B Hit
Bezuiniging In de keuken.
Honderd en
Zaterdag 10 Maart,
FEUILLETOM.
De Veenmol.
Wo. 5».
Bezuiniging op geestelijk voedsel
de eerste schoten in den zee-oorlog
varkens zijn varkens of de historie van
administratieven omslag de ver
drukte neutralen.
In Engeland wordt al het mogelijke gedaan
om den nationalen dienst te doen slagen, op
alle wijzen wordt er getracht, mannen èn
vrouwen ervoor te werven, op aller tijden
wordt bezuinigd, om voor den nationalen tijd
te winnen. En als dit nu echter nog maar de
eenige abstrakte bezuiniging was. Maar zelfs
op het geestelijk heil van den Engelschman is
deze bezuinigingswet van toepassing. Dit zal
misschien voor menigeen in dit land van
eenigszins conservatieve begrippen omtrent
godsdienst, welke zich o.a. uiten in het stee
vast tweemaal ter kerk gaan op Zondag, wel
een van de zwaarste opofferingen voor de
eindoverwinning zijn.
De kwestie is, dat de bisschop van Londen,
om predikanten voor den nationalen dienst
„uit te sparen" het plan heeft opgevat om 44
kerken in de stad Londen te doen sluiten.
Zullen dus binnenkort de stemmige Londen-
sche dominee's en hulppredikers aan 'tgra-
naatdraaien moeten of achter de ploeg gezet
worden', om het land voor honger te bewaren?
De eerste schoten in den zee-oorlog, of lie
ver het resultaat waartoe ze leidden, is door
het Engelsche prijsgerecht beloond, voor welk
gerecht 27 Feb. de vernietiging van den Duit-
schen hulpkruiser-mijnenlegger „Königin
Luise" behandeld werd. Een beëedigde ver
klaring werd door kapitein Cecil Henry Fox
van den Engelschen kruiser Amphion afge
legd, waarin gemeld werd, dat hij op 5 Au
gustus 1914 op de Noordzee met een eska
der torpedojagers kruiste toen hij de „Königin
Luise" in 't zicht kreeg. De Britsche oorlogs
vaartuigen zetten het schip na en schoten hét
in brand, waama het zonk. De rechter kende
11 160 prijsgeld toe, te verdeelen onder de
bemanningen van de Amphion en van de 12
torpedojagers, waaruit het Britsche eskader
bestond.
We willen onze lezers niet vermoeien met
een relaas van de economische zorgen en
moeilijkheden, welke het leven van een
Franschman volgens de Parijsche bladen, te
genwoordig tot een probleem maken, doch uit
de Matin liever een vermakelijke geschiedenis
overnemen, welke de heer Forest in een van
zijn Echo's vertelt. Ze is van Amerikaanschen
oorsprong en doet daar den rondgang onder
den titel „Pigs is Pigs" (varkens zijn var
kens) Het tooneel speelt zich af op een stati
on in de Vereenigde Staten. De heer More-
house komt twee Genueesche biggetjes, ook
wel marmotjes genoemd, afhalen, welke hem
gezonden zijn. Hij wil slechts 25 ets. per stuk
betalen, het invoerrecht op huisdieren. De Ier-
sche beambte Flannery vraagt van hem 30
ets. invoerrecht op varkens, want zegt hij,
Genueesche biggetjes zijn geen huisdieren en
biggen zijn biggen of, wat 't zelfde is, var
kens. Woordenwisseling. Morehouse houdt
vol dat Genueesche biggetjes geen varkens
zijn, Flannery, van zijn kant, houdt vol, dat
varkens varkens zijn. Het reglement zegt dat
in gevallen van twijfel het hoogste tarief van
toepassing is. Morehouse weigert te betalen
en vertrekt zonder marmotten.
Thuis gekomen schrijft de heer Morehouse
aan de directie der maatschappij, dat Genu
eesche biggetjes geen varkens zijn Vijftien
dagen later ontvangt hij een brief, No. A
6574, dat hij zich moet wenden tot het bureau
van reclamaties. Het reclamatiebureau ver
wijst den heer Morhouse naar het bureau
voor invoerrechten. Het bureau voor invoer
rechten schrijft aan den beambte Flannery om
hem te vragen, waarom hij het lagere tarief
niet wil toepassen. Flannery antwoordt dat
volgens hem, voor Genueesche biggetjes het
invoerrecht voor varkens moet betaald wer
den, omdat varkens, varkens zijn. Hij voegt er
aan toe, dat de marmotjes, die bij hem in de
pót zijn, een uitstekende gezondheid genie
ten, maar dat, in den tusschentijd, de moeder
Dokter Stillfried
Roman naar het Duitseh van
DORA DUNCKER.
17)
„Een onschatbare aanwinst. Hij zou im
mers een dwaas moeten zijn als hij niet met
beide handen toegreep."
Gustava haalde verruimd adem. „Goed.
zou u dan wel zoo vriendelijk willen zijn, er
met hem over te spreken?"
„Gaarne, maar als u een paar minuten ge
duld wilt hebben Oskar kan elk oogen-
blik van het bureau komen."
Gustava voelde tot haar ergernis, dat het
bloed haar naar 't gelaat steeg. „Ik meende,
dat uw zoon nog in Bohemen was."
„Hij is gisteravond teruggekomen."
Gustava dacht een oogenblik na. 't Was
immers eigenlijk ongelooflijk kinderachtig
om de aangelegenheid niet met Oskar Fre-
denskirch zelf te bespreken. Maar daarop
bedacht zij weer evenals daarstraks in het
bosch, dat hij wel eens uit beleefdheid tegen
over de dame een „ja" zou kunnen zeggen,
hetwelk hij om de een of andere reden liever
niet zou hebben gezegd. Zij greep daarom
naar haar parasol en nam een kort afscheid
in het vertrouwen, dat de lieve oude heer de
zaak veel beter in orde zou brengen, dan zij
dat zelf had kunnen doen.
De rector keek haar nadenkend na. Terwijl
zij door den bloementuin liep, jong en veer
krachtig, terwijl de fijne gestalte zich duide
lijk afteekende tegen de opgeklaarde lucht en
een zonnestraal op den prachtigen, donker
bruinen haarwrong speelde, vroeg hij zich
af of dat dezelfde jonge vrouw was, die hem
nauwelijks een kwartier geleden zulk een
hard menschenlot had geopenbaard?
ket germ met acht Jeugdige epruttea verrijkt
heeft. Hij heeft twee dollars besteed om voed
sel voor hen te koopen en vraagt of hij die
bij den vrachtprijs in rekening moet brengen.
De chef van het bureau voor invoerrechten
antwoordt, dat Flannery dit volgens het re-
{lement moet doen. Flannery gaat dus den
eer Morehouse opzoeken, die eenter met klem
weigert, de twee dollars te betalen. Flannery
schrijft over dit voorval aan den chef van het
bureau van invoerrechten, die het weer aan
den directeur der maatschappij schrijft.
De directeur van de maatschappij beslist,
dat een deskundige de identiteit van de mar
motjes moet vaststellen en uitspraak moet
doen, of Genueesche biggetjes varkens zijn.
Hij wijst hiertoe een beroemd zoöloog aan,
professor Gordon. Ongelukkigerwijze doet
deze professor een ontdekkingsreis in Zuid-
Am erika. De brief wordt hem achterna ge
zonden. intusschen gaan de marmotten voort
zich te vermenigvuldigen. Flannery schrijft
aan den directeur van het bureau voor in
voerrechten om hem te waarschuwen, dat ze
duur in de kost beginnen te worden en
vraagt, of hij ze mag verkoopen. Telegram:
„Verkoop niet, we hebben er geen recht toe".
Een brief van professor Gordon. Volgens de
wetenschap zijn Genueesche biggetjes géén
varkens. De directeur van de Maatschappij
schrijft dus aan den chef van het bureau voor
invoerrechten dat Genueesche biggetjes géén
varkens zijn. De chef van het bureau van in
voerrechten schrijft aan Flannery dat Genu
eesche biggetjes géén varkens zijn en dat er
dus een invoerrecht van 25 ets. op geheven
moet worden. Flannery is nog niet over
tuigd. Volgens hem zijn varkens nu eenmaal
varkens. Evenwel, slaaf van zijn plicht, gaat
hij Morhouse waarschuwen.
Helaas, Morhouse is vertrokken zonder
adres achter te laten. De marmotjes teelen
welig voort. Flannery schrijft om nadere in
structies. Men antwoordt hem dat hij, vol
gens het reglement, onbestelbare goederen
aan den afzender moet terugzenden. De mar
motjes zijn zoo talrijk, dat men, om ze te
verzenden, vier wagons noodig heeft, zes
man laden ze in. Flannery dort niets anders
dan woedend herhalen: „Ze hebben daar
mooi praten, varkens zijn varkens!De
dieren worden aan den afzender teruggezon-
zonden, die ze weigert. Hij heeft er twee
weggestuurd en hij wil er geen honderd
duizend terug hebben, die een kapitaal aan
voeding gekost hebben. Daarna ik schei
uit, ik zou de courant volschrijven.
De geschiedenis leert, dat administratieve
omslachtigheden niet alleen bij ons in
Frankrijk bloeien. De Amerikanen mogen er
nu nog om lachen, we vragen ons af, wat ze
ervan zullen denken als zij ook eens in oor
log zijn!" Aldus de heer Forest.
Ten slotte nog een grapje uit de Matin.
Het is eigenlijk een vrij sarcastische aardigi-
heid. Een heer staat tegenover een notaris,
een agent van een levensverzekeringsmaat
schappij en een leverancier van reddings
zwemvesten. „Mijne heeren, ik wilde gaar
ne van uw diensten gebruik maken, ik moet
op reis en ik ben een neutrale".
VI.
NOO EENS BESPAJRINQ VAN
BRANDSTOF.
Er zijn, behalve hooikist en krantenpapier,
nog andere middelen om ons brandstofver
bruik te beperken.
Ik ben eenigszins huiverig om het woord
„stoomen" te noemen, omdat men daarbij
onwillekeurig denkt aan „stoompannen" en
de groote kosten die het aanschaffen van
zulke pannen met zich brengt
En zóó iets bedoel ik in geen gevaL
Echter, ook zonder het gebruik van een
o f f i c i e e 1 e stoompan, kan de huisvrouw
partij trekken van het feit, dat de damp van
kokend water even warm is als dat kokende
water zelf; dat dus in (of dóór) dien damp
een temperatuur kan worden aangebracht,
die in staat is onze spijzen gaar te maken.
Als we dus nu den stoom, dien we toch
zoo vaak als noodzakelijk bijproduct in onze
keuken aantreffen, eens dienst lieten doen in
plaats van ze ongebruikt te laten ontsnap
pen?
Dit is op eenvoudige wijze mogelijk: we
keeren het deksel van een pan met kokende
spijzen om en gebruiken dit als een ver
warmd grondvlak Yoor een andere pan of
schaalOp deze wijze kan b.v. prachtig on
ze aardappelpan dienst doen om er tegelij-
Een geestelijke strijd blijft geen denkend
mensch bespaard; hij is de noodzakelijke
massage voor de ziel. Maar zulk een bitter
zich dóórworstelen, zulk een onverbiddelijk
moeten op zoo'n jeugdigen leeftijd en dat
nog wel voor een vrouw, dat ging den ou
den geleerde, die zelf had ondervonden hoe
duur zulk een strijd wordt betaald, zeer aan
't hart.
Hij beschouwde nog eens de bladen. Voor
zoover hij genoeg kunstkenner was om het
te kunnen beoordeelen, was hier een groot
talent opgeofferd aan de noodzakelijkheid.
Hij sloot de bloemstukken weg en begon
weer aan zijn werk, maar het duurde lang,
voordat hij daarin weer was verdiept.
Zijn groot levenswerk: Over de herleving
der Grieksche tragedie voor het moderne
tooneel, waaraan hij nu de jaren van rust
wijdde, kwam hem plotseling kleurloos en
theoretisch voor, nu hij een blik had gesla
gen in Gustava's levende, energieke, warm
voelende vrouweziel.
Voor het eerst sinds vele weken was Still
fried weer in een breedvoerig gesprek met
Gertrude Kleemann geraakt. Hij had zijn
hoofd vol van de ver uitgesponnen toebe
reidselen voor 't feest, waarin hij behalve
juffrouw Hill slechts Korb en Radtke de
laatste was echter weinig bij de zaak of
schoon hij alle verlovingsplannen scheen op-
;even te hebben had betrokken.
'Ovendien deden zich in de inrichting een
paar gevallen voor, die Stillfried niet gene
gen was oppervlakkig te behandelen
De overste had bij zijn onvrijwillige zwerf
tochten met juffrouw Mengegold een hevige
bronchiale katarrh opgeloopen, waarvoor
het bont, dat de mooie Rosalie constant ver
gezelde, haar had bewaard. Zij had het niet
verder dan tot de gewone verkoudheid ge
bracht, die haar even trouw bleef als haar
kerttjd de jus van kond rleesch op te war
men, een werkje, dat zich juist in den kook
tijd der aardappelen (ongeveer 20 minuten)
kan afspelen.
Of wél, we zetten op dezelfde wijze onze
groente op de aardappelpan te atovea, en we
profiteeren dan nog van een tweede voordeel,
n.l. dat we voor aanbranden of aanzetten
tijdens het stoven zeker geen last zullen heb
ben. Of: we maken een dergelijk gebruik van
het een of and'er gerecht, dat nog langer
kookt dan onze aardappelen en we laten b.v.
op een pan met kokende bruine boonen, met
erwtensoep of met inmaak die wordt afge
kookt, ons nagerecht rijstebrij, gortpap,
droge rijst, havermouth of zoo iets kalm
pjes gaar worden, zoodat de ééne gas- of pe
troleumvlam die tóch brandt, de beide ge
rechten voor haar rekening kan nemen, ter
wijl overkoken en aanbranden vanzelf zijn
uitgesloten.
Passen onze pannen in elkaar, zooals dit
met sommige soorten van recht model het
geval is, d'an kunnen we ook het tusschenlig-
gende deksel weglaten en eenvoudig de bo
venste pan gebruiken als deksel voor de on
derste. Uitstekend laat zich ditzelfde sy
steem ook toepassen, ais men een dekschaal
tje of een diepen vuurvasten schotel gebruikt
om de onderste pan af te sluiten. Een deksel
desnoods een bord op den vuurvasten
schotel, of wel het dekschaaltje gesloten met
zijn eigen dekselen men laat de rijst of
de pap of de gestoofde vruchten zonder ex
tra brandstofverbruik gaar worden en spaart
in dit geval ook nog het schoonmaken van
een tweede pan uit, omdat dadelijk in het
schaaltje zelf wordt gekookt.
Mocht misschien het aan-d'e-kook-komen
van het bovenste gerecht wat lang duren,
dan zou men dit even op gas aan de kook
kunnen brengen, om het daarna een plaatsje
op de andere pan te geven: ook daarmee
wordt nog aardig wat gas bespaard.
Ik zou er hier terloops op willen wijzen,
hoe biji het opwarmen van restjes de stoom
op dezelfde manier kan dienst doen en dat
hiermee niet alleen de zuinigheid, maar ook
de smakelijkheid wordt bevorderd; uitdro
gen, aanbakken enz., de gewone gebreken
van een zonder zorg opgewarmd kliekje, zijn
bij deze methode uitgesloten en deze raad
voert dus feitelijk tot dubbele bezuiniging,
omdat niet enkel brandstof wordt bespaard,
maar ook voedsel wordt opgebruikt, dat an
ders wellicht niet meer geteld zou zijn ge
worden.
Ik heb met mijn verklaring van het begin
van dit artikeltje natuurlijk niet bedoeld, de
waarde van een „echte" stoompan te verklei
nen; zeer zeker kan die ook tot bezuiniging
meehelpen, vooral in gezinnen, waar het
middagmaal uit een betrekkelijk groot aantal
gerechten bestaat en men dus nu op één
vlam al die spijzen tegelijk kan bereiden.
Wie dus reeds zulk een stoompan bezit,
kan er thans een dankbaar gebruik van ma
ken; en wie zich nieuw inricht, zal zeker
verstandig doen met in plaats van ver
schillende losse pannen een stoomkoker
aan te schaffen.
Waar mijn „bezuinigings-artikeltjes" zich
echter meer bewegen op het terrein van mid
deltjes die iedereen kan toepassen, meen
ik hier geen volledige uiteenzetting te moe
ten geven voor het gebruik van stoompan
nen tenzij mij uit vragen mocht blijken,
dat werkelijk op dit punt nog voorlichting
wordt gewenscht
Liever eindig ik d i t artikel met nog een
paar zeer eenvoudige middeltjes, die tot be
perking van brandstofverbruik kunnen lei
den.
Wij, verwend aan de ruimte van onze for
nuizen en fornuisjes hetzij die met kolen
of met gas worden gestookt kunnen ons
moeilijk den tijd indenken, toen de ijzeren
pot, opgehangen aan een haak boven het
open vuur, in zijn ééntje al de bestanddeelen
van het maal bevatte. Daarin pruttelde de
voedzame soep.... en niemand, die na zijn
paar borden vol nog naar iets anders ver
langde.
Of wel, een combinatie van vleesch, groen
te en aardappelen werd er gelijktijdig in
gaargekookt, om ten slotte te worden aoor-
eengemengd tot wat we een „stamppot" noe
men.
Op zulke gerechten, bereid in één pan en
dus gekookt op één vlammetje, zou ik in
onzen tijd nog eens de aandacht willen vesr
tigen, met de bepaalde bedoeling om de
huisvrouw aan te sporen tot het meermalen
per week invoeren van dit bezuinigings-sy-
steem, dat met behulp van hooikist of kran-
reeds lang niet meer onberispelijke boa. De
kleine journalist leed aan niet onbedenkelijke
neurasthenische aanvallen, waarop zorgvul
dig moest toegezien worden. Stillfried had
dus voor zijn begrip van werken de handen
vol
Door de omstandigheden gedrongen, had
hij juffrouw Kleemann verzocht, de behande
ling van de oude pianiste op zich te nemen.
Het betrof bij haar een lichte verlamming
der rechterhand, die waarschijnlijk uit een,
door haar verzwegen beroerte was overge
bleven.
E>e behandeling was zeer eenvoudig. Plaat
selijke baden en massage.
In de eerste plaats was het zaak. de zeer
gedweeë patiënte te controleeren, dubbel ge
dwee geworden, sinds de oude schrijfster
vertrokken was, zonder het op noten zetten
van al haar werken af te wachten.
Tegen alle verwachting in, had Gertrude
Kleemann het verzoek van den dokter niet
onvriendelijk, maar beslist geweigerd.
„Het spijt mij, dokter, maar u zal zelf wel
het best weten, waarom ik de behandeling
der oude dame niet op mij kan nemen", zei
zij bedaard en ernstig.
Stillfried zweeg nadenkend. Hij was onte
genzeggelijk niet juist vriendelijk jegens juf
frouw Kleemann geweest, nadat de geheim
raad Schönleber zich geheel aan haar had
toevertrouwd. Maar mogelijk was zij. in het
geheel niet de schuldige partij geweest!
Misschien had de oude hypochonder in een
dwazen angst over het licht zijner oogen,
vrijwillig zijn toevlucht tot haar genomen.
Er zijn patiënten, die een bepaalde voorlief
de hebben voor de dilettanten in de genees
kunde.
Bovendien had zich in Wolkenstein reeds
een geheele legende om juffrouw Kleemann
:eweven. Haar bereidwilligheid en nooit fa-
hulp waren spreekwoordelijk geworden.
ten (zie vorig artikel) nog meer ia da puntjes
kan worden toegepast.
Nemen we ais voorbeeld een stevige erw
tensoep.
De erwten (vooraf gewasschen en geweekt)
worden gedurende 20 minuten vóórgekookt
en daarna b.v. een uur of vijf in de hooikist
gezet; daarna wordt de gesnipperde soep
groente er bij gedaan en wordt de soep op
een klem gasvlammetje zaentjes gekoext tot
ze mooi gebonden is, ongeveer 2 uur. Wil
men er vleesch in doen (krabbetjes, spek,
runderpoulet of iets dergelijks), dan kan men
dat dadelijk met de erwten laten meekooken
en mee in de hooikist pakkenn o o d i g is
deze toevoeging uit een oogpunt van voe
dingswaarde echter niet, zooals we later
wel eens zullen zien.
Per persoon een paar sneetjes brood al
of niet geroosterd bij de soep gepresen
teerd, en men behoeft zich werkelijk niet
misdeeld te achten en kan, ook zonder ver
dere gerechten, het er dien dag best mee
doen.
Hetzelfde geldt voor een middagmaal, dat
in den vorm van een „stamppot" in één ge
recht de groente, de aardappelen en naar ver
kiezing ook het vleesch vereenigt.
Denken we b.v. aan den bekenden „huts
pot". In plaats van het klapstuk, dat lang
mort koken om voldoende malsch te wor
den, zou ik raden, „krabbetjes" of ook wel
in blokken gesneden schapenvleesch. Dit
vleesch wordt met kokend water en met zout
in de pan gedaan en zal ongeveer 1 uur op
een klein gas- of petroleumpitje zachtjes
moeten voorkoken.
Dan worden de inmiddels gesnipperde
wortelen en uiën er bij gedaan en, als die
s/« uur hebben meegekookt, ook de in stuk
ken gesneden aardappelen, waarna dan alles
samen nog A uur zachtjes kan doorkoken.
Mocht er ten slotte wat te veel vocht (bouil
lon van hetvleesch eigenlijk) in de pan zijn,
dan giet men dit voorloopig even af, in een
sauskom b.v.: men legt het vleesch op een
vleeschschotel en stampt al het overige los
jes door elkaar met zooveel van het afgego
ten vocht als noodig is om het gerecht niet
te droog te maken. De rest van dén bouil
lon kan er in de sauskom nog afzonderlijk
bij worden rondgediend.
Op dezelfde wijze bereidt men in één pan
ook alle andere bekende stamppotten: boe
renkool, zuurkool, savoye kool, koolrapen,
uiën, enz. enz.
Wat voor ons Hollanders de „stamppot"
is, dat is voor de Franschen en de Belgen
hun „pot au feu", woordelijk vertaald dus
niets anders dan de boven het vuur gehan
gen ijzeren pot, waarvan we zooeven gespro
ken hebben. Die „pot au feu" bevat óók de
gezamenlijke bestanddeelen van het middag
maal, óók het vleesch, de groente en de aard
appelen; ze worden echter in dit geval niet
tot een min of meer gelijk mengsel gestampt,
maar elk onderdeel behoudt duidelijk zijn
vorm. Het gaar gekookte vleesch wordt in
plakken gesneden en al het overige wordt
luchtig even door elkaar geroerd en dan
rondom het vleesch geschikt, terwijl de
bouillon er op de wijze van jus bij wordt
gepresenteerd.
In dit geval kan de hooikist zeer goed een
deel van het werk op zich nemen. Het
vleesch (1 K G. lende of schapenvleesch b.v.)
wordt met ruim kokend water en waf zout
A uur gekookt, daarna doet men er een
paar soorten groente bij (b.v. gesnipperde
wortelen, spruitjes en koolraap of selderij-
knol) en eenige in vieren gesneden aardappe
len; alles wordt met elkaar weer vlug aan de
kook gebracht en kookt nog A uur door,
wordt dan in de kist gepakt en blijft er dan
een uur of zes in staan.
Bij het opdoen wordt de pan uit de hooi
kist op een gas- of pertoleumvlammetje ge
zet; het vleesch wordt er uitgenomen en ge
sneden, de warm gehouden groenten en
aardappelen worden losjes door elkaar ge-
roerd, met een schuimspaan uit den bouillon
geschept en rondom het vleesch gelegd. Ten
slotte wordt een deel van den bouillon er in
een sauskom bij gediend, terwijl wat nog
aan bouillon mocht overblijven, den volgen
den dag wel in den smaak zal vallen, hetzij
door er wat soep van te bereiden of door het
eenvoudig in kopjes te presenteeren.
En nu nog een laatste middeltje tot brand
stofbesparing.
Ik ga hierbij uit van de overtuiging, dat
het bereiden van een dubbelgroote hoeveel
heid voedsel n i e t het gebruik van een dub
bele hoeveelheid brandstof noodig maakt en
dat we dus, door het bereiden van een groo-
Hij was immers per slot van rekening niet
blind en niet doof, kon er oog en oor niet voor
sluiten, dat langzamerhand ieder wien slechts
de pink pijn deed, zoowel boven in het sanato
rium als beneden in het dorp, geneigd was
zijn kwalen aan Gertrude Kleemann voor te
leggen.
Was het enkel de vrouw met de fijne, zachte
hand en het zachte gemoed die de menschen
aantrok of had zij zich op de een of andere
manier en op den een of anderen tijd kennis
eigen gemaakt, die haar met onfeilbare zeker
heid den spijker op den kop deed slaan?
Want, dit moest hij zichzelf bekennen, hoe
dikwijls hij er zich ook over geërgerd had, er
was hem nog nooit een fout of zelfs een ver
keerde diagnose ter oore gekomen. Waarom
was zij zoo gesloten? Waarom schonk zij hem
haar vertrouwen niet?
Hij beschouwde haar, zooals zij daar kalm
en eenvoudig voor hem stond. Geen betoove-
rende schoonheid, zooals Gustava Hill, maar
een lieve meisjesverschijning, vol waardigheid
en bevalligheid. Plotseling schoot hem een
gedachte door 't hoofd. Zou het niet goed zijn
als zijn blijven in Wolkenstein een uitgemaak
te zaak was, juffrouw Kleemann voor te stel
len, zich tot zijn assistente te bekwamen, hem
officieel in de praktijk bij te staan en als het
moest, hem te vervangen?
Stillfried was met een korten zwenk naar
den grooten parkweg afgedraaid, minder om
zich te overtuigen' of zij alleen gebleven wa
ren dan wel omdat hij voelde, dat bij de ge
dachte aan zijn toekomstigen arbeid in Wol
kenstein, het bloed hem van verlegenheid
naar het hoofd was gestegen en dat een pijn
lijk gevoel juist tegenover dit meisje zich van
hem had meester gemaakt.
Nu keerde hij weer naar juffrouw Kleemann
terug, die bij een struik aan den weg stond en
schijnbaar aandachtig het zich zetten van de
wordende vrucht beschouwde.
tere portie tegelijk, brandstof uitwinnen.
Eten we dus vandaag bruine boonen, dan
koken we daarvan een dubbele hoeveelheid
en bereiden van de overblijvende helft mor
gen een voedzame, dikke boonensoep.
Of op het menu voor vanmiddag komen
voor: gestoofde kool en aardappelen: we
koken nu de dubbele portie kool en de dub
bele portie aardappelen, we stoven de helft
van de kool en geven die met de helft van de
aardappelen en met de daarbij behoorende
jus. Maar de beide overblijvende helften
stampen we dienzelfden middag (na het eten)
terwijl beide dus nog wat warm zijn, door
elkaar en we voegen er misschien wat over
gebleven jus of anders wat vet bij. Onze
stamppot voor den volgenden dag is klaar
en heeft alleen nog maar de hulp noodig Yan
een klein gas- of petroleumpitje om te wor
den gewarmd.
Het spreekt vanzelf, dat maatregelen als
de laatstgenoemde voornamelijk uit
voerbaar zullen zijn in niet te groote gezin
nen; maar déar in een huishouden van 2
tot 4 personen b.v. leiden ze tot grootere
besparing dan men oppervlakkig zou ver
moeden: er zit héél in 't klein iets in
van dezelfde bezuinigingsidée, die de „mas
sa-bereiding" zoo voordeelig maakt.
MARTINE WITTOP KONING.
Bussum, Januari 1917.
De Veenmol, die een van onze grootste
insecten is, behoort tot de orde der Recht-
vleugeiigen (Orthoptera). De kop is eivor
mig en halfweg in het halsschild gedooken;
de sprieten bestaan uit vele leden en zijn
borstelvormig. De breede pooten zijn zeer
geschikt tot graven; de dijen zijn zeer breed
en kort en aan de onderzijde van een tand
voorzien en de korte schenen zijn met vijf
tandjes gewapend, die tevens een soort van
zaagwerktuigen vormen.
Alles, wat den veenmol in den weg komt,
wordt eenvoudig doorgezaagd, en zoo ver
nielt hij gewoonlijk veel meer planten, dan
hij voor voedselgebruik noodig heeft. Want
veel gangen maakt hij in den grond, soms
tot op een halven meter diepte. Uit die loop
graven komt hij: bij dag niet dikwijls te voor
schijn, wel des avonds. Alleen in den paar-
en legtijd ziet men het dier ook bij dag,
maar steeds in de nabijheid vgn zijn hol.
De dekschilden van den veenmol zijn,
over elkander geslagen, korter dan de ach
tervleugels, en ze zijn aardachtig bruin ge
kleurd. Van zijn vleugels maakt de veenmol
alleen in den paartijd gebruik, overigen*
leeft hij vrij stil en eenzelvig. De bruilofts-
vlucht van den veenmol geeft een eigenaar
digen indruk, doordat de bovenvleugels
klein en de onder- of achtervleugels tamelijk
groot zijn. Des winters bespeurt men niets
van hem, doch reeds vroeg in het voorjaar
geeft hij blijk van zijn aanwezigheid, vooral
waar hij zijn thuis heeft in lossen, muilen
en goed bemesten grond. Daar toch leeft de
veenmol het liefst, en daar vindt men dan
ook gedurig afgezaagde jonge planten. Wel
worden de wortels van alle plantensoorten
door hem aangetast, maar 't liefst toch heeft
hij als voedsel de zachte wortels van jeugdi
ge gewassen, hoewel een taaie wortel geen
Beletsel voor hem is, om zijn weg te vervolr
gen. Reeds bijtijds in het voorjaar denkt de
veenmol aan zijn vermenigvuldigingsarbeid,
maar ook in Juli worden nog wel nesten met
eieren gevonden, daar ieder wijfje gewoon
lijk tweemaal per jaar een legsel van een
groot aantal eieren tot zijn recht weet te
brengen. Na ongeveer een maand komen de
jonge veenmollen uit de eieren te voorschijn.
De jongen zijn eerst wit en later bruin en ze
ondergaan een onvolkomen gedaanteverwis
seling. De moeder zorgt met teederheid voor
haar kroost. Eerst wagen de jongen zich
maar tot op korten afstand buiten net nest,
dat bestaat uit een vast samengedrukt wan-
denstelseL, om later al verder te gaan en ein
delijk elk voor zich een eigen huis met gan
gen en loopgraven gereed te maken. Alvorens
zij zoo ver gevorderd zijn, hebben ze reeds
verschillende vervellingen ondergaan, en tel
kens zijn ze mooier geworden.
't Spreekt bijna van zelf, dait men daar
waar de veenmollen veelvuldig voorkomen
allerlei middelen verzint om de dieren
vangen en hun nesten op te sporen. Want
is niet aangenaam, om b.v. heden een bed
met Dianthus caryophyllus te planten
morgen tot de ontdekking te komen, dat
meeste exemplaren door den veenmol zijn
te
en
de
„Dus u wilt werkelijk niet?"
Gertrude Kleemann schudde zacht haar
hoofd.
Behalve bij Gustava Hill had Stillfried om
zoo te zeggen nog nooit eene tegenkanting
van een vrouw ondervonden'.
Hij trok verdrietig zijn schouders op.
„U heeft het mij dus nog altijd niet verge
ven, dat ik indertijd niet bij de dennen ben ge
komen? Kan u het zich niet voorstellen, dat
een man in een plotseling opkomende ergernis
zich nergens meer aan stoort, wat niet uit
sluit, dat hij later van zijn onbeleefdheid weer
berouw heeft?"
Gertrude schrikte onwillekeurig bij de uit
drukking „onbeleefdheid." Daarop Imikte zij
bedaard.
„Zeker kan ik mij dat voorstellen en ik ben
ook niet zoo kleingeestig u daarom een wrok
toe te dragen, dokter. Om die reden weiger ik
ook niet op uw voorstel in te gaan."
„En waarom dan?" vroeg hij geprikkeld.
Haar kalmte hinderde hem. Hij had eens ge
meend, dat zij meer dan gewone belangstel
ling voor hem koesterde. Het kwetste zijn
ijdelheid, dat er niets meer van die belangstel
ling scheen overgebleven te zijn.
„Ik zou u liever het antwoord op die vraag
schuldig blijven, dokter."
Haar houding was plotseling treurig ge
worden, haar toon gedrukt.
Hij drong er bij haar op aan hem de waar
heid te zeggen en wel hartelijker dan hij mis
schien zelf wist Hij wilde niet overboord ge
worpen worden, ofschoon hij inzag, dat nij
het niet beter had verdiend. Gertrude Klee
mann was toch geen juffrouw Mengegold.
Hij had haar beleeaigd, hij moest haar trach
ten terug te winnen. Hij hield er niet van
menschen om zich heen te hebben, die hem in
stilte vijandig gezind waren.
Gertrude had zich weer naar de struik toe
gekeerd. Zij streed een1 zwaren strijd.
j j -"*J 4