IB Cllt as i m a MJÈJËJêT» lerug ran lodlö saai Holland. Najaarsveemarki Damrubriek. i I i i i M9Ê li? m Zaterdag 8 Ifov Jaarlijksehe Sekontw „Oorlogstuintjes." FBDILLMTOB. Een man's werk. Orer mmggea en vliegen. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene ken nis, dat bij gelegenheid der NAJAARSVEE- MARKT, op DINSDAG 6 NOVEMBER a.s., welke des MIDDAGS TE 12 UUR AAN VANGT, HET VEE NIET VÓÓR DES MOR GENS 11 UUR TER MARKT ZAL MOGEN WORDEN AANGEVOERD Voorts, dat de AANVOER op WOENS DAG 7 NOVEMBER e.k. NIET zal mogen plaats hebben vóór 6 UUR des morgeus, daar vóór dien tijd geen behoorlijke keuring van het VEE kan plaats vinden in verband met het weinige kunstlicht, hetwelk beschik baar is. Alkmaar, 2 November 1917. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING. Voorzitter. DONATH, Secretaris. Gewicht. 27 Jan. 4400 K.G. 6 Sept. 2960 K.G. Org. stof. 752.4 K.G. 380.7 K.G. Stikstof. 16.28 K.G. 10.83 K.G. Afgen. 1440 K..G 371.7 K.G. 5.45'K.G. In 7 maand was dus het gewicht met een derde verminderd, de hoeveelheid organische stof met de helft, het stikstofgehalte eveneens met ongeveer derde. Een zélfde proef werd genomen gedurende de wintermaanden met den volgenden uit slag: Gew'cht. 8 Dec. 4400 K.G. 23Mrt. 3708 K.G. Org. stof. Stikstof. 670.56 K.G. 17.84 K.G. 554.35 K.G. 14.64 K.G BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ALKMAAR brengen bij deze ter kennis van belanghebbenden', dat op WOENSDAG 14 NOVEMBER dezes jaars, door den Opzichter over den Hout en de Plantsoenen zal worden gehouden de over: De oude Zandersloot, beginnende bij het bruggetje in den Kennemersingel, benevens de i loevervaart. De sloot langs de Egelenburgerlaan en Ropjesku.il tot den weg naar de begraaf plaats. De ringsioot om de Cadettenschool. De Bleekersloot, loopende van den Nieuw- landarsingel af en de nieuwe Zandersloot, beide tot aan de banscheiding van Heiloo. De sloot, loopende van het Baanpad af ach ter langs de baan h uizen, tot het pad van' Overdie. - De sloot van de le Kanaalstraat af ten Zuiden van de huizen van' het Zeglis tot het Kanaal. De sloot loopende ten Zuiden van het wet land behooremïe bij „Oostwijk" en verder tot het Kanaal. Pe slooten loopende langs de Zuidzijde van den Schermerweg. Wordende alle eigenaars of gebruikers van perceelen AAN en LANGS die slooten lie gende, aangemaand om van de gezegd,e sloo ten, en wel ieder voor zoover zijn eigendom zich daar langs uitstrekt, de kanten af te maaien, het kroos en afgemaaide op te ha len, alsmede die slooten uit te diepen en het zané benevens len molder, te hunnen koste ter weerszijden daaruit op te halen, ALLES OP ZOODANIGE DIEPTE EN ONDER DIE BOETE EN STRAFBEPALINGEN, ALS BIJ DE BESTAANDE VERORDENIN GEN ZIJN VASTGESTELD. Burgemeestér en Wethouders voorn., G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, dén 2 November 1917. Door een bemesting met stalmest bereikt men dus een tweeledig doel: lo. brengt men plantenvoedende stoffen in den bodem; 2o. wordt de grond verrijkt met humusvormende stoffen. Vooral met betrekking tot het laatste wordt de stalmest door sommigen, en niet ge heel ten onrechte, hoog gewaardeerd. We hebben gezien, dat ten opzichte van beide punten nog al een en ander viel af te dingen. Wat gebeurt er nu met den stalmest, indien hij een tijdlang bewaard moet worden, b.v. op den mesthoop Zooals met alle organische stoffen het geval is, gaat hij hier tot ontbin ding over en verandert successievelijk van versche, in matig of sterk verrotten mest. Na tuurlijk gaan hiermede verliezen gepaard1 en een verandering van samenstelling. Uit proe ven is duidelijk gebleken, 'dat deze veranderin gen in het koude jaargetijde niet gelijk zijn aan die in de meer warme maanden. Onder staande cijfers kunnen dat aantoonen: Afg. 692 K.G. 116 21 K.O. 3.2 K.G. In 3% maand was dus het gewicht venin- derd met bijna één zesde, de hoeveelheid org. stof, en de stikstof met ruim één zesde. Per maand is er dus minder organische stof ver loren geraakt. Overigens is het verschil niet groot. Gaan we dé cijfers van het eerste tabel letje nóg eens na, dan zien we, dat van 1440 K.G., die verloren is geraakt, 370 K.G. onge veer op rekening van de organische stof moet worden gesteld, de andere 1070 K.G. was water, ongeveer één derde deel van de in die 4400 K.G. voorkomende hoeveelheid. De kali en de kalk, benevens het fosforzuur zijn be houden gebleken, ja, het gehalte aan déze stoffen is in den sterk verrotten mest pro- centisch toegenomen. Op 't oog lijkt 'dit eenigszins apocrief, doch bij nadere beschou wing is de zaak zeer eenvoudig. Volgens vo rige opgave bevat 1000 K.G. versche stal mest 750 K.G. water, 212 K.G. org. stof, 3.9 K.G. stikstof, 4.5 K.G. kali, 4.9 K.G. kalk en 1.8 K.G. fosforzuur. Nemen we nu. op grond van de bovengénoemde proeven aan, dat na verloop vann eenigen tijd één derde van het water en de helft van' de organische stof verloren is geraakt, dan bedraagt diit verlies totaal 250 106 356 K.Q. en is van' die 1000 K.G. nog aanwezig 644 K.G. waarin voorkomt 500 K.G. water, 106 K.G. org. stof, 2.6 K.G. stikstof, 4.5 K.G. kali, 4.9 K.G. kalk en11.8 K.G. fosforzuur. Om te weten hoeveel van deze stoffen in 1000 K.G. van de zen mest voorkomen, moeten deze getallen met 1000/64« vermenigvuldigd worden en vinden we ruim 776 K.G. water, bijna 170 K.G. organische stof, ruim 4 K.G. stikstof, 7 K.G. kali, 7.5 K.G. kalk en bijna 3 K.u. phosphorzuur. Het watergehalte is dus ver hoogd en de hoeveelheid organische stof ver minderd, terwijl de plantenvoedende stoffen er in grootere hoeveelheid in voorkomen. En nu het practische nuf van deze beschou wingen. Het is dit: wil men voor bemesting stalmest gebruiken of is men' in de gelegen heid, dezen .te koopen, dan heeft men er wel degelijk op te letten, of men met verschen, of met eenigen tijd bewaarden stalmest heeft te doen. Hecht men de meeste waarde aan den stalmest als aanbrenger van humusachtige stoffen, dan ts versche stalmest te verkiezen, deze is het rijkst aan organische stoffen. Lef men op de hoeveelheid plantenvoedende stof fen, dan is matige of sterk verrotte stalmest beter; in dezelfde hoeveelheid mest komen deze toch in meerdere mate voor en men kan dus met een geringere hoeveelheid volstaan. Van veel belang hierbij is de wijze, waarop de mest bewaard is. Heeft men de mestlagen afwisselend opgestapeld mét lagen humus- rijken grond, dan heeft men de meeste kans, dat bij de verrotting van den mest weinig stiksfofverlies plaats gehad heeft. Een be kend feit is het, dat zulke grond uitstekend in staat is, de bij de ontleding gevormde am moniak, die de ontwijkende stikstof bavat, te binden. Wat Ln dit artikel van stalmest is ge zegd, geldt in hoofdzaak ook voor compost. Ook deze ontleedt min of meer bij langdu rige bewaring, wat duidelijk uit de verminde ring der hoeveelheid blijkt. Roouta van S1L-AS IC. HOCKttïQ. Utt llflt 31) Jane had haar netten voor lord Impey ge spannen. Als hij kwam had' zij volkomen Be slag op hem gelegd, had haar best gedaan hem aan te trekken en zich met buitengewo ne zorg gekleed. Zelfs Adela had gezien wat er gaande was en de hoop gekoesferdi, dat hij haar ten huwelijk zou vragen. roen kwam dat laatste bezoek en Jane was daarbij tot de ontdekking gekomen dat zij niet die .attractie was. Jaloezie had zich van haar meester gemaakt. Zij had geen reden jaloersch te wezen, maar dat deed er niet toe misschien verbeeldde zij zich, dat zij die had en als men niet zien kan, dat de zon ih het water schijnt Maar wat had zij gezegd of op bedekte wijze te kennen gegeven of waarop gedoeld? Haar wangen m begonnen steeds meer te gloeien. Zij had hét bewijs, dat Jane op een punt had gelogen. Had zij dat ook op andere punten gedaan? En zoo ja, welken vorm haddén haar leugens aangenomen? Een vrouw zonder zedelijkheidsgevoel en die geen eerbied voor de waarheid heeft kan zich tot alles vernederen zou zelfs haar goeden naam kunnen aanrandén en zij bezat geen middelen om zich te verdedigen. Zij gevoelde zich doodop toen zij thuis kwam en sliep dien nacht bijna niet. Lord Impey verliet Londen den volgenden morgen met den' Continental Express. Hi; wist niet, dat Richard Bardell en Adela Aan het slot van het vorig artikel werd ge zegd, dat nog het een en1 ander zou volgen over vliegen' en horzels; over muggen werd reeds het voornaamste gezegd. Dan volgt nu iets.over vliegen en wel in de eerste plaats over de Kamervlieg (Musea domestica), die ons het meest van nabij bekend is. En dan v'nden we het begin bi; malen telkens ten geta de eieren, die eenigc e van meer dan hon derd, gelegd worden. Elke vrouwelijke vlieg legt dan zoo ongeveer een 500 eieren, en wel in mest, biji voorkeur versche paardJenmest, en ook in vuilnisfaokken enz. Daarin vinden de maden, die reeds een paar dagen, nadat de eieren gelegd zijn, te voorschijn komen, hun voedsel. denzelfden trein reisden. Zij ontmoetten el kaar op dé boot. Impey zat op het bovenste dek en keek over het Kanaal, dat even effen was als een binnen landsch meer, waarbij hij met een ellendig gevoel aan zijn toekomst dacht. Zijn kort gesprek met Winifred den vorigen avond had z-ijn onrust nog aanmer kelijk vergroot. Hij was weggegaan om haar te vergeten, maar hij begon -reeds te twijfelen of die stap wel verstandig was. Diep ln zijn hart verlangde hij haar niet te vergeten. De voorzichtigheid mocht den weg voorschrij ven, dien hij nam, maar zijn hart kwam daar openlijk tegen in opstand. Zij was zoo mooi, zoo vriendelijk, zoo innemend, dat van haar wegloopen gelijk scheen te staan met zich te vergrijpen aan het beste deel van zich zelf en het mooiste te vertrappen, dat in zijn leven was gekomen. Midden onder deze overpeinzingen klonk er een stem naast hem„Wel zeker, ik vergis mij niet. U is lord Impey?" Hij stond dadelijk op en stak zijn hand uit. Hij kon niiet zeggen, dat hij_aangenaam ver rast was bij het zien van Richard Bardell, want hij wenschte ongestoord en alleen te zijn. „Dat is een onverwacht genoegen," zei Bardell stralend; „Ik hoop, dat u het goad maakt, my lord1?" „Ja, dank u. En hoe gaat het uw dochter, mr. Bardell?" „Beter. Ik kan tot mijn vreugde zeggen, dat zij snel in beterschap'toeneemt. Ik breng haar Voor verandering van Lucht éh omgeving naar Zwitserland." „Is zij dns bij u?" „Ja, beneden. Mag ik u met haar in ken nis brengen? U heeft haar nooit ontmoet, is t wel?" „Neen, nooit." Bardell ging voor naar beneden en Im- Deze maden missen oogen en pooten en ze hebben' deze ook niet noodig, daar ze ie mid den van het voedsel geboren worden en dus maar hebben te eten. Wie het niet weet, zal' in deze slanke, doorzichtige diertjes) de toekom stige lastposten voor onze kamers niet her kennen. In het verbruiken van rottende bestandldec- len mogen we meer nut dan schade zien, al hebben we dan ook later van de imago's, dat zijn de volkomen vliegen, veel leelijks te vree- zen. Als de made ongeveer twee weken loog niets heeft gedaan dan eten, is ze volwassen gewordien en' dan verpopt zij zich in eui klein rond tonnetje, waaruit, als de omstandighe den niet ongunstig zijn, mede'na een veertien dagen de vlieg te voorschijn komt. Mijc. zoontje verbaasde zich r-.r eens over, dat de kamervliegen alle zoo ongeveer even I ,root waren en er geen halfwasjes en andere leinere exemplaren onder vóórkwamen. Hij begreep toen nog niet, dat er vier toestanden, qi. die van ei, made, pop en imago voorkwa men- en dat het alleen de maden zijn, die in verschillende grootten voorkomen. Later heb ben we eens versche paahdlenmest in een stop- flesch geborgen, daar vlaegen in gedaan en toen de géheele ontwikkeling duidelijk waar genomen. Wanneer alle maden tot volledige ontwik keling kwamen, zouden1 we de gansche aarde weldra overdekt vinden met vliegen. De Ame- rikaansche enthomoloog Howard toch onder zocht XJB K.G. paardenmest en vpnd daarin niet minder dan 306 vliegeneieren, larven en poppen, zoodat er uit een K.G. ongeveér een 2500 te voorschijn kunnen1 komen. En als men nu weet, dat er in één zomer eep 5 6 geslachten geboren worden, kan men gemak kelijk nagaan, dat er in Augustus ontelbare vliegen moeten zijn. Gelukkig, dat vogel» en ook wel andere dieren zorgen dat er millioe- nen niet tot ontwikkeling kornet, of de vol komen' dieren wegsnappen. Duidelijk is het nu ook, waarom de vogels zoo telkens de mesthoopen uiteenkrabben en we kunnen ze er niet genoeg dankbaar voor zijn. Hebben we er in het vorig artikel op gewezen, dat de muggen de overbrengsteis kunnen zijn van verschillende ziektekiemen, ook de vliegen hebben we als zoodanig te beschouwen. Ze zitten in allerlei vuil. Wanneer men het einde van een vliegenpoot onder een microscoop beziet, zal men zich verbazen over de vuile massa, die zich laat zien. De vliegen gaan uit en in de menschelijke woningen, vliegen van het beddegoed eens choleralijders bij een an der binnen en brengen zoo de bacillen over op onze etenswaren en de kiemen der zoozeer besmettelijke ziekte gaan mede naar binnen. Zoo verbreidt de vlieg'ook tering, typhus en vooral de diarrhee. die men- des zomers zoo dikwijls bij kleine kinderen aantreft. En zoo blijkt het, dat we zooveel mogelijk de kamervlieg buiten onze vertrekken dienen te houdlen. Zooveel mogelijk de mest om onze woningen opruimen, zoodat er geen broedge- legenheid voor de vliegen ia, kan aanbevolen worden. Ook kan men de mest met kalk en creolin bestrooien en zorgen, dat alles zoo rein mogelijk blijft, 't Is nu ook duidelijk, dat men op de boerderijen steeds meer vliegen zal aantreffen, dan in de steden, waar men min der miest heeft. In het najaar treft men dikwijls een ziekte onder de vliegen aan. Men vindt dan dikwijls doode voorwerpen tegen zoldering en wam den, waarvan het gezwollen achterlijf om ringd is door een wit poeder. Dit is een schimmel, die het dier gedood heeft, 't Is wel Jammer, dat deze ziekte zich niet in het voorjaar vertoont, n.l. voor de geweldige voortplanting. „Wanneer de vliegen zoo steken, komt er regen," wordt er wel eens gezegd. En ieder heeft wel eens zoo'n priem, zelfs door de kous heen, beet gekregen. Ook h'iervan beschuldigt men gewoonlijk de kamervlieg. Toch is dit onjuist, want deze vlieg kan Wel zuigen en baar prooi bevochti gen, maar niet steken. Dat is net werk van een andere vlieg, die bij donker weer wel in onze woningen komt en het dan op ons bloed voorzien heeft. Ze heet dan ook steekvlieg (Stomoxys calcitrans) en gelijkt veel op de kamervlieg, zoodat we haar gewoonlijk pas ontdekken, wanneer ze door steken' hare aanwezigheid verraadt. Zijn het bij de muggen alleen de wijfjes, die ons ge voelig kunnen priemen, bij de steekvliegen doen beide sexen het. Kan men zoo'n «vlieg eens van nabij bezien, dan blijkt het, dat ze in het bezit is van een langen', dunnen zuiger, waarmede ze tevens door onze huid kan ste ken. De monddeelen van de kamervlieg zijn daartoe niet geschikt. Ook aan de steekvlieg wordt de versprei ding van verschillende ziekten toegeschreven, vooral die van de kinderverlamming Er zijn een zeer groot aantal vlicgensoor- ten, waarvan we er nog enkele, die gedurig bij Qns; voorkomen', vluchtig willen bezien. Boven of bij de bloemen kan men gedurig vliegen in de lucht zien „utaan", als het wa re. Dit zijn zweefvliegen en de meest voorko mende is misschien de Syrphus zibesie, die men kan kennen aan het geelrood van buik, sprieten en pooien. Ze snoepen gaarne van het zoete vocht uit verschillende oloemen en bevorderen daardoor zeer de kruisbestuiving. Verder zuigen de larven vele bladluizen uit, zoo dat we de zweefvliegen- als nuttige op- ruimsters hebben te beschouwen en we ze dus niet met angstig ec boos c-og hebben aau te zien. Ze behooren Voor tien mensch tot de nuttige dieren. Ze leggen de eieren op de bla deren, zoodat de larven' ook reeds in de na bijheid van het voedsel géboren worden. Als zeer nuttig mogen ook genoemd wor den de verschillende soorten van parasiet- vliegen, en dan is voor den boschbaas en den boomkweeker wel het meest nuttig de Non- vlinder-parasietvlieg (Parasetigena ®egrega- ta), die hare eieren legt in de rupsen- van den zoozeer gevreesden Nonvlinder, die meerma len talrijke hoornen van alle bladeren hebben beroofd. Als er vele van dergelijke vliegen aanwezig zijn, kan hierdoor zelfs een non- vlinderplaag tot staan gebracht worden en dan zal deze misschien in verscheidene jaren niet weer voorkomen. Men heeft hier dus ook wel degelijk in te zien, dat de macht van het kleine zeer groot kan zijn, jammer, dat we de mooie Brom- of Vleeschvlieg (Calli- phora erythrocep-hala) met hare blauwachti ge schakeeringsglanzen zoo gedurig in onze huizen aantreffen. Ze komt er enkel om hare eieren te leggen op vleesch, dat we niet dade lijk in de vliegenkast hebben, geborgen en bijna onmiddellijk komen de maden- er uit te voorschijn, om zich dadelijk aan het vleesch te goed te doen. De menschen zijn dan ge woonlijk op zulk vleesch niet meer gesteld en doen het dan, hoewel noode van de hand. Buiten kunnen we de Bromvlieg als nuttig beschouwen, daar de maden zich daar voe- den met allerlei vleeschafval. Een lastige vlieg is ook nog de Runder daas of Brems (Tabanus bovinus), die ge weldig steekt en aan menschen en dieren zelfs bloed aftapt. Den volgenden keer over horzel®. fl. DAALDER Dz. Zw. 7/10, 12, 14, 20, 23, 25, 26, 36. W. 33, 34, 35, 38, 39, 41/44, 48, 49, 50. Wit speelde nu: 1.33—29 1.36:47. 2.29:18. 2.12:23. 3,42—37. 3. 47:40 of 45. 4. 39—-34. 4. 40 of 45 29. 5.37—31. 5.26:37. 6. 48—42. 6. 37 39. 7. 44 11 1 I Zwart liet nu volgen 23—28 en wit 5044IJ Door dezen mooien zet werd zwart gedwongen een schijf te offeren, daar hij1 schijf 28 niet verplaatsen kan iop 28—33 volgt 44—39 en 49 40; op 28—32 volgt: 35—30, 44—39 en 49 27). In 't eind spel won-wit met 4 tegen 1. De tweede stand is vooral mooi door de problematieke ontleding pey volgde. Adela zat in een dekstoel met een zwaren reisdeken over de knieën. Zij zag er nog wei heel teer uit, maar haar wangen hadden een gezonden kleur en baar oogen stonder helder en vrooüjk. Bardell ging met veel drukte en een stra lend gezicht op haar af. „Ik wensch je in kennis te brengen, lieve, met een heer, van wiea je dikwijls hebt gehoord, maar dien jé nooit eerder hebt gezien. Dit is „O ik weet het, viel zij hem in de rede, terwijl zij overeind sprong eu haar hand uit stak. „Ik heb u reeds eens gfczicn. U Is lord Impey." „Ja," zei hij verbaasd kijkend, terwijl hij haar hand een oogenblik in de zijne hield, „maar waar of wanneer hebben wij elkaar ontmoet „Ik heb niet gezegd, dat wij elkaar ontmoet hebben," zei ze lachend. „Ik beweerde slechts dat ik u als eens gezien had. 'k vind het erg prettig, u nu te ontmoeten." Impey beschouwde haar met groote be langstelling. Zijn neef Jasper had zooveel over haar knap uiterlijk verteld dat hij verlangend was, haar nu zelf te beoordeelen. „Even- fraai als oranjebloesem," was zijn laatste beschrijving geweest en zeker, hij had de plank niet ver mis gehad'. Het verwon derde hem niet in het minst, dat Jasper ver liefd op haar was geworden. Hij liet zich in een onbezetten stoel naast haar neer. „Uheeft mijn nieuwsgierigheid opgewekt," zei hij glimlachend „Herinnert u zich den' laatsten keer, dat u een bezoek te Stonehurst bracht?" vroeg zij. „Heel goed." „Wel, Winifred en ik zaten voor het open raam en wij zagen u in dé oprijlaan aanko men. En ik heb. u toen, echt vrouwelijk, eens goed opgenomen," zei ze en lachte vroolijk AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem.no. 466 (auteur Sonier). Stand Zw. 8, 10, 13, 14, 16, 19, 20, 21, 24, 26, 40. W. 22, 23,27, 28, 32, 33, 34, 37, 38, 43, 45. Oplossing. 1.37—31. 1.40:18. 2. 33—29. 2. 24 42. 3. 28—23. 3. 26 17. 4. 23 3. 4. 21 32. 5. 3 48 en wint. Een1 prachtprobleem volgens den heer Kleu- te, v.n.l. door den fraaien stand. Goede oplossingen ontvingen wil van de heeren: M. Beers, D. de Boer, R. W. T. Bos man, P. Dekker, W. Blokdijk, P. Deugd, D. Gerling, J. Houtkooper, J. k, te Alkmaar, S. Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga, Haarlem, P. Kleute Jr., den Haag en H. Lin deboom, Amsterdam. AARDIGE COMBINATIES. Van den heer Kleute uit den Haag ontvin gen wij' weer een paar leuke slagzètten, die wij hieronder gaarne een plaatsje geven. 'De eerste slag is niet direct winnend, maar in 't eindspel werd de partij toch gewonnen. Zw. 4, 7, 9; IJ/14, 17, 18, 26. W. 23, 24, 27', 29, 33, 35, 37, 38, 39, 42, 44, 47. Wij speelde 2721, waarna zwart 1116 liet volgen. Wit won 'toen door: 1.39—34. 1.16:27. 2 37—31. 2. 26 48. 3. 33—28. 3. 48 19. 4 28—22! 4. 19 40. 5.22:2. 5.40:23. 6. 2:81 Jammer alleen, dat zwart in den diagram stand reeds twee schijven achter is. Ter oplossing voor deze week: Probleem 467 van P. Kleute Jr. den Haag. Hij schrikte even en zijn voorhoofd trok zich ui rimpels „Bedoelt u met Winifred, miss Willoughby?" vroeg hij. „Wel, natuurlijk. Ik zou met hebben gewe ten, wie u was, als zij er niet geweest was om mij dat mee te deelen." „En dus herkende u mij weer?" vroeg hij met Inspanning, want zijn gedachten waren ergens anders. „O ja, dadelijk," zei ze glimlachend. „En du zou ik gaarne zeggen, hoe zeer ik uw vriendelijkheid heb op prijs gesteld om na.nr mij te kouten informeer en „O, dat wa® de moeite niet waard." zei hij haastig. Hij kwam zich als een huichelaar in tiaar bijzijn voor, want hij was niet om ha rentwil gekomen, maar alleen in de hoop Winifred Willoughby te zullen odtmoeten. „Winifred was vreeselijk teleurgesteld, dat u niet ■Voor dé thee bleef," ging zij onschul dig voort, want zij wenschte u ovfer iets te spreken." „Waarom- kwam zij dan niet beneden?" „Zij wachtte tot dat er gebeld zou worden voor de thee en toen hoorden we de voor deur dicht slaan en naar buiten kijkend, za gen wij u weggaan." Hij gaf in de eerste oogenb likken geen ant woord, maar toen zei hij verstrooid: „Ik héb miss Willoughby gisterenavond in Pall Mall ontmoet. Zij zag er bijzonder goed uit vond ik." „O ja. Winifred mankeert nooit iets Ik houd het er voor, dat zij zoo gezond' is, wijl zij zulk een uitstekend humeur heeft en ook omdat zij zooveel heeft te doen." „Zij schijnt het knapjes druk te hebben." „Zoo druk als een heer, dien ik maar niet zal noemen, beweerde zij lachend. „Ik be nijd haar. Zij heeft geen tijd om aan zich zelf te denken. Zooveel vrouwen worden ziek, wijl zij niets beters hebben te dofen. Als ik Zw. 9, 12, 13, 14, 18, 19, 21, 22, 34, 35 en dam op 25. W. 29, 32, 33, 36, 37, 38, .40, 43, 44, 45, 47, 49, 50. Opl. voor of op 8 Nov. bureau v. d. blad. V. Het was euu koude, nevelige morgen, toen we voor Nagasaki aankwamen' tusschen de veie eilandjes doorvarende, die voor de haven liggen, en van welke een het bekende Decima ia, waar onze vlag lange jaren heeft ge wapperd, ook toen zij overal elder® in de we reld was néérgehaald om plaats ie rüaken, in 't vaderland zelve voor die Napoleonistische l ricolore in lndië voor de Bntsche Union- Jack die in zoovele overzeesche gewesten had gezegevierd over de Eransciien, óf over hen, dre goedschiks, kwaadschiks veronder steld werden, de bondgenooten te zijn van den Keizer, die. te land alle volkeren «an zich onderwierp en overwon. In lndië hebben we toen 't „Interregnum" van Rabies gehad een man die met vaste hand de kolonie regeerde, die hart bleek te hebben voor 't schoone Insulmde. hebben we b.v. aan hem niet de ontdekking en 't behoud van den onvergeiijkelijk-schoonen Boroeboe- doer te danken, den eeuwenouden Boeddha- tempel met z'n wondere bekoring voor hl wie weer sterk ben, is het mijn plan aar\ enkele van haar tallooze werkzaamheden dieel te ne men." „Als een middel om gezond te blijven zei hij met een glimlach. „Dat onder anderen. Het is verkeerd te veel te denkeu, vindt u ook niet? Wij kun- ucn het verleden toch niet bugedaan maken, kunnen met terugbrengen, wat wij verloren hebben," en een peinzende blik «kwam in haar oogen 1 Iet i beier vooruit te zien en ge duldig af te wachten, wat God ons zal zen- diep." „Ik gelooi, dat u gelijk heeft," antwoord de hij afgetrokken. Nu volgde er een Lange stilte Bardell was naar het andere eind van de boot gewandeld, wat Impey zeer kiesch van hem vond. „Heeft Jasper het u verteld vroeg zij ein delijk, waarbij, 'n donkere blos haar wangen kleurde. „Ja." „Daar ben ik blij om. U veroordeelt mij ze ker zeer „Ik.veroordeel u in 't geheel niet", viel hij haar in de rede. Zij draaide tiaar hoofd om en keek hem vragend aan. „Ik geloof, dat ik u begrijp" zei hij vol me degevoel. „Ik heb uw geschiedenis gehoord en ik ken Jasper. Toen u er in toestemde „Ik heb nooit toegestemd," verweerde zij zich „Ik werd gedreven. Ik had geen wil, mijn hart was dood. Het liet mij onverschil lig wat er gebeurde. O, ik ben zoo dankbaar, dat u het begrijpt." „Ja. ik begrijp het" antwoorddehij met warmte. „U kan altija op mijn sympathie re- kpnen." Er welden plotseling tranen in haar oogen x0 op en een tijdlang sprak geen van beide. Wordt vervolgd W«. 860. 1917. 3S T 11 T «111 B*—SLaa^r™-' 8-1 ~?f|.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5