Terug van Indie naar Bolland. Honderd en Negentiende Jaargang. Zaterdag 10 Mot Woensdag 14 November 1917. „Oorlogstuintjes/' FBOILLBTÜfl. Een man's werk. te ALKMAAR, op - Een belangrijke vraag is, wanneer de j stalmest aangewend móet worden. Voor den landbouwer is deze vraag niet moeilijk te be- - antwoorden. Hij kan bet in' den herfst of in 1 het voorjaar doen. Voor verliezen bij aanwen ding in den herfst behoeft men niet bang te zijn. Omzettingen, waardoor stikstof verloren zou kunnen gaan, hebben in den winter niet of in zeer geringe mate plaats. Voor den tuin bouwer is deze kwestie niet zoo eenvoudig, hp beschikt niet ten! allen tijde over zijn grond en over voldoenden mest, en moet tevens rekening houden met het feit, dat sommige gewassen een bemesting met verschen stalmest slecht verdragen. Daar gedurende het eerste jaar de stalmest niet geheel tot werking komt, wordt dikwijls voor 2 of meerdere jaren tegelijk gegeven. Men rekent, dat in het eerste jaar 50 pd., in het tweede jaar 25 pd, in het*derde jaar 10 pet., in het vierde jaar nog 5 pd. der in den mest aanwezige voedingstoffen door de ge wassen wordt opgenomen. Mest men dus voor de twee jaar, dan zal er in den bodem nog eenige voorraad van de vroegere bemesting aanwezig zijn. In volgende jaren zal men dus met een geringere hoeveelheid kunnen vol staan en profiteeren van deze „oude kracht." Door toediéning van kalk kunnen deze mest stoffen mobiel worden gemaakt, een1 middel, dat in tijden van mestschaarschte, zooals te genwoordig het geval is, toegepast kan wor den. Alleen die gronden, die in goeden be mestingstoestand verkeeren, zullen op deze manier nog goede oogsten kunnen geven. Het is op deze gronden1, dat de z.g.n. '„Normaal-; mest," waarvoor in den1 laatsten tijd opnieuw reclame wordt gemaakt, door zijn hoog kalk- gehalte, eenigszins gunstige resultaten'heeft opgeleverd. Voor gronden, die van nature arm aai plantenvoedende stQffen zijn, heeft deze meststof geen waarde. Op lichte zandgronden is de stalmest dik wijls na 1 jaar geheel verteerd, zoodat het beter is, deze gronden elk jaar opnieuw te bemesten. In de bloembollencultuur wordt de stalmest om de 3 k 4 Jaar, doch dan ook in buitengewoon groote hoeveelheid, toege diend. Men geeft daar 3 h 4 kruiwagens per vierk. Rijnlandsche roe, d.i. 125000 k 160000 K.G. per H.A. In den landbouw wordt een be1- mesting van 60.000 K.G. per Are reeds als een 6lerke bemesting gerekend. Op zijn minst wordt 20.000 K.G. gegeven. In al deze gevallen wordt er naar de hoe veelheid een slag geslagen d.w.z. de hoeveel heid wordt gegeven naar ondervinding of üaar wat men ter beschikking heeft. Wel weet men, dat het eene gewas een sterkere bemes ting vraagt of kan verdragen dan het andere, dóch van cijferen is in deze geen sprake. Geef maar, zooveel ge geven kunt, is meestal de leus, zonder na te gaan,#of er ook verspilling kan plaats hebben, wat vooral met de dure stikstof zoo gemakkelijk het geval kan zijn, zonder rekening te houden met de bijzondere eischen van het gewas ten' opzichte van de Silantenvoedehde stoffen. Voor de kali en1 het osforzuur kan deze royaliteit niet zooveel kwaad, worden ze door de planten niet ge bruikt, dan blijven ze in den bodem achter, voor uitspoelen behoeft geen- vrees te bestaan. De overtollige stikstof echter is onherroepelijk verloren, zij spoelt met het regenwater den Sond uit. i iet is daaróm, dat sommige land- uwkundigp overweging geven, zooveel plaatenvoedsel ^un den bodem toe te dienen, als daaraan door een behoorlijken oogst wordt onttrokken. In sommige streken' van ons land, o.a. in de Groninger veenkoloniën, wordt dit bij de ontginning van de z.g.n. dalgronden dan ook gedaan. Bij het afgraven van het hoogveen moet men de bovenste veenlaag „bonklaag" of „bankveen" genoemd, op het afgegraven terrein achterlaten. Dit bonkveen wordt met den onder het hoogveen gelegen zandgrond vermengd ter verhooging van bet humusgehalte en de daarmee gepaard gaande verbetering van den natuurkundigen toestand van den grond. Op deze gronden werd vroe ger de Groniger compost in groote massa's voor bemesting gebruikt. Thans dienen' daar voor meer de kunstmeststoffen'en het is te begrijpen, dat in deze streken het gebrek aan deze stoften me dan elders wordt gevoel en een vermindering van den oogst ten gevolge heeft Op deze aangemaakte gronden worden het eerste en ook het tweede jaar aardappels verbouwd, die in de fabrieken hoofdzakelijk tot aardappelmeel worden verwerkt. Men kan op een oogst van 500 h 600 H.L. per H.A. rekenen, wat overeenkomt met circa 35000 K.G. knollen' en 4000 K.G. loof. Deze oogst bevat ongeveer 215 K.G. kali, 62 K.G. fos- forzuur en 134 K.G. stikstof. Aangezien bij het toemaken van den grond gemiddeld 20 40 H.A. gebluschte kalk wordt gegeven, kunnen we aannemen, dat aan de behoefte aan kalk behoorlijk is voldaan. Voor bemes ting wordt nu verder toegediend 8 10 baal chili, 10 k 12 baal slakkenmeel en 12 k 15 baal patentkali. Met behulp van het Ln een vorig artikel opgegeven1 gehalte van deze meststoffen, blijkt, dat daarin voorkomen 124 k 155 K-G. stilsiof, 170 a 204 K.G. fosfor zuur en 312 a 390' K.G. kali. Zooals men uit deze cijfers kan nagaan, is van de stikstof een geringe, van de kali en het fosforzuur een groote overmaat in de bemesting aanwezig. Dit is noodzakelijk, want, boe diep de plan ten met hun wortels ook in den grond mogen dringen of hoe goed ze daarin verspreid zijn, nooit zullen ze zich van alle plantenvoeden de stoffen kunnen meester maken, terwijl, vooral aan de stikstof door uitspoeling altijd, een deel verloren zal gaan. Van de kali en het fosforzuur komt door onvoldoende ontleding slechts een gedeelte ter beschikking. Zooals bovgn reeds gezegd is, behoeft ten opzichte van dezé stoffen geen' vrees voor verlies te be staan, ze worden' door den grond geabsor beerd en1 komen een volgend gewas ten goede. In verband met het bovenstaande is wel eens aangeraden, van dè bemesting „boek te houden." Elk rechtgeaard koopman houdt im mers nauwkeurig aanteekening van alles wat in- en uitgaat. Waarom zou een tuinder of landbouwer niet aanteekening houden van, wat hij aan dien bodem geeft en daaraan we der door zijn oogsten1 onttrekt. Afgescheiden van het feit, dat tuinders en landbouwers heel slecht voor boekhouden' te vinden zijn, is licht te begrijpen, dat het heel moeilijk zou zijn, beslist juiste cijfers te krijgen. Hoeveel komt er van de voorraad in den bodem ter beschikking van de plnaten? Hoe is de juiste samenstelling van den mest, die wordt toege diend, en van het product, dat geoogst wordt, vragen, waarop of in 't geheel niet, of slechts met-veel moeite een antwoord zou zijn te ge ven: Toch dient men wel degelijk, zij het dan ook ten naastenbij, notitie te. nemen van wat aan den bodem wordt toevertrouwd en van wat er wordt uitgehaald. VI Japan I Welk eene verscheidenheid van voelens en verwachtingen en uitingen worden er bij een groot deel der blanke rassen1 opge wekt, als er van 't land van de Rijzende zon sprake is 't land van den kersenbloesem en' de Geisha maar ook van den Port-Ar thur bestoftmenden soldaat, van de ijzeren vuist in 't Oosten van den toekomstoorlog om de heerschappij in de Pacific Ook wij, Europeanen die in 't verre Oosten hadden' gewoond én al zoo vaak met den Ja panner in aanraking waren gekomen, had den reeds eene zeer verscheidende opinie over dit merkwaardige volk, voor we 't land zelf bereikten en 't was in 't algemeen1 geen erg gunstige omdat de Japanner in 't 'bui tenland zich nu eenmaal, zoo min als de Ehiitscher? erg bemind weet te maken door dat hij niet alléén zich de gelijke voelt van den blanke, maar 't ook een-ietsje te veel toont waardoor hij dan nogal eens in conflict komt met onze opvattingen en beleefdheids vormen en otogangsmanieren Toch moet ik, om billijk te zijn, hierbij voe gen, dat ik óók wel eens eene onverdeeld gunstige meen'ing hoorde maar dan was "t meestal weer over de Japansche vrouw en er werd toch wal de restrictie bijgevoegdhoe 't mogelijk /is, dat zulke vrouwen en meisjes zulke mannen en zoons en vaders ex op na houden en1 omgekeerd, hoe onbegrijpelijk 't is, dat zulke vaders en broos dergelijke schatjcs van dochters en zusters kunnen' heb ben En zoom oordeel, geachte 'lezer, behoeft niet 't oppervlakkig resultaat te zijn van eene vluchtige kennismaking met'de Japansche in een theehuis of een of andere tentoonstelling, of nog erger, in de „beroemde" Mialaystreet in Singapore, waar de Japansche juffertjes den zeeman' ha e gunsten aanhie^T en +Acb nog eene illusie van iets vxouweujxs en van trouw (hoe kort dan ook van duurweten te bewaren neen, ik heb in Indië mannen gesproken, die het grootste deel van 't leven achter den rug hadden, en die met eerbied en dankbaarheid de Japansche gedachten, die de eenzaamheid van hun jongelui's woning had gedeeld en verzacht die met hem de rimboe in Atjeh of „de Batak" was ingetrok ken, en trouw was gebleven lange, lange jaren ook-als ze haar moesten alleen laten soms vele maanden achtereen In 't land zelf zijn de indrukken, die je krijgt, toch ook wel zeer verschillend en 't is zeer gevaarlijk éénig definitief oordeel te vellen' over een- volk met eene zoo geheel van de onze verschillende geaardheid, met een to taal ander verleden dan de reeds zoo lang „beschaafde" Westersche volkeren, met eene andere taal en ander zeden. Jk Zal u daarom alléén m;n indrukken mee deden, zooals ik ze kreeg den eersten dag al toen ons schip werd bestormd door eene bende stevige, zwarte ougegfnfierddeeHjke ko- lendraagstens, die ijverig en onder vroolijfc ge praat de mandjes met steenkolen elkaar aan reikten en ze in die bcgeerige bunkers van on zen „Vondel" deden verdwijnen. Dienzelf den middag gingen we, de gewone route volgende, na lange üren in 't sukkel drafje onzer rickjah's door de nauwe kronkel straatjes Van Nagasaki te hebben gereden, naar een theehuis, waar volgens onze grijn zende gidsen, „Very sweet girlis" moesten wonenDit wonen bleek al dadelijk zeer betrekkelijk, want nadat we de nauwe trap van 't poppenhuisje waren opgeklommen en de heele bovenverdieping, die 3 vrij kleine en uiterst zindelijke kamers, slechts dooi pa pieren wanden gescheiden, bleek te bevatten, „waar je van den vloer in casu die bekende fijne Japansche matten zoudt eten had den doorzocht en niemand hadden ontdekt, kwam ten slotte, toen we 't ons maar gemak kelijk hadden trachten te maken en ons in be vallige houding -languit hadden' neergevleid, eene Japansche schoone vriendelijk lachend aangetrippeld welke vriendelijkheid in grappige ontzetting veranderde, toen ze zag, dat we zoo maar zondier onze schoenen uit te trekken, tot 't heiligste der heiligdommen wa ren doorgedrongen. Toen deze fout was her steld en we als fatsoenlijke menschen netjes 'op een rijtje tegen dien sigaren-planken wand waren geplaatst, en' een uiterst smake loos soort warm water slurpten, dat Ja pansche thee heette, veraangenaamd - door erg-zoete gebakjes die je er bij trachtte te eten door ze aan de houten eetprikken té rij .jen toen begon de onderhandeling over 't geen we wilden, en konden te zien krijgen en vooral over wat 't zou kostenNu, goed koop is zoo iets nooit; bovendien zijn de prij zen in Japan in 't alegemen „prix fixe" ge heel anders dan in onze Oost en de meest vreemde koloniën I Zoodat we maar niet lang gmgen afdingen, maat besloten, wel niet 't allerheerlijkste op 't gebied der Geisha-kunst te bewonderen maar riet», wat dan toch, voor zoover we de paar Engelscbe woorden, die onze gastvrouw kende, begrepen, vrijwel 't Goddelijke naderde, zoo niet evenaarde En toen verschenen na nog een kwartiertje wachten één voor één, schuchter en vriende- lijk-knikkend, die kindvrouwtjes van een jaar of 14, 15 in zeer fraaie zijden kimono's, met wel smaakvol beschilderde gezichtjes dai ze héél blank schenen met frissche roode lipjes, en die, nu ze met heur zoovelen waren, nog wel verlegen glimlachend,, maar toch onder*- ling ook al grapjes makende over d'e groote vreemdelingen, bij ons haar kopje thee op de mat waren gaan slurpen en die daarna gingen dansen1, met gracieuze beweginkjes en harmonieus kleurenspel harer kimono's. Maai als je dat dan een kwartiertje hebt aanschouwd, en als wanstaltige monstrueuze Rouiaa van SILAS K. tóOCKIKQ. Utt bul 'riiflrtTrt' 34) Als zij die hem gingen zoeken zich op weg begaven, zou 't bijna donker zijn en, zij zou den niet weten welken weg zij moesten ne men. Niemand had gezien, dat hij er alleen op uit ging. Zij konden wel den heden nacht naar hem zoeken zonder hem te vinden en als zij hem vonden zou hij dood wezen. Hij Icon onmogelijk vele uren m zulk een marte ling blijven leven. Hij riep weer om hulp, maar zijn stem sclh uil steeds zwakker te worden. Wak dit dus 't einde? Hadden al zijn stre ven en zwoegen hiertoe geleid? Had God tocli opgehouden goedertierend te wezen? Hij wenschte niet te sterven. Hij wenschte te leven, zijn leven te veranderen, op de' ten of andere wijze boete te doen voor net verle den, liet een of ander nuttig werk te verrich ten eer hij de eeuwigheid inging en heken schap moest afleggen. Hij sloot zijn oogen en zijn geheele leven scheen vóór hem langs te trekken als een pa norama, dat zich afrolt. Hoe beuzelachtig was het in hoofdzaak geweest. Hij was goed I icgounen, maar geld ea onwaardige eerzucht hadden hem bedorven. Hij was van den eenen stap tot den anderen gekomen, van de eene dwaasheid tot de andere, tot dat „O goedertieren God," bad hij, „geef mij nog een paar jaren. Geef mij nog een kans, nu mijn obgen zijn geopend Maar. er kwam geen antwoord op zijn ge bed. 1 let eenige geluid, dat de stilte verbrak, was het kabbelen van den stroom. De pijn in zijn been werd heviger en on dragelijker. Het koude zweet brak hem uit en lag in groote druppels op zijn, voorhoofd. Zijn krachten schenen snel af te nemen. Hij opende zijn oogen weer en keek smee- kend naar den hemel. Toen ging er een ril ling door zijn lichaam, hij Hield' zijn adem met een snik ln, zijn hart scheen niet meer te kloppen. Over de rots heen had een gezicht ge gluurd, dat het bloed ln zijn aderen deed stol len en hem ln een tooverban hield. Hij tracht te te schreeuwen, maar er kwam geen geluid over zim lippen. Verloor hij zijn verstand of was dit hef begin van het sterven? Hij hief een zwakke hand op om het visioen* te ver drijven en zonk daarop kennend in de sfeer van het onbewustzijn. x HOOFDSTUK XVI. De waarheid wil aan 't licht komen. aTT. Nog geen uur later snelde een jonge man ln een knickerbocker costuum en met zware met spijkers beslagen schoenen de stoep van het hotel op en zei opgewonden tot den por tier: „Een heer, die hier in het hotel logeert, heeft een ongeluk gekregen. Telefoneer den dichtstbijzijnden dokter hier zoo spoedig mo gelijk te komen en bezorg mij een half dozijn mannen en een draagbaar of iets dergelijks. Er is geen tijd te verliezen." De portier was in een oogenblik een en al aandacht en overstelpte hem met vragen. „Gekwetst? Wie, mijnheer? Waar? Hoe is het gebeurd?" „Het komt er niet op aan wie of waar, roep den eigenaar." De eigenaar was In een paar'seconden bij de hand, vergezeld van een dozijn kellners; en terwijl een draagbaar van een rommelka- maskers dé lieve snoetjes hebben bedekt, en een of andere krijgsdans wordt vertoond dan heb je er to'ch ook wel weer voorloopig genoeg van vooral ook, daar de muzikale begeleiding in één woord afschuwelijk is met krijschend gezang, afgewisseld door een tonig ca schel fluitspel en 'mlsch s, a'T-getok kel h la onze „accoordKltfcer" 't Deed mij althans denken' aan dit instrument, dat ik ja ren terug, als jong-studeut. wel had hooren mishatfdelen in een klein acnterbuurtsch café- tje ergens bij een veemarkt, waar de dage- lijksche klanten van spekslagers en worsten- stoppers we"1 en uitgedreven als „de ^eeren" kwamen\ om er te genieten van dit nobele citherspel, waarmee de dóchter des huizes hare melancholieke „Heimaf'-liedjes bege leidde Ook later, in /okohamu, neb ik me nog eens laten verleiden eene Geisha-voorstelling te zien maar waar ik in Indië telkens weer geboeid werd door eene goede tandakpartij, waar de gamelan vooral op eenlgen afstand gehoord van wondere bekoring kan zijn daar was 't me onmogelijk, eenoge langer du rende, diepere belangstelling voor den Japan- schen dans te gevoelen. En ik vermoed, dat de ijver, waarmede elk tourist naarde Geisha's snelt,-z'n grond heeft in 't feit, .(kt er eene verkeerde tneendng heerscht over deze dansmeisjes dat nog zoo menig Europeaan of Amerikaan een te geringen dunk heeft van hare moraal zoo als hij vaak eene verkeerde meening heeft over die van de Japansche in 't algemeen I De Geisha is danseres zeker; ze danst voor geld, ze glimlacht tegen eiken bezoeker, ze is coquet en> vriendelijk, om geld, veel geld te kunnen verdienen. Maar verder gaat ze niet; als ze verder gaat dan is ze, behalve Geisha, nog iets anders dan behoort ze tot eene soort vrouv/er, die negens op de aar de in hoog aanzien staan, en zal ze wel spoe dig den dans, haar Geisha-zijn, er geheel aan geven. En dan zal ze misschien in eene havenstad in Japan of in den vreemde, den onwetenden vreemdeling, vertellen, dat ze eene Geisha is maar hare vroegere gilde- genootjes zullen haar wel niet, als in onze brave Westersche maatschappij, veroordee- len, maar haar toch niet meer beschouwen als heurs gelijke en zij zal ook niet licht een fatsoenlijken Japanner huwen, wat, zoo als bekend is, de Geisha's wél doen'En vooral, Inkt haar dit ais zij door hare dans kunst en lieve ladhtjes veel, héél veel geld heeft verdiend.... Want zoo is de wereld nu eenmaal overall V. L. FLETCHEREN EN VOEDSELNOOD ln onzen tijd van voedselachaarschte lijkt het mij nuttig het publiek nog eens in het kort te wijzen op een voedingsmethode, die ons in staat stelt met veel minder voedsel dan1 we gewoon zijn te gebruiken, onzen honger te sbllen en die gezonder is, dan de gewone manier van eten, namelijk het eten vedai half mer naar beneden werd gesleept en verdere benoodigdheden bijeen werden gebracht, deed de jonge map zijn,verhaal „Ik zag eenigen tijd voordat ik den man bereikte, hem over en tusschen de rotsen klau teren". zei hij, „Ik bevond mij op weg Vaarstogg. Toen verdween hij, maar ik dacht niets daarbij de plaats is Lu 't geheel niet gevaarlijk, koen ik echter bij de plek kwam, hoorde Ik een flauwen kreet om hulp en over de rots bij den rand van het ravijn heenkij kend, zag ik hem op een breed vooruitstekend stuk rols verscheidene voeten beneden mij lig gen hij was blijkbaar uitgegleden en voor over gevallen. Op het oogenblik, dat ik bij hem kwam, was hij bewusteloos geworden. Ik had niet veel tijd noodig om te ontdekken, dat zijn rechterbeen was gebroken, welke an dere blessuren hij nog moge hebben, weet ik niet Daar ik iets van heelkunde afweet, nam ik wat ruwe splinters van onder een hooi- schuurtie weg, ook draaide ik een touw van droog hooi en keerde daarmee zoo spoedig mogelijk naar hem terug. Hij was nog altijd bewusteloos, maar hij kwam bij terwijl r ik bezig was zijn been te zetten ik denk, 'dat de pijn hem tot bewustzijn bracht. Ik maakte het hem zoo gemakkelijk mogelijk, gaf hem wat sterken drank, dien ik in mijn knapzak had en snelde toen naar hier om hulp te ha len." Et hadden zich nu een aantal gastenn die juist aan de lunch waren, om hem heen "ver zameld en eenige minuten later begaven zich minstens twintig mannen op weg, met den vreemdeling als geleider om den gewonden man te halen. In minder dan een hall uur bereikten zit de plaats waar Bardell lag. Hij was geheel bij bewustzijn en toen hij net geluid van stem men hoorde, keek hij met een flauwen glim lach op. Het was niet gemakkelijk hem op te tillen of minder gekaöwd, haaaHg naar binnen te slikken. Deze voedingsmethode is sedert jaren be kend onder den naam van „fietcheren," zoo genoemd naar den Amerikaan. Fletscher, die zijn maaglijden genas door zijn eten zorg vuldig te kauwen en de hoeveelheid dierlijk eiwit in zijn voedsel te verminderen,. Fietcheren wil zeggen, spijzen en dranken zoo lang kauwen, dat zij zonder willekeurige slikbeweging omlaag vloeien; dikke pap en dikke soep wordep evengoed gekauwd als een harde korst brood. Men kauwt dus het voedsel zoo lang, tot alle grovere onverdeelde stukken fijngemalen zijn, tot het voedsel breiig of vloeibaar is ge worden en innig met het speeksel is gemengd. Deze fijne brei legt zich dan tegen den achter kant van het gehemelte aan cu glijdt zonder willekeurige slikbeweging' omlaag. Het speeksel werkt verterend op de zetmeel- ïtoffen (koolhydraten) vdn ons voedseldoor de innige vermenging met het speeksel komt de zetmeelhoudCnde spijsbrei reeds ten deelt verteerd in den .maag aan. Maar bovendien worden, door het langdurige kauwen alle voedingstoffen, in vezels en cellen gevat, ln vrijheid gesteld en door deze fijnere verdee- .ling van t voedsel kannen de spijsvertering sappen 'betti doordringen in de spijsbrei, ter wijl deze sappen ook gelegenheid kr ijgen lan ger op '1 voedsel in te werken, doordat de fijn verdeelde spijsmassa den darm niet mee»' tot voorbarige verwijdering van zijn inhoud aan zet.' In het kort kan men dus zeggen, dat het en boven naar den rand van de ravijn te bren gen. De vreemdeling leidde de werkzaamhe den met groote bekwaamheid, terwijl hij bij na al den tijd een vinger op Bardell'a pols hield. voedsel door bet fietcheren vollediger verteer4 en beter opgenomen wordt door ons ergoris me en dat zoodoende minder onverteerd voed sel den darm "erlooi Maar als ons v^dsel vollediger verteerd wordt, hebben wij ome minder voedsel noodig, om er dezelfde voedingswaarde uit te halen, wat trouwens dopr uitvoerige en langdurige wijze genuttigd, namelijk slordi haastig ingeslikt allerlei proefnemingen op talrijke personen, is beves tigd. Wanneer men iktchert heeft men tot 3/» van de vroeger gebruikte voedselhoeveel- heid noodig. Elke hap, die men fletchert heeft evenveel voedingswaarde als twee happen, die men slecht gekauWd dborslikt. Ik beschouw dan ook hét fietcheren als de eenige en' onfeilbare methode om in onzen voedselnood te voorzien en zonder schade, de ons opgelegde ontberingen te dragen. Zonder schedtr Ik geloof met positieve winst voor onze gezondheid en niet te vergeten ook voor onzen beurs. Onze tegenwoordige voedingwtjze beteekent een kolossale verspilling van voedingsmats- riaal en hierdoor aan geld. Behalve dit groote economische belang heeft de FletchermeÜiode nog andere voordeelen, waarvan wij opnoemen, de fijnere smaak, waarmede men zijn voedsel proeft, de weinige dorst, die men heeft, want ondanks het „droog eten" (als men fletchert drinkt men bij zijne maaltijden niet) heeft de fletcheraar weinig dorst, de mindere behoeften aan alcohol en de reukeloosheid en dé sterk verminderde hoe veelheid der ontlasting. Ook als geneesmethode heeft het fietcheren waarde, verschillende maag- en darm lijders zullen spijzen gefletcherd zonder bezwaren kunnen verdragen, die hen op de gewone uwd en PU klachten zouden geven. De zwaarlijvige Verliest zonder moeite en zonder diëet zijn overtollig gewicht, wat voor een goed deel aan het weinige drinken moet worden toegeschreven. De loomheid en slaperigheid die vele men schen as een hoofdmaaltijd overvalt, ver dwijnt. Wanneer men fletchert voelt men zich dadelijk na den maaltijd frisch en in staat weer aan het werk te gaan. Ook de klachten, die sommige menschen beweren te hebben over het gebruik van ons oorlogsbrood, zullen verdwijnen. Fletcher geeft nog eenige belangrijke wenken, name lijk eet slechts wanneer gij honger hebt. 't Is werkelijk niet nadeelig voor de gezondheid ééns een maaltijd over te slaan. Eet nooit wanneer ge in gedrukte of geprikkelde stem ming zijt, eten moet een opgewekte bezigheid zijn. Eet met volle aandacht, want ge kunt geen twee dingen tegelijk doen. Wie eet, die ete ook werkelijk met volle opmerkzaamheid en zonder zorg voor gisteren of morgen. Eten is geen minder edele en minder waardevolle bezigheid, dan schilderijen scheppen, staten regeéren of dichten. Om echter te kunnen fietcheren moet men oen goed gebit en vooral goede kiezen bezit ten. Een slecht gebit maakt het kauwen iot een illusie en is dq^xrrzaak van vele maagdarm- jioornissen, en yan andere ziekten la een echte mondveiiorging aU oorzaak zeer waarschijnlijk aan te nemen. Daarom. Zorgt voor uw gebit I I I Fietcheren is een kunst, die als elke kunst geieerd wil worden, met wat góede wil kan e en in enkele weken deze kunst machtig wor den en het ware zeer te wenschen. alat de on derwijzers de kinderen op schóól leerden flet dieren. Het fletdieren ls een ongevaarlijke methode, voos ond rvotMÜng behoeft men niet bevreesd te zijn, talrijke langdurige en nauwkeurige proefnemingen hebben dit bewezen. Trouwens hef is van algemeene bekendheid, - rooi ,i der! ld van het menscb- dat dé dom^ te veeK eet, veel meer dan men noodig heeft en van vele menschen kan men helaas zeggen, dat zij leven' om te eten Hoeveel geld jaarlijks door te veel en onoordeelkundig eten benadering niet te is bij wordt vermorsd, schatten. De 1200 studenten der Ainerikaansche Toen eindelijk de taak was volbracht en de kleine cavalcade in de richting van het hotel wegmarclieerde, keerde de vreemdeling terug naar zijn knapzak, dien hij aan den voet van een rota had laten liggeu. Naiiat hij dien zorgvuldig ui.-t een riem had vastgemaakt, wachtte hij eenige oogenblikken tn wandelde 'l om Adela terugkwam de zon ging bij na reeds onder lag Bardell behageiijk in bed, terwijl een verpleegster bi] hem zal Zij was zeer bedroefd, wal niet meer dan natuur lijk was en spoedde rich doodelijk ongerust naar haar vaaer. Hij ontving haar echter zeer opgewekt en behandelde de zaak zoo luchtig mogelijk. „Het had erger kunnen' zijn, meisjeliefzei hij glimlachend. „Ik had mijn nek kunnen breken, begrijp je." „O vadertje," en zich over hem heen bui gend kuste zij hem, terwijl haar tranen op zijn gezicht vielen. „Tob er niet over, kindlief," ging hij teeder voort, „iedere wolk heeft, zooals je weet, een helderen kant." „Ja vaderlief," snikte zij, „maar o „O, ik zal spoedig weer geheel beter zijn," mompelde hij,. „Het zal ons verblijf hier alleen nog wat verlengen en heel waarschijnlijk zul jij op jou beurt moeten verplegen „O, daar heb ik niets tegen," zei zij en glim lachte door haar tranen heen. „Ik wil u gaar ne verplegen." „Je zult mijn humeur vreeselijk vinden," be weerde hij, „maar- je zult mij moeten nemen zooals ik ben." „Ik zal gaarne alles doen, vader, als u maar beter wordt," fluisterde zij, terwijl zij Yale-Universiteit. die zich sedert langen tijd volgens Fletcher s beginselen voeden, weinig of geen vleesch gebruiken, zich tevreden stel len met een K ons eiwit per dag, fhet veel minder voedsel, dan zij vroeger gewoon wa ren te gebruiken, en er gezond en flink uit zien iot degelljken geestelijken en lichamelij- ken arbeid in staat zijn, zijr. evenzoovele le vende bewijzen, van de juistheid, de ongevaar- lijkheid en de voordeden van Fletchers leer. Wanneer het moet kan een mensch zonder hem weer kuste. „De dokter beweert, dat er niets anders ls geblesseerd dan mijn been; overigens man keert mij niets." Den volgendien morgen, toen de dokter een bezoek bracht, wachtte Adela hem bij zh'n vertrek op. „Denkt u, dat hij beter wordt?" vroeg z| bezorgd. 't ls handig gedaan ook „U bedoelt „Dat de jonge man, die hem vond, de kunst verstaat ik had het zelf niet beter kunnen doen, ook zoo goed' niet." „Hij is niet in het hotel teruggekomen." „Dat was ook n'et noodig. Hij had alles ge daan wat hij kon. En misschien verlangde hij de plaats zijner bestemming te bereiken voordat de avond viel." „Ik wou, dat hij .gebleven was, ik zou hem zoo gaarne bedankt hebben." „Mannen wenschen niet bedankt te worden voor een daad van naastenliefde." Middelerwijl lag RichardBardell doodstil uaar het plafond te kijken en dacht diep na. Hij. had dien nacht bij korte poosjes geslapen en zijn brein scheen helderder dan den voor- afgaanden avond, ofschoon htj er somtijds nog aan twijfelde of hij wel geheel goed bij 't hoofd was De gebeurtenissen van den vo- rigen dag schenen in vele opzichten een fantasüschen droom. Vreemde en treffende toevalligheden komen veel voor in werken der verbeelding, maar in het werkelijke leven zijn ze zeldzamer en het scheen hem een mil- lioenste kans, dat zou gebeuren wat oogen- ■schijülijk was gebeurd. Qtadl vervolgd. K« *05. 1917. rate Cut MÊfftM f< 1 veiUi 1 iCll A -g j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5