m
m
m
m
a
m
m
m
m
w
s
m
in
m
m
m
a
m
m
m
m
m
m
m
in
Famfê frwoedo Huwelijk
De schakers
Damrubriek.
8
Hf
B
i§
ti
H
IJ
M
ÉS
£2
Honderd en Negentiende Jaargang.
Zaterdag U5 Aug.
WEUlhhMTQX.
„Oorlogstuintjes".
GEVONDEN VOORWERPEN.
Een doos met coraetten, een lap gro<
stof, een meisjestaschje, een wit kraagje, een
zadeldekje van een rijwiel, een botertijn, twee
portemonnaie's met en zonder inhoud, een
stroohoed, een kinderhalskettinkje, een hon-
e enhalsband met penning, een postduif, een
kuipmesje, een leeren taschje met inhoud, een
ij zei en hoepel met sleutel, een ceintuur, een
rozekrans, een R. K. liederen-boekje, een
Lorgnet in étui, een stel broodkaarten.
Alkmaar, 23 Augustus 1917.
'De Commissaris van Politie,
W. TH. VAN GRÏETHUIJSEN
Er zal in ons land een proef worden geno
men met houten schoenzolen. Het leer is te
duur, heet het waarmede natuurlijk geens
zins gezegd is, dat het hout in den tegen-
vvoordigen tijd goedkoop zou zijn. Men weet
wel beter! Onze opperbevelhebber van land
en zeemacht heeit echter bekend gemaaid,
..at er XKXJ paren nieuwe schoenen van hou
ten zolen zuilen worden voorzien en dat er
bij elk een paar reserve houten zolen zullen
fin gevoegd, welke vóór het aanbrengen
in water moeten worden geweekt, teneinde
de buigzaamheid te bevorderen.
Van "het resultaat van deze proef net ge
weekte houten schoenzolen zal bet ainangen,
wat er verder staat te gebeuren.
Fr word! rapport ingewacht, zegt het be
richt deftig.
hnusschen de nieuwigheid is niet meer
zoo nieuw als ze er uitziet In Duitschland
loopt men at lang op houten schoenzolen, al
haast net zoo lang als op zijn tandvleesch!
ja, men beeft voor dit Ersatz al weer een Er-
sari! Heusche schoenen zijn er maar zoo
weinig meer, dat de vmeeoigmg van schoen-
handeteien besloten heeft de winkels dage
lijks om vijf uur 's middags te stuiten 1 En om
nu in 't gebrek aan schoeisel te voorzien, is
de schoenen-industrie er voortdurend op uit
geweest vervangings-artikelen te vinden en te
oeproeven. Het spreekt wel van zelf, dat
niervoor alleen in aanmerking komen materi
alen, welke niet duur en ieverkrijgen zijn.
Een Neurenberger schoenmaker is thans,
naar de Morgenpost meedeelt, er in geslaagd
een schoen samen te stellen, welke aan alle
iis'tói voldoet en welke bijna zoo sterk is
als een leeren. Als grondstoffen zijn enkel
benoodigdhout, stroo en papier 1 Het
hoid is voor de zolen en hakken, ae schoen
zelf wordt uit gevlochten en geweven stroo
en papier vervaardigd. Deze schoen moet bij
zonder geschikt zijn voor arbeiders op het
land, in fabrieken en mijnen en ook voor mi
litairen, terwijl voor het dragen in huis een
speciaal licht soort wordt vervaardigd, zon
der hout. De eigenschappen van dit fabrikaat
worden zeer geprezen, er wordt de aandacht
op gevestigd, dat stroo en papier uitnemend
tegen de koude beschermen en vocht-werend
zijn. De papier- en -strooien schoen wordt
zelfs een ideaal „Schuhersatz" voor den ko
menden winter genoemd.
Misschien wordt over een paar jaar door
den Opperbevelhebber van Land- en Zee
macht bevolen ook daarmede een proef te ne
men ter fine van rapport Die mogelijkheid
opent allerlei perspectieven. We zien onze
militairen al loopen op schoenen, vervaar
digd van de kranten, welke ze hebben gele
zen en van den inhoud der stroozakken,
waarop ze hebben gelegen.
Voor den schoenmaker en de schoenlap
pers lijkt het verschiet echter minder gunstig.
Als het leer op is, zullen ze aan de leer moe
ten. Ze zullen zich niet alleen op de hoogte
moeten stellen van de leder-, maar ook van
hout- en papierbewerkingl
En hoe het met onze kleumende, stoven-
n.innende vrouwtjes zal gaan, wanneer die
zich met hout en papier gaan schoeien, wa
gen we niet te veronderstellen. Als minister
l'reub daaraan denkt, zou hij wel eens van
zijn brandverzekeringsmonopolie kunnen gaan
afziend
Onder de middelen, waarop onze minister
van financiën op andere wijze aan de noodige
gelden zou kunnen komen, is genoemd een
wen MB QUfD'im
UU feci Bftvaatidt v<.rfaaiHJ öcoï M. A. E.
10)
Bengt Adlcrfeldt had geen enkel spel mee-
gesp'ld. Hij had ook weinig deelgenomen
.uu de gesprekken; hij had gerookt, pundh
fedronken en gepraat met een paar oudere
eeren en over 't algemeen zich zoo ver mo
gelijk afgehouden van den jarige. Soma waa
hij weggeioopen en geeuwend weer terugge
komen. Het hoorde er bij, dat Eva en bij
wal langer bleven dan de anderen, maar ein
delijk had hij niet kunnen laten zijn vrouw
a te manen tot afscheid nemen. Ook dezen
'omer woonden ze op zichzelf, wat hem het
best beviel. Arnold en Fanny waren in de vil-
gelogeerd met Koert en het kind, dak met
indermeid en kinderwagen meer plaats noo
dig had dan drie volwassen personen.
Eva liep, evenals Bengt, in 't begin zwij
gend voort.
„Geloof je, dat Fanny gelukkig is?" begon
Eva opeens.
„Ik weet het niet. Zoo gelukkig, als de
mensdien gewoonlijk zijn, vermoed ik. Zoo-
als je vroeger eens zei, het verschil in leef
tijd wordt grooter met de jaren. Nu geloof
i s c at zijn joug-ziin haar begint te hinderen,
t Is ook een bizondere kerel; dat hij zijn
jeugd zoo lang weet te behouden."
„Hij is jong," zei Eva.
„ja, dat is waar. Men vindt dat hij oud
moes! worden, maar hij kan dat wil men
reen .vaardig zijn toch niet gauwer dan
u t>. menscheii Maar Fanny is oudi gewor
den vreeselijk afgetakeld/
belasting op het rooken in het openbaar,
Wanneer men, zoo is er gezegd, voor het ja
gen een jachtacte, voor het visscchen een
vischacte noodig heeft, waarom zou men dan
voor het rooken geen rookacte invoeren?
Te Berlijn loopen geruchten, dat de over
heid, die groote bemoeial, zich nu ook met de
rookers wil bezig: gehouden. Niet om hun
een tienden penning voor de schatkist af te
persen. Maai"om het rooken op de open
bare straal te verbieden! De tabaksvoorraden
schijnen niet al te groot te zijn en de moge
lijkheid om ze aan te vullen is ook niet al te
schitterend! Vandaar, dat men, om het zoo
lang mogelijk met de voorraden vol te hou
den, zou willen besluiten, een rookverbod op
de straat af te kondigen.
Het blad, waarin we deze mededeeling
vonden, hoopt, dat het niet zoover zal ko
men. Een dergelijken maatregel acht het een
gertijke inbreuk op de rechten van het pu
rek. Wan
Wanneer en waar iemand zijn
WÏek.
rookt moet de overheid onverschillig zijn.
Wij vermoeden, dat ook vele vrouwen hoo-
gelijk ontstemd zouden zijn door een derge
lijk verbod. Immers niet rooken op straat
leidt tot wel rooken in huis en het is een be
kend feit, dat vele dames in Duitschland
wel te verstaan daar niets van moeten
hebben, omdat het de atmosfeer en de gordij'
nen en wat al niet meer bederft.
Deze laatste aangelegenheid brengt ons
van zelf op het huwelijksgeluk en hetgeen
vaak naar bulten daarvoor doorgaat.
Het Tageblatt vestigt de aandacht op een
boekwerk, door het stedelijk bestuur van Zü-
rich uitgegeven. Uit dit boek blijkt statistisch,
dat er in Zurich meer getrouwd wordt dan in
alle andere grootere steden in Europa. Voor
Vlaamsdie bevolking op twee jaar ouderen
leeftijd dan de Waalsdie.
Over het geheel hertrouwen weduwnaars
procentsgewijze vaker dan vrijgezellen trou
wen het spreekwoord van de Kat, die zich
eens gebrand heeft of van den ezel, die zich
eens aan een steen gestooten heeft, gaat dus
niet op. En het Züricher boek leert verder,
dat weduwnaars bij voorkeur zich tot nieuwe
levensgezellin kiezen een vrouwtje, dat nog
niet getrouwd is geweest. De weduwen stel
len zich echter meestal tevreden met een we
duwnaar of een gescheiden man.
De Züricher statisticus heeft ook nagegaan,
welke categorie van mannen bij de huwelijks
keuze het gelukkigste is. En hij is tot de
slotsom gekomen, dat het de mensdien zijn,
die bij het verkeer betrokken zijn: postbe
ambten, koetsiers, etc., die blijkbaar goed
hun oogen den kost geven en zich daardoor
niet zoo spoedig door Amor laten verblin
den!
Wie de tabel aan het einde van het vorig
artikel aandachtig heeft nagegaan, zal heb
ben opgemerkt, dat de opbrengst dezer nieu
we soorten, vooral van de Ninety fold, be
langrijk hooger is, dan die van de tegenwoor
dig gekweekt wordende soorten. Toen de uit
komst van de proef bekend was, regende het
dan ook aanvragen van kweekers om poters.
Het is evenwei niet voldoende, de opbrengst
te weten, ook op andere eigenschappen dient
gelet, zooals op vatbaarheid voor de ziekte,
kleur der bloemen, vorm der knollen, tijd van
oogsten, kleur van het vleesch der knollen,
waarde als eetaardappel enz. Ten opzichte
van de beide laatste eigenschappen kan het
volgende worden opgemerkt
Ninety fold wit slecht van smaak
May Queen bijna wit vrij redelijk.
Sharpe's Victor lichtgeel goede eetaardappel.
Ash leaf geel tamelijk goed.
Ring Leader lichtgeel goed.
Gladiator geel goed.
Voor de bezitters van oorlogstuintjes is de
eerste, niettegenstaande zijn hooge opbrengst,
van geen waarde.
Uit deze proef blijkt tevens, dat het aan te
raden is, de uitkomst van goed gecontroleerde
proeven af te wachten, alvorens men zich
op de teelt van nieuwe gewassen gaat toe
leggen. Dikwijls worden zaden of pootgoed
van sommige gewassen met veel ophef, Lu
advertendëii en prijscouranten aanbevolen,
meestal togen grof geld. Menig kwecker, die
zich tot koopen liet verleiden, heeft tot zijn
schade ondervonden, dat hij voor zijn goede
geld artikelen kreeg, die hij reeds lang kende
of die niet beter waren dan de oude. Proeven
op dit gebied' op eenigszins groote schaal zijn
dan ook af te raden; men moet dit aan de
„Vind je?"
„Ja, vind jij. dat niet?"
„O ja. Arme Fanny 1 Ze had het zoo noo
dig, dat ze mooi bleef. Ik wil, wat mij betreft
wel met haar ruilen."
„Neen hoor. Laat mij houden wat ik aan
vreugde bezit in 't leven; 'i is heusch niet te
veel.
Weer waren ze stil.
„Maar zij heeft een kind," hernam Eva, „ze
is toch gelukkig. Dat doet zoo goed o zoo
goedl"
„Ze heeft er twee, zooveel Ik weet."
Eva glimlachte. „Ik dacht alleen maar aan
:tty nu."
„Dat doen allen. Zonder eenigen twijfel ia
ïtty nu de hoofdpersoon in de villa."
Over Etty praatte ook Arnold, toen hij in
zand aan Fanny's voeten lag. Zij zat tegen
den rand van den heuvel geleund, met haar
ïanden over haar knie geslagen en keek over
de matter wordende zee, die bij 't invallen
van de schemering tot rust scheen te komen.
Ze antwoordde niet op wat Arnold zei, ze
ïad lang over Etty gesproken, maar
dacht nu aan iets anders.
„Arnold," zei ze na een poos, „ia het niet
vreemd terug te denken aan
„Waaraan?"
O, hoe hield ze van die beweging, waar
mee hij zich omkeerde en opkeek. Ze omvat
te zijn hoofd met beide handen, trok het
dichter naar zich toe en kuste zijn voor-
icofd een lange hartstochtelijke kus.
„Aan de dagen, vóórdat we trouwden."
„Ja, hoe de tijd vliegt A propos hij
sprong op.
„Wat nu, Arnold?" 't Klonk zenuwaehlig.
„Kom Fanny, laten we naar 't kerkje gaan.
Ben je daar 's avonds wel eens geweest? Je
weet niet wat een stemming daar dan is!"
Ze zuchtte even, maar ging toch mee. Arm
proeftuinen overlaten.
Cultuurproeven dienen, om uit te maken,
door welke wijze van cultuur van een gewas
of van een stuk grond de grootst mogelijke
opbrengst is te verkrijgen. Ik gaf hiervan
reeds een voorbeeld in een vorig artikel, waar
in gesproken werd1 over de keuze van poot-
aardappelen, met betrekking tot grootte en
afkomst. De proeven, door den heer Nobel te
Schagen op dit gebied genomen, hebben dui
delijk bewezen, dat middelmatig groote po
ters van goede afkomst steeds de hoogste op
brengst gaven. Naai aanleiding van deze
proeven nog een enkel woord. Men heeft ge
vraagd, of men door het steeds weer uitzoe
ken van het beste zaai- en pootgoed den oogst
niet tot in het oneindige zou kunnen verhoo-
gen. Dit is niet het geval, ten slotte komt men
aan een grens, die niet overschreden kan
worden.
Laat men het uitzoeken, selecteeren genoemd,
na eenige oogsten, waarbij men het wel heef
gedaan, na, dan gaat ook de opbrengst lang
zamerhand weder terug. Iemand zoekt b.v
uit zijn erwten voor zaadwinning alleen die
planten uit, waaraan peulen hangen met een
groot aantal zaden, b.v. 6 of meer in elke
peul. Zaait hij 't volgende jaar deze erwten
uit, dan zal hij bemerken, dat hij een veel
grooter aantal planten met veelzadrge peulen
heeft gekregen dan het vorige jaar Voor
zandwinning zoekt hij nu alleen de planten
uit, waaraan peulen hangen met 8 of meer
zaden.
Zoo gaat hij eenige jaren door. Steeds
wordt zijn gewas beter. Ten slotte komt hi;
aan een grens; het gewas heeft zijn grootste
opbrengstvermogen verkregen. Nu meent on
ze proefnemer, dat hij er is; hij behoeft in 't
vervolg niet meer te selecteeren, hij bestemt
eenvoudig een gedeelte van zijn zaad voor
zaaizaad. Tot zijn groote verwondering zal
hij bemerken, dat zijn opbrengst nu elk jaar
weer achteruit gaat en ten slotte weer op het
punt van uitgang teruggekomen is. Onder
zoekingen der laatste jaren hebben een ver
klaring van dit verschijnsel gegeven, die even
wel, als niet ter zake dienende, hier achterwe
ge kan blijven.
Wat de tuinbouw van den landbouw onder
scheidt, is niet alleen de keuze en de aard der
producten, maar ook het feit, dat de tuin
bouwer zoo lang mogelijk van zijn grond wil
jioxiïeeren; zoo vroeg mogelijk in het voor
aar beginnen, zoo laat mogelijk eindigen. Hij
can dit doel op verschillende manieren be
reiken. In de eerste plaats, door gebruik te
maken van middelen ter vervroeging, zooals
bakken, kassen, warenhuizen, glasklokken,
eenige voorbeelden. Voor dié huurders van
oorlogstuintjes is het zaak zich in dit opzicht
tot de eenvoudigste combinaties te beperken.
Voor de meer bedrevenen wil ik hierover ter
gelegener tijd nog wel eens het een en ander
mededeelen, dat hen van nut kan zijn.
Ook ten opzichte van den afstand, waarop
de gewassen moeten worden gezaaid of ge
poot, zijn belangrijke cultuurproeven geno
men.
Langzamerhand is men er in geslaagd voor
elk der gewassen dien meest gewenschten af
stand vast te stellen, hoewel men hierbij steeds
rekening moot houden met de bijzondere
«genschappen vaz den grond.
door
DAAN VAN DER ZEE.
(Nadruk verboden).
Aan den rand van een klein boschje, uiit-
looper van het groote bosch van Vaux in
den Verdun-sector, waarover maanden aaneen
de kartetsen braken en het nooit moede ge
schut zijn donders dreef, Lag achter de strui
ken verdoken een eenzame schildwacht, speu
rend naar ieder verdacht bewegen in de vlak
te vóór hem, zwijgzaam loerend in de groote
verlatenheid waarover de dood was heenge-
streken. Hij lag er ter beveiliging van de
kleine wacht achter hem, rustend in een kuil,
waar donzen bladeren de weinige geluiden
dempten, die door de zwijgende mannen wer
den voortgebracht.
De meesten sliepen, het hoofd op den ran
sel. Er lag een gelatenheid op hunne gezich
ten als van met-den-dood-vertrouwden, die
dagelijks insliepen met het besef van het
misschien voor eeuwig te doen. En met die
zelfde berusting zouden zij op 't eerste nood-
commando naar de geweren grijpen en zich
zwijgend stellen achter hunne dekkingen als
in arm liepen ze tusschen de graven in 't klei
ne dal, waar de zee niet te zien was en 't
bruisen alleen werd gehoord als een verre
zucht. Het oude witte kerkje was in het half
duister grillig verlicht. Ze gingen bij den in
gang zitten tusschen de wilgen, wier zacht
grijze bladeren enkel omtreklooze schadu
wen werden. De koekoek riep vlak bij hen,
maar ofschoon Arnold zich veel moeite gaf,
con hij toch niet ontdekken waar die zat. En
nu vloog de vogel verder weg en verborg
zich in de boschjes op het duin.
„Hier zou men overal spoken kunnen te
genkomen," zei Arnold.
„O foei, neen."
„Ja, maar niemand zou hier op een akelige
manier kunnen spoken, 't Zouden lichte,
doorschijnende, melancholieke spookgestal
ten zijn. Ik zou Eetty er van kunnen vertellen,
als ze groot genoeg" was."
„Vertel mij er van."
„Ach neen, ik heb het verhaal nog niet
daar. Een. anderen keer."
„Ik wou," zei Fanny, die een wilgentak
om haar vingers wond, dat ik ons zelf kon
zien, toen we trouwden en me zelf zooals ik
toen was. Ach, was ik nog maar zooals
toen!"
„Hoe zoo? Wat meen je daarmee?"
Fanny gooide het wilgentakje weg "ten liet
zich gaan in een uitbarsting van bitterheid.
O, ze was zoo wanhopig, omdat ze niet meer
zoo mooi was als toen. Het sneed als een
mes in haar hart, telkens als ze in den spie
gel zag hoe oud ze leek.
„Je ziet er niet ouder uit dan je bent," zei
Arnold onnadenkend. Maar hij merkte jgauw
ïoe hard die onnadenkendheid was. Fanny
was niet gemakkelijk te troosten.
lederen keer, als ze hem tusschen die jeugd
zag, zooals vandaag, was het zoo vreeselijk
te denken dat hij beter bij die jonge meisjes
de willige dienaren van den dood.
Twee sliepen er niet, maar schaakten. Ze
schaakten op een opvouwbaar bord, dat ge
makkelijk in den ransel kan worden gebor
gen. En het sobere bezit van dit kleine Lord
met de kleine levendige stukken er op, maak
te het dagelijksch geluk van hun moeizaam
leven uit. Als het hun beurt was, een post te
betrekken, dan bergden zij zwijgend het spel
weer op. Ze wisten nu eenmaal dahr te zijn,
midden in die telkens gescheurde, vaneenge-
reten stilte, om de grauwe bulten in de verte
waar de loopgraven van den vijand lagen, in
het oog te houden. En daarom morden zij
niet. ook al kon slechts zelden een partij ten
einde worden gebracht. Hun nachtrust offer
den zij vaak, maar hun waaktest verdofte
nimmer.
En zoo schaakten zij, Pierre en Jules.
Pierre regelmatig zuigend aan het pijpje, dat
hem nooit verliet. Jules onbeweeglijk lig
gend, het bovenlijf steunend op een elleboog.
Hun ransels dienden als speeltafel waarop
het bord met de grillige stukken vlakte.
Zij haastten zich niet. Waarom zouden zij
ook? Hun legertje had den tijd, zoo goed als
de groote legers daarbuiten. Rustig konden
zij alle combinaties overpeinzen en dan ein
delijk, met langzaam handbewegen den zet
doen, die de tegenpartij verzwakken moest.
En als Jules zijn volgenden zet berekende,
dacht Pierre aan zijn meisje, daar ver in de
Loire-vlakte, En als Pierre aan de beurt was,
dan zag Jules in gedachten zijn vrouw, zoo
als ze daar stond, met hun kind op den arm,
te den vollen lichtdag bij hun klein huisje in
Bretagne. Maar had Pierre dan weer gezet,
dan had Jules slechts aandacht voor zijn be
dreigden looper, die van één zijde zijn ko
ning dekken moest
Even waren zij straks opgeschrikt op het
„prenez garde!" van hun waakzamen kame
raad. Ze hadden het bord met de stukken la
ten staan toen het zachte waarschuwende
woord door de struiken gleed, waren naar
voren gekropen en hadden lang, zonder ge
luid, gelegen en getuurd naar een oneften-
heid in den bodem, die te bewegen leek.
Maar het was een loos alarm geweest; de
vlakte lag verlaten als voorheen en de verre
donders verrolden er over als gisteren en eer
gisteren en altijd. Zóó was het voor hun be
rust mg: of het altijd zoo geweest was. Want
boe lang reeds was het geleden, dat zij stre
den aan de Manie, de dooden bij duizenden
zagen vallen? In hun gedachten was dit jon
ge verleden al wijd naar den achtergrond ge
weken. Ze hadden nu het hedende eenzame
vlakte, het stille boschje, de slapende kame
raden en hun schaakspel. En dat was genoeg,
voor wie geleerd hadden weinig te begeer en.
Toen zij terug kwamen en zich zonder een
woord te wisselen weer bepaalden bij hun
pel, was er een glimlach om Pierre's lippen,
ie stil-behaaglijk het pijpje omsloten. Want,
terwijl hij in de vlakte loerde, had hij plots
vóór zich gezien het pionnetje, dat den loo
per van Jules moest aanvallen en dat voor
een oogenblik het gansche spel beheerschte.
Als Jules zijn looper redde, zou zijn koning
aan een zijde ongedekt komen. En had Pierre
daar niet zijn koningin gereed met een toren
tot dekking? Dit alles had hij aanschouwd in
de vlakte, waarover de adem van den dood
was gestreken, en het had hem een glimlach
gegeven. Is een glimlach niet het stille geluk
zelve?
Maar Pierre zette nog niet. Terwijl Jules
weer aan zijn zonnig huisje dacht, bereken
de Pierre nog eenmaal het verloop van zijn
aanval, en toen eerst deed hij het pionnetje
een veld naar voren gaan, naar voren schui
ven, zooals een sluipende soldaat naar vo
ren schuift om zijn vijand te belagen.
Een geweerkogel ging fluitend door het
boschje heen. Maar zij letten daar niet op.
want beider aandacht was bij het spel, bij
het ronde pionnetje, dat leek te glimlachen
als Pierre zelf, te glimlachen om het groote
voordeel, dat het als onbeteekenend stuk
straks met een zelf-offer wellicht in de com
positie zou behalen. Wat is ook een pion
netje in een schaakspel?
Maar
niet ver van 't boschje vanc
dat
het geluid van een projectiel,
idaan ontpi
trilde langs de schakers heen. De stukken
slofte,
op het bord bewogen lichtelijk, maar onver
stoord keken Pierre en Jules naar het glim
lachende pionnetje.
Weer knetterde een granaat in de vlakte
open en de slapendeu verhieven zich rond
die schakers. Was de vijand in actie geko
men? Zij wreven zich de oogen uit, schoven
langzaam naar den boschrand, waar hun
makker In verhoogde waakzaamheid te speu
ren lag.
paste dan bij haar en dat hij dat misschien
zelf ook wel dacht.
Arnold stond half op, boog een knie en
nam haar handen in de zijne.
„Fanny," zei hij ernstig, „je weet dat je
niet aan mdj mag twijfelen. Je bent mijn
vrouw en de moeder van mijn klad, dat zegt
genoeg."
Hij kuste haar op zijn kalme, oprechte ma
nier, maar ze voelde zich niet getroost. Ja,
ze wist liet wel, ze was Etty's moeder, dal was
alles. Hoe Etty er uitzag,,dat was de vraag
die voor de toekomst wal 'hadi te beteekenen.
Fanny was goed genoeg, zooals ze wasl
„Zeg, Fanny, 't is over twaalven en je was
moe; we moeten naar huis gaan."
In de balkonkamer van de villa lag me
vrouw Hein nog wakker en dacht aan wat
haar man had gezegd, toen de anderen weg
warenc Hij had haar naar zich toe gewenkt
en een étui uit zijn vestzak gehaald.
,?Kijk eens, Mathilde, ik heb hier wat, dat
ik je vandaag wil geven."
Hij deed het doosje open, er lag een prach
tige broche in met juweelen.
„Maar Gotthard, beste man, waar denk je
aan Dat is veel te mooi voor mij."
„Neen, Mathilda, juist het tegendeel. En
laat mij je nu bij deze zelfde gelegenheid
danken, dat je een zoo prachtige ja ik mag
waarlijk wel zeggen1 zoo'n buitengewone
vrouw voor me bent geweest. Ik weet wel, dat
ik veeleischend was en dikwijls driftig, als
ik er geen reden toe had. Maar nooit is er
een hoek in mijn huis geweest, waar het niet
n-huiselijk en gezellig en prettig was, daar
heb jij de eer van. Mijn dank er voor, Ma
thilda."
„O, Gotthard1, dat moet je niet zeggen, 't
Is zoo lief van je! Ja, we zijn gelukkig ge
weest, God zij gedankt, niets heeft ontbroken,
als maar Emiel
Maar Pierre en Jules hadden geen haast;
er waren al zooveel projectielen gesprongen,
en zoovele kogels langs hunne hoofden ge
gaan. Jules had nu een paard tusschen zijn
looper en zijn koning gezet en daarmede den
looper geofferd. En Pierre glimlachte nog
steeds, want dat paard kon bet onheil voor
Jules niet afwenden, het zou vallen en dan
was het pleit beslist, dan was de zwarte ko
ning mat.
Maar welk een vreemde lucht drong door
het boschje heen? Pierre wilde denken, maar
kon niet meer. En Jiules zag zijn paard al
flauwer en flauwer.
Het stikgas van den vijand was onzicht
baar genaderd en met zachte hand streek de
dood over de wachter» in het boschje. Lang
zaam week aller leven in verdoffing weg,
maar de toestand bleef schijnbaar dezelfde.
Want onbeweeglijk als straks lagen de man-
nen tusschen de struiken, zwijgend als straks
keek Jules naar het paard, dat zijn koning
moest redden en als straks was ook de glim
lach om Pierre's mond, dé glimlach om het
kleine pionnetje, dat zoo meesterlijk de situa
tie beheerschte.
Zóó zaten de schakers voor 't laatst zwij
gend tegenover elkander. Het pijpje viel uit
Pierre's mond, maar de glimlach was er nog,
het stille geluk over het kleine pionnetje.
Het paard viel niet ten offer en het spel be
hoefde niet meer opgeborgen te worden. De
zwarte koning was door den dood gered.
In de Loire-vlakte zou eerst veel later de
droefenis komen over het verlies van wat
gansch een leven vullen moest, droefenis om
den dooden Pierre, die met een glimlach
was heengegaan
Wat is echter een pionnetje in een schaak
spel?
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen opl. van pro
bleem no. 456 (auteur Mantel, Hengelo).
Stand.
Zw. 3, 8, 10, 11, 13, 17. 19, 29, 23, 24, 26.
W. 22, 27, 32, 33, 35/40, 50.
Oplossing.
1 35—30. 1.24:44.
2 33—29! 2. 44 :31.
3.29:9. 3.17:37.
4. 9—4. 4. 31 :22
5 4 16 en wint.
(Slaat de schijven 10, 20, 37, 22, 8 en 11
Wij vestigen de aandacht op de volgende
schijnopl. die geen winst brengt:
1. 3329. 1. 24 31
2. 32—28. 2 23 21.
3.36:7. 3.17:28.
4 39—33. 4. 28 39.
5.40—34. 5. 39 30
6. 35 4.
Zwart speelt nu 8—12. Wit 7 9. Zw. 3 14
en deze eindstand is remise.
Goede opl. ontvingen wij van de heeren:
D. de Boer, R. W. T. Bosman, P. Dekker, J.
Houtkooper, D. Gerling, J. K. te Alkmaar,
S. Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga
Haarlem, P. Kleute Jr., den Haag, A. Keppel'
en S. v. d. Neer te Ncord-Scharwoude. (Zie
laatste zet s. v. p.)
„UIT DE DA AïSCHOOL."
Als bewijs, dat dit hijblad van het Bonds
orgaan nog steeds aardige vraagstukken be
vat, laten wij hier een tweetal standen uit
het voorlaatste nummer volgen.
Zw. 2, 3, 5, 8, 10, 12, 18, 23 en dam op 45.
W 14, 16, 20, 21, 27, 29, 30, 31, 34, 42.
De auteur J. Groenteman Jr. uit Amster
dam, noemt dit probleempje het treurspel
schijf die niet slaan mocht (schijf 10).
van de
„Ja, ja" hij schudde treurig 't hoofd.
'Dit gesprek had haar zoo diep aangedaan,
dat ze telkens weer tranen in de oogen kreeg,
als ze aan zijn woorden dacht.
Zij wist wel dat hij het meende, maar hij
was niet gewoon het te zeggen, tenminste niet
zoo ernstig en met zooveel gevoel.
Goede Ood, als hem maar niets scheeldeI
Het was een koude, sombere avond. De dag
was regenachtig geweest. Over het verlaten
Westerslrand lag na het ondergaan der zon
een matgele lichtglans; boven die streep
pakten zich aan den horizon zware donker
paars gekleurde wolken samen. Bengt Adler-
feldt reed over de heide naar huis.
Hij had lang, heel lang doelloos ver gere
den tot bij den overgang van het dorre heide
veld in dorpslanderijen en reeds ontgonnen
akkergebied. Hij; had niet, zooals anders, aan
Arnold Scheffer gezegd', dat hij ging rijden
Hij wou alleen zijn.
Eenzaam zooals hij altijd was. Maar het
is beter eenzaam te rijn zonder getuigen. Ar
nold was nog daarenboven zoo scherpziend.
Hij was hem al op 't spoor, zag dat nog iets
anders dan het gewone hem drukte en had al
nu en dan een kleine aanduiding gegeven, dat
hij bereid was Bengt te helpen waar hij kon.
Maar zoo diep was Adlerfeldt nog qiet ge
zonken, dat hij zich links en rechts ging be
klagen over dfe vernedering die hij niet kon
ontloopen. De eenige keer dat hij met Arnold
er over gesproken had, was op een nacht aan
het strand nu twee jaar geleden; toen was
Arnold zelf begonnen op zijn eigenaardi
ge manier, recht op den man af, hij kon din
gen zeggen, die anders menschen niet kon
den zeggen zonder te kwetsen.
(Woadit vervolgd).
No. 109.
19*7
i
Tl