m m m m a m m m m w s m in m m m a m m m m m m m in Famfê frwoedo Huwelijk De schakers Damrubriek. 8 Hf B i§ ti H IJ M ÉS £2 Honderd en Negentiende Jaargang. Zaterdag U5 Aug. WEUlhhMTQX. „Oorlogstuintjes". GEVONDEN VOORWERPEN. Een doos met coraetten, een lap gro< stof, een meisjestaschje, een wit kraagje, een zadeldekje van een rijwiel, een botertijn, twee portemonnaie's met en zonder inhoud, een stroohoed, een kinderhalskettinkje, een hon- e enhalsband met penning, een postduif, een kuipmesje, een leeren taschje met inhoud, een ij zei en hoepel met sleutel, een ceintuur, een rozekrans, een R. K. liederen-boekje, een Lorgnet in étui, een stel broodkaarten. Alkmaar, 23 Augustus 1917. 'De Commissaris van Politie, W. TH. VAN GRÏETHUIJSEN Er zal in ons land een proef worden geno men met houten schoenzolen. Het leer is te duur, heet het waarmede natuurlijk geens zins gezegd is, dat het hout in den tegen- vvoordigen tijd goedkoop zou zijn. Men weet wel beter! Onze opperbevelhebber van land en zeemacht heeit echter bekend gemaaid, ..at er XKXJ paren nieuwe schoenen van hou ten zolen zuilen worden voorzien en dat er bij elk een paar reserve houten zolen zullen fin gevoegd, welke vóór het aanbrengen in water moeten worden geweekt, teneinde de buigzaamheid te bevorderen. Van "het resultaat van deze proef net ge weekte houten schoenzolen zal bet ainangen, wat er verder staat te gebeuren. Fr word! rapport ingewacht, zegt het be richt deftig. hnusschen de nieuwigheid is niet meer zoo nieuw als ze er uitziet In Duitschland loopt men at lang op houten schoenzolen, al haast net zoo lang als op zijn tandvleesch! ja, men beeft voor dit Ersatz al weer een Er- sari! Heusche schoenen zijn er maar zoo weinig meer, dat de vmeeoigmg van schoen- handeteien besloten heeft de winkels dage lijks om vijf uur 's middags te stuiten 1 En om nu in 't gebrek aan schoeisel te voorzien, is de schoenen-industrie er voortdurend op uit geweest vervangings-artikelen te vinden en te oeproeven. Het spreekt wel van zelf, dat niervoor alleen in aanmerking komen materi alen, welke niet duur en ieverkrijgen zijn. Een Neurenberger schoenmaker is thans, naar de Morgenpost meedeelt, er in geslaagd een schoen samen te stellen, welke aan alle iis'tói voldoet en welke bijna zoo sterk is als een leeren. Als grondstoffen zijn enkel benoodigdhout, stroo en papier 1 Het hoid is voor de zolen en hakken, ae schoen zelf wordt uit gevlochten en geweven stroo en papier vervaardigd. Deze schoen moet bij zonder geschikt zijn voor arbeiders op het land, in fabrieken en mijnen en ook voor mi litairen, terwijl voor het dragen in huis een speciaal licht soort wordt vervaardigd, zon der hout. De eigenschappen van dit fabrikaat worden zeer geprezen, er wordt de aandacht op gevestigd, dat stroo en papier uitnemend tegen de koude beschermen en vocht-werend zijn. De papier- en -strooien schoen wordt zelfs een ideaal „Schuhersatz" voor den ko menden winter genoemd. Misschien wordt over een paar jaar door den Opperbevelhebber van Land- en Zee macht bevolen ook daarmede een proef te ne men ter fine van rapport Die mogelijkheid opent allerlei perspectieven. We zien onze militairen al loopen op schoenen, vervaar digd van de kranten, welke ze hebben gele zen en van den inhoud der stroozakken, waarop ze hebben gelegen. Voor den schoenmaker en de schoenlap pers lijkt het verschiet echter minder gunstig. Als het leer op is, zullen ze aan de leer moe ten. Ze zullen zich niet alleen op de hoogte moeten stellen van de leder-, maar ook van hout- en papierbewerkingl En hoe het met onze kleumende, stoven- n.innende vrouwtjes zal gaan, wanneer die zich met hout en papier gaan schoeien, wa gen we niet te veronderstellen. Als minister l'reub daaraan denkt, zou hij wel eens van zijn brandverzekeringsmonopolie kunnen gaan afziend Onder de middelen, waarop onze minister van financiën op andere wijze aan de noodige gelden zou kunnen komen, is genoemd een wen MB QUfD'im UU feci Bftvaatidt v<.rfaaiHJ öcoï M. A. E. 10) Bengt Adlcrfeldt had geen enkel spel mee- gesp'ld. Hij had ook weinig deelgenomen .uu de gesprekken; hij had gerookt, pundh fedronken en gepraat met een paar oudere eeren en over 't algemeen zich zoo ver mo gelijk afgehouden van den jarige. Soma waa hij weggeioopen en geeuwend weer terugge komen. Het hoorde er bij, dat Eva en bij wal langer bleven dan de anderen, maar ein delijk had hij niet kunnen laten zijn vrouw a te manen tot afscheid nemen. Ook dezen 'omer woonden ze op zichzelf, wat hem het best beviel. Arnold en Fanny waren in de vil- gelogeerd met Koert en het kind, dak met indermeid en kinderwagen meer plaats noo dig had dan drie volwassen personen. Eva liep, evenals Bengt, in 't begin zwij gend voort. „Geloof je, dat Fanny gelukkig is?" begon Eva opeens. „Ik weet het niet. Zoo gelukkig, als de mensdien gewoonlijk zijn, vermoed ik. Zoo- als je vroeger eens zei, het verschil in leef tijd wordt grooter met de jaren. Nu geloof i s c at zijn joug-ziin haar begint te hinderen, t Is ook een bizondere kerel; dat hij zijn jeugd zoo lang weet te behouden." „Hij is jong," zei Eva. „ja, dat is waar. Men vindt dat hij oud moes! worden, maar hij kan dat wil men reen .vaardig zijn toch niet gauwer dan u t>. menscheii Maar Fanny is oudi gewor den vreeselijk afgetakeld/ belasting op het rooken in het openbaar, Wanneer men, zoo is er gezegd, voor het ja gen een jachtacte, voor het visscchen een vischacte noodig heeft, waarom zou men dan voor het rooken geen rookacte invoeren? Te Berlijn loopen geruchten, dat de over heid, die groote bemoeial, zich nu ook met de rookers wil bezig: gehouden. Niet om hun een tienden penning voor de schatkist af te persen. Maai"om het rooken op de open bare straal te verbieden! De tabaksvoorraden schijnen niet al te groot te zijn en de moge lijkheid om ze aan te vullen is ook niet al te schitterend! Vandaar, dat men, om het zoo lang mogelijk met de voorraden vol te hou den, zou willen besluiten, een rookverbod op de straat af te kondigen. Het blad, waarin we deze mededeeling vonden, hoopt, dat het niet zoover zal ko men. Een dergelijken maatregel acht het een gertijke inbreuk op de rechten van het pu rek. Wan Wanneer en waar iemand zijn WÏek. rookt moet de overheid onverschillig zijn. Wij vermoeden, dat ook vele vrouwen hoo- gelijk ontstemd zouden zijn door een derge lijk verbod. Immers niet rooken op straat leidt tot wel rooken in huis en het is een be kend feit, dat vele dames in Duitschland wel te verstaan daar niets van moeten hebben, omdat het de atmosfeer en de gordij' nen en wat al niet meer bederft. Deze laatste aangelegenheid brengt ons van zelf op het huwelijksgeluk en hetgeen vaak naar bulten daarvoor doorgaat. Het Tageblatt vestigt de aandacht op een boekwerk, door het stedelijk bestuur van Zü- rich uitgegeven. Uit dit boek blijkt statistisch, dat er in Zurich meer getrouwd wordt dan in alle andere grootere steden in Europa. Voor Vlaamsdie bevolking op twee jaar ouderen leeftijd dan de Waalsdie. Over het geheel hertrouwen weduwnaars procentsgewijze vaker dan vrijgezellen trou wen het spreekwoord van de Kat, die zich eens gebrand heeft of van den ezel, die zich eens aan een steen gestooten heeft, gaat dus niet op. En het Züricher boek leert verder, dat weduwnaars bij voorkeur zich tot nieuwe levensgezellin kiezen een vrouwtje, dat nog niet getrouwd is geweest. De weduwen stel len zich echter meestal tevreden met een we duwnaar of een gescheiden man. De Züricher statisticus heeft ook nagegaan, welke categorie van mannen bij de huwelijks keuze het gelukkigste is. En hij is tot de slotsom gekomen, dat het de mensdien zijn, die bij het verkeer betrokken zijn: postbe ambten, koetsiers, etc., die blijkbaar goed hun oogen den kost geven en zich daardoor niet zoo spoedig door Amor laten verblin den! Wie de tabel aan het einde van het vorig artikel aandachtig heeft nagegaan, zal heb ben opgemerkt, dat de opbrengst dezer nieu we soorten, vooral van de Ninety fold, be langrijk hooger is, dan die van de tegenwoor dig gekweekt wordende soorten. Toen de uit komst van de proef bekend was, regende het dan ook aanvragen van kweekers om poters. Het is evenwei niet voldoende, de opbrengst te weten, ook op andere eigenschappen dient gelet, zooals op vatbaarheid voor de ziekte, kleur der bloemen, vorm der knollen, tijd van oogsten, kleur van het vleesch der knollen, waarde als eetaardappel enz. Ten opzichte van de beide laatste eigenschappen kan het volgende worden opgemerkt Ninety fold wit slecht van smaak May Queen bijna wit vrij redelijk. Sharpe's Victor lichtgeel goede eetaardappel. Ash leaf geel tamelijk goed. Ring Leader lichtgeel goed. Gladiator geel goed. Voor de bezitters van oorlogstuintjes is de eerste, niettegenstaande zijn hooge opbrengst, van geen waarde. Uit deze proef blijkt tevens, dat het aan te raden is, de uitkomst van goed gecontroleerde proeven af te wachten, alvorens men zich op de teelt van nieuwe gewassen gaat toe leggen. Dikwijls worden zaden of pootgoed van sommige gewassen met veel ophef, Lu advertendëii en prijscouranten aanbevolen, meestal togen grof geld. Menig kwecker, die zich tot koopen liet verleiden, heeft tot zijn schade ondervonden, dat hij voor zijn goede geld artikelen kreeg, die hij reeds lang kende of die niet beter waren dan de oude. Proeven op dit gebied' op eenigszins groote schaal zijn dan ook af te raden; men moet dit aan de „Vind je?" „Ja, vind jij. dat niet?" „O ja. Arme Fanny 1 Ze had het zoo noo dig, dat ze mooi bleef. Ik wil, wat mij betreft wel met haar ruilen." „Neen hoor. Laat mij houden wat ik aan vreugde bezit in 't leven; 'i is heusch niet te veel. Weer waren ze stil. „Maar zij heeft een kind," hernam Eva, „ze is toch gelukkig. Dat doet zoo goed o zoo goedl" „Ze heeft er twee, zooveel Ik weet." Eva glimlachte. „Ik dacht alleen maar aan :tty nu." „Dat doen allen. Zonder eenigen twijfel ia ïtty nu de hoofdpersoon in de villa." Over Etty praatte ook Arnold, toen hij in zand aan Fanny's voeten lag. Zij zat tegen den rand van den heuvel geleund, met haar ïanden over haar knie geslagen en keek over de matter wordende zee, die bij 't invallen van de schemering tot rust scheen te komen. Ze antwoordde niet op wat Arnold zei, ze ïad lang over Etty gesproken, maar dacht nu aan iets anders. „Arnold," zei ze na een poos, „ia het niet vreemd terug te denken aan „Waaraan?" O, hoe hield ze van die beweging, waar mee hij zich omkeerde en opkeek. Ze omvat te zijn hoofd met beide handen, trok het dichter naar zich toe en kuste zijn voor- icofd een lange hartstochtelijke kus. „Aan de dagen, vóórdat we trouwden." „Ja, hoe de tijd vliegt A propos hij sprong op. „Wat nu, Arnold?" 't Klonk zenuwaehlig. „Kom Fanny, laten we naar 't kerkje gaan. Ben je daar 's avonds wel eens geweest? Je weet niet wat een stemming daar dan is!" Ze zuchtte even, maar ging toch mee. Arm proeftuinen overlaten. Cultuurproeven dienen, om uit te maken, door welke wijze van cultuur van een gewas of van een stuk grond de grootst mogelijke opbrengst is te verkrijgen. Ik gaf hiervan reeds een voorbeeld in een vorig artikel, waar in gesproken werd1 over de keuze van poot- aardappelen, met betrekking tot grootte en afkomst. De proeven, door den heer Nobel te Schagen op dit gebied genomen, hebben dui delijk bewezen, dat middelmatig groote po ters van goede afkomst steeds de hoogste op brengst gaven. Naai aanleiding van deze proeven nog een enkel woord. Men heeft ge vraagd, of men door het steeds weer uitzoe ken van het beste zaai- en pootgoed den oogst niet tot in het oneindige zou kunnen verhoo- gen. Dit is niet het geval, ten slotte komt men aan een grens, die niet overschreden kan worden. Laat men het uitzoeken, selecteeren genoemd, na eenige oogsten, waarbij men het wel heef gedaan, na, dan gaat ook de opbrengst lang zamerhand weder terug. Iemand zoekt b.v uit zijn erwten voor zaadwinning alleen die planten uit, waaraan peulen hangen met een groot aantal zaden, b.v. 6 of meer in elke peul. Zaait hij 't volgende jaar deze erwten uit, dan zal hij bemerken, dat hij een veel grooter aantal planten met veelzadrge peulen heeft gekregen dan het vorige jaar Voor zandwinning zoekt hij nu alleen de planten uit, waaraan peulen hangen met 8 of meer zaden. Zoo gaat hij eenige jaren door. Steeds wordt zijn gewas beter. Ten slotte komt hi; aan een grens; het gewas heeft zijn grootste opbrengstvermogen verkregen. Nu meent on ze proefnemer, dat hij er is; hij behoeft in 't vervolg niet meer te selecteeren, hij bestemt eenvoudig een gedeelte van zijn zaad voor zaaizaad. Tot zijn groote verwondering zal hij bemerken, dat zijn opbrengst nu elk jaar weer achteruit gaat en ten slotte weer op het punt van uitgang teruggekomen is. Onder zoekingen der laatste jaren hebben een ver klaring van dit verschijnsel gegeven, die even wel, als niet ter zake dienende, hier achterwe ge kan blijven. Wat de tuinbouw van den landbouw onder scheidt, is niet alleen de keuze en de aard der producten, maar ook het feit, dat de tuin bouwer zoo lang mogelijk van zijn grond wil jioxiïeeren; zoo vroeg mogelijk in het voor aar beginnen, zoo laat mogelijk eindigen. Hij can dit doel op verschillende manieren be reiken. In de eerste plaats, door gebruik te maken van middelen ter vervroeging, zooals bakken, kassen, warenhuizen, glasklokken, eenige voorbeelden. Voor dié huurders van oorlogstuintjes is het zaak zich in dit opzicht tot de eenvoudigste combinaties te beperken. Voor de meer bedrevenen wil ik hierover ter gelegener tijd nog wel eens het een en ander mededeelen, dat hen van nut kan zijn. Ook ten opzichte van den afstand, waarop de gewassen moeten worden gezaaid of ge poot, zijn belangrijke cultuurproeven geno men. Langzamerhand is men er in geslaagd voor elk der gewassen dien meest gewenschten af stand vast te stellen, hoewel men hierbij steeds rekening moot houden met de bijzondere «genschappen vaz den grond. door DAAN VAN DER ZEE. (Nadruk verboden). Aan den rand van een klein boschje, uiit- looper van het groote bosch van Vaux in den Verdun-sector, waarover maanden aaneen de kartetsen braken en het nooit moede ge schut zijn donders dreef, Lag achter de strui ken verdoken een eenzame schildwacht, speu rend naar ieder verdacht bewegen in de vlak te vóór hem, zwijgzaam loerend in de groote verlatenheid waarover de dood was heenge- streken. Hij lag er ter beveiliging van de kleine wacht achter hem, rustend in een kuil, waar donzen bladeren de weinige geluiden dempten, die door de zwijgende mannen wer den voortgebracht. De meesten sliepen, het hoofd op den ran sel. Er lag een gelatenheid op hunne gezich ten als van met-den-dood-vertrouwden, die dagelijks insliepen met het besef van het misschien voor eeuwig te doen. En met die zelfde berusting zouden zij op 't eerste nood- commando naar de geweren grijpen en zich zwijgend stellen achter hunne dekkingen als in arm liepen ze tusschen de graven in 't klei ne dal, waar de zee niet te zien was en 't bruisen alleen werd gehoord als een verre zucht. Het oude witte kerkje was in het half duister grillig verlicht. Ze gingen bij den in gang zitten tusschen de wilgen, wier zacht grijze bladeren enkel omtreklooze schadu wen werden. De koekoek riep vlak bij hen, maar ofschoon Arnold zich veel moeite gaf, con hij toch niet ontdekken waar die zat. En nu vloog de vogel verder weg en verborg zich in de boschjes op het duin. „Hier zou men overal spoken kunnen te genkomen," zei Arnold. „O foei, neen." „Ja, maar niemand zou hier op een akelige manier kunnen spoken, 't Zouden lichte, doorschijnende, melancholieke spookgestal ten zijn. Ik zou Eetty er van kunnen vertellen, als ze groot genoeg" was." „Vertel mij er van." „Ach neen, ik heb het verhaal nog niet daar. Een. anderen keer." „Ik wou," zei Fanny, die een wilgentak om haar vingers wond, dat ik ons zelf kon zien, toen we trouwden en me zelf zooals ik toen was. Ach, was ik nog maar zooals toen!" „Hoe zoo? Wat meen je daarmee?" Fanny gooide het wilgentakje weg "ten liet zich gaan in een uitbarsting van bitterheid. O, ze was zoo wanhopig, omdat ze niet meer zoo mooi was als toen. Het sneed als een mes in haar hart, telkens als ze in den spie gel zag hoe oud ze leek. „Je ziet er niet ouder uit dan je bent," zei Arnold onnadenkend. Maar hij merkte jgauw ïoe hard die onnadenkendheid was. Fanny was niet gemakkelijk te troosten. lederen keer, als ze hem tusschen die jeugd zag, zooals vandaag, was het zoo vreeselijk te denken dat hij beter bij die jonge meisjes de willige dienaren van den dood. Twee sliepen er niet, maar schaakten. Ze schaakten op een opvouwbaar bord, dat ge makkelijk in den ransel kan worden gebor gen. En het sobere bezit van dit kleine Lord met de kleine levendige stukken er op, maak te het dagelijksch geluk van hun moeizaam leven uit. Als het hun beurt was, een post te betrekken, dan bergden zij zwijgend het spel weer op. Ze wisten nu eenmaal dahr te zijn, midden in die telkens gescheurde, vaneenge- reten stilte, om de grauwe bulten in de verte waar de loopgraven van den vijand lagen, in het oog te houden. En daarom morden zij niet. ook al kon slechts zelden een partij ten einde worden gebracht. Hun nachtrust offer den zij vaak, maar hun waaktest verdofte nimmer. En zoo schaakten zij, Pierre en Jules. Pierre regelmatig zuigend aan het pijpje, dat hem nooit verliet. Jules onbeweeglijk lig gend, het bovenlijf steunend op een elleboog. Hun ransels dienden als speeltafel waarop het bord met de grillige stukken vlakte. Zij haastten zich niet. Waarom zouden zij ook? Hun legertje had den tijd, zoo goed als de groote legers daarbuiten. Rustig konden zij alle combinaties overpeinzen en dan ein delijk, met langzaam handbewegen den zet doen, die de tegenpartij verzwakken moest. En als Jules zijn volgenden zet berekende, dacht Pierre aan zijn meisje, daar ver in de Loire-vlakte, En als Pierre aan de beurt was, dan zag Jules in gedachten zijn vrouw, zoo als ze daar stond, met hun kind op den arm, te den vollen lichtdag bij hun klein huisje in Bretagne. Maar had Pierre dan weer gezet, dan had Jules slechts aandacht voor zijn be dreigden looper, die van één zijde zijn ko ning dekken moest Even waren zij straks opgeschrikt op het „prenez garde!" van hun waakzamen kame raad. Ze hadden het bord met de stukken la ten staan toen het zachte waarschuwende woord door de struiken gleed, waren naar voren gekropen en hadden lang, zonder ge luid, gelegen en getuurd naar een oneften- heid in den bodem, die te bewegen leek. Maar het was een loos alarm geweest; de vlakte lag verlaten als voorheen en de verre donders verrolden er over als gisteren en eer gisteren en altijd. Zóó was het voor hun be rust mg: of het altijd zoo geweest was. Want boe lang reeds was het geleden, dat zij stre den aan de Manie, de dooden bij duizenden zagen vallen? In hun gedachten was dit jon ge verleden al wijd naar den achtergrond ge weken. Ze hadden nu het hedende eenzame vlakte, het stille boschje, de slapende kame raden en hun schaakspel. En dat was genoeg, voor wie geleerd hadden weinig te begeer en. Toen zij terug kwamen en zich zonder een woord te wisselen weer bepaalden bij hun pel, was er een glimlach om Pierre's lippen, ie stil-behaaglijk het pijpje omsloten. Want, terwijl hij in de vlakte loerde, had hij plots vóór zich gezien het pionnetje, dat den loo per van Jules moest aanvallen en dat voor een oogenblik het gansche spel beheerschte. Als Jules zijn looper redde, zou zijn koning aan een zijde ongedekt komen. En had Pierre daar niet zijn koningin gereed met een toren tot dekking? Dit alles had hij aanschouwd in de vlakte, waarover de adem van den dood was gestreken, en het had hem een glimlach gegeven. Is een glimlach niet het stille geluk zelve? Maar Pierre zette nog niet. Terwijl Jules weer aan zijn zonnig huisje dacht, bereken de Pierre nog eenmaal het verloop van zijn aanval, en toen eerst deed hij het pionnetje een veld naar voren gaan, naar voren schui ven, zooals een sluipende soldaat naar vo ren schuift om zijn vijand te belagen. Een geweerkogel ging fluitend door het boschje heen. Maar zij letten daar niet op. want beider aandacht was bij het spel, bij het ronde pionnetje, dat leek te glimlachen als Pierre zelf, te glimlachen om het groote voordeel, dat het als onbeteekenend stuk straks met een zelf-offer wellicht in de com positie zou behalen. Wat is ook een pion netje in een schaakspel? Maar niet ver van 't boschje vanc dat het geluid van een projectiel, idaan ontpi trilde langs de schakers heen. De stukken slofte, op het bord bewogen lichtelijk, maar onver stoord keken Pierre en Jules naar het glim lachende pionnetje. Weer knetterde een granaat in de vlakte open en de slapendeu verhieven zich rond die schakers. Was de vijand in actie geko men? Zij wreven zich de oogen uit, schoven langzaam naar den boschrand, waar hun makker In verhoogde waakzaamheid te speu ren lag. paste dan bij haar en dat hij dat misschien zelf ook wel dacht. Arnold stond half op, boog een knie en nam haar handen in de zijne. „Fanny," zei hij ernstig, „je weet dat je niet aan mdj mag twijfelen. Je bent mijn vrouw en de moeder van mijn klad, dat zegt genoeg." Hij kuste haar op zijn kalme, oprechte ma nier, maar ze voelde zich niet getroost. Ja, ze wist liet wel, ze was Etty's moeder, dal was alles. Hoe Etty er uitzag,,dat was de vraag die voor de toekomst wal 'hadi te beteekenen. Fanny was goed genoeg, zooals ze wasl „Zeg, Fanny, 't is over twaalven en je was moe; we moeten naar huis gaan." In de balkonkamer van de villa lag me vrouw Hein nog wakker en dacht aan wat haar man had gezegd, toen de anderen weg warenc Hij had haar naar zich toe gewenkt en een étui uit zijn vestzak gehaald. ,?Kijk eens, Mathilde, ik heb hier wat, dat ik je vandaag wil geven." Hij deed het doosje open, er lag een prach tige broche in met juweelen. „Maar Gotthard, beste man, waar denk je aan Dat is veel te mooi voor mij." „Neen, Mathilda, juist het tegendeel. En laat mij je nu bij deze zelfde gelegenheid danken, dat je een zoo prachtige ja ik mag waarlijk wel zeggen1 zoo'n buitengewone vrouw voor me bent geweest. Ik weet wel, dat ik veeleischend was en dikwijls driftig, als ik er geen reden toe had. Maar nooit is er een hoek in mijn huis geweest, waar het niet n-huiselijk en gezellig en prettig was, daar heb jij de eer van. Mijn dank er voor, Ma thilda." „O, Gotthard1, dat moet je niet zeggen, 't Is zoo lief van je! Ja, we zijn gelukkig ge weest, God zij gedankt, niets heeft ontbroken, als maar Emiel Maar Pierre en Jules hadden geen haast; er waren al zooveel projectielen gesprongen, en zoovele kogels langs hunne hoofden ge gaan. Jules had nu een paard tusschen zijn looper en zijn koning gezet en daarmede den looper geofferd. En Pierre glimlachte nog steeds, want dat paard kon bet onheil voor Jules niet afwenden, het zou vallen en dan was het pleit beslist, dan was de zwarte ko ning mat. Maar welk een vreemde lucht drong door het boschje heen? Pierre wilde denken, maar kon niet meer. En Jiules zag zijn paard al flauwer en flauwer. Het stikgas van den vijand was onzicht baar genaderd en met zachte hand streek de dood over de wachter» in het boschje. Lang zaam week aller leven in verdoffing weg, maar de toestand bleef schijnbaar dezelfde. Want onbeweeglijk als straks lagen de man- nen tusschen de struiken, zwijgend als straks keek Jules naar het paard, dat zijn koning moest redden en als straks was ook de glim lach om Pierre's mond, dé glimlach om het kleine pionnetje, dat zoo meesterlijk de situa tie beheerschte. Zóó zaten de schakers voor 't laatst zwij gend tegenover elkander. Het pijpje viel uit Pierre's mond, maar de glimlach was er nog, het stille geluk over het kleine pionnetje. Het paard viel niet ten offer en het spel be hoefde niet meer opgeborgen te worden. De zwarte koning was door den dood gered. In de Loire-vlakte zou eerst veel later de droefenis komen over het verlies van wat gansch een leven vullen moest, droefenis om den dooden Pierre, die met een glimlach was heengegaan Wat is echter een pionnetje in een schaak spel? AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvangen opl. van pro bleem no. 456 (auteur Mantel, Hengelo). Stand. Zw. 3, 8, 10, 11, 13, 17. 19, 29, 23, 24, 26. W. 22, 27, 32, 33, 35/40, 50. Oplossing. 1 35—30. 1.24:44. 2 33—29! 2. 44 :31. 3.29:9. 3.17:37. 4. 9—4. 4. 31 :22 5 4 16 en wint. (Slaat de schijven 10, 20, 37, 22, 8 en 11 Wij vestigen de aandacht op de volgende schijnopl. die geen winst brengt: 1. 3329. 1. 24 31 2. 32—28. 2 23 21. 3.36:7. 3.17:28. 4 39—33. 4. 28 39. 5.40—34. 5. 39 30 6. 35 4. Zwart speelt nu 8—12. Wit 7 9. Zw. 3 14 en deze eindstand is remise. Goede opl. ontvingen wij van de heeren: D. de Boer, R. W. T. Bosman, P. Dekker, J. Houtkooper, D. Gerling, J. K. te Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga Haarlem, P. Kleute Jr., den Haag, A. Keppel' en S. v. d. Neer te Ncord-Scharwoude. (Zie laatste zet s. v. p.) „UIT DE DA AïSCHOOL." Als bewijs, dat dit hijblad van het Bonds orgaan nog steeds aardige vraagstukken be vat, laten wij hier een tweetal standen uit het voorlaatste nummer volgen. Zw. 2, 3, 5, 8, 10, 12, 18, 23 en dam op 45. W 14, 16, 20, 21, 27, 29, 30, 31, 34, 42. De auteur J. Groenteman Jr. uit Amster dam, noemt dit probleempje het treurspel schijf die niet slaan mocht (schijf 10). van de „Ja, ja" hij schudde treurig 't hoofd. 'Dit gesprek had haar zoo diep aangedaan, dat ze telkens weer tranen in de oogen kreeg, als ze aan zijn woorden dacht. Zij wist wel dat hij het meende, maar hij was niet gewoon het te zeggen, tenminste niet zoo ernstig en met zooveel gevoel. Goede Ood, als hem maar niets scheeldeI Het was een koude, sombere avond. De dag was regenachtig geweest. Over het verlaten Westerslrand lag na het ondergaan der zon een matgele lichtglans; boven die streep pakten zich aan den horizon zware donker paars gekleurde wolken samen. Bengt Adler- feldt reed over de heide naar huis. Hij had lang, heel lang doelloos ver gere den tot bij den overgang van het dorre heide veld in dorpslanderijen en reeds ontgonnen akkergebied. Hij; had niet, zooals anders, aan Arnold Scheffer gezegd', dat hij ging rijden Hij wou alleen zijn. Eenzaam zooals hij altijd was. Maar het is beter eenzaam te rijn zonder getuigen. Ar nold was nog daarenboven zoo scherpziend. Hij was hem al op 't spoor, zag dat nog iets anders dan het gewone hem drukte en had al nu en dan een kleine aanduiding gegeven, dat hij bereid was Bengt te helpen waar hij kon. Maar zoo diep was Adlerfeldt nog qiet ge zonken, dat hij zich links en rechts ging be klagen over dfe vernedering die hij niet kon ontloopen. De eenige keer dat hij met Arnold er over gesproken had, was op een nacht aan het strand nu twee jaar geleden; toen was Arnold zelf begonnen op zijn eigenaardi ge manier, recht op den man af, hij kon din gen zeggen, die anders menschen niet kon den zeggen zonder te kwetsen. (Woadit vervolgd). No. 109. 19*7 i Tl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5