DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Ambachtsschool Arbeidsbeurs. Honderd en negentiendejftM^ans Ne. 53. 1917. ZATERDAG 3 MAART. voor Alkmaar en Omstreken Kroniek.. FEUILLETON. fthnnnementsorijs per 3 maanden 1.—. fr. o. post f 1.25. ftdvertentifinnj?l2 ct o ferm1 pronte letters naar plaatsrnimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdekken'! v.h. HERWls. COSTER S ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3. Met 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden. zal plaats hebben op alle werkdagen der week, behalve Zaterdagsmiddags, van 14 FEBRUARI tot en met 7 MAAKT, gedurende de schooluren, in de vakaen TIMMEREN, SMEDEN, SCHILDEREN, MEUBELMAKEN, METSELEN en KLEER MAKEN. ZIE AANPLAKBILJETTEN, De Engelsche en Fransche bladen de genadeslag de leening pa- piernood eigenaardige moeilijkhe den voor een Berlijner. Er zijn dan eindelijk wat Fransche en En- gelsche couranten tot in Alkmaar doorge drongen een paar dagen achtereen bracht' de post telkens een of meer exemplaren, toen was 'tweer afgeloopen. We kunnen echter moeilijk onze belofte, in de vorige kroniek ge daan, gestand doen de actualiteit van het „nieuws" dezer bladen toch heeft sterk gele den onder het feit, dat het meerendeels ettelij ke weken oud is, het „record" is een Daily Chronicle van 21 Februari, die dan toch steeds nog den voor een courant respectabelen onderdom van 10 dagen bezit, wat het niet raadzaam doet schijnen, enkel uit dergelijke bronnen deze kroniek samen te stellen. Maar ze geheel en al ongebruikt laten opdrogen willen we ze toch ook niet. In de Engelsche bladen vallen dadelijk op de groote advertenties voor nationale doelein den, de groote leening en de „national servi ce," de vaderlandsche hulpdienst zooals ze in Duitschland zeggen. Vooral de advertenties voor deze laatsten zijn dikwijls van spreken de teekeningen voorzien, zoo is er een waarop een struikroover staat afgebeeld, die met een knuppel in de hand een kleinen jongen heeft willen aanvallen, welke jongen een korfje met levensmiddelen, brood, eieren, enz. mee draagt. In zijn boosaardig opzet wordt de man echter verhinderd door een zeer gespierd arbeiderstype, dat hem een raken stomp tus schen de oogen toedient. Bij deze voorstelling staat een citaat uit een der redevoeringen van mr. Neville Chamberlain, den organisator van den nationalen dienst „Duitschland wil ons uithongeren, daarop past slechts één ant woord, een slag, recht tusschen de oogen. De nationale dienst kan het dien slag toebren gen." En dan volgt in vette letters een krach tige opwekking aan het Engelsche volk om, door dienstneming bij het vaderlandsche in dustrie-leger, tot het toebrengen van dien ge nadeslag aan het „wankelende" Duitschland mede te werken. Een beschrijving van de el- Dokter Stillfried Roman naar het Duitsch van DORA DUNCKER. 11) Gustava had den, ruiter opmerkzaam na gekeken, zoolang er iets van hem en zijn prachtigen rooden vos was te zien. Nu waren beiden in het bosch verdwenen Zij ging de kamer weer in. „wat is er dan tusschen u beiden ge weest?" „Een groote onwellevendheid van Fre- densktrch's kant. ljc wou hem in het college van curatoren der inrichtig hebben en ook gaarne zijn vader, den ouden rector, een drommels geleerde kop. U kan wel begrij pen, juffrouw Gustava, dat het geen genoe gen is, voortdurend te doen te hebben met menschen die op de laagste trap van bescha ving staan en daaruit bestaat het college van curatoren slechts. Wat denkt u, dat die buf fel mij antwoordde? Hij had niet 't minste verstand van zulk een inrichting, bijgevolg kon hij zich ook niet in het college laten kie zen. Heeft u woorden voor zoo iets? Dat kan toch slechts een flauwe uitvlucht zijn." „Waarom? Ik geef den lieer Fredenkirch volkomen gelijk." „Maar ik bid ul Als alle menschen wat van de zaken moesten afweten, waarvan zij in het bestuur zitten, hoe zou men dan ooit een completen raad van toezicht bij elkaar krijgen? Fredenskirch heeft het waarschijn lijk niet de moeite waard gevonden. De man verdient zooveel geld, dat hij voor niets an ders gedachten beeft dan voor zijn melkkoe „Gaat het zoo goed met de fabriek?" vroeg Gustava, met moeite haar vreugde ver bergend. „Schitterend! 't Is een vervelende kerel, lende, welke het Engelsche volk te wachten staat, indien Duitschland dezen oorlog wint, ontbreekt niet, evenmin natuurlijk de typisch Engelsche aanmaning om niet uit te stellen, doch zich „vandaag" te laten inschrijven, aan het dichtstbijzijnde bureau. Een adver tentie voor de overwinningsleening is ook op een dergelijke eigenaardige manier opgesteld. Ze beslaat de geheele achterpagina van de Daily Chronicle van 15 Februari, onder eeij klok, waarvan de wijzers 12 uur aanwijzen staat: Leg om 12 uur vandaag uw werk neer en vraag u af „Heb ik aan de overwinnings leening meegewerkt? Hebt ge alles wat in uw macht was gedaan om de leening tot een overweldigend succes te maken? Als ge 't ge daan hebt, is uw geweten zuiver. Hebt ge niet alles wat in uw macht was gedaan, doe het dan n u" enz. Bij de Fransche bladen is datgene wat het eerst opvalt eigenlijk iets negatiefs, in het feit dat ze aanmerkelijk kleiner zijn geworden. Eenige malen in de week verschijnen ze op de helft van de voormalige grootte, en waar die al niet bepaald reusachtig was, blijft er nu heel weinig over. De Matin, toch een van de belangrijkste couranten, verschijnt met twee pagina's; een velletje vodderig, slecht bedrukt papier. Voor advertenties is in zoo'n nummer na tuurlijk geen plaats meer, de gewone nieuws rubrieken zijn tot op bijna de helft bekort. Het mooiste van 't geval is nog, dat de jour nalisten het geval niet zoo erg schijnen op te vatten, Louis Forest, de Echo-schrijver in de Matin, tenminste zegt: „Daar de dagbladen vandaag met twee pagina's moeten verschij nen, heeft men mij verzocht, 't, met het uit spreken van mijn meening de helft korter te maken dan gewoonlijk. Ik ken collega's, voor wie deze rantsoeneering erger is, dan die der steenkool. Ach, als deze papierschaarschte alle bur gers eens tot het gelukkige besluit kon bren gen, niet meer te zeggen dan strikt noodzake lijk is, geen al te groote bijdrage aan onze letteren te leveren; welk een gelukkig uitzicht voor de toekomst, welk een overwinning! Op die wijze zouden we duidelijke wetten krijgen, heldere principes, niemand zou meer het slachtoffer worden van de woorden, Frank- rijks ware binnenlandsche vijanden." En dan zullen we nu toch ook nog maar wat uit de Duitsche bron putten en iets overnemen uit een der stamtafelgesprekken, welke de rentenier Mudicke Zondags in de Berliner Morgenpost pleegt te houden. Na dat hij betoogd heeft, dat de oorlog met zijn „patriottische" levenswijze al het luie vet bij de menschen wegsmelt en dus ook zijn rente niersbuikje heeft doen verdwijnen, gaat hij voort: „Zooals van zelf spreekt ging op deze wijze m'n geheele garderobe me wat ruim zitten, ik heb me toen eens nieuw wil len laten uitrusten en „bezugscheine" (bons in Duitschland heeft men voor zoowat al les en dus ook voor nieuwe kleeren bons noodig) aangevraagd, waarna ik er op uit trok. Het eerste wat ik me liet geven was een bon voor een paar schoenen. Nu, die heb ik gekregen, want mijn oude moddertrappers werden zelfs door de juffrouw van het „schoenen-distributiebureau" niet meer voor salongebruik geschikt verklaard. Toen ben ik een paar behoorlijke schoe nen gaan koopen, die kostten zooveel, dat men zich daarvoor vroeger bijna wel een paar glimmende huzaren-officiers-hofballak- maar een flink man van zaken, dat moet men hem ter eere nageven." Weer speelde er een ondeugend glimlachje in haar mondhoeken. „Dan wil ik mij gauw een beetje opknap pen en verzoek ik u mij den weg naar Un tersberg, naar den heer Fredenkirch te laten wijzen." Stillfried stond stijf van verbazing. „Wat? U wilt naar Fredenskirch Wel. wat er wereld voert u daarheen?" Zij knikte hem vriendelijk toe. „Zaken ik zei het u immers Wan neer u 't niet gelooven wilt, dan kan ik er niets meer aan doen." Stillfried wilde iets antwoorden, haar vra gen wat zij, een dame, in haar schitterende positie, met dien lompen, vierkanten kerel kon te maken hebben, met dien „selfmade man", wien de fijne beschaving van haar kring geheel vreemd was, maar voordat hij nog tijd had kunnen vinden zijn grenzelooze verbazing onder woorden te brengen, stond zijn zuster tusschen hem en juffrouw Hill. Terwijl beide dames elkaar haar vreugde over het weerzien betuigden, beschouwde hij Gustava. Wat was ze mooil Veel mooier dan zij in zijn herinnering was geweest. Het fijn ge vormde hoofd, dat zachte, bruine, eenigszins golvende haar, het prachtig besneden, zui ver profiel, dat als een antieke camee tegen het door het raam vallende licht uitkwam, de slanke, fijn gebouwde gestalte e er was meer dan schoonheid in deze jonge vrouw, uit haar geheele verschijning sprak voor naamheid en ras, waaraan Stillfried's blik, zich niet kon verzadigen. En plotseling maakte zich hevige ijver zucht van hem meester. Ternauwernood had had hij haar gevonden, of zij wilde weer weg, naar dien beer, dien onbeschoften vent daarginds 1 Dat mocht niet gebeuren. Hij wilde dat eenvoudig niet gedoogen Maar schoenen had kunnen aanschaffen. Enfin, daarom niet getreurd, ik kon toch niet op klompen gaan rondloopen. Toen heb ik moeite gedaan om aan een nieuw pak te komen. Toen ik er de eerste maal op uit trok, was de zaak juist gesloten. Toen ik er weer heen ging, heette het: „kom vanmiddag terug" 's Middags terugkomende, bleek, dat ik niet wist dat ik een oud pak had moeten afleve ren Dm volgenden dag kwam ik weer Toen moest ik een formulier invullenden dag daarop ging ik het inleveren maar ik had het verkeerd ingevuld. Toen ik met een nieuw formulier aankwam, lachten ze al maar ditmaal had ik het toch goed ingevuld Ik voelde me zwak'worden Toen ik naar huis ging bemerkte ik plotseling, dat ik klets natte voeten had. Thuis onderzocht ik de zaak.... Mijn hemel, wat daaraan te doen! Ik rende naar de juffrouw van de schoenen distributie. Die zette haar lorgnet op en vroeg zeer kortaf: „Komt u alwéér hier?" „Ja, kijk eens", antwoordde ik en toonde m'n nieuwe schoenen. „Hier", zei ik. „Wat dan?" vroeg ze. Maar toen begon ze toch ook te lachen. Daar waren door het vele loopen om den bon voor een pak de zooien van m'n nieuwe schoenen geheel en al versleten 1" V. Besparing van brandstof door 't gebruik van hooikist en kranten. Er zijn van die uitvindingen, die doen den ken aan het beroemde „ei van Columbus": men slooft zich uit om de ingewikkelde moge lijkheden uit elkaar te pluizen en plotse ling komt de prakticus, wiens hersenen nog niet door denken vermoeid zijn, en hij lost de kwestie op, als het ware bij toeval. Zoo is het dunkt me, gegaan in heel wat ge vallen, waarin de natuurkunde gewichtig spreekt van de "wetten der warmtegelei ding, terwijl de eenvoudige opmerker zonder voor afgaande studie aan den lijve reeds had waargenomen, hoe stroo in de klompen of een laag krantenpapier in de schoenen 'hem war me voeten bezorgd hoe een paar kranten, on der jas of mantel gedragen, op een snerpend kouden dag beschutting geven en hoe de hooiberg zoo'n slechte slaapplaats nog niet is in koele zomernachten. Ook de huisvrouw kent vele van dergelijke middeltjes, wier toepassing als het ware van moeder op dochter zijn overgegaan. Ze om wikkelt haar pomp (en ook haar rozestrui- ken) met stroo, ze kiest haar win terpantoffels van vilt en ze weet, hoe een gewasschen wol len deken, zóó opgemaakt, dat de wol weer pluizig en vlokkig is geworden, zich gunstig onderscheidt van den plankerigen lap wol óók eens vóór 'twasschen een „warme" wol len deken die door verkeerde behandeling zijn wolligheid en daarmee zijn „warmte" heeft ingeboet. Zijn „warmte"? Wat drukken we ons soms grappig onjuist uit; want die eerste deken is geen ziertje „warmer" dan de tweede: als we ze op ons bed leggen, zijn beide precies even „koud." Maar wij, die in bed stappen, zijn warm; we bezitten onze eigen lichaamswarmte en geven daarvan een kleinere hoeveelheid af al naar mate we omringd zijn door stoffen die moei lijk de warmte van ons overnemen. En dat zijn juist die pluizige, vlokkige, luchtige, poreuse stoffen, zooals wol, watten, hoe het te verhinderen? Hij had geen recht op haar en niets over haar te zeggen. Wie weet, misschien had zij slechts gehuicheld wie kon de vrouwen kennen 1 Misschien kende zij Fredenkirch reeds lang en had hem slechts willen uitvragen! Misschien ver wachtte Fredenkirch haar, misschien waren zij het eens hadden elkaar lief en hij was de gefopte dwaas Hij wierp het hoofd in den nek en streek over zijn kleinen, kort geknipten blonden knevel. Belachelijk, deze prachtige vrouw en die burgerman I Beide dames hadden aan hun gevoelens lucht gegeven, Amalia uitvoerig, in tallooze sierlijke phrasen. Gustava kort, duidelijk, bondig. „Dus voorloopig", hoorde Stillfried haar zeggen, „de kamer naast de uwe, en uw nicht wil dus zoo vriendelijk zijn, mij den weg naar Untersberg telwijzen?" De dokter wilde van dat alles niets weten. De kamer naast die zijner zuster was hem te klein en te eenvoudig voor juffrouw Hill en als zij er dan volstrekt op stond vanmiddag naar Untersberg te gaan, dan wou hij haar tenminste zelf daarheen brengen. Maar Gus tava stond op haar stuk, zij liet zich niet over reden. Ontstemd moest Stillfried zich naar haar sterkeren wil voegen Een half uur later begeleidde Marietje de vreemde dame langs den kortsten weg door het park naar het dorp. a Er werd niet veel gesproken. Het smalle, bleeke gezichtje van het meisje, met de ietwat droomerige oogen noodigden niet juist tot een discours uit. Ook was Gustava Hill te veel met haar eigen gedachten vervuld. Sinds twee jaren, sinds het eerste rouwjaar na haar vader's dood had zij haar jongen, haar Robby daar gindsch achter den groenen, koepelvormigen berg in de leer gegeven en aan vreemde zorg toevertrouwd. kapok, dons, vilt, bont, stroo, hooi, onge glansd papier, houtwol enz. Die stoffen geven geen warmte, maar z e houden de warmte binnen. Daarom weet ook moeder de vrouw wel, hoe ze een pannetje eten warm kan houden voor een laat-komerzoo goed als een mensch in bed behagelijk zijn warmte bewaart, even goed zal ook het heete pannetje „warmpjes ingestopt," zijn temperatuur langen tijd be houden. Jammer alleen, dat de methode wel wat on- frisch is I Even goed, neen veel beter, doet de boerin, die vóór haar kerkgang Zondags de pan met warme rijstepap in den hooiberg zet, om ze er na eenige uren lekker warm uit te nemen. Warm n gaar; want zelfs al had de rijst met de melk niet eens zoo héél lang gekookt vóór ze in 'thooi werd gepakt, dan zal ten slotte, als het maar 'lang genoeg blijft inge pakt, het gerecht even goed gaar worden als wanneer men het gedurende korteren tijd op gas, petroleum of fornuis liet staan. Twee hoofdzaken moeten we dus in 'toog houden, als we voor de spijsbereiding een praktisch gebruik willen maken van hooi, pa pier of dergelijke stoffen a. we moeten zorgen, dat de warmte zoo zorgvuldig mogelijk in de pan bewaard blijft; b. we moeten er aan denken, dat de pan véél langer blijft ingepakt dan voor de gewo ne bereiding op jt vuur noodig zou zijn. Hoe verzorgen we nu, in verband daarmee, onze pan zoo goed mogelijk? We kunnen twee werkwijzen volgen, n.l. het „nestje" van te voren geheel gereed maken, zoodat de pan er eenvoudig maar ingezet be- hoet te worden; bi wel de pan achtereenvol gens omwikkelen met versdhillende losse vel len krantenpapier of iets dergelijks. De eerste manier is verreweg de meest practische. Ze wordt ons in de klaar-ge- kochte hooikist en in den „zelf-koker" zeker wel op de mooiste, maar daarentegen niet op de goedkoopste wijze getoond. De hooi kist (kleinste soort met pan van 1 L. in houd ongeveer ƒ6 50) en de zelfkoker (gewoonlijk nóg duurder) bezitten een dikke voering van hetzij hooi, hetzij andere slecht- warmte geleidende stoffen (asbest, slakken- wol of iets dergelijks); ze worden secuur met een deksel gesloten en bieden ruimte Voor een pan, die precies m de vrijgelaten holte past. Misschien minder mooi, maar zeker niet minder praktisch en véél goedkoo- per, kan men een dergelijk hulpmiddel zelf in elkaar zetten. Een kistje, een stevige doos, een mand, een lekke emmer, één van die alle leent zich uitstelund om van binnen met een dikke, ste vige laag hooi of krantenpapier te worden gevoerd; er blijft in 't midden een holte voor de pan, en de afsluiting wordt wanneer geen werkelijk deksel 1» schikbaar is ge vormd door een kuss.it tje (gefrommeld pa pier of hooi, in een lap katoen genaaid b.v.), dat boven de pan zoo stevig mogelijk in de holte wordt gedrukt. Van dit groot denkbeeld uitgaande, kan men de „kist zoo mooi maken, als men zelf maar wil: een handige knutselaar (of knut selaarster) kan er heel wat eer aan behalen En men behoeft ook niet bepaald vast te houden aan het één-pans-systeemik zag een alleraardigste toepassing in den vorm van een onbruikbaar geworden koffer, die van binnen flink met hooi was volgepropt, en waarin nu nestjes gegraven waren voor ver schillende pannen, elk weer afgedekt door In het eerste treurige jaar hadden broeder en zuster elkaar niet gezien. Gustava had dat zoo gewild. Waartoe na de bittere scheiding zich telkens opnieuw overstuur maken! Ieder van hen had immers met zich zelf genoeg te doen, moest alle krachten inspannen om vol te houden wat men zich voorgenomen had. In het tweede jaar was zij Robby van uit Holland tot aan Keulen tegemocd gereisd om gezamelijk de Kerstdagen door tc brengen Zij had het bijna zeventienjarig jongmensch toep bijzonder opgewekt gevonden en geheel vervuld van zijn werk. „Ja de Frcdens- kirch'sl" Steeds weer had hij hun lof verkon digd en hoog opgegeven van hun arbeid en de zijnen. Daar er van studeeren niets kon Tcomen, nu na vaders dood alles zoo anders was geble ken te zijn dan men verwacht had, had zij niets beters voor hem kunnen doen, dan hem naar buiten, in de bergen te zenden en hem voor een werk te plaatsen dat van den eersten dag af zijn belangstelling opwekte. Telkens weer had hij teeder zijn arm om haar heen geslagen en haar dat verzekerd. Hoe was zij toch op die lumineuze gedachte gekomen En de jongen had hichtkasteelen gebouwd, dat het zoo'n aard had. Hij wilde een fabriek oprichten, driemaal zoo groot als die der Fre- denkirch's, wilde de heele wereld bereizen en overal de fijnste en1 mooiste fabrieken bestu- deeren. En een soort porcelein fabriceeren, iwaarbij het Meiszner Sèvres en Oud-Weensch en hoe ze allen heeten mogen, niets beteeken- den. Toen zij daaraan dacht verhelderde een glimlach Gustava's ernstig geworden gezicht, Ma, een goed passend, met hooi gevuld kussentje. Ook hoorde ik onlangs van een zeer prak tische oplossing, waarbij in een arbeiders^ woning een gedeelte van den „aanrecht" in gericht was tot „hooi-fomuis". Stel u de bewuste ruimte voor als een diepen, houten gootsteenbak, gevoerd alweer met een dikke laag hooi of papier en gedekt met het boven blad van den „aanrecht waartegen vanbin nen een hooi- of papierkussen is gespijkerd. Praktisch nietwaar? Vooral ook met het oog op de weinig beschikbare ruimte in het zeer kleine keukentje. Ik vraag mij af, of niet de huisvrouw, die een nieuwgebouwde woning gaat betrekken, in zooverre invloed kan uitoefenen op den bouwer, dat o. a. met zulke zeer gemakkelijk te vervullen wenschen rekening wordt ge houden. (Alweer een mooi werkje om met „vereen de krachten" eens te beproeven; de kans van slagen wordt dan zeker grooterl") Wat eenvoudiger 1 ij k t, maar in werkelijk heid toch bij de vorige methode ven inpak ken achterstaat, is het ontwikkelen van de heete pan met achtereenvolgens een achttal kranten, die kruisgewijs over elkaar gespreid klaar liggen en waarop in 't midden een paar ineengefrommelde kranten zijn gelegd, ais een kussentje om de pan op neer te zet ten. Natuurlijk is het resultaat óók goed. Maar de methode is omslachtiger, vooral omdat men telkens de gebruikte kranten weer één voor één moet glad strijken en opvouwen; ze is ook minder zuinig, omdat de kranten bij het omwikkelen veel te lijden hebben en dus niet zooveel keeren achter elkaar dienst kunnen doen. Welke zijn nu de voorschriften, die we te volgen hebben, als we op één van de hier be schreven wijzen onze maatregelen gaan ne men tot besparing van brandstof? Allereerst zorgen we altijd, dat een zoo groot mogelijk deel van de pan met de spij zen gevuld is: een halfvolle pan zal betrek kelijk vlug haar warmte verliezen. Verder brengen we in die pan de spijzen aan de kook en laten ze (op gas b.v.) vóór- koken gedurende een zesde van den tijdi, dien ze anders voor het gaar worden zouden noodig hebben; rijst b.v., die in ongeveer20 minuten gaar is, zal nu van dien tijd: 4 minuten dus moeten vóórkoken; bruine boonen, die 114 h 2 uur kooktijd vragen, zullen 15 h 20 minuten op gas (of petrole um) gekookt moeten worden vóór te worden ingepakt, zoodat bij elk gerecht feitelijk van de brandstof wordt uitgespaard. De pan wordt dan ingepakt op één van de daareven reeds aangeduide wijzen; goed ingepakt, zoodat b.v. als de pan kleiner mocht zijn dan het gereedgemaakte „nestje", de open ruimte wordt aangevuld met nog wat gefrommeld papier. Maar óók vlug ingepakt, want hoe minder warmte verloren gaat. des te zekerder kan men zijn van den goeden uitslag. Nu blijft de pan ingepakt sitaan, zóó lang tot de spijzen aen nooaïgen tijd nebben ge had om gaar te worden en dat is zooals de praktijk heeft geleerd gewoonlijk driemaal zoo lang als op het vuur ver- eischt zou worden. Een bezwaar kan men dit nooit noemen, wél dikwijls een voordeel; immers, men zet alleen wat vroeger de spijzen op en kookt ze vóór, terwijl men er dan verder ook niet meer naar hoeft om te zien. Bij een afwezige heid van eenige uren zelfs, kan men gerust houden I pas mensch wordt, welke sprongen maakt de- tuur dan niet! Zij' behoefde slechts aan zich zelf terug te denken. Geen levensproject zou haar in die ontwikkelingsjaren te koen zijn geweest. Van den dichtkunst naar de schil derkunst, van de schilderkunst naar de medi cijnen, van de studie weer naar de schilder kunst en ten slotte Een groote verantwoordelijkheid leggen die jaren van opbruisend leven, wanneer men zijn eigen ware belangen, nog voorbijziet, op de leidende handl Zou Robby die hand vast en liefderijk tegelijk, bij de Fredens- kircli's gevonden hebben, zooals vertrouw bare vrienden haar hadden verzekerd? Uit veel van hetgeen Stillfried had gezegd, was dat af te leiden. Andere van zijn woor den maakten haar bezorgd. Als die Oskar ITedenskirch werkelijk eens een ruwe kwant was. een onbeschofte beer! Robby was on danks alle levendigheid een diep gevoelend kind, in een liarmonische fijn beschaafde om geving opgegroeid, door zijn edelen vader en door haar zelf geestelijk op de handen ge dragen en verwend. Zij kende alleen den ouden rector en ook hem nog slechts oppervlakkig. Hij was hen tot aan Gotha tegemoet gekomen om Robby in ontvangst te nemen. De fabrikant was toen op een studiereis in Frankrijk Door al lerlei vervelende omstandigheden had Gusta va toen weinig tijd gehad, zoodat zij niet mee naar Untersberg was gereden, maar haar jongen had toevertrouwd aan den een- voudigen ouden heer, die volstrekt niet den indruk had gemaakt van een stam, waaruit grof hout was voortgesproken. Maar toch voelde Gustava zich beklemd om het hart. Haar jonge, stille begeleidster was blijven staan. „U kan nu niet meer misloopen, mejuf frouw. De breede weg door het dennen bosch leidt regelrecht naar Untersberg." „Dank u zeer, lieve juffrouw. Wij zien el kaar vanavond of morgen zeker wel?" en Marietje de hand' gevend, zette zij alleen haar weg vóórt. SEoidi vanvolgd. CODRAIl leder die ingeschreven is of wordt bij de TIJDELIJKE ARBEIDSBEURS, moet vanaf MAANDAG 5 MAART eiken dag zijn of haar kaart laten afstempelen ten STADHUIZE. A. AUKES—TIMMER, Secr. Tijdelijke Arbeidsbeurs.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5