IB Cllt
as i m a
MJÈJËJêT»
lerug ran lodlö saai Holland.
Najaarsveemarki
Damrubriek.
i I i i i
M9Ê li? m
Zaterdag 8 Ifov
Jaarlijksehe Sekontw
„Oorlogstuintjes."
FBDILLMTOB.
Een man's werk.
Orer mmggea en vliegen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ken
nis, dat bij gelegenheid der NAJAARSVEE-
MARKT, op DINSDAG 6 NOVEMBER a.s.,
welke des MIDDAGS TE 12 UUR AAN
VANGT, HET VEE NIET VÓÓR DES MOR
GENS 11 UUR TER MARKT ZAL MOGEN
WORDEN AANGEVOERD
Voorts, dat de AANVOER op WOENS
DAG 7 NOVEMBER e.k. NIET zal mogen
plaats hebben vóór 6 UUR des morgeus, daar
vóór dien tijd geen behoorlijke keuring van
het VEE kan plaats vinden in verband met
het weinige kunstlicht, hetwelk beschik
baar is.
Alkmaar, 2 November 1917.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING. Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Gewicht.
27 Jan. 4400 K.G.
6 Sept. 2960 K.G.
Org. stof.
752.4 K.G.
380.7 K.G.
Stikstof.
16.28 K.G.
10.83 K.G.
Afgen. 1440 K..G 371.7 K.G. 5.45'K.G.
In 7 maand was dus het gewicht met een
derde verminderd, de hoeveelheid organische
stof met de helft, het stikstofgehalte eveneens
met ongeveer derde.
Een zélfde proef werd genomen gedurende
de wintermaanden met den volgenden uit
slag:
Gew'cht.
8 Dec. 4400 K.G.
23Mrt. 3708 K.G.
Org. stof. Stikstof.
670.56 K.G. 17.84 K.G.
554.35 K.G. 14.64 K.G
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der gemeente ALKMAAR brengen bij deze
ter kennis van belanghebbenden', dat op
WOENSDAG 14 NOVEMBER dezes jaars,
door den Opzichter over den Hout en de
Plantsoenen zal worden gehouden de
over:
De oude Zandersloot, beginnende bij het
bruggetje in den Kennemersingel, benevens
de i loevervaart.
De sloot langs de Egelenburgerlaan en
Ropjesku.il tot den weg naar de begraaf
plaats.
De ringsioot om de Cadettenschool.
De Bleekersloot, loopende van den Nieuw-
landarsingel af en de nieuwe Zandersloot,
beide tot aan de banscheiding van Heiloo.
De sloot, loopende van het Baanpad af ach
ter langs de baan h uizen, tot het pad van'
Overdie. -
De sloot van de le Kanaalstraat af ten
Zuiden van de huizen van' het Zeglis tot het
Kanaal.
De sloot loopende ten Zuiden van het wet
land behooremïe bij „Oostwijk" en verder tot
het Kanaal.
Pe slooten loopende langs de Zuidzijde
van den Schermerweg.
Wordende alle eigenaars of gebruikers van
perceelen AAN en LANGS die slooten lie
gende, aangemaand om van de gezegd,e sloo
ten, en wel ieder voor zoover zijn eigendom
zich daar langs uitstrekt, de kanten af te
maaien, het kroos en afgemaaide op te ha
len, alsmede die slooten uit te diepen en het
zané benevens len molder, te hunnen koste
ter weerszijden daaruit op te halen, ALLES
OP ZOODANIGE DIEPTE EN ONDER
DIE BOETE EN STRAFBEPALINGEN,
ALS BIJ DE BESTAANDE VERORDENIN
GEN ZIJN VASTGESTELD.
Burgemeestér en Wethouders voorn.,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, dén 2 November 1917.
Door een bemesting met stalmest bereikt
men dus een tweeledig doel: lo. brengt men
plantenvoedende stoffen in den bodem; 2o.
wordt de grond verrijkt met humusvormende
stoffen. Vooral met betrekking tot het laatste
wordt de stalmest door sommigen, en niet ge
heel ten onrechte, hoog gewaardeerd. We
hebben gezien, dat ten opzichte van beide
punten nog al een en ander viel af te dingen.
Wat gebeurt er nu met den stalmest, indien
hij een tijdlang bewaard moet worden, b.v.
op den mesthoop Zooals met alle organische
stoffen het geval is, gaat hij hier tot ontbin
ding over en verandert successievelijk van
versche, in matig of sterk verrotten mest. Na
tuurlijk gaan hiermede verliezen gepaard1 en
een verandering van samenstelling. Uit proe
ven is duidelijk gebleken, 'dat deze veranderin
gen in het koude jaargetijde niet gelijk zijn
aan die in de meer warme maanden. Onder
staande cijfers kunnen dat aantoonen:
Afg. 692 K.G. 116 21 K.O. 3.2 K.G.
In 3% maand was dus het gewicht venin-
derd met bijna één zesde, de hoeveelheid org.
stof, en de stikstof met ruim één zesde. Per
maand is er dus minder organische stof ver
loren geraakt. Overigens is het verschil niet
groot. Gaan we dé cijfers van het eerste tabel
letje nóg eens na, dan zien we, dat van 1440
K.G., die verloren is geraakt, 370 K.G. onge
veer op rekening van de organische stof moet
worden gesteld, de andere 1070 K.G. was
water, ongeveer één derde deel van de in die
4400 K.G. voorkomende hoeveelheid. De kali
en de kalk, benevens het fosforzuur zijn be
houden gebleken, ja, het gehalte aan déze
stoffen is in den sterk verrotten mest pro-
centisch toegenomen. Op 't oog lijkt 'dit
eenigszins apocrief, doch bij nadere beschou
wing is de zaak zeer eenvoudig. Volgens vo
rige opgave bevat 1000 K.G. versche stal
mest 750 K.G. water, 212 K.G. org. stof,
3.9 K.G. stikstof, 4.5 K.G. kali, 4.9 K.G.
kalk en 1.8 K.G. fosforzuur. Nemen we nu.
op grond van de bovengénoemde proeven aan,
dat na verloop vann eenigen tijd één derde
van het water en de helft van' de organische
stof verloren is geraakt, dan bedraagt diit
verlies totaal 250 106 356 K.Q. en is
van' die 1000 K.G. nog aanwezig 644 K.G.
waarin voorkomt 500 K.G. water, 106 K.G.
org. stof, 2.6 K.G. stikstof, 4.5 K.G. kali, 4.9
K.G. kalk en11.8 K.G. fosforzuur. Om te weten
hoeveel van deze stoffen in 1000 K.G. van de
zen mest voorkomen, moeten deze getallen
met 1000/64« vermenigvuldigd worden en
vinden we ruim 776 K.G. water, bijna 170
K.G. organische stof, ruim 4 K.G. stikstof,
7 K.G. kali, 7.5 K.G. kalk en bijna 3 K.u.
phosphorzuur. Het watergehalte is dus ver
hoogd en de hoeveelheid organische stof ver
minderd, terwijl de plantenvoedende stoffen
er in grootere hoeveelheid in voorkomen.
En nu het practische nuf van deze beschou
wingen. Het is dit: wil men voor bemesting
stalmest gebruiken of is men' in de gelegen
heid, dezen .te koopen, dan heeft men er wel
degelijk op te letten, of men met verschen, of
met eenigen tijd bewaarden stalmest heeft te
doen. Hecht men de meeste waarde aan den
stalmest als aanbrenger van humusachtige
stoffen, dan ts versche stalmest te verkiezen,
deze is het rijkst aan organische stoffen. Lef
men op de hoeveelheid plantenvoedende stof
fen, dan is matige of sterk verrotte stalmest
beter; in dezelfde hoeveelheid mest komen
deze toch in meerdere mate voor en men kan
dus met een geringere hoeveelheid volstaan.
Van veel belang hierbij is de wijze, waarop
de mest bewaard is. Heeft men de mestlagen
afwisselend opgestapeld mét lagen humus-
rijken grond, dan heeft men de meeste kans,
dat bij de verrotting van den mest weinig
stiksfofverlies plaats gehad heeft. Een be
kend feit is het, dat zulke grond uitstekend
in staat is, de bij de ontleding gevormde am
moniak, die de ontwijkende stikstof bavat, te
binden. Wat Ln dit artikel van stalmest is ge
zegd, geldt in hoofdzaak ook voor compost.
Ook deze ontleedt min of meer bij langdu
rige bewaring, wat duidelijk uit de verminde
ring der hoeveelheid blijkt.
Roouta van S1L-AS IC. HOCKttïQ.
Utt llflt
31)
Jane had haar netten voor lord Impey ge
spannen. Als hij kwam had' zij volkomen Be
slag op hem gelegd, had haar best gedaan
hem aan te trekken en zich met buitengewo
ne zorg gekleed. Zelfs Adela had gezien wat
er gaande was en de hoop gekoesferdi, dat hij
haar ten huwelijk zou vragen.
roen kwam dat laatste bezoek en Jane was
daarbij tot de ontdekking gekomen dat zij
niet die .attractie was. Jaloezie had zich van
haar meester gemaakt. Zij had geen reden
jaloersch te wezen, maar dat deed er niet toe
misschien verbeeldde zij zich, dat zij die
had en als men niet zien kan, dat de zon
ih het water schijnt
Maar wat had zij gezegd of op bedekte
wijze te kennen gegeven of waarop gedoeld?
Haar wangen m begonnen steeds meer te
gloeien. Zij had hét bewijs, dat Jane op een
punt had gelogen. Had zij dat ook op andere
punten gedaan? En zoo ja, welken vorm
haddén haar leugens aangenomen? Een
vrouw zonder zedelijkheidsgevoel en die geen
eerbied voor de waarheid heeft kan zich tot
alles vernederen zou zelfs haar goeden
naam kunnen aanrandén en zij bezat geen
middelen om zich te verdedigen.
Zij gevoelde zich doodop toen zij thuis
kwam en sliep dien nacht bijna niet.
Lord Impey verliet Londen den volgenden
morgen met den' Continental Express. Hi;
wist niet, dat Richard Bardell en Adela
Aan het slot van het vorig artikel werd ge
zegd, dat nog het een en1 ander zou volgen
over vliegen' en horzels; over muggen werd
reeds het voornaamste gezegd. Dan volgt nu
iets.over vliegen en wel in de eerste plaats
over de Kamervlieg (Musea domestica), die
ons het meest van nabij bekend is. En dan
v'nden we het begin bi;
malen telkens ten geta
de eieren, die eenigc
e van meer dan hon
derd, gelegd worden. Elke vrouwelijke vlieg
legt dan zoo ongeveer een 500 eieren, en wel
in mest, biji voorkeur versche paardJenmest, en
ook in vuilnisfaokken enz. Daarin vinden de
maden, die reeds een paar dagen, nadat de
eieren gelegd zijn, te voorschijn komen, hun
voedsel.
denzelfden trein reisden. Zij ontmoetten el
kaar op dé boot. Impey zat op het bovenste
dek en keek over het Kanaal, dat even effen
was als een binnen landsch meer, waarbij hij
met een ellendig gevoel aan zijn toekomst
dacht. Zijn kort gesprek met Winifred den
vorigen avond had z-ijn onrust nog aanmer
kelijk vergroot. Hij was weggegaan om haar
te vergeten, maar hij begon -reeds te twijfelen
of die stap wel verstandig was. Diep ln zijn
hart verlangde hij haar niet te vergeten. De
voorzichtigheid mocht den weg voorschrij
ven, dien hij nam, maar zijn hart kwam daar
openlijk tegen in opstand. Zij was zoo mooi,
zoo vriendelijk, zoo innemend, dat van haar
wegloopen gelijk scheen te staan met zich te
vergrijpen aan het beste deel van zich zelf
en het mooiste te vertrappen, dat in zijn leven
was gekomen.
Midden onder deze overpeinzingen klonk
er een stem naast hem„Wel zeker, ik vergis
mij niet. U is lord Impey?"
Hij stond dadelijk op en stak zijn hand uit.
Hij kon niiet zeggen, dat hij_aangenaam ver
rast was bij het zien van Richard Bardell,
want hij wenschte ongestoord en alleen te
zijn.
„Dat is een onverwacht genoegen," zei
Bardell stralend; „Ik hoop, dat u het goad
maakt, my lord1?"
„Ja, dank u. En hoe gaat het uw dochter,
mr. Bardell?"
„Beter. Ik kan tot mijn vreugde zeggen, dat
zij snel in beterschap'toeneemt. Ik breng haar
Voor verandering van Lucht éh omgeving
naar Zwitserland."
„Is zij dns bij u?"
„Ja, beneden. Mag ik u met haar in ken
nis brengen? U heeft haar nooit ontmoet, is
t wel?"
„Neen, nooit."
Bardell ging voor naar beneden en Im-
Deze maden missen oogen en pooten en ze
hebben' deze ook niet noodig, daar ze ie mid
den van het voedsel geboren worden en dus
maar hebben te eten. Wie het niet weet, zal' in
deze slanke, doorzichtige diertjes) de toekom
stige lastposten voor onze kamers niet her
kennen.
In het verbruiken van rottende bestandldec-
len mogen we meer nut dan schade zien, al
hebben we dan ook later van de imago's, dat
zijn de volkomen vliegen, veel leelijks te vree-
zen. Als de made ongeveer twee weken loog
niets heeft gedaan dan eten, is ze volwassen
gewordien en' dan verpopt zij zich in eui klein
rond tonnetje, waaruit, als de omstandighe
den niet ongunstig zijn, mede'na een veertien
dagen de vlieg te voorschijn komt.
Mijc. zoontje verbaasde zich r-.r eens over,
dat de kamervliegen alle zoo ongeveer even I
,root waren en er geen halfwasjes en andere
leinere exemplaren onder vóórkwamen. Hij
begreep toen nog niet, dat er vier toestanden,
qi. die van ei, made, pop en imago voorkwa
men- en dat het alleen de maden zijn, die in
verschillende grootten voorkomen. Later heb
ben we eens versche paahdlenmest in een stop-
flesch geborgen, daar vlaegen in gedaan en
toen de géheele ontwikkeling duidelijk waar
genomen.
Wanneer alle maden tot volledige ontwik
keling kwamen, zouden1 we de gansche aarde
weldra overdekt vinden met vliegen. De Ame-
rikaansche enthomoloog Howard toch onder
zocht XJB K.G. paardenmest en vpnd daarin
niet minder dan 306 vliegeneieren, larven en
poppen, zoodat er uit een K.G. ongeveér een
2500 te voorschijn kunnen1 komen. En als
men nu weet, dat er in één zomer eep 5 6
geslachten geboren worden, kan men gemak
kelijk nagaan, dat er in Augustus ontelbare
vliegen moeten zijn. Gelukkig, dat vogel» en
ook wel andere dieren zorgen dat er millioe-
nen niet tot ontwikkeling kornet, of de vol
komen' dieren wegsnappen. Duidelijk is het
nu ook, waarom de vogels zoo telkens de
mesthoopen uiteenkrabben en we kunnen ze
er niet genoeg dankbaar voor zijn. Hebben
we er in het vorig artikel op gewezen, dat de
muggen de overbrengsteis kunnen zijn van
verschillende ziektekiemen, ook de vliegen
hebben we als zoodanig te beschouwen. Ze
zitten in allerlei vuil. Wanneer men het einde
van een vliegenpoot onder een microscoop
beziet, zal men zich verbazen over de vuile
massa, die zich laat zien. De vliegen gaan uit
en in de menschelijke woningen, vliegen van
het beddegoed eens choleralijders bij een an
der binnen en brengen zoo de bacillen over
op onze etenswaren en de kiemen der zoozeer
besmettelijke ziekte gaan mede naar binnen.
Zoo verbreidt de vlieg'ook tering, typhus en
vooral de diarrhee. die men- des zomers zoo
dikwijls bij kleine kinderen aantreft.
En zoo blijkt het, dat we zooveel mogelijk
de kamervlieg buiten onze vertrekken dienen
te houdlen. Zooveel mogelijk de mest om onze
woningen opruimen, zoodat er geen broedge-
legenheid voor de vliegen ia, kan aanbevolen
worden. Ook kan men de mest met kalk en
creolin bestrooien en zorgen, dat alles zoo
rein mogelijk blijft, 't Is nu ook duidelijk, dat
men op de boerderijen steeds meer vliegen zal
aantreffen, dan in de steden, waar men min
der miest heeft.
In het najaar treft men dikwijls een ziekte
onder de vliegen aan. Men vindt dan dikwijls
doode voorwerpen tegen zoldering en wam
den, waarvan het gezwollen achterlijf om
ringd is door een wit poeder. Dit is een
schimmel, die het dier gedood heeft, 't Is
wel Jammer, dat deze ziekte zich niet in het
voorjaar vertoont, n.l. voor de geweldige
voortplanting.
„Wanneer de vliegen zoo steken, komt er
regen," wordt er wel eens gezegd. En ieder
heeft wel eens zoo'n priem, zelfs door de kous
heen, beet gekregen.
Ook h'iervan beschuldigt men gewoonlijk
de kamervlieg. Toch is dit onjuist, want deze
vlieg kan Wel zuigen en baar prooi bevochti
gen, maar niet steken.
Dat is net werk van een andere vlieg, die
bij donker weer wel in onze woningen komt en
het dan op ons bloed voorzien heeft. Ze heet
dan ook steekvlieg (Stomoxys calcitrans) en
gelijkt veel op de kamervlieg, zoodat we haar
gewoonlijk pas ontdekken, wanneer ze door
steken' hare aanwezigheid verraadt. Zijn het
bij de muggen alleen de wijfjes, die ons ge
voelig kunnen priemen, bij de steekvliegen
doen beide sexen het. Kan men zoo'n «vlieg
eens van nabij bezien, dan blijkt het, dat ze
in het bezit is van een langen', dunnen zuiger,
waarmede ze tevens door onze huid kan ste
ken. De monddeelen van de kamervlieg zijn
daartoe niet geschikt.
Ook aan de steekvlieg wordt de versprei
ding van verschillende ziekten toegeschreven,
vooral die van de kinderverlamming
Er zijn een zeer groot aantal vlicgensoor-
ten, waarvan we er nog enkele, die gedurig bij
Qns; voorkomen', vluchtig willen bezien.
Boven of bij de bloemen kan men gedurig
vliegen in de lucht zien „utaan", als het wa
re. Dit zijn zweefvliegen en de meest voorko
mende is misschien de Syrphus zibesie, die
men kan kennen aan het geelrood van buik,
sprieten en pooien. Ze snoepen gaarne van
het zoete vocht uit verschillende oloemen en
bevorderen daardoor zeer de kruisbestuiving.
Verder zuigen de larven vele bladluizen uit,
zoo dat we de zweefvliegen- als nuttige op-
ruimsters hebben te beschouwen en we ze dus
niet met angstig ec boos c-og hebben aau te
zien. Ze behooren Voor tien mensch tot de
nuttige dieren. Ze leggen de eieren op de bla
deren, zoodat de larven' ook reeds in de na
bijheid van het voedsel géboren worden.
Als zeer nuttig mogen ook genoemd wor
den de verschillende soorten van parasiet-
vliegen, en dan is voor den boschbaas en den
boomkweeker wel het meest nuttig de Non-
vlinder-parasietvlieg (Parasetigena ®egrega-
ta), die hare eieren legt in de rupsen- van den
zoozeer gevreesden Nonvlinder, die meerma
len talrijke hoornen van alle bladeren hebben
beroofd. Als er vele van dergelijke vliegen
aanwezig zijn, kan hierdoor zelfs een non-
vlinderplaag tot staan gebracht worden en
dan zal deze misschien in verscheidene jaren
niet weer voorkomen. Men heeft hier dus
ook wel degelijk in te zien, dat de macht van
het kleine zeer groot kan zijn, jammer, dat
we de mooie Brom- of Vleeschvlieg (Calli-
phora erythrocep-hala) met hare blauwachti
ge schakeeringsglanzen zoo gedurig in onze
huizen aantreffen. Ze komt er enkel om hare
eieren te leggen op vleesch, dat we niet dade
lijk in de vliegenkast hebben, geborgen en
bijna onmiddellijk komen de maden- er uit te
voorschijn, om zich dadelijk aan het vleesch
te goed te doen. De menschen zijn dan ge
woonlijk op zulk vleesch niet meer gesteld en
doen het dan, hoewel noode van de hand.
Buiten kunnen we de Bromvlieg als nuttig
beschouwen, daar de maden zich daar voe-
den met allerlei vleeschafval.
Een lastige vlieg is ook nog de Runder
daas of Brems (Tabanus bovinus), die ge
weldig steekt en aan menschen en dieren
zelfs bloed aftapt.
Den volgenden keer over horzel®.
fl. DAALDER Dz.
Zw. 7/10, 12, 14, 20, 23, 25, 26, 36.
W. 33, 34, 35, 38, 39, 41/44, 48, 49, 50.
Wit speelde nu:
1.33—29 1.36:47.
2.29:18. 2.12:23.
3,42—37. 3. 47:40 of 45.
4. 39—-34. 4. 40 of 45 29.
5.37—31. 5.26:37.
6. 48—42. 6. 37 39.
7. 44 11 1 I Zwart liet nu volgen 23—28
en wit 5044IJ Door dezen mooien zet
werd zwart gedwongen een schijf te offeren,
daar hij1 schijf 28 niet verplaatsen kan iop
28—33 volgt 44—39 en 49 40; op 28—32
volgt: 35—30, 44—39 en 49 27). In 't eind
spel won-wit met 4 tegen 1.
De tweede stand is vooral mooi door de
problematieke ontleding
pey volgde. Adela zat in een dekstoel met een
zwaren reisdeken over de knieën. Zij zag er
nog wei heel teer uit, maar haar wangen
hadden een gezonden kleur en baar oogen
stonder helder en vrooüjk.
Bardell ging met veel drukte en een stra
lend gezicht op haar af. „Ik wensch je in
kennis te brengen, lieve, met een heer, van
wiea je dikwijls hebt gehoord, maar dien jé
nooit eerder hebt gezien. Dit is
„O ik weet het, viel zij hem in de rede,
terwijl zij overeind sprong eu haar hand uit
stak. „Ik heb u reeds eens gfczicn. U Is lord
Impey."
„Ja," zei hij verbaasd kijkend, terwijl hij
haar hand een oogenblik in de zijne hield,
„maar waar of wanneer hebben wij elkaar
ontmoet
„Ik heb niet gezegd, dat wij elkaar ontmoet
hebben," zei ze lachend. „Ik beweerde slechts
dat ik u als eens gezien had. 'k vind het erg
prettig, u nu te ontmoeten."
Impey beschouwde haar met groote be
langstelling. Zijn neef Jasper had zooveel
over haar knap uiterlijk verteld dat hij
verlangend was, haar nu zelf te beoordeelen.
„Even- fraai als oranjebloesem," was zijn
laatste beschrijving geweest en zeker, hij had
de plank niet ver mis gehad'. Het verwon
derde hem niet in het minst, dat Jasper ver
liefd op haar was geworden.
Hij liet zich in een onbezetten stoel naast
haar neer.
„Uheeft mijn nieuwsgierigheid opgewekt,"
zei hij glimlachend
„Herinnert u zich den' laatsten keer, dat u
een bezoek te Stonehurst bracht?" vroeg zij.
„Heel goed."
„Wel, Winifred en ik zaten voor het open
raam en wij zagen u in dé oprijlaan aanko
men. En ik heb. u toen, echt vrouwelijk, eens
goed opgenomen," zei ze en lachte vroolijk
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem.no. 466 (auteur Sonier).
Stand
Zw. 8, 10, 13, 14, 16, 19, 20, 21, 24, 26, 40.
W. 22, 23,27, 28, 32, 33, 34, 37, 38, 43, 45.
Oplossing.
1.37—31. 1.40:18.
2. 33—29. 2. 24 42.
3. 28—23. 3. 26 17.
4. 23 3. 4. 21 32.
5. 3 48 en wint.
Een1 prachtprobleem volgens den heer Kleu-
te, v.n.l. door den fraaien stand.
Goede oplossingen ontvingen wil van de
heeren: M. Beers, D. de Boer, R. W. T. Bos
man, P. Dekker, W. Blokdijk, P. Deugd, D.
Gerling, J. Houtkooper, J. k, te Alkmaar, S.
Homan, Wijde Wormer, H. E. Lantinga,
Haarlem, P. Kleute Jr., den Haag en H. Lin
deboom, Amsterdam.
AARDIGE COMBINATIES.
Van den heer Kleute uit den Haag ontvin
gen wij' weer een paar leuke slagzètten, die
wij hieronder gaarne een plaatsje geven.
'De eerste slag is niet direct winnend, maar
in 't eindspel werd de partij toch gewonnen.
Zw. 4, 7, 9; IJ/14, 17, 18, 26.
W. 23, 24, 27', 29, 33, 35, 37, 38, 39, 42,
44, 47.
Wij speelde 2721, waarna zwart 1116
liet volgen. Wit won 'toen door:
1.39—34. 1.16:27.
2 37—31. 2. 26 48.
3. 33—28. 3. 48 19.
4 28—22! 4. 19 40.
5.22:2. 5.40:23.
6. 2:81
Jammer alleen, dat zwart in den diagram
stand reeds twee schijven achter is.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 467 van P. Kleute Jr. den Haag.
Hij schrikte even en zijn voorhoofd trok
zich ui rimpels „Bedoelt u met Winifred,
miss Willoughby?" vroeg hij.
„Wel, natuurlijk. Ik zou met hebben gewe
ten, wie u was, als zij er niet geweest was
om mij dat mee te deelen."
„En dus herkende u mij weer?" vroeg hij
met Inspanning, want zijn gedachten waren
ergens anders.
„O ja, dadelijk," zei ze glimlachend. „En
du zou ik gaarne zeggen, hoe zeer ik uw
vriendelijkheid heb op prijs gesteld om na.nr
mij te kouten informeer en
„O, dat wa® de moeite niet waard." zei hij
haastig. Hij kwam zich als een huichelaar in
tiaar bijzijn voor, want hij was niet om ha
rentwil gekomen, maar alleen in de hoop
Winifred Willoughby te zullen odtmoeten.
„Winifred was vreeselijk teleurgesteld, dat
u niet ■Voor dé thee bleef," ging zij onschul
dig voort, want zij wenschte u ovfer iets te
spreken."
„Waarom- kwam zij dan niet beneden?"
„Zij wachtte tot dat er gebeld zou worden
voor de thee en toen hoorden we de voor
deur dicht slaan en naar buiten kijkend, za
gen wij u weggaan."
Hij gaf in de eerste oogenb likken geen ant
woord, maar toen zei hij verstrooid: „Ik héb
miss Willoughby gisterenavond in Pall Mall
ontmoet. Zij zag er bijzonder goed uit vond
ik."
„O ja. Winifred mankeert nooit iets Ik
houd het er voor, dat zij zoo gezond' is, wijl
zij zulk een uitstekend humeur heeft en ook
omdat zij zooveel heeft te doen."
„Zij schijnt het knapjes druk te hebben."
„Zoo druk als een heer, dien ik maar niet
zal noemen, beweerde zij lachend. „Ik be
nijd haar. Zij heeft geen tijd om aan zich
zelf te denken. Zooveel vrouwen worden ziek,
wijl zij niets beters hebben te dofen. Als ik
Zw. 9, 12, 13, 14, 18, 19, 21, 22, 34, 35
en dam op 25.
W. 29, 32, 33, 36, 37, 38, .40, 43, 44, 45,
47, 49, 50.
Opl. voor of op 8 Nov. bureau v. d. blad.
V.
Het was euu koude, nevelige morgen, toen
we voor Nagasaki aankwamen' tusschen de
veie eilandjes doorvarende, die voor de haven
liggen, en van welke een het bekende Decima
ia, waar onze vlag lange jaren heeft ge
wapperd, ook toen zij overal elder® in de we
reld was néérgehaald om plaats ie rüaken, in
't vaderland zelve voor die Napoleonistische
l ricolore in lndië voor de Bntsche Union-
Jack die in zoovele overzeesche gewesten
had gezegevierd over de Eransciien, óf over
hen, dre goedschiks, kwaadschiks veronder
steld werden, de bondgenooten te zijn van
den Keizer, die. te land alle volkeren «an zich
onderwierp en overwon.
In lndië hebben we toen 't „Interregnum"
van Rabies gehad een man die met vaste
hand de kolonie regeerde, die hart bleek te
hebben voor 't schoone Insulmde. hebben we
b.v. aan hem niet de ontdekking en 't behoud
van den onvergeiijkelijk-schoonen Boroeboe-
doer te danken, den eeuwenouden Boeddha-
tempel met z'n wondere bekoring voor hl wie
weer sterk ben, is het mijn plan aar\ enkele
van haar tallooze werkzaamheden dieel te ne
men."
„Als een middel om gezond te blijven zei
hij met een glimlach.
„Dat onder anderen. Het is verkeerd te
veel te denkeu, vindt u ook niet? Wij kun-
ucn het verleden toch niet bugedaan maken,
kunnen met terugbrengen, wat wij verloren
hebben," en een peinzende blik «kwam in haar
oogen 1 Iet i beier vooruit te zien en ge
duldig af te wachten, wat God ons zal zen-
diep."
„Ik gelooi, dat u gelijk heeft," antwoord
de hij afgetrokken.
Nu volgde er een Lange stilte Bardell was
naar het andere eind van de boot gewandeld,
wat Impey zeer kiesch van hem vond.
„Heeft Jasper het u verteld vroeg zij ein
delijk, waarbij, 'n donkere blos haar wangen
kleurde.
„Ja."
„Daar ben ik blij om. U veroordeelt mij ze
ker zeer
„Ik.veroordeel u in 't geheel niet", viel hij
haar in de rede.
Zij draaide tiaar hoofd om en keek hem
vragend aan.
„Ik geloof, dat ik u begrijp" zei hij vol me
degevoel. „Ik heb uw geschiedenis gehoord
en ik ken Jasper. Toen u er in toestemde
„Ik heb nooit toegestemd," verweerde zij
zich „Ik werd gedreven. Ik had geen wil,
mijn hart was dood. Het liet mij onverschil
lig wat er gebeurde. O, ik ben zoo dankbaar,
dat u het begrijpt."
„Ja. ik begrijp het" antwoorddehij met
warmte. „U kan altija op mijn sympathie re-
kpnen."
Er welden plotseling tranen in haar oogen
x0
op en een tijdlang sprak geen van beide.
Wordt vervolgd
W«. 860.
1917.
3S T 11 T «111
B*—SLaa^r™-' 8-1 ~?f|.