HET VIJFDE HAD FEUILLETON. Honderd en Hegentieirde Zaterdatr 28 Jnli. KLronielt. „Oorlogstuintjes". Twee Menschen en een hund De conductrice van de Londensche „bus". De heer Harold Begbie behandelt in de Daily Chronicle het verschijnsel „ommbus- conductrice". „Terwijl een klerke van de een of andere bank zich uithongert, om met 15 in de week knap voor den dag te komen, ver dient het aardige meisje achter op de bus er met een „ijskoud gezicht" zeven-en-twintig. Over het algemeen is ze het aardigste meis]e van Londen. Ge moogt denken zooal3 ge wilt over haar plaats in de maatschappij, zij is er, wat haar betreft, van overtuigd, dat het beter is, te leven van 27 in de week, dan van 15" aldus vangt de heer Begfoie aan. „Het vergt wat veel van je beenen, in het begin, maar dat went wel, en dan heb ie bij na nergens oog voor, dan voor het geld". Ge wijst haar op het weer. „O, dhar let ik niet op." En ze doet dat ook niet. Deze meer dan barre winter trachtte haar van het balkon van de bus af te dringen, maar haar wangen bloosdqp wat meer, en haar oogen flonker den nog wat gezonder. Ze kan er tegen „Het is een .,jzond leven, in die open lucht En bovendien, dfc verdiensten zijn goed, en we behoeven er niet altijd hard voor te wer ken". Viji-en-twimig duizend jonge vrouwen boden bij het uitbreken van den oorlog aan „A lgemeeae Londensche motoromnibust- Maaiscliappij" hun diensten aan Wal daden ze om in leven te blij ven, eer Duitechland zijn zwaard trok? Welke rol speelden deze .000 Londensche meisjes in cfe levenscomé- die, voor ze een poging deden, de driedui zend plaatsen te bezetten, achter op de bus? Tusschen de dertig en veertig procent waren in betrekking, de kantoren, winkels en maga zijnen zonden er wat, maar het overgroote ■i ,ii.ui keukenmeisjes, 'kamermeisjes enz. Ze t okKen in menigte nit bin keukens en. dienü-tóodenvertrekken weg om een plaats op de bus te verkrijgen. Dat was hun kans in het leven. Ze waren doof geweest voor de verlok kende voorspiegelingen van de Iandverhui- ziiigsageateu, maar de eerste oproep var de Londensche maatschappij vervulde hun hart met droomen van een heerlijk avontuurlijk le ven. Het was niet de goede verdienste, welke hen dreef. Het was de hoop op avontuur. „Ge krijgt wat van het leven te zien, vanaf de fc i. ge wordt niet zoo kort gehouden aks in c lenst. Ik zou geen dienstbode meer willen wc dene voor geen geld ter wereld)!" Ze worden uitstekende conductrices, na verloop van tijd In het begin was de groot ste moeilijkheid, dat ze niet met geld kondien omgaan, maar bij Chelsea beeft de omnibus- maatschappij een school, waarin. „Miss" niet allben onderwijs ontvangt van de Londen sche kaart, maar ook een vaardigheid en nauwkeurigheid kan verkrijgen in de practi- sche rekenkunde. En na twee weken zal ze, boven op de omnibus in regen en wind staande, u in een seconde de prijs van uw rit zeggen, en u het juiste bedrag van uw gul den terugbetalen, onverschillig of de bus van den eenen kant van de straat naar dte andere zwaait en een regenvlaag haar de natte para- pluies in het gezicht duwt. Natuurlijk kan er van het vrouwelijk personeel niet zooveel geëiseht worden, als vroeger van het manne lijke. De conductrice mag gedurende de rl gaan zitten, bij de oponthoud-plaatsen onder weg zijn aparte rustgelegenheden voor haar gemaakt, en aan het eindpunt bevindïeni zich speciale cantines. De conductrices zijn allen best tevreden over hun levensomstandigheden en het pu bliek bezorgt hun niet de minste moeit Groot zal de teleurstelling zijn van velen, et aanschouwen van het met zooveel zorg hoop aangelegde aardappel- of boonen- v dje <ian den Bergerweg, Terwijl alle le vensbehoeften belangrijk in .prijs zijn geste gen of zelfs niet Zijn te krijgen', hebben we zoo'n behoefte aan een behoorlijken winter voorraad. Hoe zal menigeen zich al bij. voor baat hebben ve hei;gd bij de gedachte, dat hij, althans wat aardappelen en boonen be- door 44) Mevrouw Moorhouse, die de enthousiaste begroeting van haar dochtetje met Feliicia zag, uiaakjj! zichzelve bekend „Dat is zeker miss Lecach," zei ze. „Ik ben de moeder van Evé. U begrijpt hoe vol dank baarheid mijn hart is tegenover u. Ik dacht dal ilk miin lieveling verloren had'. Ik had geen hoop haar ooit weer te zien en toen k van uw bewonderenswaardige heldhaftig heid. Ik kan u nooit genoeg danken. En mijn- bccr Maulcverer wie is het?" Felicia wees Tubby aan en deze zei op zijn oudle temerige toon om een eind te ma il aan de dankbetuigingen van mevrouw Moorhouse: „Eva heeft zich vergist. Dat is niet miss Leach. Miss Lech heeft een half uur geleden opgehouden te bestaan." Eva schaterde van' 't lachen en zei dat hij sprookjes vertelde en Tubby ging voort: „Deze dame heet mevrouw Laurence Priid- ham." Mevrouw Moorhouse zag hem twijfelend aan, zij dacht dat hij grappen maakte, waar op lubby Laurie deftig aan hen beiden pre- enleerde en voorstc le dat allen opnieuw plechtig op de gezondheid' zouden drinken van de jonggehuwden. Intusschen had mr. Saxon, die op een paar pas afstand' wts blijven staan, begrepen wat er gebeurd was en trad nader. 'Lieve," zei hij tot zijn nichtje, „ik wou wel graag dat je mij aan het gezelschap voorstelde. Ik hoop dat ik niet onbescheiden treft, minder afhankelijk van de distributie zou zijn. En daar wordt die sdioone verwach ting den: bodem ingeslagen. Sommige veldjes staan er allertreurigst voor. Scheen na den regen van voor eenige weken de groei aardig in s planten te zij;- gekomen', plotseling bob ben ze den groei gestaakt en van sommige is het loof totaal verdord. Wat mag hiervan de oorzaak Zijn, of liever nog. wat kan er ge daan worden, om den oogst te redden? Wat het eerste betreft, zal het wel niet mogelijk zijn, een afdoend antwoord te geven cn voor het tweede zal, vrees ik, elk middel falen. Todh kan het zijn nut hebben de oorzaken, die aan de mislukking medegewerkt kunnen hebben, eens onder de oogen te zien. In de eerste plaats dan weet iedere bouwer, dat de teelt van tuinbouwgewassien op pas gescheurd Land zeer riskant, en voor sommige gewassen zelfs onmogelijk is. Nooit zal men op derge lijk land fijnere groenten kunnen telen, alleen de grovere, zooals de verschillende koolsoor ten', leenen zich daarvoor. Boonen, en vooral snij- en slaboonen, mislukken zoo goed als altijd. Het is juist daarom, 'dat vele deskun digen zoo sterk het in gebruik nemen van „oorlogstuintjes" hebben ontraden. Het moest, volgens hen, op teleurstelling uitloopen, en de resultaten aan dien Bergerweg stellen hen wel in het gelijk. Daar kwam nog bij, dat men eerst laat m het voorjaar met ploegen kon be ginnen, zoodat de grond nog te versch was. Had men dit in het voorafgaande najaar kunnen doen, dan hadden deze ongunstige omstandigheden zich zeer zeker minder doen gevoelen. Dat was nu evenwel ten eenenmale onmogelijk. Van heel veel invloed is zeer zeker ook het bijzondere weer van dezen' zomer geweest: weinig water, veel zonneschijneen: plotselin ge overgang van den winter in den vollen zo mer. Indien, het waar is, dat buurmans leed troost, dan kan het feit, dat vele land- en tuinbouwers, die toch van de opbrengst van hun grond moeten leven, dit jaar slechte za ken maken, de bezitters van een oorlogstuin tje misschien tot troost strekken. Voor zoover mij bekend, is de opbrengst van de vroege aardappelen b.v. bij velen beneden het nor male gebitven. Nog deze week hoorde ik spre ken van graanvelden, die op den maaier wachten:, terwijl' 'de planten nog lang niet volgroeid zijn en de "opbrengst "aanzaad weinig meer zal zijn daw wat men het volgen de jaar voor zaaizaad noodig zal hebben. Vooral op het achterste stuk aan den Berger weg zal een tekort aan plantenvoedende stof fen in den bodem mede oorzaak zijn van den slechten groei; op het voorterrein staan de gewassen er aardig beter voor, al valt ook hier het verschil tusschen bemest en onbe- mest heel duidelijk in het oog Ook hl dit ge val krijgen1 de tegenstanders van de „oor logstuintjes" gelijk; er was dit voorjaar een groot tekort aan kunstmeststoffen, en wat er was, moest duur betaald worden. Menigeen schrok er van terug, de zoo nopdige planten voedende stoffen in den' grond te stoppen en toch zullen' zij, die het wel gedaan hebben, de meerdere kosten ruimschoots in hun oogst terug vinden. Ik wil nu nog eenige oorzaken bespreken, die ik heb hooren noemen doch waarvan ik met beslistheid durf verklaren, dat ze niet medegewerkt hebben aan het ongunstige re sultaat. Zoo was iemand van meening, dat de winteraardappels te vroeg waren gepoot. Dit is niet het geval. Vóór April kon niemand hiermede beginnen en wie dit na April doet, is eerder te laat, dan te vroeg. Ook wijten sommigen het afsterven' van het aardappelloof aan het overstrooien van kunst mest, tijdens dien groei. Een paar weken ge leden werd mij de vraag gedaan, of men winteraardappelss nog wel dhilisalpeter of zwavelzure ammoniak kon geven. Ik heb er geen bezwaar in gezien, hierop een bevesti gend antwoord te geven onder zekere voor waarden. In de eerste plaats moest men de portie niet te groot nemen, en ten tweede moest men er vooral voor zorgen, dat deze „overbemesting" plaats' had als de bladeren goed droog waren. Blijft van deze stoffen op de bladeren liggen, dan kunnen er wen kelijk zg a. „brandpiekken" op ontstaan. Dat men chilisalpeter en zwavelzure ammoniak als overbemesting kan geven, is in den tuin bouw genoegzaam bekend. Wil 'de spinazie in het voorjaar door de koude niet goed voor uit, een kleine gift chili zal ze gemakkelijk door den kwaden tijd heen helpen'. Te laat toegediend, zal het bij sommige gewassen b.v. aardappels en1 granen, schadelijk werken, omdat het den groeitijd verlengt; nuw, de been mij als een ongenoode gast bij u te voe- zei hij: tot hen allen. gen" „Dit is mijn oom, de heer Saxon." zeil me vrouw Moorhouse. „Hij is pas uit Aix-les- Bains gekomen om mij te verwelkomen." „Hef is mij een eer een een waar genoe gen," verklaarde Saxon, „kennis te maken met de dame, die mijn kleine Eva gered heeft döor haar prachtige onzelfzuchtige tegenwoordig heid van geest. Ik kan geen woorden vinden om mijn dankbarewaardeering uilt te druk ken, mevrouw Pridham. Mijnheer," zei hij, zich tot Laurie wendende, „u is als ik het zoo zeggen mag, op dit oogenblik een van die gelukkigste menschen van de wereld. Mag ik net genoegen hebben kennis te maken met mijnheer Theodor Mauleverer?" „Een twijfelachtig genoegen, vrees ik," ant woordde Tubby hem de hand drukkend. „Pardon, er is geen twijfel aan mijn ver langen u te leeren kennen, mijnheer Mauleve rer, niet alleen om u zelf, maar ook ter wille van iemand anders, die ons weldra ini nauwe bloedverwantschap zal vereenigen. Ik heb uw zuster's toestemming gevraagd' u te ver tellen, dat zij mijn vrouw wil worden!" Tubby's zich nooit verloochenende beleefd heid was bestand tegen deze verrassende me dedeel ing,hij zei niet anders dan: „O ja, is dat zoo?" met een gezicht van beleefde belangstelling. „Ja, het is zoo. Ik hoop haar over te haten mij spoedig den datum voor het huwelijk te laten bepalen, indien uw vaderis gezondtehid het toelaat. Sallie is op 't oogenblik bij, Lord Brismain, zooals u zeker zult weten." „Ja, ik ga daar nu weldra naar toe. De zou regelrecht van het station naar St. George's Square gegaan zijn, maar er zijn onverwach te omstandigheden bij gekomen." Hij keek naar Theo en Saxon's oogen volg den de zijne. „Prettige omstandigheden ze ker," zei de millionnair galant. „Mag ik den planten zulten dóór blijven' groeten, wat een ongunsitigen invloed uitoefent op knol- of zaadvorming. De ervaring heeft geleerd, dat een overbemesting met superfosfaat het rijp worden in de hand werkt. Nu weet ik niet, of men in het bewuste geval chili of zwavelzure amoniak heeft gegeven; indien dit wel het ge val is, behoeft men niet te geloovea, dat hier door het afsterven van hef loof is veroor zaakt. In de nabijheid van het terrein, waar op deze overbemesting heeft plaats gehad, ligt e envddje, waarvan de gebruiker nog kort geleden kunstmest, zooals die dit voorjaar door de Commissie werd ver krij'gbaar gesteld, bij zijn aardappel planten heeft gestrooid. 'Deze staan er beter voor, dan' die welke het niet hebben gekregen. Dit feit wijst dunkt mij duidelijk op een voed selgebrek m. den bodem1, vooral van stikstof; de andere plantenvoedende stoffen, die in dezen mest zaten, zullen hoogst waarschijnlijk niet tot den beteren groei hebben medege werkt. Men zal mij toevoegen, dat deze mest op den grond is gestrooid, en niet over de planten, doch ik kan daar honderdten voor beelden tegenover stellen van oen overbemes ting die totaal geen schade heeft gedaan. Een vooiheeld is te vinden op een terreintje aan de Tesselschadestraat; ae aardappels, die daar op staan, hebben' een overbemesting met zwavelzure amm. gekregen, toen de planten reeds flink boven den grond stonden; ze heb ben er mets van geleden. Intusschen bewijst dit geval voor de zooveelste maal. dat een dokter altijd verkeerd doet als bij 't gebruik van een geneesmiddel toestaat, zonder den patiënt zelf te hebben gezien. Ten slotte wiil ik nog mededeelen, dat het absoluut onmogelijk is, dat de bespuiting met Bordeausche pap het vroeg afsterven der aardappelen zou hebben veroorzaakt. De heb gemerkt, dat zelfs tuinbouwers van beroep in NL Holland: geheel onbekend zijn met de aardappelziekte; zeker een gevolg van het niet-telen van winteraardappels; bij de vroe ge aardappels komt deze ziekte zoo goed: alls nooit voor. Aan den Langendijk evenwel kent met dte ziekte heel goed en wordt 't besproei en dan ook dikwijls toegepast. Ook in Fries land laat men het besproeien der winteraard appels nooit na; men wacht niet, tot de ziek-1 te eerst is waargenomen, doch wendt het mid del reeds vóór dien' tijd aan. Nog nooit heb ik gehoord, da de besproeiing, mits goed uit gevoerd; nadeelige gevolgsen heeft gehad. Nogmaals verwijs ik naar het terreintje aan de Tesselschadestraat, dat reeds eenmaal be sproeid is, en binnenkort de bewerking voor cfe tweede maal zal ondergaan. Trouwens, ook aan den Bergerweg is teel goed waar te nemen, dat de aardappelplant heel goed een besproeiing met Bordeausche pap kan ver dragen. Kan er nu nog iets gedaan worden, om de zaak te verhelpen? Ik zie er geen kans toe. Et treft ons hier één van de tegenslagen', waarmede de beroepskweeker maar al te dikwijls heeft te kampen. Zijn de planten ge heel afgestorven, ga de aardappels dan rooi en. Laat ge ze staan, dan is er kans op, dat de knollen na een flinke regenbui nieuwe uitloopers maken of dóór gaan groeten, en dan is de geheele oogst verteren. Zijn de aardappels te klein voor de consumptie, dan kunt ge ze misschien het volgende jaar voor poters gebruiken; bewaar ze dan gedurende den winter voretvrij maar zoo koel mogelijk. Misschien kunt ge "nog andijvie of boerekool op uw terreintje planten, daarvoor Is het nog met te laat. Intusschen heb ik gemerkt, dat de commis sie, die de zaak dit voorjaar met zooveel ijlver ter hand heeft genomen, den moed nog niet verteren heeft. Dc hoop, dat het ook met de huurders het geval mag zijn. De ervaring, die we dit jaar hebben opgedaan, zal ons in het volgende van nut zijn, immers, de onder vinding is de beste leermeesteres. Er blijft ons niet anders over, dan te hopen, dat de omstandigheden, die we niet in de macht heb ben, en die dit jaar al zeer ongunstig waren, een volgenden keer wat gunstiger mogen zijn. uit het Duiisch van H. VON BEAULIEU „Is eenmaal onze Argos zoo oud, dat hij last van zijn kwalen ondervindt, dan zullen wij op een zachte manier een eind aan zijn iijdeu maken," verklaarde dokter Bergen aan zijn vrouw. „Men is, wat dJat betreft, vrij wat humaner voor dieren dan voor menschen. En ik zal zelf het barmhartige schot doen, want aan vreemden vertrouw ik onzen trou- naam vragen van deze jonge dame?" Theo kreeg een kuiltje in haar wangen, want zij was bepaald heel ingenomen met zijn aankondiging omtrent Sallie. Het maakte de zaak gemakkelijker, thuis voor Laurie, dacht zjj. Er werd b* Moten, dat Tubby zijn aan staanden zwager naar St. George's Snare vergezellen zou en later met Saxon naar het hotel Cecil terugkeer en, waar deze kamera besteld had voor zich en de Moorhouses en waar zij dinceren zouden. „Maar je zult mij morgen zonder main'koe ren op de Jacht z£en," zei Tubby tot Theo, toen zij afscheid namen. „Ik zal miin vader's zegen meebrengen, diat weet ik zeker, maar heel weinig meer, het spijt mij dat ik het zeg gen moet. mijn arme kind." „Zeg nat niet, Tubby 1" De bruine oogen schitterden plotseling van tranen. „Alsof ik nog iets anders begeerde dan jou alleen." „Een leelijk koopje voor je, kindje. Maar in die toekomst ga ik werken. Niet meer rond- boemeten niet meer spelen. Als je je geluk met mij beproeven wi'lt en er is hier geen be trekking voor mij te krijgen, dan ben ik be reid op reis te gaan. Zou je mee willen?" „Naar het eind van de wereld," fluisterde zij zacht. Er was een oogenblik stilte. „Een ellendige plaats, zoo'n serre, om af scheid te nemen," merkte Tubby op. „Ik vrees dat we tot morgen' moeten wachten, kindje." Terwijl zij samen praatten en Laurie zijn hoed en jas was gaan balen en Felicia bij mevrouw Moorhouse en Eva achterliet, gihg Ferdinand Saxon zitten, haaldle een klein zak- chèqueboekje voor den dag en een potloodje. Nadat hij een wilssel in vier cijfers geschre ven had riep hij een kelilher en vroeg een blaadje papier en een couvert. Toen hij dit ontvangen had, steldte hij een briefje op, sloot het met den wissel in het couvert en adres wen vriend niet in het laatste moment zijns levens toe." „Neen, ik ga met hem naar de veeartsenij school en Laat hem daar door een flinke do sis chloroform vergiftigen," wierp mevrouw tegen. „Argos is mijn hond, daarom is het mijn plicht dat ik hem a zijn laatste o.ogen- biikken bijsta, dat ik rijn hand houd ik be doel zijn kop streel, Chlorofonneeren is trouwens ook nog: pijnloozer dan de kogeL Jij zoudt dat trouwens ook niet kunnen, Ru dolf „Als het moest, zou het wel gaan," ant woordde Rudolf, een tikje beteedigd' over den twijfel aan zijn mannenmoed „Ik ben voor chloroformeeren, en ik gelooi Argus met mij I" Argos kwispelde met zijn staart, wat ze ker wilde zeggen, dat hij het eene even pret tig als het andere vond. Voorloopig genoot hij nog de vreugden van het tegenwoordige leven, van de wandelingetjes met de vriend schappelijke ontmoetingen van' goede beken den, van die overvloedige maaltijden en bij zoader van den inhoud van een bepaald trom melt je op de theetafel. Toch was er geen ontkomen aan den naderenden ouderdom. Goede vrienden van den dokter lieten niet na hem te overreden dien altandschen hond weg te doen en er een elegant, jong beestje voor in de plaats te nemen. Op zekeren dag zei mevrouw Bergen zachtjes aan haar man: „Rudolf, ik geloof, dat het zoover is Hij knikte stilzwijgend en triest. „Dus jij wilt met hem naar den veearts?" „Ja, dat wil zeggen, ik wil jou niet in den weg komen, jij bait de baas „Zoo, zoo? opeens? neen, hoor eens, hij is jou hond en ik wil jou het privilege niet ontnemen hem in die laatste uren bij te staan." „O,wat dal aangaat, al is hij mijn hond, jij was ook dol op hem, wij hebben du? de zelfde rechten." „Die wil ik liever niet nu laten gelden." „Zeg toch maar eenvoudig weg, dat je er geen lust in hebt, dat je het niet kunt," zei mevrouw met een vage minachting in haar stem Maar Rudolf had die opgevangen. „Goed," sprak hij kort, „dan zal ik Argos morgen mee nemen „Maar Rudob doe me één pleizter, vertel mij nies ervan. lx wi' niet weten hoe en wan neer het plaats heeft gevonden; ik kan er niets over hooren Hij zal vandaag nog één kqer zijn lekkerste kostje hebben, voordat hij "en zij barstte in snikken uit. „Als het jou zoo vreeselijk aanpakt,kunnen we alles nog wel wat uitstellen." „Neen, Rudolf, 't liefst nu maar dadelijk." En zoo gesdiiedde het Toen mevrouw Bergen den volgenden morgen aan 't ombijt kwam, waren haar man en Argos verdwenen Zij bracht den morgen in groote zenuw achtigheid door. Elk oogenblik dacht zij: Zou het nu gebeuren, op dit oogenblik? en zijhuiverde. Dikwijls wenschie rij op haar besluit terug te komen. Dan ook wilde zij trachtten Rudolf uilt te vinden; maar dan voelde rij ook weer den moed haar wegzinken, 't was immers al les te laat. Maar des ondanks bleef er een zwakke hoop in haar gloren, dlat het vreese- lijke niet plaats zou vinden, dlat het door iets zou worden belet, dat Rudolf 't per alioit van rekening met had kunnen uitvoeren en met Arogs terug zou keerea. 's Middags keerde Rudolf terug, dioch zon der Argos „Is he gebeurd?" vroeg rij zacht en hij knikte stom. Men ging aan tafel, een paar maal drong zich een vraag naar voren, maar zij sprak ze niet uit Zij wilde immers niets vragen. Maar zij hoopte, dat Rudolf uit zichzelf wat zeggen zou. Hij zei echter niets, hield zich strikt aan de belofte. Maar hij sprak wel over allerlei andere zaken, die Else op dit oogen blik onbelangrijk, frivool voorkwamen. Zij kon aan niets anders denken dan nan dien goeden Argos en rijn gruwelijken dood. En ai zag zij besit dat Rudolf's luchtigheid ge kunsteld was, hindierde het haar toch hevig, dat hij zich zoo goed behcerschen kom. Ook krenkte het hiaar dat Rudolf zijn gewonen, gezonden eetlust had behouden, terwijl zij amper een hap naar binnen kon krijgen Wat rijn de mannen toch grof! overdacht zij bij zichzelf, allien, den besten er bij gere kend, allen zijn slaven eter materie. Een man heeft een paar uur geleden een trouwen; langjarigen huisgenoot doodgeschoten en eet even daarna vlot rijn biefstukje I seerde het aan mevrouw Laurence Pridham. Met een glimlach van satisfactie voegde hij zich toen bij de anderen en nam afscheid; tot slot drukte nij Felicia het briefje ito de hand:. „Ik hoop dat wij heel groote vrienden zul len worden," zei hij, „en mij dlunkt er is kaas op dat wij iu de toekomst nader tot elkaar zullen komen. Hij zweeg even, met een blik op Theo en Tubby. Ik hoop diat de heer Prid ham mij veroorloven zal een huwelijkscadeau aan te bieden aan de bruid1." Felicia bloosde cn nam de enveloppe aar zelend' aan. „Ik heb nooit zooveel pltizier gehad in een huwelijksgift ais nu," ging Saxon voort „Dt ben een oud man, mijnheer Pridham, en in zulke exceptioneele omstandigheden zult u mij dit genoegen niet weigeren, dat weet ik zeker. Een huwelijksdag is een bijzondere ge legenheid en ik maak aanspraak op dte daar aan verbonden voorrechten." „Het is ontzettend vriendelijk van u, Mr. Saxon," antwoordde Felicia, terwijl zij het couvert begon open te doen. „Lees op uw gemak," zei hij'. „Ik hoop, dat ik u „au revoir" mag toeroepen en dat wij eb kaar spoedig zullen weerzien." Na zijn vertrek opende Felicia het couvert. Het was een karakteristiek briefje. „Ter wille van het kind dat wij beiden lief hebben en wier leven ge gerei hebt neem mijn hulde aan en daarbij dit kleine geschenk als herinnering aan wat ik nooit zal vergeten. Ferdinand Saxon." Zij keek naar den wissel en iiet hem met schrik zien." aan haar echtgenoot „Laurie!" zei ze ontsteld, „het is- een wils sel van twee duizend pond'! Wat een won derlijke oude man. Ik wou dlat hij mij niet zooveel gegeven had maar toch nu kom ik niet met zulke leege handen, Laurie. Ik kan het niet terug zenden, nu hij het zoo behanr deld heeft." Hoe krenkte het haar, dat hïf na aftel Lieu- rig rijn sigaartje opstak! Dit was toch andere het oogenblik dat Argos, nadat hij rijn kleine kunststukjes had verriteht, het begeerde Bui kerklontje van den baas ontving. Zij barste in snikken uit: rij snoof zoo he vig, dat Rudolf op haar afkwam, haar wtlldJe troosten. „O, laat rae maar-"jammerde ze. „Je kunt je toch niet indenken wat er in me omgaat!" en hem tot een leed-ontboezemitog te brengen. Maar hij bleef doodkalm. Dus, hij gaf toe, dat hij niets begreep van wat er in baar omging 1 Hevig vertoornd werd' zij toen Rudolf la ter, toen hij naar de sociëteit zou gaan, een fleurig deuntje aan 't fluiten was. Hoe on tactvol om in een huis, waar rouw heerschte, te fluiten 1 Wat een gebrek aan gevoel! Hn had terwille van haar alleen al' rijn mondl moeten houden! Toen Rudolf haar op gewone wijze met een kus goeden dag zei, bleef zij onverschil lig. Om naar was een ijskoude atmosfeer, die ondanks alle natuurwetten een onweer uit- broeide. Toen Rudolï vertrokken was, bleef rij ito den schemer achter en schreide hevig. Minder nog om Argos dan om de vreeselijke onder vinding, dat baar man, dien rij anders nog niet zoo kwaad vond, nu blijk had gegeven van een totaal gemis aan 't hart, met wien rij innerlijk dus eigenlijk dus niets gemeen hadl Dat rij tot nu toe in een illusie had geleefd over zijn karakter, vond rijn oorzaak in het feit, dat in hun lief, prettig leventje nog geen gebeurtenis was voorgekomen; waarin een mensch zijn eigenlijke fond of het tegen deel openbaren kom Maar als zij nu alles wel overdacht, was het haar toch alsof rij eigenlijk altijd iets in Ruddlf had gemist; goedmoedig was hij wel, maar hem ontbrak het verfijnde, die innerlïji- ke verdieping. Eigenlijk was rij in haar hu welijk steeds eenzaam geweest en dlegeen, die haar in haar alléén-rijn getroost had was Argos geweest, die goeie, trouwe vriend, dien Rudolf gedood haaj in kalmen gemoedie; in kalmen gemoede, natuurlijk, want anders had' hij onmogelijk zoo smakelijk zijn biefstukje kunnen eten en zijn lustig deuntje fluiten. Zij huilde hard en lang Toen kwam er plotseling een gedachte in haar op, waarover zij zich verbaasde niet nog vroeger gehad te hebben: waar was Argos-' lijk gebiteveto? Di tenminste was iets, dat haar nog overbleef te doen voor haar'trouwen vriend: hem een db gen graf in den eigen tuin' te geven. Toen RudOlf terugkwam (hij rook naar bier en sigaren) liep zij hem direct tegemoet en vroeg haastig: „Waar is het lijk van Ar gos?" Rudolf keek even overrompeld en zei; na eenige aarzelling, verlegen: „Da weet ik niet" „Dat weet je niet?" riep ze verontwaar digd. „Heb je je daar dus heelemaal niet over bekommerd?" „Ja, ja, toch weL Ik heb het lijk nan een man gegeven, die het begraven zou. Wat hadl ik anders moeten doen?" „Ja, als je dAt niet voelt Maar enfin, laten we er geen woord meer over vuil maken; wij begrijpen elkander immers toch niiet!" goeden-nacht-kus was opnieuw ijs- in de lange uren van den nacht, koud en waarin rij slaap kon vatten, was rij aan de ergste kwellingen der ziel overgegeven. Ten slotte vond zij rust in het genomen be sluit eenogen tijd naar haar ouders te gaan en, wie weetl misschien kwam rij wel heele maal niet meer terug. Het samenleven met Rudolf was haar een marteling géwordén. Argos' bloedige schaduw stond tusschen hen en daar kon zij niet zoo gemakkelijk overheen komen. Heel ermsig en stil zat zij den volgenden morgen met Rudolf aan 't ontbijt, die heele maal geen vermoeden had dat het de iaatste keer was, dat rij: bij hem zat. Zij voelde zich niet sterk genoeg om tekst en uitleg van haar piannen te geven en zou daarom doenzelfden middag heengaan om vanuit het huis harer ouders hem uitvoerig alles uit te leggen. Toen hij haar vluchtig goedendag had ge kust, pakte zij met koortsachtige haast baar koffer. Daarna zette zij zich voor haarsdaiji- tafeltje om nog een paar regeltjes voor Ru dolf adrtei te laten. Hemel! wat vielen diile moeilijk 1 Het was toch maar geen kleinig heid een streep te halen door drie huwelijks jaren, die ondanks alles toch wel' ge lukkig waren geweest en een man te ver laten, dien rij toch lief had gehad. Dikke tna- Laurie vond goed dat ze dleed wat ze het liefst wilde. Geld had weinig beteekeniiB voOr hem, behalve als een noodzakelijk mto'cM om tot zijn doel te geraken. ,,Nu moeten we weg." zei hij, „als we dm trein van 3.50 nog willen halen." „Ik voel mij een afschuwelijke f&cheuse trolsième," riep Theo. „Ik ben totaal over compleet. Je moest mij maar in een andere coupé zetten, Laurie. Jullie tweeën hebt ze ker een massa met alkaar te bepraten. Het is een soort „wonder", dlat huwelijk van jullie, niet waar?" Zoo beschouwde Felicia het ook. De poorten des hemels hadden zich plot seling voor haar geopend en zij was binnen getreden met Laurie I Toen rij het station Pleet naderden, kalmeerde hun emotite door al de bekende tooneelen, welke haar herin nerden dat het gewonen leven zijn voortgang had, niettegenstaande al de rampen en oogje- lukken waaraan het leven van1 den mensch is blootgesteld. Ondanks den zonneschijn, dit het donkere water deed schitteren, voelde Felicia bij, het zien van het kanaal een huivering van plotse ling herdenken, maar Doornen-Jacht, over goten door een vloed' van zonlicht, steldte haar weder gerust. Het afschuwelijke verle den was een nachtmerrie verdreven toen Laurie ontwaakte. Bijl het portierslhuis stapte Laurie uit. „Ik wou moeder eerst alleen spreken," zei hij. „Laat mij vooruitgaan' en volg mij vijf minuten later." Snel liep hij de laan in en vijf minuten lang bleven Felicia en Theo stilzwijgend naast elkaar zitten. Theo's hand ruste liefkot- zend op den1 arm van haar nieuwe schoon zuster. (Wordt vervolgd). Ho. 17». l#I7

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5