DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
N«o. 234 Honderd en achttiende jaargang. H)l®.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1—, fr. p. post f 1.25. Advertentieprijs^ct. p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3.
W0E5SDAII 13 DECEMBER
DUITSCHLAND.
DISTRIBUTIE
yan Regeeriiigs-goederen.
Met 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden.
ALKMAAR, 13 December.
Indien men na rustige overdenking het feit
van het Duitsche vredesaanbod naar waarde
tracht te schatten, dan kan men, dunkt ons,
moeilijk cynisch spreken van een nuttelooze,
overbodige fanfaronnade, doch dan moet
men wel tot de slotsom komen, dat het verza-
melen-blazen uit de Duitsche trompet niet
maar een hol, zinloos geschal is, dat zonder
uitwerking over de wereld zal verklinken.
Het moge het preludium blijken van den
vrede, of het moge niet leiden tot het onmid
dellijk einde van den oorlog, zijn invloed zal
in eik geval groot en onmiskenbaar zijn.
Men zie allereerst naar Duitschland. Na
de herhaalde bereidverklaring tot den vrede
is gekomen het aanbod om onderhandelingen
over den vrede te openen op grondslagen, die
een blijvenden vrede kunnen verzekeren. Uit
gewoed heeft de oorlogsroes, sterker is ge
worden de begeerte naar vrede en rust. Er
zal doorgevochten worden als het moet, er is
op den eind-uitslag goede hoop, men wil blij
ven strijden en lijden, maar liever wil men
een poging tot onderhandelen beproeven.
Wel is waar met het gevoel der overwinning,
doch met enkele ongunstige bijomstandighe
den bovendien Men is verdreven van de zee
ën, men is op één na al zijn overzeesche be
zittingen kwijt geraakt en vooral, men heeft
(in den Elzas) vijandelijke troepen in het land
staan. Daarbij heeft men in den aanvang de
schending van België erkend, zijn teleurstel
ling over Engeland's meedoen niet verheeld
en uit den treure verklaard, dat men geen ver-
overings- doch een verdedigingsoorlog voert.
Hoe sterk men zich ook moge gevoelen, de
neven-omstandigheden zijn van dien aard, dat
men, zoo men werkelijk den vrede wil, matig
moet zijn in het stellen van eischen. Maar een
groot, algemeen belang dwingt matiging af:
de toestand van Europa. Op het Weener
congres van 1815 is ons werelddeel behan
deld als een legkaart. Er 'werd geknipt en ge
plakt, dat het een lieve lust was, totdat een
ïnaeeliag was klaar gemaakt, die zou voldoen
aan het „staatkundige evenwicht," dat de be
langen en verhoudingen tegen elkaar zou
doen opwegen. Den laatsten tijd is^egenover
heit beginsel van staatkundig evenwicht echter
op den voorgrond gekomen het beginsel van
staatkundige organisatie. Over en weer heeft
men gesproken over een hernieuwd Europa,
over een internationaal verband, met vrijheid
van aansluiting. Engeland is daarvoor te
vinden en Duitschland ook, mits Duitsch-
lands positie maar voldoende verzekerd blij-
ve. En ziedaar tenslotte een bêiangrijk mo
ment in hot vraagstuk van den vrede: om
waarborgen te krijgen, dat dit de laatste
groote oorlog in Europa zal zijn, kan
Duitschland met zijn te eischen schadeloos
stellingen niet te ver gaan.
Men kijke nu eens naar Engeland. Dat
daar het Duitsche vredesaanbod kort-af en
botweg zal worden afgewezen, zooals de En-
gelsche pers het doet voorkomen, is haastniet
aan te nemen. In de noodlottige laatste uren
van de Juli-maand 1914 pleegde minister
Grey, als hem voorstellen ter vermijding van
den oorlog werden gedaan, te zeggen„It is
a case that we shall have to consider". Zoo
zal ook het vredesaanbod een geval zijn,
waarvan men zonder overweging zich wei
niet kan ontdoen. En de Engelsche staats
man, die in zijn stille binnenkamer de zware
verantwoordelij klieid van zijn beslissing ten
volle voelt, zal zeer nauwgezet aan het over
wegen gaan. In de stilte van zijn werkvertrek
zullen doordringen de stemmen van zijn
landgenooten, die roepen om volhouden
tot het bitterste einde, maar ook zullen er
klanken tot hem komen, die smeekingen zijn
om te pogen, den vrede te nemen, nu hij te
krijgen is. Zullen de gedachten van den man
der beslissing niet als vanzelf gaan naar het
vijandelijke land, waar machtige groepen van
doorzetters niet hebben kunnen verhinderen,
dat de regeering met een vredesaanbod is ge
komen? Zullen zijn overwegingen verder niet
gaan in deze richting, dat hij er voortaan
vooral aansprakelijk voor zal worden ge
steld, wanneer het opleggen van zware lasten
en plichten aan zijn medemenschen voort
duurt, wanneer de uitputting en achteruit
gang, het ontzaglijk verlies van menschen le
vens in versnelden pas blijven voortschrijr
den?
Hij zal de rekening der oorlogsjaren opma
ken. Hij zal zich afvragen, wat zijn land, on
danks de beste voornemens, heeft kunnen
doen om de kleine naties te beschermen en te
verlossen. Hij zal er zich rekenschap van
hebben te geven, welke slagen zijn land den
vijand heeft kunnen toebrengen en hoeveel
slagen zijn land en zijn groote en kleine
bondgenooten hebben ontvangen. Zich zelf
zal hij bijna, en waarschijnlijk weldra geheel,
uit het Oosten verdreven zien en alom zal hij
den vijand ontwaren in landen, die deels of
grootendeels heroverd moeten worden, zal er
van een hem bevredigenden vrede sprake zijn.
En sterk zal tot hem moeten spreken de nete
lige omstandigheid, dat zijn verbond wel de
sterkste krachten heeft, maar dat zijn tegen
stander het meesterschap bezit in het'samen
houden der krachten en daardoor in het uit
voeren der plannen. Hij zal er op bedachi
moeten wezen, dat wanneer hij nu niet toe
slaat, hij over enkele weken van den Balkan
zal zijn verdreven en dat dan, terwijl hij zich
krachtig voorbereidt voor het nieuwe offen
sief in het Westen, daar dan Balkanlegers
tegenover zich zal vinden, voordat hij zelf
nog gereed is. De naaste toekomst zal voor
hem naar alle waarschijnlijkheid nieuwe sla
gen opleveren terwijl de voedselbeperking
en andere lasten zijn burgers in stijgende ma
te zullen doen verontrusten. Op een verdere
toekomst zal hij wissels kunnen trekken
maar wanneer en hoe zullen die gehonoreerd
worden? De tegenstander is niet militair ver
zwakt en de kans op economische verslapping
is eerder verkleind dan toegenomen. Uit
zwakte is het vredesaanbod niet voortgeko
men. Alleen uit het toenemend verlangen
naar den vrede, dat overal tot uiting komt,
hoezeer de staatslieden ook hun best mogen
doen om het krijgsvuur te voeden en aan te
wakkeren.
Juist voor Engeland is de beslissing ge
wichtig. Wanneer het tot het sluiten van den
vrede bereid te, zalfde oorlog dra geëindigd
zijn. Maar als het wil volhouden, zullen al
zijn bondgenooten zich daarnaar voegen?
Ook dit is een factor die overwogen dient te
worden.
Engelands positie van wereldmacht is vrij
wel ongeschokt. Het heeft den oorlog niet
kunnen winnen, maar hem ook niet verloren.
Zijn vloot is meester over de wateren geble
ven. Alleen in militair opzicht heeft Engeland
smadelijke nederlagen (in het oosten) ge
leden. Het zou thans op voet van gelijkheid
met Duitschland kunnen onderhandelen. Als
twee concurrenten, die tevergeefs getracht
hebben elkaar dood te drukken en die het
op een accoordje gooien, omdat zij tot het in
zicht zijn gekomen, dat de wederzijdsehe,
schijnbaar tegenstrijdige belangen daardoor
het best worden gediend.
Het is mogelijk, dat wij ons totaal vergis
sen in de gedachten en de gevoelens, welke
de toonaangevende staatslieden bezielen, nu
eenerzijds het parool „laten wij eens over den
vrede spreken" is uitgegeven en andererzijds
is ontvangen.
Maar niet waarschijnlijk is, dat de invloed
van dit Duitsche aanbod gering zal zijn, wel
ke uitwerking het ook moge krijgen.
Nu heeft men verder af te wachten.
In dp eerste plaats, welk onthaal het aan
bod bij de,regeermgen der voornaamste en
tente-landen zal vinden. En in de tweede
plaats, met welke voorstellen de middenmo-
gendheden als vredesgrondslagen voor den
dag willen komen.
Wordt het aanbod zonder of na ernstige
overweging van de hand gewezen, dan zal
Duitschland zeker spoedig daarop zijn voor
stellen bekend maken.
Anders eerst, wanneer de ingeleide vredes
onderhandelingen een einde nemen.
Men ga in den tusschentijd niet af op wat
de pers in de oorlogvoerende landen schrijft,
haar uitlatingen zullen, althans de eerste da
gen, niet mogen worden aangemerkt als blij
ken van de gezindheid bij regeeringspersonen
en volkeren. Ook met het aanvaarden van ge
ruchten, waaraan het wel niet zal ontbreken,
zij men voorzichtig.
Zoo niet eerder, dan is er misschien eenige
officiëele aanwijzing omtrent de houding der
geallieerden te verwachten in de rede, die de
Engelsche minister-president Lloyd George
de volgende week in het Engelsche Lagerhuis
zal houden.
Het „wereldhistorisch" oogenblik, zal er
één van niet korten duur zijn. Het pleit tus-
schen vrede en oorlog wordt, wanneer de
krijgsfurie bijkans twee en een half jaar heeft
gewoed, niet in een avemarijtje beslist! En
wanneer men zich eens een oogenblik reken
schap poogt te geven van den ontredderden
toestand, waarin Europa zich bevindt, van de
problemen, welke thans om een oplossing
vragen; dan begrijpt men, hoe zwaar het zal
vallen, hetzij in de eerstkomende maanden,
hetzij in de eerstvolgende jaren, niet alleen
om vrede te maken, maar ook om weder orde
te brengen in de ontzettende verwarring 1
EEN LEGERORDER. VAN DEN
KEIZER.
Naar Wolff uit Berlijn meldt, heeft de Kei
zer het volgende legerbevel uitgevaardigd:
SoldatenIn het gevoel van de overwinnin
gen, welke gij d'oor uw dapperheid hebt be
haald, hebben ik en de heerschers der drie
verbonden staten den vijand een vredesaanbod
gedaan. Of daarmede het beoogde doel zal
worden bereikt, blijft nog de vraag. Gij hebt
verder met Gods hulp tegen den vijand stand
te houden en hem te verslaan.
Groote Hoofdkwartier, 12 Dec.
Wilhelm, I. R.
Aan het Duitsche leger.
Deze legerorder is ook aan de Keizerlijke
marine gericht met de volgende keizerlijke
aanvullingsorder:
Deze order is ook tot mijn marine gericht,
die al haar krachten trouw en vol uitwerking
heeft ingezet in den gemeenschappelijken
strijd.
Wilhelm I. R.
DE REDE VAN DEN
RIJKSKANSELIER.
In zijn gisteren gehouden redevoering be
gon de rijkskanselier aldus
Mijne Heeren,
In de hoop op spoedige, nieuwe gunstige
gebeurtenissen in het veld lag de grond waar
om de Rijksdag niet voor langen tijd ver
daagd werd, maar aan den president de gele
genheid gegeven zou worden, den dag voor
de volgende zitting te bepalen. Die hoop werd
bijna boven verwachting snel vervuld. Ik wil
kort zijn. De dooder "preken
Roemenië s optreden in den oorlog zou on
ze stellingen en die onzer bondgenooten in het
ooste verietigtn. Tegelijkertijd zou het groote
offensief i het westen ons front doorbreken, en
zouden nieuwe Italiaansche stormaanvallen
Oostenrijk-Hongarije verlammen.
De toestand was ernstig.
Met Gods hulp deden onze dappere troepen
een toestand ontstaan, die ons vollediger en
grooter zekerheid biedt dan ooit te voren. Le
vendige (oeuiching.)
Hierna ging spreker den toestand op alle
oorlogsterreinen na, dien hij zeer gunstig
voor de Centralen oordeelde, om vervolgens
op de tot nog toe doo Duitschland die afge
legde verklaringen van bereid zijn tot vrede te
komen, welke verklaringen de vijand echter
steds ontweek Thans wilde Duitschland een
stap verder gaan.
„In diep zedelijk en religieus plichtgevoel
jegens zijn volk en verder nog, jegens de
menschheid", ging de kanselier voort,, acht de
Keizer thans het tijdstip voor officieele vreds-
actie gekomen. Z. M. nam daarom in volko
men overeenstemming, in gemeenschap met
zijn hooge bondgenooten, het besluit den vij
andelijken mogendheden de opening va vre-
desoderhadelinge voor te stellen. (Levendige
bravo's. Beweging.)
„Hedenmorgen heb ik de vertegenwoordi
gers van die mogendheden, die onze rechten
in de vijandelijkestaten waarnemen, dus de
vertegenwoordigers van Spanje, de Vereenig-
dë Staten en Zwitserland een desbetreffende,
aan alle vijandelijke mogendheden gerichte
nota overhandigd met verzoek om deze over te
brengen.
„Eenzelfde stap wordt heden te Weenen,
Konstantinopel en Sofia gedaan.
„Ook aan de overige neutrale staten en den
Paus werd van onzen stap kennis gegeven".
„De nota luid' als volgt:
„De vreeselijkste strijd, dien de geschiede
nis ooit heeft gezien, woedt sedert bijna 2 Y>
jaar in een groot deel der wereld. Deze cata
strofe, dié den band' van een gemeenschappe
lijke, duizendjarige beschaving niet kan op
houden, treft de menschheid in haar kostbaar
ste bezit. Zij bedreigt den geestelijken en ma-
terieelen vooruitgang, die de trots van Europa
bij het begin der 20e eeuw vormde, te vernieti
gen.
Duitschland en zijn bondgenooten Oosten
rijk-Hongarije, Bulgarije, Turkije bewezen in
dezen strijd hun onoverwinnelijke kracht; zij
behaalden op, aan getalssterkte veel krachti
ger vijanden, geweldige successen Onveran
derlijk houden hunne linies stand tegen de
herhaalde aanvallen van de legers hunner
vijanden.
De jongste stoim op den Balkan is snel en
zegevierend afgeslagen De laatste gebeurte
nissen bewijzen dat ook de verdere duur van
den oorlog hunnen tegenstand net vermag te
breken, dat integendeel de geheele toestand
de verwachting op verder succes rechtvaar
digt. Te. verdediging van hun bestaan en
hunne nationale ontwikeiingsvrijheid werden
de vier verbonden mogendheden gedwongen
naar de w. pens te grijpen. Ook de heldenda
den hunner legers hebben daaraan nieto ver
anderd; steeds hebben zij vastgehouden aan
de overtuiging, dat hunne eigen rechten en
gegronde aanspraken niet in tegenspraak zijn
met de rechten van andere naties. Zij gapn er
niet op uit hunne tegenstanders te vernietigen
of neer te werpen.
Gedragen door het bewustzijn van hun mi
litaire en economische kracht zijn zij bereid
den hun opgedorngen oorlog zoo noodig tot
het uiterste voort te zettenmaar tevens zijn
zij bezield door den wensch, verder bloedver
gieten te voorkomen en aan de gruwelen van
den oorlog een einde te maken. Daarom stel
len de vier verbonden mogendheden voor
spoedig tot vredesonderhandelingen saam te
komen.
De voorstellen, die zij tot deze onderhande
lingen medebrengen en die er op berekend
zijn de eer, het bestaan, en de ontwikkelings
vrijheid hunner volken te verzekeren, vormen
naar hunne overtuiging een geschikten grond
slag voor het herstel van een duurzamen vre
de. Indien, ondanks dit aanbod om vrede en
verzoening tot stand te brengen, de strijd zou
voortduren, zijn de vier verbonden mogendhe
den besloten, den strijd tot het zegevierend
einde te blijven voortzetten. (Bravo's) Zij wei
geren echter plechtig iedere verantwoordelijk
heid daarvoor voor de menschheid en de ge
schiedenis.
De Rijkskanselier vervolgde. „M. H. In
Augustus 1914 stelden onze vijanden de
machtsvraag van den wereldoorlog, heden
stellen wij de menschelijkheidsvraag van den
vrede. Hoe het antwoord der vijanden zal lui
den, wachten wij af met de kalinte, die onze
inerlijke en uiterlijke kracht en ons zuiver ge
weten geeft, (Bravo.)
Weigeren de vijanden, willen zij den we-
reldzwaren last van het verschrikkelijke, dat
daarna nog zal volgen, op zich nemen, dan
zal ieder Duitsch hart tot in de armoedigste
hut opnieuw o'ntvlammen in heiligen toorn te
gen de vijanden, die ter welle van hunne ver-
nitigings- en veroveringsplannen, het men-
schenmoorden niet willen staken. (Bravo's
rechts.)
In een ure, waarin het noodlot zwaar druk
te, namen wij het voor de toekomst zoo ge
wichtige besluit; het is gedrengt met het bloed
van honderdduieenden onzer zonen en broe
ders, die hun leven lieten voor de veiligheid
van het vaderland.
Menschenverstand en menschenhand kun
nen dezen wereldoorlog, die alle verschrikkin
gen van het aardsche leven, m^ar ook de
grootheid van menschelijken moed en men-
schelijke vastberadenheid op* nooit geëvenaar
de wijze, onthulde, niet peilen.
God zal richten, wij zullen zonder vrees en
ongebogen onzen weg gaan, vastbesloten tot
den striid en tot d.r vrede". (Levendige toe
juichingen.)
DE hISTORISCHE RIJKSDAGZITTING.
Uit Berlijn wordt aan de N. R. CL de vol
gende levendige beschrijving van de zitting
van gisteren geseind:
De stad verkeert in koortsachtige spanning.
Niemand weet wat er gaande is. Veronder
stellingen en vermoedens doen de ronde in
de best ingelichte kringen.
Het bureau van den Rijksaag is in de eerste
Augustusdagen van 1914 niet zóó bestormd
met vragen om tribunekaarten als nu. Alle
gedachten van Berlijn draaien om de groote,
nog onbekende gebeurtenis, en het laatste et
maal werd er van schier niets anders gespro
ken.
Intusschen wordt de samenspreking van
den Rijkskanselier met de onzijdige gezanten
pas kori voor de opening van de zitting hier
bekend.
De gulden koepel van den Rijksdag verheft
zich boven een wemelende menschenzee. Als
ik de tribune betreed, is deze reeds boordevol.
Het diplomatieke korps is zoo goed als vol
tallig en op de tribunes der diplomaten en
van het hof zitten en staan de menschen even
dicht opeengedrongen als op alle andere tri
bunes. Maar nergens in het Huis is het zoo
angstwekkend vol als op de regeeringsestra-
de.
Het wordt kwart over éénen, een oogenblik
voor het begin. Tussclien de volgepropte tri
bunes ligt nog de ledige zittingszaal, die
zich geleidelijk vult. lke minuut langer wach
ten (toet nu de spanning toenemen. Op de
perstribune tracht men te schertsen, doch ook
op deze plaats van het onverwinlijk cynisme
slaagt geen scherts. Een ieder is aangegrepen
door de opwinding, die bij het voortgaan
van den minuutwijzer bijna enerveerend
werkt. Men staat en wacht en staart over de
duistere zaal naar de tribunes, waar men
slechts een wit gewirwar van gezichten on
derscheidt. Het stemgezoem ^s verstomd.
Geen gesprek wordt meer aangeknoopt. Het
lukt niet meer. Alle aandacht is saamgetrok
ken op de kleine deur, waaruit de rijkskanse
lier te voorschijn zal treden.
Het wordt half twee. Wat is dat? Men
buigt zich over de balustrade en ziet dat er
nog partijleiders ontbreken, en ook d,e socia-
listengroep. Bij deze ontdekking wordt het
onrustig. Is er op 't laatste oogenblik nog
iets gebeurd, dat nieuwe besluiten noodzake
lijk maakt?
De minuten kruipen. De spanning wordt
pijnlijk en bijna hoorbaar.
Het wordt later, al kwart voor tweeën. De
partijleiders treden binnen. Opeens gaan alle
lampen aan en op hetzelfde oogenblik komt
met snellen tred de rijkskanselier binnen.
Het heele Huis staat plotseling in hel,
feestelijk licht. Alle somberheid is wegge-
De Wethouder, Voorzitter der
Commissie van Bijstand voor het
Distributiebedrijf te Alkmaar, her
innert bij deze de winkeliers aan
hunne verplichting, om van den ver
koop van Regeerings-goederen lijs
ten aan te houden, en deze na af
levering van een op bestel biljet
ontvangen hoeveelheid, ter ge
meente-secretarie in te leveren;
bij gebreke hiervan zullen zij van
het bekomen van regeerings-goe
deren geheel of ten deele worden
uitgesloten.
Alkmaar, 13 December 1916.
De Wethouder voornoemd,
A. F. THOMSEN.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat in het ge
meenteblad van Alkmaar, no. 513, is opgeno
men het besluit van den raad dier gemeente
van 7 December 1916, waarbij is vastgesteld
een
TARIEF VOOR HET GEBRUIK
VAN GAS, te leveren door de gemeen
te-gasfabriek, in verband met de circu
laires van den minister van landbouw,
nijverheid en handel, d.d. 15 en 24 No
vember 1916, nos. 93946 en 101430.
Welk tarief, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden ter gemeente-secretarie ter le
zing is nedergelegd en aldaar tegen betaling
van 0.07 in afdruk is verkrijgbaar ge
steld.
Alkmaar, 12 Dec. 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DO NAT H, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat in het ge
meenteblad van Alkmaar, no. 512, is opgeno
men het besluit van den raad dier gemeente
van 7 December 1916, waarbij is vastgesteld
eene
Wijziging van het reglement van orde
voor de vergaderingen van den raad.
Welke wijziging, heden afgekondigd, gedu
rende drie maanden ter gemeente-secretarie
ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen be
taling van 0.05 in afdruk is verkrijgbaar
gesteld.
Alkmaar, 12 December 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
vaagd.
Reeds spreekt de rijkskanselier, terwijl ve
len nog zoo geruischloos mogelijk een plaats
zoeken.
Zijn eerste woorden zijn amper verstaan
baar.
Maar dan vindt hij den toon waarnaar hij
als redenaar vaak heeft te tasten, en als ver
stard in spanning hoort het Huis onbewege
lijk en ademloos toe.
Eerst spreekt hij over den toestand. Zijn
beschouwingen over de jongste gebeurtenis1-
sen worden herhaaldelijk door een gemur
meld bravo onderbroken.
Als hij dan voor 't eerst van vrede rept,
breekt een luide toejuiching los, die onmid
dellijk door den voorzitter wórdt onderdrukt
De conservatieven zitten bijna allen met ge
kruiste armen en leggen op ostentatieve wijze
een grimmige koelheid aan den dag.
Plotseling breekt de rijkskanselier af. Hij is
aan het eind van zijn inleiding gekomen en
zwijgt vele lange seconden.
Eerst blijft alles doodstil. Dan gaat er een
aarzelend fluisteren rond van „nu komt het 1"
Het doorloopt zacht de tribunes.
Maar reeds spreekt weer de rijkskanselier.
Nu is hij er heelemaal in. Zijn woorden zijn
van aangrijpende plechtigheid. Hij geeft er
dramatische kleur aan, een grootsch pathos,
geheel in overeenstemming met het oogen
blik.
Wederom bezigt hij de woorden, waarmee
hij op 4 Augustus 1914 begon en spreekt hij
van de noodlotsure.
De indruk van zijn woorden is zichtbaar
overweldigend.
Als hij de nota aan de diplomatieke verte
genwoordigers der onzijdige staten in de vij
andelijke landen heeft voorgelezen, breekt in
t grootste deel der zaal en op de tribune ap
plaus los dat terstond weder door den voor
zitter wordt onderdrukt.
Met groote plechtigheid eindigt de rijks
kanselier zijn rede.
Als hij heeft uitgesproken, volgt er nog een
politiek naspel, waardoor stellig aan de
meesten ontgaat, dat de rijkskanselier na het
eind van zijn rede blijkbaar volkomen door
zijn gevoelen overmand, op zijn zetel in el
kaar is gezonken en nog nauwelijks bemerkt
wat er voorvalt.
KORTE BERICHTEN.
In Italië zijn twee vleeschlooze dagen
ingevoerd.
De secretaris van binnènlandsche zaken
in Frankrijk heeft het plan te kennen gegeven,
om voortaan schouwburgen, bioscopen en an
dere publieke vermakelijkheden 4 dagen per
ALKMAARSCHE COURANT.