HandelsoiÉriiis te Alkmaar. Êe van Leerli Dlstrlbatle ?an Leien',Meien. nET VIJFDE RAD FEUILLETOH. Honderd en Negentiende Jaargang. Zaterdag 16 Juni. I. de Randelsdagsckool met 3-jarigen cursus: II. dc Hooger© Handels school met 2-jarigeti cursus Klroniels.. Mandschoentj©, Bon do. 25 T5 gram Havermout. 28 350 Rijst 27 50 Bak- en Braadvet. 28 125 Zeep. 29 125 Peulvruchton. 30 75 Gort. Wo. 139. 1917. Zij die zieh met 1 JULi voor min stens 3 mz?adea op dit blad abonneeren, ontvangen do tot dien datum verschijnende nummers FRANCO en GRATIS. JONGENS en MEISJES, die het anden- wijs weuschea te volgen aan i a. do Handelsrtagscliool met 3« jarigen cursqs, b. de Uccogere Handelsschool met S-jarigen cnrsus te ALKMAAR, worden verzocht zich in persoon of schrif telijk vóór 28 JUNI a.s. aan te melden bij den Directeur, den heer A. VERSTEEQE, aan het schoolgebouw (Doelenstraat, hoek Nieuwesloot), bij voorkeur op WOENS- BAQ, van 2 tot 4 tour en op ZATERDAG van 2 tot 4 uur. Als leerlingen worde» toegelaten tot i a. Zij, die in het bezit zijn van eene door het hoofd eener lagere school ea door den klasseonderwijzer geteekende verklaring, dat zij geschikt geacht worden het volledig onderwijs aan de Handelsdagschool te vol gen- Deze verklaring zal voor elk vak, ia het examenprogramma genoemd, duidelijke aan wijzingen masten bevauen omtrent de vorderingen "'an den crndidaat. Burgemeester en Wethouders kunnen, den directeur gehoord om bijzondere redenen voor sommige of voor alle candidaten een gedeeltelijk of eea volledig toelatingsexamen eischen j b. zij, die het toelatingsexamen met goed gevolg hebben afgelegd. Het sub b. bedoelde examen omvat i het lezen, het schrijven, het rekenen, de beginselen der Nederlandsche en der Fran- sche taal, de aardrijkskunde en der ge schiedenis. a. zij, die het toelatingsexamen met goed gevolg hebben afgelegd j b. na voldoend aanvullingsexamen in moderne talen, wis- en natuurkunde, de leerlingen van een gymnasium, die tot de vijfde klasse dier inrichting zijn toegelaten. Van het toelatingsexamen zijn vrijgesteld lo. zij, die met goed gevolg het eind examen hebben afgelegd eener boogere burgerschool met 3-jarigen cursus 2o. zij, die met goed gevolg het over ga jsexanien hebben afgelegd tot de vierde of da vijfde klasse of het eindexamen eener hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus 3o. zij, die met goed gevolg hebben af gelegd het eindexamen eener Handelsdag- school met 3- of 4-jarigen cursus j 4o. zij, die vijf klassen van een gymna sium hebben doorloopen. Voor nadere inlichtingen worden belang hebbenden .verwezen naar den Directeur dier scholen. Hall Caine en de Engelsche weer- wr aak-politiek. Men heriurmert zich misschien dlat, naar aanleiding van het bombardement door dfe geallieerden van open Duitsche steden, zoo als laatstelijk Vrijburg, als weerwraak tegen het Duitsche bombardement van de onbe schermde Engelsche kustplaatsen, de aarts bisschop van Canterbury in het Engelsche Hoogerhuis zijn stem verhief tegen het toe passen van dergelijke weerwraak-maatrege- len. Meerdere Engelsche bisschoppen heb ben het toen als hun overtuiging uitgespro ken; ;,dat de zedelijke beginselen een wraak- politrek verbieden, welke als klaarblijkelijk doel het dooden of verwonden van niet strij ders stelt". Maar daarmede was de kwestie natuurlijk niet afgeloopen. De meeste Engel- schen hebben een te grooten hekel aan de Duitscbers om zich aan redenen van menscb- 'Wendheid jegens hen te storen, trouwens, het „hebt uw vijanden lief" is bij de geheele, christenheid een beetje in 't vergeetboek ge raakt. De kwestie heeft voor ons Hollanders in- wonnen, omdat de, ook in ons Land veel ver taalde en veel gelezen schrijver, Hall Caine er zich mee ging bemoeien. Echter, wat dë lezer van ziju boeken wellicht niet zou heb ben verwacht is dit, dat de schrijver van den verloren zoon partij kiest tégen het ruime standpunt van den aartsbisschop. Over de kwestie hebben beiden in de „Daily Chroni cle" eenige ingezonden stukken gewisseld. De aartsbisschop betoogt o. a. het voir gende: „Wij bombardeeren een versterkte stad, dit brengt onafwendbaar gevaar mee voor onschuldige niet strijdenden, maar dat iS niet ons doek dit doel is, aan 's vijands strijdende krachten afbreuk te doen. De Duit- schers nu, van hun kant, gaan een onver sterkte plaats, als Ramsgate, of Lowestoft, waarvan ze weten dat er geen strijdkrachten zijn, om afbreuk aan te doen, bombardteren, eenvoudig dus met het doel, Engeland schrik aan te jagen door vrouwen en k'nderen te treffen. Moeten-wij nu hetzelfde doen om hen te verbeteren? Ik houd vol, dat er wel degelijk verschil is tesschen deze manier van doen ëa de wettige weerwraakmaatregeim welke strijdende partijen op elkaar kunnen toepassen." Hall) Caine antwoordt dan a a.: „Een groot gedeelte van de oppositie tegen wecr- wraakmaatregelen is 'gegrond! op de theorie, dat obrlog ia onderscheid met wraak een systeem is, dat naar bepaalde erkendë wetten werkt. Niets is' minder waar. Wat dbor de diplomatie internationale wetten ge noemd wordt, eindigt gewoonlijk te bestaan bij het eerste schot, dat wordt afgevuurd. Oorlog is zonder wetten en hij zal het steeds zijn, en weerwraak is hetzelfde. De noodzakelijkheid van zelfbehoud alleen rechtvaardigt een van beidien. Maar als ze een van beiden rechtvaardigt, rechtvaardigt ze ook de twee samen, want oorlog en wraak zijn één. En dan stelt Hall Caine de volgende vraag aan de moralisten, zooals hij ze noemt. „Het onderzeeboo tgevaar bedreigt het leven, van onze natie. Als we er een eind aan hadden kunnen maken door Berlijn te bombardfee- ren, zouden we daar kwaadi aan gedaan heb ben? Als we dat al gedaan hadden en op deze wijze het gevaar hadden bezworen, zouden we dan voor altijd onder de beschul diging staan, tegen de zedelijke beginselen gezondigd te hebben? Naar het mij toe schijnt, zoudt ge hierop bevestigend ant woorden. De verantwoordelijkheid van dit antwoord is zwaar. Bovendien, zoo zegt Hall1 Caine verder, stel eens, dat we, om ons te verzekeren van een geregeldem aanvoer van levensmiddelen, we op ieder van onze koopvaardijschepen een vijftig-tal Duitsche krijgsgevangenen van hoogen rang plaatsten iets wat we toch zeer wel mogen doen, en stel, dat als weer wraak daarvoor dë Duitschers 500 van hun Briische krijgsgevangenen plaatsten op ieder oorlogsschip dat uit liep, om onze kusten te bombardeeren, zou de moraliteit van beide maatregelen dezelfde zijn? Ik geloof het niet Integendeel geloof ik, dat ze totaal ver schillend zou zijn. In het eenige geval is er geen militaire en geen verdedigbare moreele noodzakelijkheid voor de Duitsche onder zeeërs om onze levensmiddelentransporten transporten tot zinken te brengen, als zij ze dus torpil leerden zouden' ze moordenaars zijn moordenaars van hun eigen land'ge- uooten, zoowel als van de onze. In het an dere géval bestaat er zeer gegronde moreele noodzakelijkheid om het Duitsche oorlogs schip tot zinken te brengen, en dfe dood van onze mannen kwam dus niet voor rekening van ons, doch voor die van onze vijanden. De „Daily Chronicle" acht de discussie met dit antwoord van Haill Caine gesloten en we geloovei, dat dit verstandig is. De humane aartsbisschop mocht eens met het contra-argument komen, dat Engeland poogt Duitschland uit te hongeren zij het dan, op andere wijze dan door het ongewaar- scbuwd torpil leeren van vrachtvaarders en de gedachtenwisseling kon dan wel eens op deze wijze een voor Engeland's prestige minder aangename wending krijgen door DAAN VAN DER ZEE. (Nadruk verboden). Langzaam, langzaam maakte dfe mailboot zicht van de kade los, dreef zacht weg op hei gedein dier rivier, gedwee achter Let sleepbootje, dat haar in diep vaarwater moest koersen. En op het achterdek stond Lize, wuivend een laatst vaarwel naar de è.1 kleiner wordende gestalten op de Lloydkade De donkere avond had alles met een diep zwart overtogen en de talrijke rivierlichtjes poogden te vergeefs wat licht-leven in dfe fluweelen duisternis te branden. Onder een heldëre lantaarn op de kade stonden Wim en Cato en Mies en Jo en die goedfe beste papa, die Lies misschien geen van allen ooit meer terug zou zien. Er kwam iets benau wends in haar opwellen, een gevoel, om te roepen, dat ze weer terug wilde naar al het lieve, dat maar stéeds verder van haar week. Rijk vloeiden haar tranen en zij wuifde maar, wuifde maar, ook nog, toen van de kleine fi guurtjes op de kade niets meer viel te zien en de boot langzaam dreef door de avond lijke rivier. Al verder week het prinkelend lichten uit- de Rotterdamsche haven naar ach teren, en tegen de donkere lucht donkerden de kontoeren van de nijvere stad. En op het achterdek van de „Sindoro" alleen in den la ten avond, die zoo weemoedig langs de kiel der mailboot streek, stond Lize, al maar te turen in het zwarte water, waarin wat verre lichtjes hun zachte goud lieten vloeien. Twee jaar geleden was het anders geweest. Toen had zij op de kade gestaan. De avond was even stildonker als nu en nog wist ze de ontroering waarmee ze dë boot met Henk erop zag wijken Dat was wel een leegte toen, die droef maakte, maar zij hield nog zooveel over, dat haar troostte. O, ze hield van Henk, maar ze kende hem nog zoo kort. In de weinige maanden van hun engagement had haad oude leven in den ouden kring zich nog niet geheel losgemaakt, om in het nieu we met Henk te vervloeien, maar toch had ze lang geschreid, toen de boot al verder dreef. En ze had staan kijken, tot het laatste lichten van de „Rindjani" in het zwart van den hori zon was vervloeid. Nu was ze getrouwd. Met den hand schoen. En als jong vrouwtje ging ze nu over den Oceaan, haar nieuwe toekomst tege moet. Zij glimlachte even, terwijl ze daar aan dacht. Getrouwd? En had ze niet giste ren nog gestoeid1 met Wim en Cato, dat het geluid van hun schater het heele huis ver schrikte, was ze in al haar doen nog niet 't jonge meisje, dat in de onbezorgdheid van het leven het geluk van haar jonkheid vond? Getrouwd. Maar 't was toch eigenlijk hl te gek. Wim, haar eigen broer, had' naast haar ge zeten als bruidegom en toen ze weer thuis kwamen, was alles ais voorheen, en niemand gevóeldë, dat er iets veranderd was. En ze doos Beatrice Heron Maxwell cu Florence E. Eaatv/lëk. Manx het Rngaiadh 21) Er kwam ecu harde uitdrukking op zijn gezicht, dliepe rimpels vormden zieh alls bij een oude; man toen hij staarde naar dë diep ten van liet water- beneden zich. Hij dacht aan al dfe praatjes en den1 smaad die volgen zouden op die ontdekking van zijn dLt'd en zijn dwaasheid, en- een koudfe rilling liep hem over den rug toen hij zich dn Luppunt van al zijn ellende indacht. „Zelfmoord van den heer Theodior Mauler v-rcr, erfgenaam van Lord Brismain ver dronken in vie Theems. Geruchten van he vige verliezen in een speelclub", etc. De ar te e Tubby kermde bij die gedachte en ziëh opheffende uit zijn gebogen houding, sleepte hij zich voort naar de brug, waar hij zijn sprong in de Eeuwigheid kon doen. Daar naderden met vluggen tred1 twee meisjes, arm in arm, op de Embankment Zij waren in druk gesprek zoo druk, dat zij bijna tegen Tubby aanliepen, die op zij, ging en een verontschuldiging stamelde. Zijn oogen ontmoetten die van het grootste der twee. Zij keek hem vluchtig aan, onwille keurig gaf zij een uitroep van herkennen. Tubby nam zijn hoed' af. „Miss Leachl Ik ik ben verbaasd u hier te zien, ik had' geen idfee, dat u in Lon den was. Er is toch geen slechte tijding van de jacht. Het laatste bericht dat ik van Lau rence Pridham hoorde was lang niet goed Felicia stamelde vrij verlegen dat zij zelf rcedS vóór eenige dagen van de Jaëht ver trokken was. Waarschijnlijk had hij Mr. had als altijd dolletjes gedaan met Mies en Jo, terwijl die haar hielpen de koffers te pakken. Ver op den achtergrond van haar Mauleverer latere berichten dan zij. „Mijn zuster is gaan informeeren", ging Tubby voort op een koelen toon of het hem niet aanging. „Ze zei d!at Pridlham nog al tijd1 bewusteloos was. Een vreemde geschie denis, niet waar?" Zijn oogen schenen Felicia's gezicht te Willem doorgronden can haar gedachten te weten te komen. Zii bad een kleur gekregen en haar verlegenheid was zoo groot, dat zij niet kon spreken. Janet stond er stilzwij gend bij, zij keek van dien een naar den ander cn maakte haar eigen gevolgtrekkingen. In de dagen d'ie zij samen hadden doorgebracht, had zij veel gehoord' van de omgeving van Doornen-Jacht en die naam Mauleverer kwam haar niet meer onbekend voor. Zij haastte zich ooi Felicia te hulp te ko men. „Ik zou je raden, Fee, om aan mijn heer Mauleverer te vragen of hij tot ljéeft bij ons te komen theedrinken op onze vlie ringkamer dat is te zeggen als hij niet tegen enkele trappen opziet. Ik weet niet hoe het u beiden gesteld is, maar ik heb dorst!" Felicia was wel verplicht de uiiinoodiging te herhalen, maar zij aeed het niet van harte en hoopte, dtat Tubby weigeren zou. Want zou hi] haar schuilplaats niet verraden als hij naar huis ging? Zij besloot dadelijk, als hij het aannam, hem te vragen niet van hun ontmoeting te spreken, behalve met Theo Pridham. Op datzelfde oogenblik dwaalden Tubby's gedachten af naar Theo, zijn aardig vrien dinnetje. Hij wou haar een boodschap zen den, maar wist bepaald niet hoe hij die zou inkleeden, op dat oogenblik terwijl hij daar voor de twee jonge meisjes stond. Janet's uit- noodiging bood hem een gemakkelijke gele genheid aan om in vertrouwen iets aan Feli cia te zeggen, die hij als de grootste vriendin van Theo beschouwde. ,,Ik wil heel graag komen als ik mag," zei met een ijver, die Felicia uit het veld sloeg. Janet's oogen begonnen ondeugend te „Er 1 Met een s&erpe wending naar rechts, schitteren. dicht bij. Volg mij maar! is niets tegen wij zijn hif doorvoelde denken stond Henk. O, ze hield nog van hem als vroeger, dat geloofde ze vast. Maar hij was nu al twee jaar weg, en al dien tijd had ze niets anders gehad dan zijn portret en zijn brieven. Met een lichten huiver dacht ze er soms aan, dat hij wel veel veranderd kon zijn, dat hij daar m den Oost misschien niet altijd aan haar had ge dacht, dat misschien andere vrouwen hem hadden ontmoet, en dat hij alleen uit een soort plichtsgevoel het engagement niet had' verbroken. Maar als ze dan weer aan ziju brieven dacht, zoo hartelijk en verlangend, dan gelóófde ze weer, geloofde ze aan het geluk, dat haar jonge leven ginds over den verren Oceaan zou vinden En de „Sindoro" dreef maar verder en ver der naar de wijde, wijde zée..... Reeds den volgenden dag was Lize haar ging zij vooruit, een Bmal straatje in. onder een poort door Een man, die daar doelloos scheen rond te slenteren, zag hen het huls In gaan en volgde hen bedaard tot onder aan dc trap. Hij hoorde hen hijgend de wentel trap oploopcn. Janet met haar luide stem riep de twee anderen nu en dan een vroolijk, aanmoedigend woordje toe. Een glimlach van voldoening verbreedde het gezicht van den man Hij knikte alsof hij bij zichzelf een opinie bevestigde, toen liep hij' haastig het smalle straatje terug naar het naaatbijzijnd telefoonburcau. Hij had oer. tij ding van groot belang mede te dieelen, en het nummer dat hij opriep was dat van Frank Merry agent van het Detective-bureau. In dien- tusschentijd waren Jianet en haar beide vrienden op het atelier aangekomen. „HemelI wat is het warm!" riep Tubby, terwijl hij zijn vochtig voorhoofd afveegde; toen liep hij naar het wijd openstaande raam en voegde er bij: „Wat een prachtig uitzicht op de rivier heeft u hier!" Een heel ander ge zicht dan toen hij de rivier vanaf de Em bankment beschouwde. Reeds begon zijn ver anderlijk, zieltjé-zonder-zorg-temperament voor deni dag te komen. a „Ja, dat zal waar zijn! He kan mijn huur betalen van vogelvlucht-schetsjes." Janet was bedrijvig in de weer; rij stak het gaskom foor op en zette er een keteltje op. „Fee, jij weet waar het theegoed staat, wil je dë tafel dekken, terwijl Mr. Mauleverer het brood snij d t F' „Uitstekend!" zei Tubby, terwijl hij van het venster andaan kwam. „Niet te dun alsjeblieft en wees niet zuinig met de boter Wil verwachten een paar gasten die gezegend zijn met een niet geringen eetlust," verklaarde Janet, terwijl weemoed kwijt. De zon, die dë Noordzee met haar goud overgoot en de zee zelve in haar lichtende wijdheid, deden haar 't leven luch tiger zien, en haar jeugd deed er aan mee Er waren veel aardige menschen aan boord, die haar eerst voor een jong meisje aanza gen, hetgeen zij met een lachtje corrigeerde, het zelf gek yindtend een mevrouwtje te zijn. Er waren menschen, door hun leeftijd verdie- gelijkt, maar ook jongere luidruchtig en vroolijk. En bij die jongeren sloot, zij zich aan tot een afgezonderd clubje, dat vast be sloten had de reis tot een oergezellige te ma ken. Daar had je Tom Hermans, een allerleuk ste dertiger, nog vrijgezel, die alle dames het hof maakte, zonder den staat zijns levens te verloochenen. Hij had overal gezworven: in Amerika, in Indië, in China zelfs. Kon leuke verhalen doen, en was de ziel van alle pretjes, door het clubje georganiseerd. Daar had je Moppie en Dolly, ook handschoentjes, die samen reisüfen en die allebei Tom even charmant vonden. En dan was er nog Toos met haar man, pas getrouwd, die zoo onge geneerd verliefd' kon doen en haar Pimmy te pas en te onpas zoende. Met Ben van Door- ne was 't stel compleet: dikke twintiger met een fijn besneden gelaat, waarin een paar warme, bruine oogen glansden. Hij kende z'n wereldje precies, taxeerde de menschen op 't eerste gezicht, maar bleef jegens allen uiterst correct, zondër zijn gevoelens te ut- ten. Maar hij kon meedoen als de beste. Lize vond Ben eigenlijk nog aardiger dan Tom. Wat zorgde hij voor haar, die eerste dagen van haar zeeziekte. Voor haar ligstoel vond hij op 't dek steeds het prettigste plekje en trouw sleepte hij vruchten en biscuits van de tafel voor haar aan. En toen ze zich wat beter voelde, ging hij met haar het dek op en neer, prettig causeerend vertrouwelijk, of hij met zijn zuster sprak. Hij vertelde en dan was er zoo'n weldoende melancholie in zijn stem van een vreugdëlooze jeugd, maar hij vertelde ook vol vertrouwen van zijn toe komst-verwachtingen. En zijn warme stem deed1 haar mééleven zóó, dat er langzamer hand een intimiteit ontstond, alsof ze elkaar al jaren hadden gekend. De degelijke men schen aan boord, die tegenover elkaar deden, alsof zij de wereldsche boosheden wel ken den, schudden reeds hunne hoofden en be spraken het ongepaste van Liza's vertrouw- lijk doen tegenover een wildvreemde, dien ze pas eenige dagen kende Maar Lize stoorde ij zich niet aan de verwijtende kritiek, die zij in de blikken harer mede-passagiers voelde; (i zij was niet zoo ouderwetsch om zich in een keurslijf van benepen opvattinkjes te rijgen, zij was een moderne jonge vrouw, die wel wist hoe ver ze gaan kon. En Ben gedroeg zich immers als een gentleman De boot was al in de Middellandsche zee, toen Ben poogde haar in haar hut te nade ren. 'tWas op een zoelen avond. Zij voeren de Spaansche kust voorbij en Ben voerde het gesprek naar de oude romantiek, naar den lijd dat de hidalgo's om hun schoonen stre den. En gaandeweg kwam Lize onder de be koring. Ben vatte haar hand en zij liet het toe. En het weeke geluid van zijn zachte stem in den midzomeravond deed haar leven als in een zoeten droom. Toen, langzaam, sprak hij van een samaenkomen in haar hut, en toen ze eerst tegenstribbelde, en haar hand uit de zijne trok, sprak hij overredend van Tom, die ook vrijelijk bij Meppie en Dolly inliep. Was je in de hut niet veel vrijer met elkaar? Even dook het beeld van Henk voor Lizete verbeelding op, maar ach, het was slechts het beeld van een doode fotografie. En naast haar, tegen haar aan, zóó, dat ze de warmte van zijn lijf kon voelen, zat een gepassio neerd man van vleesch en bloed, die eigen lijk veel te laat in haar leven gekomen was. Had ze Ben maar vóór Henk gekendZe gaf toe en trotseerde de minachtende-blikken der degelijke menschen, toen ze met Beu haar hut binnenging „Alweer één," zei een stuurman tegen den hofmeester, en lachte vetjes. Gedurende de week van 18 Juni tot en met 24 Juni 1917 zal verkrijgbaar werden gesteld opi Voor aooverre deze artikelen bij den gewonen winkelier niet meer verkrijgbaar mochten zijn, zijn de bofls geldig bij die winkeliers, welke nog over voldoenden vaorrêad beschikken. Tevens worden de gebruikers der regeeringsgoederen er op gewezen, dat dn geplubliceerde bons geldig zijn tot en met Zondagavond. Vervallen bons 's Maandagsmorgeas bj| da winkeliers aangeboden, mogen door ben niet meer worden aangenomen. De Directeur van het Distributiebedrijf van Alkmaar, D. S0EÜNK. Alkmaar, 15 Juni 1917. onder elkaar soms banale woorden bezigden'. Tom en Meppie en Dolly vonden het wel leuk, dat Ben en Lize elkaar gevonden had den, voelden zichzelf nu ook vrijer in het flirten en trotseerden lachend de minach ting, waarmee het clubje kennelijk werd beje gend. Toos en Pimmy hadden zich eerst een beetje gereserveerd gehouden, maar draaiden spoedig weer bij, en zoo vormden zij met hun zevenen een solidair clubje, dat louter op ge noegens zon en een apart deel vormde van het kleine maatschappijtje, dat op de Sindo ro de groote zee doorvoer. Het clubje had een stuk van het achterdék voor zich in beslag genomen, zonder tegen stribbelen der overige passagiers, die maar al te gaarne dat plekje meden'. Op dat plek je stonden de vroolijke dekstoelen der zeven verward dooreen, en op dat plekje vonden de vroolijke jonge menschen elkaar altijd. Vaak lieten zij 's avonds den bootsjongen op zijn harmonica spelen, en zongen zij de woorden der bekende wijsjes mee. En eenmaal organi seerden zij een gemaskerd bal, waaraan de overige passagiers zich niet wisten te ont trekken. Kwamen zii in een havenstad, dan auijk waf golden Ben en Lize als man en vrouw. gingen zij gezamenlijk uit, en ook aan den Soms kwam bij Lize wel het gevoel op, dat zij toch eigenlijk iets onbehoorlijks hacï ge daan. Dan dacht ze er aan, hoe na eenige weken Henk aan de boot zou staan, om zijn jong vrouwtje verlangend af te halen. Wat had hij In zijn brieven altijd enthousiast over dat oogenblik geschreven, met welk een van ;eluk stralende liefde zich den eersten tijd er hereeniging ingedacht. En nu moest zit hem ontgoochelen. Het moést, want ze hield niet meer van hem, ze hiela van Ben, dat wist ze nu néél zeker, en het was een vergis- Zij leefden aan boord nu openlijk als man en vrouw, en onder de degelijke mensehen, waarvan er niet één het tot een waarschuwen de raadgeving aan het onervaren vrouwtje had weten te brengen, ging het gerucht, dat Lize besloten had, niet naar haar man in Indië te gaan. maar voortaan met Ben van Doome te willen leven. En de degelijke men schen keerden zich nog meer dan vroeger van het luidruchtige clubje af, waarover zij zij het brood voor Tubby neerlegde en han dig een versch half pond boter uit een pa pier haalde en op een bord neerlel. Dapper zette Tubby zich aan het werk, on der de instructies en voorlichting van Janet, die steeds heen en weer liep, borden haalde uit hetgeen zij de provisiekamer noemde een groote tulband, zooals volgens de be- met het boterhammen smeren. Zou het niet beter zijn als Ik het werkje overnam en u dc toastvork," zei zc weldra. Maar het gloeien de gezicht van Tubby aanziende voegde zij er bij „Wilt u soms uw ja9 uitdoen als u u zeil moet staan roosteren bij het vuur?" „U is wel vriendelijk Juffrouw en en. Ik geloof niet dat miss Leach ons aan elkaar voorgesteld heeft, want ik heb uw naam In 't geheel niet gehoord." „Speer en tot nu toe heeft nooit iemand mij gevraagd van naam te veranderen," klonk het koele antwoord van Janet. Tubby keek Felicia aan; zij glimlachte. Janet's onverantwoordelijke dwaasheden wek ten haar smaak voor humor op. Jianet bezat de gelukkige gave wat zij noemde „migraine" te verdrijven en haar twee metgezellen be- zwëken voor haar invloed van luchthartig heid. Tubby, zonder jas en met een gloeiend rood gezicht, wijdde uit over zijn eigen bij zonderen aanleg voor het volmaakt goed roosteren' van brood, toen een stortvloed van bonzen en slagen op de deur gevolgd werd door een inval van een zestal personen vier jonge meisjes met een zeer opvallend toilet en kapsel, hetgeen hun artistieke nei ging aanduidde en twee heeren met gladge schoren gezicht en lange haren, blijkbaar le den- van het vak. Janet stelde Tubby aan allen voor. Hij 'raakte een weinig verward' in de Lotties en Totties, maar het scheen er in de verste ver sing geweest, dat zij met Henk was getrouwd. Wel voelde ze nog een verre genegenheid voor hem, als ze terugdacht aan den tijd, dat ze samen in de Scheveningsehe boschjes dwaalden en woorden van liefde spraken, maar die genegenheid was niet gelijk aan dë liefde, die ze Ben toedroeg. Ach, had ze Henk maar nooit ontmoet. Ben verraste haar wel eens, als ze te zen zat, turend in het blauwe water, dan was het zijn zonnige lach, die alle mui zenissen .opeens vervaagde, dan was het zijn stem, die haar van nieuw leven zong. En dan gaf zij zich maar weer over aan het volle geluk, dat ze zoo heel dicht bij haar wist, en dan vergat zij maar weer dat oude geluk van vroeger, o zoo lang geleden. Onbewogen ging de Sindoro maar voort. Door de Koode Zee en den Indischen Oce aan. Straks waren zij in Padang, waar Van Doome aan land zou gaan, om verder zijn bestemming naar Sumatra's Westkust te vol- en. En toen langzamerhand de tijd naderde at Padang in 't zicht zou komen, begon Ben over de toekomst te praten. Graag zou hij haar meenemen, maar ft kón niet. De on derneming lag in een nog niet geciviliseerde streek waar een blanke vrouw niet mocht worden heengevoerd. Ze moest maar door reizen naar Batavia,'naar haar man, en dan later misschien, later. fe niets toe te doen wie allen waren. Toen volgde een verward geluid van stemmen Schaterlachen, het werpen van groote hoe den1 in de hoeken van de kamer, aanbiedin gen om te helpen met de thee. „Ga allemaal zitten1 en hou jullie je stil," beval Janet, maar zonder eenig effect het geweld nam eerder toe. De twee wankele armstoelen werden gegrepen door de jona sten van de meisjes, wie 't bezit krachtdadig werdl betwist door de anderen. De jonge man nen sleepten kisten aan met kleeden er over heen. dlc divans moesten voorstellen. Toen een tweede bende van vier jonge mannen zich bij het gezelschap kwam voegen, wer den zij verzocht op den grond te gaan zit ten' cn dankbaar te zfjn. Zoo ging de thee partij onder groote vroolijkheid voort en on der de algemeene verwarring van stemmen was Felicia in de gelegenheid1 aan Tubby te vragen vooral niet te spreken van hun ont moeting. „Ik wou u juist datzelfde verzoek doen, dus dan zijn we quitte. U moet weten miss Leach, ik bevind mij in vreeselijke moeilijk heden ik heb de heele boel leelijk ver knoeid. Het is uit met mij en niemand kan het helpen behalve ik zelf. Ik wou zoo graag dat u een boodschap voor mi] deed aan Theo. Het was mijn schuld niet dat ik geen afscheid van haar genomen héb voordat ik wegging. Ik ben onverwachts van huis gegaan en nu weet ik niet wanneer ik kan terug keeren. Zij en ik zijn wat meer dan goede kennissen, weet u. Misschien heeft zij er u wel wat van verteld Felicia erkende dat Theo haar in het ver trouwen genomen had en Tubby ging haas tig voort: „Ik hoop dat ik haar later weer onder de oogen kan komen met een schoone lel. Nu op 't oogenblik is het beter te zwij gen en te verdwijnen." (Wondt vervolgd). De Directie. foeJar»omïjVVi"iirÜ g£w t«Jl nioar!" n „iK juui met zeggen utti u iuuu wiwuirei V

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5