DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Ambachtsschool
Arbeidsbeurs.
Honderd en negentiendejftM^ans
Ne. 53.
1917.
ZATERDAG 3 MAART.
voor Alkmaar en Omstreken
Kroniek..
FEUILLETON.
fthnnnementsorijs per 3 maanden 1.—. fr. o. post f 1.25. ftdvertentifinnj?l2 ct o ferm1 pronte letters naar plaatsrnimte. Brieven fr. N. V. Boek- en Handelsdekken'! v.h. HERWls. COSTER S ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3.
Met 20 ct. oorlogstoeslag op den abonnementsprijs per 3 maanden.
zal plaats hebben op alle werkdagen der
week, behalve Zaterdagsmiddags, van
14 FEBRUARI tot en met 7 MAAKT,
gedurende de schooluren, in de vakaen
TIMMEREN, SMEDEN, SCHILDEREN,
MEUBELMAKEN, METSELEN en KLEER
MAKEN.
ZIE AANPLAKBILJETTEN,
De Engelsche en Fransche bladen
de genadeslag de leening pa-
piernood eigenaardige moeilijkhe
den voor een Berlijner.
Er zijn dan eindelijk wat Fransche en En-
gelsche couranten tot in Alkmaar doorge
drongen een paar dagen achtereen bracht'
de post telkens een of meer exemplaren, toen
was 'tweer afgeloopen. We kunnen echter
moeilijk onze belofte, in de vorige kroniek ge
daan, gestand doen de actualiteit van het
„nieuws" dezer bladen toch heeft sterk gele
den onder het feit, dat het meerendeels ettelij
ke weken oud is, het „record" is een Daily
Chronicle van 21 Februari, die dan toch
steeds nog den voor een courant respectabelen
onderdom van 10 dagen bezit, wat het niet
raadzaam doet schijnen, enkel uit dergelijke
bronnen deze kroniek samen te stellen. Maar
ze geheel en al ongebruikt laten opdrogen
willen we ze toch ook niet.
In de Engelsche bladen vallen dadelijk op
de groote advertenties voor nationale doelein
den, de groote leening en de „national servi
ce," de vaderlandsche hulpdienst zooals ze in
Duitschland zeggen. Vooral de advertenties
voor deze laatsten zijn dikwijls van spreken
de teekeningen voorzien, zoo is er een waarop
een struikroover staat afgebeeld, die met een
knuppel in de hand een kleinen jongen heeft
willen aanvallen, welke jongen een korfje met
levensmiddelen, brood, eieren, enz. mee
draagt. In zijn boosaardig opzet wordt de
man echter verhinderd door een zeer gespierd
arbeiderstype, dat hem een raken stomp tus
schen de oogen toedient. Bij deze voorstelling
staat een citaat uit een der redevoeringen van
mr. Neville Chamberlain, den organisator
van den nationalen dienst „Duitschland wil
ons uithongeren, daarop past slechts één ant
woord, een slag, recht tusschen de oogen. De
nationale dienst kan het dien slag toebren
gen." En dan volgt in vette letters een krach
tige opwekking aan het Engelsche volk om,
door dienstneming bij het vaderlandsche in
dustrie-leger, tot het toebrengen van dien ge
nadeslag aan het „wankelende" Duitschland
mede te werken. Een beschrijving van de el-
Dokter Stillfried
Roman naar het Duitsch van
DORA DUNCKER.
11)
Gustava had den, ruiter opmerkzaam na
gekeken, zoolang er iets van hem en zijn
prachtigen rooden vos was te zien.
Nu waren beiden in het bosch verdwenen
Zij ging de kamer weer in.
„wat is er dan tusschen u beiden ge
weest?"
„Een groote onwellevendheid van Fre-
densktrch's kant. ljc wou hem in het college
van curatoren der inrichtig hebben en ook
gaarne zijn vader, den ouden rector, een
drommels geleerde kop. U kan wel begrij
pen, juffrouw Gustava, dat het geen genoe
gen is, voortdurend te doen te hebben met
menschen die op de laagste trap van bescha
ving staan en daaruit bestaat het college van
curatoren slechts. Wat denkt u, dat die buf
fel mij antwoordde? Hij had niet 't minste
verstand van zulk een inrichting, bijgevolg
kon hij zich ook niet in het college laten kie
zen. Heeft u woorden voor zoo iets? Dat
kan toch slechts een flauwe uitvlucht zijn."
„Waarom? Ik geef den lieer Fredenkirch
volkomen gelijk."
„Maar ik bid ul Als alle menschen wat
van de zaken moesten afweten, waarvan zij
in het bestuur zitten, hoe zou men dan ooit
een completen raad van toezicht bij elkaar
krijgen? Fredenskirch heeft het waarschijn
lijk niet de moeite waard gevonden. De man
verdient zooveel geld, dat hij voor niets an
ders gedachten beeft dan voor zijn melkkoe
„Gaat het zoo goed met de fabriek?"
vroeg Gustava, met moeite haar vreugde ver
bergend.
„Schitterend! 't Is een vervelende kerel,
lende, welke het Engelsche volk te wachten
staat, indien Duitschland dezen oorlog wint,
ontbreekt niet, evenmin natuurlijk de typisch
Engelsche aanmaning om niet uit te stellen,
doch zich „vandaag" te laten inschrijven,
aan het dichtstbijzijnde bureau. Een adver
tentie voor de overwinningsleening is ook op
een dergelijke eigenaardige manier opgesteld.
Ze beslaat de geheele achterpagina van de
Daily Chronicle van 15 Februari, onder eeij
klok, waarvan de wijzers 12 uur aanwijzen
staat: Leg om 12 uur vandaag uw werk neer
en vraag u af „Heb ik aan de overwinnings
leening meegewerkt? Hebt ge alles wat in uw
macht was gedaan om de leening tot een
overweldigend succes te maken? Als ge 't ge
daan hebt, is uw geweten zuiver. Hebt ge niet
alles wat in uw macht was gedaan, doe het
dan n u" enz.
Bij de Fransche bladen is datgene wat het
eerst opvalt eigenlijk iets negatiefs, in het feit
dat ze aanmerkelijk kleiner zijn geworden.
Eenige malen in de week verschijnen ze op
de helft van de voormalige grootte, en waar
die al niet bepaald reusachtig was, blijft er
nu heel weinig over. De Matin, toch een van
de belangrijkste couranten, verschijnt met
twee pagina's; een velletje vodderig, slecht
bedrukt papier.
Voor advertenties is in zoo'n nummer na
tuurlijk geen plaats meer, de gewone nieuws
rubrieken zijn tot op bijna de helft bekort.
Het mooiste van 't geval is nog, dat de jour
nalisten het geval niet zoo erg schijnen op te
vatten, Louis Forest, de Echo-schrijver in de
Matin, tenminste zegt: „Daar de dagbladen
vandaag met twee pagina's moeten verschij
nen, heeft men mij verzocht, 't, met het uit
spreken van mijn meening de helft korter te
maken dan gewoonlijk. Ik ken collega's, voor
wie deze rantsoeneering erger is, dan die der
steenkool.
Ach, als deze papierschaarschte alle bur
gers eens tot het gelukkige besluit kon bren
gen, niet meer te zeggen dan strikt noodzake
lijk is, geen al te groote bijdrage aan onze
letteren te leveren; welk een gelukkig uitzicht
voor de toekomst, welk een overwinning! Op
die wijze zouden we duidelijke wetten krijgen,
heldere principes, niemand zou meer het
slachtoffer worden van de woorden, Frank-
rijks ware binnenlandsche vijanden."
En dan zullen we nu toch ook nog maar
wat uit de Duitsche bron putten en iets
overnemen uit een der stamtafelgesprekken,
welke de rentenier Mudicke Zondags in de
Berliner Morgenpost pleegt te houden. Na
dat hij betoogd heeft, dat de oorlog met zijn
„patriottische" levenswijze al het luie vet bij
de menschen wegsmelt en dus ook zijn rente
niersbuikje heeft doen verdwijnen, gaat hij
voort: „Zooals van zelf spreekt ging op
deze wijze m'n geheele garderobe me wat
ruim zitten, ik heb me toen eens nieuw wil
len laten uitrusten en „bezugscheine" (bons
in Duitschland heeft men voor zoowat al
les en dus ook voor nieuwe kleeren bons
noodig) aangevraagd, waarna ik er op uit
trok.
Het eerste wat ik me liet geven was een
bon voor een paar schoenen. Nu, die heb ik
gekregen, want mijn oude moddertrappers
werden zelfs door de juffrouw van het
„schoenen-distributiebureau" niet meer voor
salongebruik geschikt verklaard.
Toen ben ik een paar behoorlijke schoe
nen gaan koopen, die kostten zooveel, dat
men zich daarvoor vroeger bijna wel een
paar glimmende huzaren-officiers-hofballak-
maar een flink man van zaken, dat moet men
hem ter eere nageven."
Weer speelde er een ondeugend glimlachje
in haar mondhoeken.
„Dan wil ik mij gauw een beetje opknap
pen en verzoek ik u mij den weg naar Un
tersberg, naar den heer Fredenkirch te laten
wijzen."
Stillfried stond stijf van verbazing.
„Wat? U wilt naar Fredenskirch
Wel. wat er wereld voert u daarheen?"
Zij knikte hem vriendelijk toe.
„Zaken ik zei het u immers Wan
neer u 't niet gelooven wilt, dan kan ik er
niets meer aan doen."
Stillfried wilde iets antwoorden, haar vra
gen wat zij, een dame, in haar schitterende
positie, met dien lompen, vierkanten kerel
kon te maken hebben, met dien „selfmade
man", wien de fijne beschaving van haar
kring geheel vreemd was, maar voordat hij
nog tijd had kunnen vinden zijn grenzelooze
verbazing onder woorden te brengen, stond
zijn zuster tusschen hem en juffrouw Hill.
Terwijl beide dames elkaar haar vreugde
over het weerzien betuigden, beschouwde hij
Gustava.
Wat was ze mooil Veel mooier dan zij in
zijn herinnering was geweest. Het fijn ge
vormde hoofd, dat zachte, bruine, eenigszins
golvende haar, het prachtig besneden, zui
ver profiel, dat als een antieke camee tegen
het door het raam vallende licht uitkwam, de
slanke, fijn gebouwde gestalte e er was
meer dan schoonheid in deze jonge vrouw,
uit haar geheele verschijning sprak voor
naamheid en ras, waaraan Stillfried's blik,
zich niet kon verzadigen.
En plotseling maakte zich hevige ijver
zucht van hem meester. Ternauwernood had
had hij haar gevonden, of zij wilde weer
weg, naar dien beer, dien onbeschoften vent
daarginds 1 Dat mocht niet gebeuren. Hij
wilde dat eenvoudig niet gedoogen Maar
schoenen had kunnen aanschaffen. Enfin,
daarom niet getreurd, ik kon toch niet op
klompen gaan rondloopen.
Toen heb ik moeite gedaan om aan een
nieuw pak te komen.
Toen ik er de eerste maal op uit trok, was
de zaak juist gesloten. Toen ik er weer heen
ging, heette het: „kom vanmiddag terug"
's Middags terugkomende, bleek, dat ik niet
wist dat ik een oud pak had moeten afleve
ren Dm volgenden dag kwam ik weer
Toen moest ik een formulier invullenden
dag daarop ging ik het inleveren maar ik
had het verkeerd ingevuld. Toen ik met een
nieuw formulier aankwam, lachten ze al
maar ditmaal had ik het toch goed ingevuld
Ik voelde me zwak'worden Toen ik naar
huis ging bemerkte ik plotseling, dat ik klets
natte voeten had. Thuis onderzocht ik de
zaak.... Mijn hemel, wat daaraan te doen!
Ik rende naar de juffrouw van de schoenen
distributie. Die zette haar lorgnet op en
vroeg zeer kortaf: „Komt u alwéér hier?"
„Ja, kijk eens", antwoordde ik en toonde
m'n nieuwe schoenen.
„Hier", zei ik.
„Wat dan?" vroeg ze. Maar toen begon
ze toch ook te lachen. Daar waren door het
vele loopen om den bon voor een pak de
zooien van m'n nieuwe schoenen geheel en
al versleten 1"
V.
Besparing van brandstof door 't gebruik
van hooikist en kranten.
Er zijn van die uitvindingen, die doen den
ken aan het beroemde „ei van Columbus":
men slooft zich uit om de ingewikkelde moge
lijkheden uit elkaar te pluizen en plotse
ling komt de prakticus, wiens hersenen nog
niet door denken vermoeid zijn, en hij lost de
kwestie op, als het ware bij toeval.
Zoo is het dunkt me, gegaan in heel wat ge
vallen, waarin de natuurkunde gewichtig
spreekt van de "wetten der warmtegelei ding,
terwijl de eenvoudige opmerker zonder voor
afgaande studie aan den lijve reeds had
waargenomen, hoe stroo in de klompen of een
laag krantenpapier in de schoenen 'hem war
me voeten bezorgd hoe een paar kranten, on
der jas of mantel gedragen, op een snerpend
kouden dag beschutting geven en hoe de
hooiberg zoo'n slechte slaapplaats nog niet is
in koele zomernachten.
Ook de huisvrouw kent vele van dergelijke
middeltjes, wier toepassing als het ware van
moeder op dochter zijn overgegaan. Ze om
wikkelt haar pomp (en ook haar rozestrui-
ken) met stroo, ze kiest haar win terpantoffels
van vilt en ze weet, hoe een gewasschen wol
len deken, zóó opgemaakt, dat de wol weer
pluizig en vlokkig is geworden, zich gunstig
onderscheidt van den plankerigen lap wol
óók eens vóór 'twasschen een „warme" wol
len deken die door verkeerde behandeling
zijn wolligheid en daarmee zijn „warmte"
heeft ingeboet.
Zijn „warmte"?
Wat drukken we ons soms grappig onjuist
uit; want die eerste deken is geen ziertje
„warmer" dan de tweede: als we ze op ons
bed leggen, zijn beide precies even „koud."
Maar wij, die in bed stappen, zijn warm; we
bezitten onze eigen lichaamswarmte en geven
daarvan een kleinere hoeveelheid af al naar
mate we omringd zijn door stoffen die moei
lijk de warmte van ons overnemen.
En dat zijn juist die pluizige, vlokkige,
luchtige, poreuse stoffen, zooals wol, watten,
hoe het te verhinderen? Hij had geen recht
op haar en niets over haar te zeggen. Wie
weet, misschien had zij slechts gehuicheld
wie kon de vrouwen kennen 1 Misschien
kende zij Fredenkirch reeds lang en had hem
slechts willen uitvragen! Misschien ver
wachtte Fredenkirch haar, misschien waren
zij het eens hadden elkaar lief en hij
was de gefopte dwaas
Hij wierp het hoofd in den nek en streek
over zijn kleinen, kort geknipten blonden
knevel. Belachelijk, deze prachtige vrouw
en die burgerman I
Beide dames hadden aan hun gevoelens
lucht gegeven, Amalia uitvoerig, in tallooze
sierlijke phrasen. Gustava kort, duidelijk,
bondig.
„Dus voorloopig", hoorde Stillfried haar
zeggen, „de kamer naast de uwe, en uw nicht
wil dus zoo vriendelijk zijn, mij den weg naar
Untersberg telwijzen?"
De dokter wilde van dat alles niets weten.
De kamer naast die zijner zuster was hem te
klein en te eenvoudig voor juffrouw Hill en
als zij er dan volstrekt op stond vanmiddag
naar Untersberg te gaan, dan wou hij haar
tenminste zelf daarheen brengen. Maar Gus
tava stond op haar stuk, zij liet zich niet over
reden.
Ontstemd moest Stillfried zich naar haar
sterkeren wil voegen
Een half uur later begeleidde Marietje de
vreemde dame langs den kortsten weg door
het park naar het dorp. a
Er werd niet veel gesproken. Het smalle,
bleeke gezichtje van het meisje, met de ietwat
droomerige oogen noodigden niet juist tot
een discours uit. Ook was Gustava Hill te
veel met haar eigen gedachten vervuld.
Sinds twee jaren, sinds het eerste rouwjaar
na haar vader's dood had zij haar jongen,
haar Robby daar gindsch achter den groenen,
koepelvormigen berg in de leer gegeven en
aan vreemde zorg toevertrouwd.
kapok, dons, vilt, bont, stroo, hooi, onge
glansd papier, houtwol enz.
Die stoffen geven geen warmte, maar z e
houden de warmte binnen.
Daarom weet ook moeder de vrouw wel,
hoe ze een pannetje eten warm kan houden
voor een laat-komerzoo goed als een mensch
in bed behagelijk zijn warmte bewaart, even
goed zal ook het heete pannetje „warmpjes
ingestopt," zijn temperatuur langen tijd be
houden.
Jammer alleen, dat de methode wel wat on-
frisch is I
Even goed, neen veel beter, doet de boerin,
die vóór haar kerkgang Zondags de pan met
warme rijstepap in den hooiberg zet, om ze er
na eenige uren lekker warm uit te nemen.
Warm n gaar; want zelfs al had de rijst
met de melk niet eens zoo héél lang gekookt
vóór ze in 'thooi werd gepakt, dan zal ten
slotte, als het maar 'lang genoeg blijft inge
pakt, het gerecht even goed gaar worden als
wanneer men het gedurende korteren tijd
op gas, petroleum of fornuis liet staan.
Twee hoofdzaken moeten we dus in 'toog
houden, als we voor de spijsbereiding een
praktisch gebruik willen maken van hooi, pa
pier of dergelijke stoffen
a. we moeten zorgen, dat de warmte zoo
zorgvuldig mogelijk in de pan bewaard blijft;
b. we moeten er aan denken, dat de pan
véél langer blijft ingepakt dan voor de gewo
ne bereiding op jt vuur noodig zou zijn.
Hoe verzorgen we nu, in verband daarmee,
onze pan zoo goed mogelijk?
We kunnen twee werkwijzen volgen, n.l. het
„nestje" van te voren geheel gereed maken,
zoodat de pan er eenvoudig maar ingezet be-
hoet te worden; bi wel de pan achtereenvol
gens omwikkelen met versdhillende losse vel
len krantenpapier of iets dergelijks.
De eerste manier is verreweg de meest
practische. Ze wordt ons in de klaar-ge-
kochte hooikist en in den „zelf-koker" zeker
wel op de mooiste, maar daarentegen niet op
de goedkoopste wijze getoond. De hooi
kist (kleinste soort met pan van 1 L. in
houd ongeveer ƒ6 50) en de zelfkoker
(gewoonlijk nóg duurder) bezitten een dikke
voering van hetzij hooi, hetzij andere slecht-
warmte geleidende stoffen (asbest, slakken-
wol of iets dergelijks); ze worden secuur
met een deksel gesloten en bieden ruimte
Voor een pan, die precies m de vrijgelaten
holte past.
Misschien minder mooi, maar zeker
niet minder praktisch en véél goedkoo-
per, kan men een dergelijk hulpmiddel zelf
in elkaar zetten.
Een kistje, een stevige doos, een mand,
een lekke emmer, één van die alle leent zich
uitstelund om van binnen met een dikke, ste
vige laag hooi of krantenpapier te worden
gevoerd; er blijft in 't midden een holte voor
de pan, en de afsluiting wordt wanneer
geen werkelijk deksel 1» schikbaar is ge
vormd door een kuss.it tje (gefrommeld pa
pier of hooi, in een lap katoen genaaid b.v.),
dat boven de pan zoo stevig mogelijk in de
holte wordt gedrukt.
Van dit groot denkbeeld uitgaande, kan
men de „kist zoo mooi maken, als men zelf
maar wil: een handige knutselaar (of knut
selaarster) kan er heel wat eer aan behalen
En men behoeft ook niet bepaald vast te
houden aan het één-pans-systeemik zag een
alleraardigste toepassing in den vorm van
een onbruikbaar geworden koffer, die van
binnen flink met hooi was volgepropt, en
waarin nu nestjes gegraven waren voor ver
schillende pannen, elk weer afgedekt door
In het eerste treurige jaar hadden broeder
en zuster elkaar niet gezien. Gustava had dat
zoo gewild. Waartoe na de bittere scheiding
zich telkens opnieuw overstuur maken! Ieder
van hen had immers met zich zelf genoeg te
doen, moest alle krachten inspannen om vol
te houden wat men zich voorgenomen had.
In het tweede jaar was zij Robby van uit
Holland tot aan Keulen tegemocd gereisd
om gezamelijk de Kerstdagen door tc brengen
Zij had het bijna zeventienjarig jongmensch
toep bijzonder opgewekt gevonden en geheel
vervuld van zijn werk. „Ja de Frcdens-
kirch'sl" Steeds weer had hij hun lof verkon
digd en hoog opgegeven van hun arbeid en
de zijnen.
Daar er van studeeren niets kon Tcomen, nu
na vaders dood alles zoo anders was geble
ken te zijn dan men verwacht had, had zij
niets beters voor hem kunnen doen, dan hem
naar buiten, in de bergen te zenden en hem
voor een werk te plaatsen dat van den eersten
dag af zijn belangstelling opwekte.
Telkens weer had hij teeder zijn arm om
haar heen geslagen en haar dat verzekerd.
Hoe was zij toch op die lumineuze gedachte
gekomen
En de jongen had hichtkasteelen gebouwd,
dat het zoo'n aard had. Hij wilde een fabriek
oprichten, driemaal zoo groot als die der Fre-
denkirch's, wilde de heele wereld bereizen en
overal de fijnste en1 mooiste fabrieken bestu-
deeren. En een soort porcelein fabriceeren,
iwaarbij het Meiszner Sèvres en Oud-Weensch
en hoe ze allen heeten mogen, niets beteeken-
den.
Toen zij daaraan dacht verhelderde een
glimlach Gustava's ernstig geworden gezicht,
Ma,
een goed passend, met hooi gevuld kussentje.
Ook hoorde ik onlangs van een zeer prak
tische oplossing, waarbij in een arbeiders^
woning een gedeelte van den „aanrecht" in
gericht was tot „hooi-fomuis". Stel u de
bewuste ruimte voor als een diepen, houten
gootsteenbak, gevoerd alweer met een dikke
laag hooi of papier en gedekt met het boven
blad van den „aanrecht waartegen vanbin
nen een hooi- of papierkussen is gespijkerd.
Praktisch nietwaar? Vooral ook met het
oog op de weinig beschikbare ruimte in het
zeer kleine keukentje.
Ik vraag mij af, of niet de huisvrouw, die
een nieuwgebouwde woning gaat betrekken,
in zooverre invloed kan uitoefenen op den
bouwer, dat o. a. met zulke zeer gemakkelijk
te vervullen wenschen rekening wordt ge
houden.
(Alweer een mooi werkje om met „vereen
de krachten" eens te beproeven; de kans van
slagen wordt dan zeker grooterl")
Wat eenvoudiger 1 ij k t, maar in werkelijk
heid toch bij de vorige methode ven inpak
ken achterstaat, is het ontwikkelen van de
heete pan met achtereenvolgens een achttal
kranten, die kruisgewijs over elkaar gespreid
klaar liggen en waarop in 't midden een
paar ineengefrommelde kranten zijn gelegd,
ais een kussentje om de pan op neer te zet
ten.
Natuurlijk is het resultaat óók goed. Maar
de methode is omslachtiger, vooral omdat
men telkens de gebruikte kranten weer één
voor één moet glad strijken en opvouwen;
ze is ook minder zuinig, omdat de kranten
bij het omwikkelen veel te lijden hebben en
dus niet zooveel keeren achter elkaar dienst
kunnen doen.
Welke zijn nu de voorschriften, die we te
volgen hebben, als we op één van de hier be
schreven wijzen onze maatregelen gaan ne
men tot besparing van brandstof?
Allereerst zorgen we altijd, dat een zoo
groot mogelijk deel van de pan met de spij
zen gevuld is: een halfvolle pan zal betrek
kelijk vlug haar warmte verliezen.
Verder brengen we in die pan de spijzen
aan de kook en laten ze (op gas b.v.) vóór-
koken gedurende een zesde van den tijdi,
dien ze anders voor het gaar worden zouden
noodig hebben; rijst b.v., die in ongeveer20
minuten gaar is, zal nu van dien tijd:
4 minuten dus moeten vóórkoken; bruine
boonen, die 114 h 2 uur kooktijd vragen,
zullen 15 h 20 minuten op gas (of petrole
um) gekookt moeten worden vóór te worden
ingepakt, zoodat bij elk gerecht feitelijk
van de brandstof wordt uitgespaard.
De pan wordt dan ingepakt op één van de
daareven reeds aangeduide wijzen; goed
ingepakt, zoodat b.v. als de pan kleiner
mocht zijn dan het gereedgemaakte „nestje",
de open ruimte wordt aangevuld met nog
wat gefrommeld papier. Maar óók vlug
ingepakt, want hoe minder warmte verloren
gaat. des te zekerder kan men zijn van den
goeden uitslag.
Nu blijft de pan ingepakt sitaan, zóó lang
tot de spijzen aen nooaïgen tijd nebben ge
had om gaar te worden en dat is zooals
de praktijk heeft geleerd gewoonlijk
driemaal zoo lang als op het vuur ver-
eischt zou worden.
Een bezwaar kan men dit nooit noemen,
wél dikwijls een voordeel; immers, men zet
alleen wat vroeger de spijzen op en kookt ze
vóór, terwijl men er dan verder ook niet
meer naar hoeft om te zien. Bij een afwezige
heid van eenige uren zelfs, kan men gerust
houden I
pas mensch wordt, welke sprongen maakt de-
tuur dan niet! Zij' behoefde slechts aan zich
zelf terug te denken. Geen levensproject zou
haar in die ontwikkelingsjaren te koen zijn
geweest. Van den dichtkunst naar de schil
derkunst, van de schilderkunst naar de medi
cijnen, van de studie weer naar de schilder
kunst en ten slotte
Een groote verantwoordelijkheid leggen
die jaren van opbruisend leven, wanneer men
zijn eigen ware belangen, nog voorbijziet, op
de leidende handl Zou Robby die hand
vast en liefderijk tegelijk, bij de Fredens-
kircli's gevonden hebben, zooals vertrouw
bare vrienden haar hadden verzekerd?
Uit veel van hetgeen Stillfried had gezegd,
was dat af te leiden. Andere van zijn woor
den maakten haar bezorgd. Als die Oskar
ITedenskirch werkelijk eens een ruwe kwant
was. een onbeschofte beer! Robby was on
danks alle levendigheid een diep gevoelend
kind, in een liarmonische fijn beschaafde om
geving opgegroeid, door zijn edelen vader
en door haar zelf geestelijk op de handen ge
dragen en verwend.
Zij kende alleen den ouden rector en ook
hem nog slechts oppervlakkig. Hij was hen
tot aan Gotha tegemoet gekomen om Robby
in ontvangst te nemen. De fabrikant was
toen op een studiereis in Frankrijk Door al
lerlei vervelende omstandigheden had Gusta
va toen weinig tijd gehad, zoodat zij niet
mee naar Untersberg was gereden, maar
haar jongen had toevertrouwd aan den een-
voudigen ouden heer, die volstrekt niet den
indruk had gemaakt van een stam, waaruit
grof hout was voortgesproken.
Maar toch voelde Gustava zich beklemd
om het hart. Haar jonge, stille begeleidster
was blijven staan.
„U kan nu niet meer misloopen, mejuf
frouw. De breede weg door het dennen
bosch leidt regelrecht naar Untersberg."
„Dank u zeer, lieve juffrouw. Wij zien el
kaar vanavond of morgen zeker wel?" en
Marietje de hand' gevend, zette zij alleen
haar weg vóórt.
SEoidi vanvolgd.
CODRAIl
leder die ingeschreven is of wordt bij de
TIJDELIJKE ARBEIDSBEURS, moet vanaf
MAANDAG 5 MAART eiken dag zijn of haar
kaart laten afstempelen ten STADHUIZE.
A. AUKES—TIMMER,
Secr. Tijdelijke Arbeidsbeurs.