DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. ie Tan Leveni De Martiale iïo. 157 Hoaderfl en negentiende Jaargang. 1917. ZATERDAG 7 JULI. Aardappelen AARDAPPELEN. Abonaementspdis per 3 maanden f 1.30. fr. p. post f 150. AMeotiepMUt. p. rflgel. grooto letters naar plaatsruimte. Brieven fr. If. Y. Boek- en Handelsdmkkerij vJi. HERIBs. COSTER &Z00N, Voordam C 9. Telefnr. 3. Bon no. 43 125 gram 44 50 Bak- en Braadvet. 45 250 Rijst. 46 50 Gort. Feuilleton. Uuurcomiöiissio Alkmaar. Over don abonnementsprijs wordt bij vooruitbetaling beschikt. Bewijsnummers 5 cent. Gedurende de week van 9 Juli tot en met 15 Juli 1917 zal vwfkrijgbaar worden gesteld op De overige artikelen kunnen, voor cooverre aanwezig, zonder bonnen worden afgegeven De Directeur van het Distributiebedrijf van Alkmaar, D. SCHENK. Alkmaar, 7 Juli 1917. De DIRECTEUR van het DISTRIBUTIE BEDRIJF van ALKMAAR deelt mede, dlat de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, ren zijne beschikking van 20 Juni 1911, Directie van d#n Landbouw, No 17526, 5e vfdeeling B, heeft goedgevonden: Met wijziging van het sub 6b van boven genoemde beschikking bepaalde; met ingai van 5 JULI 1917 vast te stelten ingevolge a 8 der Distributiewet 1916 een MAXIMUM- KLEINHANDELPRIJS VOOR VROEGE AARDAPPELEN van 11 CENT PER K-G. Alkmaar, 7 Juli 1917. De Directeur voornoemd, D. SCHENK. De DIRECTEUR van het DISTRIBUTIE BEDRIJF van ALKMAAR deelt mede, vol gens heden ontvangen circulaire van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Han< del, gez a zijne beschikking van 4 Juli 1917, Dimde van den Landbouw, La. A, 6e Afdeelug Bheeft goedgevonden te bepalen de MAXIMUM-KLEINHANDELPRIJS voor VROF'iE AARDAPPELEN, vastge steld bij vo noemde beschikking, zal met ingang van 7 JULI 1917 uitsluitend gelden voor z.g. GROOTE AARDAPPELEN, waar onder wordt verstaan DE GEWONE CON SUMPTIEWAAR. Met ingang van 7 JULI 1917 wordlt voor POTERS of DRIELINGEN de MAXIMUM- KLEINHANDELPRIJS vastgesteld op 9 CENT PER K.G. Alkmaar, 7 Juli 1917. De Directeur voornoemd, D. SCHENK Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der ingezetenen, dat bij hem ingekomen en aan den Ontvanger der Rijks Directe Belastingen binnen deze Gemeente ter invordering is overgegeven: HET KOHIER DER PERSONEELE BELASTING No. 9, voor het dienst jaar 1917, executoir verklaard door den Directeur der Directe belastingen in Noord-Holland te Am sterdam den 6cn Juli 1917; dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat de termijn van zes weken bin nen welken daartegen waarschriften kun nen worden ingediend. Alkmaar, den 7en Juli 1917. Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur voornoemd, G. RIPPING. Vervolg va» het andere blad. HOOFDsSTUK XXVI. Twee plus zes is acht en in de occulte wereld is acht een ongewenscht cijfer twee cirkels vereenigd die samen een impasse vormen. Laurie zat op in een fauteuil toen dr. Fra- ser den volgenden dag kwam. „Ik heb een zeer eigenzinnigen en onhan- delbaren patiënt gehad", zei ae pleegzuster met een glimlach, „hij wou eenvoudig niet in bed' blijven. Hij stond er op om op te staan en zegt d» hij aap het eind van de week aan het eik moet gaan." „Als in. een heel stuk uit zijn leven kwijt is", zei Laurie plechtig, „dan wil men het zoo gauw mogelijk terug zien te krijgen. Ik voel mij op 't oogenblik als een deserteur. Ik beu benieuwd wat de kolonel van mij denkt." „Hij weet van je ziekte af", zei dr. Fraser. „Hij kan je moeilijk voor den krijgsraad la ten komen als deserteur." „Er is werkelijk geen excuus voor mij," zei Laurie, „uit de brieven die hij aan mijn vader geschreven heeft, zou ik opmaken dat hij mij ontslag geeft. Ik had het recht niet, weet u, tot het laatete oogenblik weg te blijven. Ik had met den trein van 10.53 moeten vertrek ken. Dan zou er niets gebeurd zijn." De pleegzuster was klaar met het opschud den der kussens, zij had alles wat hij noodig kon hebben bij hem n&ergelsgd; nu ging zij de kamt uit en liet de twee neeren alleen. „Dat u» waar," merkte dr. Fraser op, „maar BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen VERHUURDERS VAN WONINQGN nogmaals in berinrte- ring, dat met 1 juli l9l7 voor deze Gemeen te eene HUURCOMMISSIE is ingesteld en dat de verhuurders van woningen van ten hoogste 6,— per weck berekend, die na 1 Januari 1916 een h oogeren huurprijs heb ben bedongen dan geldende was op of laat stelijk vóór 1 Januari 1916, WETTELIJK VERPLICHT ZIJN hetzij vóór 1 AUGUS TUS a.s. goedkeuring van dïen hoogeren huurprijs te vragen aan de bovenbedoelde Huurcommissie, hetzij' zich jegens den huur der bereid te verklaren den huurprijs te ver lagen tot dien van 1 Januari 1916. OVERTREDING dezer bepaling wordt ge straft met eene geldboete van ten hoogste DUIZEND GULDEN. Formulieren voor deze aanvragen zijn KOSTELOOS te verkrijgen bij den Secreta ris dier Commissie, ter Gemeente-Secretaire, op alle werkdagen, van 9 tot 12 en van 1 tof 2 uw. Alkmaar, 5 Juli 1917. Burgemeester en Wethouders voornoemd, O. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. door DAAN VAN RE ZEE. (Nadruk verboden). Het behoorde tot de wreede ontgoochelin gen in het overigens nogal knusse en gemoe delijke leven van den weledelgeboren heer Pieter Manders, dat hij op een vloekbaren dag een officieel papiertje thuis kreeg met het schrikweekkende opschrift: „Bataviasche schutterij". Juist was hij opgewekt uit de mandiekamer gekomen, fluitend het deuntje, dat hij daar binnen begonnen was, toen zijn dochtertje met die verrassing kwam aandra gen, die hem de heerlijkheid van het geno men1 bad deed vergeten eni de schoone fluit- stemming voor den ganschen avond te niet deed. En den anderen dag, op het departe ment, waar hij zijn energie placht uit te put ten ten bate van den lande, kankerde hij nog na, schold hij in gekuischte taal op een ze kere verouderde instelling, en noemde hij' het een schandaal, om nijvere werkers, die reeds al hun tochten gaven aan het gemeene welzijn, ook nog te plagen' met het soldaatje- spelen', zooals hij oneerbiediglijk de schutter- lijke gestes betitelde Maar je went aan alle dingen1 en1 zoo wist de heer Manders al niet beter, ot op gezette tijden moest hij zijn weledelgeborenheid tij delijk gen, om zich te hullen' in het afleggi kleed, diat den dappere past, en als nommer zooveel van het voorste of achterste gelid optreden in de schutterlijke front-rij Gelaten had hij zijn recruten-tiid doorge maakt, links-om en rechts-om gedraaid zoo dikwijls dat van hem werd verlangd) en met een heusch geweer geschoten. Soms, als het regende en er geen vlag verscheen ten tee- ken, dat de schutterlijke verplichtingen kon den worden verzaakt, had hij wel eens ge mopperd net als de anderen, die zich blijk baar verbeeldden, dat de schutterij een ver zetje moest blijven. Maar overigens at hij uit de hand en deed hij willig, wat de luitenant bij wien hij - ia poliüei altijd sigaren' kocht, van hem verlangde. Het behoeft dus geenszins te verwonderen, dat op zekeren dag, hoogtij in het leven eens schutters, de weledelgeboren heer Pieter Mandens werd bevorderd tot korporaal we gens zijn goede plichtbetrachting en zijn be- je hadt zeker een goede reden waardoor je dien trein miste?" „Ik had een reden, maar het was ter wille van mijn liede en niet uit plicht," antwoord de Laurie. „Ik zal volkomen oprecht tegen over u zijn, en u de waarheid vertellea, de ge- heele waarheid en niets dan de waarheid F' Zijn wangen gloeiden, zijn oogen straal den. De dokter voelde zijn pols en schudde het hood. „Ik geloof dat wij het tot morgen moeten uitstellen. Je moet rust nemen totdat je wat sterker bent." „Luister eens, dokter, ik geloof dat u in den regel gelijk hebt, maar op 't oogenblik moet u mij mijn gang laten gaan. Mijn hoofd wil niet rusten het is te lang in slaap ge weest en ik zal nooit beter worden voor dat alles er uit geklopt is. Ik heb mijn fami ne ondervraagd en ofschoon niemand mij tets wou vertellen, heb ik een kleinigheid' van de eene en een kleinigheid van de andere ge hoord en alles lijkt mij toe een akelige, ellen dige verwarring te wezen. Daarom zal ik u alles vertallen wat ik mij kan herinneren en dan kunt u zien wat u er uit kunt opmaken. U zult mij uw woord van eer geven, dat u vet alles wor u zelf zult houden niet waar?" „Natuurlijk miis er geen sprake is yan overtreding van de wet." „Neen, dat is er niet. Luister dan wat er gebeurd is. Ik vertrok om mot cte* trein van 10.53 direct naar Hounslow te gaan. Aan het station herinnerde ik mij, dat ik iets vergeten tad een portret van miss Leach, met wie ik mij pas in 't geheim had geëngageerd. Zij rad' er iets op geschreven, daarom wou ik iiever niet dat het door een ander gevonden werd. De auto was juist weg, maar ik dacht vattstejk inzicht io de wrategie, die de bizon dere aandacht hadden gëuioJ&pi van den commandant. T#en liet op het departement bekend werd, stak men den draak met zijn nieuwe functie en hij deed, of hij het niet helpen kon, dat dit htm overkomen wa3 en of hijzelf evenmin iets voor het pasverkregen haantje voelde, maar .inwendig was hij toch gestreeld met het vleiend oordeel van den commandant en eigenlijk vond hij, dat het nu zoo zoetjes aan tijd werd om ook op het depart«nen t promo tie te maken, want zijn eorlcga Morks was maar gewoon schutter en het gaf toch geen pas, dat een schutter ca een korporaal zich mei süiüoar encanailteerden. Aan ajn vroitw had hij het zoo maar luchtigjes Weg ge zegd, toen hij ziju veldflcsch ophing op den spijker achter de slaapkamerdeur, maar het had hem todi goed gedaan,, dat ze van een onderscheiding sprak. En dien avond ging hij met zijn vrouw en' dochter naar de Bioscoop, louter otft uiting té geven aan een zekere levensvoldoening. Het was dan besloten, en daarin had de commandant dw Bataviasche schutterij goed gezien, cfat de schutters eens een meer flinke oefening zouden houden. Niet zoo maar een wandelingetje met een beetje theorie onderweg in het gras en wat schijnbewegin gen van een. velddienst, maar een echte oefe ning met losse patronen, zoodat zie alvast slot een geduchte oefening in den voorposten- gaan. Een steevigc militaire marsdi dus, met konden leeren, hoe het in de werkelijkheid zou op het eind beveiligingsmaatregelen en tot dienst. Het was wederom de korporaal Manders, die daarbij een belangrijke opdracht kreeg. Diep in de rimboe had de luitenant een prachtig plekje ontdekt, vanwaar een nade rende vijand viel te bespieden en op dit uit gezochte plekje plaatste hij een korporaals- post met Manders als commandant. Hij zei daarbij', te verwachten, dat Manders zijn best zou doen om alles te rapporteeren, wat zich op den nabijgelegen weg mocht voordoen, want voor een lief ding zou de luitenant niet willen, dat hij werd overvallen door de leger, een' man, die het klappen van de zweep kende, en geen kans voorbij liet gaan om dui delijk te laten merken', dat voor een ge wichtige militaire betrekking meer kennis noodig was dan voor het steken van eenige sigaren in een builtje. En Manders knikte maar eens ten blijfee van zijn goeden wil: del uitenant kon gerust zijn, geen vij<3nd zou hem naderen dan over Mandeers' lijk 't Was heel stil om en nabij de korporaals- post. Langzaam trok het zonnetje weg tus- schen de palmen en de weldoende voor avond ontfermde zich over de Bataviasche schutters. Vrij ver was de veldwacht van den luitenant, witmmpd'e voortdurend voeling moest worden gehouden, maar na het eerste kwartier vond Manders geen schutter b«reid, heel in zijn eentje de verbinding te onder houden. En al dra waren zijn mannetje! «en voor een ingedut in het hooge gras stond hij alleen voor de tak, om wacht te houden. Want zijn comiyandan tsrechten te laten gel den leek -hem wat gevaarlijk, nu ook zijn col lega Morks onder zijn bevelen was gesteld. Eerstens liep hij gevaar deze rechten niet te kunnen handhaven bij den voortdurenden onwil, om eraan te voldoe», en ten tweede wilde hij liever niet als korporaal bespot wor den zoodra hij weer als een gewone weledel geboren ambtenaar zijn krachten gaf aan de departementale arbeid. Zoo stond Mand'ers dan alleen in de een zaamheid van de rimboe, met om zich heen een paar slapene schutters en boven hem de dat ik hem nog wel kon inhalen als ik hard liep. Toen ik den hoek bij het station om sloeg was hij al sen heel eind vooruit. Ik be sloot den korteren zijweg te nemen en bere kende dat ik juist tijd ^ou bobben om even naar huis te gaan en naar Woking te loopen om daar den snobrein te nemen. Ik liep heel hard het grootste gedeelte van den weg, al leen een beetje langzamer toen ik het kanaal naderde. Juist voorbij Clioveniag Rise, bij de boomen die over het kanaal hean hangen, zag ik iemand op het pad, dat naar het water loopt. Hij stond met zijn rug naar mij toe en scheen mij te willen laten pasaeeren, want hij leende tegen een boom en verroerde zich niet. Ik herkendie hem echter dadelijk. Het was Mauleverer, daar had ik een eed op kunnen doen. Het viel mij op dat bij het hoogste ge deelte van liet pad) een minuut voordat ik in 't gezicht kwam had bereikt en mij dus had zien aankomen. Hij ging toen achteruit, klaarblijkelijk om mij te ontmoeten. Dit kwam mij wat vreemd voor en ik vroeg mij af of het iets te maken zou hebben hu i. een kleinigheid, die een paar dagen gelccfen was voorgevallen. Dit namelijk. Ik had eens op eenpdag een brief opgeraapt in de oprijlaan en dahr er geen adres op stond en hij maar door 1 letter was ondencckend kon itk niet zeggen aan wien hij toebehoorde. Ik dacht mogelijk aan een van de bedienden. Ik stak hem in mijn zak, want ik wou hem niet ver- sclteuren en kon hem toch niet tot algemeen eigendom maken vanwege den bijzonderen aard van den inhoud. Ik dacht op een oogen blik niet meer aan dien brief en haalde hem bij vergissing een uur later op het tennisveld uit mijn zak. Theo nam hem op en las de on- lening: „die uwe tot aan dm dood. L." slag van een laten vogel, die zijn nestje nog zoeken ging'. En de vijaod loerde Het ritselde in die verte en bij nauwlettenc toekijken zag Mandens ook wat bawegen. Dit kwam hem m deze streek vol vijanden wat verdacht voor en dies verdubbelde hij zijn schutterlijke waakzaamheid. En hij had zich niet bedrogen, want giuds kwam een vijan delijke patrouille nader. Drie man. Zij lie pen ongedekt en slungelden nader alsof voor hun part de heelo schutterij gestolen kon worden. Manders, thans vol Belangstelling voor de zaak, ergciu* zich aan deze onvar- aatwordelijke mauaar van den. Maar hij zou wel ku#n zum dat er nietviel te gekscheren m clat dienst dienst was. Zelf zou hij pro beer en het met den vijand klaar te spelen, want ov zijn makkers was al evejwnin te bou wen. En ais hij ze wakker maakte bedierven ze misschien oog zijn strategisch beleid. De patrouille was nu vlakojj. fialtl commandeerde Mandeis met een imponeerende stem en zijn wapenbroe ders ontwaaaan ar van. De verraste patrouil le wilde het op een loopen zetten, maar reeds zat de volij v^otge korporaal baar op de hielen en vóór een nnrxlw vlugge vüaU' delijke schetter erop verdacht was, nad Man ders hem \,ta achteren gegrepen en tot staan gebracht. La me los, zei de vijand Nee, je beo gevangen, repliceerde Mandag. Dat kan wel, maar la me los, want het is véél te warm. Als je belooft, niet te zullen wegloo- pen. Maar ik moot terug. Waarom? Ik moest gaan kijken waar jullie zaten en nu weet ik het. Ja, maar dat gaat zoo maar niet. Dat wil ik dan toch wel-eens zien, lee- lijke druktemaker. Meteen rukte de vijand' zich los en stond nu dreigend tegenover Manders, die van na ture een hazehaxt had en wiens schutterlijke moed aanmerkelijk begon te dalen. Maar de schutiter liet hem verder ongemoeid', vond het te warm om zich op te winden. Hij keer de zich om «a maakte aanstaken om naar zijn eige ntroep terug te keeran. Je moet net zelf weten zei Manders maar als je terug gaat heb je een rijks daalder boete. Had dat maar dadelijk gezegd. Nou blijf ik natuurlijk. Dan mee naar den commandant. Me neer Morks, neem u het commando over... Er zat gewicht in de woorden van den korporaal. De luitenant was maar half tevreden over Mandors, die zich zoo maar van zijn com mando verwijderde, maar gelukkig was de vijand geen klant van hem, dus was erger voorkomen. En toen de veldcommandant zich in postuur zette, om den gevangene in verhoor te nemen, voelde Manders zich ge lukkig, dat hij een misschien niet vani belang ontbioote overwinning had behaald. Zag ie geen kans meer om weg te ko men? Dat lijkt me ook niet flink. Zeker, maar hier de korporaal zei, dat ik dan een rijksdaalder boete kreeg en toen vond1 ik het maar verstandiger te blijven. Dat weet u toch wel, u ken me toch wel, ik bsn Okkersae en boor in de eerste sectie thuis. O zoo. Nou, ga dan nu maar weer te rug. De vijand maakte een beweging, die op rechts-om-keert moest lijken en de luitenant zag het. Maar hij zag tegelijk, dat de vijand lage schoenen aan had, hetgeen voor vriend Het was dwaas om dat te doen, maar Theo is niet maer dan een kind en ik Liet haar da delijk zwijgen en nam hem haar af. Tot mijn verbazing eischte Mauleverer hem op, het viel mij op dat hij dubbel spel speelde, want hij had veel voorbelde getoond voor mijn zus ter en ik wist dnt mijn moeder zeer geneigd was toestemming te geven tot een huwelijk. Waarschijnlijk toonde ik daar iets van, want hij was heel kortaf tegen mij. In ieder geval ik vroeg mij af toen ik hem daar zag op den kanaalweg, of bij iemand opwachtte. Ik liep voort en kwam bij de brug, waar ik haastig en in gedachten verdiept, u niet zag voordat u uit 't donker te voorschijn kwam. Toen vertelde u mij van den moord van Liz Baintoa. U zei herinnert u zich niet meer? „Het is onverklaarbaar, want zij was even braaf als mooi." Die woordten trof fen mij bijzonder, want ik dacht, wat een laffe moord het was zulk aen onschuldig meisje, dat geen kwaad vermoedde, dood te slaan. Toen beschreef u de wond, en dat vervulde mij met afschuw, want ik wist dat zulk een wond kon worden toegebracht met het Chi- ncesche mes, dat bij ons in de hall hangt, en ik was verschrikt en verontwaardigd, niet wetende wat ik er van denken moest. In ieder geval het kwam bij mij op dat indien het be kend werd dat ik omstreeks dien tijd den weg was langs gegaan, ik ondervraagd zóu worden. Ik moest misschien zeggen, aat ik Mauleverer gezien had. Daarom vroeg ik u niet te vertellen dat u mij tegenkomen was. Toen ik hier aan huis kwam was alles gesto len, maar ik had een sleutel van de achter deur achter de stoep, de deur die naar de biljartkamer voert, Die deur deed ik zachtjes open en ging en vijand verboden was. He, keer je nog eens om. Hoe komt het, dat je lage schoenen draagt? Je weet toch, dat dit met mag worden toegastaan? Die zitten me makkelijker. Zoo. Sergeant, sahriji dien man Op. En waar is je vekfflech? Thuis. Dat craig is zoo zwaar. Schrijf op, sergeant. En waarom sta je zoo scheef? 'k Heb zoo'n pijn in m'n milt, luitenant. -- Schrijf op, sergeant. Laat de mutatie luiden: Bij den dienst verschenen met lage schoenen, zonder veldflesch en met een milt, die niet geschikt is voor den schutterlijken dienstHet gezicht van den luitenant stond dienst-ernstig. 't Werd weer stil rondom de korporaals- post. Toen Manders zijn oude uitkijkplekje weer had ingenomen, vleiden de schutters zich in het overschaduwde gras. En zij dut ten als vanzelf en ongewild weer in. Heel in de verte werdén losse schoten ge wisseld, waaruit de wakende strateeg op maakt^ dat de tegenpartij een andere door tocht door de rimboe had gekozen. Langzaam kwam de avond. Mandërs, wat kregel door de ontmoeting met den vijande lijken Okkerse, voelde zijn dienstijver slin ken. De lust tot mopperen kwam in hem bo ven en hij overlegde bij zichzelf, dat het toch eigenlijk wel wat veel van» de schutters ge vergd was, om tot laat in den avond' dienst te doen. Reeds sloop de duisternis nader en nog werd geen sein tot inrukken gegeten Niets liet zich nu meer hooren of zien. Het laatste lichten' grauwde tusschen de pal men weg en Mandas voelde zich alia door een onzichtbaar gevaar beslopen. Zou hij te rugkeeren tot de veldwacht en dan misschien een standje' krijgen voor het onverantwoorde lijk verlaten van zijn post? Dat durfde hij toch niet goed aan. En hij bleef maar wach ten, tot ook hem de slaap overmande. En toen ging hij langzaam onder zeil Toen een der schutters laat op den1 avond ontwaakte, voelde hij een vreemde gewaar wording over zich komen, die zich maar niet zoo dadelijk bet definieeren. Hij keek met zijn sufferige oogen in de donkerte en tastte om zich heen. Vreemd. Een klamboe voelde bij niet en nog minder een kussen. Hij voelde gras.s En toen langzaam, langzaam, kwam zijn herinneringsvermogen terug, wist hij deel uit te maken van de korporaalspost on der commando van Manderss. Zouden ze hem verbeten hebben? Haiio! riep hij, en het geluid stierf ver tusschen de stil'le palmen weg. Maar onmid dellijk kwam er leven in zijn buurt; ook de andere helden ontwaakten door zijn geroep. In het donker kropen ze nu naar elkander toe, bromden wat onverstaanbaars, maar zoo zoetjes aan werden ze klaar wakker en poog- den ze den toestand te overzien. Manders was nu niet meer de commandant, zij waren gelijk in de gemeenschappelijk gedeelde na righeid. Waant het was maar al te duidelijk, dat de veldwacht afgetrokken was, en dat de luitenant vergeten had, zijn korporaalpost in te halen. Ze stonden nu d'icht bij elkaar te overleg gen, wat ze hetbest konden doen. Bij het licht van een lucifer zagen ze, dat het al over negenen was en toen besloten ze, zoo spoedig mogelijk uit de rimboe weg te komen. Maar nu was goede raad duur; geen van allen kenden ze den weg en op goed1 ge luk moesten ze maar aan het dwalen gaan, in de hoop een pad te vinden, dat hen op den goeden weg zou leiden. Het geluid van hun geschuffel dbor het hooge gewas ritselde door de stilte. Ze ble ven dicht b ijelkander, maar telkens als er een meende een begaanbaar pad gevonden te naar de hall, waar ik dadelijk hing. Het was er; ik zag het bij het maanlicht. Ik nam het er af, bet zag er niet uit of het gebruikt was. Ik zette het weer op zijn plaats toen ik een zacht geluid hoorde, ai omkijkende zag ik miss Leach, die mij niaging. Ze zei dat ze mij vanuit het raam gezien had' toen ik den hoek van het huis omsloeg en daar zij er uit op maakte, dat ik het portret kwam halen, was zij naar beneden gegaan om mij stilletjes in te laten. Hel speet mij dat ze mij gezien had. Ik was bang dat mijn terugkomst op de Jacht er door bekend zou worden en ik dacht aan Mauleverer. ik haalde het portret en gin'g zoo gauw ogelijk weer weg; ik zei dat ze de dèur zachtjes moest sluiten en niet vertellen, dat ze mij gezien had. Toen dacht ik dat het beter was de brug niet weer over te gaan waar ik menschen met lantarens zag heen en weer loopen, het zou mij misschien vijf minuten meer nemen om langs den anderen weg naar Woking te gaan. Ik liep d'oor 't dennebosehje, totdat ik door de boomen de kruiswegen zien kon waar ik in rechte lijn naar Woking kon loopen, toen ging ik naar den hoek van de opengekapte plek en nam een aanloop om op den weg te recht te komen. Dat is het laatste wat ik mij herinner. Mijn voet bleef ergens in vast zit ten toen ik sprong. Ik denk dat ik op mijn hoofd terecht kwam en dat mijn pols onder mij gebogen werd. Wat maakt u uit dat alles op?" Ik denk", zei dr. Fraser, „daar ge volko men zeker zijt de zaak tot aan het eind te ver volgen, dat het nergens toe dient, er niet ro yaal mee voor den dag te komen. Mauleverer ALKMAARSCHE COURANT. KMKISGETIKG.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 9