DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Jïo. BOB.
r.iiö.
ZATERDAG
23 DECEMBER,
Feuilleton.
Honden! en achttiendejaargaii;
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon» en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 1,franco door het geheele Rijk f1,25.
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Tetefooftntunnier 3,
Prijs der gewone Advertentiën
Per regel t 0.121/** Bij groote contracten rabat, öroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukktrif
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Schooltjespelen
Mst 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden.
(Een fragment)
door
G. H. PANNEKOEK Jr.
(Nadruk verboden).
Bedrijvig liep het meisje door de voorka
mer te schuiven met stoelen. In haar kinder
kopje was het plan opgekomen om schooltje
te spelen. Wel wist ze nog niet precies hoe
een school er uit zag, maar ze had er toch
van gehoord uit verhaaltjes en op plaatjes
gezien, dat je er achter elkaar zat en óók wist
ze, dat je moest gehoorzaam zijn en doen wat
de juffrouw zei. Dat was héél goed tot haar
doorgedrongen, want op de eerste fröbel-les,
die ze pas gehad had, zat ze muisstil op den
stoel en vouwde, angstig kijkend naar de juf
frouw, de blauwe en gele papiertjes tot doos
jes
Door haar verlegenheid had ze voor de
vreemde juffrouw grooter eerbied, vermengd
met vrees voor straf, dan voor haar ouders.
Die en ook de meid kende ze zoo goed dat ze
dikwijls niet meer naar hun woorden luister
de en pas deed wat er gezegd werd als een
van allen een harde stem opzette.
Ze moest ook altijd gehoorzamen, .altijd
doen wat anderen zeiden'. Waarom begreep
ze niet. Als haar bordje leeg was mocht ze
niet opstaan, maar moest ze netjes op den
hoogen stoel blijven zitten. Aan messen mocht
ze niet komendadelijk werden ze haar afge
nomen en zelfs kreeg ze daarvoor een tik op
de vingers. Dat vond ze erg naar en moesje
moest dan steeds het handje afzoenen. Met
pen en inkt mocht ze niet „schrijven."
Daar had ze allemaal aan gedacht voor
ze op dien Zondagmorgen begon met het in
richten van de school. En in die school zou
zij juffrouw zijn. Dan was zij de baas, moes
ten moesje en vader en Marie doen wat zij
wilde.
Voor de bank, die tegen den muur stond,
zette ze een stoel en daarvoor nog één. Met
veel moeite had ze, rood van inspanning, die
meubels over het stugge kleed geschoven. Op
een breede leunstoel zette ze Annie, de beer,
en daarnaast op een poppenstoeltje, waar ze
zelf ook nog wel eens even stilletjes in ging
zitten, Betsy, de pop. Met anüere stoelen sloot
ze de school af. Bedrijvig haalde ze uit va
ders boekenkast een paar boeken en van de
lessanaar papier, maai* toen ze aan de inkt
wilde komen klonk de stem van vader:
Neen, niet aan komen, kindje.
Verschrikt keek ze op.Ze was vergeten,
dat ze niet alleen in de kamer stond. En dan
niet aankomen? Ze mocht toch overal aanko
men, ze was immers juffrouw?
We gaan schooltje spelen, vader, en ik
ben de juffrouw.
Dat is goed. Maar aan pen en inkt mag
je niet komen, dat weet je wel. Neem een pot
lood. Annie en Betsy kunnen toch nog niet
met inkt schrijven.
Op een' echte school schrijf je toch ook
met inkt?
ja, als je groot bent. Maar eerder niet.
Waarmee dan?
Met een griffel op een lei of met pot
lood.
Goed', geef dan potlood.
Wat zeg-je?
Mag ik alsjeblieft een potlood, vader,
zei ze wat onwillig.
Alsjeblieft, vrouwtje.
Ik ben de juffrouw.
Alsjeblieft, juffrouw.
Ze zocht nog meer potlooden en bij iedere
plaats werd papier en potlood neergelegd.
Toen keek ze alles nog eens na en liep naar
haar vader.
Wil je schooltje met me spelen, vader?
vroeg ze.
Ja zeker, vrouwtje.
Wil je moeder en Marie ook roepen?
Als ze tijd hebben.
Neen, ik ben de juffrouw, het moet.
Moet het?
Ja, anders gaan ze in den hoek.
Verrukt keek de juffrouw naar haar drie
leerlingen.
Wat is hier gebeurd? vroeg moeder.
Dat is de school. Jullie moeten alle
maal naar school en ik bén de juffrouw.
Ik heb geen tijd, stribbelde Marie dade
lijk tegen.
Neen, doen wat ik zeg, hoor. Ik ben de
juffrouw en anders krijg je straf
Kom, zei vader en hij wilde een stoel
wegschuiven om in de schol te komen.
Neen, vinnigde de juffrouw, de bel is
nog niet gegaan; eerst moeten jullie hier spe
len.
De meid, verlegen voor meneer en mevrouw,
had er weinig zin in en verzon, dat ze bedden
opmaken moest, doch het kind hield koppig
vol en zenuwachtig-opgewonden nu niet alles
ging zooals ze gedacht had, kreeg ze tranen
in de oogen.
Vooruit, moedigde moeder aan, die zag
hoe nerveus haar dochtertje was, zeg jij
maar wat we doen moeten.
Zal-je dan heusch doen wat ik zeg, snik
te het meisje.
Natuurlijk schatje.
Ja maar, vader wou zóó naar binnen
gaan.
Ik wist toch niet, juffrouw, dat 't niet
mocht.
Zoo 'kwam ze weer in de stemming en ze
vroeg nóg eens of ze doen zouden wat zij
wilde. Allen beloofden het. Marie stond ge
geneerd met haar handen over haar schort te
strijken en durfde meneer en1 mevrouw geen
hand geven om een rondedansje te doen voor
de school, wat de juffrouw gecommandeerd
had.
Marie moest meedoen, want mevrouw greep
haar hand en ook meneer deed het, maar het
dansje had iets gedwongens, wat het kind
zelfs opmerkte en om er een einde aan te ma
ken zei mevrouw, dat ze door het raam van
de school gezien had, dat er al twee kinderen
in de klas zaten.
Annie en Betsy, antwoordde de juf
frouw naar de school loopend.
Terwijl gaf mevrouw aan Marie een wenk
die blij de kamer uit liep.
Waar is Marie? vroeg de juffrouw da
delijk, toen ze met de beer en haar pop terug
kwam.
Marie moet de kamers nog doen; ze
gaat vanmiddag met je spelen.
De juffrouw berustte.
Vervolg van het andere blad.
„Ja", zei Ali, „maar kijk ook eens die ma
gere beenen en dien vrouwenarm".
„Dat is een fout, die de riem beter zal ma-
ben", hield de afslager vol.
„Vuile, zwarte Mooren!" barstte Lionel
woedend uit.
Hii vloekt in zijn ongeloovige taal", zei
Ail. „fcijn humeur is niet heel goed, zooals ge
ziet. Ik heb vijf philips geboden, meer geef ik
niet".
Schouderophalend begon de afslager zijn
gang om de bron de zeerovers duwden Lionel
achter hem voort. Hier stond er een op, om
hem te bet-asten, daar een ander, maar nie
mand scheen geneigd tot koopen.
„Vijf philips is de belachelijke prijs, mij
voor dezen mooien jongen Frank geboden",
riep de afslager. „Wil geen Geloovige er tien
geven voor zulk een' slaaf? Wilt gij niet,
Ayoub? jij Hamet tien phillips?"
Maar de een na den ander, aan wien hij
werd aangeboden, schude h,et hofd. De ellen
dige bleekheid van Lionel's gezicht was te
wenig bemoedigend. Zij haden vroeger al sla
ven gezien die er zoo uitzagen, en uit ervaring
wisten zij, dat er niets goeds van te maken
viel. Bovendien hoewel goed gevormd, waren
zijn spieren te dun, zijn vleesch scheen te teer
en te zacht. Wat voor nut had men van een
slaaf, die gehard en gevoed moest worden om
kracht te krijgen, en die intusschen wel ster
ven kon? Zelfs voor vijf philips zou hij nog
duur zijn. En dus kwam de verontwaardigde
afslager bij Ali terug. „Hij is dus voor u, voor
vijf philips. Allah vergeve u uw gierigheid".
Ali grinnikte en zijn mannen grepen Lionel
en brachten hem bij de twee reeds gekochte ne
gers. En voordat Ali kon gelasten een ande
ren slaaf te brengen, dien hij wilde koopen
had een groote, oudere Jöod, als een Castili
aansch edelman in zwarten broek en wambuis
gekleed met een kanten kraag om zijn hals
een baret met veeren op zijn grijzen loken, en
een mooien dolk aan zijn gordel van geslagen
goud, de aandacht van den afslager ge
vraagd.
In het hok, dat de gevangenen van de kleine
tochten van Biskaine bevate, zat een Anda
insisch meisje van ongeveer twintig jaar, een
echt Spaansche schoonheid. Haar gelaat had
den wannen glans van ivoor, haar dik haar
was gitzwart, haarw enkbrauwen waren fijn
geteekend en haar oogen waren diepbruin. Zij
was gekleed in de bekoorlijke dracht der Casti-
aansche boeinnen, de gevouwen rood en gele
doek boven het jakje liet haar schoonen hals
vrij. Zij was zeer bleek en haar oogen keken
woest, maar dit deed niets af aan haar
schoonheid.
Zij had de aandacht van den Jood getrok
ken, en het is niet onmogelijk, dat in hem de
lust ontwaakte, op haar te wreken iets van de
wreede mishandelingen^ het branden, ver
beurd verklaren en verbannen, die zijn ras
verdurd had van het hare. Hij dacht mis
seinen aan invallen in Jodenbuurten, aan ge
roofde Jodenmeisjes en Joodsche kinderen
vennoord in naam van den God, dien deze
Spaansche Christenen aanbaden, want er lag
bijna iets van minachtende woede in ziin don
kere oogen en in de hand, die hij uitstrekte
om haar aan te wijzen
„Daar ginds is een Castiliaansch meisje
voor wie ik vijftig philips wil geven, afsla
ger", riep hjj. De afslager gaf eea weak,
Nou moeten jullie weer spelen met An
nie en Betsy, die hebben nog niet meegedaan.
Het ging nu veel beter; ze deden een ron
de-dansje en moeder zong daarbij.
O, ik ben er warm van, zei vader; en
moeIk geloof, dat ik de bel hoor.
Ja, dat geloof ik ook, beaamde moeder,
die eveneens wel zitten wou.
De juffrouw ging bij een stoel staan en
riep hard:
Tingeling, tingeling, tingeling!
Vader met de beer in zijn ann en 'moeder
met de pop liepen langs de weggeschoven
stoel de deur, die de juffrouw weer sloot
de klas in.
Juffrouw, waar is mijn plaats, vraagt
moeder haar vinger opstekend.
En ieder werd een stoel aangewezen; aan
den zijkant'zaten de beer Annie en de pop
Betsy, vader op de bank en moeder voor hem
Vader, op zijn gemak, sloeg het boek open
en glimlachend liet hij moeder „La Terre"
zien.
Een goed schoolboek fluisterde hij
lachend.
Jullie mogen niet praten, bestrafte de
juffrouw.
Ik las even, juffrouw.
Je mag niet aan het boek komen, stoute
jongenen vader kreeg een tik op zijn vin
gers.
AuJe doet me pijn, juffrouw
Nou, kalm, kalm. Zoo kun je niet spe
len. Zeg jij wat we doen moeten, kwam moe
der er tusschen.
Schrijven.
GoedSchrijven, maar wat?
't A. B C.
Vader en moeder zaten drukletters te tee
kenen. Doch onder het schrijven kwamen bij
moeder oude schoolherinneringen op en ze
vertelde er onwillekeurig van. Samen spra
ken ze over die tijd.
Het meisje, nieuwsgierig eerst, fluisterde,
doch dan herinnerde ze zich, dat ze de
schooljuffrouw was en de leerlingen heele-
maal niet mochten praten onder de. schrijf les.
Driftig stampte ze met de voetjes op den
grond.
Je mag niet praten je mag niet praten.
Wat heb je toch, schatje? vroeg moe
der.
Het meisje huilde en moeder pakte haar op
om haar te kalmeeren. Haar gezag voelde ze
zelfs in de school niet maar ze wilde er aan
vasthouden ep vooral de zeldzame gelegen
heid, nu ze Vader en moeder samen had om
over te bazen, niet laten ontglippen. Daarom
was ze gauw getroost, ook al omdat moesje
zei, dat een schooljuffrouw nooit ging huilen,
voor de klas.
Kijk Annie en Betsy naar je kijkenDie
hebben nog niets geleerd. Hebben ze al wat
geschreven
Snikkend schudde ze haar hoofd.
Jij weet niet góed hoe het op school
toegaat. Wil ik juffrouw zijn? bood moeder
au.
Neen, neen, neen, antwoordde ze sag
stig. Ik ben de juffrouw.
Vader, die genoeg van het spel en het ze
nuwachtig gekrieuw begon te krijgen, las in
het boek. Hij zag den zaaier met breede
waarop zij tegenspartelend naar voren werd
gesleept. „Zoo veel schoons kan niet voor vijf
tig philips gekocht worden, Ibrahim", zei hij.
„Yoesoef hier zal tenminste zestig betalen".
En hij stond vol verwachting voor een rijk
gekleeden Moor. Deze schudde evenwei het
hoofd.
„Allah weet, dat ik drie vrouwen heb, die
binnen het uur haar schoonheid verwoesten
zouden, en dus zou ik er bij verliezen"..
De afslager ging verder, het meisje volgde
hem, met geweld voortgedrongen, ia heftig
Castilaansch schelden. Zij zette haar nagels
in de armen van den een en spuwde den an-
de van haar geleiders in het gelaat. Rosa-
munde's oogen kregen een uitdrukking van af
schuw, toen zij haar nakeek, zoowel om het
lot, dat het arme wachtte, als om de onwaardi
ge woede van haar nutteloozen strijd. Maar
haar gedrag had een geheel andere uitwer
king op een Turk van de Levant. Hij stond op
een kleine, hoekige gedaante, van zijn plaats
bij de bron
„Ik geef zestig philips voor het genoegen,
die wilde kat te temmen", zei hij.
Maar Ibrahim liet zich niet overbieden. Hij
bood zeventig. De Turk volgde met tachtig en
Ibrahim klom daarna tot negentig; toen were
het stil. De afslager zette den Turk aan. „Wilt
ge verslagen worden, en nog wel door een Is
raëliet? Moet dit mooie meisje gegeven wor
den aan een verdraaier van de Schrift, aan
een erfgenaam van de hel, aani emand van 'n
ras, dat niets voor zijn medemenschen over
heeft? Het zou een schande voor een Geloovi
ge ziin"
Hierdoor geprikkeld, bood le Turk nog vijf
philips meer, maar met blijkbaren tegenzin.
De Jood echter, volkomen ongevoelig voor
zwaaien van den aim over het veid gaan.
foen hij een wenk kreeg van zijn vrouw hield
hij dadelijk op met lezen en sloot het boek.
Moesje vertelde nu aan de juffrouw hoe ze
moest doen en de twee leerlingen begonnen
opnieuw met het schrijven van drukletters.
Daarna gingen ze lezen en toen vader zijn
boek weer mocht open doen en las, dacht hij
met meer aan de school en luisterde niet
naaf de juffrouw, die hem vroeg om een
versje op te zeggen
Snikkend viel het kind toen tegen moeder
aan. Haar blonde kopje knikte op de borst en
met moeite bracht ze een paar maal, „nare
vader, nare vader" uit. Moeder stond op en
nam haar in haar armen de losgeraakte
vlecht viel open in een blonden stroom; het
rood-beschreide gezichtje was naar moeder
gekeerd, het borstje schokte op.
O, o, wat ben je weer zenuwachtig....
Als vader niet doet wat je zegt moet je
hem straf geven, maar niet huilen!Dan
zet-je hem in den hoek en je laat hem school
blijven...
Ze droeg het kind naar de achterkamer.
In de school keek Annie, de witte beer, met
zijn zwarte schoenknoop-oogjes dom voor
zich uit; Betsy, de pop, zat scheef in den
stoel met haar eeuwig lachje om den mond
en vader streek met een vermoeid gebaar zijn
hand over het voorhoofd. Hij hoorde hoe zijn
vrouw het kind tot bedaren bracht. Toen ze
wat gekalmeerd was, zei ze nog na-snikkend:
Ik... doe... wel... wat... de... juffrouw
zegt., maar... jullie.... niet
BINNENLAND.
Gemengd nieuws.
UIT HEILOO.
(Inenomden Raad).
Tot wethouder is in de Woensdag ge
houden vergadering van den gemeenteraad
benoemd de heer C. Bakker en daardoor is de
goede traditie van een Protestantsch en een
Koomsch wethouder bestendigd. Het heeft
vermoedelijk dezen zomer weinig gescheeld,
of die traditie was verbroken, maar gelukkig
was het, door tijdigen inkeer toen, thans mo
gelijk geworden op eervolle wijze den heer
Bakker op den wethouderszetel te plaatsen.
De benoemingen der twee wethouders bewij
zen, hoezeer in den gemeenteraad het belang
wordt ingezien, betrokken bij de vertegen
woordiging van beide richtingen in het dage-
lijksch bestuur der gemeente. Immers beide
heeren werden met op één na algemeene stem
men gekozen. Het is te hopen, dat de wen-
schelijkheid van een dergelijke vertegenwoor
diging, niet slechts uit billijkheidsoverweging
maar ook met het oog op de gemeente-belan
gen, ten alleH tijde aldus zal worden ingezien
en behartigd!
Hoe goed het is, dat de besturen der ge
meenten uit oneven getallen zijn samenge
steld is Woensdag duidelijk gebleken Door
de afwezigheid van den heer van der Molen
was het aantal teruggebracht tot zes en in
beide gevallen, waarin er gestemd moest
worden, staakten de stemmen. Zelfs dreigde
een oogenblik die „staking" de gemeente niet
slechts maar zelfs kerkhof te zullen
onthouden. Het was toen de heer van 't Veer,
den uitval tegen hem, zooals hij er bij den
handel wel twintig per dag hoorde, haalde
een zware beurs uit zijn gordel.
„Hier zijn honderd philips," zei hij. ,,'t ls
veel te veel. Maar ik bied het".
Voordat de vrome en verleidelijke tong van
den afslager den Turk opnieuw kon aanspo
ren, ging deze gelaten zitten.
„Ik hoop, dat hij plezier van haar hebben
zal," zei hij.
„Zij is dus voor u, Ibrahim, voor honderd
philips".
De Israëliet overhandigd de beurs aan de
uitgekleede helpers van den afslager, en na
derde, om het meisje in ontvangst te nemen
De zeeroovers duwden haar, nog tegenstribbe
lend, vooruit, en hij legde zijn armen even om
haar heen.
„Jij hebt me duur gekost, dochter van
Spanje," zei hij. „Maar ik ben voldaan. Kom
mede". En hij deedm oeite, om haar weg te
leiden. Plotseling evenwel, nijdig als een tij-
gerkat, hief zij haar armen op en sloeg haar
nagels in zijn gezicht. Met een kreet van pijn
liet hij haar los, en in dat oogenblik greep zij
met bliksemsnelheid den dolk, die zoo verlei
delijk binnen haar bereik hing.
„Valga me Dias," riep zij, en voordat een
hand haar kon tegenhouden, stiet zij het
lemmet in haar schoone borst en zonk la
chend en hijgend aan zijn voeten neer. Een
laatste stuiptrekking en zij lag doodstil, ter
wijl Ibrahim met oogen vol schrik op haar
neder zag.
Over de geheele markt lag een zekere af
schuw. Rosamunde was opgestaan, een zwak
licht schiterde in haar oogen. God had haar
door middel van dit arme, Spaansche meisje,
den weg gewezen, m zeker zou Hij haar het
nadat over het voorstel-Mulder, om het ge
heele plan der algemeene begraafplaats uit te
voeren, de stemmen ten tweeden male juist to
gen elkaar opwogen, stemming vroeg over
het voorstel van B. en W., waardoor de «tem
men opnieuw in evenwicht zouden zijn geko
men, ware het niet, dat de heer Vermeij de si
tuatie redde. Was dit niet geschied, en had
den in een volgende vergadering, drie leden
voor en drie tegep dat voorstel gestemd, dan
was ook dat als verworpen te beschouwen
en dan hadden we heelemaal geen nieuwe be
graafplaats gekregen! De heer van tVeer,
die het voorstel-Mulder flink verdedigde
zocht zijn kracht aan het eind der vergade
ring even in obstructie, wat hem mogelijk
was gemaakt door den voorzitter, die ver
zuimd had de gebruikelijke vraag, of hij na
verwerping van het verder strekkende voor
stel het ervoor mocht houden, dat het voor
stel van B. en W. was aangenomen, dan wel
of een der leden hoofdelijke stemming ver
langde.
B. en W. hadden zich niet laten belreere*.
en voor hun bezuinigingsvoorstel leverde de
heer Maas Geesteranus een uitvoerig plei
dooi. Onze oudste wethouder heeft het pleit
wel gewonnen, maar met zijn cijfers en argu
menten alleen zichzelf kunnen overtuigen -
op de stemmen van den nieuwen wethouder
en het andere R. K. raadslid zal zijn betoog
evenmin invloed hebben gehad als op die der
andere drie heeren. Trouwens de heer van
't Veer bleek een scherpzinnig tegenpleiter en
dupliek bleef uit. Het op prijsstellend, dat de
heer Maas Geesteranus zoo breedvoerig zijn
standpunt uiteenzette, gelooven we, dat dien»
betoog nog op drie punten ernstig had kun
nen worden getroffen In de eerste plaat»
door de vraag, waarover de heer Maas Gees
teranus méér klachten heeft vernomen van de
burgerij over het half-doen van het gemeen
tebestuur of over hooge belastingen Ten
tweede door den spreker te wijzen op de op
brengst der begrafenisrechten, die volgens
hem geen gewicht in de schaal legt. Wat hij
daaromtrent zei, sloeg op de ter deze plaat
se gemaakte opmerking, aat van het te leenen
bedrag een aanzienlijk deel geleide
lijk in de gemeentekas terugvloeit. De spreker,
die hiervan maakte, dat de uitgaven weer ge
leidelijk in de gemeentekas zouden terugko
men, voegde hieraan toe: „Wij weten alle
maal wat dat zal beteekenen." Eenige twijfel
ten aanzien van die wetenschap lijkt ons ech
ter niet heelemaal ongeoorloofd. Wie wegens
400 per jaar de uitvoering van een geheel
plan niet aandurft, zal toch zeker niet zoo
geringschattend spreken over een bedrag van
300, dat als opbrengst van de begrafenis»
rechten op de gemeentebegrooting voor 1917
staat, vooral niet, als hij het voornemen
kent om die rechten te verhoogen. En in de
derde plaats is het jammer, dat er niet ge
sproken is over een andere finantieele rege
ling, welke waarschijnlijk ook den heer Man»
Geesteranus er toe had kunnen doen besluiten
zich voor de uitvoering van het geheele plaa
te verklaren. Hij had de berekening aldu» ge
maakt: het besnoeide plan 11.000 leeuea
voor 30 jaar) kost per jaar aan rente 495,
aan aflossing 366 totaal 861, het volledi
ge plan 16 000 leenen voor 30 jaar) kost
middel geven dien te volgen, als haar beurt
kwam. Zij voelde zich plotseling verlucht en
moedig. De dood was een scherpe, snelle
scheiding, een gemakkelijke deur om de
schande te ontvluchten, die haar dreigde, en
zij wist, dat God in Zijn genade zelfmoord
zou vergeven onder haar omstandigheden en
die van dat arme, doode, Andalusische meis
je.
Eindelijk ontwaakte Ibrahim uit zijn tijde
lijke verdooving. Hij stapte vastbesloten over
het lijk, met toornig gelaat, en stond tegen
over den onverstoorbaren afslager.
„Zij is doodschreeuwde hij. „Ik ben be
drogen. Geef mij mijn goud terug!"
„Moeten wij den prijs terugbetalen van
iederen slaaf, die sterft?" vroeg de afslager
hem.
„Maar zij was nog niet afgeleverd," gilde
de Jood. „Mijn handen hadden haar nog niet
aangeraakt. Geef mij mijn goud terug."
„Je liegt, zoon van een hond," was het
doodkalm eantwoord. „Zij was reeds van je.
Ik had het al uitgesproken.' Breng haar weg,
daar ze jou toebehoort."
De Jood, wiens gezicht purper werd, snak
te naar adem.
„Wat?" hijgde hij. „Moet ik honderd phi
lips verliezen?"
„Wat geschreven is, is geschreven," ant
woordde de kalme afslager.
Ibrahim schuimbekte, zijn oogen waren met
bloed doorloopen. „Maar het is nooit gt-
schreven, dat
„Stil," zei de afslager. „Als het niet ge
schreven was, zou het niet gebeurd zijn. Het
is de wil van Allah! Wie durft zich daarte
gen verzetten,?"
tPsrtft vBwrslyf
ALKMAARSCH
ODRA
i