DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Nd. 275 Honderd en achttiende jaargang. 1916 DINSDAG I, VoQrdam 1 Totafiv. I 21 NOVEMBER BhnwB.mMit.Brii. m 3 guidon t-, tt.post IU5. AdiBitMtia»ilU12i*t p. M. giMte letten naai plaaUiuinte. Bneien li.Beek- en NEDERLAND. WAARSCHUWING. Met 20 et. eerlegstoeslaa ep den abonnementsprijs per 3 maanden ALKMAAR, 21 November. Het gevechtstooneel van Ancre en Somme, waar de aanvallen in de sneeuw in den alge- meenen toestand zeer weinig verandering brengen de Engelschen moesten van het veroverde Grandcourt het. westelijke deel ontruimen, zoodat door dit dorp de linie gaat; dit zij eventjes opgemerkt naar aanlei ding van hetgeen we gisteren schreven moet thans in belangrijkheid onderdoen voor het zuid-oostelijke oorlogstooneel, voor het Balkan-front. Monastir en Roemenië trekken thans de belangstelling. Toch zijn de militai re acties, welke aan deze beide namen zijn verbonden, niet gelijkwaardig. Zien we wel, dan is Monastir het einde van het Servisch offensief en is wat er nu geschiedt in Roeme nië het begin van een offensief der midden- mogendheden, dat tot de onderwerping van dezen Balkan-staat leiden zal. Het is moge lijk, dat deze meening niet juist is, het is evenzeer mogelijk, dat zij beantwoordt aan den stand van zaken van heden, maar dat an dere gebeurtenissen haar onhoudbaar zullen maken, doch op het oogenblik kunnen wij de dingen niet anders zien. Nemen we allereerst Monastir. In een me- dedeeling uit Parijs heette het, dat de midden- mogendheden zich in wanorde terugtrokken, door de Serviërs achtervolgd. Dat deze ach tervolging niet veel heeft te beteekenen, blijkt echter, daar er door de Serviërs maar 622 krijgsgevangenen genomen zijn. Dit pleit wel voor de juistheid der Duitsche voorstelling, dat het bezetten van de stellingen ten noor den van Monastir geschiedde zonder dat men daarbij door den tegenstander werd gehin derd. Men heeft zonder daarbij belangrijk te worden belemmerd. de stad kunnen ont ruimen. Maar dit is de bedoeling van den Duitschen staf niet geweest. Het plan was waarschijnlijk, om ter wille van de politieke beteekenis der stad, Monastir te behouden Hierop wijst het gebeurde met generaal von -Below, hierop wijst ook de mededeeling in het Duitsche legerbericht van heden: nieuwe Duitsche troepen hebben het gevechtsfront bereikt Het vermoeden ligt voor de hand, dat die versterkingen het dreigende lot van de stad hebben moeten afwenden, doch daar toe te laat zijn gekomen. Zij kunnen thans echter andere diensten doen: voorkomen, dat de Servische troepen do overwinning ver- grooten, het door hen bezette gebied uitbrei den. En deze taak wordt vergemakkelijkt, doordat de terreinsgesteldheid het oprukken zeer bemoeielijkt: de verdedigers kunnen ster ke bergstellingen innemen. Verrassingen, die altijd mogelijk zijn, daargelaten, gelooven we niet, dat de verovering van Monastir, van welk politiek gewicht ook, verdere militaire gevolgen zal opleveren. Anders staat het in Roemenië. Onheilspel lend klinkt het in het Duitsche legerbericht: „Onze krijgsoperaties op het Russisch-Roe- meensche front worden volgens het vastge stelde plan voortgezet". In het stadium, waar in de actie thans verkeert, kan dit nauwelijks iets anders beteekenen dan: „Wacht maar even, het gaat goed, ge zult er spoedig wel meer van hooren". En reeds geeft een latere mededeeling uit Berlijn een nadere inlichting „Wij naderen Crajowa, de hoofdstad van westelijk Walachije". Hieruit volgt, dat na de doorbraak kan de Jiul de troepen der mid- denmogendheden snel naar het zuiden opge rukt zijn. Zoo snel, dat het Roemeensche le ger, hetwelk streed tusschen de Jiul en de IJzeren Poort, wel eens beroofd van zijn verbindingen, afgesneden zou kunnen zijn. En dat de tegenstanders hier aan het „op rollen" zouden kunnen gaan. Maar niet alleen hier, maar ook oostelijker dreigt den Roemenen gevaar, omdat langs de Alt, ten oosten van den Rooden Toren Pas, het leger van von Falkenhayn oprukt. En ook von Mackensen zou wel eens spoedig in be weging kunnen komen het geschutvuur, dat volgens de legerberichten in de Do- broedsja en langs den Donau klinkt, is wel licht de voorbode van een nieuwe aotie. Men ziet dus, dat de toestand voor Roe menië op het oogenblik zich zeer ernstig voordoet. Ook te Parijs wordt dit ingezien Want in de vreugde-artikelen over den val van Monastir, wordt de aandacht gevestigd op de „schrikkelijk stelselmatige actie van v, Falkenhayn en v. Mackensen," wordt de be dreiging van West-Walachije duchtig bespro ken. In een door de censuur zeer besnoeid ar tikel zegt de Temps: „Het heil van Roemenië staat op het spel. De tijd gedoogt niet meer te redetwisten over de voordeelen of gevaren der uitbreiding van de krijgsterreinen. Wij zijn genoodzaakt om daar waar de vijand slaat, met verdubbelde kracht toe te slaan." Men moet verder te Parijs van meening zijn, dat de herovering van Monastir vooral in Griekenland een belangrijke, moreele uit werking zal hebben. Maar zouden de gebeurtenissen in Roe menië niet veel sterker indruk te Athene ma ken? Weer schijnt Griekenland voor de beslis sing te staan of liever gebracht te zijn. Volgens de Daily Mail zou baron Grancy, Duitsch marine-attaché te Athene bij spion- nage betrokken zijn en dit deed den entente- mogendheden besluiten van de Grieksche regeering te eischen, dat de Duitsche, Oosten rijksche, Turksche en Bulgaarsche gezanten worden uitgezet. Een nader bericht zegt, dat die gezanten zich aan boord van een stoomschip zouden moeten begeven, dat ter hunner beschikking zou worden ge steld en dat de Spaansche gezant de bescher ming der Duitsche onderdanen, de Ameri kaansche gezant die van de Oostenrijksche, Bulgaarsche en Turksche op zich zou nemen. De Koning heeft voor deze uitwijzing de verantwoordelijkheid niet durven aanvaar den, de regeering acht dezen eisch onaanne melijk, er is een kabinets- en een kroonraad gehouden. Begrijpelijkerwijze heerscht te Athene groote ongerustheid, te meer, daar de uitzetting morgen reeds zou moeten geschie den. Het conflict, waarvan Griekenland de dupe wordt, is dus op de spits gedreven. Waar het op uitloopen zal? dames voorstellingen in de schouwburgen enz. gingen bijwonen, in den laatsten tijd we der van overmatigen rijkdom werden, heeft de Fransche minister eraan herinnerd, dat het nog steeds oorlog is, en de minister van schoo- ne kunsten heeft bepaald, dat men slechts in gewoon wandeltoilet de voorstellingen mag bijwonen. Anders wordt men niet toegelaten. Met 1 E>ec. komt de Duitsch handel in klaver-, gras-, bieten- en raapzaad onder rijkscontrole en mag deze alleen uitgeoefend worden door handelaren, die hiertoe van de overheid vergunning hebben' verkregen. De vicaris-generaal van het bisdom Keu len heeft tot de geestelijkheid een aanschrij ving gericht om de bevolking er op te wijzen, dat het hun Christenplicht jegens het vader land en hunne naasten is geen voor mensche- lijk voedsel geschiqte aardappelen aan het vee te voeren. Het is gebleken, dat de landbou wers hiervan nog niet voldoende zijn door drongen. Bij de invoering van den burgerlijken dienstplicht in Duitschland zal niet zooals gezegd werd over het huispersoneel, al thans niet over het vrouwelijKe, zooals dienst boden, gouveranantes enz., worden beschikt en zal men zich op dat stuk dus niet behoeven te behelpen. In Brussel is buitengewone opwinding veroorzaakt door het feit dat een groot aantal ambtenaren van het stadhuis door de Duit- schers zijn gearresteerd, wijll zij geweigerd hebbeni lijsten te verstrekken, de namen bevat tend van hen, die zonder werk zijn. De Oostenrijksche Keizer heeft voor een bedrag van 10 millioen Kronen op de vijfde Oostenrijksche oorlogsleening ingeteekend. KAAS. De minister van landbouw heeft be paald dat 50 pCt. van den inkoop of de pro ductie van alle kaassoorten, met uitzondering van komijnekaas van Leidsch of Delftsch mo del, voor het binnenlandsch verbruik beschik baar moet blijven. In het Pruisische Huis van Afgevaardigden is tegen de instelling van het nieuwe konink rijk Polen hevig verzet gevoerd. Een voorstel der conservatieve, vrij-conservatieve en nati- onaal-liberale partijen werd aangenomen met 180 stemmen, er tegen waren *104 stem men, afkomstige van het Roomsch-Katholieke centrum, de Polen, vrijzinnigen, sociaal-de mocraten en Denen, terwijl drie leden zich van stemming onthielden. In het voorstel werd de verwachting uitgesproken, dat bij de definitieve regeling de militaire, economische en algemeen politieke belangen van Duitsch land in het koninkrijk Polen voorgoed en doeltreffend verzekerd zullen worden en wordt verklaard, dat geen regeling mogelijk is, welke het Duitsche karakter van de ooste lijke provincies op eenigerlei wijze in gevaar zou kunnen brengen. Sinds geruimsn tijd zijn d® meeste bladen,overeen komstig het besluit van de Neder- landsehe Dagbladpers, overgegaan ot inning der abonnementsgelden jij vooruitbetaling. Ingevolge dit besluit zullen w® zoo vrij zijn per 1 December a.s. te jeschikken over de abonnements gelden 4e kwartaal 1916 en 1 Fe- jruari 1917 over die van het 1e kwartaal 1917 om tot doorvoering van dien maatregel te geraken. DE DIRECTIE. KORTE BERICHTEN. De N. R. Ct. verneemt uit betrouwbare bron, dat alle gemeenteraadsleden en schepe nen van Brussel in hechtenis zijn genomen, de raadsleden werden na 24 uur vrijgelaten, de maatregel houdt vermoedelijk verband met de wegvoering der Belgische werklieden. De oorzaak van de aanvaring der Deutschland is volgens Amerikaansche be richten, dat een motorboot den onderzeeër wilde rammen, en dat deze bij het uitwijken op de sleepboot liep, de onderzeeër had slechts geringe schade. In Engeland heeft de levensmiddelen kwestie zulke afmetingen aangenomen, dat men evenals in Duitschland een voedingscon troleur zal benoemen. Engelsche watervliegtuigen hebben de Bulgaarsche kust gebombardeerd. De Fransche kolonie Indo China heeft lYi millioen francs, Madagascar 1 millioen aan het Fransche Moederland ten geschenke gegeven. Het Pruisische ministerie van oorlog heeft last gegeven, om alle kalfs-, schaaps- lams- en geitevellen in beslag te nemen. Binnen enkele dagen is in Duitschland ten behoeve van het leger de inbeslagneming van rum en arak te verwachten. De overige dranken zullen voorloopig nog vrij blijven. Daar uc toiletten, waarin de Parijsche NEDERLAND EN HET WEGVOEREN VAN BELGEN NAAR DUITSCHLAND. Met instemming hebben wij aldus schrijft de N. Ct. het bericht vernomen, dat een Kamerlid voornemens zou zijn deze week onze Regeering te interpelleeren over het weg voeren van duizenden Belgische mannen naar Duitschland om daar gedwongen arbeid te verrichten. In zijn antwoord op het protest der Belgi sche bisschoppen schreef de gouverneur-gene raal Von Bissing, dat deze maatregel geen verband hield met den eigenlijken oorlog, maar berustte op „maatschappelijke en staat huishoudkundige gronden". Hetgeen- wel zal beteekenen dat deels wegens den onwil van ve le Belgische onvennogenden om te werken en deels wegens het gebrek aan werkgelegenheid (tenzij ten behoeve van den vijand) het bin nenlandsch bestuur van het bezette land voor de Duitschers groote moeilijkheden oplevert. Het gevankelijk wegvoeren van en dwang arbeid opleggen aan bewoners van 't bezette and blijft niettemin een daad die in strijd is met het door Duitschland bekrachtigde Haag- sche verdrag no. IX (waarin o.m. de bevoegd heden van den bezetter op het grondgebied van een overwonnen staat worden geregeld) en met de menschelijkheid. En niet streng ge noeg zou het oordeel over deze gewelddadige behandeling kunnen luiden, indien men, met het manifest der Belgische bisschoppen moet aannemen„de naakte baarheid is dezeie der weggevoerd werkman beteekent een sol daat meer voor het Duitsche leger. Hij zal de plaats innemen van een Duitschen werkman, van wien men een soldaat zal maken". Er zou voor onze regeering in deze daad van Duitschland op zichzelf geen reden gele gen zijn om af te wijken van de houding die zij van den eersten dag des oorlogs af wijse lijk tegenover de oorlogvoerenden heeft aan genomen, n.l. slechts dan op eenigerlei wijs (informatie, beklag, protest) op te treden, in dien Nederlandsche belangen of rechten door een daad hunnerzijds worden benadeeld of bedreigd. Die houding was en is voor ons de eenige mogelijke. Wij zijn niet krachtig ge noeg om ons als „kampioen voor het recht" te stellen en wij hebben als eersten plicht te zor gen voor 's lands veiligheid en zelfstandig voortbestaan. Evenwel zooals'in de aankondiging der interpellatie werd opgemerkt bij hetgeen er niet de bevolking van België geschiedt, is de verantwoordelijkheid van onze Regeering in zooverre betrokken, als onder de wegge voerden zich ook personen kunnen bevinden die, in den herfst van 1914 uit België binnen ons gebied gevlucht, op aandrang van onze Regeering of lagere autoriteiten naar hun va derland zijn teruggekeerd dn de overtuiging, dat hun daar niets aan lijf of vrijheid zou ge schieden en1 met name dat zij niet naar Duitschland zouden worden weggevoerd. Die belofte is destijds (Oct. 1914) door Freiherr Von Hühne bij proclamatie gegeventusschen onze Regeering en de Duitsche zijn over den terugkeer der zich hier te lande bevindende Belgische vluchtelingen besprekingen gevoerd en de verzekeringen toen van de Duitsche Re geering ontvangen, zijn natuurlijk van dien aard geweest, dat onze minister; van Binnen- landsche Zaken met volkomen gerustheid den „zachten drang" kon aanbevelen die toen door Nederlandsche burgemeesters en- comité's op de vluchtelingen geoefend is. Er is dus, naar ons voorkomt, alle reden voor onze Regeering om zich de zekerheid te verschaffen dat bij de wegvoeringen van Bel gische burgers naar Duitschland niemand is of zal worden betrokken behoorende tot hen, die voorheen naar Nederland zijn gevlucht en vervolgens weliswaar vrijwillig, maar toch niet zonder eenige mede-verantwoordelijkheid dezerzijds, gerepatrieerd. Indien onze Regee ring die zekerheid reeds bezit zal het voor ons volk een zedelijke geruststelling zijn dit te we ten.' De Belgische Regeering heeft aan de regee ringen van de Geallieerden en aan die der neutrale een nota met protest tegen de weg voeringen toegezonden. Volgens de laatste be richten heeft de Amerikaansche minister van Buitenlandsche Zaken, na een afschrift van dit protest door den vertegenwoordiger der Unie te Berlijn aan -de Ehiitsche Regeering te hebben laten overhandigen, officieel verzocht omtrent de zaak te worden ingelicht. De Ame rikaansche zaakgelastigde zal in den loop de zer week door den Rijkskanselier worden ont vangen. Een dergelijk verzoek van onze Re geering, dat om de boven aangegeven redenen nog veel meer voor de hand ligt, zou zich, in dien het nog niet gedaan is, gereedelijk daar bij kunnen aansluiten. DE STEENKOLENNOOD. Naar medegedeeld wordt, heeft onze regee ring om in den dreigenden steenkolennood te voorzien een belangrijke hoeveelheid Engel sche steenkolen aangekocht, die zoo snel mo gelijk met verschillende schepen, naar ons land zullen worden verscheept. DOOR EEN DUIKBOOT BESCHOTEN. Het te Harlingen binnengeloopen Neder landsche stoomschip „Friesland" is op de Noordzee door een Duitsche duikboot be schoten. Er werden vijf schoten gelost. Toen de stuurman de scheepspapieren aan den ka pitein van den onderzeeër ter inzage had overgebracht, kreeg het schip onmiddellijk verlof de reis te vervolgen. BINNENLAND. ONLUSTEN IN DJAMBI. (Offic.eel). Bij het departement van kolo niën is ontvangen het volgende bericht van den gouverneur-generaal van Nederl.-Indië: De politieke toestand in de Batang-Asei- streek is gunstigde houding van hoofden en bevolking is uitmuntend. Aan de Boven-Tjenako (rechterzijrivier van de Kwantan-rivier in Indragiri, ten noorden van Djambi) had eene ontmoeting plaats tusschen eene patrouille onder sergeant West- broeg en opstandelingen, wier aanvoerder Imam Serail met twee volgelingen sneuvelde; één gewonde volgeling ontkwam. Onzerzijds werden de sergeant Westbroek en drie in- landsche soldaten licht gewond. De telefonische gemeenschap tusschen Pa- dang en Moeara Tebo is hersteld. STADSNIEUWS. HET GESCHIL CLOECK EN Mr. LEESBERG FORTUIN. Hieronder laten wij de door bemiddeling van den rechtercommissaris tot stand geko men overeenkomst tusschen de heeren mr. Leesberg, Cloeck en Fortuin volgen Op heden den 20en November 1916 hebben Mr. A. J. M. Leesberg, de heer J. Cloeck en de heer A. Fortuin zich bevonden in het kabi net van den Rechtercommissaris belast met de instructie van strafzaken te Alkmaar, in te genwoordigheid van dien ambtenaar. Partij en te weten de H. H. Leesberg en' Cloeck ee- nerzijds en: de heer Fortuin anderzijds zijn te rade geworden over en weer de volgende ver klaring af te leggen: De heer Fortuin Dat hij de woorden, zooals die in de hem voorgelezen klachte door beide andere heeren vermeld zijn, niet heeft gezegd; dat hij niet van meening is, dat mr. Lees berg bij gelegenheid van de vervulling van de Wethouders-vacature Lubbe eenige belofte, welke ook dus ook niet de belofte den heer D. Schenk tot administrateur van het bureau van advies te Alkmaar te benoemen aan den heer Cloeck gedaan heeft om dezen heer te bewegen als raadslid zijn stem op Mr. Leesberg als Wethouder uit te brengen, ter wijl hij, Fortuin, evenmin van meening is, dat de heer Cloeck Mr. Leesberg als Wethouder stemmende, zich hiertoe door eenige belofte van de zijde van Mr. Leesberg heeft laten be ïnvloeden. Verklaarde partij Fortuin ten slotte, dat hij het zou betreuren indien, door andere perso nen ten onrechte uit zijn woorden zou zijn af geleid, dat hij bovengemelde meening wel zou zijn toegedaan. De H. H. Mr. Leesberg en' Cloeck: Dat zij zich verbinden de door hen tegen den heer Fortuin ingediende klachte in te trekken. Welke verklaringen door partijen! zijn on- derteekend. (w. g.) A. FORTUIN, (w. g.) J. CLOECK. (w. g.) A. J. M. LEESBERG. De heer Cloeck ontving van den Rijksnij- verheidsconsulent over deze zaak nog het vol gende schrijven Keuring van Militie- en Land- stormplichtigen. De BURGEMEESTER van ALKMAAR WAARSCHUWT DE MILITIE- EN LAND- STORMPLICHTIGEN, zich er wel voor te wachten, zich met tusschenpersonen in ver binding te stellen om voor den dienst afge keurd te worden, omdat, indien zij inderdaad ongeschikt zijn, de afkeuring ook zonder de tusschenkojnst van die personen zou plaats hebben. Nadrukkelijk wordt de aandacht gevestigd op artikel 206 van het Wetboek van Straf recht, onder meer inhoudende: Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft lo. hij die zich opzettelijk voor den dienst bij de Militie ongeschikt maakt of laat maken 2o. hij die een ander op diens verzoek opzet telijk voor den dienst ongeschikt maakt. Indien in het laatste geval het feit den dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd. - Alkmaar, 21 November 1916. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Dezer dagen werd mij de Alkmaarsche Courant van 31 October gezonden, waarin mijn naam in verband met een onderhoud, dat ik met Mr. Leesberg heb gehad, werd ge noemd. Met het oog hierop komt het mij juist voor indien ik aan de heeren Mr. Leesberg, Cloeck en Trijbetz mededeel, wat ik den heer Mr. Leesberg heb medegedeeld. Ik heb dan gezegd: Wat de ministrieele goedkeuring van Uwe benoeming tot directeur van het Bureau van Adviezen betreft, gewoonlijk vraagt de Mi nister mij om advies. Wat mij betreft, ik heb tegen Uwe benoe ming geen bezwaar, indien U zich tevreden stelt met een kleiner salaris dan waarop U benoemd zijt, opdat het Bureau van Advies daardoor in de gelegenheid worde gesteld een administrateur boekhouder aan te stellen, die in hoofdzaak tot taak zal hebben den middenr stander op het gebied van boekhouding en al- gemeene zaken voorlichting te geven en- niet zooals in de Alkmaarsche Courant staat, dat Mr. Leesberg van zijn salaris een boekhouder zal hebben te bekostigen. Ik deel U dit mede, opdat het onderhoud van den heer Mr. Leesberg en ondergeteeken- de tot zijn recht kome. Hoogachtend'. De Rijksnijverheidsconsulent voor het Westen des lands, F. BEGEMAN. NOG EEN SINT MAARTEN. Een vriendelijke lezeres schrijft ons: Al eenige jaren als ik op 11 Nov. uw praatje over Sint Maarten las, dacht ik: „ik moest toch eens schrijven hoe 50 jaar geleden St. Maarten in mijn geboortedorp Kromme nie werd gevierd." Misschien kunt U dit nu wel gebruiken voor het volgende jaar [maar nu ook wel, Red.]. Hoe het thans in Krommenie gaat, weet ik niet, omdat ik er nooit meer kom, maar toen ik een kind was, deed elk kind mee aan de viering van St. Maarten, arm en rijk, zooals toen het menschdom verdeeld werd. De arme kinderen maakten hun lampion zelf: van een dikken wortel, van een raap of koolraap werd een bodem met gat gesneden waar de kaars in werd gezet, van een papieren meelzak waar allerlei figuurtjes uitgeknipt \Verden werd de ballon gemaakt dat was hun lampion. Zij zongen huis aan huis en kregen ook overal wat, bakkers gaven een kleine taai wat bij ons een taaidinkie werd genoemd (prijs 1 ct.), winkeliers een paar balletjes of drop of een appel, particulieren gaven 1 cent of meer, wat nog een aardig bedrag werd, want onze werkvrouw kocht voor wat de kinderen met St. Maarten „opliepen" wintergoed, dat is winterkleeren. Z.g.n. rijke kinderen liepen met een lampi on wel 't heele dorp door te zingen, maar ge beld werd alleen bij familieleden en vrienden, en daar kreeg men alleen maar chocolade, koek of appels. Ook werd dan gezegd dat St. Nicolaas verwachtte dat we een mandje kwamen zet ten, dat wil zeggen, dat we 6 Dec. mochten komen kijken wat St. Nicolaas had gebracht, dat gebeurde natuurlijk maar bij enkelen. 't Versje dat gezongen werd luidde zooals bijna overal in Noord-Holland. Alleen het slot was eenigszins anders: Sinte Maarten is zoo koud Geef hem een turfje of een hout Dan kan hij zich verwarmen Met zijn bloote armen Met zijn bloote beenen Kan hij een stukje verdeenen Sinte Maarten heeft een vogeltje Met een rood-rood rokje an Dat is Sinter Maartens man. BADHUIS WITTE KRUIS. In de week van 13 tot 18 November zijn in het badhuis van het Witte Kruis genomen72 kuipbaden, 86 regenbaden le klas, 221 reg^n- badea 2e klas, te samen 379 baden. COURANT. V V i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 1