F E U IL L E T O N.
Honderd en Negentiende Jaargang.
Zaterdag 20 Januari
K.ronielL.
Oo Zeevalli.
17. 1017.
(Uit buitenlandsche bladen.)
Een noodkreet. Kolennood.
Een Eranschman over den
toestand in Berlijn. Schoen
zolen van rubber. Oeen be
moedigend teeken. Wat de
Eranschen den Duitschers nooii
toonen zullen.
„Nog nooit gedurende den oorlog heeft
de Berlijnsche bevolking van zooveel mis
standen te lijden gehad als tegenwoordig.
De broodverzorging is heelemaal in de war,
bij de meeste bakkers is gewoonlijk slechts
tweemaal in de week brood te krijgen, de
menschen zijn gedwongen dingen te koopen
die een veel geringer voedingswaarde heb
ben. Urcente is er over 't algemeen niet meer
en voor gebak moet men tabelachtige prij
zen betalen.
En bij al deze misstanden, welke nog
slectits een plaatselijk karakter dragen, konn
dan nog de ko.ennood. Tienduizenden Ber-
iijners lijden tegenwoordig kou in hunne
woningen en siechts enkeien zijn in de gele
genheid geweest bij tijds briketten in te
slaan.
De prijs van een paar duizend briketten
werpt de heele huishoudbegrooting van den
kleinen burger omver, hij stelt velen voor de
noodzakelijkheid, daaraan hun geheele
weekloon of meer nog uit te geven.
Nu is eenigen tijd geleden van hooger-
hand verklaard, dat de kleinhandelaren niet
het recht hebben, kolen voor hun vaste klan
ten te bewarem doch dat ze van hun voor
raad aan iederen kooper ter beschikking
moesten stellen en dat ook het vasthouden
van voorraden niet toelaatbaar was. Maar
een onderzoek in de magazijnen der klein
handelaren bewijst, dat deze bekendmaking
overbodig is, er is heel eenvoudig geen steen
kool meer, vooral zijn er geen briketten meer
voorhanden. En de groothandelaren zeggen
dat deze niet aangevoerd kunnen worden
omdat er geen spoorwagens beschikbaar
zijn.
Met hout kan men de woningen niet warm
krijgen, omdat de kachels daar niet op inge
richt zijn, bovendien zijn de oudere huizen
zoo slecht gebouwd, dat het overal door de
gesloten vensters tocht, zelfs als men dit met
tochtlappen tracht te verhinderen. Bij de bui
tengewoon slechte voedingstoestanden in
Berlijn lijden de kinderen en de zieken onder
de tegenwoordige koude in hevige mate.
Aan lien, die thuis werkzaam zijn, is
het nauwelijks mogelijk hun moeilijken ar
beid nog uit te oefenen.
't Is te hopen, dat men van de betrokken
zijde niet eerst een extra-rantsoen kolen naar
Berlijn zendt, als het warmer geworden is."
Aldus klaagt de Morgenpost, het blad
windt er geen doekjes om, en zoo'n artikel
tje als dit, in het nummer van Woensdag,
zal de menschen van- de „uithongeringspoh-
tiek" in het vijandige kamp weer wat moed
geven
En de heer Louis Forest kan in zijn
„écho's" in de „Matin" schrijven zooals hij
't onlangs op de volgendf wijze deed:
„Zoo juist heb ik de advertentiepagina's van
het Berliner Tageblatt, het groote Berlijn
sche dagblad, eens doorgekeken. Men vindt
daarin belangrijke inlichtingen.
De plaatsvervangende (Ersatz) middelen
zijn bepaald in de mode. Een groote zaak
verkoopt damestasschen van rundleder er
satz, een fabrikant biedt papieren riemen
aan, die sterker zijn dan lederen, een ander
verkoopt papieren touw. Er zijn ook kaarsen
van was „ersatz" en men vindt stroo „er
satz."
„Scheer u zonder zeep om geld te bespa
ren met
Men verkoopt kunsthonig, voedzaam gela-
tinepoeder, vischworst en „een middel om
een worstsmaak aan de boterham te verkrij
gen."
Iets merkwaardigs, dat veel zegt is het feit
dat de groote zaken een totalen uitverkoop
aankondigen van tafelserviezen, schalen,
koppen, braadpannen en keukengereedschap
pem Als het voedzame deel van pannekoek
de pan was, zouden de Duitschers in 't ge
heel geen gebrek lijden.
Op 't eerste gezicht zou men kunnen geloo-
ven,dat de voedingsmiddelen niet ontbre-
Roman uit het laatst der 16e eeuw,
naar 't Engslsch van RAFAëL SABATINI.
55)
Er heerschte stilte, terwijl de Dey somber
met zijn hand over zijn witten baard streek en
zijn glinsterende oogen van Olivier naar Ro-
samunde, en weer teruggingen. Hij overwoog
wat Sakr-el-Bahr had gezegd. Hij vreesde
zeer, dat het zou blijken waar te zijn en hij
zag in dat, als hij hier muiterij uitlokte, hij al
les op het spel zou zetten, alles op één worp,
waarin de kans zich evengoed tegen hem kon
keeren.
Als Sakr-el-Bah'- de overhand behield, zou
dit niet alleen aan boord van dit schip zijn,
maar door geheel Algiers, en Asad zou neer
geworpen worden, om nooit meer op te staan.
Aan aen anderen kant, als hij zijn zwaard
ontblootte en de geloovigen opriep, om hem te
helpen, was het mogelijk, dat zij in hem den
uitverkorene van Allah zagen, wien zij trouw
verschuldigd waren. Hij achtte -dit zelf waar
schijnlijk. Maar toch was het te veel gewaagd.
Hij was bang, die nog nooit voor iets bang
geweest was en er was nauwelijks een gefluis
terde waarschuwing van Biskaine noodig om
hem te doen besluiten toe te geven.
Hij keek Sakr-el-Bahr weer aan, nu met een
somberen blik. „Ik zal over uw woorden den
ken", zei hij met onvaste stem. „Ik wil niet on
rechtvaardig zijn of mij alleen door den schijn
laten leiden. Dat verhoede Allah 1"
tel. MtÈ vftfdf fa Ifet blad grwete adverten
ties, waarboven met vette letters staat
„levensmiddelen." Maar als men ver
der leest, bemerkt men, dat deze niet te koop
aangeboden worden. Ze worden gevraagd
„Voor ons personeel, voor onze werklieden
worden levensmiddelen gevraagd', in 't bij
zonder vleesch, worst en vet."
„Wij vragen dringend monstefS," deze ad
vertentie publiceert een groote fabriek.
Tegenover deze oproepen heb ik in het
Berliner Tageblatt weinig anders gevonden
dat er aan beantwoordt dan „het middel om
aan boterhammen een worstsmaak te geven
En dit antwoord is wel wat zwak."
Aldus de heer Forest.
En al is zijn voorstelling wel wat eenzij
dig er komen wel enkele aanbiedingen
van levensmiddelen in het Berliner Tageblatt
voor, al krimpt hun aantal met de week in
zoo heel ver bezijden de waarheid is ze
toch niet.
De Daily Chronicle beveelt het aan om ka
potte zolen te repareeren met rubber van oude
fietsbanden. De methode, uitgevonden door
een bakker, is op een tentoonstelling van nati
onale economie in Engeland gedemonstreerd.
Uit een oude band kan men ongeveer zes paar
hakken en zolen maken en, als de kwaliteit
van het rubber goed is, kunnen die zolen wel
een maand of zes duren. Het werk schijnt zoo
eenvoudig te zijn, dat ieder op die wijze voor
schoenmaker kan fungeeten.
De Rijksopvoedingsgestichten in Engeland
zitten propvol, niet alleen in Duitschland dus
heeft men reden tot klagen over de toenemen
de criminaliteit van de jeugd. De magistraat
in Tottenham, een voorstad van Londen, was
genoodzaakt een elftal jongens, die voor hem
gevoerd waren, weder in vrijheid te stellen
„ten prooi aan de gemeenschap", zooals hij
het uitdrukte. De tuchtscholen- waren reeds
geruimen tijd vol, in Londen was men zelfs
genoodzaakt geweest boefjes in de polytechni
sche school onder te brengen.
Een oorlogscorrespondent vertelt de navol
gende episode uit een loopgraaf: Twee Fran-
sche „poilu's" zaten er in 'n vuurpauze wat te
praten. „Het zitvlak van m'n pantalon is ge
scheurd", zeide de een, „ik kan me gewoonweg
niet vertoonen". „O", zei de ander, „onder
vrienden is dat niet zoo erg, en je vijanden
zullen het nooit zien".
ONTGOOCHELD
door
TINE BRINKGREVE.
(Nadruk verboden.)
Badend in de zon lag het wijde strand,
flikkerende tintellichten glanzend over de
donkergroene golven.
Willem van Vliet gaf zijn fiets in bewa
ring, en slenterde langzaam de plank af, op
den grooten plas toe, de frissche zeelucht
diep inademend. Als naar gewoonte zag hij
rond alsof zijn oogen iets zochten. En ze
oleven tensiotte rusten op een vuurroode
stip, die zich aan het blonde duin scheen te
iieoben gehecht. Daar zat ze weer!
Reeds een week kwam hij geregeld iederen
dag naar net strand, een verademing na het
blokken der laatste maanden. Wie zou het
toch zijn, het jonge meisje, dat hier iederen
dag kwam, evenals hij, alleen, en dat ook
pas o-m een uur of vijf weer naar de stad te
rug trapte op haar fiets?
t Begon hem te interesseeren, eigenlijk te
irriteeren, en in den grond vond hij zicnzelf
een houten Klaas, dat hij haar nooit eens
aangesproken had. Dikwijls stond ze vlak
aan .zee, en staarde in< de verte, de handen
acnter den rug gevouwen, de roode cape los
jes om de schouders geslagen, wat zoo aar
dig afstak tegen het blond haar met de groo-
ie zwarte vnnderstrik en het witte japonnetje
Eens had ze zich, toen hij achter haar langs
ging en ze zijn voetstap op het mulle zano
met gehoord had, plotseling omgedraaid,
zoodat ze vlak tegenover elkaar stonden.
„Pardon', had ze verschrikt gezegd en hij
nad verward, slechts naar zijn hoed gegre
pen, zonder iets te antwoorden. En een an
dermaal had de spelende wind een blaadje
uit het boek had meegevoerd, waarin ze zat
te lezen. Als een dolle kabouter had het over
net strand gehuppeld, en inplaats van er da
delijk op af te snellen en het haar te bren
gen, zóó een aanknoopingspunt vindend,
nad hij het even nagestaard, en het op laten
rapen door een ouden heer, die vanuit zijn
badstoel het juist kon bemachtigen, en die er
toen een vriendelijk knikje voor inoogstte als
dank.
HOOFDSTUK XVIII.
Schaakmat.
Onder het nieuwsgierig staren van allen
rondom hen stonden Rosamunde en Sakr-el-
Bahr elkander een oogenblik stilzwijgend aan
te zien na het vertrek van den Dey. Zelfs de
galeislaven, opgeschrikt uit hun gewone ver
suftheid door zulke merkwaardige en ongewo
ne gebeurtenissen, rekten hun gespierde nek
ken uit, om naar hen te kijken met een flikke
ring van belangstelling in hun doffe, droevi
ge oogen.
Sa-kr-l-Bahr's gevolgen waren, toen hij Ro-
samunde's bleek gelaat in het afnemende
maanlicht zag, zeer tegenstrijdig. Verslagen
heid over hetgeen gebeurd was en een onrus
tig gevoel omtrent hetgeen nog volgen moest,
wisselden af met een zekere mate van verluch
ting.
Hij1 zag in, dat zij in geen geval lang ver
borgen had kunnen blijven. Zij had elf einde-
looze uren doorgebracht in de kleine benauw
de ruimte van de mand waarin hij haar maar
alleen aan boord had willen brengen. De on
gerustheid, die begonnen was met de onmoge
lijkheid, om haar uit haar gevangenis te be
vrijden, toen Asad zijn besluit had aangekon
digd om 'm op reis te vergezellen was van uur
tot uur toegenomen en toch zag hij geen kans
om haar te verlossen uit een toestand, die
vroeg of laat verraden zou worden, als de
grenzen van haar uithoudingsvermogen be
reikt waren. Die verlossing, welke hij niet had
kunnen bewerken, was bereikt door de achter
docht en kwaadaardigheid van Marzak. Dat
Langzaam liep hij het strand langs, de
hoed in de hand, want een frisch windje deed
telkens een aanval op zijn hoofddeksel. De
roode stip had zich van het zand losgemaakt
en naderde, zich nu vertoonend als een jon
ge dame, met zachtrose wangen, reeds ee-
nigszins gebruind door de zon. Ze bleef
staan bij een zandheuvel, door kleine nijvere
handjes opgeworpen, en steunde een, in wit
badschoentje gestoken voetje, op de verhoo
ging.
Het kroeshaar woei over haar voorhoofd,
langs haar gezicht, en hij kon er de oogen
bijna niet van afwenden, al keek hij schijn
baar langs haar heen. Daar, was het lot
hem nog éénmaal gunstig? Er flikkerde iets
langs hem heen en de cape, door geen knoop
of haak vastgehouden, werd door den wind
opgenomen. Ze greep er nog naar, doch te
vergeefs. Weer zei ze: Pardon! doch Willem
liet zich thans zoo niet afschepen. „Mag ik
U even helpen?" en als een galante ridder
legde hij haar het kleedingstuk om de schou
ders. „Dank U", en dan verontschuldigend:
,,'t Is zoo vreeselijk lastig, maar Mama is
zoo bang voor kouvatten, en laat me er niet
zonder gaan'. Het ijs was gebroken, hij stel
de zich voor, en toen ze aanstalten maak'te
om verder te gaan, vroeg hij nederig verlof
een eindje mee te mogen oploopen, wat gena
dig werd toegestaan.
Als hij nu aan het strand kwam, wachtte
hij niet, of het toeval hem in haar nabijheid
bracht, doch stapte met flinke passen direct
op het meisje af, dat hem met wachtende oo
gen zag naderen, en evenveel scheen te ge
nieten van zijn onhandige complimentjes als
van de meegebrachte bonbons en chocolade
En in zijn jongenshart vierde de ontkiemen
de liefde hoogtij.
Hij had weinig met meisjes omgegaan, en
koesterde een üooge, onbedorven vereering
voor de vrouw. Mischien, ais hij zusters han
gehad, waren zijn opvattingen wel eenigs-
zins nuchterder geweest, doch hij was eenig
kind. En zij, Elize, was zoo heerlijk naief en
onschuldig! Ze dweepte met gedichten even
als hij. Spoedig ook had ze hem verteld, dat
ze een piekje in de duinen ontdekt had, eene
idylle gewoon, een meertje, met alerlei wa
terplanten omzoomd. En samen waren ze
op onderzoekinstochten uitgegaan. Dan liep
ze naast hem, vlug en babbelend, en hij troK
haar de heuvels open ais hij dan haar klei
ne hand vasthield, even maar, doortrilde het
hem ais een zoete gewaarwording. Maar hij
wilde geen beroering brengen in haar jonge
hart, en geen partij trekken van de eenzaam
heid rondom hen, ook al blonken haar roo
de lippen hem uitlokkend tegen. Bramen wa
ren ze gaan zoeken, en in de schaduw van
een boschje hadden ze ze opgegeten, lachenu
en pret makend om deze lunch, die slechts
bestond uit kleine vruchten als donker bloea
zich afteekenend tegen haar geborduurd zak
doekje.
Van alles had ze hem verteld: hoe ze lan
gen tijd gehoest had, bronchitis, en hoe de
dokter zeelucht voorgeschreven had. Doch
naar vader was sukkelend, kon ook niet ge
mist worden op het kantoor, waar hij procu-,
ratiehouder was, en daarom kon moedei
moeiijk van huis. Ze dronk nu thuis vroeg
koffie, nam ook wel eens haar twaalf uurtje
mee, en dan een paar boe mi. Engeische en
Fransche, want daarin wilde ze later door-
studeeren. Doch leeren viel niets meer, mei
die heerlijkheid van zon en water en duinen
voor je. Of ze dan geen vriendinnen had, dit
mee wilden gaan? Neen, wel een paar ken
nisjes, maar die waren uit de stad, en och,
eigenlijk gaf ze ook niet veel om gezelschap.
Ze sloot zich niet gauw aanze begreep het
ook zeif niet, hoe ze met hem zoo gauw zoo
vertrouwelijk was geworden, het lag niet in
haar aard; en dan keek ze hem aan met haar
lieve oogen, haar hand soms rustend op zijn
schouder, dat hij het voorhoofd om moest
wenden-, en de vuist, ongezien, balde.
Lange middagen zaten ze samen, en de en
kele regendag ertuschen leek hem een dief
stal van zijn jong geluk. Als hij kennisen
zag naderen, keek hij een anderen kant uit,
bang, dat ze bij hem zouden komen zitten,
en nem zóó die gouden oogenblikken ont-'
rooven. Doch zij was kinderlijk-nieuwsgie-
ng.
„Wie was dat, Wim? Een vriend? Waarom
komt hij niet eens naar je toe? Vinden ze het
misschien gek, dat je met mij zit?
Een tweede luitenantje kwam langs ge
wandeld, fixeerde haar brutaal, gaf hem een
knipoogje, en salueerde overdreven hoffelijk.
Het bioed schoot hem naar de wangen, hij
voelde het ais een persoonlijke beieeüiging,
doch zij merkte niets in haar onschuld.
„Wie was dat, Wim? Wat een net ventje!"
„Van Dalen", zei hij kort.
was de eenige troost in het tegenwoordige ge
vaar. Tegenspoed had hem geleerd, voordee-
len, hoe klein ook, te trotseeren. En dus genoot
hij nu van het kieine voordeel en besloot naar
omstandigheden te handelen, en zooveel mo
gelijk gebruik te maken van de weifeling,
waarin zijn woorden den Dey gebracht hau-
den.
Hij vond het ook een aangename gedaU.te,
dat, nu de zaken zoo geloopen waren, hij en
Rosamunde lotgenooten in het ongeluk gew -
den waren en een gemeenschappelijk gevaar
deelden, en niet meer als onderdrukker en on
derdrukte tegenover elkander stonden. Daar
om glimlachte hij even, toen hij Rosamunde
in het bleeke, strakke gelaat zag.
Die glimlach ontlokte haar de vraag die
haar bezwaarde.
„Wat nu?" Wat nu?" vroeg zij heesch, en
zij strekte de handen naar hem uit.
„N.u," zei hij koel, „laten we dankbaar zijn,
dat ge bevrijd zijt uit een verblijf zonder eenig
gemak of waardigheid. Laat mij u brengen
naar dat hetwelk ik voor u gereed gemaakt
heb, en dat gij reeds lang zoudt betrokken
hebben zonder de ontijdige komst van
Asad. Kom En hij wees uitnoodigend naar
het gangpad dat naar het achterdek leidde.
Zij schrikte terug, want daar op het achter
dek zat Asad onder zijn ten-t met Marzak,
Biskaine en de andere officieren van zijn ge
volg.
,Kom" herhaalde hij, „er is niets te vreezen,
als gij u onverschrokken toont. Voor 't oogen-
blik staat de koning schaak".
„Niets te vreezen?" herhaalde zij, starende.
„Voor het oogenblik volstrekt niets", ant-
„Is het een vriend van je?*
„Goddank niet; een gewone kennis, een
jongere broer van hem deed gelijk met mij
einuexamen. Maar 't is niet veel bijzonders,
Lize, zulke lui zijn niet waard, dat je ze te
rug groet'.
Een paar regendagen kwamen, die hem tot
wanhoop brachten. Had hij gedurfd, hij had
zijn nieuwe fiets er aan gewaagd, en was
toch uitgegaan, al kon hij bijna zeker weten,
dat zij er ook niet zou zijn; doch toen de
zon- weer scheen moest hij een dag thuis blij
ven, wegens familiebezoek.
Maar den volgenden dag was hij weer op
zijn post en staarde het strand langs, één
groote teleurstelling zijn gezicht. Géén Li-
ze, geen kleine helle gedaante tegen een
blonden achtergrond. Mischien was hij wat
vroeg: hij ging even terug, den straatweg op
en monsterde de naderbij komende fietsen,
doch ze droegen alle vreemde, hem geheel
onverschillige gezichten. Dan maar weer om
gekeerd
Zoekend, rechts en links, liep hij over het
droge zand, spiedend in de badstoelen, die
als gezelligheid zoekend, in groote menigte
vlak bij en door elkaar stonden. Verderop
stonden enkele verspreid, waarvan de bezit
ters blijkbaar meer kwamen om de natuur
zelf, óf om ongestoord een uiltje te kunnen
knappen, en dan waren er twee bij elkaar,
half voor elkaar toegedraaid, zoo een knus
apartje vormend, een op zichzelf staand we
reldje.
Zonder vermoeden, onbewust van naderend
onheil, naderde hij zoo'n tête a tête, doch
ineens bleef hij stofstijf staan. Een lachje trof
zijn oor, een bekend, zilveren lachje; en een
rood stukje wol gluurde om den hoek van
den eenen stoel, terwijl onderaan, uit den
anderen een stuk van een sabel keek. Toen
vernam hij een stem, een brutale, overmoedi
ge stem
„Maar zeg nu eens eerlijk, Liesje, vindt je
hem geen saaie?'
Geen antwoord, alleen een lachen, vroolijk
helder-op.
„Je zegt niets, maar ik zie het aan je oor
gen. Heeft hij wel ééns zóó je handjes
gedrukt?'
Een stilte.
„Of je waart zooveel samen, zeg je
heeft hij je nooit iets meer ontstolen? Wat
een ezelIk vraag nooit ietsik neemKom
'tz it hier zoo saai, zoo benauwd, laten we 'n
eind oploopen. Weet je me niets te laten zien
in de buurt, dat de moeite waard is, om ge
zien te worden door ons beidjes alleen
Ofschoon half versuft, had hij nog genoeg
tegenwoordigheid van geest, om zich achter
een badkoetsje te verschuilen. Nu voor hun
oogen staan, als de ridder van de droevige
figuur, dat zou nog meer zijn dan de gena
deslag. En zoo zag hij ze gaan, de cape over
den arm van luitenant van Dalen, de zon
flikkerend in het kletterend staal aan zijn
zijde, en haar hand liefkoozend rustend op
zijn arm. Ze gingen den kant op naar het
meertje in de duinen.
STADSNIEUWS.
LICHTBEELDENAVONDEN-
VOLKSONDERWIJS.
De vereeniging „Volksonderwijs," met
naar doel, ae aigcmeene belangstelling in de
Openbare School levendig te houden, tracht
dit doel op verschillende wijzen na te stre
ven. En gedachtig aan de oude waarheid,
dat men de ouders het gemakkelijkst bereikt
door de kinderen voor zich te winnen, is de
vereeniging er toe gekomen, de
Kinderen aan de gemeentescholen eenige
aangename en leerzame avonden in het jaar
te geven en waar het N. O. G. indertijd het
voorbeeld had gegeven, door een bioscoop
voorstelling in het theater aan de Lan-ge-
straat te organiseeren, wilde men op dit
spoor doorgaan. Daar aan een bioscoop
voorstelling nogal hooge kosten zijn ver
bonden en inmiddels de orlog met zijn zwa-
ren financiëeien druk was gekomen, ïegde de
vereeniging het voorloopig op wat beschei
dener schaal aan. Ze vroeg en verkreeg in
Maart van 't vorige jaar toestemming van B.
en W. om in een der lokalen van de school
van den heer Eits aan de Oude Gracht, lan
taarnavonden te mogen houden en zoo kon
reeds in die zelfde maand de heer Schipper
aan de leerlingen van de kostelooze scholen
in woord en beeld vertellen van Columbus
en de ontdekking van Amerika.
De heer G. van der Veen stelde zichzelf
en projectielantaarn geheel belangeloos
voor deze avonden beschikbaar. Wegens het
gevorderd seizoen kon men er het vorige
jaar slechts weinige geven, maar nu is
Volksonderwijs vroeger begonnen en Woens
dag heeft de heer Wijn voor enkele klassen
woordde hij vast. „Tegen wat de toekomst
brengen kan, moeten wij vast besloten zijn.
wees zeker, dat vrees ons niet helpen zal".
Zij werd strak, alsof hij haar onrechtvaar
dig beschuldigd had.
Ik ben niet bang", verzekerde zij hem, en
hoewel haar gelaat bleek bleef, werden haar
oogen rustig en haar stem vast.
„Kom dan" herhaalde hij, en zij gehoor
zaamde hem nu dadelijk, als om te toonen,
dat zij hoegenaamd geen vrees koesterde
Naast elkander gingen zij door het gang
pad en klommen de treden naar het achterdek
op, de zich daar bevindende groep zag hen
naderen met blikken, zoowel van verbazing
als wraakzucht.
Asad's donkere, fonkelende oogen rusten
alleen op het meisje. Zij volgden ieder haier
bewegingen, toen zij naderde en verlieten
haar geen oogenblik op zich op haar geleider
te richten.
Uiterlijk hield zij zich met trotsche waar
digheid volkomen kalm onder dien begeeri-
gen, onderzoekenden blik, maar inwendig
kromp zij van een schaamte en vernedering,
waarvoor zij nauwelijks een naam had Tot
zekere hoogte deelde Olivier haar gevoelens,
maar vermengd met toorn; en daardoor ge
dreven, plaatste hij zich tusschen haar en den
blik van den Dey, om haar aaai tegen te be
schermen, zooals hij dit tegen een doodelijx
wapen zou gedaan hebben. Op bet achterdek
stond hij stil en boog voor Asad.
„Sta toe, verheven heer", zei hij, „dat mijn
vrouw de hut betrekt, die ik voor haar in ge
reedheid had gebracht, voordat ik wist dat gij
deze onderneming met uw tegenwoordigii
van de scholen der heeren Eits en Schipper
verteld over het mooie jongensboek „In den
Otter" van den heer Kieviet.
Donderdagavond waren de scholen' van de
heeren Hellinga en Reiziger aan de beurt en
waren wij in de gelegenheid gesteld, den
avond bij te wonen.
Men mag deze richting, waarin Volkson
derwijs arbeidt, wel een zeer goede noemen
en de vereeniging mag blij' zijn met zöó'H
goed verteller ais de heer Wijn is.
Want terwijl hij aan de hand van mooie
plaatjes, meerendeels naar de geestige tee-
keningen van Braakensiek, die het boek „In
den Otter" zoo aantrekkelijk maken, vertelde
van de lotgevallen van Zaandam in de laat
ste jaren van den Fransdien tijd, was het
muisstil in het lokaal en volgden de kinde
ren met de grootste aandacht de boeiende
geschiedenissen welke de spreker met
zooveel kleur en frischheid wist te verhalen.
Deze avond kan moeilijk anders dan uit
stekende gevolgen hebben en de kinderen
zullen den raad, welken de voorzitter van
„Volksonderwijs", de heer Verkuyl hen gaf,
om het boek „In den Otter" te lezen te krij
gen, zeker wel opvolgen. Dan zullen ze wel
meer van Johan Kieviet gaan lezen ook en
beter lectuur voor de jongens zoowel als de
meisjes dan van dezen echt Hollandschen
schrijver, die over zoo velerlei onderwerpen
in zulk een prettigen vorm zooveel wetensr
waardigs heeft verteld en zooveel, dat de
geest kan sterken en goede eigenschappen
Kan aankweeken, is er weinig te vinden.
En dan is het ook te hopen, dat de ouders
wat meer belangstelling in de vereeniging
zullen gaan stellen, en daarvan zullen doen
blijken als „Volksonderwijs" er toe over
gaat, om, zooals de heer Hellinga met zoo
veel succes in Enkhuizen gedaan heeft, hier
in Alkmaar ouderavonden te houden. Want
zulke ouderavonden kunnen ongetwijfeld
veel nut stichten, omdat men elkaar beter
leert kennen en begrijpen, wat zeker niet a 1-
1 e e n het onderwijs ten goede komt.
Tenslotte nog de opmerking dat Volks
onderwijs niet is, zooals wel eens verkeerd
begrepen wordt, een vereeniging van onder
wijzers, doch een van burgers, die voelen voor
de openbare school.
PROTESTANTENBOND.
In de bovenzaal van het café Central
sprak gisterenavond voor een 50-tal dames
en heeren ds. J. van Dorp, van Hoorn, over
het onderwerp: „Het geloof in onsterfelijk
heid."
De heer ds. Westra heette de aanwezigen
welkom. Het deed hem genoegen, dat de op
komst niet geringer was dan anders. Dat
geeft moed en bevordert het streven van den
Protestantenbond. Hij verzocht te zingen
Gezang 5 uit den Bundel, verzen 5 en 6, aan
welk verzoek staande werd voldaan.
Daarna beklom ds. v. Dorp den katheder.
Spreker begon met het verhalen van een
Scandinavische legende van een vogel, die
door het venster van een paleis vloog en
daarop weer terugkeerde in de duisternis.
Dit ontlokte den vorst een opmerking, waar
op de oude bediende zei, dat de vogel ook
in het duister zijn weg wel zou vinden.
In het antwoord van den ouden krijgs
man wordt de overtuiging uitgesproken van
een geloof in onsterfelijkheid. En daarover
zou spreker dezen avond iets willen zeggen..
De oudste vormen van het onsterfelijk-
heidsgeloof is de schimmenverteering. Men
meenae dat de schimmen invloed bleven uit
oefenen op de menschen, meestal ten kwade,
men offerde daarom. Bij de oude Romeinen
was dat geloof zeer sterk.
Reeds Cicero zei: Het volk van Rome ge
looft in het voortbestaan van den mensch.
Later drukten zij in spreuken op graf
schriften uit het gelukkig lot, dat de afge
storvenen deelachtig werden.
Hun geloof had zich gewijzigd, de angst
voor den invloed der dooden had plaats ge
maakt voor een verlangen naar de gelukza
ligheid.
Ook bij de Egyptenaren bestaat het geloof
aan een voortbestaan van het leven na dit
leven. Bij geen volk ter wereld worden de
dooden zoo geëerd. Dit is de hoofdzaak: de
mensch zal na den dood deel hebben in een
gelukkig leven. De ziel, die van de aarde
wegzweeft, moet door spreuken worden be
schermd voor de zinnelijke wereld.
Het einde hunner leer is de vergoddelij
king van den mensch, hij wordt na zijn dood
Osiris, een godheid, een voorrecht, dat een
koning reeds terstond bij zijn sterven' ge
niet.
De ziel moet volgens het doodenboek vele
phasen doorloopen voor zij kan genieten
van de Osiris-zaligheid.
Volgens hunne voorstelling wordt het hart
zoudt vereeren."
Kort, minachtend gaf Asad met een hand
gebaar toestemming, zonder zich tot jeu ant
woord in woorden te verwaardigen. Saki-el-
Bahr boog weer, stapte vooruit en sloeg het
zware, roode gordijn ter zijde, waarop de hal
ve maan in groen geborduurd was. Van uit de
hut straalde het gouden licht van een lamp
dat zich vermengde met de blauwgrijze sche
mering en een schitterende glans wierp over
het witte kleed van Rosamunde.
Voor een oogenblik verslonden Asad's trot
sche oogen haar, toen ging zij naar binnen.
Sakr-el-Bahr volgde en het gordijn viel weer
neer. De kleine ruimte was gemeubeld met een
divan, bedekt met zijden kleeden, een laag
Moorsch tafeltje met gekleurd hout ingelegd,
waarop de pas ontstoken lamp stond, en een
klein komfoor, waarin reukgom brandde, die
'n zachten geur verspreidde.
Uit de schaduw op den donkeren achter
grond stonden zwijgend Sakr-el-BahFs twee
Nubische slaven op, Abiad en Zal-Zer, en bo
gen diep voor hem. Als zij hun tulbanden en
smetteloos witte lende-doeken niet gedragen
hadden, zouden hun zwarte lichamen onzicht
baar zijn gebleven, een schaduw onder de
schaduwen.
De kapitein gaf een kort bevel, en uit een
hangend kastje namen de slaven eten en drin
ken en zeten het op het lage tafeltje een
schotel kuikens, gekookt in rijst en olijven en
pruimen, een schaal brood, een meloen, en een
aarden kruik met water. Toen, op een tweede
bevel, nam ieder een ontbloot zwaard, en zij
gingen naar buiten bij den ingang op wacht
staan. Dit was geen handeling waarin bedrei-
InarsÉ Cut,