li*
lalHTlng nmitlillehtlBg 1918
uitstel ran eerste
r
I
r
n
m
m
w
m
m
m
u
m
m
m
a 1
u
J
mms
ii n n
fm'M
3
Damrnbriek.
HoDderd en Negeetlende Jaargang.
Zaterdag 8 Sept
E KÜILLETOJN.
Fanny's tweede huwelijk
m
„Oorlogstuintjes".
fgj
W\
L~.
No. an.
TIJD VAN OPKOMST.
In het tijdvak van 2226 October 1917
rullen van de miil'itielichting 1918 worden in
gelijfd:
1. de dienstplichtigen, toegewezen aan de
2e of de 4e compagnie van het eerste batal
jon van elk der regimenten Grenadiers en
Jagers en der overige regimenten Infanterie,
miet uitzondering van hen, die in het bezit
zijn van het in art. 70 der Militiewet bedoelde
bewijs van voorgeoefehdheidlaatstbedoel-
den zullen twee maanden later worden Inge
lijfd;
2. het thans nog overschietende deel van
de dienstplichtigen, die zijn toegewezen 'aan
de m^Ubataljons dier regimenten, met be
stemming voor den dienst bij de administra-
tietroepen.
Dienstplichtigen van een vorige lichting,
die uitstel of verlenging van uitstel van eerste
oefening hebben tot het tijdvak, waarin de
dienstplichtigen der lichting van 1918, toe
gewezen aan de le bataljons (of aan de 4e
compagnieën der le bataljons) van de regi
menten Infanterie (Grenadiers en Jagers
hieronder begrepen), worden Ingelijfd en
wier uitstel niet is of wordt verlengd, moeten
in het tijdvak van 2226 October 1917 on
der de wapenen komen; de voorgeoefenden
echter twéé maanden later.
Behoudens onvoorziene omstandigheden
zullen van de militielichting 1918 de overige
dienstplichtigen, bestemd voor de regimen
ten Infanterie (Grenadiera en Jagers hieron
der begrepen), vermoedelijk als volgt worden
ingelijfd:
a. zij, die zijn toegewezen aan het tweede
bataljon van een der regimenten infanterie,
omstreeks 10 Januari 1918; de voorgeoefen
den twee maanden later;
b. zij, die zijn toegewezen aan het derde
bataljon van een der regimenten Infanterie,
omstreeks 10 April 1918; de voorgeoefenden
twee maanden later.
De mogelijkheid bestaat, dat het voornemen
omtrent den tijd1 van inlijving voor deze groe
pen nog verandering ondergaat. Voor groep
a is de kans op verandering van dien tijd
echter zeer gering. Wordt groep b niet ïn
April 1918 ingelijfd, dan waarschijnlijk niet
vroeger, maar later.
Zoodra het tijdvak van inlijving voor een
dezer groepen voorgoed1 is vastgesteld, zal
nadere bekendmaking geschieden.
Ten aanzien van de dienstplichtigen van
de militielicbting 1918, toegewezen aan een
ander korps dan een dér regimenten Infan
terie, zal zoo spoedig mogelijk worden be
kend gemaakt wanneer zij vermoedelijk zullen
moeten opkomen.
UITSTEL VAN EERSTE OEFENING.
Omtrent uitstel van eerste oefening geldt
het volgende:
Uitstel of verlenging van uitstel wordt te
genwoordig slechts in zeer beperkte mate
verleend en alleen om zeer gewichtige studie-
of andere redenen.
Om studieredenen1 kan wel uitstel of ver
lenging van uitstel' worden verleend aan
dienstplichtigen, die b.v.
1. eindexamen hoogere burgerschool of
gymnasium moeten afleggen;
2. examen moeten afleggen voor onder
wijzer;
3. leerling zijn van dé hoogste klasse eener
middelbare technische school of soortgelijke
inrichting;
4. leerling rijn van de Middelbare Kolo
niale Landbouwschool.
Uitstel of verlenging van uitstel van eerste
oefening wordt niet verleend aan dienstplich
tigen, die bijv.
1. als student zijn ingeschreven voor
het eerste studiejaar aan een universiteit;
vm .Mmm QUiOING.
23) - -
Op een lentedag, toen ze op deze wijze
zich druk maakte, kwam haar man in haar
werkkamer, nam plaats op een tabouret
naast de schrijftafel en vroeg haar geheel on
voorbereid of ze lust had niet hem naar En
gland te gaan. Hij moest een studiereis daar-
cen maken naar Londen en Oxford en
mischlen een paar maanden weg blijven.
I lecl verbaasd keek zij op, toen begon ze te
lachen. Neen, dat was onmogelijk, dat kon
hij wel begrijpen, zoo druk als ze 't had. Ze
moest thuis blijven en voor haar tijdschrift
zorgen: ze had telkens het gevoel, dat de
macht naar uit handen gleed en dat het ge
heel een richting zou nemen, die zij niet wil
de, zoodra zij zelf niet meer meewerkte. Zij
was toch de verantwoordelijke persoon voor
haar onderneming.
„Ja,"zei hij, „5 begrijp dat. Ik dacht ook
niet dat je met me mee zoudt willen."
„Waarom vroeg ie het dan?"
„Ik vond, dat ik dat doen moest"
Zij zag aan hem, dat hij geen lust had een
nadere verklaring te geven en dat hij ook
niet daartoe zou te Ijcwegen zijn. Hij was
ook al opgestaan en bq de deur.
„Wilde je dat ik meeging, Arnold?"
„Niet als opoffering."
De portière was al dicht gevallen.
Fanny scheen het niet zoo heel druk te heb
ben 't eerste half uur daarna. Zij zat achter
over geleund in haar schrijftafelstoel en speel
de met een vouwbeen. Zij vond het zoo
vreemd en schrok daarvan, dat ze er niet
meer tegen op zag, dat Arnold voor betrekke
lijk langen tijd van huis wilde gaan. Ze her
innerde zich hoe ondragelijk lang haar de
weinige dagen waren gevallen, die hij in den
2. reeds een betrekking bekleeden en door-
studéereu, ten einde hun positie te verbeteren,
zooals:
a. onderwijzers, 'die zich bekwamen' voor de
hoofdakte of voor een andere akteen
b. personen, die werkzaam zijd op kanto
ren, in bedrijven e.d. en les nemen in boek
houden of een andér vak;
3. leerling zijn van een.' school of andere
inrichting, waar slechts enkele uren in de
week les wordt genomen;
4. zich wijden aan een studie, die in het
algemeen niet van overwegenden invloed1 is
op hun maatschappelijke betrekking.
Zij, die uitstel of verlenging van uitstel
wensehen, moeten daartoe zelf hun verlangen
bij (ongezegeld) verzoekschrift aan den Mi
nister van Oorlog te kennen geven, met over
legging van een deugdelijk bewijsstuk om
trent het werkelijk bestaan van de reden der
aanvrage.
In het verzoekschrift behoort te worden
vermeld de gemeente, voor welke de dienst
plichtige is ingeschreven', alsmede het korps
en het korpsonderdeel, waaraan hij is toege
wezen.
De dienstplichtigen1 zullen echter rekening
moeten houden met de mogelijkheid, dat het
uitstel wordt ingetrokken, zoodra de omstan
digheden daartoe aanleiding mochten1 geven.
Uitstel of verlenging van uitstel behoort
eerst te worden aangevraagd, zoodra vast
staat wanneer de dienstplichtige moet opko
men. Dit is thans alleen het geval mét hen,
wier opkomst in October ajs. moet plaats
hebben. De overigen dienen dus, indien zij
uitstel of verlenging van uitstel wensehen te
vragenmet de aanvraag té wachten, totdat
zal zijn bekend gemaakt welke tijd voor hun
opkomst is vastgesteld.
Alkmaar, 6 September 1917.
'De Burgemeester van Alkmaar,
RIPPING.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Een zakje,-, inhoudende portemonnaie,
enz., twee broches, een1 duimstok, drie
huissleutels, een1 doosje niet kinderspeel
goed; vijf portemonnaie's met en zonder
geld, een paar handschoenen, een' zi'lverbon,
een1 dameshoed, een goudten oorknopje, twee
kindertaschjes, twee armbanden, een gouden
dmaesring, een band van een kinderwagen,
een manteltje, een halsketting, twee knip
messen, een hond, een kinderstoeltje en een
schooltasch.
Alkmaar, 7 September 1917.
De Commissaris van Politie
te Alkmaar.
W Th. VAN GRIETHUIJSEN.
In een vorig artikel noemden we als be
standdeel der plant de koolstof, een in de na
tuur zeer veel voorkomend element. Diamant
en potlood bevatten dit element in zijn meest
zuiveren1 vorm; anthratiet, steenkooL cokes
en turf bestaan voor het grootste deel uit de
ze stof; ook het bij de schilders welbekende
zwartsel en het in de schoorsteenen voorko
mende roet. Houden we een porceleinen scho
teltje in een kaarsvlam ol walmt de petro
leumlamp, dan zet de zwarte koolstof zich op
het schoteltje of tegen het lampeglas af.
Branden spijzen aan. dan vormen zich zwar
te korsten, de koolstof komt voor den dag.
Vele stoffen kunnen verkolen, een bewijs, dat
ze koolstof bevatten. Wanneer deze zwarte,
vaste stof zieh met zuurstof verbindt, vormt
zij een kleurloos gas, koolzuurgas of kortweg
koolzuur genoemd. Wordt dit gas sterk sa
mengeperst en tegelijk afgekoeld, dan veran
dert het in een vloeistof. Als zoodanig wordt
het in ijzeren cylinders in den handel ge
bracht. en gebruikt in spuitwaterfabrieken, bij
het aftappen van bier, voor kunstmatige ijs-
bereiding en in koelruimten. De opbruisching,
die men waarneemt bij het uitschenken van
bier of spuitwater, wordt veroorzaakt door
het ontwijkende koolzuurgas. Het verbranden
van koolstof heeft plaats in kachels en haar
den, doch ook in het lichaam van menschen,
dierm en planten. Voor deze verbranding
verbindt de koolstof, die zich in de brand
stoffen öf in 't dierlijk- öf planten'lichaam be
vindt zich met de zuurstof van de lucht. Bij al
deze verbrandingen neemt men warmte waar,
bij de verbranding in haarden en kachels bo
vendien vuurverschijnselen. Het is te begrij
pen, dat indien dit proces eeuwen na elkaar
eersten winter te Upsala had doorgebracht.
Maar het ia zoo, dacht ze bitter, men wordt
het moe zichzelf tevergeefs aan te bieden.
Hij had zichzelf ook tevergeefs aangebo
den, maar daar dacht zij niet aan Haar aan
bod was liefde met uiterlijk vertoon, het zij
ne de vertrouwde gemeenschap van leven en
belangen.
Eerder o zoo wonderlijk was het
voelde ze het als een verlichting. Die zwij
gende ernst lag als een druk op naar geheele
bestaan, een verwijt, ofschoon hij nooit met
woorden haar iets verweet, een voortdurende
herinnering aan het leed, dat zij volgens haar
natuur liefst van rich wilde zetten en verge
ten, als dat niet langer zoo recent was, dat
het tot uitbarsting kwam. Allea wat ze ge
voeld had dien nacht, toen Etty stierf, ver
vluchtigde langzamerhand en rij dacht er aan
als aan de gewaarwordingen van een ander,
die zc slechts half begreephet gebeurt soms
dat „de bronnen der «diepte" opengaan, maar
ze blijven niet open. Het irriteerde haar, dat
zijn droefheid grooter was dan de hare; dat
ze blijven niet open.
zijn droefheid groote.
gaf haar een gevoel, drong om zoo te zeggen
aan haar op, dat ze niet zoozeer treurde over
het verlies van haar eigen kind, maar van het
zijne, dat haar was toevertrouwd geweest en
dat ze had verloren. Misschien dat hij, als hij
in Engeland kwam, weg uit de gewone om
geving en een tijd geheel kon leven voor zijn
studies en in de nabijheid» van zijn vrienden
onder de Oriëntalisten, zijn leed te boven zou
komen en terugkéerend thuis ook weer zich
zelf zou zijn.
Maar wie het niet zoo gemakkelijk opnam,
was Koert; hij was stormachtig bedroefd,
toen hij van de reis hoorde. Fanny was in de
kamer, maar bleef zwijgende toeschouwster.
Zij bemoeide zich niet meer met wat Köert
en Arnold met elkaar hadden, dat was een
verhouding waar zij geheel buiten was ko
men te staan.
„Maar Koert, hoe trek je 't je nu zoo
aan?" vroeg Arnold. „Ik speel niet meer met
je, zooals Ik vroeger deed, en eigenlijk
merk je zoo weinig van me."
voortduurde, alle koolstof en zuurstof te eeni-
ger tijd verbruikt zou wezen. Dit is niet het
geval; het gehalte der lucht aan zuurstof
blijft gelijk. Het evenwicht moet dus op een
of andere manier worden hersteld. Men kan
aantoonen, dat dit door de planten geschiedt.
De planten nemen namelijk koolzuurgas uit
de lucht op, Onder den invloed van het zon
licht wordt dit in het plantenlichaam, en
voornamelijk in de bladeren, weder gesplitst
in koolstof en zuurstof. Deze laatste wordt
weder uitgeademd en keert in den dampkring
terug. Uit de koolstof worden in de plant met
water nieuwe verbindingen bereid, voorname
lijk zetmjfel en deze worden in de verschillen
de plantendeelen vastgelegd. Dit geheele pro
ces wordt met een vreemd woord „assimila
tie" genoemd en kan met levende planten vrij
gemakkelijk worden aangetoond. Ook de ei
witachtige stoffen die in de plant voorkomen,
bevatten veel koolstof. Nu worden de planten
door menschen en dieren gegeten Voor een
deel wordt deze koolstof gebruikt voor op
bouw van het lichaam, voor een deel wordt
ze, verbonden met de zuurstof der lucht, we
der als koolzuurgas uitgeademd. Doch ook de
planten en dierenresten brengen koolstof in
den grond, die ook daar met de in den grond
aanwezige zuurstof koolzuurgas vormen. We
zien1 in de natuur dus een voortdurende kring
loop van de koolstof, van den dampkring naar
planten, van deze naar menschen. dieren, en
hiervandaan weer naar den dampkring terug.
We zien hieruit ook, hoezeer de mensch ten
■zichte van voeding en ademhaling van het
IDAMZET.
In het Utrechtsch Dagblad troffen wf van
den heer P Kleute Jr. den volgenden mooien
damzet aan (bijzonder interessant).
'M?'
f'xJ
- j
plantenrijk afhankelijk is; en daar "ten slotte
de zon de noodige kracht voor dte „assimila
tie" moet leveren, daar zondier dte werking van
het zonlicht deze niet mogelijk is, is alweer de
zon het middelpunt, waarom alles draait
In verband met het bovenstaande kunnen
we als vaststaand aannemen, dat de assimila
tie. in den winter niet plaats heeft, aangezien
de planten dan geen groene deelen bevatten.
Bijl planten in de huiskamer, die hun bladeren
zetmeel- en eiwitachtige stoffen worden be
reid. Zoo kwam dezen zomer iemand' vra
gen, of hij het loof van zijn aardappelen, dat
wat heel' hoog werd, wel af kon maaien. Ge
lukkig had1 'hij het nog niet gedaan, het zou
zeer zeker ten koste van zijn aardappeloogst
zijn gegaan. We leeren ook, dat men over
blijvende onkruidplanten het best kan kwijt
raken; door voortdurend het bovenaardsche
gedeelte weg te schoffelen, er kunnen dan
geen reservestoffen voor een volgende groei
periode worden vastgelegd. Want kijk, daar
gaat het per slot van rekening om. De aard
appelten, die dte plant vormt, zijn eigenlijk
niiet bestemd om dioor dte menschen te worden
opgegeten, maar dienen eenvoudig, om het
volgend jaar nieuwe planten te vormen. Zoo
deze nieuwe planten nog geen wortels
om voedsel uit den grond op te ne
men, leven zij van het reservevoedsel, dat
zich in de onderaardsche deelen1 bevindt.
We zien nu tevens, dat de mensch niet be
hoeft te zorgen voor de koolstofvoeding der
plant Deze kan daarvoor zelve zorgen.
lang dte:
hébben,
AAN IDE DAMMERSI
Met dank voor de ontvangen opl. van pro
bleem no. 458 (auteur P Kleute Jr.)
Stand
Zw. 10, 13, 15, 16, 32, 37 en 2 dammen
op 18 en 50.
W. 12, 21, 23, 24, 25, 28, 29, 33, 39, 48,
49
Oplossing.
1. 48—43!
2. 49—44!
3. 23—19.
4 33 22.
5. 22—18.
6. 18:9.
7. 25 5 en wint.
1 16:27.
2. 18:1.
3. 1 38
4. 32 14 (a)
5. 50:20.
6. 14:3
(a) Slaat zwart eerst 50 20, dan volgt
25 5 en 5 2.
Een prachtige ontleding. Vooral door den
gedwongen vierden zet van zwart.
Goede oplossingen ontvingen wij1 van de
heeren: D de Boer, R. W. T. Bosman, P.
Dekker, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K. te
.Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer en H.
E. Lantinga, Haarlem.
het is om
„Denk je denk je dan werkelijk niet, dat
ik evenveel van je houd als je ernstig bent
dan als je vrooüjk bent? En ik weet immers
ik weet99
„Wat wëët je, Koert?"
„Dat," zei Koert fluisterend, „dat
dat je zoo bedroefd bent om Etty."
Arnold glimlachte, half aangedaan, half
bitter, hij streelde den jongen over 't voor
hoofd, stond op en ging de kamer uit.
De dagen gingen vlug om; Fauny werkte
aan haar nieuwe reeks van, tijdschriftartike
len en Arnold maakte een manuscript af en
;af zich aan de toebereidselen voor zijn reis
ijua zonder ooit daarover te spreken, liet
ebeurde soms, dat Fanny in haar hart zich
zwaard voelde, omdat zij hem btj dat alles
zoo alleen liet, en op zulke dagen placht rij
haar drukken gang te remmen, ruischte met
haar zijden kleeren voor een of andere uit
stalkast van reisbenoodigdhedeu. ging den
winkel in en kocht het een of anaer overbo
dige luxe-artikel, waarvan men zei dat het
nieuw en practisch en onontbeerlijk was en
als ze dan -thuis kwam, gaf ze het hem. Hij
dankte haar kalm en drukte een kus op haar
voorhoofd dat viel hem zoo gemakkelijk,
hij was lang en rij klein. En dan bleef alles
verder zooals het was.
Den eersten Mei zou hl] de reis aanvaar
den. Den 24en April kwam er een telegram
van Bengt Adlerfeldt; het bracht de tijding,
dat de oude heer Hein 'n beroerte had gehad
en spoedig volgde de tijding, dat dit zijn
dood wa3 geweest. Fanny reisde dieh eigen
avond met den sneltrein er heen; Arnold en
Koert zouden achterna komen voor de begra
fenis.
Ach, wat was mevrouw Hein ingevallen en
oud geworden in twee dagen en hoe schrei
de ie, schreide maar tegelijk was ze toch
zoo onderworpen en zoo zacht en nooit liet
zij den draad los van alles wat ze te doen had
en waaraan gedacht moest worden.
Zw. 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 13, 14, 15, 16,
18, 37.
W. 24, 25, 26, 30, 31, 33, 34, 36, 39, 42,
44, 45, 47, 49, 50.
Wit speelt:
1.24—19. 1.13:35.
2. 34—29. 2. 37 48.
3. 25—20. 3. 48 23.
4 33—291 4. 15 :33.
5. 44—40. 5. 35 44.
6. 50 10. 6 4 15.
7. 2621, 7.16:27.
8.31:411
Tegelijkertijd viel onze aandacht op 't vol-
G. Fabre
10
gende stukje van den Franschman
t Is voorgekomen in L'Illustration van
Maart).
Zwart heeft vier schijven meer eten
voelt zich zeker van de winst en speelt dan
ook onbevreesd' 2429, waarna de volgende
stand ontstaat.
Zw. 8/11, 14, 16, 18, 19, 20, 23, 25, 29.
W. 26, 27, 34, 35, 39, 41, 44, 49.
Wit wint nu echter door:
1. 26-21!
2. 35—30!
3. 49 :38.
4. 27—22!
5. 22 2. 6 sch.)
6. 2. 5 en wint.
Héél aardigi
1. 29 40.
2. 25 43.
9 40 49
4. 49 46 (gedw.)
5. 16 27.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 459 van M. J. Belinfante, Am
sterdam.
„Ik vind," zei Fanny, „dat mama van het
leven zoo weinig vroeg onze lieve Heer had
haar dat kunnen laten houden. Papa" was nog
zoo gezond' en sterkhfl had mama's tijd wel
uit kunnen leven."
„Kindlid," zei de oude vrouw, „de Heer
weet het best wat Hij doet en behoeft ons niet
te vragen."
Geen van haar dochters gaf antwoord;
Eva zuchtte, keerde zich om en staarde voor
zich uit.
Het was vreemd voor Fanny, die plotselin
ge stilstand van al haar workzaamhedm,
vreemd hier ln het oude huls te zijn, waar ze
haar kinderjaren had doorgebracht cn waar
over nu de rust en stilte van den dood lagen,
vreemd niets ander» te doen te hebben dan
haar moeder en zuster 'n weinig te helpen en
te raden omtrent de rouwklecren en kleine
schikkingen in huls. Haar eigen garderobe
had geen verandering noodig, ze was al in
den rouw.
De dames behoefden rich voor het overige
i met weinig te betnoeien. „Bengt la zoo prak
tisch," zei Eva met trotsch.
Dat was hij ook. Hij bestuurde en regelde
alles en het ging als een uurwerk; hij vergat
niets en1 zijn maatregelen waren, altijd te be
wonderen, het beste wat bedacht had kunnen
worden; bedacht hij. Alle drie lieten met het
grootste vertrouwen alles aan "Bengt over. Met
ernstig, ondoorgrondelijk gelaat was hij fn
deze omstandigheden in alle opzichten cor-
rekt; lang was hij al; maar 't was of hij nog
langer was geworden, dacht Fanny. Het was
of hij het heele besliste optreden van z'n over
leden schoonvader had overgenomen. Hij hield
persoonlijk toezicht bij alles; hij stond met on
afgewenden' blik er bij toen de looden kist
;esloten werd en zag hoe het deksel van de
louten er opgeschroefd werd, zonder dat een
trek van zijn gezicht bewoog.
De dag, voor debegrafenis bepaald, kwam
met mooi weder. Het koor van de oude
mooie gothische kerk was geheel gevuld
met palmen en laurierende kist was niet
meer te zien ondier al de prachtige kransen
Zw 3, 7, 9, 10, 12, 14, 16/20.
W. 26/29, 31/33, 35, 36, 40, 42.
Opl. voor of op 13 September bureau v. d.
ad.
Correspondentie.
P. R. te A. Vergelijk uw opl. s.v.p. met de
gepubliceerde in deze rubriek.
P. K. te H. Zoo juist uw comb, en probleem
in dank ontvangen.
STADSNIEUWS.
ARRONDI'SSE MENTSRECHTBANK
(Vervolg.)
MISHANDELING.
De caféhouder N. B. te Wervershoof ver
keerde op 7 Mei niet weinig onder den in
vloed en scharrelde op verdachte wijze bij de
eenden van den 70-jarigen kooiker Willem
Groot, rond. De oude man maakte hem daar
over een aanmerking en werd toen door B. op
zoodanige wijze mishandeld dat hij een been
kneuzing opliep, waarvan hij nog niet geheel
genezen is, B. stond thans voor de mishande
ling terecht. Ontkennen deed hij niet, maar
hij, beweerde zoo dronken te zijn geweest, dat
hij niet meer wist wat er precies gebeurd was.
Hij verklaarde zich echter bereid de aan
Groot veroorzaakte schade 82.50 voor ge
neeskundige behandeling en 67.50 vergoe
ding voor den -tij d dat de oude man zijn werk
niet had kunnen verrichten) te voldoen.
De officier merkte op dat bekl. niet zóó
dronken zou geweest zijn of hij had wel ge
weten wat hij deed. Hij is voorts herhaalde
lijk veroordeeld en dientengevolge eischte het
O. M. een vrijheidsstraf van 1 week gev.
Mr. Leesberg, als verdediger voor bekl. o]
tredende, achtte het voornaamste feint in
dagvaarding genoemd^ evenals trouwens den
officier zelf, niet bewezen en meende dat de
civiele vordering dientengevolge zou moeten
worden ontzegd. Pleiter prees het in zijn
cliënt dat hij toch bereid was de toegebrachte
schade te vergoeden en meende ten slotte dat
het opleggen van een geldboete een genoeg
zame straf zou zijn.
OVERTREDING WET OP DE
MAXIMUMPRIJZEN. -
De bouwknecht Amoldus Cor. H., te Lim-
men, die zeker naar het predicaat: O. W.er
ambieerdt, had op speculatie een vat petrole
um gekocht en' daar van in den tijd, toen de
petroleum nog 13 ct, de kan gold, 10 liter
tegen den prijs van 22 ct. per liter aan zijn
buurvrouw Trijntje B., verkocht. De stedelijke
autoriteit kwamen achter deze lapsers petro-
leummensis, met gevolg dat tegen hem heden
25 boete sub. 10 dagen hechtenis werden
gerequireerd.
De heer Joh. Petr. K., landbouwer te Lim-
men, was in het bezit van haver, waarop ook
Corn. Winder, die finaal 'haverloos was, met
een begeerig oog naar lonkte. Maar het was
K bij ministerieel besluit verboden den haver
op eenigerlei wijze te verhandelen en hoe
Winder ook vleide en femelde, hij stuurde hem
met een kluitje in 't riet, W. wist echter een
half mud los te krijgen toen K. niet thuis was
en toen hij 't eenmaal had, nam' K. er vrede
mee en er 3,25 voor aan. Dit moest de goedé
man nu bezwaren met een strafvervolging en
een eisch tot bet. van 25 boete, sub». 10 dar
gen'.
Nog erger was de flliaalhoudster Aafje R..
wed. W. HL, er aan toe. Tegen haar wera
50 boete of 10 dagen geëischt omdat z|
tusschen 12 en 18 Maart 1917 aan verschil
lende klanten bruine boonen had verkocht te
gen 44 ct. per kop, terwijl de maximumprijs
22 ct. was. Het menschje winkelde echter
voor een ander en de officier zou het heel bil
lijk vinden indien de patroon de boete betaal
de.
Maar al» de patroon niet betaalt, kon hij
dan ook 10 dagen voor juffr. Aafje komen
brommen?
De slager Plet S., te Bovenkarspel, goochel
de ook al met dat maximumprijswetje en
smeerde den kuiper Bakker van Enkïiuizen
5K ons spek aan tegen den'prijs van 82 ct.
per pond terwijl hij maar 82 ct. had mo
gen rekenen. Ook weer geen' voordeelige spe
culatie daar de eisch 25 boete of 10 dagen
hechtenis behelsde.
VERDUISTERING VAN EEN RIJWIEL.
De werkman Halbe v.d. V. was in Maart
met linten in de Zweedsche kleuren en gouden'
opschriften; er was gezang en orgelspel cn
alles wat een begrafenis deftigen luister kan
bijzetten. Al de aanzienlijken van het plaatsje
woonden de plechtigheid bij en de stoet waa
zoo lang, dlat de weg van de kerk naar de
oude begraafplaat* bijna geheel bezet was.
De familie Hein had haar eigen graf met een
kostbaar ijzeren hek er omheen, en op die
schilderachtige oude plek, waarover de lente
haar groenen sluier spreidde, en de kastanje
knoppen groenbruin glinsterend aanzwollen,
werd de bankdirecteur Gotthard Hein tot zijn
vaderen verzameld.
De eersten1 in den stoet waren Bengt, Ar
nold en Koert, en Arnold, die altijd tot dim
overledene in een vriendschappelijke onge
dwongen verhouding had gestaan, al was
tusachcn hem en rijn schoonvader evenmin
vertrouwelijkheid geweest, vond het jammer
voor hem. dat hij niet dieper werd betreurd.
Telkens als hij Bengt Adlerfeldt» geheel on
berispelijke houding zag en zijn onbewege
lijk gelaat, moest hij aan 't dennenboschje te-
lenken en den langzamen wantrouwenden
lik d'ien hij toen had opgevangen, en waar
door Bengtsi lichte oogen een bijna tijgerach
tige flikkering hadden gekregen.
Toen Bengt, volgens conventioneel ge
bruik, naar voren trad aan den rand van 't
graf om een blik in die half met bloemen ge
vulde .diepte te weipen, kon Arnold niet na
laten naar hem te kijken; hij verwachtte iets
van diat tijgerachtige te herkennen. Maar hij
bedroog zich. Juist op dat oogenblik zag
Bengt er bleek, bijna aangedaan uit. Het was
immers het laatste, allerlaatste wat hij van
zijn schoonvader zag, en Bengt Adlerfeldt
was stellig geen harcl man. die haatte tot in
den dood. De naaste familie was geïnviteerd
te blijven eten, en de tafel was als al het an
dere prachtig. Mevrouw Hein had het zelf
zoo gewild, ofschoon haar dochters zich ver
zetten; zij was ouderwetsch in haar geheele
opvatting en vond dat het er bij hoorde, dat
men op den begrafenisdag van zijn nabe
staanden zich dat getroostte. Bengt nam dé
plichten als gastheer waar en deed ook dat
onovertrefbaar.
Wordt vervolgd.
1917
ttftala.a.t/t ÖOC® li.. 'A y
'Sr
htrÊ
OpZK
i
blai