HandelsoiÉriiis te Alkmaar.
Êe van Leerli
Dlstrlbatle ?an Leien',Meien.
nET VIJFDE RAD
FEUILLETOH.
Honderd en Negentiende Jaargang.
Zaterdag 16 Juni.
I. de Randelsdagsckool met
3-jarigen cursus:
II. dc Hooger© Handels
school met 2-jarigeti cursus
Klroniels..
Mandschoentj©,
Bon do. 25 T5 gram Havermout.
28 350 Rijst
27 50 Bak- en Braadvet.
28 125 Zeep.
29 125 Peulvruchton.
30 75 Gort.
Wo. 139. 1917.
Zij die zieh met
1 JULi voor min
stens 3 mz?adea
op dit blad abonneeren, ontvangen
do tot dien datum verschijnende
nummers FRANCO en GRATIS.
JONGENS en MEISJES, die het anden-
wijs weuschea te volgen aan i
a. do Handelsrtagscliool met 3«
jarigen cursqs,
b. de Uccogere Handelsschool met
S-jarigen cnrsus te ALKMAAR,
worden verzocht zich in persoon of schrif
telijk vóór 28 JUNI a.s. aan te melden bij
den Directeur, den heer A. VERSTEEQE,
aan het schoolgebouw (Doelenstraat, hoek
Nieuwesloot), bij voorkeur op WOENS-
BAQ, van 2 tot 4 tour en op ZATERDAG
van 2 tot 4 uur.
Als leerlingen worde» toegelaten tot i
a. Zij, die in het bezit zijn van eene
door het hoofd eener lagere school ea door
den klasseonderwijzer geteekende verklaring,
dat zij geschikt geacht worden het volledig
onderwijs aan de Handelsdagschool te vol
gen-
Deze verklaring zal voor elk vak, ia het
examenprogramma genoemd, duidelijke aan
wijzingen masten bevauen omtrent de
vorderingen "'an den crndidaat.
Burgemeester en Wethouders kunnen, den
directeur gehoord om bijzondere redenen
voor sommige of voor alle candidaten een
gedeeltelijk of eea volledig toelatingsexamen
eischen j
b. zij, die het toelatingsexamen met goed
gevolg hebben afgelegd.
Het sub b. bedoelde examen omvat i
het lezen, het schrijven, het rekenen, de
beginselen der Nederlandsche en der Fran-
sche taal, de aardrijkskunde en der ge
schiedenis.
a. zij, die het toelatingsexamen met goed
gevolg hebben afgelegd j
b. na voldoend aanvullingsexamen in
moderne talen, wis- en natuurkunde, de
leerlingen van een gymnasium, die tot de
vijfde klasse dier inrichting zijn toegelaten.
Van het toelatingsexamen zijn vrijgesteld
lo. zij, die met goed gevolg het eind
examen hebben afgelegd eener boogere
burgerschool met 3-jarigen cursus
2o. zij, die met goed gevolg het over
ga jsexanien hebben afgelegd tot de vierde
of da vijfde klasse of het eindexamen eener
hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus
3o. zij, die met goed gevolg hebben af
gelegd het eindexamen eener Handelsdag-
school met 3- of 4-jarigen cursus j
4o. zij, die vijf klassen van een gymna
sium hebben doorloopen.
Voor nadere inlichtingen worden belang
hebbenden .verwezen naar den Directeur
dier scholen.
Hall Caine en de Engelsche weer-
wr aak-politiek.
Men heriurmert zich misschien dlat, naar
aanleiding van het bombardement door dfe
geallieerden van open Duitsche steden, zoo
als laatstelijk Vrijburg, als weerwraak tegen
het Duitsche bombardement van de onbe
schermde Engelsche kustplaatsen, de aarts
bisschop van Canterbury in het Engelsche
Hoogerhuis zijn stem verhief tegen het toe
passen van dergelijke weerwraak-maatrege-
len. Meerdere Engelsche bisschoppen heb
ben het toen als hun overtuiging uitgespro
ken; ;,dat de zedelijke beginselen een wraak-
politrek verbieden, welke als klaarblijkelijk
doel het dooden of verwonden van niet strij
ders stelt". Maar daarmede was de kwestie
natuurlijk niet afgeloopen. De meeste Engel-
schen hebben een te grooten hekel aan de
Duitscbers om zich aan redenen van menscb-
'Wendheid jegens hen te storen, trouwens,
het „hebt uw vijanden lief" is bij de geheele,
christenheid een beetje in 't vergeetboek ge
raakt.
De kwestie heeft voor ons Hollanders in-
wonnen, omdat de, ook in ons Land veel ver
taalde en veel gelezen schrijver, Hall Caine
er zich mee ging bemoeien. Echter, wat dë
lezer van ziju boeken wellicht niet zou heb
ben verwacht is dit, dat de schrijver van den
verloren zoon partij kiest tégen het ruime
standpunt van den aartsbisschop. Over de
kwestie hebben beiden in de „Daily Chroni
cle" eenige ingezonden stukken gewisseld.
De aartsbisschop betoogt o. a. het voir
gende: „Wij bombardeeren een versterkte
stad, dit brengt onafwendbaar gevaar mee
voor onschuldige niet strijdenden, maar dat
iS niet ons doek dit doel is, aan 's vijands
strijdende krachten afbreuk te doen. De Duit-
schers nu, van hun kant, gaan een onver
sterkte plaats, als Ramsgate, of Lowestoft,
waarvan ze weten dat er geen strijdkrachten
zijn, om afbreuk aan te doen, bombardteren,
eenvoudig dus met het doel, Engeland schrik
aan te jagen door vrouwen en k'nderen te
treffen. Moeten-wij nu hetzelfde doen om
hen te verbeteren? Ik houd vol, dat er wel
degelijk verschil is tesschen deze manier van
doen ëa de wettige weerwraakmaatregeim
welke strijdende partijen op elkaar kunnen
toepassen."
Hall) Caine antwoordt dan a a.: „Een
groot gedeelte van de oppositie tegen wecr-
wraakmaatregelen is 'gegrond! op de theorie,
dat obrlog ia onderscheid met wraak
een systeem is, dat naar bepaalde erkendë
wetten werkt. Niets is' minder waar. Wat
dbor de diplomatie internationale wetten ge
noemd wordt, eindigt gewoonlijk te bestaan
bij het eerste schot, dat wordt afgevuurd.
Oorlog is zonder wetten en hij zal het
steeds zijn, en weerwraak is hetzelfde. De
noodzakelijkheid van zelfbehoud alleen
rechtvaardigt een van beidien. Maar als ze
een van beiden rechtvaardigt, rechtvaardigt
ze ook de twee samen, want oorlog en
wraak zijn één.
En dan stelt Hall Caine de volgende vraag
aan de moralisten, zooals hij ze noemt. „Het
onderzeeboo tgevaar bedreigt het leven, van
onze natie. Als we er een eind aan hadden
kunnen maken door Berlijn te bombardfee-
ren, zouden we daar kwaadi aan gedaan heb
ben? Als we dat al gedaan hadden en op
deze wijze het gevaar hadden bezworen,
zouden we dan voor altijd onder de beschul
diging staan, tegen de zedelijke beginselen
gezondigd te hebben? Naar het mij toe
schijnt, zoudt ge hierop bevestigend ant
woorden. De verantwoordelijkheid van dit
antwoord is zwaar.
Bovendien, zoo zegt Hall1 Caine verder,
stel eens, dat we, om ons te verzekeren van
een geregeldem aanvoer van levensmiddelen,
we op ieder van onze koopvaardijschepen
een vijftig-tal Duitsche krijgsgevangenen van
hoogen rang plaatsten iets wat we toch
zeer wel mogen doen, en stel, dat als weer
wraak daarvoor dë Duitschers 500 van hun
Briische krijgsgevangenen plaatsten op ieder
oorlogsschip dat uit liep, om onze kusten te
bombardeeren, zou de moraliteit van beide
maatregelen dezelfde zijn? Ik geloof het niet
Integendeel geloof ik, dat ze totaal ver
schillend zou zijn. In het eenige geval is er
geen militaire en geen verdedigbare moreele
noodzakelijkheid voor de Duitsche onder
zeeërs om onze levensmiddelentransporten
transporten tot zinken te brengen, als zij ze
dus torpil leerden zouden' ze moordenaars
zijn moordenaars van hun eigen land'ge-
uooten, zoowel als van de onze. In het an
dere géval bestaat er zeer gegronde moreele
noodzakelijkheid om het Duitsche oorlogs
schip tot zinken te brengen, en dfe dood van
onze mannen kwam dus niet voor rekening
van ons, doch voor die van onze vijanden.
De „Daily Chronicle" acht de discussie
met dit antwoord van Haill Caine gesloten
en we geloovei, dat dit verstandig is. De
humane aartsbisschop mocht eens met het
contra-argument komen, dat Engeland poogt
Duitschland uit te hongeren zij het dan,
op andere wijze dan door het ongewaar-
scbuwd torpil leeren van vrachtvaarders
en de gedachtenwisseling kon dan wel eens
op deze wijze een voor Engeland's prestige
minder aangename wending krijgen
door
DAAN VAN DER ZEE.
(Nadruk verboden).
Langzaam, langzaam maakte dfe mailboot
zicht van de kade los, dreef zacht weg op
hei gedein dier rivier, gedwee achter Let
sleepbootje, dat haar in diep vaarwater
moest koersen. En op het achterdek stond
Lize, wuivend een laatst vaarwel naar de è.1
kleiner wordende gestalten op de Lloydkade
De donkere avond had alles met een diep
zwart overtogen en de talrijke rivierlichtjes
poogden te vergeefs wat licht-leven in dfe
fluweelen duisternis te branden. Onder een
heldëre lantaarn op de kade stonden Wim
en Cato en Mies en Jo en die goedfe beste
papa, die Lies misschien geen van allen ooit
meer terug zou zien. Er kwam iets benau
wends in haar opwellen, een gevoel, om te
roepen, dat ze weer terug wilde naar al het
lieve, dat maar stéeds verder van haar week.
Rijk vloeiden haar tranen en zij wuifde maar,
wuifde maar, ook nog, toen van de kleine fi
guurtjes op de kade niets meer viel te zien
en de boot langzaam dreef door de avond
lijke rivier. Al verder week het prinkelend
lichten uit- de Rotterdamsche haven naar ach
teren, en tegen de donkere lucht donkerden
de kontoeren van de nijvere stad. En op het
achterdek van de „Sindoro" alleen in den la
ten avond, die zoo weemoedig langs de kiel
der mailboot streek, stond Lize, al maar te
turen in het zwarte water, waarin wat verre
lichtjes hun zachte goud lieten vloeien.
Twee jaar geleden was het anders geweest.
Toen had zij op de kade gestaan. De avond
was even stildonker als nu en nog wist ze
de ontroering waarmee ze dë boot met Henk
erop zag wijken Dat was wel een leegte
toen, die droef maakte, maar zij hield nog
zooveel over, dat haar troostte. O, ze hield
van Henk, maar ze kende hem nog zoo kort.
In de weinige maanden van hun engagement
had haad oude leven in den ouden kring zich
nog niet geheel losgemaakt, om in het nieu
we met Henk te vervloeien, maar toch had ze
lang geschreid, toen de boot al verder dreef.
En ze had staan kijken, tot het laatste lichten
van de „Rindjani" in het zwart van den hori
zon was vervloeid.
Nu was ze getrouwd. Met den hand
schoen. En als jong vrouwtje ging ze nu
over den Oceaan, haar nieuwe toekomst tege
moet. Zij glimlachte even, terwijl ze daar
aan dacht. Getrouwd? En had ze niet giste
ren nog gestoeid1 met Wim en Cato, dat het
geluid van hun schater het heele huis ver
schrikte, was ze in al haar doen nog niet 't
jonge meisje, dat in de onbezorgdheid van
het leven het geluk van haar jonkheid vond?
Getrouwd. Maar 't was toch eigenlijk hl te
gek.
Wim, haar eigen broer, had' naast haar ge
zeten als bruidegom en toen ze weer thuis
kwamen, was alles ais voorheen, en niemand
gevóeldë, dat er iets veranderd was. En ze
doos
Beatrice Heron Maxwell cu
Florence E. Eaatv/lëk.
Manx het Rngaiadh
21)
Er kwam ecu harde uitdrukking op zijn
gezicht, dliepe rimpels vormden zieh alls bij
een oude; man toen hij staarde naar dë diep
ten van liet water- beneden zich.
Hij dacht aan al dfe praatjes en den1 smaad
die volgen zouden op die ontdekking van
zijn dLt'd en zijn dwaasheid, en- een koudfe
rilling liep hem over den rug toen hij zich
dn Luppunt van al zijn ellende indacht.
„Zelfmoord van den heer Theodior Mauler
v-rcr, erfgenaam van Lord Brismain ver
dronken in vie Theems. Geruchten van he
vige verliezen in een speelclub", etc. De ar
te e Tubby kermde bij die gedachte en ziëh
opheffende uit zijn gebogen houding, sleepte
hij zich voort naar de brug, waar hij zijn
sprong in de Eeuwigheid kon doen.
Daar naderden met vluggen tred1 twee
meisjes, arm in arm, op de Embankment Zij
waren in druk gesprek zoo druk, dat zij
bijna tegen Tubby aanliepen, die op zij, ging
en een verontschuldiging stamelde. Zijn
oogen ontmoetten die van het grootste der
twee. Zij keek hem vluchtig aan, onwille
keurig gaf zij een uitroep van herkennen.
Tubby nam zijn hoed' af.
„Miss Leachl Ik ik ben verbaasd u
hier te zien, ik had' geen idfee, dat u in Lon
den was. Er is toch geen slechte tijding van
de jacht. Het laatste bericht dat ik van Lau
rence Pridham hoorde was lang niet goed
Felicia stamelde vrij verlegen dat zij zelf
rcedS vóór eenige dagen van de Jaëht ver
trokken was. Waarschijnlijk had hij Mr.
had als altijd dolletjes gedaan met Mies en
Jo, terwijl die haar hielpen de koffers te
pakken. Ver op den achtergrond van haar
Mauleverer latere berichten dan zij.
„Mijn zuster is gaan informeeren", ging
Tubby voort op een koelen toon of het hem
niet aanging. „Ze zei d!at Pridlham nog al
tijd1 bewusteloos was. Een vreemde geschie
denis, niet waar?"
Zijn oogen schenen Felicia's gezicht te
Willem doorgronden can haar gedachten te
weten te komen. Zii bad een kleur gekregen
en haar verlegenheid was zoo groot, dat zij
niet kon spreken. Janet stond er stilzwij
gend bij, zij keek van dien een naar den ander
cn maakte haar eigen gevolgtrekkingen. In
de dagen d'ie zij samen hadden doorgebracht,
had zij veel gehoord' van de omgeving van
Doornen-Jacht en die naam Mauleverer
kwam haar niet meer onbekend voor.
Zij haastte zich ooi Felicia te hulp te ko
men. „Ik zou je raden, Fee, om aan mijn
heer Mauleverer te vragen of hij tot ljéeft
bij ons te komen theedrinken op onze vlie
ringkamer dat is te zeggen als hij niet
tegen enkele trappen opziet. Ik weet niet
hoe het u beiden gesteld is, maar ik heb
dorst!"
Felicia was wel verplicht de uiiinoodiging
te herhalen, maar zij aeed het niet van harte
en hoopte, dtat Tubby weigeren zou. Want
zou hi] haar schuilplaats niet verraden als
hij naar huis ging? Zij besloot dadelijk, als
hij het aannam, hem te vragen niet van hun
ontmoeting te spreken, behalve met Theo
Pridham.
Op datzelfde oogenblik dwaalden Tubby's
gedachten af naar Theo, zijn aardig vrien
dinnetje. Hij wou haar een boodschap zen
den, maar wist bepaald niet hoe hij die zou
inkleeden, op dat oogenblik terwijl hij daar
voor de twee jonge meisjes stond. Janet's uit-
noodiging bood hem een gemakkelijke gele
genheid aan om in vertrouwen iets aan Feli
cia te zeggen, die hij als de grootste vriendin
van Theo beschouwde.
,,Ik wil heel graag komen als ik mag," zei
met een ijver, die Felicia uit het veld
sloeg.
Janet's oogen begonnen ondeugend te
„Er 1
Met een s&erpe wending naar rechts,
schitteren.
dicht bij. Volg mij maar!
is niets tegen wij zijn
hif
doorvoelde denken stond Henk. O, ze hield
nog van hem als vroeger, dat geloofde ze
vast. Maar hij was nu al twee jaar weg, en
al dien tijd had ze niets anders gehad dan
zijn portret en zijn brieven. Met een lichten
huiver dacht ze er soms aan, dat hij wel
veel veranderd kon zijn, dat hij daar m den
Oost misschien niet altijd aan haar had ge
dacht, dat misschien andere vrouwen hem
hadden ontmoet, en dat hij alleen uit een
soort plichtsgevoel het engagement niet had'
verbroken. Maar als ze dan weer aan ziju
brieven dacht, zoo hartelijk en verlangend,
dan gelóófde ze weer, geloofde ze aan het
geluk, dat haar jonge leven ginds over den
verren Oceaan zou vinden
En de „Sindoro" dreef maar verder en ver
der naar de wijde, wijde zée.....
Reeds den volgenden dag was Lize haar
ging zij vooruit, een Bmal straatje in. onder
een poort door Een man, die daar doelloos
scheen rond te slenteren, zag hen het huls In
gaan en volgde hen bedaard tot onder aan
dc trap. Hij hoorde hen hijgend de wentel
trap oploopcn. Janet met haar luide stem
riep de twee anderen nu en dan een vroolijk,
aanmoedigend woordje toe.
Een glimlach van voldoening verbreedde
het gezicht van den man Hij knikte alsof hij
bij zichzelf een opinie bevestigde, toen liep
hij' haastig het smalle straatje terug naar het
naaatbijzijnd telefoonburcau. Hij had oer. tij
ding van groot belang mede te dieelen, en het
nummer dat hij opriep was dat van Frank
Merry agent van het Detective-bureau.
In dien- tusschentijd waren Jianet en haar
beide vrienden op het atelier aangekomen.
„HemelI wat is het warm!" riep Tubby,
terwijl hij zijn vochtig voorhoofd afveegde;
toen liep hij naar het wijd openstaande raam
en voegde er bij: „Wat een prachtig uitzicht
op de rivier heeft u hier!" Een heel ander ge
zicht dan toen hij de rivier vanaf de Em
bankment beschouwde. Reeds begon zijn ver
anderlijk, zieltjé-zonder-zorg-temperament
voor deni dag te komen. a
„Ja, dat zal waar zijn! He kan mijn huur
betalen van vogelvlucht-schetsjes." Janet was
bedrijvig in de weer; rij stak het gaskom
foor op en zette er een keteltje op. „Fee, jij
weet waar het theegoed staat, wil je dë tafel
dekken, terwijl Mr. Mauleverer het brood
snij d t F'
„Uitstekend!" zei Tubby, terwijl hij van
het venster andaan kwam.
„Niet te dun alsjeblieft en wees niet
zuinig met de boter Wil verwachten een
paar gasten die gezegend zijn met een niet
geringen eetlust," verklaarde Janet, terwijl
weemoed kwijt. De zon, die dë Noordzee met
haar goud overgoot en de zee zelve in haar
lichtende wijdheid, deden haar 't leven luch
tiger zien, en haar jeugd deed er aan mee
Er waren veel aardige menschen aan boord,
die haar eerst voor een jong meisje aanza
gen, hetgeen zij met een lachtje corrigeerde,
het zelf gek yindtend een mevrouwtje te zijn.
Er waren menschen, door hun leeftijd verdie-
gelijkt, maar ook jongere luidruchtig en
vroolijk. En bij die jongeren sloot, zij zich
aan tot een afgezonderd clubje, dat vast be
sloten had de reis tot een oergezellige te ma
ken.
Daar had je Tom Hermans, een allerleuk
ste dertiger, nog vrijgezel, die alle dames het
hof maakte, zonder den staat zijns levens te
verloochenen. Hij had overal gezworven:
in Amerika, in Indië, in China zelfs. Kon
leuke verhalen doen, en was de ziel van alle
pretjes, door het clubje georganiseerd. Daar
had je Moppie en Dolly, ook handschoentjes,
die samen reisüfen en die allebei Tom even
charmant vonden. En dan was er nog Toos
met haar man, pas getrouwd, die zoo onge
geneerd verliefd' kon doen en haar Pimmy te
pas en te onpas zoende. Met Ben van Door-
ne was 't stel compleet: dikke twintiger met
een fijn besneden gelaat, waarin een paar
warme, bruine oogen glansden. Hij kende
z'n wereldje precies, taxeerde de menschen
op 't eerste gezicht, maar bleef jegens allen
uiterst correct, zondër zijn gevoelens te ut-
ten. Maar hij kon meedoen als de beste.
Lize vond Ben eigenlijk nog aardiger dan
Tom. Wat zorgde hij voor haar, die eerste
dagen van haar zeeziekte. Voor haar ligstoel
vond hij op 't dek steeds het prettigste plekje
en trouw sleepte hij vruchten en biscuits van
de tafel voor haar aan. En toen ze zich wat
beter voelde, ging hij met haar het dek op en
neer, prettig causeerend vertrouwelijk, of hij
met zijn zuster sprak. Hij vertelde en dan
was er zoo'n weldoende melancholie in zijn
stem van een vreugdëlooze jeugd, maar
hij vertelde ook vol vertrouwen van zijn toe
komst-verwachtingen. En zijn warme stem
deed1 haar mééleven zóó, dat er langzamer
hand een intimiteit ontstond, alsof ze elkaar
al jaren hadden gekend. De degelijke men
schen aan boord, die tegenover elkaar deden,
alsof zij de wereldsche boosheden wel ken
den, schudden reeds hunne hoofden en be
spraken het ongepaste van Liza's vertrouw-
lijk doen tegenover een wildvreemde, dien ze
pas eenige dagen kende Maar Lize stoorde ij
zich niet aan de verwijtende kritiek, die zij
in de blikken harer mede-passagiers voelde; (i
zij was niet zoo ouderwetsch om zich in een
keurslijf van benepen opvattinkjes te rijgen,
zij was een moderne jonge vrouw, die wel
wist hoe ver ze gaan kon. En Ben gedroeg
zich immers als een gentleman
De boot was al in de Middellandsche zee,
toen Ben poogde haar in haar hut te nade
ren. 'tWas op een zoelen avond. Zij voeren
de Spaansche kust voorbij en Ben voerde het
gesprek naar de oude romantiek, naar den
lijd dat de hidalgo's om hun schoonen stre
den. En gaandeweg kwam Lize onder de be
koring. Ben vatte haar hand en zij liet het
toe. En het weeke geluid van zijn zachte stem
in den midzomeravond deed haar leven als in
een zoeten droom. Toen, langzaam, sprak hij
van een samaenkomen in haar hut, en toen ze
eerst tegenstribbelde, en haar hand uit de
zijne trok, sprak hij overredend van Tom, die
ook vrijelijk bij Meppie en Dolly inliep. Was
je in de hut niet veel vrijer met elkaar?
Even dook het beeld van Henk voor Lizete
verbeelding op, maar ach, het was slechts
het beeld van een doode fotografie. En naast
haar, tegen haar aan, zóó, dat ze de warmte
van zijn lijf kon voelen, zat een gepassio
neerd man van vleesch en bloed, die eigen
lijk veel te laat in haar leven gekomen was.
Had ze Ben maar vóór Henk gekendZe gaf
toe en trotseerde de minachtende-blikken der
degelijke menschen, toen ze met Beu haar
hut binnenging
„Alweer één," zei een stuurman tegen den
hofmeester, en lachte vetjes.
Gedurende de week van 18 Juni tot en
met 24 Juni 1917 zal verkrijgbaar werden
gesteld opi
Voor aooverre deze artikelen bij den
gewonen winkelier niet meer verkrijgbaar
mochten zijn, zijn de bofls geldig bij die
winkeliers, welke nog over voldoenden
vaorrêad beschikken. Tevens worden de
gebruikers der regeeringsgoederen er op
gewezen, dat dn geplubliceerde bons geldig
zijn tot en met Zondagavond. Vervallen
bons 's Maandagsmorgeas bj| da winkeliers
aangeboden, mogen door ben niet meer
worden aangenomen.
De Directeur van het Distributiebedrijf
van Alkmaar,
D. S0EÜNK.
Alkmaar, 15 Juni 1917.
onder elkaar soms banale woorden bezigden'.
Tom en Meppie en Dolly vonden het wel
leuk, dat Ben en Lize elkaar gevonden had
den, voelden zichzelf nu ook vrijer in het
flirten en trotseerden lachend de minach
ting, waarmee het clubje kennelijk werd beje
gend. Toos en Pimmy hadden zich eerst een
beetje gereserveerd gehouden, maar draaiden
spoedig weer bij, en zoo vormden zij met hun
zevenen een solidair clubje, dat louter op ge
noegens zon en een apart deel vormde van
het kleine maatschappijtje, dat op de Sindo
ro de groote zee doorvoer.
Het clubje had een stuk van het achterdék
voor zich in beslag genomen, zonder tegen
stribbelen der overige passagiers, die maar
al te gaarne dat plekje meden'. Op dat plek
je stonden de vroolijke dekstoelen der zeven
verward dooreen, en op dat plekje vonden de
vroolijke jonge menschen elkaar altijd. Vaak
lieten zij 's avonds den bootsjongen op zijn
harmonica spelen, en zongen zij de woorden
der bekende wijsjes mee. En eenmaal organi
seerden zij een gemaskerd bal, waaraan de
overige passagiers zich niet wisten te ont
trekken. Kwamen zii in een havenstad, dan
auijk
waf golden Ben en Lize als man en vrouw.
gingen zij gezamenlijk uit, en ook aan den
Soms kwam bij Lize wel het gevoel op, dat
zij toch eigenlijk iets onbehoorlijks hacï ge
daan. Dan dacht ze er aan, hoe na eenige
weken Henk aan de boot zou staan, om zijn
jong vrouwtje verlangend af te halen. Wat
had hij In zijn brieven altijd enthousiast over
dat oogenblik geschreven, met welk een van
;eluk stralende liefde zich den eersten tijd
er hereeniging ingedacht. En nu moest zit
hem ontgoochelen. Het moést, want ze hield
niet meer van hem, ze hiela van Ben, dat
wist ze nu néél zeker, en het was een vergis-
Zij leefden aan boord nu openlijk als man
en vrouw, en onder de degelijke mensehen,
waarvan er niet één het tot een waarschuwen
de raadgeving aan het onervaren vrouwtje
had weten te brengen, ging het gerucht, dat
Lize besloten had, niet naar haar man in
Indië te gaan. maar voortaan met Ben van
Doome te willen leven. En de degelijke men
schen keerden zich nog meer dan vroeger
van het luidruchtige clubje af, waarover zij
zij het brood voor Tubby neerlegde en han
dig een versch half pond boter uit een pa
pier haalde en op een bord neerlel.
Dapper zette Tubby zich aan het werk, on
der de instructies en voorlichting van Janet,
die steeds heen en weer liep, borden haalde
uit hetgeen zij de provisiekamer noemde
een groote tulband, zooals volgens de be-
met het boterhammen smeren. Zou het niet
beter zijn als Ik het werkje overnam en u dc
toastvork," zei zc weldra. Maar het gloeien
de gezicht van Tubby aanziende voegde zij
er bij „Wilt u soms uw ja9 uitdoen als u u
zeil moet staan roosteren bij het vuur?"
„U is wel vriendelijk Juffrouw en en.
Ik geloof niet dat miss Leach ons aan elkaar
voorgesteld heeft, want ik heb uw naam In
't geheel niet gehoord."
„Speer en tot nu toe heeft nooit iemand
mij gevraagd van naam te veranderen,"
klonk het koele antwoord van Janet.
Tubby keek Felicia aan; zij glimlachte.
Janet's onverantwoordelijke dwaasheden wek
ten haar smaak voor humor op. Jianet bezat
de gelukkige gave wat zij noemde „migraine"
te verdrijven en haar twee metgezellen be-
zwëken voor haar invloed van luchthartig
heid.
Tubby, zonder jas en met een gloeiend
rood gezicht, wijdde uit over zijn eigen bij
zonderen aanleg voor het volmaakt goed
roosteren' van brood, toen een stortvloed van
bonzen en slagen op de deur gevolgd werd
door een inval van een zestal personen
vier jonge meisjes met een zeer opvallend
toilet en kapsel, hetgeen hun artistieke nei
ging aanduidde en twee heeren met gladge
schoren gezicht en lange haren, blijkbaar le
den- van het vak.
Janet stelde Tubby aan allen voor. Hij
'raakte een weinig verward' in de Lotties en
Totties, maar het scheen er in de verste ver
sing geweest, dat zij met Henk was getrouwd.
Wel voelde ze nog een verre genegenheid
voor hem, als ze terugdacht aan den tijd, dat
ze samen in de Scheveningsehe boschjes
dwaalden en woorden van liefde spraken,
maar die genegenheid was niet gelijk aan dë
liefde, die ze Ben toedroeg. Ach, had ze
Henk maar nooit ontmoet.
Ben verraste haar wel eens, als ze te
zen zat, turend in het blauwe water,
dan was het zijn zonnige lach, die alle mui
zenissen .opeens vervaagde, dan was het zijn
stem, die haar van nieuw leven zong. En dan
gaf zij zich maar weer over aan het volle
geluk, dat ze zoo heel dicht bij haar wist, en
dan vergat zij maar weer dat oude geluk van
vroeger, o zoo lang geleden.
Onbewogen ging de Sindoro maar voort.
Door de Koode Zee en den Indischen Oce
aan. Straks waren zij in Padang, waar Van
Doome aan land zou gaan, om verder zijn
bestemming naar Sumatra's Westkust te vol-
en. En toen langzamerhand de tijd naderde
at Padang in 't zicht zou komen, begon
Ben over de toekomst te praten. Graag zou
hij haar meenemen, maar ft kón niet. De on
derneming lag in een nog niet geciviliseerde
streek waar een blanke vrouw niet mocht
worden heengevoerd. Ze moest maar door
reizen naar Batavia,'naar haar man, en dan
later misschien, later.
fe niets toe te doen wie allen waren. Toen
volgde een verward geluid van stemmen
Schaterlachen, het werpen van groote hoe
den1 in de hoeken van de kamer, aanbiedin
gen om te helpen met de thee.
„Ga allemaal zitten1 en hou jullie je stil,"
beval Janet, maar zonder eenig effect het
geweld nam eerder toe. De twee wankele
armstoelen werden gegrepen door de jona
sten van de meisjes, wie 't bezit krachtdadig
werdl betwist door de anderen. De jonge man
nen sleepten kisten aan met kleeden er over
heen. dlc divans moesten voorstellen. Toen
een tweede bende van vier jonge mannen
zich bij het gezelschap kwam voegen, wer
den zij verzocht op den grond te gaan zit
ten' cn dankbaar te zfjn. Zoo ging de thee
partij onder groote vroolijkheid voort en on
der de algemeene verwarring van stemmen
was Felicia in de gelegenheid1 aan Tubby te
vragen vooral niet te spreken van hun ont
moeting.
„Ik wou u juist datzelfde verzoek doen,
dus dan zijn we quitte. U moet weten miss
Leach, ik bevind mij in vreeselijke moeilijk
heden ik heb de heele boel leelijk ver
knoeid. Het is uit met mij en niemand kan
het helpen behalve ik zelf. Ik wou zoo graag
dat u een boodschap voor mi] deed aan Theo.
Het was mijn schuld niet dat ik geen afscheid
van haar genomen héb voordat ik wegging.
Ik ben onverwachts van huis gegaan en nu
weet ik niet wanneer ik kan terug keeren. Zij
en ik zijn wat meer dan goede kennissen,
weet u. Misschien heeft zij er u wel wat van
verteld
Felicia erkende dat Theo haar in het ver
trouwen genomen had en Tubby ging haas
tig voort: „Ik hoop dat ik haar later weer
onder de oogen kan komen met een schoone
lel. Nu op 't oogenblik is het beter te zwij
gen en te verdwijnen."
(Wondt vervolgd).
De Directie.
foeJar»omïjVVi"iirÜ g£w
t«Jl nioar!"
n
„iK juui met zeggen utti u iuuu wiwuirei
V