DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. im. Damrubriek. ZATERDAG 4 AUGUSTUS. FfiUIfcLBTON. 1 anay's tweede huwelijk No. 181 Honderd en negentiende Jaargang. flbfMMtSjjrfis per 8 maanden f L30. fr. p. post f 1.50. AdvertentiepriIsl2iCt, p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. Boek- en Handelsdrukkerij Y.b. HERWls. COSTER 4 ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3. ürornoli. „Ooriogstuintjes'. Over den abonnementsprijs wordt bij vooruitbetaling beschikt. Bewijsnummers 5 cent. ,Ze steunt de blinden" gedach- den uit de loopgraven. Harold Begbie gaat voort ia de Daily Chronicle verschillende vrouwentypen te tee k-enen. De vorige maal namen we zijn arti keltje ever de omnibusconductrice over, Dit- ni heeft de heer Begbie het over eeneym- athieker oorlogsverschijnsel. „Ze steunt de linden" staat er boven zijn artikeltje, dat kunt pa bli: als volgt aanvangt: „Ge haar zien, 's morgens om half zeven, op den vijver van Sint Regentsperk, een boot sturende, welke geroeid wordt door blinde soldaten". ha om alf zeven avonds kunt ge haar beschouwen, terwijl ze haar arm aanbiedt aan een blinden soldaat, om met hein een wandeling door de straten te gaan maken. Zt ,.s een" eenvoudig meisjey dat werken moet, om aan den kost te komen, en deze onbetaalde diensten aan de blinde soldaten vormen tege lijk. haar offer op het altaar der vaderlands liefde en haar eerste schreden in een land van geluk. Voor het overige van den dag kunt ge haar vinden in winkels, kantoren of magazijnen, haar dagelijksch werk voor haar broodje even goed verrichtend als anderen, maar eender den glimp van gelui, welke op haar gelaat ligt, wanneer ze haar tijd aan het welzijn van anderen' zoowel als aan haar eigen welzijn, besteedt Deze liefdediensten i or dit eenvoudige kantoormeisje bewezen aan den blinden soldaat zijn waarschijnlijk de gelukkigste samenvloeiing van plicht en romantiek, welke in het groote oude Londen ooit is voorgekomen. In het begin was het de dame, die haar ledigen tijd aan den blinden Tommy gaf. Doch deze proefneming was geen succes De dame was vriendelijk, overweldigend vriendelijk, en nam blinden Tommy mee op de „thea" in de mooiste restauranis, en deed hem naast zich zitten in de fraaiste fauteuils van de beste concertzalen, kocht cigaretten voor hem, en nam hem mede op een' ritje met haar auto, maar het hart van blinden Tom my bleef hunkeren naar iets, dat de vriende lijke dame hem niet kon leveren uit haar tacch voi ij dele vermaken. Toen kwam de kans voor het kantoormeisje, zij klopte aan bij de deur van bet Sint Dun- stin-hospitaal met haar verzoek om een blin den soldaat om wat mede te wandelen, vóór hem te zien en, indien Cupido de zaken zoo wilde regelen, met hem te trouwen. Het eerste huwelijk vanuit Sint Dunstan was een gebeurtenis. De beschermheer gaf een zilveren theepot, en het bestuur hield eeu inschrijving voor een geschenk. Nog nooit was er zóó een uitzet aanschouwd! Tegenwoordig is een huwelijk vanuit Sint Dunstan de gewoonste zaak van de wereld, zooveel komen er voor. Blinde Tommy beoordeelt het meisje door gaans naar haar stem, en maakt daaruit zijn gevolgtrekkingen, een prettige stem gaat ge woonlijk samen mei een aardig gezichtje. En voorts vraagt .tij bescheiden zijn inlich tingen aan het bestuur van het hospitaal dat nar dooi vaak voor een moeiajke taak gesteld wordt, want karakters beoordeelen is niet ieders werkl In het „Bulletin des armées de la Répu blique" gaat de „concours du penseur" voort. Wé laten hier nog enkele gedachten uit de loopgraven volgen. Men besteedt er gewoonlijk meer werk aan, zijn gebreken te bedekken, dan ze te verbeteren. Met verlof is het tegengestelde van van AiNNI'E QUIDING. Uit het Zwcedsch vertaald door M. A. Z. I. Zeekoning. >V zijn kamertje boven lag Koert te hui len. Nooit was een1 jongen zoo ongelukkig ge- wcici. aU hij. Uit de kamer beneden klonken vroolijke i 1 1 cn nu en dan muziek. De warande- i urer waren opengeslagen in het zachte schemerlicht van den Junl-avond; het was "choorig in de villa, hij kon de woorden bij- ia verstaan. Nu gingen ze allen naar de etzaaL Van verre kwam het gegons zeer ge- 1 apt. Koert hoorde hoe het water schuurde langs het strand. Slaperig werd je van heit luisteren ijaar dat zacht geruis, maar Koert wou niet slapen. I lij zou den heelen nacht wakker liggen en altijd door huilen, dat was zijn vaste plan. ant geen jongen was zoo ongelukkig als hij'. Alle menscken zeiden dat hij ondeugend was, maai hij was niet ondeugend; niemand begreep hem. illen waren boos op hem en maakten dat hij zich gedroeg alsof hij ondeu- geuc was, dat was juist het nare. Iedereen was tegen hem en hij was tegen een- ieder. Neen, niet tegen grootma." Grootma was heel lief geweest, ofschoon ook zij hem niet >eguvp. Ze hadden alleen gezeten, den hee len middag en het samen zoo goed gehad', ecu beetje bedrodd, allebei Pas toen hij 's kiespijn. Wanneer het voorbij is, geeft het de meeste smart. De trage spreekt over zijn werk, de moedige laat zijn werk spreken. Ik zie een korenveld met evenveel eer bied aan, als ik het een vrouw doe. - De oorlog beproeft de vaderlandsliefde zooals het lijden het de liefde doet. De zaak is niet, ridderorden' te dragen, maar ze te verdienen. De liefde is in het leven wat de droom is in den slaap. Gaarne voldoe ik bij deze aan een verzoek van de Commissie, om aan hen, die reeds nu tot het rooien van hun aardappelen moeten overgaan, mede te deelen, dat tie Commissie voor hen gratis boerenkoolplanten ter be schikking stelt. De huurders kunnen deze Woensdag 8 of Donderdag 9 Augs., 's avonds na 6 uur op het terrein in ontvangst nemen, terwijl zij dan tevens, zoo noodig, aan wijzing kunnen krijgen voor het planten. Bovendien geef ik den huurders in overwe ging, zoo mogelijk zelf voor pootaardappe- len voor het volgend paai- te zorgen. Het laat zich aanzien, dat deze dan niet gemakkelijk of slechts tegen hooge prijzen verkrijgbaar zullen zijn. Het meest geschikt zijn die knol len, waarvan 25 h 30 in een Kilo gaan. Wil men het heel goed doen, dan moet men reeds nu een stokje plaatsen Bij die planten, dile zuiver de kenmerken van net „soort" vertoo- nen en goed uitgegroeid zijn. Deze planten vooral laat men goed rijp worden. Dragen zij goed, dl w. z. zitten er veel knollen aan, dan zijn deze het meest geschikt, om poters te* leveren. Men moet deze bewerking ieder jaar herhalen, om verzekerd te zijn, soort- echte knollen met een groote opbrengst te verkrijgen. En nu moet ik nog even terugkomen op het artikel van de vorige week. Het blijkt mij na melijk, dat sommige commissieleden en huur- derds daar iets anders in gelezen hebben, dan er in staat, althans dan er mee bedoeld' is. De Redactie der Alk mC.our. is zoo vriendelijk, mij in kennis te stellen met een door haar van een huurder ontvangen schrijven, waarin dé ze meldt, „dat hij het geheel met mij niet eens is; hij en meerderen met hem zijn uitstekend tevreden omtrent dé uitkomst der tuintjes, vandaar, lat zij, nog niet tot omspitten over- f aan." Volgens dezen huurder is de teelt op et nieuw gescheurde stuk bepaald' goed, op het oude ook, behalve bij de menschen die daar niet gemest hebben. Der Commissie kan in dezen geen verwijt treffen, déze hééft meer malen gezegd, dat mesten op het nieuwe land niet bepaald noodig was, op het oudé land wel, terwijl op en in dé loom met groote leb ters te lezen stond: „Wie niet mest, mist 1" Indien deze huurder van meening is, dat ik de commissie een verwijt heb gemaakt van de sléchte resultaten, die er verkregen zijn, dan moet ik hem zeggen, dat hij niet goed heeft gelezen. In geen van mijn artikels kan hij iets vinden, dat op een verwijt aan de commissie gelijkt, in het laatste heb ik zeii's met lof ge sproken over den ijver, waarmede de commis sie de zaak der ooriogstuintjes beeft ter hand genomen (k heb daarvan meerdere bewijzen. Deze weck woonde ik óp uitnoodiging de vergader, g dei" commissie bij, waar bespro ken werd, wat in de tegenwoordige omstan digheden gedaan kon worden. De voorzitter, een en al enthousiast, had zelfs een mand aardappelen meegesleept, om te bewijzen, dat de zaken er niet zoo slecht voorstonden, als ik had' laten voorkomen. Ik moet erkennen, dat die aardappelen er kostelijk uitzagen, doch zij bewijzen niet, dat ii ongelijk had, avonds zijn melk had moeten drinken cn ze dicht bij hem zat, terwijl ze boterhammen klaarmaakte, was het begonnen. Hij had zijn grootmoeder aan zitten kijken, hij hield zoo veel van haar; zij bewoog zich zoo stil en altijd was ze in 't zwart gekleed; haar glim lach was wel droevig, maar loch zoo vrien delijk en haar oogen waren zoo zacht ze za- n er dikwijls uit, alsof grootma gehuild id, hij kreeg altijd lust haar een zoen te ge ven en haar te troostcm als hij haar in dé oogen keek. Hij wist, nat ze zoo bedroefd was, omdat ze oom Emiel had zien verdrin ken op den dag van zijn aanneming. Daarna was ze altijd zoo treurig geweest, had mama gezegd, vóór dien tijd was ze opgewekt en vrooiijk als dé anderen. Hij zat er aan te deuken, dat het de laatste keer was, de laatste keer daten op een» kon bij zijn boterham niet meer door krijgen. „Grootma," zei hij met een zoo bedroefde stem, dat ze er van schrok en hem onthutst aankeek „als grootvader dood ging „Kind, wat zeg je daarl" „Ik bedoel als grootvader moest sterven!" hernam koert met troostvollen nadruk op dht voorwaardelijke „moest", dan zou u toch niet meer trouwen, zou u wel?" Nu begreep ze hem en glimlachte. „Neen, dat zou ik zeker niet, Koert. Maar grootmoedr is een oudé vrouw, weet je." Er volgde een stilte. Toen barste Koert uit: „Ik wou dat grootmoeder mijn mania was!" „Ach, zeg dat niet, Koert, waarom?" Daarom/5 en toen volgde er na eenig na denken met moeite: „omdat grootma een ech te mama is. Grootma loopt niet zoo hard en praat niet zoo druk en grootma5s kleeren ruischen zoo niet. Gunnar en Erik, die jon gens in Stockholm, waar ik grootma van ver telde, hebben ook een echte mama. Ze zit bij toen ik beweerde, dat de opbrengst niet zoo groot zou rijn, als men verwacht had, even min als de bewering van bovengenoemden huurder, dat hij en meerdere huurders met hem over de uitkomst volkomen tevreden rijn. Daartoe moeten eerst alle aardappels gerooid en gewogen zijn, en dan eerst kunnen we we ten of de opbrengst normaal of niet is ge weest. En zooals de zaken op het oogenblük er voor staan, durf ik wedden, dat de op brengst beneden hei normale zal wezen; op het achterterrein ver daarbeneden. Intusschen hoop ik om de huurders van harte, dat ik de weddenschap verlies. Van deze slechte uitkomsten heb ik alweer nie mand een verwijt gemaakt, zelfs hen niet, die, trots de duidelijk gegeven wenken van de commissie, vermiiimi i.ebben te mesten; in de eerste plaats, omdat ik te goed met arbeiders toestanden bekend ben, en ten tweede, omdat ik wist, dat we te doen hadden met leeken op tuinbouwgebied. Er rijn heel wat menschen, die meen en, dat ze drie ambachten kunnen uitoefenen, zonder ze geleerd te hebben, n.L schilderen, timmeren en tuinieren. Ze gron den deze meening op het feit, dat ze wel eens een emmer voor moeder-de-vrouw hebben ge verfd, een konijnenhok hebben getimmerd of een goudsbloem hebben gezaaid. De commissie voor de ooriogstuintjes oor deelde er gelukkig anders over; ze begreep, dat de liefhebbers-tuinders voorlichting noo dig hadden, en de Redactie van de Alkmaar- 8che Courant was dadelijk bereid, de kolom men van haar blad voor net geven van inlich tingen open te stellen; beide komt daarvoor een woord van lof en dank toe. Ik wil de eer ste zijn om dat te erkennen en heb dat meer malen erkend. Intusschen doet dit niets af aan mijn be wering, dat rij wel eens gelijk konden krijgen, die meenden, dat, door het particulier initia tief aan het woord te laten, niet de beste weg werd gevolgd, om den grootst mogelijkeu voorraad voor den a.s. winter te verkrijgen. Ik laat aan elk, die het weten kan, de beoor deeling over van de vraag, of de wenken, door de commissie gegeven ten opzichte van bemesting en bebouwing, door de huurders rijn opgevolgd. Ik wil alleen hier nog ver melden, dat m dezen tijd bij de Kunstmest- Commissie ten behoeve van de terreinen aan den Bergerweg was aangevraagd 2400 K G. gemengde mest veer 8 H A., waarlijk niet te veel. De huurders bestelden hiervan 2000 K.O., doch namen slechts 800 K.G. De reden voor deze handelwijze laat ik buiten beschou wing, doch waar er meer dan eens opgewe- zen is, dat vooral het achterste terrein in een slechten bemestingstoestand verkeerde, zal men, gezien den stand van de gewassen op dit oogenblik, zich niet behoeven te verwon deren, wanneer de opbrengst aldaar beneden het middelmatige zal blijven, vooral, als men bedenkt, dat het weer niet geheel in ons voor deel is geweest. Ten slotte geef Ik den raad, 5t laatste arti kel nog eens aandachtig over te lezen. Ik heb het zelf ook gedaan en kan er niets in vinden, dat aanstoot kan geven. Da spinnende nvaterkevar en de gerande waterroofkever. Laat ons thans beginnen met de kennis making eener eigenaardige keversoord uit de familie der Loopkevers (Carabidac) en wel met een> die men gewoonlijk in het water te zoeken' heeft. De Spinnende Watertor (Hydrophilus pi- ceug L wordt bedoeld. Er rijn waterkevers en waterroofkevere. De eersten rijn te ken nen aan de kleine, knotevormige sprieten, die nog korter rijn dan de tasters of palpen der hei raam met een groote mand en stopt hun broeken, wanneer die cp de knieën kapot rijn en dan knikt ze tegen ons en ziet er zoo pleii- het raam met een groote mand en stopt bun zierig uit. En ze helpt de jongens ieaeren dag met hun lessen, op een heerlijke manier, Grootma, zc helpt mij tusschen- beide, ik mag bij haar komen met het cate- chisaticboek." Hij zweeg met een zucht. „Maar, beste Koert, jc wilt toch wel liefst je eigen moeder hebben? jc lieve mooie ma ma, die door iedereen zoo aardig wordt ge vonden. Het is goed, dat je van je grootmoe der houdt, mijn jonggen, maar jc hebt Ütnr mers ons alle twee. Is het zoo niet het best?5' Haar zachte hand streek liefkozend over zijn haar, hij zei niets meer, en 't kostte hem nog groofer moeite rijn melk naar binnen te krijgen „Groi rootma," zei hij met schorre, benauwde stem, terwijl hij opstond: „nu ga ik naar bed1.'5 „Nu al, kindlief, waarom zoo vroeg? Ben je ziek?" Zijn adem kwam met korte stooten, opeens lid. hij rijn hooft op haar schoot vallen. „Ik wil naar bed gaan," snikte hij, „w(5ór het rijtuig komt, ik wil op mijn kamertje blij ven, ik wil hem niet zien." „Mama's ",rij zweeg plotseling en trachtte door liefkopzingen hem te dooi be daren. „Die vent! ik haat hem!" „Maar Koert, nu ben je niets lief." Haar kalmeerende woorden en zachte ver wijten1 hadden niet de minste uitwerking. Ze was van Koertis drift geschrokken, beefde er van, Koert voelde hel en het speet hem zoo, maar hij kon zich niet meer beneerschen. Het had! hem den keelen dag bezwaard, benauwd, nu was met hevigheid de uitbarsting geko- onderkaken, terwijl de waterroofkevers lange, draadvormige voelhorens dragen. Wie de Spinnende Watertor kent, zal dan ook daar aan dadelijk weten, dat deze behoort tof de waterkevers en niet tot de roofkevers, wat tot meer beschermende gevoelens aanleiding geeft. Deze kever is een der grootste nlandsche torren en valt in het water spoedig op door het schitterend zwart van de gewelfde rug- rijde. Keert deze tor de onderzijde naar den beschouwer, dan valt een kwikglans in het oog, althans dikwijls. Want deze zilverkleur wordt voortgebracht door de luchtbelletjes, die de watertor tusschen den viltachtigen be- haardén onderkant, die overigens bruinachtig gekleurd is, weet vast te houden. Hoe we! minder vlug dan de waterroofkevers zulks doen, weet de Spinnende Watertor zich vrij gemakkelijk door middel van hare zwempoo- ten door het water te verplaatsen, en zoo komt ze ook gedurig boven den waterspie gel, om de ademhalingslucht te verwerken. Dit valt gemakkelijk waar te nemen'. We hebben in oogenschouw te nemen de groote liefde, waarmede deze kever zorg draagt voor zijne eieren, en hoe het wijfje een nestje spint ter bewaring er van. Taschen- berg zegt hieromtrent het volgende: „Daartoe tegt het wijfje zich aan de opper vlakte van het water op den rug, onder een of ander drijvend blad, dat rij met de voor- pooten tegen haar buik drukt. Uit vier bui zen, waarvan er twee verder uit het achter lijf steken dan de andere, vloeien witachtige draden', die zich, door heen- en weerbewegen van de achterlijfsspits, tot een spinsel veree nigen, dat den huik van het dier geheel be dekt. Is dit klaar, dan keert de kever zich om, het spinsel op den rug nemende, en maakt een tweeden lap, die langs de randen van den eersten wordt vastgehecht. Zoo steekt einde lijk haar achterlijf in een van voren open- zak. Van achter af vult zij1 dezen met eieren, steeds verder uit den zak te voorschijn ko mende, naarmate deze gevuld raakt. Einde lijk glipt dé spits van 5t achterlijf er uit. Nu pakt rij de randen met de achterpooten vast, spint draad aan draad; zoodat de opening allengs nauwer wordt en oen dikken zoom verkrijgt. Daarna trekt rij draden diwars over de opening heen en voltooit de sluitin met een' soort van deksel. Op dit deksel wore nog een )?mastj<_" gezet, eigenlijk een klein hol torentje. In vier of vijf uren- is het werk voltooid. Wordt het zonderlinge vaartuigje door onzachte bewegingen der golven omge worpen, dan richt het zidh terstond weder op met het mastje naar boven." In deze wijze verzorging voor het te ver wachten kroost hebben we ook te zien de groote liefde, die zelfs een tor voor hare kin, deren koestert. Taschenherg zegt, dat bet zoogenaamde „mastje" eigenlijk een klein, hol torentje is. Ongetwijfeld hebben we hierin te zien een ventilatiebuisje, dat doorloopt tot in het inwendige van het netsje, en wijselijk boven het water moe, uitsteken. Het geheel dwingt alzoo groote bewondering af. Uit de Hertje» worden spoedig geboren iarfjes met scherpbijic ie monddeelen, en deze diertjes verspreiden zich spoedig in alle richtten. Gedeeltelijk voeden ze zich met planten- deelen en verder met verschillende waterin secten, en wat minder aangenaam is en weer tamelijk veel afbreuk doet aan onze bescher mende meenteden, met kleinere en ook later met grootere vissclien. Zoo groeien de larven van deze spinnende watertor, die gelukkig ook weer hare vijanden hebben, voordeelig op, totdat rij ongeveer eene lengte van 7 C.JVL men. Grootmoeder moest met hem meegaan naar zijn kamertje, om hém wat tot rust te brengen. Ze lag op haar knieën bij hem en praatte zoo zacht, zoo smeekend: Mama zou zoo bedroefd zijn, en dit klonk bijna be schaamd, zooais altijd als grootmoeder over zich zelf sprak, ala hij zooveel van zijn Grootma hield, kon hij- om harentwil immers wel probceren Uef te zijn. Hij zou zeker lief zij'n vooi Koert, als Koert zeif maar lief was Dat was toch niet zoo moeilijk. Maar Koert huildé nog harder. Eu den hceléu tijd dacht hij, dat aèt waarom hij ei genlijk aller-eigenlijkst zoo bedroefd was, nietebegrepen werd door zijn grootma. Acii, als hij zelf maar goed had kunnen zeg gen hoe het was Er werd aan de deur geklopt. „Mevrouw daar is het rijtuig." „Ach? ach, wat zal ik toch doen met höt kind? ik moet naar beneden gnan, Koert; blijf jij maar boven, maar kleed je nog niet uit, ii zal met mama spreken." Grootmoeder ging heen. Er kwam stilte midden in den storm. Koert huilde niet meer, hij stond met ingehouden adem te luisteren mee saamgeknepen handen, al zijn zenuwen gespannen, tot wanhopige verdediging be reid. Beneden hoorde hij vele stemmen; het duur de een poos De deur ging open, een geknetter van rijde een wolk van tulle, mooi opgemaakt haar dat was; mama. Haar wangen gloei den. haar oogen- schitterden onnatuurlijk, vond Koert, lieelemaal niet zooals de oogen van Erik en Gunnars moeder. Hij stond stok stijf en keek haar vijandig aan. „Wat zijn dat nu weer voor kunsten, Koert Kom gauw beneden en begroet je lieve Pa pa!" hebben bereikt. En 5t rijn nietóaileen de lar ven, die de visschen aanval leOtiaar ook de torren doen zulks. Zelfs van groote visechen worden stukken uit bet lijf gebeten. Waar we dus bij deze watertor aan de eene rijlde bewondering vragen voor de reine ge voelens omtrent eigen voortplanting, daar zien we aan de andere rijde ook weder 5t ge weld, dat alleen het bestaan mogelijk schijnt te maken, 't Is de strijd, die zich overal in de wereld, zoowel bij het kleine, als bij het meer machtige, openbaart. Wie er vijvers met visschen op na houdt, heeft wel toe te zien, dat geen spinnende wa tertorren zich daarin ontwikkelen, opdat hij niet rijn kleine visschen verloren zal zien gaan, en rijn groote visschen niet aan ver minking onderhevig doet rijn. Voor den landbouwer leveren deze torren en larven overigens geen schade op. Wie er een apquarium of terradium op na houdt, zal ook gaarne eens spinnende water torren daain hebben en ze geven er ong twijfeld bekoring aan. Doch dat ze ook hi dikwijls de schuldigen rijn, wanneer men be schadigde vischjes of andere diertjes onder zijne waterbewoners aantreft, zal hem wel dra blijken. Toch kan het wel treffen en aar dig rijn ook hier de ontwikkeling van ei tot imago waar te nemen, door in Mei een paar nestjes van deze tor op te visschen. Men zal den weldra de Iarfjes, die nog eenigeu tijd in liet nest blijven, te voorschijn zien komen en dan heeft men maar te zorgen, dat er vol-' doende voedsel aanwezig is. In net nest heb ben ze zich gevoed met de omhulsels der eie ren, maar nu gaat dat niet meer. Ze behoeven nu insecten en wel vooral slakken. De kever» kunnen het wel alleen met plantenvoedsel stellen. In de slooten verpoppen de volwasschen larven in de kanten, waar de pop op den kop rustende op stekels,komt te staan. Een groot vijand van den spinnenden wa terkever is de gerande waterroofkever, die men ook dikwijls in slooten en plasjes kan aantreffen. Doet men ze samen in eén aquari um, dan ziet men spoedig, dat de gerande niet alleen de vlugste is, maar ook, dat hij de spinnende tor tot prooi kiest en ten val brengt, al is hij minder groot. Hij gaat daarbij schuw en oordeelkundig te werk, door van rijn slachtoffer eerst een roeipoot af te pijten. Nu heeft hij zijn prooi geheel in rijn macht, want nu kan de spin nende heelemaal niet snel meer voortkomen Nu valt de gerande kever rijn prooi fel aan, door openbij ting van het ach terlijf, waarvan de zachte deelen verorberd worden en weldra is de spinnende watertor er geweest. 'De ademhaling bij' de beide genoemde tor ren' is lang niet gelijk. De spinnende water tor doet dit door middel van de sprieten. Tel kens komt ze met den kop boven de opper vlakte en neemt dan een weinig lucht tus schen de sprietharen mee, om deze in verbin ding te brengen met de luchtlaag aan de be haarde buikzijde. Er heeft dan wisseling van koolzuur uit het lichaam met zuivere lucht van buiten plaats, terwijl de lucht van de buikzijde zich verplaatst naar de ademha lingsopeningen onder de dekschilden'. De gerande waterroofkever komt altijd met het achterlijf aan de wateroppervlakte, om op deze wijde adem te halen. Ook doet de larve het zoo. J. DAALDER Dz. AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvangen opl. van pro bleem no. 453 (auteur M. J. Belmfante). Wat er toen verder gebeurdl was, stond verward voor rijn geest. Grootmama was te ruggekomen en had hem gesmeekt lief te rijn. >tje Lotje en Amanda waren te zien geweest in de gang: Mama had 'm geschud en naar de deur willen trekken, maar hij wrong zich las, riep dat hfji naar bed wou gaan en gooide rijd matrozenpak uit. Wat ze tegen hem ge zegd hadden, herinerdfe hij zich niet, maar hi1 hoorde nog zijin eigen' overspannen stem si irecuwen: neen; neen, hij wou geen. dessert, hij wou geen chocolade, h| wou geen nieuwe ja hebben, rijn papa was dood en hij' wou dat hij' zelf ook dood was. Hij wou alleen zijn en naar bed gaan; ze gaven niet om hem, waarom gingen ze nu niet weg? Op eens hoordé hij de trap kraken. Koert luisterde verschrikt. Zijn grootvader s/tönd op den drempel in al rijn waardige deftig heid. „Maar Koert, wat hoor ik....?" De crisis was op 5t hoogst Daar stak Lot te haar hoofd opnieuw binnen de deur en zeidé: „Mijnheer Scheffer verzoekt Koert te laten doen, wat hij 't prettigst vindt." Een oogenblik stonden allen' verrast. Ook Koert verroerde zich niet. Dat was wonder lijk: die vreemde, gehate man had hem ge red1' het was of die alleen' hem begreep. „Nu ja, goed!," zei Koerfs mama, terwijl zij1 even1 in den spiegel keek en haar hoed en handschoenen en veeren-boa bijeenzocht, die verspreid lageni op het tooneel van den strijd. „Maar ik ben heel boos op Koert. Koelt moet mij en Papa om vergeving vra gen', eer we weer goede vrienden worden." Hij was alleen'. Het was stil in rijü ka mertje. Hij mocht naar bed gaan en huilen zooveel en zoolang hij wilde. Niemand gaf er om, beneden praatten en lachten ze. (Wondt vervolgd). AL11AARSCHE COHAN!. <t Ti p% Q-QflT GÖ1 AJé*7r'ÜYÉHiïiiir Lﻫr

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5