B Hit Bezuiniging In de keuken. Honderd en Zaterdag 10 Maart, FEUILLETOM. De Veenmol. Wo. 5». Bezuiniging op geestelijk voedsel de eerste schoten in den zee-oorlog varkens zijn varkens of de historie van administratieven omslag de ver drukte neutralen. In Engeland wordt al het mogelijke gedaan om den nationalen dienst te doen slagen, op alle wijzen wordt er getracht, mannen èn vrouwen ervoor te werven, op aller tijden wordt bezuinigd, om voor den nationalen tijd te winnen. En als dit nu echter nog maar de eenige abstrakte bezuiniging was. Maar zelfs op het geestelijk heil van den Engelschman is deze bezuinigingswet van toepassing. Dit zal misschien voor menigeen in dit land van eenigszins conservatieve begrippen omtrent godsdienst, welke zich o.a. uiten in het stee vast tweemaal ter kerk gaan op Zondag, wel een van de zwaarste opofferingen voor de eindoverwinning zijn. De kwestie is, dat de bisschop van Londen, om predikanten voor den nationalen dienst „uit te sparen" het plan heeft opgevat om 44 kerken in de stad Londen te doen sluiten. Zullen dus binnenkort de stemmige Londen- sche dominee's en hulppredikers aan 'tgra- naatdraaien moeten of achter de ploeg gezet worden', om het land voor honger te bewaren? De eerste schoten in den zee-oorlog, of lie ver het resultaat waartoe ze leidden, is door het Engelsche prijsgerecht beloond, voor welk gerecht 27 Feb. de vernietiging van den Duit- schen hulpkruiser-mijnenlegger „Königin Luise" behandeld werd. Een beëedigde ver klaring werd door kapitein Cecil Henry Fox van den Engelschen kruiser Amphion afge legd, waarin gemeld werd, dat hij op 5 Au gustus 1914 op de Noordzee met een eska der torpedojagers kruiste toen hij de „Königin Luise" in 't zicht kreeg. De Britsche oorlogs vaartuigen zetten het schip na en schoten hét in brand, waama het zonk. De rechter kende 11 160 prijsgeld toe, te verdeelen onder de bemanningen van de Amphion en van de 12 torpedojagers, waaruit het Britsche eskader bestond. We willen onze lezers niet vermoeien met een relaas van de economische zorgen en moeilijkheden, welke het leven van een Franschman volgens de Parijsche bladen, te genwoordig tot een probleem maken, doch uit de Matin liever een vermakelijke geschiedenis overnemen, welke de heer Forest in een van zijn Echo's vertelt. Ze is van Amerikaanschen oorsprong en doet daar den rondgang onder den titel „Pigs is Pigs" (varkens zijn var kens) Het tooneel speelt zich af op een stati on in de Vereenigde Staten. De heer More- house komt twee Genueesche biggetjes, ook wel marmotjes genoemd, afhalen, welke hem gezonden zijn. Hij wil slechts 25 ets. per stuk betalen, het invoerrecht op huisdieren. De Ier- sche beambte Flannery vraagt van hem 30 ets. invoerrecht op varkens, want zegt hij, Genueesche biggetjes zijn geen huisdieren en biggen zijn biggen of, wat 't zelfde is, var kens. Woordenwisseling. Morehouse houdt vol dat Genueesche biggetjes geen varkens zijn, Flannery, van zijn kant, houdt vol, dat varkens varkens zijn. Het reglement zegt dat in gevallen van twijfel het hoogste tarief van toepassing is. Morehouse weigert te betalen en vertrekt zonder marmotten. Thuis gekomen schrijft de heer Morehouse aan de directie der maatschappij, dat Genu eesche biggetjes geen varkens zijn Vijftien dagen later ontvangt hij een brief, No. A 6574, dat hij zich moet wenden tot het bureau van reclamaties. Het reclamatiebureau ver wijst den heer Morhouse naar het bureau voor invoerrechten. Het bureau voor invoer rechten schrijft aan den beambte Flannery om hem te vragen, waarom hij het lagere tarief niet wil toepassen. Flannery antwoordt dat volgens hem, voor Genueesche biggetjes het invoerrecht voor varkens moet betaald wer den, omdat varkens, varkens zijn. Hij voegt er aan toe, dat de marmotjes, die bij hem in de pót zijn, een uitstekende gezondheid genie ten, maar dat, in den tusschentijd, de moeder Dokter Stillfried Roman naar het Duitseh van DORA DUNCKER. 17) „Een onschatbare aanwinst. Hij zou im mers een dwaas moeten zijn als hij niet met beide handen toegreep." Gustava haalde verruimd adem. „Goed. zou u dan wel zoo vriendelijk willen zijn, er met hem over te spreken?" „Gaarne, maar als u een paar minuten ge duld wilt hebben Oskar kan elk oogen- blik van het bureau komen." Gustava voelde tot haar ergernis, dat het bloed haar naar 't gelaat steeg. „Ik meende, dat uw zoon nog in Bohemen was." „Hij is gisteravond teruggekomen." Gustava dacht een oogenblik na. 't Was immers eigenlijk ongelooflijk kinderachtig om de aangelegenheid niet met Oskar Fre- denskirch zelf te bespreken. Maar daarop bedacht zij weer evenals daarstraks in het bosch, dat hij wel eens uit beleefdheid tegen over de dame een „ja" zou kunnen zeggen, hetwelk hij om de een of andere reden liever niet zou hebben gezegd. Zij greep daarom naar haar parasol en nam een kort afscheid in het vertrouwen, dat de lieve oude heer de zaak veel beter in orde zou brengen, dan zij dat zelf had kunnen doen. De rector keek haar nadenkend na. Terwijl zij door den bloementuin liep, jong en veer krachtig, terwijl de fijne gestalte zich duide lijk afteekende tegen de opgeklaarde lucht en een zonnestraal op den prachtigen, donker bruinen haarwrong speelde, vroeg hij zich af of dat dezelfde jonge vrouw was, die hem nauwelijks een kwartier geleden zulk een hard menschenlot had geopenbaard? ket germ met acht Jeugdige epruttea verrijkt heeft. Hij heeft twee dollars besteed om voed sel voor hen te koopen en vraagt of hij die bij den vrachtprijs in rekening moet brengen. De chef van het bureau voor invoerrechten antwoordt, dat Flannery dit volgens het re- {lement moet doen. Flannery gaat dus den eer Morehouse opzoeken, die eenter met klem weigert, de twee dollars te betalen. Flannery schrijft over dit voorval aan den chef van het bureau van invoerrechten, die het weer aan den directeur der maatschappij schrijft. De directeur van de maatschappij beslist, dat een deskundige de identiteit van de mar motjes moet vaststellen en uitspraak moet doen, of Genueesche biggetjes varkens zijn. Hij wijst hiertoe een beroemd zoöloog aan, professor Gordon. Ongelukkigerwijze doet deze professor een ontdekkingsreis in Zuid- Am erika. De brief wordt hem achterna ge zonden. intusschen gaan de marmotten voort zich te vermenigvuldigen. Flannery schrijft aan den directeur van het bureau voor in voerrechten om hem te waarschuwen, dat ze duur in de kost beginnen te worden en vraagt, of hij ze mag verkoopen. Telegram: „Verkoop niet, we hebben er geen recht toe". Een brief van professor Gordon. Volgens de wetenschap zijn Genueesche biggetjes géén varkens. De directeur van de Maatschappij schrijft dus aan den chef van het bureau voor invoerrechten dat Genueesche biggetjes géén varkens zijn. De chef van het bureau van in voerrechten schrijft aan Flannery dat Genu eesche biggetjes géén varkens zijn en dat er dus een invoerrecht van 25 ets. op geheven moet worden. Flannery is nog niet over tuigd. Volgens hem zijn varkens nu eenmaal varkens. Evenwel, slaaf van zijn plicht, gaat hij Morhouse waarschuwen. Helaas, Morhouse is vertrokken zonder adres achter te laten. De marmotjes teelen welig voort. Flannery schrijft om nadere in structies. Men antwoordt hem dat hij, vol gens het reglement, onbestelbare goederen aan den afzender moet terugzenden. De mar motjes zijn zoo talrijk, dat men, om ze te verzenden, vier wagons noodig heeft, zes man laden ze in. Flannery dort niets anders dan woedend herhalen: „Ze hebben daar mooi praten, varkens zijn varkens!De dieren worden aan den afzender teruggezon- zonden, die ze weigert. Hij heeft er twee weggestuurd en hij wil er geen honderd duizend terug hebben, die een kapitaal aan voeding gekost hebben. Daarna ik schei uit, ik zou de courant volschrijven. De geschiedenis leert, dat administratieve omslachtigheden niet alleen bij ons in Frankrijk bloeien. De Amerikanen mogen er nu nog om lachen, we vragen ons af, wat ze ervan zullen denken als zij ook eens in oor log zijn!" Aldus de heer Forest. Ten slotte nog een grapje uit de Matin. Het is eigenlijk een vrij sarcastische aardigi- heid. Een heer staat tegenover een notaris, een agent van een levensverzekeringsmaat schappij en een leverancier van reddings zwemvesten. „Mijne heeren, ik wilde gaar ne van uw diensten gebruik maken, ik moet op reis en ik ben een neutrale". VI. NOO EENS BESPAJRINQ VAN BRANDSTOF. Er zijn, behalve hooikist en krantenpapier, nog andere middelen om ons brandstofver bruik te beperken. Ik ben eenigszins huiverig om het woord „stoomen" te noemen, omdat men daarbij onwillekeurig denkt aan „stoompannen" en de groote kosten die het aanschaffen van zulke pannen met zich brengt En zóó iets bedoel ik in geen gevaL Echter, ook zonder het gebruik van een o f f i c i e e 1 e stoompan, kan de huisvrouw partij trekken van het feit, dat de damp van kokend water even warm is als dat kokende water zelf; dat dus in (of dóór) dien damp een temperatuur kan worden aangebracht, die in staat is onze spijzen gaar te maken. Als we dus nu den stoom, dien we toch zoo vaak als noodzakelijk bijproduct in onze keuken aantreffen, eens dienst lieten doen in plaats van ze ongebruikt te laten ontsnap pen? Dit is op eenvoudige wijze mogelijk: we keeren het deksel van een pan met kokende spijzen om en gebruiken dit als een ver warmd grondvlak Yoor een andere pan of schaalOp deze wijze kan b.v. prachtig on ze aardappelpan dienst doen om er tegelij- Een geestelijke strijd blijft geen denkend mensch bespaard; hij is de noodzakelijke massage voor de ziel. Maar zulk een bitter zich dóórworstelen, zulk een onverbiddelijk moeten op zoo'n jeugdigen leeftijd en dat nog wel voor een vrouw, dat ging den ou den geleerde, die zelf had ondervonden hoe duur zulk een strijd wordt betaald, zeer aan 't hart. Hij beschouwde nog eens de bladen. Voor zoover hij genoeg kunstkenner was om het te kunnen beoordeelen, was hier een groot talent opgeofferd aan de noodzakelijkheid. Hij sloot de bloemstukken weg en begon weer aan zijn werk, maar het duurde lang, voordat hij daarin weer was verdiept. Zijn groot levenswerk: Over de herleving der Grieksche tragedie voor het moderne tooneel, waaraan hij nu de jaren van rust wijdde, kwam hem plotseling kleurloos en theoretisch voor, nu hij een blik had gesla gen in Gustava's levende, energieke, warm voelende vrouweziel. Voor het eerst sinds vele weken was Still fried weer in een breedvoerig gesprek met Gertrude Kleemann geraakt. Hij had zijn hoofd vol van de ver uitgesponnen toebe reidselen voor 't feest, waarin hij behalve juffrouw Hill slechts Korb en Radtke de laatste was echter weinig bij de zaak of schoon hij alle verlovingsplannen scheen op- ;even te hebben had betrokken. 'Ovendien deden zich in de inrichting een paar gevallen voor, die Stillfried niet gene gen was oppervlakkig te behandelen De overste had bij zijn onvrijwillige zwerf tochten met juffrouw Mengegold een hevige bronchiale katarrh opgeloopen, waarvoor het bont, dat de mooie Rosalie constant ver gezelde, haar had bewaard. Zij had het niet verder dan tot de gewone verkoudheid ge bracht, die haar even trouw bleef als haar kerttjd de jus van kond rleesch op te war men, een werkje, dat zich juist in den kook tijd der aardappelen (ongeveer 20 minuten) kan afspelen. Of wél, we zetten op dezelfde wijze onze groente op de aardappelpan te atovea, en we profiteeren dan nog van een tweede voordeel, n.l. dat we voor aanbranden of aanzetten tijdens het stoven zeker geen last zullen heb ben. Of: we maken een dergelijk gebruik van het een of and'er gerecht, dat nog langer kookt dan onze aardappelen en we laten b.v. op een pan met kokende bruine boonen, met erwtensoep of met inmaak die wordt afge kookt, ons nagerecht rijstebrij, gortpap, droge rijst, havermouth of zoo iets kalm pjes gaar worden, zoodat de ééne gas- of pe troleumvlam die tóch brandt, de beide ge rechten voor haar rekening kan nemen, ter wijl overkoken en aanbranden vanzelf zijn uitgesloten. Passen onze pannen in elkaar, zooals dit met sommige soorten van recht model het geval is, d'an kunnen we ook het tusschenlig- gende deksel weglaten en eenvoudig de bo venste pan gebruiken als deksel voor de on derste. Uitstekend laat zich ditzelfde sy steem ook toepassen, ais men een dekschaal tje of een diepen vuurvasten schotel gebruikt om de onderste pan af te sluiten. Een deksel desnoods een bord op den vuurvasten schotel, of wel het dekschaaltje gesloten met zijn eigen dekselen men laat de rijst of de pap of de gestoofde vruchten zonder ex tra brandstofverbruik gaar worden en spaart in dit geval ook nog het schoonmaken van een tweede pan uit, omdat dadelijk in het schaaltje zelf wordt gekookt. Mocht misschien het aan-d'e-kook-komen van het bovenste gerecht wat lang duren, dan zou men dit even op gas aan de kook kunnen brengen, om het daarna een plaatsje op de andere pan te geven: ook daarmee wordt nog aardig wat gas bespaard. Ik zou er hier terloops op willen wijzen, hoe biji het opwarmen van restjes de stoom op dezelfde manier kan dienst doen en dat hiermee niet alleen de zuinigheid, maar ook de smakelijkheid wordt bevorderd; uitdro gen, aanbakken enz., de gewone gebreken van een zonder zorg opgewarmd kliekje, zijn bij deze methode uitgesloten en deze raad voert dus feitelijk tot dubbele bezuiniging, omdat niet enkel brandstof wordt bespaard, maar ook voedsel wordt opgebruikt, dat an ders wellicht niet meer geteld zou zijn ge worden. Ik heb met mijn verklaring van het begin van dit artikeltje natuurlijk niet bedoeld, de waarde van een „echte" stoompan te verklei nen; zeer zeker kan die ook tot bezuiniging meehelpen, vooral in gezinnen, waar het middagmaal uit een betrekkelijk groot aantal gerechten bestaat en men dus nu op één vlam al die spijzen tegelijk kan bereiden. Wie dus reeds zulk een stoompan bezit, kan er thans een dankbaar gebruik van ma ken; en wie zich nieuw inricht, zal zeker verstandig doen met in plaats van ver schillende losse pannen een stoomkoker aan te schaffen. Waar mijn „bezuinigings-artikeltjes" zich echter meer bewegen op het terrein van mid deltjes die iedereen kan toepassen, meen ik hier geen volledige uiteenzetting te moe ten geven voor het gebruik van stoompan nen tenzij mij uit vragen mocht blijken, dat werkelijk op dit punt nog voorlichting wordt gewenscht Liever eindig ik d i t artikel met nog een paar zeer eenvoudige middeltjes, die tot be perking van brandstofverbruik kunnen lei den. Wij, verwend aan de ruimte van onze for nuizen en fornuisjes hetzij die met kolen of met gas worden gestookt kunnen ons moeilijk den tijd indenken, toen de ijzeren pot, opgehangen aan een haak boven het open vuur, in zijn ééntje al de bestanddeelen van het maal bevatte. Daarin pruttelde de voedzame soep.... en niemand, die na zijn paar borden vol nog naar iets anders ver langde. Of wel, een combinatie van vleesch, groen te en aardappelen werd er gelijktijdig in gaargekookt, om ten slotte te worden aoor- eengemengd tot wat we een „stamppot" noe men. Op zulke gerechten, bereid in één pan en dus gekookt op één vlammetje, zou ik in onzen tijd nog eens de aandacht willen vesr tigen, met de bepaalde bedoeling om de huisvrouw aan te sporen tot het meermalen per week invoeren van dit bezuinigings-sy- steem, dat met behulp van hooikist of kran- reeds lang niet meer onberispelijke boa. De kleine journalist leed aan niet onbedenkelijke neurasthenische aanvallen, waarop zorgvul dig moest toegezien worden. Stillfried had dus voor zijn begrip van werken de handen vol Door de omstandigheden gedrongen, had hij juffrouw Kleemann verzocht, de behande ling van de oude pianiste op zich te nemen. Het betrof bij haar een lichte verlamming der rechterhand, die waarschijnlijk uit een, door haar verzwegen beroerte was overge bleven. E>e behandeling was zeer eenvoudig. Plaat selijke baden en massage. In de eerste plaats was het zaak. de zeer gedweeë patiënte te controleeren, dubbel ge dwee geworden, sinds de oude schrijfster vertrokken was, zonder het op noten zetten van al haar werken af te wachten. Tegen alle verwachting in, had Gertrude Kleemann het verzoek van den dokter niet onvriendelijk, maar beslist geweigerd. „Het spijt mij, dokter, maar u zal zelf wel het best weten, waarom ik de behandeling der oude dame niet op mij kan nemen", zei zij bedaard en ernstig. Stillfried zweeg nadenkend. Hij was onte genzeggelijk niet juist vriendelijk jegens juf frouw Kleemann geweest, nadat de geheim raad Schönleber zich geheel aan haar had toevertrouwd. Maar mogelijk was zij. in het geheel niet de schuldige partij geweest! Misschien had de oude hypochonder in een dwazen angst over het licht zijner oogen, vrijwillig zijn toevlucht tot haar genomen. Er zijn patiënten, die een bepaalde voorlief de hebben voor de dilettanten in de genees kunde. Bovendien had zich in Wolkenstein reeds een geheele legende om juffrouw Kleemann :eweven. Haar bereidwilligheid en nooit fa- hulp waren spreekwoordelijk geworden. ten (zie vorig artikel) nog meer ia da puntjes kan worden toegepast. Nemen we ais voorbeeld een stevige erw tensoep. De erwten (vooraf gewasschen en geweekt) worden gedurende 20 minuten vóórgekookt en daarna b.v. een uur of vijf in de hooikist gezet; daarna wordt de gesnipperde soep groente er bij gedaan en wordt de soep op een klem gasvlammetje zaentjes gekoext tot ze mooi gebonden is, ongeveer 2 uur. Wil men er vleesch in doen (krabbetjes, spek, runderpoulet of iets dergelijks), dan kan men dat dadelijk met de erwten laten meekooken en mee in de hooikist pakkenn o o d i g is deze toevoeging uit een oogpunt van voe dingswaarde echter niet, zooals we later wel eens zullen zien. Per persoon een paar sneetjes brood al of niet geroosterd bij de soep gepresen teerd, en men behoeft zich werkelijk niet misdeeld te achten en kan, ook zonder ver dere gerechten, het er dien dag best mee doen. Hetzelfde geldt voor een middagmaal, dat in den vorm van een „stamppot" in één ge recht de groente, de aardappelen en naar ver kiezing ook het vleesch vereenigt. Denken we b.v. aan den bekenden „huts pot". In plaats van het klapstuk, dat lang mort koken om voldoende malsch te wor den, zou ik raden, „krabbetjes" of ook wel in blokken gesneden schapenvleesch. Dit vleesch wordt met kokend water en met zout in de pan gedaan en zal ongeveer 1 uur op een klein gas- of petroleumpitje zachtjes moeten voorkoken. Dan worden de inmiddels gesnipperde wortelen en uiën er bij gedaan en, als die s/« uur hebben meegekookt, ook de in stuk ken gesneden aardappelen, waarna dan alles samen nog A uur zachtjes kan doorkoken. Mocht er ten slotte wat te veel vocht (bouil lon van hetvleesch eigenlijk) in de pan zijn, dan giet men dit voorloopig even af, in een sauskom b.v.: men legt het vleesch op een vleeschschotel en stampt al het overige los jes door elkaar met zooveel van het afgego ten vocht als noodig is om het gerecht niet te droog te maken. De rest van dén bouil lon kan er in de sauskom nog afzonderlijk bij worden rondgediend. Op dezelfde wijze bereidt men in één pan ook alle andere bekende stamppotten: boe renkool, zuurkool, savoye kool, koolrapen, uiën, enz. enz. Wat voor ons Hollanders de „stamppot" is, dat is voor de Franschen en de Belgen hun „pot au feu", woordelijk vertaald dus niets anders dan de boven het vuur gehan gen ijzeren pot, waarvan we zooeven gespro ken hebben. Die „pot au feu" bevat óók de gezamenlijke bestanddeelen van het middag maal, óók het vleesch, de groente en de aard appelen; ze worden echter in dit geval niet tot een min of meer gelijk mengsel gestampt, maar elk onderdeel behoudt duidelijk zijn vorm. Het gaar gekookte vleesch wordt in plakken gesneden en al het overige wordt luchtig even door elkaar geroerd en dan rondom het vleesch geschikt, terwijl de bouillon er op de wijze van jus bij wordt gepresenteerd. In dit geval kan de hooikist zeer goed een deel van het werk op zich nemen. Het vleesch (1 K G. lende of schapenvleesch b.v.) wordt met ruim kokend water en waf zout A uur gekookt, daarna doet men er een paar soorten groente bij (b.v. gesnipperde wortelen, spruitjes en koolraap of selderij- knol) en eenige in vieren gesneden aardappe len; alles wordt met elkaar weer vlug aan de kook gebracht en kookt nog A uur door, wordt dan in de kist gepakt en blijft er dan een uur of zes in staan. Bij het opdoen wordt de pan uit de hooi kist op een gas- of pertoleumvlammetje ge zet; het vleesch wordt er uitgenomen en ge sneden, de warm gehouden groenten en aardappelen worden losjes door elkaar ge- roerd, met een schuimspaan uit den bouillon geschept en rondom het vleesch gelegd. Ten slotte wordt een deel van den bouillon er in een sauskom bij gediend, terwijl wat nog aan bouillon mocht overblijven, den volgen den dag wel in den smaak zal vallen, hetzij door er wat soep van te bereiden of door het eenvoudig in kopjes te presenteeren. En nu nog een laatste middeltje tot brand stofbesparing. Ik ga hierbij uit van de overtuiging, dat het bereiden van een dubbelgroote hoeveel heid voedsel n i e t het gebruik van een dub bele hoeveelheid brandstof noodig maakt en dat we dus, door het bereiden van een groo- Hij was immers per slot van rekening niet blind en niet doof, kon er oog en oor niet voor sluiten, dat langzamerhand ieder wien slechts de pink pijn deed, zoowel boven in het sanato rium als beneden in het dorp, geneigd was zijn kwalen aan Gertrude Kleemann voor te leggen. Was het enkel de vrouw met de fijne, zachte hand en het zachte gemoed die de menschen aantrok of had zij zich op de een of andere manier en op den een of anderen tijd kennis eigen gemaakt, die haar met onfeilbare zeker heid den spijker op den kop deed slaan? Want, dit moest hij zichzelf bekennen, hoe dikwijls hij er zich ook over geërgerd had, er was hem nog nooit een fout of zelfs een ver keerde diagnose ter oore gekomen. Waarom was zij zoo gesloten? Waarom schonk zij hem haar vertrouwen niet? Hij beschouwde haar, zooals zij daar kalm en eenvoudig voor hem stond. Geen betoove- rende schoonheid, zooals Gustava Hill, maar een lieve meisjesverschijning, vol waardigheid en bevalligheid. Plotseling schoot hem een gedachte door 't hoofd. Zou het niet goed zijn als zijn blijven in Wolkenstein een uitgemaak te zaak was, juffrouw Kleemann voor te stel len, zich tot zijn assistente te bekwamen, hem officieel in de praktijk bij te staan en als het moest, hem te vervangen? Stillfried was met een korten zwenk naar den grooten parkweg afgedraaid, minder om zich te overtuigen' of zij alleen gebleven wa ren dan wel omdat hij voelde, dat bij de ge dachte aan zijn toekomstigen arbeid in Wol kenstein, het bloed hem van verlegenheid naar het hoofd was gestegen en dat een pijn lijk gevoel juist tegenover dit meisje zich van hem had meester gemaakt. Nu keerde hij weer naar juffrouw Kleemann terug, die bij een struik aan den weg stond en schijnbaar aandachtig het zich zetten van de wordende vrucht beschouwde. tere portie tegelijk, brandstof uitwinnen. Eten we dus vandaag bruine boonen, dan koken we daarvan een dubbele hoeveelheid en bereiden van de overblijvende helft mor gen een voedzame, dikke boonensoep. Of op het menu voor vanmiddag komen voor: gestoofde kool en aardappelen: we koken nu de dubbele portie kool en de dub bele portie aardappelen, we stoven de helft van de kool en geven die met de helft van de aardappelen en met de daarbij behoorende jus. Maar de beide overblijvende helften stampen we dienzelfden middag (na het eten) terwijl beide dus nog wat warm zijn, door elkaar en we voegen er misschien wat over gebleven jus of anders wat vet bij. Onze stamppot voor den volgenden dag is klaar en heeft alleen nog maar de hulp noodig Yan een klein gas- of petroleumpitje om te wor den gewarmd. Het spreekt vanzelf, dat maatregelen als de laatstgenoemde voornamelijk uit voerbaar zullen zijn in niet te groote gezin nen; maar déar in een huishouden van 2 tot 4 personen b.v. leiden ze tot grootere besparing dan men oppervlakkig zou ver moeden: er zit héél in 't klein iets in van dezelfde bezuinigingsidée, die de „mas sa-bereiding" zoo voordeelig maakt. MARTINE WITTOP KONING. Bussum, Januari 1917. De Veenmol, die een van onze grootste insecten is, behoort tot de orde der Recht- vleugeiigen (Orthoptera). De kop is eivor mig en halfweg in het halsschild gedooken; de sprieten bestaan uit vele leden en zijn borstelvormig. De breede pooten zijn zeer geschikt tot graven; de dijen zijn zeer breed en kort en aan de onderzijde van een tand voorzien en de korte schenen zijn met vijf tandjes gewapend, die tevens een soort van zaagwerktuigen vormen. Alles, wat den veenmol in den weg komt, wordt eenvoudig doorgezaagd, en zoo ver nielt hij gewoonlijk veel meer planten, dan hij voor voedselgebruik noodig heeft. Want veel gangen maakt hij in den grond, soms tot op een halven meter diepte. Uit die loop graven komt hij: bij dag niet dikwijls te voor schijn, wel des avonds. Alleen in den paar- en legtijd ziet men het dier ook bij dag, maar steeds in de nabijheid vgn zijn hol. De dekschilden van den veenmol zijn, over elkander geslagen, korter dan de ach tervleugels, en ze zijn aardachtig bruin ge kleurd. Van zijn vleugels maakt de veenmol alleen in den paartijd gebruik, overigen* leeft hij vrij stil en eenzelvig. De bruilofts- vlucht van den veenmol geeft een eigenaar digen indruk, doordat de bovenvleugels klein en de onder- of achtervleugels tamelijk groot zijn. Des winters bespeurt men niets van hem, doch reeds vroeg in het voorjaar geeft hij blijk van zijn aanwezigheid, vooral waar hij zijn thuis heeft in lossen, muilen en goed bemesten grond. Daar toch leeft de veenmol het liefst, en daar vindt men dan ook gedurig afgezaagde jonge planten. Wel worden de wortels van alle plantensoorten door hem aangetast, maar 't liefst toch heeft hij als voedsel de zachte wortels van jeugdi ge gewassen, hoewel een taaie wortel geen Beletsel voor hem is, om zijn weg te vervolr gen. Reeds bijtijds in het voorjaar denkt de veenmol aan zijn vermenigvuldigingsarbeid, maar ook in Juli worden nog wel nesten met eieren gevonden, daar ieder wijfje gewoon lijk tweemaal per jaar een legsel van een groot aantal eieren tot zijn recht weet te brengen. Na ongeveer een maand komen de jonge veenmollen uit de eieren te voorschijn. De jongen zijn eerst wit en later bruin en ze ondergaan een onvolkomen gedaanteverwis seling. De moeder zorgt met teederheid voor haar kroost. Eerst wagen de jongen zich maar tot op korten afstand buiten net nest, dat bestaat uit een vast samengedrukt wan- denstelseL, om later al verder te gaan en ein delijk elk voor zich een eigen huis met gan gen en loopgraven gereed te maken. Alvorens zij zoo ver gevorderd zijn, hebben ze reeds verschillende vervellingen ondergaan, en tel kens zijn ze mooier geworden. 't Spreekt bijna van zelf, dait men daar waar de veenmollen veelvuldig voorkomen allerlei middelen verzint om de dieren vangen en hun nesten op te sporen. Want is niet aangenaam, om b.v. heden een bed met Dianthus caryophyllus te planten morgen tot de ontdekking te komen, dat meeste exemplaren door den veenmol zijn te en de „Dus u wilt werkelijk niet?" Gertrude Kleemann schudde zacht haar hoofd. Behalve bij Gustava Hill had Stillfried om zoo te zeggen nog nooit eene tegenkanting van een vrouw ondervonden'. Hij trok verdrietig zijn schouders op. „U heeft het mij dus nog altijd niet verge ven, dat ik indertijd niet bij de dennen ben ge komen? Kan u het zich niet voorstellen, dat een man in een plotseling opkomende ergernis zich nergens meer aan stoort, wat niet uit sluit, dat hij later van zijn onbeleefdheid weer berouw heeft?" Gertrude schrikte onwillekeurig bij de uit drukking „onbeleefdheid." Daarop Imikte zij bedaard. „Zeker kan ik mij dat voorstellen en ik ben ook niet zoo kleingeestig u daarom een wrok toe te dragen, dokter. Om die reden weiger ik ook niet op uw voorstel in te gaan." „En waarom dan?" vroeg hij geprikkeld. Haar kalmte hinderde hem. Hij had eens ge meend, dat zij meer dan gewone belangstel ling voor hem koesterde. Het kwetste zijn ijdelheid, dat er niets meer van die belangstel ling scheen overgebleven te zijn. „Ik zou u liever het antwoord op die vraag schuldig blijven, dokter." Haar houding was plotseling treurig ge worden, haar toon gedrukt. Hij drong er bij haar op aan hem de waar heid te zeggen en wel hartelijker dan hij mis schien zelf wist Hij wilde niet overboord ge worpen worden, ofschoon hij inzag, dat nij het niet beter had verdiend. Gertrude Klee mann was toch geen juffrouw Mengegold. Hij had haar beleeaigd, hij moest haar trach ten terug te winnen. Hij hield er niet van menschen om zich heen te hebben, die hem in stilte vijandig gezind waren. Gertrude had zich weer naar de struik toe gekeerd. Zij streed een1 zwaren strijd. j j -"*J 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5