DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. I»; No. $03 Honderd en achttiende jaargang. 1916. iïATERDAO 23 DECEMBER K.roni©lc. F EU ILL IT ON. üe Zleevalls.. Het Kerstekind V errassing Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaiar f 1,franco door het geheele Rijk f 1,25. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone Advertentiën Per regel i 0.12A Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Met 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden. (Uit buitenlandsche bladen.) Kerstmis. O'veral beperking behalve voor de soldaten.Boe- uit „grooten tijd" We waren voornemens om het tijdstip van 't verschijnen dezer kroniek in aanmer king genomen er een soort Kerstkroniek van te maken en de stof daartoe voornamelijk te putten uit de advertenties in; de verschillen de buitenlandsche bladen, daar deze toch het beste blijk geven van wat er in de land'en in dezen tijd alzoo omgaat. Edoch, het leek er erg op, dat dit voornemen z.ou moeten ge voegd worden bij de vele anderendie verdwe nen zijn zonder dat er 'n daad' op volgde. De advertenties geven zeker een goed denkbeeld van wat er dezen Kersttijd in Londen, Berlijn en Parijs omgaat, doch ze bewij zen dan te vens, dat dit heel weinig is. Al reeds lang van te voren is er met klem aangedrongen op een zuinige Kerstviering, om zooveel te roya ler te kunnen oorlogvoeren en men schijnt zich aan deze aanmaning te willen houden. Veel Kerstgeschenken worden niet aangebo den, de groote warenhuizen van Wertheim en Tietz in Berlijn, van Selfridge An Londen ze hebben tamelijk groote advertenties maar wat daarin wordt aangeboden on der het hoofd „Weihnachtsgabert' en „Christmas Presents," wijkt weinig af van de artikelen die steeds periodiek in die advertenties vermeld worden. De Engel- sche advertenties zijn nog wat gezelli ger dan de Duitsche, doch iets minder prac- tisch misschien ook wel. Er komen wat meer afbeeldingen van luxe artikelen in voor, wat kinderspeelgoed, rolschaatsen, parfumflacons, medaillons, enz. In de Duiitsche zijn het klee- dingstukken en nog eens kleedingstukken, voor Dames-, Heeren en kinderen, tegen, aller lei prijzen van allerlei aard, maar het blijft allemaal verbazend nuttig en practisch. Men zou zeggen, dat de Duitschers tegenwoordig nergens meer om geven dan om kleeren en le vensmiddelen, maar daar is dan ook: het moeilijkst aan te komen. Van een vette gans of een mooie kalkoen op de Kersttafel wordt niet meer gerept, die zijn schier onbe taalbaar of in 't geheel niet te krijgen, boven dien zijn zulke luxe uitgaven geheel uit den booze, en men durft die overbodigheden dan ook blijkbaar niet aan te prijzen. Bij hooge gratie heeft de regee.ring toegestaan, dat ter eere van de Kerstdagen aan ieder, op vertoon vanzijn broodkaart, hoogstens 2 pond ingeleg de fijne groenten, zooals asperges, doperw ten e.d. mogen verkocht worden en daar moet men het maar mee zien te doen. En zoo de Duitscher op een andere wijze zich eens een genoegen wil verschaffen, dan kan hij dat doen door boeken te lezen, boeken, die vertellen van de „groote daden" van leger, vloot en luchtscheepvaart in dezen „grooten tijd". Want de boekenmarkt wordt er mee overstelpt en de couranten kondigen ze in me nigte aan. Wijlen Immelmann heeft geschre ven over zijn „vechtvluchten", luitenant Hey- Roman uit het laatst der 16e eeuw, naar 't Engslsch van RAFAëL SABATINL 41) „Mlogen uw zonen omkomen en uw doch ters slecht worden", brulde de eunuch, woe dend over die slechte tijding en de beleedi- ging w aarvan ze vergezeld ging. Maar Tsa- manni lachte slechts tn hij antwoordde hem over zijn schouder „Mogen uw zoons allen sultan worden, Ayoub Sidderend' van toorn', waardoor de schrik over hetgeen hij genoord had, verminderd werd, waggelde Ayoub naar zijn meesteres met de slechte boodschap. Zij luisterde naar hem met stille woede. Toen begon .zij haar heer en de slavin in één adem te beschimpen, en riep Allah aan, om hun beenderen te breken, hun aangezichten zwart te maken en hun vleesch te doen verrot ten met al de hevigheid van een die geboren en1 opgevoed is in het ware Geloof. Toen die uitbarsting van woede voorbij was, zat zij een poos stil te peizen. Eindelijk sprong zij op eni gelastte Ayoub te gaan zien, of er niemand aan de dieuren luisterde. „Wij moeten haudëleu, Ayoub, en wel snel. of ik ben verloren, en met mij Marzak, die al leen niet tegen zijn vader bestand is. Sakr-el- Bahr zal ons in het «tof vertreden". Zij kreeg plotseling een gedachte. „Bij Allah, het kan éen deel- van zijn plan geweest zijn, om dat witte schepsel hierheen te brengen. Maar wij moeten hem dwarsboom en en ook Asad, of gij zijt ook verloren, Ayoub'''. „Hem dwarsboomen?" herhaalde haar vi zier, verbaasd ov'.r de g eest- en lichaams kracht van deze vrouw, wiler gelijke hij nog demarek vertelt in „Tweedekker 666" van zijn verrichtingen boven het Westfront, er is een boek over de „U-booten" in de IJszee, dat ver telt van de vermetele kruistochten van onder zeeërs naar dé Noordkust van Rusland, een torpedoboot-kapitein vertelt van zijn verken ningstochten in een boek „V 188" getiteld, er is een boek dat het verhaal geeft van een krijgsgevangene in Frankrijk die over Enge land wist te ontvluchten, er ife een beschrij ving van de krijgsverrichtingen der Saksische soldaten en zoo nog veel meer. En voor de Duitsche moeders, vaders, vrou wen en meisjes, die geliefde dooden betreuren, is er een boek geschreven door iemand wiens naam niet genoemd wordt, waarin vragen be handeld worden als „Is er een leven na den dood?", „kunnen dooden van geenerzijds te- rugkeeren?", „is omgang met hen mogelijk?", „waar zijn de dooden?" enz., enz. De iemand die het boek geschreven heeft, verklaart door jarenlange studie en onderzoekingen tot een vaste overtuiging, wat deze vragen betreft, te zijn gekomen en zijn boek volgens tallooze ge gevens uit verleden en heden te hebben samen gesteld. Zelfs Goethe komt er aan te pas! Het werk begint met een troostwoord aan hen die treuren en het eindigt met de blijmoedige ver zekering „Er is een wederzien". Het zou al zeer te verwonderen zijn, indien de „Zentral Verlag" in Stuttgart, die het werk uitgeeft, er niet een aardig voordeeltje bij haalde, er zal wel vraag komen naar zulk een orakel. Een categorie menschen, de voornaamste trouwens ook tegenwoordig, lijdt niet onder deze „beperkte Kerstviering". Dat zijn de sol daten. Nu men 't thuis zuinigjes aanlegt, schiet er zoo veel te meer voor de mannen aan 't front over. E>e groote Duitsche couranten hebben inzamelingen gehouden, welke groote bedragen opleverden. Het Berliner Tageblatt en de Engelsche Daily Chronicle hebben op die wijze gespaard voor „compagnieskerstkis- ten" en ze hebben er een groot aantal kunnen vullen. Voor iedere compagnie een kerstkist, was het parool, en die worden d'an op Kerst avond geopend en uit den inhoud ontvangt ieder soldaat wat om zijn kerstavond op te vroolijken. Sommige dingen zijn van blijvende waarde, warme kleedingstukken, boeken, enz., maar ook vele versnaperingen komen er uit de kist. Daaronder nemen een voornaam aandeel in cigaretten, sigaren en tabak. Men schijnt aan het front te zweren bij cigaretten. En vele firma's, zoowel in Engeland en Duitschland, adverteeren dagelijks flink in de bladen, hun merken aanprijzend, en er bij voegend dat ze stevig verpakt, in zoo of zoo grooten getale te gen zooveel, naar het gewenschte adres aan het front of op de vloot gezonden worden En er staat altijd een plaatje bij van een militair, die met een zielsvergenoegd gezicht bezig is er een op te rooken, wat waarschijnlijk erg verleidelijk werkt, want men wil de mannen die voor hun vaderland strijden, graag wat genoegen in hun leven schenken. Uit het voorgaande blijkt wel, dat het, ook in de hoogste kringen in de oorlogvoerende landen dit jaar een vrij schrale Kerstmisvie- nooit gezien had. „Hem dwarsboomen?" zei hij nog eens. „Vooreerst, Ayoub, door dat Frankische meisje buiten rijn bereik te brengen." „Dat is goed bedacht maar hoe?" „Hoe? Kunt ge geen manier bedenken Hebt ge eigenlijk wel verstand in je dikke hoofd? Je moet Tsamanni overbieden, of nog beter, het door iemand anders laten doen, en zoo het meisje voor mij koopen. Dan zullen we trach ten haar stil en snel te doen verdwijnen, voor dat Asad haar spoor kan ontdekken". Hij verbleekte en zijn dikke wangen trilden. „En .en de gevolgen? Hebt ge de gevol gen berekend, o Fenzileh? Wat zal er gebeu ren, als Asad het te weten komt?" „Hij zal het niet te weten komem", ant- woorde zij hem. „Of als hij het doet en het meisje is voor goed verdwenen, dan zal hij zich onderwerpen aan hetgeen geschreven was. Vertrouw maar op mij, om te weten, hoe hem daartoe te brengen". „Vrouw, vrouw!" riep hij, en wrong zijn dikke handen. „Ik durf mij er niet mede in te laten „Inlaten met wat? Als ik beveel dat meisje te koopen en je het geld £eef, dat je noodig hebt, wat gaat het je dan verder aan, hond? Wat er verder gedaan moet worden, zal een man doen. Kom nu, ge zult het geld hebben, alles wat ik heb, ongeveer 1500 philips, en wat niet voor den koop gebruikt wordt, kun je voor je zelf behouden". Hij dacht even na en begreep, dat zij gelijk had. Niemand kon hem verwijten, dat hij de bevelen uitvoerde, die zij hem gaf. En er viel wat bij te verdienen, zeker het zou prettig zijn, dien hond Tsamanni te overbieden en hem met leege handen naar huis te zenden, om den toorn van zijn teleurgestelden meester het hoofd te bieden. Hij breide zijn handen uit en boog ten tee- ken van geheele instemming. ring zal worden, in sterker mate dan tot nu toe een „oorlogskerstmis". Het moet ook vrij moeilijk zijn om van ganscher harte nu een vredesfeest te gaan vieren als men er die beteekenis nog aan hecht. door JAN J. ZELDENTHUIS. (Nadruk verboden.) Altijd verder! Achter de heuvelen in het scheem'rend verschiet zocht hij ièderen avond de zoete rust, die hem den langen dag door niet geworden was. Daar zou het zijn, pijnde dan zijn verlangen, daar zou al het loom- zware van hem wijken. Maar iederen dag zocht hij tevergeefs; het perelmoerig, droom- teedere land dat in deft avond zoo verlokkend vöor hem lag^ zengde overdag in felle zonne brand en waar hij alles in bezonken pust ver wachtte, was 't wild bewegen van den arbeid Nu was het winter, de lange dagen van den zomer waren voorbij, de velden lagen, als ware het ter vertroosting, even lichtgroen onder de grauwende lucht. Het werk was schaarsch geworden, nog had hij een paar dagen bij een boer tarwe helpen dorschen, maar dat was nu ook voorbij. Verder was hij getrokken door het morsige land, waar geen menschelijk geluid meer gehoord werd. Alles was stil: geen dof geklop van vlegels op den leemen vloer der delen, zelfs geen droef gekras van kraaien meer. Over heel de wereld lag de bleeke wade van het late jaar. Langzaam liep hij verder, niet wetend waar hij den nacht slapen zou. Maanden1 lang had hij al rondgezworven, van dorp tot dorp, zoo nu en dan had hij een paar dagen gewerkt, maar dan was hij -fveer verder gegaan, altijd verder door 't stadig woelen van zijne onrust. In de verte blonk donkerrood een lampje, hij zag hoe het in den vallenden avond voor hem langzaam lichter werd. Daar zou hij on derdak zoeken, want verder gaan kon hij niet. Waarom zou hij verder gaan? Waarheen? Hij wist het niet, de grauwe dag had 'm, den droefgeestigen zwerver, nog eenzamer ge maakt. Een hunkeren, een zacht verlangen was in hem gekomen om onder de menschen te zijn, om hunne kleine vreugden in teed re doening rond zijne eenzaamheid te voelen. Al mijmerend was hij er gekomen, 't was verder geweest dan hij gedacht had. Donker vlekte de hoeve tegen de lage, grauwe lucht. Hij hoorde 't balkend geloei van eene koe in den stal. Binnen zongen de meiden en de knechts een simpel kerstlied Kerstmis! Hij schrok, hij had er niet aan gedacht dat morgen weer het vrome feest zou gevierd worden. Het zingen hield op, het lied was uit. Voorzichtig hief hij de klink van de klei ne deur op en trad binnen, ,,'t Was goed, hij kon op den hooizolder slapen", zeide een der meiden, die den boer gevraagd had of hij mocht blijveft. Alles sliep, alleen een paard rammelde even tegen de ruif. Stil lag hij in het hooi, een HOOFDSTUK X. DE SLAVENMARKT. Het uur van den verkoop werd aangekon digd door trompetgeschal en tromgeroffel. De handelaars, die tot nu toe vergunning hadden gehad, zaken te doen binnen de om heining sloten nu hun kraampjes. De Jood- sche juweelkoopman sloot zijn doos en ging heen, en liet de treden om de bron over aan de aanzienlijkste koopers op de markt. Deze verzamelden zich allen daar, gingen om de bron staan en keken naar buiten, 'terwijl de overige gemeente tegen de zuidelijke en wes telijke muren van de omheining stond. Neger-waterdragers met witte tulbanden kwamen met sproeiers van palmbladeren, om den grond te besprenkelen. De trompetten zwegen een oogenblik, toen klonk opnieuw een kort en krachtig geschal en daarop wer den zij stil. De menigte buiten de poort week rechts en links terug, en zeer langzaam en statig traden drie groote afslagers, van top tot teen in het wit gekleed en met smette- looze tulbanden op het hoofd, de open ruim te binnen. Zij hielden stil bij het westelijke eind van den langen muur, de voornaamste stond iets voor de beide anderen. Het gesnap der stemmen zweeg bij hun komst, het werd een gefluister, toen een zacht gegons als van bijen, en eindelijk volkomen stilte. In de plechtige en ernstige houding der afslagers lag bijna iets priesterlijks, zoodat, toen de menigte stil werd, het geheel iets kreeg van een godsdienstige plechtigheid. De chef-afslager stond een oogenblik stil met neergeslagen oogen, toen hield hij de handen uitgestrekt, als om een zegen te ont vangen, verhief zijn stem en begon luid en eentonig te bidden „In: naam van Allah den Barmhartige, die den mensch uit bloed schiep! Al wat in den hemel en op aarde is looft Allah, die de paardedeken over zijn lichaam heen. En hij dacht in de duisternis hoe voor hem het ker stekind geen vreugde had. Vroeg in den' mor gen, diep in den nacht nog, zouden de pries ters zingen, zou het volk onbewust de ontroe ring voelen van 't wondere gebeuren. Alleen voor hem zou het geen vreugde zijn. Hij bleef wakker, hij kon niet in slaap komen. Telkens moest hij weer denken aan dat kindr je, in den sneeuwigen nacht geboren waar boven Hem de heil'ge ster den wijzen het pad wees. Met welk een teed're schroom was ook hij als jongen vroeger dien nacht in de kerk de wieg genaderd. Wat hij toen niet begrijpen wat onbegrijpelijk was. Het was de schrijnen- kon, wist hij nu, hoe de liefde uit den mensch zelve tot geluk en vrede moest voeren, 't Lag vol en klaar voor hem, dat vreugdige leven van zijn jeugd. Verder gingen zijn gedachten, hoe hij als jonge, overmoedige boer was gaan lezen, had willen begrijpen de tegenstelling tusschen rijken en armen ge weest, die hem ontevreden had gemaakt. Heit geluk van zijn huis was langzaam vergleden, hij had het niet bemerkt.Er was niets meer voor hem geweest dan de schrille maatschap pelijke strijd. Nu wist hij waarom zijn vrouw zoo stil was geworden, zij had hem niet meer begre pen Weer zag hij voor zich den hel-laaienden brand, waardoor hij vrouw en kind, have en goed verloren jiad. Hoe had de wroeging 'm na dat plotseling ontwaken voort-gedreven in gestage onrust. Eind-Tijk viel hij in slaap, droomend van 't leven, dat heen was. Buiten lag versch de witte sneeuwuit de grauwe wolken was de zware vracht in dichte warreling neergevallen. De hoeven waren nauw herkenbaar in die wijde witte wereld. Ahasver was wakker geworden door het ge lui der klokken. De melften en knechts hadden het werk al jjedaan. Hij wist niet wat hij doen zou, nu hij hij wel begreep, dat hij deze dagen niet weggestuurd zou worden. Buiten luidden nog steeds de klokken. Langzaam ging hij naar 't dorp, met de menschen mee die door de sneeuw naar de kerk gingen. Zelve wist hij n^et waarom, maar hij ging met hen. In geen jaren was hij er meer geweest; het deed hem vreemd aan, al die vreugde om 't kleine kerstekind. Hij hoorde hoe de pastoor sprak van de ge boorte van het Kindeke Jezus, van de liefde tot1 den naaste, die sinds der wereld hoogste was. Hij schreide stil toe hij 't gezang dooi de kerk hoorde. Wat hij: dien nacht weder be leefd had-, kwam ook nu tot hem. En het was alsof met de droefenis om het zoo roekeloos verloren geluk, zijn bitterheid minder werd." Buiten door aio ebdr mnaa hDaaz ekawlre Buiten gleed de zon met helle schitterin gen door de nog smettelooze sneeuw. Ahasver ging terug, alleen. Een stille vreugde was in hem nedergedaald, de vreugde van eindelijke rust. Naast hem gingen de menschen met een zacht praten. En de sneeuw was tusschen hen in, een, ieder was er den ander gelijk, elk had de tee'dre ontroering van den stillen, heiligen kerstdag in zich, elk had dezelfde schoonheid der wereld om zich heen-. Met den avond was alles weer grauw ge worden zware sneeuwwolken hingen laag bo ven het land. Hier en daar gloeide het avond licht al. Binnen waren de meiden en de knechts al bij den kerstboom geroepen. Ahas ver behoorde daar niet, hij was in den stal gebleven. Vroolijk zongen de kinderen rond den- hel-verlichten boom. Dat het bij hem, in zijn eigen thuis, ook zoo had kunnen staan! Toen, hij had 't zelf niet gezien-, kwam Marietje bij hem; zij had hem daar gezien, alleen en peinzend. „Och, boerken, komt ook eens bij ons den boom zien". Zijn hart schoot er vol van, zacht drukte hij 't kind, dat als zijn gestorven- meisje heette, tegen zich aan. En zacht prevelde hij„Mijn Marteken, mijn cerstekind". Voor hem stond de boom, met al die kleine, flikerende kaarsjes in het donkere, geurige groen. Ahasver zag het niet, hij droomde van het wonderbare, dat dit kerste kind hem gegeven had. Machtige en de Wijze is! Zijn Koninkrijk is van den Hemel en de Aarde. Hij geeft het le ven en den dood en heeft macht over al'le dingen. Hij is de eerste en de laatste, de zichtbare en onzichtbare en hij weet alle din gen." „Amen," stemde de menigte in. „Hij zij geloofd, die ons Mohamed, zijn Profeet, zond, om de wereld het ware Geloof te geven, en vloek over Satan, den gesteenig- de, die oorlog voert tegen Allah en Zijne kinderen." „Amen." „De zegen van Allah en onzen Heer Moha med zij over deze markt en over allen die hier komen koopen en verkoopen en moge Allah hun rijkom vermeerderen en hun -dagen ver lengen, om Hem te loven". „Amen", antwoordde de menigte en dade lijk richtten de gesloten rijen zich op uit de biddende houding, en iedereen zocht ruimte om zich te bewegen. De afslager klapte in zijn handen, waarop de gordijnen opzij werden getrokken en de samengepakte slaven voor den dag kwamen ongeveer driehonderd in 't geheel, verdeeld over drie hokken. In de voorste rij van het middelste hok waar Rosamunde en- Lionel in waren ston den twee groote, jonge Nubiërs, slank en ge spierd, die met volmaakte onverschilligheid toekeken, geen oogenblik verschrikt door het lot, dat hen hier gebracht had. De afslager kreeg hen in het oog, en hoewel de gewone gang van zaken was, dat een kooper een slaaf aanwees, dien hij koopen willde, wees hij dit tweetal zelf aan om een goed begin te maken De twee negers werden door de schildwach ten vooruit gebracht. „Zieihre een edel tweetal, kondigde de ver- kooper aan, „sterk gespierd en- groot, zooals iedereen zien kan, het zou jammer zijn, hen te scheiden. Wie zulk-een paar sterke werkkrach ten noodig heeft, laat hij zeggen, wat hij ge- door E. VAN ECK—RUTGERS. (Nadruk verboden). De roode duivel van bloed1 en vuur woedde steeds voort; vredesgeruchten zweefden af en toe door de lucht, maar hun bronnen waren onbetrouwbaar; men wenschte, hoopte, maar durfde niet gelooven, zag nog geen einde aan de verschrikkingen, die zich rijden tot onaf zienbare reeksen. Van dag tot dag werden langer de lijsten van gesneuvelden, van jonge, bloeiende le vens met een enkelen slag vernietigd, steeds groeide het aantal dergenen, die het leven behielden, doch verminkt en gebroken in den kring hunner familie terugkeeren. De verbittering steeg: heftiger brandde de haat. Overvol waren de hospitalen; lange trei nen voerden de gewonden naar de hoofdstad waar zij hulp en verzorging vonden, waar zachte handen zich beijverden hun lijden te verlichten. Een droevig schouwspel was het overbren gen der bewegingloos uitgestrekte lichamen, voorzichtig op brancards gevlijd, naar de zie kenhuizen: en de als zoodanig ingerichte ge bouwen diep zwijgen lieerschte onder de toe kijkers, wier oogen ernstig meewarig den treurigen stoet volgden. Daarbinnen heerschte een groote, stille be drijvigheid. In de lange zalen stonden, in regelmatige rijen geschaard, de smalle bedden met blank- heldere lakens, die de gewonde, uitgeputte li chamen rust boden; geruischloos af en aan tredend verzorgden vrouwen in stemmig ver pleegstersgewaad de lijders, medewerkend daardoor op haar eigen wijze aan het belang van het vaderland; in de operatie-zalen wer ven wil". Hij begon langzaam om de bron te loopeni, de schildwachten zeiden den twee sla ven hem te volgen, opdat alle koopers hen goed konden zien en onderzoeken. In de eerste rij dicht bij de poort stond Ali, die door Othmani hierheen gezonden was, om een twintigtal sterke ketels te koopen, die noo dig waren voor het galjoen van Sakr-el-Bahr. Hem was opgedragen alleen de sterksten te koopen, die op de markt te vinden waren met één uitzondering. Aan boord van dat gal joen konden zij geen zwakkelingen gebruiken, die het den bootsman lastig maakten met hun flauw vallen. Al-i zeide wat hij noodig had. „Ik heb zulke groote kerels noodig voor de riemen van Sakr-el-Bahr", zei hij luid en' ge wichtig, en trok aldus de oogen der aanwezi gen tot zich, en hij koesterde zich in de be wonderende blikken, die men een der officie ren van Olivier-Reis toewierp, een der zeeroo- vers, die de trots van den Islam en een zwaard voor den ongeloovige waren. „Zij zijn geboren, om aan de riemen te wer ken, Ali-Reis," antwoordde de afslager in al le plechtigheid. „Wat wilt ge voor hen ge ven „Twee honderd philips voor de twee". 'De afslager stapte plechtig verder, de sla ven volgden hem onmiddellijk. „Twee honderd philips zijn geboden voor twee van de mooiste slaven, die cfe gunst van Allah ooit op deze markt bracht. Wie biedt vijftig philips meer?" Een statige Moor in een wijden blauwen mantel stond van zijn zitplaats op de trede van de bron op, toen de afslager bij hem kwam, eni de slaven, die hier een kooper ver moedden, en eiken dienst verkozen boven dien op de galeien, waarmede zij bedreigd werden, kwamen zijn handen kussen en vleiden hem als honden. Kalm en waardig liet hij zijn handen over hen gaan, om hun spieren te voelen, toen boog -.wa*»-*.: moffin LRMAARSCHE CODRANT. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 5