DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
I»;
No. $03
Honderd en achttiende jaargang.
1916.
iïATERDAO
23 DECEMBER
K.roni©lc.
F EU ILL IT ON.
üe Zleevalls..
Het Kerstekind
V errassing
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaiar f 1,franco door het geheele Rijk f 1,25.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone Advertentiën
Per regel i 0.12A Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Met 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden.
(Uit buitenlandsche bladen.)
Kerstmis. O'veral beperking
behalve voor de soldaten.Boe-
uit „grooten tijd"
We waren voornemens om het tijdstip
van 't verschijnen dezer kroniek in aanmer
king genomen er een soort Kerstkroniek
van te maken en de stof daartoe voornamelijk
te putten uit de advertenties in; de verschillen
de buitenlandsche bladen, daar deze toch het
beste blijk geven van wat er in de land'en in
dezen tijd alzoo omgaat. Edoch, het leek er
erg op, dat dit voornemen z.ou moeten ge
voegd worden bij de vele anderendie verdwe
nen zijn zonder dat er 'n daad' op volgde. De
advertenties geven zeker een goed denkbeeld
van wat er dezen Kersttijd in Londen, Berlijn
en Parijs omgaat, doch ze bewij zen dan te
vens, dat dit heel weinig is. Al reeds lang
van te voren is er met klem aangedrongen op
een zuinige Kerstviering, om zooveel te roya
ler te kunnen oorlogvoeren en men schijnt
zich aan deze aanmaning te willen houden.
Veel Kerstgeschenken worden niet aangebo
den, de groote warenhuizen van Wertheim
en Tietz in Berlijn, van Selfridge An Londen
ze hebben tamelijk groote advertenties
maar wat daarin wordt aangeboden on
der het hoofd „Weihnachtsgabert' en
„Christmas Presents," wijkt weinig af van
de artikelen die steeds periodiek in die
advertenties vermeld worden. De Engel-
sche advertenties zijn nog wat gezelli
ger dan de Duitsche, doch iets minder prac-
tisch misschien ook wel. Er komen wat meer
afbeeldingen van luxe artikelen in voor, wat
kinderspeelgoed, rolschaatsen, parfumflacons,
medaillons, enz. In de Duiitsche zijn het klee-
dingstukken en nog eens kleedingstukken,
voor Dames-, Heeren en kinderen, tegen, aller
lei prijzen van allerlei aard, maar het blijft
allemaal verbazend nuttig en practisch. Men
zou zeggen, dat de Duitschers tegenwoordig
nergens meer om geven dan om kleeren en le
vensmiddelen, maar daar is dan ook: het
moeilijkst aan te komen. Van een vette
gans of een mooie kalkoen op de Kersttafel
wordt niet meer gerept, die zijn schier onbe
taalbaar of in 't geheel niet te krijgen, boven
dien zijn zulke luxe uitgaven geheel uit den
booze, en men durft die overbodigheden dan
ook blijkbaar niet aan te prijzen. Bij hooge
gratie heeft de regee.ring toegestaan, dat ter
eere van de Kerstdagen aan ieder, op vertoon
vanzijn broodkaart, hoogstens 2 pond ingeleg
de fijne groenten, zooals asperges, doperw
ten e.d. mogen verkocht worden en daar moet
men het maar mee zien te doen.
En zoo de Duitscher op een andere wijze
zich eens een genoegen wil verschaffen, dan
kan hij dat doen door boeken te lezen, boeken,
die vertellen van de „groote daden" van leger,
vloot en luchtscheepvaart in dezen „grooten
tijd". Want de boekenmarkt wordt er mee
overstelpt en de couranten kondigen ze in me
nigte aan. Wijlen Immelmann heeft geschre
ven over zijn „vechtvluchten", luitenant Hey-
Roman uit het laatst der 16e eeuw,
naar 't Engslsch van RAFAëL SABATINL
41)
„Mlogen uw zonen omkomen en uw doch
ters slecht worden", brulde de eunuch, woe
dend over die slechte tijding en de beleedi-
ging w aarvan ze vergezeld ging. Maar Tsa-
manni lachte slechts tn hij antwoordde hem
over zijn schouder
„Mogen uw zoons allen sultan worden,
Ayoub
Sidderend' van toorn', waardoor de schrik
over hetgeen hij genoord had, verminderd
werd, waggelde Ayoub naar zijn meesteres
met de slechte boodschap.
Zij luisterde naar hem met stille woede.
Toen begon .zij haar heer en de slavin in één
adem te beschimpen, en riep Allah aan, om
hun beenderen te breken, hun aangezichten
zwart te maken en hun vleesch te doen verrot
ten met al de hevigheid van een die geboren
en1 opgevoed is in het ware Geloof. Toen die
uitbarsting van woede voorbij was, zat zij
een poos stil te peizen. Eindelijk sprong
zij op eni gelastte Ayoub te gaan zien, of er
niemand aan de dieuren luisterde.
„Wij moeten haudëleu, Ayoub, en wel snel.
of ik ben verloren, en met mij Marzak, die al
leen niet tegen zijn vader bestand is. Sakr-el-
Bahr zal ons in het «tof vertreden". Zij kreeg
plotseling een gedachte. „Bij Allah, het kan
éen deel- van zijn plan geweest zijn, om dat
witte schepsel hierheen te brengen. Maar wij
moeten hem dwarsboom en en ook Asad, of gij
zijt ook verloren, Ayoub'''.
„Hem dwarsboomen?" herhaalde haar vi
zier, verbaasd ov'.r de g eest- en lichaams
kracht van deze vrouw, wiler gelijke hij nog
demarek vertelt in „Tweedekker 666" van zijn
verrichtingen boven het Westfront, er is een
boek over de „U-booten" in de IJszee, dat ver
telt van de vermetele kruistochten van onder
zeeërs naar dé Noordkust van Rusland, een
torpedoboot-kapitein vertelt van zijn verken
ningstochten in een boek „V 188" getiteld, er
is een boek dat het verhaal geeft van een
krijgsgevangene in Frankrijk die over Enge
land wist te ontvluchten, er ife een beschrij
ving van de krijgsverrichtingen der Saksische
soldaten en zoo nog veel meer.
En voor de Duitsche moeders, vaders, vrou
wen en meisjes, die geliefde dooden betreuren,
is er een boek geschreven door iemand wiens
naam niet genoemd wordt, waarin vragen be
handeld worden als „Is er een leven na den
dood?", „kunnen dooden van geenerzijds te-
rugkeeren?", „is omgang met hen mogelijk?",
„waar zijn de dooden?" enz., enz. De iemand
die het boek geschreven heeft, verklaart door
jarenlange studie en onderzoekingen tot een
vaste overtuiging, wat deze vragen betreft, te
zijn gekomen en zijn boek volgens tallooze ge
gevens uit verleden en heden te hebben samen
gesteld. Zelfs Goethe komt er aan te pas! Het
werk begint met een troostwoord aan hen die
treuren en het eindigt met de blijmoedige ver
zekering „Er is een wederzien". Het zou al
zeer te verwonderen zijn, indien de „Zentral
Verlag" in Stuttgart, die het werk uitgeeft,
er niet een aardig voordeeltje bij haalde, er
zal wel vraag komen naar zulk een orakel.
Een categorie menschen, de voornaamste
trouwens ook tegenwoordig, lijdt niet onder
deze „beperkte Kerstviering". Dat zijn de sol
daten. Nu men 't thuis zuinigjes aanlegt,
schiet er zoo veel te meer voor de mannen aan
't front over. E>e groote Duitsche couranten
hebben inzamelingen gehouden, welke groote
bedragen opleverden. Het Berliner Tageblatt
en de Engelsche Daily Chronicle hebben op
die wijze gespaard voor „compagnieskerstkis-
ten" en ze hebben er een groot aantal kunnen
vullen. Voor iedere compagnie een kerstkist,
was het parool, en die worden d'an op Kerst
avond geopend en uit den inhoud ontvangt
ieder soldaat wat om zijn kerstavond op te
vroolijken. Sommige dingen zijn van blijvende
waarde, warme kleedingstukken, boeken, enz.,
maar ook vele versnaperingen komen er uit de
kist. Daaronder nemen een voornaam aandeel
in cigaretten, sigaren en tabak. Men schijnt
aan het front te zweren bij cigaretten. En vele
firma's, zoowel in Engeland en Duitschland,
adverteeren dagelijks flink in de bladen, hun
merken aanprijzend, en er bij voegend dat ze
stevig verpakt, in zoo of zoo grooten getale te
gen zooveel, naar het gewenschte adres aan
het front of op de vloot gezonden worden En
er staat altijd een plaatje bij van een militair,
die met een zielsvergenoegd gezicht bezig is
er een op te rooken, wat waarschijnlijk erg
verleidelijk werkt, want men wil de mannen
die voor hun vaderland strijden, graag wat
genoegen in hun leven schenken.
Uit het voorgaande blijkt wel, dat het, ook
in de hoogste kringen in de oorlogvoerende
landen dit jaar een vrij schrale Kerstmisvie-
nooit gezien had.
„Hem dwarsboomen?" zei hij nog eens.
„Vooreerst, Ayoub, door dat Frankische
meisje buiten rijn bereik te brengen."
„Dat is goed bedacht maar hoe?"
„Hoe? Kunt ge geen manier bedenken Hebt
ge eigenlijk wel verstand in je dikke hoofd?
Je moet Tsamanni overbieden, of nog beter,
het door iemand anders laten doen, en zoo het
meisje voor mij koopen. Dan zullen we trach
ten haar stil en snel te doen verdwijnen, voor
dat Asad haar spoor kan ontdekken".
Hij verbleekte en zijn dikke wangen trilden.
„En .en de gevolgen? Hebt ge de gevol
gen berekend, o Fenzileh? Wat zal er gebeu
ren, als Asad het te weten komt?"
„Hij zal het niet te weten komem", ant-
woorde zij hem. „Of als hij het doet en het
meisje is voor goed verdwenen, dan zal hij
zich onderwerpen aan hetgeen geschreven
was. Vertrouw maar op mij, om te weten, hoe
hem daartoe te brengen".
„Vrouw, vrouw!" riep hij, en wrong zijn
dikke handen. „Ik durf mij er niet mede in te
laten
„Inlaten met wat? Als ik beveel dat meisje
te koopen en je het geld £eef, dat je noodig
hebt, wat gaat het je dan verder aan, hond?
Wat er verder gedaan moet worden, zal een
man doen. Kom nu, ge zult het geld hebben,
alles wat ik heb, ongeveer 1500 philips, en
wat niet voor den koop gebruikt wordt, kun je
voor je zelf behouden".
Hij dacht even na en begreep, dat zij gelijk
had. Niemand kon hem verwijten, dat hij de
bevelen uitvoerde, die zij hem gaf. En er viel
wat bij te verdienen, zeker het zou prettig
zijn, dien hond Tsamanni te overbieden en
hem met leege handen naar huis te zenden,
om den toorn van zijn teleurgestelden meester
het hoofd te bieden.
Hij breide zijn handen uit en boog ten tee-
ken van geheele instemming.
ring zal worden, in sterker mate dan tot nu
toe een „oorlogskerstmis". Het moet ook vrij
moeilijk zijn om van ganscher harte nu een
vredesfeest te gaan vieren als men er die
beteekenis nog aan hecht.
door
JAN J. ZELDENTHUIS.
(Nadruk verboden.)
Altijd verder! Achter de heuvelen in het
scheem'rend verschiet zocht hij ièderen avond
de zoete rust, die hem den langen dag door
niet geworden was. Daar zou het zijn, pijnde
dan zijn verlangen, daar zou al het loom-
zware van hem wijken. Maar iederen dag
zocht hij tevergeefs; het perelmoerig, droom-
teedere land dat in deft avond zoo verlokkend
vöor hem lag^ zengde overdag in felle zonne
brand en waar hij alles in bezonken pust ver
wachtte, was 't wild bewegen van den arbeid
Nu was het winter, de lange dagen van
den zomer waren voorbij, de velden lagen,
als ware het ter vertroosting, even lichtgroen
onder de grauwende lucht. Het werk was
schaarsch geworden, nog had hij een paar
dagen bij een boer tarwe helpen dorschen,
maar dat was nu ook voorbij. Verder was hij
getrokken door het morsige land, waar geen
menschelijk geluid meer gehoord werd.
Alles was stil: geen dof geklop van vlegels
op den leemen vloer der delen, zelfs geen
droef gekras van kraaien meer. Over heel de
wereld lag de bleeke wade van het late jaar.
Langzaam liep hij verder, niet wetend waar
hij den nacht slapen zou. Maanden1 lang had
hij al rondgezworven, van dorp tot dorp, zoo
nu en dan had hij een paar dagen gewerkt,
maar dan was hij -fveer verder gegaan, altijd
verder door 't stadig woelen van zijne onrust.
In de verte blonk donkerrood een lampje,
hij zag hoe het in den vallenden avond voor
hem langzaam lichter werd. Daar zou hij on
derdak zoeken, want verder gaan kon hij niet.
Waarom zou hij verder gaan? Waarheen?
Hij wist het niet, de grauwe dag had 'm, den
droefgeestigen zwerver, nog eenzamer ge
maakt. Een hunkeren, een zacht verlangen
was in hem gekomen om onder de menschen
te zijn, om hunne kleine vreugden in teed re
doening rond zijne eenzaamheid te voelen.
Al mijmerend was hij er gekomen, 't was
verder geweest dan hij gedacht had. Donker
vlekte de hoeve tegen de lage, grauwe lucht.
Hij hoorde 't balkend geloei van eene koe in
den stal. Binnen zongen de meiden en de
knechts een simpel kerstlied Kerstmis!
Hij schrok, hij had er niet aan gedacht dat
morgen weer het vrome feest zou gevierd
worden. Het zingen hield op, het lied was
uit. Voorzichtig hief hij de klink van de klei
ne deur op en trad binnen, ,,'t Was goed, hij
kon op den hooizolder slapen", zeide een der
meiden, die den boer gevraagd had of hij
mocht blijveft.
Alles sliep, alleen een paard rammelde even
tegen de ruif. Stil lag hij in het hooi, een
HOOFDSTUK X.
DE SLAVENMARKT.
Het uur van den verkoop werd aangekon
digd door trompetgeschal en tromgeroffel.
De handelaars, die tot nu toe vergunning
hadden gehad, zaken te doen binnen de om
heining sloten nu hun kraampjes. De Jood-
sche juweelkoopman sloot zijn doos en ging
heen, en liet de treden om de bron over aan
de aanzienlijkste koopers op de markt. Deze
verzamelden zich allen daar, gingen om de
bron staan en keken naar buiten, 'terwijl de
overige gemeente tegen de zuidelijke en wes
telijke muren van de omheining stond.
Neger-waterdragers met witte tulbanden
kwamen met sproeiers van palmbladeren, om
den grond te besprenkelen. De trompetten
zwegen een oogenblik, toen klonk opnieuw
een kort en krachtig geschal en daarop wer
den zij stil. De menigte buiten de poort
week rechts en links terug, en zeer langzaam
en statig traden drie groote afslagers, van
top tot teen in het wit gekleed en met smette-
looze tulbanden op het hoofd, de open ruim
te binnen. Zij hielden stil bij het westelijke
eind van den langen muur, de voornaamste
stond iets voor de beide anderen. Het gesnap
der stemmen zweeg bij hun komst, het werd
een gefluister, toen een zacht gegons als van
bijen, en eindelijk volkomen stilte. In de
plechtige en ernstige houding der afslagers
lag bijna iets priesterlijks, zoodat, toen de
menigte stil werd, het geheel iets kreeg van
een godsdienstige plechtigheid.
De chef-afslager stond een oogenblik stil
met neergeslagen oogen, toen hield hij de
handen uitgestrekt, als om een zegen te ont
vangen, verhief zijn stem en begon luid en
eentonig te bidden
„In: naam van Allah den Barmhartige, die
den mensch uit bloed schiep! Al wat in den
hemel en op aarde is looft Allah, die de
paardedeken over zijn lichaam heen. En hij
dacht in de duisternis hoe voor hem het ker
stekind geen vreugde had. Vroeg in den' mor
gen, diep in den nacht nog, zouden de pries
ters zingen, zou het volk onbewust de ontroe
ring voelen van 't wondere gebeuren. Alleen
voor hem zou het geen vreugde zijn. Hij
bleef wakker, hij kon niet in slaap komen.
Telkens moest hij weer denken aan dat kindr
je, in den sneeuwigen nacht geboren waar
boven Hem de heil'ge ster den wijzen het pad
wees. Met welk een teed're schroom was ook
hij als jongen vroeger dien nacht in de kerk
de wieg genaderd. Wat hij toen niet begrijpen
wat onbegrijpelijk was. Het was de schrijnen-
kon, wist hij nu, hoe de liefde uit den mensch
zelve tot geluk en vrede moest voeren, 't Lag
vol en klaar voor hem, dat vreugdige leven
van zijn jeugd. Verder gingen zijn gedachten,
hoe hij als jonge, overmoedige boer was
gaan lezen, had willen begrijpen
de tegenstelling tusschen rijken en armen ge
weest, die hem ontevreden had gemaakt. Heit
geluk van zijn huis was langzaam vergleden,
hij had het niet bemerkt.Er was niets meer
voor hem geweest dan de schrille maatschap
pelijke strijd.
Nu wist hij waarom zijn vrouw zoo stil
was geworden, zij had hem niet meer begre
pen
Weer zag hij voor zich den hel-laaienden
brand, waardoor hij vrouw en kind, have en
goed verloren jiad. Hoe had de wroeging 'm
na dat plotseling ontwaken voort-gedreven in
gestage onrust.
Eind-Tijk viel hij in slaap, droomend van 't
leven, dat heen was.
Buiten lag versch de witte sneeuwuit de
grauwe wolken was de zware vracht in dichte
warreling neergevallen. De hoeven waren
nauw herkenbaar in die wijde witte wereld.
Ahasver was wakker geworden door het ge
lui der klokken. De melften en knechts hadden
het werk al jjedaan. Hij wist niet wat hij
doen zou, nu hij hij wel begreep, dat hij deze
dagen niet weggestuurd zou worden. Buiten
luidden nog steeds de klokken. Langzaam
ging hij naar 't dorp, met de menschen mee
die door de sneeuw naar de kerk gingen.
Zelve wist hij n^et waarom, maar hij ging met
hen. In geen jaren was hij er meer geweest;
het deed hem vreemd aan, al die vreugde om 't
kleine kerstekind.
Hij hoorde hoe de pastoor sprak van de ge
boorte van het Kindeke Jezus, van de liefde
tot1 den naaste, die sinds der wereld hoogste
was. Hij schreide stil toe hij 't gezang dooi
de kerk hoorde. Wat hij: dien nacht weder be
leefd had-, kwam ook nu tot hem. En het was
alsof met de droefenis om het zoo roekeloos
verloren geluk, zijn bitterheid minder werd."
Buiten door aio ebdr mnaa hDaaz ekawlre
Buiten gleed de zon met helle schitterin
gen door de nog smettelooze sneeuw. Ahasver
ging terug, alleen. Een stille vreugde was in
hem nedergedaald, de vreugde van eindelijke
rust. Naast hem gingen de menschen met een
zacht praten. En de sneeuw was tusschen hen
in, een, ieder was er den ander gelijk, elk had
de tee'dre ontroering van den stillen, heiligen
kerstdag in zich, elk had dezelfde schoonheid
der wereld om zich heen-.
Met den avond was alles weer grauw ge
worden zware sneeuwwolken hingen laag bo
ven het land. Hier en daar gloeide het avond
licht al. Binnen waren de meiden en de
knechts al bij den kerstboom geroepen. Ahas
ver behoorde daar niet, hij was in den stal
gebleven. Vroolijk zongen de kinderen rond
den- hel-verlichten boom. Dat het bij hem, in
zijn eigen thuis, ook zoo had kunnen staan!
Toen, hij had 't zelf niet gezien-, kwam
Marietje bij hem; zij had hem daar gezien,
alleen en peinzend. „Och, boerken, komt ook
eens bij ons den boom zien". Zijn hart schoot
er vol van, zacht drukte hij 't kind, dat als
zijn gestorven- meisje heette, tegen zich aan.
En zacht prevelde hij„Mijn Marteken, mijn
cerstekind". Voor hem stond de boom, met al
die kleine, flikerende kaarsjes in het donkere,
geurige groen. Ahasver zag het niet, hij
droomde van het wonderbare, dat dit kerste
kind hem gegeven had.
Machtige en de Wijze is! Zijn Koninkrijk is
van den Hemel en de Aarde. Hij geeft het le
ven en den dood en heeft macht over al'le
dingen. Hij is de eerste en de laatste, de
zichtbare en onzichtbare en hij weet alle din
gen."
„Amen," stemde de menigte in.
„Hij zij geloofd, die ons Mohamed, zijn
Profeet, zond, om de wereld het ware Geloof
te geven, en vloek over Satan, den gesteenig-
de, die oorlog voert tegen Allah en Zijne
kinderen."
„Amen."
„De zegen van Allah en onzen Heer Moha
med zij over deze markt en over allen die hier
komen koopen en verkoopen en moge Allah
hun rijkom vermeerderen en hun -dagen ver
lengen, om Hem te loven".
„Amen", antwoordde de menigte en dade
lijk richtten de gesloten rijen zich op uit de
biddende houding, en iedereen zocht ruimte
om zich te bewegen. De afslager klapte in zijn
handen, waarop de gordijnen opzij werden
getrokken en de samengepakte slaven voor
den dag kwamen ongeveer driehonderd in
't geheel, verdeeld over drie hokken.
In de voorste rij van het middelste hok
waar Rosamunde en- Lionel in waren ston
den twee groote, jonge Nubiërs, slank en ge
spierd, die met volmaakte onverschilligheid
toekeken, geen oogenblik verschrikt door het
lot, dat hen hier gebracht had. De afslager
kreeg hen in het oog, en hoewel de gewone
gang van zaken was, dat een kooper een slaaf
aanwees, dien hij koopen willde, wees hij dit
tweetal zelf aan om een goed begin te maken
De twee negers werden door de schildwach
ten vooruit gebracht.
„Zieihre een edel tweetal, kondigde de ver-
kooper aan, „sterk gespierd en- groot, zooals
iedereen zien kan, het zou jammer zijn, hen te
scheiden. Wie zulk-een paar sterke werkkrach
ten noodig heeft, laat hij zeggen, wat hij ge-
door
E. VAN ECK—RUTGERS.
(Nadruk verboden).
De roode duivel van bloed1 en vuur woedde
steeds voort; vredesgeruchten zweefden af en
toe door de lucht, maar hun bronnen waren
onbetrouwbaar; men wenschte, hoopte, maar
durfde niet gelooven, zag nog geen einde aan
de verschrikkingen, die zich rijden tot onaf
zienbare reeksen.
Van dag tot dag werden langer de lijsten
van gesneuvelden, van jonge, bloeiende le
vens met een enkelen slag vernietigd, steeds
groeide het aantal dergenen, die het leven
behielden, doch verminkt en gebroken in den
kring hunner familie terugkeeren.
De verbittering steeg: heftiger brandde de
haat.
Overvol waren de hospitalen; lange trei
nen voerden de gewonden naar de hoofdstad
waar zij hulp en verzorging vonden, waar
zachte handen zich beijverden hun lijden te
verlichten.
Een droevig schouwspel was het overbren
gen der bewegingloos uitgestrekte lichamen,
voorzichtig op brancards gevlijd, naar de zie
kenhuizen: en de als zoodanig ingerichte ge
bouwen diep zwijgen lieerschte onder de toe
kijkers, wier oogen ernstig meewarig den
treurigen stoet volgden.
Daarbinnen heerschte een groote, stille be
drijvigheid.
In de lange zalen stonden, in regelmatige
rijen geschaard, de smalle bedden met blank-
heldere lakens, die de gewonde, uitgeputte li
chamen rust boden; geruischloos af en aan
tredend verzorgden vrouwen in stemmig ver
pleegstersgewaad de lijders, medewerkend
daardoor op haar eigen wijze aan het belang
van het vaderland; in de operatie-zalen wer
ven wil". Hij begon langzaam om de bron te
loopeni, de schildwachten zeiden den twee sla
ven hem te volgen, opdat alle koopers hen
goed konden zien en onderzoeken.
In de eerste rij dicht bij de poort stond Ali,
die door Othmani hierheen gezonden was, om
een twintigtal sterke ketels te koopen, die noo
dig waren voor het galjoen van Sakr-el-Bahr.
Hem was opgedragen alleen de sterksten te
koopen, die op de markt te vinden waren
met één uitzondering. Aan boord van dat gal
joen konden zij geen zwakkelingen gebruiken,
die het den bootsman lastig maakten met hun
flauw vallen. Al-i zeide wat hij noodig had.
„Ik heb zulke groote kerels noodig voor de
riemen van Sakr-el-Bahr", zei hij luid en' ge
wichtig, en trok aldus de oogen der aanwezi
gen tot zich, en hij koesterde zich in de be
wonderende blikken, die men een der officie
ren van Olivier-Reis toewierp, een der zeeroo-
vers, die de trots van den Islam en een zwaard
voor den ongeloovige waren.
„Zij zijn geboren, om aan de riemen te wer
ken, Ali-Reis," antwoordde de afslager in al
le plechtigheid. „Wat wilt ge voor hen ge
ven
„Twee honderd philips voor de twee".
'De afslager stapte plechtig verder, de sla
ven volgden hem onmiddellijk.
„Twee honderd philips zijn geboden voor
twee van de mooiste slaven, die cfe gunst van
Allah ooit op deze markt bracht. Wie biedt
vijftig philips meer?"
Een statige Moor in een wijden blauwen
mantel stond van zijn zitplaats op de trede
van de bron op, toen de afslager bij hem
kwam, eni de slaven, die hier een kooper ver
moedden, en eiken dienst verkozen boven dien
op de galeien, waarmede zij bedreigd werden,
kwamen zijn handen kussen en vleiden hem
als honden.
Kalm en waardig liet hij zijn handen over
hen gaan, om hun spieren te voelen, toen boog
-.wa*»-*.: moffin
LRMAARSCHE CODRANT.
i