DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. N«o. 234 Honderd en achttiende jaargang. H)l®. Abonnementsprijs per 3 maanden f 1—, fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs^ct. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3. W0E5SDAII 13 DECEMBER DUITSCHLAND. DISTRIBUTIE yan Regeeriiigs-goederen. Met 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden. ALKMAAR, 13 December. Indien men na rustige overdenking het feit van het Duitsche vredesaanbod naar waarde tracht te schatten, dan kan men, dunkt ons, moeilijk cynisch spreken van een nuttelooze, overbodige fanfaronnade, doch dan moet men wel tot de slotsom komen, dat het verza- melen-blazen uit de Duitsche trompet niet maar een hol, zinloos geschal is, dat zonder uitwerking over de wereld zal verklinken. Het moge het preludium blijken van den vrede, of het moge niet leiden tot het onmid dellijk einde van den oorlog, zijn invloed zal in eik geval groot en onmiskenbaar zijn. Men zie allereerst naar Duitschland. Na de herhaalde bereidverklaring tot den vrede is gekomen het aanbod om onderhandelingen over den vrede te openen op grondslagen, die een blijvenden vrede kunnen verzekeren. Uit gewoed heeft de oorlogsroes, sterker is ge worden de begeerte naar vrede en rust. Er zal doorgevochten worden als het moet, er is op den eind-uitslag goede hoop, men wil blij ven strijden en lijden, maar liever wil men een poging tot onderhandelen beproeven. Wel is waar met het gevoel der overwinning, doch met enkele ongunstige bijomstandighe den bovendien Men is verdreven van de zee ën, men is op één na al zijn overzeesche be zittingen kwijt geraakt en vooral, men heeft (in den Elzas) vijandelijke troepen in het land staan. Daarbij heeft men in den aanvang de schending van België erkend, zijn teleurstel ling over Engeland's meedoen niet verheeld en uit den treure verklaard, dat men geen ver- overings- doch een verdedigingsoorlog voert. Hoe sterk men zich ook moge gevoelen, de neven-omstandigheden zijn van dien aard, dat men, zoo men werkelijk den vrede wil, matig moet zijn in het stellen van eischen. Maar een groot, algemeen belang dwingt matiging af: de toestand van Europa. Op het Weener congres van 1815 is ons werelddeel behan deld als een legkaart. Er 'werd geknipt en ge plakt, dat het een lieve lust was, totdat een ïnaeeliag was klaar gemaakt, die zou voldoen aan het „staatkundige evenwicht," dat de be langen en verhoudingen tegen elkaar zou doen opwegen. Den laatsten tijd is^egenover heit beginsel van staatkundig evenwicht echter op den voorgrond gekomen het beginsel van staatkundige organisatie. Over en weer heeft men gesproken over een hernieuwd Europa, over een internationaal verband, met vrijheid van aansluiting. Engeland is daarvoor te vinden en Duitschland ook, mits Duitsch- lands positie maar voldoende verzekerd blij- ve. En ziedaar tenslotte een bêiangrijk mo ment in hot vraagstuk van den vrede: om waarborgen te krijgen, dat dit de laatste groote oorlog in Europa zal zijn, kan Duitschland met zijn te eischen schadeloos stellingen niet te ver gaan. Men kijke nu eens naar Engeland. Dat daar het Duitsche vredesaanbod kort-af en botweg zal worden afgewezen, zooals de En- gelsche pers het doet voorkomen, is haastniet aan te nemen. In de noodlottige laatste uren van de Juli-maand 1914 pleegde minister Grey, als hem voorstellen ter vermijding van den oorlog werden gedaan, te zeggen„It is a case that we shall have to consider". Zoo zal ook het vredesaanbod een geval zijn, waarvan men zonder overweging zich wei niet kan ontdoen. En de Engelsche staats man, die in zijn stille binnenkamer de zware verantwoordelij klieid van zijn beslissing ten volle voelt, zal zeer nauwgezet aan het over wegen gaan. In de stilte van zijn werkvertrek zullen doordringen de stemmen van zijn landgenooten, die roepen om volhouden tot het bitterste einde, maar ook zullen er klanken tot hem komen, die smeekingen zijn om te pogen, den vrede te nemen, nu hij te krijgen is. Zullen de gedachten van den man der beslissing niet als vanzelf gaan naar het vijandelijke land, waar machtige groepen van doorzetters niet hebben kunnen verhinderen, dat de regeering met een vredesaanbod is ge komen? Zullen zijn overwegingen verder niet gaan in deze richting, dat hij er voortaan vooral aansprakelijk voor zal worden ge steld, wanneer het opleggen van zware lasten en plichten aan zijn medemenschen voort duurt, wanneer de uitputting en achteruit gang, het ontzaglijk verlies van menschen le vens in versnelden pas blijven voortschrijr den? Hij zal de rekening der oorlogsjaren opma ken. Hij zal zich afvragen, wat zijn land, on danks de beste voornemens, heeft kunnen doen om de kleine naties te beschermen en te verlossen. Hij zal er zich rekenschap van hebben te geven, welke slagen zijn land den vijand heeft kunnen toebrengen en hoeveel slagen zijn land en zijn groote en kleine bondgenooten hebben ontvangen. Zich zelf zal hij bijna, en waarschijnlijk weldra geheel, uit het Oosten verdreven zien en alom zal hij den vijand ontwaren in landen, die deels of grootendeels heroverd moeten worden, zal er van een hem bevredigenden vrede sprake zijn. En sterk zal tot hem moeten spreken de nete lige omstandigheid, dat zijn verbond wel de sterkste krachten heeft, maar dat zijn tegen stander het meesterschap bezit in het'samen houden der krachten en daardoor in het uit voeren der plannen. Hij zal er op bedachi moeten wezen, dat wanneer hij nu niet toe slaat, hij over enkele weken van den Balkan zal zijn verdreven en dat dan, terwijl hij zich krachtig voorbereidt voor het nieuwe offen sief in het Westen, daar dan Balkanlegers tegenover zich zal vinden, voordat hij zelf nog gereed is. De naaste toekomst zal voor hem naar alle waarschijnlijkheid nieuwe sla gen opleveren terwijl de voedselbeperking en andere lasten zijn burgers in stijgende ma te zullen doen verontrusten. Op een verdere toekomst zal hij wissels kunnen trekken maar wanneer en hoe zullen die gehonoreerd worden? De tegenstander is niet militair ver zwakt en de kans op economische verslapping is eerder verkleind dan toegenomen. Uit zwakte is het vredesaanbod niet voortgeko men. Alleen uit het toenemend verlangen naar den vrede, dat overal tot uiting komt, hoezeer de staatslieden ook hun best mogen doen om het krijgsvuur te voeden en aan te wakkeren. Juist voor Engeland is de beslissing ge wichtig. Wanneer het tot het sluiten van den vrede bereid te, zalfde oorlog dra geëindigd zijn. Maar als het wil volhouden, zullen al zijn bondgenooten zich daarnaar voegen? Ook dit is een factor die overwogen dient te worden. Engelands positie van wereldmacht is vrij wel ongeschokt. Het heeft den oorlog niet kunnen winnen, maar hem ook niet verloren. Zijn vloot is meester over de wateren geble ven. Alleen in militair opzicht heeft Engeland smadelijke nederlagen (in het oosten) ge leden. Het zou thans op voet van gelijkheid met Duitschland kunnen onderhandelen. Als twee concurrenten, die tevergeefs getracht hebben elkaar dood te drukken en die het op een accoordje gooien, omdat zij tot het in zicht zijn gekomen, dat de wederzijdsehe, schijnbaar tegenstrijdige belangen daardoor het best worden gediend. Het is mogelijk, dat wij ons totaal vergis sen in de gedachten en de gevoelens, welke de toonaangevende staatslieden bezielen, nu eenerzijds het parool „laten wij eens over den vrede spreken" is uitgegeven en andererzijds is ontvangen. Maar niet waarschijnlijk is, dat de invloed van dit Duitsche aanbod gering zal zijn, wel ke uitwerking het ook moge krijgen. Nu heeft men verder af te wachten. In dp eerste plaats, welk onthaal het aan bod bij de,regeermgen der voornaamste en tente-landen zal vinden. En in de tweede plaats, met welke voorstellen de middenmo- gendheden als vredesgrondslagen voor den dag willen komen. Wordt het aanbod zonder of na ernstige overweging van de hand gewezen, dan zal Duitschland zeker spoedig daarop zijn voor stellen bekend maken. Anders eerst, wanneer de ingeleide vredes onderhandelingen een einde nemen. Men ga in den tusschentijd niet af op wat de pers in de oorlogvoerende landen schrijft, haar uitlatingen zullen, althans de eerste da gen, niet mogen worden aangemerkt als blij ken van de gezindheid bij regeeringspersonen en volkeren. Ook met het aanvaarden van ge ruchten, waaraan het wel niet zal ontbreken, zij men voorzichtig. Zoo niet eerder, dan is er misschien eenige officiëele aanwijzing omtrent de houding der geallieerden te verwachten in de rede, die de Engelsche minister-president Lloyd George de volgende week in het Engelsche Lagerhuis zal houden. Het „wereldhistorisch" oogenblik, zal er één van niet korten duur zijn. Het pleit tus- schen vrede en oorlog wordt, wanneer de krijgsfurie bijkans twee en een half jaar heeft gewoed, niet in een avemarijtje beslist! En wanneer men zich eens een oogenblik reken schap poogt te geven van den ontredderden toestand, waarin Europa zich bevindt, van de problemen, welke thans om een oplossing vragen; dan begrijpt men, hoe zwaar het zal vallen, hetzij in de eerstkomende maanden, hetzij in de eerstvolgende jaren, niet alleen om vrede te maken, maar ook om weder orde te brengen in de ontzettende verwarring 1 EEN LEGERORDER. VAN DEN KEIZER. Naar Wolff uit Berlijn meldt, heeft de Kei zer het volgende legerbevel uitgevaardigd: SoldatenIn het gevoel van de overwinnin gen, welke gij d'oor uw dapperheid hebt be haald, hebben ik en de heerschers der drie verbonden staten den vijand een vredesaanbod gedaan. Of daarmede het beoogde doel zal worden bereikt, blijft nog de vraag. Gij hebt verder met Gods hulp tegen den vijand stand te houden en hem te verslaan. Groote Hoofdkwartier, 12 Dec. Wilhelm, I. R. Aan het Duitsche leger. Deze legerorder is ook aan de Keizerlijke marine gericht met de volgende keizerlijke aanvullingsorder: Deze order is ook tot mijn marine gericht, die al haar krachten trouw en vol uitwerking heeft ingezet in den gemeenschappelijken strijd. Wilhelm I. R. DE REDE VAN DEN RIJKSKANSELIER. In zijn gisteren gehouden redevoering be gon de rijkskanselier aldus Mijne Heeren, In de hoop op spoedige, nieuwe gunstige gebeurtenissen in het veld lag de grond waar om de Rijksdag niet voor langen tijd ver daagd werd, maar aan den president de gele genheid gegeven zou worden, den dag voor de volgende zitting te bepalen. Die hoop werd bijna boven verwachting snel vervuld. Ik wil kort zijn. De dooder "preken Roemenië s optreden in den oorlog zou on ze stellingen en die onzer bondgenooten in het ooste verietigtn. Tegelijkertijd zou het groote offensief i het westen ons front doorbreken, en zouden nieuwe Italiaansche stormaanvallen Oostenrijk-Hongarije verlammen. De toestand was ernstig. Met Gods hulp deden onze dappere troepen een toestand ontstaan, die ons vollediger en grooter zekerheid biedt dan ooit te voren. Le vendige (oeuiching.) Hierna ging spreker den toestand op alle oorlogsterreinen na, dien hij zeer gunstig voor de Centralen oordeelde, om vervolgens op de tot nog toe doo Duitschland die afge legde verklaringen van bereid zijn tot vrede te komen, welke verklaringen de vijand echter steds ontweek Thans wilde Duitschland een stap verder gaan. „In diep zedelijk en religieus plichtgevoel jegens zijn volk en verder nog, jegens de menschheid", ging de kanselier voort,, acht de Keizer thans het tijdstip voor officieele vreds- actie gekomen. Z. M. nam daarom in volko men overeenstemming, in gemeenschap met zijn hooge bondgenooten, het besluit den vij andelijken mogendheden de opening va vre- desoderhadelinge voor te stellen. (Levendige bravo's. Beweging.) „Hedenmorgen heb ik de vertegenwoordi gers van die mogendheden, die onze rechten in de vijandelijkestaten waarnemen, dus de vertegenwoordigers van Spanje, de Vereenig- dë Staten en Zwitserland een desbetreffende, aan alle vijandelijke mogendheden gerichte nota overhandigd met verzoek om deze over te brengen. „Eenzelfde stap wordt heden te Weenen, Konstantinopel en Sofia gedaan. „Ook aan de overige neutrale staten en den Paus werd van onzen stap kennis gegeven". „De nota luid' als volgt: „De vreeselijkste strijd, dien de geschiede nis ooit heeft gezien, woedt sedert bijna 2 Y> jaar in een groot deel der wereld. Deze cata strofe, dié den band' van een gemeenschappe lijke, duizendjarige beschaving niet kan op houden, treft de menschheid in haar kostbaar ste bezit. Zij bedreigt den geestelijken en ma- terieelen vooruitgang, die de trots van Europa bij het begin der 20e eeuw vormde, te vernieti gen. Duitschland en zijn bondgenooten Oosten rijk-Hongarije, Bulgarije, Turkije bewezen in dezen strijd hun onoverwinnelijke kracht; zij behaalden op, aan getalssterkte veel krachti ger vijanden, geweldige successen Onveran derlijk houden hunne linies stand tegen de herhaalde aanvallen van de legers hunner vijanden. De jongste stoim op den Balkan is snel en zegevierend afgeslagen De laatste gebeurte nissen bewijzen dat ook de verdere duur van den oorlog hunnen tegenstand net vermag te breken, dat integendeel de geheele toestand de verwachting op verder succes rechtvaar digt. Te. verdediging van hun bestaan en hunne nationale ontwikeiingsvrijheid werden de vier verbonden mogendheden gedwongen naar de w. pens te grijpen. Ook de heldenda den hunner legers hebben daaraan nieto ver anderd; steeds hebben zij vastgehouden aan de overtuiging, dat hunne eigen rechten en gegronde aanspraken niet in tegenspraak zijn met de rechten van andere naties. Zij gapn er niet op uit hunne tegenstanders te vernietigen of neer te werpen. Gedragen door het bewustzijn van hun mi litaire en economische kracht zijn zij bereid den hun opgedorngen oorlog zoo noodig tot het uiterste voort te zettenmaar tevens zijn zij bezield door den wensch, verder bloedver gieten te voorkomen en aan de gruwelen van den oorlog een einde te maken. Daarom stel len de vier verbonden mogendheden voor spoedig tot vredesonderhandelingen saam te komen. De voorstellen, die zij tot deze onderhande lingen medebrengen en die er op berekend zijn de eer, het bestaan, en de ontwikkelings vrijheid hunner volken te verzekeren, vormen naar hunne overtuiging een geschikten grond slag voor het herstel van een duurzamen vre de. Indien, ondanks dit aanbod om vrede en verzoening tot stand te brengen, de strijd zou voortduren, zijn de vier verbonden mogendhe den besloten, den strijd tot het zegevierend einde te blijven voortzetten. (Bravo's) Zij wei geren echter plechtig iedere verantwoordelijk heid daarvoor voor de menschheid en de ge schiedenis. De Rijkskanselier vervolgde. „M. H. In Augustus 1914 stelden onze vijanden de machtsvraag van den wereldoorlog, heden stellen wij de menschelijkheidsvraag van den vrede. Hoe het antwoord der vijanden zal lui den, wachten wij af met de kalinte, die onze inerlijke en uiterlijke kracht en ons zuiver ge weten geeft, (Bravo.) Weigeren de vijanden, willen zij den we- reldzwaren last van het verschrikkelijke, dat daarna nog zal volgen, op zich nemen, dan zal ieder Duitsch hart tot in de armoedigste hut opnieuw o'ntvlammen in heiligen toorn te gen de vijanden, die ter welle van hunne ver- nitigings- en veroveringsplannen, het men- schenmoorden niet willen staken. (Bravo's rechts.) In een ure, waarin het noodlot zwaar druk te, namen wij het voor de toekomst zoo ge wichtige besluit; het is gedrengt met het bloed van honderdduieenden onzer zonen en broe ders, die hun leven lieten voor de veiligheid van het vaderland. Menschenverstand en menschenhand kun nen dezen wereldoorlog, die alle verschrikkin gen van het aardsche leven, m^ar ook de grootheid van menschelijken moed en men- schelijke vastberadenheid op* nooit geëvenaar de wijze, onthulde, niet peilen. God zal richten, wij zullen zonder vrees en ongebogen onzen weg gaan, vastbesloten tot den striid en tot d.r vrede". (Levendige toe juichingen.) DE hISTORISCHE RIJKSDAGZITTING. Uit Berlijn wordt aan de N. R. CL de vol gende levendige beschrijving van de zitting van gisteren geseind: De stad verkeert in koortsachtige spanning. Niemand weet wat er gaande is. Veronder stellingen en vermoedens doen de ronde in de best ingelichte kringen. Het bureau van den Rijksaag is in de eerste Augustusdagen van 1914 niet zóó bestormd met vragen om tribunekaarten als nu. Alle gedachten van Berlijn draaien om de groote, nog onbekende gebeurtenis, en het laatste et maal werd er van schier niets anders gespro ken. Intusschen wordt de samenspreking van den Rijkskanselier met de onzijdige gezanten pas kori voor de opening van de zitting hier bekend. De gulden koepel van den Rijksdag verheft zich boven een wemelende menschenzee. Als ik de tribune betreed, is deze reeds boordevol. Het diplomatieke korps is zoo goed als vol tallig en op de tribunes der diplomaten en van het hof zitten en staan de menschen even dicht opeengedrongen als op alle andere tri bunes. Maar nergens in het Huis is het zoo angstwekkend vol als op de regeeringsestra- de. Het wordt kwart over éénen, een oogenblik voor het begin. Tussclien de volgepropte tri bunes ligt nog de ledige zittingszaal, die zich geleidelijk vult. lke minuut langer wach ten (toet nu de spanning toenemen. Op de perstribune tracht men te schertsen, doch ook op deze plaats van het onverwinlijk cynisme slaagt geen scherts. Een ieder is aangegrepen door de opwinding, die bij het voortgaan van den minuutwijzer bijna enerveerend werkt. Men staat en wacht en staart over de duistere zaal naar de tribunes, waar men slechts een wit gewirwar van gezichten on derscheidt. Het stemgezoem ^s verstomd. Geen gesprek wordt meer aangeknoopt. Het lukt niet meer. Alle aandacht is saamgetrok ken op de kleine deur, waaruit de rijkskanse lier te voorschijn zal treden. Het wordt half twee. Wat is dat? Men buigt zich over de balustrade en ziet dat er nog partijleiders ontbreken, en ook d,e socia- listengroep. Bij deze ontdekking wordt het onrustig. Is er op 't laatste oogenblik nog iets gebeurd, dat nieuwe besluiten noodzake lijk maakt? De minuten kruipen. De spanning wordt pijnlijk en bijna hoorbaar. Het wordt later, al kwart voor tweeën. De partijleiders treden binnen. Opeens gaan alle lampen aan en op hetzelfde oogenblik komt met snellen tred de rijkskanselier binnen. Het heele Huis staat plotseling in hel, feestelijk licht. Alle somberheid is wegge- De Wethouder, Voorzitter der Commissie van Bijstand voor het Distributiebedrijf te Alkmaar, her innert bij deze de winkeliers aan hunne verplichting, om van den ver koop van Regeerings-goederen lijs ten aan te houden, en deze na af levering van een op bestel biljet ontvangen hoeveelheid, ter ge meente-secretarie in te leveren; bij gebreke hiervan zullen zij van het bekomen van regeerings-goe deren geheel of ten deele worden uitgesloten. Alkmaar, 13 December 1916. De Wethouder voornoemd, A. F. THOMSEN. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat in het ge meenteblad van Alkmaar, no. 513, is opgeno men het besluit van den raad dier gemeente van 7 December 1916, waarbij is vastgesteld een TARIEF VOOR HET GEBRUIK VAN GAS, te leveren door de gemeen te-gasfabriek, in verband met de circu laires van den minister van landbouw, nijverheid en handel, d.d. 15 en 24 No vember 1916, nos. 93946 en 101430. Welk tarief, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie ter le zing is nedergelegd en aldaar tegen betaling van 0.07 in afdruk is verkrijgbaar ge steld. Alkmaar, 12 Dec. 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DO NAT H, Secretaris. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat in het ge meenteblad van Alkmaar, no. 512, is opgeno men het besluit van den raad dier gemeente van 7 December 1916, waarbij is vastgesteld eene Wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen van den raad. Welke wijziging, heden afgekondigd, gedu rende drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen be taling van 0.05 in afdruk is verkrijgbaar gesteld. Alkmaar, 12 December 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. vaagd. Reeds spreekt de rijkskanselier, terwijl ve len nog zoo geruischloos mogelijk een plaats zoeken. Zijn eerste woorden zijn amper verstaan baar. Maar dan vindt hij den toon waarnaar hij als redenaar vaak heeft te tasten, en als ver stard in spanning hoort het Huis onbewege lijk en ademloos toe. Eerst spreekt hij over den toestand. Zijn beschouwingen over de jongste gebeurtenis1- sen worden herhaaldelijk door een gemur meld bravo onderbroken. Als hij dan voor 't eerst van vrede rept, breekt een luide toejuiching los, die onmid dellijk door den voorzitter wórdt onderdrukt De conservatieven zitten bijna allen met ge kruiste armen en leggen op ostentatieve wijze een grimmige koelheid aan den dag. Plotseling breekt de rijkskanselier af. Hij is aan het eind van zijn inleiding gekomen en zwijgt vele lange seconden. Eerst blijft alles doodstil. Dan gaat er een aarzelend fluisteren rond van „nu komt het 1" Het doorloopt zacht de tribunes. Maar reeds spreekt weer de rijkskanselier. Nu is hij er heelemaal in. Zijn woorden zijn van aangrijpende plechtigheid. Hij geeft er dramatische kleur aan, een grootsch pathos, geheel in overeenstemming met het oogen blik. Wederom bezigt hij de woorden, waarmee hij op 4 Augustus 1914 begon en spreekt hij van de noodlotsure. De indruk van zijn woorden is zichtbaar overweldigend. Als hij de nota aan de diplomatieke verte genwoordigers der onzijdige staten in de vij andelijke landen heeft voorgelezen, breekt in t grootste deel der zaal en op de tribune ap plaus los dat terstond weder door den voor zitter wordt onderdrukt. Met groote plechtigheid eindigt de rijks kanselier zijn rede. Als hij heeft uitgesproken, volgt er nog een politiek naspel, waardoor stellig aan de meesten ontgaat, dat de rijkskanselier na het eind van zijn rede blijkbaar volkomen door zijn gevoelen overmand, op zijn zetel in el kaar is gezonken en nog nauwelijks bemerkt wat er voorvalt. KORTE BERICHTEN. In Italië zijn twee vleeschlooze dagen ingevoerd. De secretaris van binnènlandsche zaken in Frankrijk heeft het plan te kennen gegeven, om voortaan schouwburgen, bioscopen en an dere publieke vermakelijkheden 4 dagen per ALKMAARSCHE COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 1