DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Jïo. BOB. r.iiö. ZATERDAG 23 DECEMBER, Feuilleton. Honden! en achttiendejaargaii; Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon» en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 1,franco door het geheele Rijk f1,25. Afzonderlijke nummers 3 Cents. Tetefooftntunnier 3, Prijs der gewone Advertentiën Per regel t 0.121/** Bij groote contracten rabat, öroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukktrif v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Schooltjespelen Mst 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden. (Een fragment) door G. H. PANNEKOEK Jr. (Nadruk verboden). Bedrijvig liep het meisje door de voorka mer te schuiven met stoelen. In haar kinder kopje was het plan opgekomen om schooltje te spelen. Wel wist ze nog niet precies hoe een school er uit zag, maar ze had er toch van gehoord uit verhaaltjes en op plaatjes gezien, dat je er achter elkaar zat en óók wist ze, dat je moest gehoorzaam zijn en doen wat de juffrouw zei. Dat was héél goed tot haar doorgedrongen, want op de eerste fröbel-les, die ze pas gehad had, zat ze muisstil op den stoel en vouwde, angstig kijkend naar de juf frouw, de blauwe en gele papiertjes tot doos jes Door haar verlegenheid had ze voor de vreemde juffrouw grooter eerbied, vermengd met vrees voor straf, dan voor haar ouders. Die en ook de meid kende ze zoo goed dat ze dikwijls niet meer naar hun woorden luister de en pas deed wat er gezegd werd als een van allen een harde stem opzette. Ze moest ook altijd gehoorzamen, .altijd doen wat anderen zeiden'. Waarom begreep ze niet. Als haar bordje leeg was mocht ze niet opstaan, maar moest ze netjes op den hoogen stoel blijven zitten. Aan messen mocht ze niet komendadelijk werden ze haar afge nomen en zelfs kreeg ze daarvoor een tik op de vingers. Dat vond ze erg naar en moesje moest dan steeds het handje afzoenen. Met pen en inkt mocht ze niet „schrijven." Daar had ze allemaal aan gedacht voor ze op dien Zondagmorgen begon met het in richten van de school. En in die school zou zij juffrouw zijn. Dan was zij de baas, moes ten moesje en vader en Marie doen wat zij wilde. Voor de bank, die tegen den muur stond, zette ze een stoel en daarvoor nog één. Met veel moeite had ze, rood van inspanning, die meubels over het stugge kleed geschoven. Op een breede leunstoel zette ze Annie, de beer, en daarnaast op een poppenstoeltje, waar ze zelf ook nog wel eens even stilletjes in ging zitten, Betsy, de pop. Met anüere stoelen sloot ze de school af. Bedrijvig haalde ze uit va ders boekenkast een paar boeken en van de lessanaar papier, maai* toen ze aan de inkt wilde komen klonk de stem van vader: Neen, niet aan komen, kindje. Verschrikt keek ze op.Ze was vergeten, dat ze niet alleen in de kamer stond. En dan niet aankomen? Ze mocht toch overal aanko men, ze was immers juffrouw? We gaan schooltje spelen, vader, en ik ben de juffrouw. Dat is goed. Maar aan pen en inkt mag je niet komen, dat weet je wel. Neem een pot lood. Annie en Betsy kunnen toch nog niet met inkt schrijven. Op een' echte school schrijf je toch ook met inkt? ja, als je groot bent. Maar eerder niet. Waarmee dan? Met een griffel op een lei of met pot lood. Goed', geef dan potlood. Wat zeg-je? Mag ik alsjeblieft een potlood, vader, zei ze wat onwillig. Alsjeblieft, vrouwtje. Ik ben de juffrouw. Alsjeblieft, juffrouw. Ze zocht nog meer potlooden en bij iedere plaats werd papier en potlood neergelegd. Toen keek ze alles nog eens na en liep naar haar vader. Wil je schooltje met me spelen, vader? vroeg ze. Ja zeker, vrouwtje. Wil je moeder en Marie ook roepen? Als ze tijd hebben. Neen, ik ben de juffrouw, het moet. Moet het? Ja, anders gaan ze in den hoek. Verrukt keek de juffrouw naar haar drie leerlingen. Wat is hier gebeurd? vroeg moeder. Dat is de school. Jullie moeten alle maal naar school en ik bén de juffrouw. Ik heb geen tijd, stribbelde Marie dade lijk tegen. Neen, doen wat ik zeg, hoor. Ik ben de juffrouw en anders krijg je straf Kom, zei vader en hij wilde een stoel wegschuiven om in de schol te komen. Neen, vinnigde de juffrouw, de bel is nog niet gegaan; eerst moeten jullie hier spe len. De meid, verlegen voor meneer en mevrouw, had er weinig zin in en verzon, dat ze bedden opmaken moest, doch het kind hield koppig vol en zenuwachtig-opgewonden nu niet alles ging zooals ze gedacht had, kreeg ze tranen in de oogen. Vooruit, moedigde moeder aan, die zag hoe nerveus haar dochtertje was, zeg jij maar wat we doen moeten. Zal-je dan heusch doen wat ik zeg, snik te het meisje. Natuurlijk schatje. Ja maar, vader wou zóó naar binnen gaan. Ik wist toch niet, juffrouw, dat 't niet mocht. Zoo 'kwam ze weer in de stemming en ze vroeg nóg eens of ze doen zouden wat zij wilde. Allen beloofden het. Marie stond ge geneerd met haar handen over haar schort te strijken en durfde meneer en1 mevrouw geen hand geven om een rondedansje te doen voor de school, wat de juffrouw gecommandeerd had. Marie moest meedoen, want mevrouw greep haar hand en ook meneer deed het, maar het dansje had iets gedwongens, wat het kind zelfs opmerkte en om er een einde aan te ma ken zei mevrouw, dat ze door het raam van de school gezien had, dat er al twee kinderen in de klas zaten. Annie en Betsy, antwoordde de juf frouw naar de school loopend. Terwijl gaf mevrouw aan Marie een wenk die blij de kamer uit liep. Waar is Marie? vroeg de juffrouw da delijk, toen ze met de beer en haar pop terug kwam. Marie moet de kamers nog doen; ze gaat vanmiddag met je spelen. De juffrouw berustte. Vervolg van het andere blad. „Ja", zei Ali, „maar kijk ook eens die ma gere beenen en dien vrouwenarm". „Dat is een fout, die de riem beter zal ma- ben", hield de afslager vol. „Vuile, zwarte Mooren!" barstte Lionel woedend uit. Hii vloekt in zijn ongeloovige taal", zei Ail. „fcijn humeur is niet heel goed, zooals ge ziet. Ik heb vijf philips geboden, meer geef ik niet". Schouderophalend begon de afslager zijn gang om de bron de zeerovers duwden Lionel achter hem voort. Hier stond er een op, om hem te bet-asten, daar een ander, maar nie mand scheen geneigd tot koopen. „Vijf philips is de belachelijke prijs, mij voor dezen mooien jongen Frank geboden", riep de afslager. „Wil geen Geloovige er tien geven voor zulk een' slaaf? Wilt gij niet, Ayoub? jij Hamet tien phillips?" Maar de een na den ander, aan wien hij werd aangeboden, schude h,et hofd. De ellen dige bleekheid van Lionel's gezicht was te wenig bemoedigend. Zij haden vroeger al sla ven gezien die er zoo uitzagen, en uit ervaring wisten zij, dat er niets goeds van te maken viel. Bovendien hoewel goed gevormd, waren zijn spieren te dun, zijn vleesch scheen te teer en te zacht. Wat voor nut had men van een slaaf, die gehard en gevoed moest worden om kracht te krijgen, en die intusschen wel ster ven kon? Zelfs voor vijf philips zou hij nog duur zijn. En dus kwam de verontwaardigde afslager bij Ali terug. „Hij is dus voor u, voor vijf philips. Allah vergeve u uw gierigheid". Ali grinnikte en zijn mannen grepen Lionel en brachten hem bij de twee reeds gekochte ne gers. En voordat Ali kon gelasten een ande ren slaaf te brengen, dien hij wilde koopen had een groote, oudere Jöod, als een Castili aansch edelman in zwarten broek en wambuis gekleed met een kanten kraag om zijn hals een baret met veeren op zijn grijzen loken, en een mooien dolk aan zijn gordel van geslagen goud, de aandacht van den afslager ge vraagd. In het hok, dat de gevangenen van de kleine tochten van Biskaine bevate, zat een Anda insisch meisje van ongeveer twintig jaar, een echt Spaansche schoonheid. Haar gelaat had den wannen glans van ivoor, haar dik haar was gitzwart, haarw enkbrauwen waren fijn geteekend en haar oogen waren diepbruin. Zij was gekleed in de bekoorlijke dracht der Casti- aansche boeinnen, de gevouwen rood en gele doek boven het jakje liet haar schoonen hals vrij. Zij was zeer bleek en haar oogen keken woest, maar dit deed niets af aan haar schoonheid. Zij had de aandacht van den Jood getrok ken, en het is niet onmogelijk, dat in hem de lust ontwaakte, op haar te wreken iets van de wreede mishandelingen^ het branden, ver beurd verklaren en verbannen, die zijn ras verdurd had van het hare. Hij dacht mis seinen aan invallen in Jodenbuurten, aan ge roofde Jodenmeisjes en Joodsche kinderen vennoord in naam van den God, dien deze Spaansche Christenen aanbaden, want er lag bijna iets van minachtende woede in ziin don kere oogen en in de hand, die hij uitstrekte om haar aan te wijzen „Daar ginds is een Castiliaansch meisje voor wie ik vijftig philips wil geven, afsla ger", riep hjj. De afslager gaf eea weak, Nou moeten jullie weer spelen met An nie en Betsy, die hebben nog niet meegedaan. Het ging nu veel beter; ze deden een ron de-dansje en moeder zong daarbij. O, ik ben er warm van, zei vader; en moeIk geloof, dat ik de bel hoor. Ja, dat geloof ik ook, beaamde moeder, die eveneens wel zitten wou. De juffrouw ging bij een stoel staan en riep hard: Tingeling, tingeling, tingeling! Vader met de beer in zijn ann en 'moeder met de pop liepen langs de weggeschoven stoel de deur, die de juffrouw weer sloot de klas in. Juffrouw, waar is mijn plaats, vraagt moeder haar vinger opstekend. En ieder werd een stoel aangewezen; aan den zijkant'zaten de beer Annie en de pop Betsy, vader op de bank en moeder voor hem Vader, op zijn gemak, sloeg het boek open en glimlachend liet hij moeder „La Terre" zien. Een goed schoolboek fluisterde hij lachend. Jullie mogen niet praten, bestrafte de juffrouw. Ik las even, juffrouw. Je mag niet aan het boek komen, stoute jongenen vader kreeg een tik op zijn vin gers. AuJe doet me pijn, juffrouw Nou, kalm, kalm. Zoo kun je niet spe len. Zeg jij wat we doen moeten, kwam moe der er tusschen. Schrijven. GoedSchrijven, maar wat? 't A. B C. Vader en moeder zaten drukletters te tee kenen. Doch onder het schrijven kwamen bij moeder oude schoolherinneringen op en ze vertelde er onwillekeurig van. Samen spra ken ze over die tijd. Het meisje, nieuwsgierig eerst, fluisterde, doch dan herinnerde ze zich, dat ze de schooljuffrouw was en de leerlingen heele- maal niet mochten praten onder de. schrijf les. Driftig stampte ze met de voetjes op den grond. Je mag niet praten je mag niet praten. Wat heb je toch, schatje? vroeg moe der. Het meisje huilde en moeder pakte haar op om haar te kalmeeren. Haar gezag voelde ze zelfs in de school niet maar ze wilde er aan vasthouden ep vooral de zeldzame gelegen heid, nu ze Vader en moeder samen had om over te bazen, niet laten ontglippen. Daarom was ze gauw getroost, ook al omdat moesje zei, dat een schooljuffrouw nooit ging huilen, voor de klas. Kijk Annie en Betsy naar je kijkenDie hebben nog niets geleerd. Hebben ze al wat geschreven Snikkend schudde ze haar hoofd. Jij weet niet góed hoe het op school toegaat. Wil ik juffrouw zijn? bood moeder au. Neen, neen, neen, antwoordde ze sag stig. Ik ben de juffrouw. Vader, die genoeg van het spel en het ze nuwachtig gekrieuw begon te krijgen, las in het boek. Hij zag den zaaier met breede waarop zij tegenspartelend naar voren werd gesleept. „Zoo veel schoons kan niet voor vijf tig philips gekocht worden, Ibrahim", zei hij. „Yoesoef hier zal tenminste zestig betalen". En hij stond vol verwachting voor een rijk gekleeden Moor. Deze schudde evenwei het hoofd. „Allah weet, dat ik drie vrouwen heb, die binnen het uur haar schoonheid verwoesten zouden, en dus zou ik er bij verliezen".. De afslager ging verder, het meisje volgde hem, met geweld voortgedrongen, ia heftig Castilaansch schelden. Zij zette haar nagels in de armen van den een en spuwde den an- de van haar geleiders in het gelaat. Rosa- munde's oogen kregen een uitdrukking van af schuw, toen zij haar nakeek, zoowel om het lot, dat het arme wachtte, als om de onwaardi ge woede van haar nutteloozen strijd. Maar haar gedrag had een geheel andere uitwer king op een Turk van de Levant. Hij stond op een kleine, hoekige gedaante, van zijn plaats bij de bron „Ik geef zestig philips voor het genoegen, die wilde kat te temmen", zei hij. Maar Ibrahim liet zich niet overbieden. Hij bood zeventig. De Turk volgde met tachtig en Ibrahim klom daarna tot negentig; toen were het stil. De afslager zette den Turk aan. „Wilt ge verslagen worden, en nog wel door een Is raëliet? Moet dit mooie meisje gegeven wor den aan een verdraaier van de Schrift, aan een erfgenaam van de hel, aani emand van 'n ras, dat niets voor zijn medemenschen over heeft? Het zou een schande voor een Geloovi ge ziin" Hierdoor geprikkeld, bood le Turk nog vijf philips meer, maar met blijkbaren tegenzin. De Jood echter, volkomen ongevoelig voor zwaaien van den aim over het veid gaan. foen hij een wenk kreeg van zijn vrouw hield hij dadelijk op met lezen en sloot het boek. Moesje vertelde nu aan de juffrouw hoe ze moest doen en de twee leerlingen begonnen opnieuw met het schrijven van drukletters. Daarna gingen ze lezen en toen vader zijn boek weer mocht open doen en las, dacht hij met meer aan de school en luisterde niet naaf de juffrouw, die hem vroeg om een versje op te zeggen Snikkend viel het kind toen tegen moeder aan. Haar blonde kopje knikte op de borst en met moeite bracht ze een paar maal, „nare vader, nare vader" uit. Moeder stond op en nam haar in haar armen de losgeraakte vlecht viel open in een blonden stroom; het rood-beschreide gezichtje was naar moeder gekeerd, het borstje schokte op. O, o, wat ben je weer zenuwachtig.... Als vader niet doet wat je zegt moet je hem straf geven, maar niet huilen!Dan zet-je hem in den hoek en je laat hem school blijven... Ze droeg het kind naar de achterkamer. In de school keek Annie, de witte beer, met zijn zwarte schoenknoop-oogjes dom voor zich uit; Betsy, de pop, zat scheef in den stoel met haar eeuwig lachje om den mond en vader streek met een vermoeid gebaar zijn hand over het voorhoofd. Hij hoorde hoe zijn vrouw het kind tot bedaren bracht. Toen ze wat gekalmeerd was, zei ze nog na-snikkend: Ik... doe... wel... wat... de... juffrouw zegt., maar... jullie.... niet BINNENLAND. Gemengd nieuws. UIT HEILOO. (Inenomden Raad). Tot wethouder is in de Woensdag ge houden vergadering van den gemeenteraad benoemd de heer C. Bakker en daardoor is de goede traditie van een Protestantsch en een Koomsch wethouder bestendigd. Het heeft vermoedelijk dezen zomer weinig gescheeld, of die traditie was verbroken, maar gelukkig was het, door tijdigen inkeer toen, thans mo gelijk geworden op eervolle wijze den heer Bakker op den wethouderszetel te plaatsen. De benoemingen der twee wethouders bewij zen, hoezeer in den gemeenteraad het belang wordt ingezien, betrokken bij de vertegen woordiging van beide richtingen in het dage- lijksch bestuur der gemeente. Immers beide heeren werden met op één na algemeene stem men gekozen. Het is te hopen, dat de wen- schelijkheid van een dergelijke vertegenwoor diging, niet slechts uit billijkheidsoverweging maar ook met het oog op de gemeente-belan gen, ten alleH tijde aldus zal worden ingezien en behartigd! Hoe goed het is, dat de besturen der ge meenten uit oneven getallen zijn samenge steld is Woensdag duidelijk gebleken Door de afwezigheid van den heer van der Molen was het aantal teruggebracht tot zes en in beide gevallen, waarin er gestemd moest worden, staakten de stemmen. Zelfs dreigde een oogenblik die „staking" de gemeente niet slechts maar zelfs kerkhof te zullen onthouden. Het was toen de heer van 't Veer, den uitval tegen hem, zooals hij er bij den handel wel twintig per dag hoorde, haalde een zware beurs uit zijn gordel. „Hier zijn honderd philips," zei hij. ,,'t ls veel te veel. Maar ik bied het". Voordat de vrome en verleidelijke tong van den afslager den Turk opnieuw kon aanspo ren, ging deze gelaten zitten. „Ik hoop, dat hij plezier van haar hebben zal," zei hij. „Zij is dus voor u, Ibrahim, voor honderd philips". De Israëliet overhandigd de beurs aan de uitgekleede helpers van den afslager, en na derde, om het meisje in ontvangst te nemen De zeeroovers duwden haar, nog tegenstribbe lend, vooruit, en hij legde zijn armen even om haar heen. „Jij hebt me duur gekost, dochter van Spanje," zei hij. „Maar ik ben voldaan. Kom mede". En hij deedm oeite, om haar weg te leiden. Plotseling evenwel, nijdig als een tij- gerkat, hief zij haar armen op en sloeg haar nagels in zijn gezicht. Met een kreet van pijn liet hij haar los, en in dat oogenblik greep zij met bliksemsnelheid den dolk, die zoo verlei delijk binnen haar bereik hing. „Valga me Dias," riep zij, en voordat een hand haar kon tegenhouden, stiet zij het lemmet in haar schoone borst en zonk la chend en hijgend aan zijn voeten neer. Een laatste stuiptrekking en zij lag doodstil, ter wijl Ibrahim met oogen vol schrik op haar neder zag. Over de geheele markt lag een zekere af schuw. Rosamunde was opgestaan, een zwak licht schiterde in haar oogen. God had haar door middel van dit arme, Spaansche meisje, den weg gewezen, m zeker zou Hij haar het nadat over het voorstel-Mulder, om het ge heele plan der algemeene begraafplaats uit te voeren, de stemmen ten tweeden male juist to gen elkaar opwogen, stemming vroeg over het voorstel van B. en W., waardoor de «tem men opnieuw in evenwicht zouden zijn geko men, ware het niet, dat de heer Vermeij de si tuatie redde. Was dit niet geschied, en had den in een volgende vergadering, drie leden voor en drie tegep dat voorstel gestemd, dan was ook dat als verworpen te beschouwen en dan hadden we heelemaal geen nieuwe be graafplaats gekregen! De heer van tVeer, die het voorstel-Mulder flink verdedigde zocht zijn kracht aan het eind der vergade ring even in obstructie, wat hem mogelijk was gemaakt door den voorzitter, die ver zuimd had de gebruikelijke vraag, of hij na verwerping van het verder strekkende voor stel het ervoor mocht houden, dat het voor stel van B. en W. was aangenomen, dan wel of een der leden hoofdelijke stemming ver langde. B. en W. hadden zich niet laten belreere*. en voor hun bezuinigingsvoorstel leverde de heer Maas Geesteranus een uitvoerig plei dooi. Onze oudste wethouder heeft het pleit wel gewonnen, maar met zijn cijfers en argu menten alleen zichzelf kunnen overtuigen - op de stemmen van den nieuwen wethouder en het andere R. K. raadslid zal zijn betoog evenmin invloed hebben gehad als op die der andere drie heeren. Trouwens de heer van 't Veer bleek een scherpzinnig tegenpleiter en dupliek bleef uit. Het op prijsstellend, dat de heer Maas Geesteranus zoo breedvoerig zijn standpunt uiteenzette, gelooven we, dat dien» betoog nog op drie punten ernstig had kun nen worden getroffen In de eerste plaat» door de vraag, waarover de heer Maas Gees teranus méér klachten heeft vernomen van de burgerij over het half-doen van het gemeen tebestuur of over hooge belastingen Ten tweede door den spreker te wijzen op de op brengst der begrafenisrechten, die volgens hem geen gewicht in de schaal legt. Wat hij daaromtrent zei, sloeg op de ter deze plaat se gemaakte opmerking, aat van het te leenen bedrag een aanzienlijk deel geleide lijk in de gemeentekas terugvloeit. De spreker, die hiervan maakte, dat de uitgaven weer ge leidelijk in de gemeentekas zouden terugko men, voegde hieraan toe: „Wij weten alle maal wat dat zal beteekenen." Eenige twijfel ten aanzien van die wetenschap lijkt ons ech ter niet heelemaal ongeoorloofd. Wie wegens 400 per jaar de uitvoering van een geheel plan niet aandurft, zal toch zeker niet zoo geringschattend spreken over een bedrag van 300, dat als opbrengst van de begrafenis» rechten op de gemeentebegrooting voor 1917 staat, vooral niet, als hij het voornemen kent om die rechten te verhoogen. En in de derde plaats is het jammer, dat er niet ge sproken is over een andere finantieele rege ling, welke waarschijnlijk ook den heer Man» Geesteranus er toe had kunnen doen besluiten zich voor de uitvoering van het geheele plaa te verklaren. Hij had de berekening aldu» ge maakt: het besnoeide plan 11.000 leeuea voor 30 jaar) kost per jaar aan rente 495, aan aflossing 366 totaal 861, het volledi ge plan 16 000 leenen voor 30 jaar) kost middel geven dien te volgen, als haar beurt kwam. Zij voelde zich plotseling verlucht en moedig. De dood was een scherpe, snelle scheiding, een gemakkelijke deur om de schande te ontvluchten, die haar dreigde, en zij wist, dat God in Zijn genade zelfmoord zou vergeven onder haar omstandigheden en die van dat arme, doode, Andalusische meis je. Eindelijk ontwaakte Ibrahim uit zijn tijde lijke verdooving. Hij stapte vastbesloten over het lijk, met toornig gelaat, en stond tegen over den onverstoorbaren afslager. „Zij is doodschreeuwde hij. „Ik ben be drogen. Geef mij mijn goud terug!" „Moeten wij den prijs terugbetalen van iederen slaaf, die sterft?" vroeg de afslager hem. „Maar zij was nog niet afgeleverd," gilde de Jood. „Mijn handen hadden haar nog niet aangeraakt. Geef mij mijn goud terug." „Je liegt, zoon van een hond," was het doodkalm eantwoord. „Zij was reeds van je. Ik had het al uitgesproken.' Breng haar weg, daar ze jou toebehoort." De Jood, wiens gezicht purper werd, snak te naar adem. „Wat?" hijgde hij. „Moet ik honderd phi lips verliezen?" „Wat geschreven is, is geschreven," ant woordde de kalme afslager. Ibrahim schuimbekte, zijn oogen waren met bloed doorloopen. „Maar het is nooit gt- schreven, dat „Stil," zei de afslager. „Als het niet ge schreven was, zou het niet gebeurd zijn. Het is de wil van Allah! Wie durft zich daarte gen verzetten,?" tPsrtft vBwrslyf ALKMAARSCH ODRA i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1916 | | pagina 9