DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
im.
Damrubriek.
ZATERDAG 4 AUGUSTUS.
FfiUIfcLBTON.
1 anay's tweede huwelijk
No. 181
Honderd en negentiende Jaargang.
flbfMMtSjjrfis per 8 maanden f L30. fr. p. post f 1.50. AdvertentiepriIsl2iCt, p. regel, groote letters naar plaatsruimte. Brieven fr. N. Boek- en Handelsdrukkerij Y.b. HERWls. COSTER 4 ZOON, Voordam C 9. Telefnr. 3.
ürornoli.
„Ooriogstuintjes'.
Over den abonnementsprijs wordt bij vooruitbetaling beschikt. Bewijsnummers 5 cent.
,Ze steunt de blinden" gedach-
den uit de loopgraven.
Harold Begbie gaat voort ia de Daily
Chronicle verschillende vrouwentypen te tee
k-enen. De vorige maal namen we zijn arti
keltje ever de omnibusconductrice over, Dit-
ni heeft de heer Begbie het over eeneym-
athieker oorlogsverschijnsel. „Ze steunt de
linden" staat er boven zijn artikeltje, dat
kunt
pa
bli:
als volgt aanvangt: „Ge
haar zien,
's morgens om half zeven, op den vijver van
Sint Regentsperk, een boot sturende, welke
geroeid wordt door blinde soldaten".
ha om alf zeven avonds kunt ge haar
beschouwen, terwijl ze haar arm aanbiedt
aan een blinden soldaat, om met hein een
wandeling door de straten te gaan maken.
Zt ,.s een" eenvoudig meisjey dat werken moet,
om aan den kost te komen, en deze onbetaalde
diensten aan de blinde soldaten vormen tege
lijk. haar offer op het altaar der vaderlands
liefde en haar eerste schreden in een land
van geluk. Voor het overige van den dag
kunt ge haar vinden in winkels, kantoren of
magazijnen, haar dagelijksch werk voor haar
broodje even goed verrichtend als anderen,
maar eender den glimp van gelui, welke op
haar gelaat ligt, wanneer ze haar tijd aan het
welzijn van anderen' zoowel als aan haar
eigen welzijn, besteedt Deze liefdediensten
i or dit eenvoudige kantoormeisje bewezen
aan den blinden soldaat zijn waarschijnlijk
de gelukkigste samenvloeiing van plicht en
romantiek, welke in het groote oude Londen
ooit is voorgekomen.
In het begin was het de dame, die haar
ledigen tijd aan den blinden Tommy gaf.
Doch deze proefneming was geen succes
De dame was vriendelijk, overweldigend
vriendelijk, en nam blinden Tommy mee op
de „thea" in de mooiste restauranis, en deed
hem naast zich zitten in de fraaiste fauteuils
van de beste concertzalen, kocht cigaretten
voor hem, en nam hem mede op een' ritje met
haar auto, maar het hart van blinden Tom
my bleef hunkeren naar iets, dat de vriende
lijke dame hem niet kon leveren uit haar
tacch voi ij dele vermaken.
Toen kwam de kans voor het kantoormeisje,
zij klopte aan bij de deur van bet Sint Dun-
stin-hospitaal met haar verzoek om een blin
den soldaat om wat mede te wandelen, vóór
hem te zien en, indien Cupido de zaken zoo
wilde regelen, met hem te trouwen.
Het eerste huwelijk vanuit Sint Dunstan
was een gebeurtenis. De beschermheer gaf
een zilveren theepot, en het bestuur hield eeu
inschrijving voor een geschenk. Nog nooit
was er zóó een uitzet aanschouwd!
Tegenwoordig is een huwelijk vanuit Sint
Dunstan de gewoonste zaak van de wereld,
zooveel komen er voor.
Blinde Tommy beoordeelt het meisje door
gaans naar haar stem, en maakt daaruit zijn
gevolgtrekkingen, een prettige stem gaat ge
woonlijk samen mei een aardig gezichtje.
En voorts vraagt .tij bescheiden zijn inlich
tingen aan het bestuur van het hospitaal dat
nar dooi vaak voor een moeiajke taak gesteld
wordt, want karakters beoordeelen is niet
ieders werkl
In het „Bulletin des armées de la Répu
blique" gaat de „concours du penseur"
voort. Wé laten hier nog enkele gedachten uit
de loopgraven volgen.
Men besteedt er gewoonlijk meer werk
aan, zijn gebreken te bedekken, dan ze te
verbeteren.
Met verlof is het tegengestelde van
van AiNNI'E QUIDING.
Uit het Zwcedsch vertaald door M. A. Z.
I.
Zeekoning.
>V zijn kamertje boven lag Koert te hui
len. Nooit was een1 jongen zoo ongelukkig ge-
wcici. aU hij.
Uit de kamer beneden klonken vroolijke
i 1 1 cn nu en dan muziek. De warande-
i urer waren opengeslagen in het zachte
schemerlicht van den Junl-avond; het was
"choorig in de villa, hij kon de woorden bij-
ia verstaan. Nu gingen ze allen naar de
etzaaL Van verre kwam het gegons zeer ge-
1 apt. Koert hoorde hoe het water schuurde
langs het strand.
Slaperig werd je van heit luisteren ijaar
dat zacht geruis, maar Koert wou niet slapen.
I lij zou den heelen nacht wakker liggen en
altijd door huilen, dat was zijn vaste plan.
ant geen jongen was zoo ongelukkig als
hij'. Alle menscken zeiden dat hij ondeugend
was, maai hij was niet ondeugend; niemand
begreep hem. illen waren boos op hem en
maakten dat hij zich gedroeg alsof hij ondeu-
geuc was, dat was juist het nare. Iedereen
was tegen hem en hij was tegen een- ieder.
Neen, niet tegen grootma." Grootma was
heel lief geweest, ofschoon ook zij hem niet
>eguvp. Ze hadden alleen gezeten, den hee
len middag en het samen zoo goed gehad',
ecu beetje bedrodd, allebei Pas toen hij 's
kiespijn. Wanneer het voorbij is, geeft het
de meeste smart.
De trage spreekt over zijn werk, de
moedige laat zijn werk spreken.
Ik zie een korenveld met evenveel eer
bied aan, als ik het een vrouw doe.
- De oorlog beproeft de vaderlandsliefde
zooals het lijden het de liefde doet.
De zaak is niet, ridderorden' te dragen,
maar ze te verdienen.
De liefde is in het leven wat de droom
is in den slaap.
Gaarne voldoe ik bij deze aan een verzoek
van de Commissie, om aan hen, die reeds nu
tot het rooien van hun aardappelen moeten
overgaan, mede te deelen, dat tie Commissie
voor hen gratis boerenkoolplanten ter be
schikking stelt. De huurders kunnen deze
Woensdag 8 of Donderdag 9 Augs., 's
avonds na 6 uur op het terrein in ontvangst
nemen, terwijl zij dan tevens, zoo noodig, aan
wijzing kunnen krijgen voor het planten.
Bovendien geef ik den huurders in overwe
ging, zoo mogelijk zelf voor pootaardappe-
len voor het volgend paai- te zorgen. Het laat
zich aanzien, dat deze dan niet gemakkelijk
of slechts tegen hooge prijzen verkrijgbaar
zullen zijn. Het meest geschikt zijn die knol
len, waarvan 25 h 30 in een Kilo gaan. Wil
men het heel goed doen, dan moet men reeds
nu een stokje plaatsen Bij die planten, dile
zuiver de kenmerken van net „soort" vertoo-
nen en goed uitgegroeid zijn. Deze planten
vooral laat men goed rijp worden. Dragen
zij goed, dl w. z. zitten er veel knollen aan,
dan zijn deze het meest geschikt, om poters
te* leveren. Men moet deze bewerking ieder
jaar herhalen, om verzekerd te zijn, soort-
echte knollen met een groote opbrengst te
verkrijgen.
En nu moet ik nog even terugkomen op het
artikel van de vorige week. Het blijkt mij na
melijk, dat sommige commissieleden en huur-
derds daar iets anders in gelezen hebben, dan
er in staat, althans dan er mee bedoeld' is. De
Redactie der Alk mC.our. is zoo vriendelijk,
mij in kennis te stellen met een door haar van
een huurder ontvangen schrijven, waarin dé
ze meldt, „dat hij het geheel met mij niet eens
is; hij en meerderen met hem zijn uitstekend
tevreden omtrent dé uitkomst der tuintjes,
vandaar, lat zij, nog niet tot omspitten over-
f aan." Volgens dezen huurder is de teelt op
et nieuw gescheurde stuk bepaald' goed, op
het oude ook, behalve bij de menschen die
daar niet gemest hebben. Der Commissie kan
in dezen geen verwijt treffen, déze hééft meer
malen gezegd, dat mesten op het nieuwe land
niet bepaald noodig was, op het oudé land
wel, terwijl op en in dé loom met groote leb
ters te lezen stond: „Wie niet mest, mist 1"
Indien deze huurder van meening is, dat ik
de commissie een verwijt heb gemaakt van de
sléchte resultaten, die er verkregen zijn, dan
moet ik hem zeggen, dat hij niet goed heeft
gelezen. In geen van mijn artikels kan hij iets
vinden, dat op een verwijt aan de commissie
gelijkt, in het laatste heb ik zeii's met lof ge
sproken over den ijver, waarmede de commis
sie de zaak der ooriogstuintjes beeft ter hand
genomen (k heb daarvan meerdere bewijzen.
Deze weck woonde ik óp uitnoodiging de
vergader, g dei" commissie bij, waar bespro
ken werd, wat in de tegenwoordige omstan
digheden gedaan kon worden. De voorzitter,
een en al enthousiast, had zelfs een mand
aardappelen meegesleept, om te bewijzen, dat
de zaken er niet zoo slecht voorstonden, als
ik had' laten voorkomen. Ik moet erkennen,
dat die aardappelen er kostelijk uitzagen,
doch zij bewijzen niet, dat ii ongelijk had,
avonds zijn melk had moeten drinken cn ze
dicht bij hem zat, terwijl ze boterhammen
klaarmaakte, was het begonnen. Hij had zijn
grootmoeder aan zitten kijken, hij hield zoo
veel van haar; zij bewoog zich zoo stil en
altijd was ze in 't zwart gekleed; haar glim
lach was wel droevig, maar loch zoo vrien
delijk en haar oogen waren zoo zacht ze za-
n er dikwijls uit, alsof grootma gehuild
id, hij kreeg altijd lust haar een zoen te ge
ven en haar te troostcm als hij haar in dé
oogen keek. Hij wist, nat ze zoo bedroefd
was, omdat ze oom Emiel had zien verdrin
ken op den dag van zijn aanneming. Daarna
was ze altijd zoo treurig geweest, had mama
gezegd, vóór dien tijd was ze opgewekt en
vrooiijk als dé anderen.
Hij zat er aan te deuken, dat het de laatste
keer was, de laatste keer daten op een»
kon bij zijn boterham niet meer door krijgen.
„Grootma," zei hij met een zoo bedroefde
stem, dat ze er van schrok en hem onthutst
aankeek „als grootvader dood ging
„Kind, wat zeg je daarl"
„Ik bedoel als grootvader moest sterven!"
hernam koert met troostvollen nadruk op dht
voorwaardelijke „moest", dan zou u toch niet
meer trouwen, zou u wel?"
Nu begreep ze hem en glimlachte.
„Neen, dat zou ik zeker niet, Koert. Maar
grootmoedr is een oudé vrouw, weet je."
Er volgde een stilte. Toen barste Koert
uit: „Ik wou dat grootmoeder mijn mania
was!"
„Ach, zeg dat niet, Koert, waarom?"
Daarom/5 en toen volgde er na eenig na
denken met moeite: „omdat grootma een ech
te mama is. Grootma loopt niet zoo hard en
praat niet zoo druk en grootma5s kleeren
ruischen zoo niet. Gunnar en Erik, die jon
gens in Stockholm, waar ik grootma van ver
telde, hebben ook een echte mama. Ze zit bij
toen ik beweerde, dat de opbrengst niet zoo
groot zou rijn, als men verwacht had, even
min als de bewering van bovengenoemden
huurder, dat hij en meerdere huurders met
hem over de uitkomst volkomen tevreden rijn.
Daartoe moeten eerst alle aardappels gerooid
en gewogen zijn, en dan eerst kunnen we we
ten of de opbrengst normaal of niet is ge
weest. En zooals de zaken op het oogenblük
er voor staan, durf ik wedden, dat de op
brengst beneden hei normale zal wezen; op
het achterterrein ver daarbeneden.
Intusschen hoop ik om de huurders van
harte, dat ik de weddenschap verlies. Van
deze slechte uitkomsten heb ik alweer nie
mand een verwijt gemaakt, zelfs hen niet, die,
trots de duidelijk gegeven wenken van de
commissie, vermiiimi i.ebben te mesten; in de
eerste plaats, omdat ik te goed met arbeiders
toestanden bekend ben, en ten tweede, omdat
ik wist, dat we te doen hadden met leeken op
tuinbouwgebied. Er rijn heel wat menschen,
die meen en, dat ze drie ambachten kunnen
uitoefenen, zonder ze geleerd te hebben, n.L
schilderen, timmeren en tuinieren. Ze gron
den deze meening op het feit, dat ze wel eens
een emmer voor moeder-de-vrouw hebben ge
verfd, een konijnenhok hebben getimmerd of
een goudsbloem hebben gezaaid.
De commissie voor de ooriogstuintjes oor
deelde er gelukkig anders over; ze begreep,
dat de liefhebbers-tuinders voorlichting noo
dig hadden, en de Redactie van de Alkmaar-
8che Courant was dadelijk bereid, de kolom
men van haar blad voor net geven van inlich
tingen open te stellen; beide komt daarvoor
een woord van lof en dank toe. Ik wil de eer
ste zijn om dat te erkennen en heb dat meer
malen erkend.
Intusschen doet dit niets af aan mijn be
wering, dat rij wel eens gelijk konden krijgen,
die meenden, dat, door het particulier initia
tief aan het woord te laten, niet de beste weg
werd gevolgd, om den grootst mogelijkeu
voorraad voor den a.s. winter te verkrijgen.
Ik laat aan elk, die het weten kan, de beoor
deeling over van de vraag, of de wenken,
door de commissie gegeven ten opzichte van
bemesting en bebouwing, door de huurders
rijn opgevolgd. Ik wil alleen hier nog ver
melden, dat m dezen tijd bij de Kunstmest-
Commissie ten behoeve van de terreinen aan
den Bergerweg was aangevraagd 2400 K G.
gemengde mest veer 8 H A., waarlijk niet te
veel. De huurders bestelden hiervan 2000
K.O., doch namen slechts 800 K.G. De reden
voor deze handelwijze laat ik buiten beschou
wing, doch waar er meer dan eens opgewe-
zen is, dat vooral het achterste terrein in een
slechten bemestingstoestand verkeerde, zal
men, gezien den stand van de gewassen op
dit oogenblik, zich niet behoeven te verwon
deren, wanneer de opbrengst aldaar beneden
het middelmatige zal blijven, vooral, als men
bedenkt, dat het weer niet geheel in ons voor
deel is geweest.
Ten slotte geef Ik den raad, 5t laatste arti
kel nog eens aandachtig over te lezen. Ik
heb het zelf ook gedaan en kan er niets in
vinden, dat aanstoot kan geven.
Da spinnende nvaterkevar en
de gerande waterroofkever.
Laat ons thans beginnen met de kennis
making eener eigenaardige keversoord uit de
familie der Loopkevers (Carabidac) en wel
met een> die men gewoonlijk in het water te
zoeken' heeft.
De Spinnende Watertor (Hydrophilus pi-
ceug L wordt bedoeld. Er rijn waterkevers
en waterroofkevere. De eersten rijn te ken
nen aan de kleine, knotevormige sprieten, die
nog korter rijn dan de tasters of palpen der
hei raam met een groote mand en stopt hun
broeken, wanneer die cp de knieën kapot rijn
en dan knikt ze tegen ons en ziet er zoo pleii-
het raam met een groote mand en stopt bun
zierig uit. En ze helpt de jongens ieaeren
dag met hun lessen, op een heerlijke
manier, Grootma, zc helpt mij tusschen-
beide, ik mag bij haar komen met het cate-
chisaticboek."
Hij zweeg met een zucht.
„Maar, beste Koert, jc wilt toch wel liefst
je eigen moeder hebben? jc lieve mooie ma
ma, die door iedereen zoo aardig wordt ge
vonden. Het is goed, dat je van je grootmoe
der houdt, mijn jonggen, maar jc hebt Ütnr
mers ons alle twee. Is het zoo niet het
best?5'
Haar zachte hand streek liefkozend over
zijn haar, hij zei niets meer, en 't kostte hem
nog groofer moeite rijn melk naar binnen te
krijgen
„Groi
rootma," zei hij met schorre, benauwde
stem, terwijl hij opstond: „nu ga ik naar
bed1.'5
„Nu al, kindlief, waarom zoo vroeg? Ben
je ziek?"
Zijn adem kwam met korte stooten, opeens
lid. hij rijn hooft op haar schoot vallen.
„Ik wil naar bed gaan," snikte hij, „w(5ór
het rijtuig komt, ik wil op mijn kamertje blij
ven, ik wil hem niet zien."
„Mama's ",rij zweeg plotseling en
trachtte door liefkopzingen hem te dooi be
daren.
„Die vent! ik haat hem!"
„Maar Koert, nu ben je niets lief."
Haar kalmeerende woorden en zachte ver
wijten1 hadden niet de minste uitwerking. Ze
was van Koertis drift geschrokken, beefde er
van, Koert voelde hel en het speet hem zoo,
maar hij kon zich niet meer beneerschen. Het
had! hem den keelen dag bezwaard, benauwd,
nu was met hevigheid de uitbarsting geko-
onderkaken, terwijl de waterroofkevers lange,
draadvormige voelhorens dragen. Wie de
Spinnende Watertor kent, zal dan ook daar
aan dadelijk weten, dat deze behoort tof de
waterkevers en niet tot de roofkevers, wat
tot meer beschermende gevoelens aanleiding
geeft.
Deze kever is een der grootste nlandsche
torren en valt in het water spoedig op door
het schitterend zwart van de gewelfde rug-
rijde. Keert deze tor de onderzijde naar den
beschouwer, dan valt een kwikglans in het
oog, althans dikwijls. Want deze zilverkleur
wordt voortgebracht door de luchtbelletjes,
die de watertor tusschen den viltachtigen be-
haardén onderkant, die overigens bruinachtig
gekleurd is, weet vast te houden. Hoe we!
minder vlug dan de waterroofkevers zulks
doen, weet de Spinnende Watertor zich vrij
gemakkelijk door middel van hare zwempoo-
ten door het water te verplaatsen, en zoo
komt ze ook gedurig boven den waterspie
gel, om de ademhalingslucht te verwerken.
Dit valt gemakkelijk waar te nemen'.
We hebben in oogenschouw te nemen de
groote liefde, waarmede deze kever zorg
draagt voor zijne eieren, en hoe het wijfje
een nestje spint ter bewaring er van. Taschen-
berg zegt hieromtrent het volgende:
„Daartoe tegt het wijfje zich aan de opper
vlakte van het water op den rug, onder een
of ander drijvend blad, dat rij met de voor-
pooten tegen haar buik drukt. Uit vier bui
zen, waarvan er twee verder uit het achter
lijf steken dan de andere, vloeien witachtige
draden', die zich, door heen- en weerbewegen
van de achterlijfsspits, tot een spinsel veree
nigen, dat den huik van het dier geheel be
dekt. Is dit klaar, dan keert de kever zich om,
het spinsel op den rug nemende, en maakt
een tweeden lap, die langs de randen van den
eersten wordt vastgehecht. Zoo steekt einde
lijk haar achterlijf in een van voren open-
zak. Van achter af vult zij1 dezen met eieren,
steeds verder uit den zak te voorschijn ko
mende, naarmate deze gevuld raakt. Einde
lijk glipt dé spits van 5t achterlijf er uit. Nu
pakt rij de randen met de achterpooten vast,
spint draad aan draad; zoodat de opening
allengs nauwer wordt en oen dikken zoom
verkrijgt. Daarna trekt rij draden diwars
over de opening heen en voltooit de sluitin
met een' soort van deksel. Op dit deksel wore
nog een )?mastj<_" gezet, eigenlijk een klein
hol torentje. In vier of vijf uren- is het werk
voltooid. Wordt het zonderlinge vaartuigje
door onzachte bewegingen der golven omge
worpen, dan richt het zidh terstond weder op
met het mastje naar boven."
In deze wijze verzorging voor het te ver
wachten kroost hebben we ook te zien de
groote liefde, die zelfs een tor voor hare kin,
deren koestert.
Taschenherg zegt, dat bet zoogenaamde
„mastje" eigenlijk een klein, hol torentje is.
Ongetwijfeld hebben we hierin te zien een
ventilatiebuisje, dat doorloopt tot in het
inwendige van het netsje, en wijselijk boven
het water moe, uitsteken. Het geheel dwingt
alzoo groote bewondering af.
Uit de Hertje» worden spoedig geboren
iarfjes met scherpbijic ie monddeelen, en
deze diertjes verspreiden zich spoedig in
alle richtten.
Gedeeltelijk voeden ze zich met planten-
deelen en verder met verschillende waterin
secten, en wat minder aangenaam is en weer
tamelijk veel afbreuk doet aan onze bescher
mende meenteden, met kleinere en ook later
met grootere vissclien. Zoo groeien de larven
van deze spinnende watertor, die gelukkig
ook weer hare vijanden hebben, voordeelig
op, totdat rij ongeveer eene lengte van 7 C.JVL
men.
Grootmoeder moest met hem meegaan
naar zijn kamertje, om hém wat tot rust te
brengen. Ze lag op haar knieën bij hem en
praatte zoo zacht, zoo smeekend: Mama zou
zoo bedroefd zijn, en dit klonk bijna be
schaamd, zooais altijd als grootmoeder over
zich zelf sprak, ala hij zooveel van zijn
Grootma hield, kon hij- om harentwil immers
wel probceren Uef te zijn. Hij zou zeker lief
zij'n vooi Koert, als Koert zeif maar lief was
Dat was toch niet zoo moeilijk.
Maar Koert huildé nog harder. Eu den
hceléu tijd dacht hij, dat aèt waarom hij ei
genlijk aller-eigenlijkst zoo bedroefd
was, nietebegrepen werd door zijn grootma.
Acii, als hij zelf maar goed had kunnen zeg
gen hoe het was
Er werd aan de deur geklopt.
„Mevrouw daar is het rijtuig."
„Ach? ach, wat zal ik toch doen met höt
kind? ik moet naar beneden gnan, Koert;
blijf jij maar boven, maar kleed je nog niet
uit, ii zal met mama spreken."
Grootmoeder ging heen. Er kwam stilte
midden in den storm. Koert huilde niet meer,
hij stond met ingehouden adem te luisteren
mee saamgeknepen handen, al zijn zenuwen
gespannen, tot wanhopige verdediging be
reid.
Beneden hoorde hij vele stemmen; het duur
de een poos
De deur ging open, een geknetter van
rijde een wolk van tulle, mooi opgemaakt
haar dat was; mama. Haar wangen gloei
den. haar oogen- schitterden onnatuurlijk,
vond Koert, lieelemaal niet zooals de oogen
van Erik en Gunnars moeder. Hij stond stok
stijf en keek haar vijandig aan.
„Wat zijn dat nu weer voor kunsten, Koert
Kom gauw beneden en begroet je lieve Pa
pa!"
hebben bereikt. En 5t rijn nietóaileen de lar
ven, die de visschen aanval leOtiaar ook de
torren doen zulks. Zelfs van groote visechen
worden stukken uit bet lijf gebeten.
Waar we dus bij deze watertor aan de eene
rijlde bewondering vragen voor de reine ge
voelens omtrent eigen voortplanting, daar
zien we aan de andere rijde ook weder 5t ge
weld, dat alleen het bestaan mogelijk schijnt
te maken, 't Is de strijd, die zich overal in
de wereld, zoowel bij het kleine, als bij het
meer machtige, openbaart.
Wie er vijvers met visschen op na houdt,
heeft wel toe te zien, dat geen spinnende wa
tertorren zich daarin ontwikkelen, opdat hij
niet rijn kleine visschen verloren zal zien
gaan, en rijn groote visschen niet aan ver
minking onderhevig doet rijn.
Voor den landbouwer leveren deze torren
en larven overigens geen schade op.
Wie er een apquarium of terradium op na
houdt, zal ook gaarne eens spinnende water
torren daain hebben en ze geven er ong
twijfeld bekoring aan. Doch dat ze ook hi
dikwijls de schuldigen rijn, wanneer men be
schadigde vischjes of andere diertjes onder
zijne waterbewoners aantreft, zal hem wel
dra blijken. Toch kan het wel treffen en aar
dig rijn ook hier de ontwikkeling van ei tot
imago waar te nemen, door in Mei een paar
nestjes van deze tor op te visschen. Men zal
den weldra de Iarfjes, die nog eenigeu tijd in
liet nest blijven, te voorschijn zien komen en
dan heeft men maar te zorgen, dat er vol-'
doende voedsel aanwezig is. In net nest heb
ben ze zich gevoed met de omhulsels der eie
ren, maar nu gaat dat niet meer. Ze behoeven
nu insecten en wel vooral slakken. De kever»
kunnen het wel alleen met plantenvoedsel
stellen.
In de slooten verpoppen de volwasschen
larven in de kanten, waar de pop op den kop
rustende op stekels,komt te staan.
Een groot vijand van den spinnenden wa
terkever is de gerande waterroofkever, die
men ook dikwijls in slooten en plasjes kan
aantreffen. Doet men ze samen in eén aquari
um, dan ziet men spoedig, dat de gerande
niet alleen de vlugste is, maar ook, dat hij de
spinnende tor tot prooi kiest en ten val
brengt, al is hij minder groot.
Hij gaat daarbij schuw en oordeelkundig
te werk, door van rijn slachtoffer eerst een
roeipoot af te pijten. Nu heeft hij zijn prooi
geheel in rijn macht, want nu kan de spin
nende heelemaal niet snel meer voortkomen
Nu valt de gerande kever rijn prooi fel aan,
door openbij ting van het ach terlijf, waarvan
de zachte deelen verorberd worden en weldra
is de spinnende watertor er geweest.
'De ademhaling bij' de beide genoemde tor
ren' is lang niet gelijk. De spinnende water
tor doet dit door middel van de sprieten. Tel
kens komt ze met den kop boven de opper
vlakte en neemt dan een weinig lucht tus
schen de sprietharen mee, om deze in verbin
ding te brengen met de luchtlaag aan de be
haarde buikzijde. Er heeft dan wisseling van
koolzuur uit het lichaam met zuivere lucht
van buiten plaats, terwijl de lucht van de
buikzijde zich verplaatst naar de ademha
lingsopeningen onder de dekschilden'.
De gerande waterroofkever komt altijd met
het achterlijf aan de wateroppervlakte, om op
deze wijde adem te halen. Ook doet de larve
het zoo.
J. DAALDER Dz.
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen opl. van pro
bleem no. 453 (auteur M. J. Belmfante).
Wat er toen verder gebeurdl was, stond
verward voor rijn geest. Grootmama was te
ruggekomen en had hem gesmeekt lief te rijn.
>tje
Lotje en Amanda waren te zien geweest in
de gang: Mama had 'm geschud en naar de
deur willen trekken, maar hij wrong zich las,
riep dat hfji naar bed wou gaan en gooide
rijd matrozenpak uit. Wat ze tegen hem ge
zegd hadden, herinerdfe hij zich niet, maar
hi1 hoorde nog zijin eigen' overspannen stem
si irecuwen: neen; neen, hij wou geen. dessert,
hij wou geen chocolade, h| wou geen nieuwe
ja hebben, rijn papa was dood en hij' wou
dat hij' zelf ook dood was. Hij wou alleen zijn
en naar bed gaan; ze gaven niet om hem,
waarom gingen ze nu niet weg?
Op eens hoordé hij de trap kraken. Koert
luisterde verschrikt. Zijn grootvader s/tönd
op den drempel in al rijn waardige deftig
heid.
„Maar Koert, wat hoor ik....?"
De crisis was op 5t hoogst Daar stak Lot
te haar hoofd opnieuw binnen de deur en
zeidé:
„Mijnheer Scheffer verzoekt Koert te laten
doen, wat hij 't prettigst vindt."
Een oogenblik stonden allen' verrast. Ook
Koert verroerde zich niet. Dat was wonder
lijk: die vreemde, gehate man had hem ge
red1' het was of die alleen' hem begreep.
„Nu ja, goed!," zei Koerfs mama, terwijl
zij1 even1 in den spiegel keek en haar hoed en
handschoenen en veeren-boa bijeenzocht, die
verspreid lageni op het tooneel van den
strijd. „Maar ik ben heel boos op Koert.
Koelt moet mij en Papa om vergeving vra
gen', eer we weer goede vrienden worden."
Hij was alleen'. Het was stil in rijü ka
mertje. Hij mocht naar bed gaan en huilen
zooveel en zoolang hij wilde. Niemand gaf
er om, beneden praatten en lachten ze.
(Wondt vervolgd).
AL11AARSCHE COHAN!.
<t Ti
p%
Q-QflT GÖ1 AJé*7r'ÜYÉHiïiiir Lﻫr