link Eifit
m
m
s
m.
u
m
m
m
m
u
m
m
m
m
m
m
m
m
a
m
s
m
m
m
JÜ
WWWWE
1
i
M
a§
Damrubriek.
Honderd en Negentiende Jaargang.
Zaterdag 13 Oct
lUliliti©.
Vrijstelling van kostwinners.
0?er muggen ®n ander©
twöö-vleugeMg© insecten.
„Oorlogstuintjes/'
FEUILLETON.
Een man's werk.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKr
MAAR maakt bekend, dat omtrent de bier-
ondier genoemde ingeschrevenen) voor die mili-
tie, lichting 1918, dezer gemeente, op him
aanvrage om vrijstelling van den dienst we
gens kostwinnerschap, door Gedeputeerde
Staten dezer provide die achter ieders naam
vermelde uitspraak fs gedaan:
Namien der ingeschrevenen. Uitspraak.
Ursem, NI vrijgesteld voorgoed.
Wit, P. id. idem.
Schot, B. NL ld. voor één jaar.
Kroon van der, G. W. kL idem.
Sigault, J
Tliijn van, K.
Verbeme, J. E.
Visser, J.
Welbergen, D. G>. J.
Bol, P.
Borjeson, S.
Dekker, HL L.
Hoeben, C. Jl.
Mulder, P. J.
Nieuwenhuijzen,
Riell van, C
id.
id.
id.
id.
id.
id
id
id.
id.
id.
T. J. F. id
id.
idem,
idem,
idem,
idem,
idem,
idem,
idem,
idem,
idem,
idem,
idem,
idem.
Van deze uitspraken kan gedurende TIEN
DAGEN, te rekenen van den datum dezer
bekendmaking, bij,1 de Koningin in beroep wor
den gekomen, t
lo. door den ingeschrevene, wien de uit
spraak geldt, of door zijn vader, moeder,
voogd of curator;
2o. door elk der overige voor de gemeente
ingeschrevenen of dloor zijn vader, moeder,
voogd of curator;
3o. door den Commissaris der Koningin
in die provincie.
De personen, onder lo. en 2o. bedoeld, moe
ten het verzoekschrift, waarbij in beroep wordt
gekomen, behoorlijk met redenen omkleedten en
ter secretarie dezer gemeente inleveren.
Verzoekschriften, niet ingericht of niet in
geleverd dp dte hierboven aangegeven wijze,
kunnen geen gevolg hebben.
De aandacht wondt er op gevestigd, dat de
vrijstelling dien militieplichtige niet ontheft
van zijne verplichting om ingelijfd en ge
oefend te worden en om zoo noodig verdèr in
werkelijken dienst te blijven, daar de vrijstel
ling eerst op een later, thans nog onzeker,
tijdstip zal ingaan.
Alkmaar, 12 October 1917.
De Burgemeester voornoemd',
G. RIPPING.
Muggen en vliegen, neen, daar houden'we
nu eenmaal niet vanZe maken het ons te
lastig, zoowel bij nacht, als bij dag. Wat kost
het een moeite), düe woonkamer zonder vliegen,
de slaapkamer zonder muggen) te houden. En
als men dian die vieze beesten, die zoo even
misschien nog op den mesthoop zaïtem, plaats
ziet nemen oip brood en boterham, dan roept
men onwillekeurig: „den dood aan de vlie
gen!" En datzelfde doet men zeker ten op
zichte van die muggen, wanneer ze ons
's avonds met tartend gegons om het hoofd
vliegen en ons des morgens jeukende plekken
en; bulten hebben bezorgd.
En was -dat nog maar het eettigel Want
het zondenregister van deze tweevleugelige
insecten (Diptera) is nog veel grooter, daar
ze dikwijls de overbrengers zijn van ver
schillende ziekten. 'Men hoort dikwijls zeg
gen), dat, als het ware, iemand de koorts op
het lijf gegooid is. 'De oorzaak van die koorts
kan geweest zijn het bezoek van oen enkele
steetomugi of vlieg. Zulke kleine dieren zijn
de overbrengers dikwijls van cholera, ma
laria, 'typhus, gelfe koorts en nog wel andere
ziekten. Doch niet alleen maken ze menschen
en dieren ziek, ook veroorzaken ze veel plan
tenziekten, zooals de koolvlieg, de wortel-
vlieg en dte Hessische mug en honderd ande-
ré dit doen. En zoo zouden er verscheidene
bladzijden gevuld kunnen worden, alleen met
Itiladh, -i ten t van muggen en vueget
Allerlei middtelen ter bestrijding worden dan
ook aanbevolen, em winkeliers maken meer
malen goede zaken met den verkoop van
„vliegenvangers", „vltegenipapier", „insecten-
poeder", enz.
Onwillekeurig doet zich dte vraag voor,
wat of dergelijke kleine wezens nu wel op
aarde doen en zeker meent men, dat deze
veel schooner zou zijn, wanneer er geen mug
gen 'en vliegen waren. Maar dan zou daar
tegenover gezegd' kunnen1 worden, dat de na
tuur zeker minder schoon zou wordten, als
al deze diertjes niet bestonden. Ieder wezctje
heeft nu eenmaal zijn plaats in de wereld, en
dikwijls is de mensch, die zich zoo gaarne als
het pronkjuweel dier schepping beschouwt, te
bekrompen, om het nut van meer dere dier
soorten te ontdldkken. De „tweevteugelige In
secten", boevaet last ze ons ook aandoen, be-
kleediem dan ook een zeer belangrijke plaats
in de natuur. De debetzijide moge zeer groot
schijnen, ook aan den kant van het credit
vindt men veel geboekt en daarom zijn ook
deze „vervloekte" dieren onze belangstelling
overwaard. We hebgen in hen te zien echte
opruimers, „schoonmakers" en vernielers van
datgene, wat die menschen gaarne willen mis
sen. We hebben dan te 'kijken naar de larven
(maden) en minder naar die volkomen in
secten (imago's). Verreweg .die meeste larven
toch voeden zich. met orgamsdhen afval, zoo
wel van planten1 als van dieren. Vliegen en
muggen leggen hare eieren daar, waar de
marten, onmiddellijk voedsel kunnen vinden,
d.i, in vuilnis, mest, molm enz. Zoo worden
vele grootere en kleinere lijken, die heel wat
schadelijke gassen zouden kunnen afgeven,
„weggegeten". Talrijke) schadelijke rupsen
worden gedood door dte parastetvliegen, en
groot is het aantal bladluizen, dat door de
larven van 'de zweefvliegen wordt uitgezogen.
Vele planten hebben haar voortbestaan te
danken aan vliegen, die, als onbewuste liefde
boden en gedreven door eigenbelang, voor de
zoo noodige bestuiving zorg dragen. Er zijn
planten, die uitsluitend door vliegen bestoven
worden.
En dan, zonden er niet zeer vele andere
dieren, als vogels, visscihen, ampbibiën en
reptielen, den hongerdood moeten1 sterven,
wanneer er geen larven, poppen en imago's
van muggen' en vliegen waren?
Meer zou genoemd kunnen worden, doch
't is zeker voldoende duidelijk, dat ook in
deze wezentjes goed en kwaad voor de men
schen hand aan hand gaan, en dat 't ook hier
moeaelijfc uit te maken zal zijn, of we de twee-
vleugeligen wel zouden kunnen missen. Ook
hier is ons weten nog weinig en de last valt
gewoonlijk veel eerder op dan het genoegen
en het voordeel zulks doem
We zullen verder van een' paar soorten, die
we in onze onmiddellijke nabijheid kunnen
waarnemen, het een en ander mededeelen. Te
genwoordig nog zien we ze gedurig aan gla
zen en wanden zitten en ook des avonds om
de lamp (waar deze nog licht geeft) vliegen
langbeenmuggen, die men ook wel „spekmaai-
ers" noemt.
We kunnen de Langbeenmug (Tipula ole-
racea), de grootste onzer muggen, dikwijls
dansende bewegingen op de weide zien ma
ken, waarbij» ze telkens even met het achter
einde de aarde aanraken. Men behoeft niet
bang te zijjn, dat deze miuggen ons zullen
steken, want dat kunnen ze niet. Dat lijkt al
zeer onschuldig. De mug zelve doet dan ook
geen kwaad, al voorspellen die dansende
vliegbewegingen niet veel goeds.
Bij iedere aanraiirmig van den grond tomen
uit de punt van het achterlijf een paar eitjes
te voorschijn, waaruit na een dag of acht lar
ven voor den dag komen. Deze emelten, zoo-
als ze gewoonlijk heeten (men noemt ze elders
ook wel hamel en kwatworm) hebben grooten
honger, dlie maar moeilijk gestild kan worden'.
Ze doen eveniwel hun best daartoe en knagen
daarom zondter ophouden aan vezels en wor
tels van planten tot grooten spijt van de
landlieden. Somtijds zijn er zooveel van deze
dieren in den bodem, dlat op geheele gedeelten
eter landerijen geen gras of andtere planten
te voorschijn komen. En deze larftoestand
duurt bijba een1 jaar; eerst dan veranderen ze
in poppen, waaruit in Juli en Augustus de
langbeenmuggen te voorschijn komen. In
sommige streken treft men dan heele scharen
van deze muggen aam. Gelukkig dat ze ook
weer hare vijanden hebben, en dat de larven
gaarne door sommige vogelsoorten gegeten
worden; vooral dte kokmeeuw en de kleine zee
meeuw zijn er verzot op. En waar de boer
veel last van deze emelten heeft, doet hij ver
standig daar eenigen tijd een toom kippen te
laten loopen. Ook zij verorberen de kwatwor-
mien met graagte. Des avonds komen ze wel
te voorschijn en zij bewr—!~t- J
van opvangen, door glazen of teege bloem
potten tat den rand in den bodem te graven,
waarin'de vette dieren dan vallen, zonder er
weer uit te kunnen1 komen.
Op dte ontginningen in' (het Oosten' van ons
land klaagt mien soms zeer over dte groote
schade, diie de emelten er aanrichten.
Wanneer zich daar meer vogels ophielden,
zou men er stellig den last niet hegben. De
langbeenmuggen kenmerken zich' door, de
naam zegt het reeds, lange pooten, die heel
los aan het ijf zitten. Wanneer men den vin
ger op een dier pooten zet, laat het dier de
zen in den steek en gaat er met een poot
minder van door. Ook sprinkhanen doen dit
en de hagedis laat wel een stuk van den
staart in den steek, wanneer dit dOor een vo
gel iis aangegrepen. Zoo laten sommige die
ren een' Lichaamsdeel schieten, om aan een
vijand te kunnen ontkomen.
Van de steekmug (Culex pipiens), die het
ons zoo lastig kan maken, willen we alleen
zeggen, dat er wel 500 sóórten, waarvan een
dozijn in ons land, op dte wereld voorkomen.
Ze zetten hare eieren in het water af, waar
we ze dikwijls in vlotjes van een paar hon
derd kunnen aantreffen. Daar kan men later
ook de larven en poppen vinden. Van deze
muggen kan men de mannetjes herkennen
aan de mooi gepluimde sprieten. Zij steken
niet, maar de wijfjes doen dit wel met het
doel om bloed te zuigen, en ze doen dit zoo
goed van zieken als van gezonden en zijn
zoo dikwijls de overbrengsters van smetstof
fen.
Ook de gevreesde Malariamug (Anophe
les maculipenines) is de verbreidster van de
ziekte, waarnaar rij genoemd is. Aan den
schuinen' stand, dien ze heeft, wanneer ze
tegen den muur zit, kan men haar dadelijk
onderscheiden van de steekmuggen.
Den volgenden keer .willen we nog enkele
vliegen en horzels bezien.
J. DAALDER Dz.
tevens een vingerwijzing voor het voorkomen
van verliezen in den mest. Het is n.l. noodza
kelijk ontleding en uitspoeling van den mest
hoop zooveel mogelijk tegen te gaan.
Van veel invloed op de samenstelling van den
mest is het strooisel dat in de stallen wordt
gebruikt. Niet alleen bevatten deze strooisels
min of meer plantenvoedende stoffen, doch
hun waarde ontieenen ze voor een groot deel
ook aan het vermogen, om de vloeibare uit
werpselen vast te houden. Hoe beter ze dit
doen, hoe grooter hun waarde voor ften mest
hoop. Uit net onderstaande staatje moge blij
ken, hoeveel kilo's plantenvoedende stoffen
voorkomen in 1000 Kilte van de verschillende
artikelen, die als strooisel worden gebruikt
In de laatste kolom is aangegeven het water
vasthoudend vermogen in procenten, d.w.z.
hoeveel Kilo's water worden vastgehouden
door 100 Kilo strooisel.
s I •s-a
i Si
143 810 5.2 3.4 10.
160 791 10.3 2.9 19.4
100 797 10.4 3.6 9.0
300 783 10 1.1 2.1
140 819 10 2.2 2.9
300 600 5.2 0.8 0.7
381
160
288
800
25
Wil men dus zijn grond niet uitputten en
tevens den oogst zoo hoog mogelijk opvoe
ren, dan zullen plantenvoedende stoffen aan
den grond toegediend moeten worden; m. a.
w. men zal moeten mesten. De oudste manier
is wel het toedienen van Btalmest, in de laat
ste jaren is het gebruik van kunstmeststoffen
meer en meer toegenomen. Den stalmest kan
men een volledige mest noemenhij bevat
stikstof, kali, phosphorzuur en kalk, terwijl
hij bovendien het humus-gehalte van den bo
dem kan verhoogen. We willen deze zaken
eens wat nauwkeuriger bekijken.
Onder stalmest verstaat'men de vaste en
vloeibare uitwerpselen van paard, koe,
schaap en varken, vermengd met het strooisel
Uit het onderstaande staatje blijkt, dat het er
wel degelijk op aankomt, of vaste en vloeiba
re uitwerpselen met elkaar vermengd zijn.
Ter verklaring diene, dat het staatje aangeeft
het aantal kilo's van elk der stoffen, voorko
mende in 1000 Kilo vaste of vloeibare uit
werpselen. Va vast, VI. vloeibaar.
Paard. Koe. Schaap. Varken,
va. vl. va. vl: va. vl. va. vl.
Water 757 901 838 938 655 872 820 967
Organ, stof 211 71 145 35 314 83 150 28
Stikstof 4,4 15,2,9 5,8 5,3 19,5 6 4,3
Fosforzuur 3,5 1,7 3,1 0,1 4,1 0,7
Kali 3,5 15 1 14,9 1,9 22,6 2,6 8,3
Kalk 1,5 4,5 3,4 0,3 4,6 1,6 0,9 -
Bovenstaande cijfers zijn gemiddelden; bij
een eiwitrijke voeding zal b.v. het stikstofge-
ïalte hooger kunnen zijn. Vooral de samen
stelling van den varkensmest is aan groote
Raman van SILAS IL HQCMIMQ.
Uil bat gngstoab
IT)
Jane trok weer haar wenkbrauwen samen
en vond dat Winifred allesbehalve eerbiedig
was jegens iemand van lord Impey's stand en
positie. Maar als zij zich onaangenaam
weuschte te maken, des te beter.
„U heeft gelijk, zeer zeker", zet Impey
lachend. „Maar toch is het geloof algemeen
bekend, dat neuzen eenige aanwijzing van
iemands karakter geven. Er wordt van Na
poleon gezegd, dat hij bij de keuze van zijn
generaals door hun neuzen werd geleid."
„Heel waarschijnlijk", zei ze, „want er zijn
sommige neuzen, waarvoor ik altijd op den
loop ga als ik ze om een hoek zie piepen. Zij
doen mij denken aan een signaal van gevaar
op de spoorlijn."
men
aan of Napoleon werd) geïnfluenceerd zoowel
Richard Bardell trad binnen.
,'t Verheugt mij' zeer u te zien, mylord"
zei Bardell meer dan voterkomenri, terwijl hij
met uitgestoken' hand op hem toetrad, ,,'k Ben
verrukt. Deze jonge meisjes hebben u toch,
hoop ik, niet verveeld?"
„Neen1, zeker niet," antwoordde Impey la
chend. „Zij hebben mij uitstekend' geamu
seerd."
„Hoe is t mogelijk, dat u zoo iets beeft dur-
den bodem. Men kan er
;en zich dan over
wel een gedeelte
ven zeggen, mr. Bardell," protesteerde Wini
fred. „Jane en ik kunnen toch onmogelijk
iemand vervelen. 'De waarheid is, dat lord
Impey ons een verhandeling over neuzen heeft
gegeven en ons uitgenoodigdi heeft in 't bij
zonder een stndie van zijn neus te maken. Wij
hebben hem geamuseerd door aandachtig
naar hem te luisteren. U weet hoe graag man
nen aan hét woord zijn. Ik vrees, dat wij hem
eenigazins teleurgesteld hebben, wijl onze be
langstelling niet nog grooter was, maar ziet
u, het onderwerp of liever het bewuste
voorwerp
„Werkelijk, Winifred," viel Jane haar op
een streng afkeurenden toon in dte rede.
Impey lachte hartelijk. Hoe meer hij Wini
fred leerde kennen, des te meer werd hij ver
liefd op haar. Haar levendigheid, haar open
hartigheid, haar vroolijkheid, haar vlugge
geest, haar totaal vrij zijn van eenige affecta
tie, palmden hem' geheel en al in.
Wel, my'
met ons aineerén?" bracht Bardell in het
/el, mylord, zou u niet willen blijven en
midden. „U zou dat best kunnen doen, nu u
toch hier is, namelijk als u met ons gemis
aan vormelijkheid genoegen wilt nemen. Wi;
zullen ons allen daardoor vereerd gevoe
len
„Ja, doet u dat," stemde Jane in.
„Bet is heel vriendelijk van u," zei Impey
aarzelend, maar
„O, het komt voor een keer niet op een
avondtoilet aan", viel Bardell hem in de rede.
„Noemt u het anders de lunch, als u het ver
kieslijker vindt."
Impey wierp een blik op Winifred, maar zi
keek het raam uit.
„U moet natuurlijk voor lid nemen wat de
pot schaft," ging Bardell zalvend voort,
„maar mijn dochter is een goede huishoud
ster, dus u kan u er wel op verlaten, dat er
voldoende zal wezen."
schommelingen onderhevig, daar geen dier op
zoo verschillende wijze gevoed wordt als dit.
In den winter zal de samenstelling van den
mest anders zijn dan in den zomer. In dit jaar j
getijde wordt de mest trouwens niet verzameld j
tenzij het vee ook dan op stal staat, wat in
sommige streken van ons Land het geval nog
is. De hoeveelheid water in de verschillende
mestsoorten is verbazend groot; het minst
in paarden- en schapenmest. Deze zijn poreu
zer eu gaan gemakkelijk tot ontbinding over,
waarbij vrij veel warmte ontwikkeld kan
worden. Aan deze eigenschap heeft de paar-
denmest zijn gebruik als broeimest te danken.
De organische stoffen, zooals eiwitachtige
stoffen, komen hoofdzakelijk in de vaste uit
werpselen voor. Het stikstofgehalte der
vloeibare uitwerpselen is belangrijk grooter
dan dat der vaste. Ook de kali komt vooma-
Stroa v. graas
v. booties
v. erwtan
Heide
Boombladeren
Turfstrooisel
Zand
Onderwerpen we dit staatje aan een eenigs-
zins nauwkeuriger beschouwing, dan blijkt,
dat het water gehalte dier verschillende strooi
selsoorten betrekkelijk gering, het gehalte aan
organische stoffen en daardoor ook het Stik
stofgehalte, groot is. Het sitroo der graan
soorten en turfstrooisel staat in dit opzicht
het laagst. Intusschen hecht men, hieraan
niet te groote waarde, omdat sommige dezer
artikelen, zooais he!de, zeer modelijk ontle
den, waardoor slechts een gering deel der
stikstof tot werking komt. Belangrijker is het
watervasthoudend vermogen. Is dit bij de
stroosoorten1 al zeer groot zij- kunnen on-
;eveer 4 maal hun gewicht aan water vast
houden turfstrooisel staat in dezen ver bo
ven aan met 8 maal die hoeveelheid Als de
boeren hierop alleen behoefden te letten, zou
den ze zeer zeker allien turfstrooisei als lig
ging voor hun dieren kiezen. Als zoodanig
zijn er echter nadeelen aan verbonden. Zand,
dat in sommige streken van ons land ook noj
als strooisel in stallen wordt gebruikt, bed
al zeer weinig waarde als zoodanig en voor
den mesthoop.
Ten slotte krijgen we dan bij de verzameling
van al deze stoffen den stalmest, die, al naar
hij meer of minder op den mesthoop tot ont
binding is overgegaan, de volgende samenstel
ling heeft:
Verceh 750 812 1.0 1.8 4J 4.9
Matig verrst 710 102 B. 3.0 6.3 7.
Stark verrol 700 145 6.8 8. 5. 8.8
De getallen geven al weder aan, hoeveel
kilo's van de verschillende stoffen voorkomen
in 1000 kilo's stalmest Bij nauwkeurige be
schouwing dezer cijfers begin zoo'n kar met
stalmestfets te gelijken op een- St. Nicolaas-
pakket: het lijkt heel wat, doch de werkelijke
waarde is gering. Per 1000 kilo 750 kilo wa
ter is heel wat. maar je hebt er riet veel aan.
En de stikstof? Sommige onderzoekers stel
len ze niet hooger dan op de helft van de
waaide van de stikstof in chilisalpeter. Als
dat waar is, zou 1 baal chilisalpeter voor de
stikstofvoeding der planten evenveel waarde
hebben als 6000 K.G. stalmest. Intusschen
heeft de stalmest boven kunstmeststoffen en-
kele voordeden, doch hierover later.
Dekker, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K. te
Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer, H. E.
Lantinga, Haarlem, HL Lindeboom, Amster
dam en- S. v. d. Neer, Noord-Scharwoude.
UIT DE DAMWERELD.
't Is in den Nedi Dambond op 't oogenblik
ook niet heelemaal „pais en vreê." Zondag j.l.
is ten minste een buitengewone algem. verg.
gehouden. De Haas is, na scherpe critiek uiic-
eoefenri te hebben op het beleid van den
ondssecretaris H. J. van den Broek te Rot
terdam, afgetreden als hoofdredacteur van
het Bondsorgaan en als bestuurslid. Ook de
heer Ballefeld is afgetreden. Gortmans be
dankte als probleemredacteur enz. Wij weten
van de verschillende oorzaken dezer twee
dracht het fijne niet en zullen er daarom ook
niet verder óver uitwijden. Maar betreuren
doen wij! het wel, datook in den schijnbaar
zoo sterken bond, weer de splijtzwam bezig
is, haar vernietigend werk te verrichten'. Mis
schien hebben wij' weldra gelegenheid nog
eens op deze kwestie terug te komen.
SIMULTAANSéANCE.
De Alkmaarsche Schaak- en Damclub
V. V. V. hoopt weldra de verschillende dam
liefhebbers in de gelegenheid te stellen, deel
te nemen aan een Simultaanséance. Ieder
speler, van welke kracht ook, zal daar kun
nen meedoen. Plaats en tijd zullen' in den
loop der volgende week per advertentie in dit
blad worden bekend gemaakt.
UIT DE PARTIJ.
De volgende stand' is uit een partij tus-
schen J. van Geemen met wit en J. de Haas
met zwart.
WM
Zw. 2, 4, 8, 9, 12, 13. 14, 15, 18, 21, 22,26.
W. 24, 29, 31, 33, 34, 36, 37, 39, 40, 42,
43, 48.
wit meent het gevaar te onitloopen door een
verloop
1. 34—30?
(4338 is sterker)
1. 14—20 (dreigt
18—23)
2. 43—38. 2. 20—25.
3. 39—34. 3. 9—14.
4. 4035. 4. 14—19.
5. 48—43. 5. 21—27 (dreigt
27—32)
Wit meent bet gevaarte onttoopen door een
schijf te offeren, maar zwart maakt daarna de
partij uit.
6. 33—28. 6. ,22 33.
7.31:22, 7.18:27.
B. 29—23. 8.19:28.
9. 38 29. 9. 28—32.
10.37:28. 10.15—20.
11.24:15. 11. 4—10.
12.15:4. 12.13—19.
13. 4:31. 13.26:39.
14.34:43. 14.25:32
Heel fraai I
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 464 van C. de Graaf, Amster
dam.
in de urine voor, terwijl fosforzuur
hierin zeer weinig wordt aangetroffen. Ver
menging van beide soorten uitwerpselen ver
hoogt het stikstof- én kaligehalte Hierin ligt
AAN DE DAMMERS I
Met dank voor de ontvangen opl. van pro
bleem no. 463.
Stand.
Zw. 8, 9, 10, 13, 14, 18, 19, 20, 22, 23, 27.
W. 25, 29, 30, 31, 34, 37, 40, 42,- 45, 47,
49.
Oplossing.
1.42—38. 1.27:36.
2. 29—24. 2. 20 29.
3.25—20. 3.14:25.
4.47-41. 4.36:47.
5. 37—32. 5. 47 33.
6. 32—28. 6. 23 32.
7. 34 5. 7. 25 34.
8. 40 9 en wint.
Goede opl. ontvingen wij van de heerem:
M. Beers, D. de Boer, R. w. T. Bosman, P.
„O, wat dat betreft koester ik geen vrees,"
zei Impey lachend.
„Dan houden we het voor afgesproken, my
lord. Ik zal uw chauffeur vragen naar het
dienstbodenvertrek te gaan. De huishoudster
zaï daar wel voor hem zorgen. Het diner ia
denk is om zeven uur, zooals gewoonlijk, hé,
Jane?"
„Ja vader."
gaan mylord en Lk nu naar de biblio
theek en steken 'n sigaar op," en hij stond op
en geleidde Impey de kamer uit.
Toen de deur zich achter hen had gesloten,
wendde Jane zich met van toom fonkelende
oogen tot Winifred.
„Werkelijk Winifred," zei ze streng, „Ik
begrijp niet hoe je durfde zeggen, wat je
hebt gezegd."
„Hè, wat is er nu aan de hand?" vroeg
Winifred onschuldig.
„Wat er is? Wel je steekt hem bijna den
gek aan. Ik houd het er voor ,dat hij in zijn
hart is beleedigd, maar natuurlijk hij is te
veel een heer om dat te toonen."
„Als hij beleedigd is zal hem dat geen
kwaad doen," merkte Winifred lachend op.
,;Bovendien heeft hij al den tijd' om er voor
het diner over heen te komen."
„Ja, maar je moet toch bedenken
„O, ik zal onder het eten zoo bedeesd zijn
als een schoolmeisje," was het lachende ant
woord en zij liep weg om zich te kleeden,
Het diner werd een tamelijk plechtig maal
Impey en Winifred1 zaten tegenover elkaar.
'Hij, Impey en Jane spraken net meest.
Jane deed haar best om zijn lordschap voor
zich alleen te hebben en dat gelukte uiterma
te. Winifred sprak slechts wanneer zij werd
toegesproken. Bardell sprak nooit veel op
den besten van alle tijden, maar hij gaf zich
toch moeite af en toe een paar woorden in het
midden te brengen.
impey keek telkens weer naar zijn vis a
vis, maar zij: hielld haar oogen afgewend. Zij
doorzag Jane's spel en had er volkomen vre
de mee, dat die deed wai zij, goedvond. Het
amuseerde tiaar bijzonder en al en toe speel
de er een glimlach, dien zij niet kon onder
drukken, om de hoeken van haar mond.
Jane was vlug van begrip en dus merkte
zij heel goed, d»t al sprak lrnpey ook tot haar
ziju gedachten dikwijls ergens anders waren.
Zijn veelvuldige blikken over de tefel deden
haar vreezen, dat Winifred het voorwerp van
die gedachten was.
Zij haatte op dat oogenblik bijna de vrien
din barer zuster. Ziji had haar nog nooit zoo
mooi gevonden, haar nooit zoo bijzonder
goed gekleed gezien. Haar stilzwijgen en
uaar ernst maakte haar nog aantrekkelijker.
Na het diner begaven zij zich weer naar
het salon. Bardell kwam na een kort bezoek
aan Adela terug en opende met veel drukte
de piano.
„Adela zou je gaarne hooien zingen, Wini
fred," zei hij. „Zij is heel veel beter, weer bij
na de oude."
„Ja, toe, zingt u," smeekte Impey.
Jane fronste haar wenkbrauwen», dloch zei
niets.
„Je zult toch zeker niet weigeren," zei Bar
dell vleiend.
Winifred beweerde dat haar stem heele
maal schor was, maar zij moest toch eindelijk
toegeven.
Zij zong als altijd met gevoel en teeder-
heid. Haar stem, een volle alt. was zorgvul
dig geoefend. Zij wist ook welke liederen het
meest geschikt voor haar waren'.
De deuren waren terwille van Adela open
worpen en het was voor Adela, dat Wini-
d zong.
Het zieke meisje luisterde met oogen vol
tranen, dte nu en' dam overvloeiden en over
Zw. 7, 12, 13, 18, 19, 20, 24, 29, 30 en
haar wangen rolden.
Jane nam, haar handwerkje weerop en liet
haar naald iivberig op en neer gaan. Impey
stond naast Winifred en sloeg de muziekbla
den om. Bardell gromde van groote voldoe
ning.
Er was dien nacht een Lid van de familie,
dat niet sliep.
HOOFDSTUK VIII.
Een bezoek aan de stad.
Eens per week bracht Winifred een be
zoek aan haar bovenhuis in de stad, ten ein
de met haar dienstboden te spreken en zich te
overtuigen hoe de zaken daar na haar afwe
zigheid stonden.
Het zou minder kostbaar zijn geweest als
zij haar huis had gesloten of haar dienstbo
den kostgeld gegeven had, maar gelukkig be
hoefde zij geen zuinigheid te betrachten.
'Haar oude huishoudster was haar kindermeid
geweest en zou haar leven voor haar jonge
meesteres gegeven hebben. Haar beide vrou
welijke dienstboden waren bijna in dezelfde
mate aan haar gehecht. Geheel anders 'dan
vele bedienden wisten zij een goede behande
ling te waardeeren en toonden dat door zoo
goed' mogelijk hun best te doen. Vandaar dat
de dienstboaenkwelling, dte de vloek van zoo
vele huishoudingen is en een voortdurende
agitatie voor zoovele dames, Winifred voorbij
ging. „Zoo mevrouw, zoo dienstmeid1", is een
zeer oud' gezegde en daarin kan wel eenige
waarheid schuilen.
Twee of drie dagen na de gebeurtenissen
in het laatste hoofdstuk vermeld, bracht Wini
fred haar gewoon bezoek aan de stad. Zij
vond alles in de beste orde, de eenige
klacht van haar dienstboden was, dat zij-niet
genoeg te doen hadden.
Word* vervolgd.
IV*. Ml. 1917*
"o T3 U
fa S a
g) DU
400
Water. Org.it. Stikstof, Poiforz. Kali. Kalk.
ZW'w,
9Ü