link Eifit m m s m. u m m m m u m m m m m m m m a m s m m m JÜ WWWWE 1 i M a§ Damrubriek. Honderd en Negentiende Jaargang. Zaterdag 13 Oct lUliliti©. Vrijstelling van kostwinners. 0?er muggen ®n ander© twöö-vleugeMg© insecten. „Oorlogstuintjes/' FEUILLETON. Een man's werk. De BURGEMEESTER der gemeente ALKr MAAR maakt bekend, dat omtrent de bier- ondier genoemde ingeschrevenen) voor die mili- tie, lichting 1918, dezer gemeente, op him aanvrage om vrijstelling van den dienst we gens kostwinnerschap, door Gedeputeerde Staten dezer provide die achter ieders naam vermelde uitspraak fs gedaan: Namien der ingeschrevenen. Uitspraak. Ursem, NI vrijgesteld voorgoed. Wit, P. id. idem. Schot, B. NL ld. voor één jaar. Kroon van der, G. W. kL idem. Sigault, J Tliijn van, K. Verbeme, J. E. Visser, J. Welbergen, D. G>. J. Bol, P. Borjeson, S. Dekker, HL L. Hoeben, C. Jl. Mulder, P. J. Nieuwenhuijzen, Riell van, C id. id. id. id. id. id id id. id. id. T. J. F. id id. idem, idem, idem, idem, idem, idem, idem, idem, idem, idem, idem, idem. Van deze uitspraken kan gedurende TIEN DAGEN, te rekenen van den datum dezer bekendmaking, bij,1 de Koningin in beroep wor den gekomen, t lo. door den ingeschrevene, wien de uit spraak geldt, of door zijn vader, moeder, voogd of curator; 2o. door elk der overige voor de gemeente ingeschrevenen of dloor zijn vader, moeder, voogd of curator; 3o. door den Commissaris der Koningin in die provincie. De personen, onder lo. en 2o. bedoeld, moe ten het verzoekschrift, waarbij in beroep wordt gekomen, behoorlijk met redenen omkleedten en ter secretarie dezer gemeente inleveren. Verzoekschriften, niet ingericht of niet in geleverd dp dte hierboven aangegeven wijze, kunnen geen gevolg hebben. De aandacht wondt er op gevestigd, dat de vrijstelling dien militieplichtige niet ontheft van zijne verplichting om ingelijfd en ge oefend te worden en om zoo noodig verdèr in werkelijken dienst te blijven, daar de vrijstel ling eerst op een later, thans nog onzeker, tijdstip zal ingaan. Alkmaar, 12 October 1917. De Burgemeester voornoemd', G. RIPPING. Muggen en vliegen, neen, daar houden'we nu eenmaal niet vanZe maken het ons te lastig, zoowel bij nacht, als bij dag. Wat kost het een moeite), düe woonkamer zonder vliegen, de slaapkamer zonder muggen) te houden. En als men dian die vieze beesten, die zoo even misschien nog op den mesthoop zaïtem, plaats ziet nemen oip brood en boterham, dan roept men onwillekeurig: „den dood aan de vlie gen!" En datzelfde doet men zeker ten op zichte van die muggen, wanneer ze ons 's avonds met tartend gegons om het hoofd vliegen en ons des morgens jeukende plekken en; bulten hebben bezorgd. En was -dat nog maar het eettigel Want het zondenregister van deze tweevleugelige insecten (Diptera) is nog veel grooter, daar ze dikwijls de overbrengers zijn van ver schillende ziekten. 'Men hoort dikwijls zeg gen), dat, als het ware, iemand de koorts op het lijf gegooid is. 'De oorzaak van die koorts kan geweest zijn het bezoek van oen enkele steetomugi of vlieg. Zulke kleine dieren zijn de overbrengers dikwijls van cholera, ma laria, 'typhus, gelfe koorts en nog wel andere ziekten. Doch niet alleen maken ze menschen en dieren ziek, ook veroorzaken ze veel plan tenziekten, zooals de koolvlieg, de wortel- vlieg en dte Hessische mug en honderd ande- ré dit doen. En zoo zouden er verscheidene bladzijden gevuld kunnen worden, alleen met Itiladh, -i ten t van muggen en vueget Allerlei middtelen ter bestrijding worden dan ook aanbevolen, em winkeliers maken meer malen goede zaken met den verkoop van „vliegenvangers", „vltegenipapier", „insecten- poeder", enz. Onwillekeurig doet zich dte vraag voor, wat of dergelijke kleine wezens nu wel op aarde doen en zeker meent men, dat deze veel schooner zou zijn, wanneer er geen mug gen 'en vliegen waren. Maar dan zou daar tegenover gezegd' kunnen1 worden, dat de na tuur zeker minder schoon zou wordten, als al deze diertjes niet bestonden. Ieder wezctje heeft nu eenmaal zijn plaats in de wereld, en dikwijls is de mensch, die zich zoo gaarne als het pronkjuweel dier schepping beschouwt, te bekrompen, om het nut van meer dere dier soorten te ontdldkken. De „tweevteugelige In secten", boevaet last ze ons ook aandoen, be- kleediem dan ook een zeer belangrijke plaats in de natuur. De debetzijide moge zeer groot schijnen, ook aan den kant van het credit vindt men veel geboekt en daarom zijn ook deze „vervloekte" dieren onze belangstelling overwaard. We hebgen in hen te zien echte opruimers, „schoonmakers" en vernielers van datgene, wat die menschen gaarne willen mis sen. We hebben dan te 'kijken naar de larven (maden) en minder naar die volkomen in secten (imago's). Verreweg .die meeste larven toch voeden zich. met orgamsdhen afval, zoo wel van planten1 als van dieren. Vliegen en muggen leggen hare eieren daar, waar de marten, onmiddellijk voedsel kunnen vinden, d.i, in vuilnis, mest, molm enz. Zoo worden vele grootere en kleinere lijken, die heel wat schadelijke gassen zouden kunnen afgeven, „weggegeten". Talrijke) schadelijke rupsen worden gedood door dte parastetvliegen, en groot is het aantal bladluizen, dat door de larven van 'de zweefvliegen wordt uitgezogen. Vele planten hebben haar voortbestaan te danken aan vliegen, die, als onbewuste liefde boden en gedreven door eigenbelang, voor de zoo noodige bestuiving zorg dragen. Er zijn planten, die uitsluitend door vliegen bestoven worden. En dan, zonden er niet zeer vele andere dieren, als vogels, visscihen, ampbibiën en reptielen, den hongerdood moeten1 sterven, wanneer er geen larven, poppen en imago's van muggen' en vliegen waren? Meer zou genoemd kunnen worden, doch 't is zeker voldoende duidelijk, dat ook in deze wezentjes goed en kwaad voor de men schen hand aan hand gaan, en dat 't ook hier moeaelijfc uit te maken zal zijn, of we de twee- vleugeligen wel zouden kunnen missen. Ook hier is ons weten nog weinig en de last valt gewoonlijk veel eerder op dan het genoegen en het voordeel zulks doem We zullen verder van een' paar soorten, die we in onze onmiddellijke nabijheid kunnen waarnemen, het een en ander mededeelen. Te genwoordig nog zien we ze gedurig aan gla zen en wanden zitten en ook des avonds om de lamp (waar deze nog licht geeft) vliegen langbeenmuggen, die men ook wel „spekmaai- ers" noemt. We kunnen de Langbeenmug (Tipula ole- racea), de grootste onzer muggen, dikwijls dansende bewegingen op de weide zien ma ken, waarbij» ze telkens even met het achter einde de aarde aanraken. Men behoeft niet bang te zijjn, dat deze miuggen ons zullen steken, want dat kunnen ze niet. Dat lijkt al zeer onschuldig. De mug zelve doet dan ook geen kwaad, al voorspellen die dansende vliegbewegingen niet veel goeds. Bij iedere aanraiirmig van den grond tomen uit de punt van het achterlijf een paar eitjes te voorschijn, waaruit na een dag of acht lar ven voor den dag komen. Deze emelten, zoo- als ze gewoonlijk heeten (men noemt ze elders ook wel hamel en kwatworm) hebben grooten honger, dlie maar moeilijk gestild kan worden'. Ze doen eveniwel hun best daartoe en knagen daarom zondter ophouden aan vezels en wor tels van planten tot grooten spijt van de landlieden. Somtijds zijn er zooveel van deze dieren in den bodem, dlat op geheele gedeelten eter landerijen geen gras of andtere planten te voorschijn komen. En deze larftoestand duurt bijba een1 jaar; eerst dan veranderen ze in poppen, waaruit in Juli en Augustus de langbeenmuggen te voorschijn komen. In sommige streken treft men dan heele scharen van deze muggen aam. Gelukkig dat ze ook weer hare vijanden hebben, en dat de larven gaarne door sommige vogelsoorten gegeten worden; vooral dte kokmeeuw en de kleine zee meeuw zijn er verzot op. En waar de boer veel last van deze emelten heeft, doet hij ver standig daar eenigen tijd een toom kippen te laten loopen. Ook zij verorberen de kwatwor- mien met graagte. Des avonds komen ze wel te voorschijn en zij bewr—!~t- J van opvangen, door glazen of teege bloem potten tat den rand in den bodem te graven, waarin'de vette dieren dan vallen, zonder er weer uit te kunnen1 komen. Op dte ontginningen in' (het Oosten' van ons land klaagt mien soms zeer over dte groote schade, diie de emelten er aanrichten. Wanneer zich daar meer vogels ophielden, zou men er stellig den last niet hegben. De langbeenmuggen kenmerken zich' door, de naam zegt het reeds, lange pooten, die heel los aan het ijf zitten. Wanneer men den vin ger op een dier pooten zet, laat het dier de zen in den steek en gaat er met een poot minder van door. Ook sprinkhanen doen dit en de hagedis laat wel een stuk van den staart in den steek, wanneer dit dOor een vo gel iis aangegrepen. Zoo laten sommige die ren een' Lichaamsdeel schieten, om aan een vijand te kunnen ontkomen. Van de steekmug (Culex pipiens), die het ons zoo lastig kan maken, willen we alleen zeggen, dat er wel 500 sóórten, waarvan een dozijn in ons land, op dte wereld voorkomen. Ze zetten hare eieren in het water af, waar we ze dikwijls in vlotjes van een paar hon derd kunnen aantreffen. Daar kan men later ook de larven en poppen vinden. Van deze muggen kan men de mannetjes herkennen aan de mooi gepluimde sprieten. Zij steken niet, maar de wijfjes doen dit wel met het doel om bloed te zuigen, en ze doen dit zoo goed van zieken als van gezonden en zijn zoo dikwijls de overbrengsters van smetstof fen. Ook de gevreesde Malariamug (Anophe les maculipenines) is de verbreidster van de ziekte, waarnaar rij genoemd is. Aan den schuinen' stand, dien ze heeft, wanneer ze tegen den muur zit, kan men haar dadelijk onderscheiden van de steekmuggen. Den volgenden keer .willen we nog enkele vliegen en horzels bezien. J. DAALDER Dz. tevens een vingerwijzing voor het voorkomen van verliezen in den mest. Het is n.l. noodza kelijk ontleding en uitspoeling van den mest hoop zooveel mogelijk tegen te gaan. Van veel invloed op de samenstelling van den mest is het strooisel dat in de stallen wordt gebruikt. Niet alleen bevatten deze strooisels min of meer plantenvoedende stoffen, doch hun waarde ontieenen ze voor een groot deel ook aan het vermogen, om de vloeibare uit werpselen vast te houden. Hoe beter ze dit doen, hoe grooter hun waarde voor ften mest hoop. Uit net onderstaande staatje moge blij ken, hoeveel kilo's plantenvoedende stoffen voorkomen in 1000 Kilte van de verschillende artikelen, die als strooisel worden gebruikt In de laatste kolom is aangegeven het water vasthoudend vermogen in procenten, d.w.z. hoeveel Kilo's water worden vastgehouden door 100 Kilo strooisel. s I •s-a i Si 143 810 5.2 3.4 10. 160 791 10.3 2.9 19.4 100 797 10.4 3.6 9.0 300 783 10 1.1 2.1 140 819 10 2.2 2.9 300 600 5.2 0.8 0.7 381 160 288 800 25 Wil men dus zijn grond niet uitputten en tevens den oogst zoo hoog mogelijk opvoe ren, dan zullen plantenvoedende stoffen aan den grond toegediend moeten worden; m. a. w. men zal moeten mesten. De oudste manier is wel het toedienen van Btalmest, in de laat ste jaren is het gebruik van kunstmeststoffen meer en meer toegenomen. Den stalmest kan men een volledige mest noemenhij bevat stikstof, kali, phosphorzuur en kalk, terwijl hij bovendien het humus-gehalte van den bo dem kan verhoogen. We willen deze zaken eens wat nauwkeuriger bekijken. Onder stalmest verstaat'men de vaste en vloeibare uitwerpselen van paard, koe, schaap en varken, vermengd met het strooisel Uit het onderstaande staatje blijkt, dat het er wel degelijk op aankomt, of vaste en vloeiba re uitwerpselen met elkaar vermengd zijn. Ter verklaring diene, dat het staatje aangeeft het aantal kilo's van elk der stoffen, voorko mende in 1000 Kilo vaste of vloeibare uit werpselen. Va vast, VI. vloeibaar. Paard. Koe. Schaap. Varken, va. vl. va. vl: va. vl. va. vl. Water 757 901 838 938 655 872 820 967 Organ, stof 211 71 145 35 314 83 150 28 Stikstof 4,4 15,2,9 5,8 5,3 19,5 6 4,3 Fosforzuur 3,5 1,7 3,1 0,1 4,1 0,7 Kali 3,5 15 1 14,9 1,9 22,6 2,6 8,3 Kalk 1,5 4,5 3,4 0,3 4,6 1,6 0,9 - Bovenstaande cijfers zijn gemiddelden; bij een eiwitrijke voeding zal b.v. het stikstofge- ïalte hooger kunnen zijn. Vooral de samen stelling van den varkensmest is aan groote Raman van SILAS IL HQCMIMQ. Uil bat gngstoab IT) Jane trok weer haar wenkbrauwen samen en vond dat Winifred allesbehalve eerbiedig was jegens iemand van lord Impey's stand en positie. Maar als zij zich onaangenaam weuschte te maken, des te beter. „U heeft gelijk, zeer zeker", zet Impey lachend. „Maar toch is het geloof algemeen bekend, dat neuzen eenige aanwijzing van iemands karakter geven. Er wordt van Na poleon gezegd, dat hij bij de keuze van zijn generaals door hun neuzen werd geleid." „Heel waarschijnlijk", zei ze, „want er zijn sommige neuzen, waarvoor ik altijd op den loop ga als ik ze om een hoek zie piepen. Zij doen mij denken aan een signaal van gevaar op de spoorlijn." men aan of Napoleon werd) geïnfluenceerd zoowel Richard Bardell trad binnen. ,'t Verheugt mij' zeer u te zien, mylord" zei Bardell meer dan voterkomenri, terwijl hij met uitgestoken' hand op hem toetrad, ,,'k Ben verrukt. Deze jonge meisjes hebben u toch, hoop ik, niet verveeld?" „Neen1, zeker niet," antwoordde Impey la chend. „Zij hebben mij uitstekend' geamu seerd." „Hoe is t mogelijk, dat u zoo iets beeft dur- den bodem. Men kan er ;en zich dan over wel een gedeelte ven zeggen, mr. Bardell," protesteerde Wini fred. „Jane en ik kunnen toch onmogelijk iemand vervelen. 'De waarheid is, dat lord Impey ons een verhandeling over neuzen heeft gegeven en ons uitgenoodigdi heeft in 't bij zonder een stndie van zijn neus te maken. Wij hebben hem geamuseerd door aandachtig naar hem te luisteren. U weet hoe graag man nen aan hét woord zijn. Ik vrees, dat wij hem eenigazins teleurgesteld hebben, wijl onze be langstelling niet nog grooter was, maar ziet u, het onderwerp of liever het bewuste voorwerp „Werkelijk, Winifred," viel Jane haar op een streng afkeurenden toon in dte rede. Impey lachte hartelijk. Hoe meer hij Wini fred leerde kennen, des te meer werd hij ver liefd op haar. Haar levendigheid, haar open hartigheid, haar vroolijkheid, haar vlugge geest, haar totaal vrij zijn van eenige affecta tie, palmden hem' geheel en al in. Wel, my' met ons aineerén?" bracht Bardell in het /el, mylord, zou u niet willen blijven en midden. „U zou dat best kunnen doen, nu u toch hier is, namelijk als u met ons gemis aan vormelijkheid genoegen wilt nemen. Wi; zullen ons allen daardoor vereerd gevoe len „Ja, doet u dat," stemde Jane in. „Bet is heel vriendelijk van u," zei Impey aarzelend, maar „O, het komt voor een keer niet op een avondtoilet aan", viel Bardell hem in de rede. „Noemt u het anders de lunch, als u het ver kieslijker vindt." Impey wierp een blik op Winifred, maar zi keek het raam uit. „U moet natuurlijk voor lid nemen wat de pot schaft," ging Bardell zalvend voort, „maar mijn dochter is een goede huishoud ster, dus u kan u er wel op verlaten, dat er voldoende zal wezen." schommelingen onderhevig, daar geen dier op zoo verschillende wijze gevoed wordt als dit. In den winter zal de samenstelling van den mest anders zijn dan in den zomer. In dit jaar j getijde wordt de mest trouwens niet verzameld j tenzij het vee ook dan op stal staat, wat in sommige streken van ons Land het geval nog is. De hoeveelheid water in de verschillende mestsoorten is verbazend groot; het minst in paarden- en schapenmest. Deze zijn poreu zer eu gaan gemakkelijk tot ontbinding over, waarbij vrij veel warmte ontwikkeld kan worden. Aan deze eigenschap heeft de paar- denmest zijn gebruik als broeimest te danken. De organische stoffen, zooals eiwitachtige stoffen, komen hoofdzakelijk in de vaste uit werpselen voor. Het stikstofgehalte der vloeibare uitwerpselen is belangrijk grooter dan dat der vaste. Ook de kali komt vooma- Stroa v. graas v. booties v. erwtan Heide Boombladeren Turfstrooisel Zand Onderwerpen we dit staatje aan een eenigs- zins nauwkeuriger beschouwing, dan blijkt, dat het water gehalte dier verschillende strooi selsoorten betrekkelijk gering, het gehalte aan organische stoffen en daardoor ook het Stik stofgehalte, groot is. Het sitroo der graan soorten en turfstrooisel staat in dit opzicht het laagst. Intusschen hecht men, hieraan niet te groote waarde, omdat sommige dezer artikelen, zooais he!de, zeer modelijk ontle den, waardoor slechts een gering deel der stikstof tot werking komt. Belangrijker is het watervasthoudend vermogen. Is dit bij de stroosoorten1 al zeer groot zij- kunnen on- ;eveer 4 maal hun gewicht aan water vast houden turfstrooisel staat in dezen ver bo ven aan met 8 maal die hoeveelheid Als de boeren hierop alleen behoefden te letten, zou den ze zeer zeker allien turfstrooisei als lig ging voor hun dieren kiezen. Als zoodanig zijn er echter nadeelen aan verbonden. Zand, dat in sommige streken van ons land ook noj als strooisel in stallen wordt gebruikt, bed al zeer weinig waarde als zoodanig en voor den mesthoop. Ten slotte krijgen we dan bij de verzameling van al deze stoffen den stalmest, die, al naar hij meer of minder op den mesthoop tot ont binding is overgegaan, de volgende samenstel ling heeft: Verceh 750 812 1.0 1.8 4J 4.9 Matig verrst 710 102 B. 3.0 6.3 7. Stark verrol 700 145 6.8 8. 5. 8.8 De getallen geven al weder aan, hoeveel kilo's van de verschillende stoffen voorkomen in 1000 kilo's stalmest Bij nauwkeurige be schouwing dezer cijfers begin zoo'n kar met stalmestfets te gelijken op een- St. Nicolaas- pakket: het lijkt heel wat, doch de werkelijke waarde is gering. Per 1000 kilo 750 kilo wa ter is heel wat. maar je hebt er riet veel aan. En de stikstof? Sommige onderzoekers stel len ze niet hooger dan op de helft van de waaide van de stikstof in chilisalpeter. Als dat waar is, zou 1 baal chilisalpeter voor de stikstofvoeding der planten evenveel waarde hebben als 6000 K.G. stalmest. Intusschen heeft de stalmest boven kunstmeststoffen en- kele voordeden, doch hierover later. Dekker, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K. te Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga, Haarlem, HL Lindeboom, Amster dam en- S. v. d. Neer, Noord-Scharwoude. UIT DE DAMWERELD. 't Is in den Nedi Dambond op 't oogenblik ook niet heelemaal „pais en vreê." Zondag j.l. is ten minste een buitengewone algem. verg. gehouden. De Haas is, na scherpe critiek uiic- eoefenri te hebben op het beleid van den ondssecretaris H. J. van den Broek te Rot terdam, afgetreden als hoofdredacteur van het Bondsorgaan en als bestuurslid. Ook de heer Ballefeld is afgetreden. Gortmans be dankte als probleemredacteur enz. Wij weten van de verschillende oorzaken dezer twee dracht het fijne niet en zullen er daarom ook niet verder óver uitwijden. Maar betreuren doen wij! het wel, datook in den schijnbaar zoo sterken bond, weer de splijtzwam bezig is, haar vernietigend werk te verrichten'. Mis schien hebben wij' weldra gelegenheid nog eens op deze kwestie terug te komen. SIMULTAANSéANCE. De Alkmaarsche Schaak- en Damclub V. V. V. hoopt weldra de verschillende dam liefhebbers in de gelegenheid te stellen, deel te nemen aan een Simultaanséance. Ieder speler, van welke kracht ook, zal daar kun nen meedoen. Plaats en tijd zullen' in den loop der volgende week per advertentie in dit blad worden bekend gemaakt. UIT DE PARTIJ. De volgende stand' is uit een partij tus- schen J. van Geemen met wit en J. de Haas met zwart. WM Zw. 2, 4, 8, 9, 12, 13. 14, 15, 18, 21, 22,26. W. 24, 29, 31, 33, 34, 36, 37, 39, 40, 42, 43, 48. wit meent het gevaar te onitloopen door een verloop 1. 34—30? (4338 is sterker) 1. 14—20 (dreigt 18—23) 2. 43—38. 2. 20—25. 3. 39—34. 3. 9—14. 4. 4035. 4. 14—19. 5. 48—43. 5. 21—27 (dreigt 27—32) Wit meent bet gevaarte onttoopen door een schijf te offeren, maar zwart maakt daarna de partij uit. 6. 33—28. 6. ,22 33. 7.31:22, 7.18:27. B. 29—23. 8.19:28. 9. 38 29. 9. 28—32. 10.37:28. 10.15—20. 11.24:15. 11. 4—10. 12.15:4. 12.13—19. 13. 4:31. 13.26:39. 14.34:43. 14.25:32 Heel fraai I Ter oplossing voor deze week: Probleem 464 van C. de Graaf, Amster dam. in de urine voor, terwijl fosforzuur hierin zeer weinig wordt aangetroffen. Ver menging van beide soorten uitwerpselen ver hoogt het stikstof- én kaligehalte Hierin ligt AAN DE DAMMERS I Met dank voor de ontvangen opl. van pro bleem no. 463. Stand. Zw. 8, 9, 10, 13, 14, 18, 19, 20, 22, 23, 27. W. 25, 29, 30, 31, 34, 37, 40, 42,- 45, 47, 49. Oplossing. 1.42—38. 1.27:36. 2. 29—24. 2. 20 29. 3.25—20. 3.14:25. 4.47-41. 4.36:47. 5. 37—32. 5. 47 33. 6. 32—28. 6. 23 32. 7. 34 5. 7. 25 34. 8. 40 9 en wint. Goede opl. ontvingen wij van de heerem: M. Beers, D. de Boer, R. w. T. Bosman, P. „O, wat dat betreft koester ik geen vrees," zei Impey lachend. „Dan houden we het voor afgesproken, my lord. Ik zal uw chauffeur vragen naar het dienstbodenvertrek te gaan. De huishoudster zaï daar wel voor hem zorgen. Het diner ia denk is om zeven uur, zooals gewoonlijk, hé, Jane?" „Ja vader." gaan mylord en Lk nu naar de biblio theek en steken 'n sigaar op," en hij stond op en geleidde Impey de kamer uit. Toen de deur zich achter hen had gesloten, wendde Jane zich met van toom fonkelende oogen tot Winifred. „Werkelijk Winifred," zei ze streng, „Ik begrijp niet hoe je durfde zeggen, wat je hebt gezegd." „Hè, wat is er nu aan de hand?" vroeg Winifred onschuldig. „Wat er is? Wel je steekt hem bijna den gek aan. Ik houd het er voor ,dat hij in zijn hart is beleedigd, maar natuurlijk hij is te veel een heer om dat te toonen." „Als hij beleedigd is zal hem dat geen kwaad doen," merkte Winifred lachend op. ,;Bovendien heeft hij al den tijd' om er voor het diner over heen te komen." „Ja, maar je moet toch bedenken „O, ik zal onder het eten zoo bedeesd zijn als een schoolmeisje," was het lachende ant woord en zij liep weg om zich te kleeden, Het diner werd een tamelijk plechtig maal Impey en Winifred1 zaten tegenover elkaar. 'Hij, Impey en Jane spraken net meest. Jane deed haar best om zijn lordschap voor zich alleen te hebben en dat gelukte uiterma te. Winifred sprak slechts wanneer zij werd toegesproken. Bardell sprak nooit veel op den besten van alle tijden, maar hij gaf zich toch moeite af en toe een paar woorden in het midden te brengen. impey keek telkens weer naar zijn vis a vis, maar zij: hielld haar oogen afgewend. Zij doorzag Jane's spel en had er volkomen vre de mee, dat die deed wai zij, goedvond. Het amuseerde tiaar bijzonder en al en toe speel de er een glimlach, dien zij niet kon onder drukken, om de hoeken van haar mond. Jane was vlug van begrip en dus merkte zij heel goed, d»t al sprak lrnpey ook tot haar ziju gedachten dikwijls ergens anders waren. Zijn veelvuldige blikken over de tefel deden haar vreezen, dat Winifred het voorwerp van die gedachten was. Zij haatte op dat oogenblik bijna de vrien din barer zuster. Ziji had haar nog nooit zoo mooi gevonden, haar nooit zoo bijzonder goed gekleed gezien. Haar stilzwijgen en uaar ernst maakte haar nog aantrekkelijker. Na het diner begaven zij zich weer naar het salon. Bardell kwam na een kort bezoek aan Adela terug en opende met veel drukte de piano. „Adela zou je gaarne hooien zingen, Wini fred," zei hij. „Zij is heel veel beter, weer bij na de oude." „Ja, toe, zingt u," smeekte Impey. Jane fronste haar wenkbrauwen», dloch zei niets. „Je zult toch zeker niet weigeren," zei Bar dell vleiend. Winifred beweerde dat haar stem heele maal schor was, maar zij moest toch eindelijk toegeven. Zij zong als altijd met gevoel en teeder- heid. Haar stem, een volle alt. was zorgvul dig geoefend. Zij wist ook welke liederen het meest geschikt voor haar waren'. De deuren waren terwille van Adela open worpen en het was voor Adela, dat Wini- d zong. Het zieke meisje luisterde met oogen vol tranen, dte nu en' dam overvloeiden en over Zw. 7, 12, 13, 18, 19, 20, 24, 29, 30 en haar wangen rolden. Jane nam, haar handwerkje weerop en liet haar naald iivberig op en neer gaan. Impey stond naast Winifred en sloeg de muziekbla den om. Bardell gromde van groote voldoe ning. Er was dien nacht een Lid van de familie, dat niet sliep. HOOFDSTUK VIII. Een bezoek aan de stad. Eens per week bracht Winifred een be zoek aan haar bovenhuis in de stad, ten ein de met haar dienstboden te spreken en zich te overtuigen hoe de zaken daar na haar afwe zigheid stonden. Het zou minder kostbaar zijn geweest als zij haar huis had gesloten of haar dienstbo den kostgeld gegeven had, maar gelukkig be hoefde zij geen zuinigheid te betrachten. 'Haar oude huishoudster was haar kindermeid geweest en zou haar leven voor haar jonge meesteres gegeven hebben. Haar beide vrou welijke dienstboden waren bijna in dezelfde mate aan haar gehecht. Geheel anders 'dan vele bedienden wisten zij een goede behande ling te waardeeren en toonden dat door zoo goed' mogelijk hun best te doen. Vandaar dat de dienstboaenkwelling, dte de vloek van zoo vele huishoudingen is en een voortdurende agitatie voor zoovele dames, Winifred voorbij ging. „Zoo mevrouw, zoo dienstmeid1", is een zeer oud' gezegde en daarin kan wel eenige waarheid schuilen. Twee of drie dagen na de gebeurtenissen in het laatste hoofdstuk vermeld, bracht Wini fred haar gewoon bezoek aan de stad. Zij vond alles in de beste orde, de eenige klacht van haar dienstboden was, dat zij-niet genoeg te doen hadden. Word* vervolgd. IV*. Ml. 1917* "o T3 U fa S a g) DU 400 Water. Org.it. Stikstof, Poiforz. Kali. Kalk. ZW'w, 9Ü

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5