom, maar toen
ik een kind was, deed elk kind mee aan de
viering van St. Maarten, arm en rijk, zooals
toen het menschdom verdeeld werd.
De arme kinderen maakten hun lampion
zelf: van een dikken wortel, van een raap of
koolraap werd een bodem met gat gesneden
waar de kaars in werd gezet, van een papieren
meelzak waar allerlei figuurtjes uitgeknipt
\Verden werd de ballon gemaakt dat was
hun lampion.
Zij zongen huis aan huis en kregen ook
overal wat, bakkers gaven een kleine taai wat
bij ons een taaidinkie werd genoemd (prijs 1
ct.), winkeliers een paar balletjes of drop of
een appel, particulieren gaven 1 cent of meer,
wat nog een aardig bedrag werd, want onze
werkvrouw kocht voor wat de kinderen met
St. Maarten „opliepen" wintergoed, dat is
winterkleeren.
Z.g.n. rijke kinderen liepen met een lampi
on wel 't heele dorp door te zingen, maar ge
beld werd alleen bij familieleden en vrienden,
en daar kreeg men alleen maar chocolade,
koek of appels.
Ook werd dan gezegd dat St. Nicolaas
verwachtte dat we een mandje kwamen zet
ten, dat wil zeggen, dat we 6 Dec. mochten
komen kijken wat St. Nicolaas had gebracht,
dat gebeurde natuurlijk maar bij enkelen.
't Versje dat gezongen werd luidde zooals
bijna overal in Noord-Holland. Alleen het
slot was eenigszins anders:
Sinte Maarten is zoo koud
Geef hem een turfje of een hout
Dan kan hij zich verwarmen
Met zijn bloote armen
Met zijn bloote beenen
Kan hij een stukje verdeenen
Sinte Maarten heeft een vogeltje
Met een rood-rood rokje an
Dat is Sinter Maartens man.
BADHUIS WITTE KRUIS.
In de week van 13 tot 18 November zijn in
het badhuis van het Witte Kruis genomen72
kuipbaden, 86 regenbaden le klas, 221 reg^n-
badea 2e klas, te samen 379 baden.
COURANT.
V
V
i