Distributie Zelen en Makken.
De liarenwerkes In Indlë.
Centrale Keuken.
Damrubriek.
Honderd en Negentiende Jaargang.
Zaterdag 8 Dec.
Distributie Sajet, Wol,
Klompen en Schoeisel,
FEUILLETOK.
In Vroeger Dagen.
SHJSLIJSI.
„Oorlogsfuintjes."
if*, asts.
De DIRECTEUR maakt bekend, dat met de
AFGIi TE DER BONS VOOR ZOLEN EN
•HAKKEN MAANDAG A.S. 11 DECEMBER
WORDT DOORGEGAAN.
Personen, die geen gemeentebelasting beta
len en zij, die in d gemeentebelasting zijn
aangeslagen voor een inkomen tot 1000,—
(8ste klasse) KOMEN IN AANMERKING.
De BONS worden verstrekt op vertoon
van legitimatiekaart op de navolgende dagen
en uren:
Nummer der legitimatiekaart:
Nos. 1— 4000 MAANDAG n.m. 2-4 uur.
Nos. 401800 DINSDAG n.m. 2-4 uur.
Nos. 801—1200 WOENSDAG n.m. 2-4 uur.
Nos. 1201—1600 DONDERDAG n.m. 2-4 uur
Nos. 1601—2000 VRIJDAG n.m. 2-4 uur.
Nos. 20012400 ZATERDAG n.xn. 2-4 uur.
Alkmaar, 8 December 1917,
De Directeur van de Distributie,
J. M. STIKKEL.
De DIRECTEUR maakt bekend, dat
MAANDAG a.s. li DECEMBER 1917 BE
GONNEN ZAL WORDEN, BONS AF TE
GEVEN voor SAJET en OOEDKOOPE
SCHOENEN, terwijl tevens wederom BONS
voor GOEDKOOPE KLOMPEN verstrekt
worden.
Het publiek wordt verzocht de aanvragen
op de juiste dagen te doen en niet later of
eerder te komen dan aangegeven is, aange
zien de te laat komers niet geholpen kunnen
worden en onnoodig lang wachten voor
memdten Tc op tijd zijn hierdoor vermeden
wordt.
Aan ieder huisgezin, tot een inkomen van
1000— (8ste klasse gemeentebelasting;,
kan op vertoon van legitimatiekaart tegelijk
verstrekt worden:
SAJET. 1 Bon zijnde 1 K.G. Sajet, ver-
deeld in 20 bonnetjes van Y, knot.
SCHOENENBons voor de kleinste helft
van het aantal gezinsleden.
KLOMPEN: 1 Mans-, of 1 Vrouwen- of
1 jeugdig persoon of 2 Kinderen.
Een ieder wordt ten zeerste aangeraden
met de nummers der aan te vragen SCHOE
NEN bekend te zijn: eveneens met de MA
TEN DER KLOMPEN1, daar de KAARTEN
NIET GERUILD KUNNEN WORDEN.
De BONS WORDEN VERSTREKT OP
DE NAVOLGENDE DAGEN EN UREN:
Nummer legitimatiekaart:
Nos. 1400 MAANDAG nm. 2-4 uur.
Ns. 401— 800 DINSDAG v.m. 10-12 uur.
Ns. 801—1200 WOENSDAG v.m. 10-12
uur.
Ns. 1201—1600 DONDERDAG v.m. 10-12
uur.
Ns. 160L2000 VRIJDAG v,m. 10-12 uur.
Ns. 2001—2100 ZATERDAG' v.m. 10-12 uur.
Alkmaar, 8 December 1917.
De Directeur van de Distributie,
J. M. STIKKEL.
De begrooting voor Nederlandsch-Indië
voor 1918 vraagt een som voor de verschil
lende havens in Indië. Werkelijk is dit niet
overbodig, want de haventoestanden aldaar
voldoen niei meer aan de meest bescheiden
eischen welke men stellen mag aan een land,
dat zulk een groote toekomst heeft. We heb
ben altijd de hand op den zak gehouden,
wam;r het gold hierin verbetering te bren
gen. Er is wel iets gedaan, maar dit staat
in geen verhouding tot hetgeen gedaan had
moeten zijn. Indien in tijds gezorgd was met
vooruitzienden blik voor goede haventoe&tan-
den, de economische ontwikkeling van Indië.
zou zeker al veel verder gevorderd zijn. Het
L waar, we staan niet meer op het standpunt,
dat we kunnen spreken van de inzinking van
Java b.v., zooals een vijftiental jaren geleden.
Fiet is gebleken, dat een dergelijke inzinking
niet bestaat, dat er integendeel sprake is van
steeds bloeiender leven, maar daarmee mogen
we niet tevreden zijn tegenover de rol, die
Indië gaat spelen in de wereld en waarvan
wïi ons geen te klein denkbeeld moeten vor
men.
We hebben het tegenwoordig druk over de
opheffing van de bevolking in de koloniën en
we zoeken naar den besten weg, om die op
heffing te bevorderen. Dat is juist, ma-rr dan
mcgen we niet voorbijzien, dat goede handels-
gelegenheden du® ook goede ihavratoeste-ytea
daarmee een ernstig woord mee te spreken
hebben.
Hiervoor zijn twee gewichtige redenen, n.l.
De rijkdom van den Indischen bodem en
de geschiktheid van de bevolking om ervan te
trekken wat ervan te trekken is.
De ligging van onzen archipel tusschen
verschillende landen van beteekenis, landen,
die voor het wereldverkeer van de grootste be
teekenis gaan worden.
Zouden wiji deze zaken uit het oog ver-
Kezen, er niet op rekenen, we zouden Indië
doemen om, of te blijven in een geheel min
derwaardigen toestand, of we zouden aan an
dere mogendheden het volste recht moeten
toekennen zich met de zaak te bemoeien. Wan*
men begrijpe wel, dat Engeland1, Australi»,
Japan, China en Amerika het grootste be
lang krijgen bij een zich ontwikkelend. Indië,
dat de brug vormt tusschen de verschillend?
landen en werelddeelen.
De verbetering van de haventoestanden is
voor Nederland in de tropen een dure jplteht,
waaraan het zich ta geen enkel opzicht en
onder geen voorwaarde mag onttrejcken.
Gaan we nu even vluchtig na, hoe de ha
ventoestanden zijn.
We beginnen bij Java, tot heden het belang
rijkste eiland, hoewel de tijd nadert, dat dit
niet meer met zooveel nadruk kan gezegd
worden, daar Sumatra het op zij; gaat streven.
En wie kan zeggen of de tijd niet nabij is,
waarla het rijke Sumatra het overvleugelen
zal?
Java heeft een kunsthaven, de eenige in
Indië. Het is de haven van Tandjong-Priok,
door een korte spoorlijn verhonden met Bata
via. Toen) deze haven werd aangelegd, moch
ten we met voldoening op dit werk neerzien.
Het was een goed stuk werk en voldeed aan
de behoeften van de scheepvaart, toen nog
werkelijk zeer bescheiden in verhouding dat 't
geen thans gezien; wordt. We zullen, er onzen
voorgangers geen verwijt van maken, dat ze
niet een meer vooruitzienden blik hebben ge
had, maar wel moeten we het ons zelf tot en
verwijt maken, wanneer we thas niet genoeg
in de toekomst vermogen te zien. We weten
het nu, welke ontzaggelijke afmetingen han
del en scheepvaart aannemen en we vermoe
den terecht, dat we nog niet aan het einde
van den vooruitgang zijn. En dan is het niet
verantwoord, om deze haven te laten in den
toestand, waarin ze verkeert. De haven is te
klein en heeft te weinig diepgang. Het mag
niet voorkomen, dat de Amerikaansche stoo-
mer „Caledonian", welke van tijd tot tijd deze
haven aandoet buiten moet liggen wachten
omdat bij; niet kan binnenvaren. Dit is een
slechte toestand, ook voor onze eigen vaar
tuigen., die naarmate de sluizen bij IJmuiden
verbreed worden en het Suezkanaal grooter
capaciteit krijgt, ook grooter afmetingen zul
len krijgen en vooral grooter diepgang. De
haven is goed verlicht en ook vrij; goed bebar
bend, maar dat is niet voldoende voor een
haven, die als eerste aanlegplaats gelden
moet op den weg van Singapore naar Austra-
kunnen laden en lossen. Er fa echter een groot
bezwaar, dat met de jaren meer gevoeld
wordt. De toegangen tot deze haven zijn voor
groote schepen vrijwel ontoegankelijk E>oor
den Trechter kunnen zelfs onze betrekkelijk
kleine schepen van Nederland en de Lloyd
niet meer varen, terwijl ook de Staat van
Madoera am het dichtslibben is Reeds in
189.1 zagen we, hoe de schroef van het kust
vaartuig, waarmee we een reis naar de Mo-
lukken maakten, den modder opwerkte. Dat
dit geen goede haventoestanden zijn en dat
de gewichtige handelsstad 'Soerabaja betere
eischen mag stellen, zal een ieder voelen, die
maar eenigszins weet, wat daar omgaat.
Buiten Java hebben we de kleine, maar uit
stekende haven van Sabang met haar instal
laties voor het kolenladen. Deze haven vol
doet aan de gestelde eischen, evenals de Em-
ma-haven. Van deze laatste zou men alleen
mogen zeggen, dat de ingang heter moet be
waakt worden. Het mag niet voorkomen, wat
in 1901 is geschied, dat de havenmeester des
morgens bij het opstaan bemerkte, dat er in
den nacht eenvoudig een Amerikaansch oor
logschip was binnengeloopen en nu al aan
de kade lag gemeerd.
Belawan heelt geen haven en toch heeft
Deli er groote behoefte aan. De handel ont
wikkelt zich dermate, daf het niet Langer aan
gaat om een half uur van de kunst 'te laten la
ten en lossen.
In de haven van Makassar, ook in belang
toeneinenue, kan men soms niet binnenvaren,
maar moet gewacht worden op een gun-
stigen waterstand. Voor de haven toch ligt
een groote zandbank, die veel gevaar ople
vert. v
In de Moluken vindt men uitstekende ha
vens, die ten allen tijde bereikbaar zijn. We
noemen slechts die van Amboina en perda, pIoineerd jandfouwkundige wel
chine zal zette» en er de lucht mee ia zal
gaan;
dat een beroepspennelikker, als hij in een
winkel een nieuw soort pennen ziet liggen, er
dadelijk maar eenige dozijnen gaat aan
schaffen
hijzelf leert ztefc ate proefkonijn mn een
dokter, die gen nieuw uenessmidd®! wil be
proeven en betalt dan .rog geld, /oor medicij
nen en consult met een blijmoedig gezicht op
dien koop toe,
hij eischt, dat men zijn meststof gaat aan
schaffen en alleen ziet naar de halve verkla
ringen. die ten gunste van dezen mest worden
gegeven en niet iet op andere, die minder
gunstig zijn.
;Neen, nietwaar, zoo doen niet verstandige
menschen. Ik ken den heer B. niet persoon
lijk en heb er geen belang bij hem in een
gunstig of ongunstig daglicht te stellen. Wel
meende ik, nu men mij, naar den Normaalmest
vraagt, te inoeten mededeelen, wat men aan
gaande samenstelling en werking daarvan
wdst. Ik heb daarbij niet alleen gebruik ge
maakt van verklaringen van menschen, die
den heer B. ongenegen zijn.
Waardoor wordt nu de waarde van een
meststof bepaald?
Volgens het tegenwoordig nog algemeen
aangenome nstandpunt naar de voor de plan
ten' opneembare hoeveelheid stikstof, kali, fos-
forzuur en kalk. „Neen-," zegt de heer B.,
„naar het gehalte aan nog veel meer andere
stoffen en vooral naar de bacteriën Lata-
lytische en radio-actieve werking."
Nu weten we, dat de bacteriën in den
grond een belangrijke werking verrichten,
doch dat deze alleen veroorzaakt of bevor
derd zou worden door den Normaalmest,
weet, dunkt mij, de heer Bezemer als gedi-
En
Naar het Engelsch
van Mew. Alfred Sidgwick.
I)
„Ik vind haar nieuwe kapsel niet mooi,"
zei Ladv Tuft.
Rosalind^ was bezig met haar druiven. Zij
antwoordde niet op het oordeel van haar tan
te, maar bestrooide haar vruchten met suiker
en begon te eten.
„1 leb je gehoord, wat je tante zei?" vroe,
Si J I u ins op oorlogszuchtigen toon. Hij hae
bijna niet gesproken tijdens den maaltijd, be
halve om te zeggen, dat de visch te gaar en
de faisant te versch was.
„Ja oopi," zei Rosalinde beleefd.
„Ik ben het met je tante eens."
„Niemand draagt het zoo behalve winkel
juffrouwen," zei Lady Tuft, en zij stond van
tafel op, hoewel Rosalinde nog nauwelijks
klaar was met haar fruit.
Ia den salon gingen de drie dames bij het
vuur zitten en haalden haar handwerk voor
den uag. Lady Tuft heette te breien, m^r
vul gewoonlijk in slaap. Elke avond op Sce-
toü was vervelend, lang en saai. Zelfs als er
gasten waren schenen zij op de Tufts te gelij
ken, ouaachtig en half levend; en de groote
diners, die nu en dan gegeven werden, had-
oen een slaperige uitwerking op ieder die er
kwam. Het eten- w i o kostbaar en- over
vloed ig, de wijnen .waai, en de kamers
zoo warm, dat de ijunsdien rooder en ver-
velender werden, dau zij gewoonlijk waren
en- mei groote moei): ïun oogen open hiel
den. Het eenige mi e, dat coit aan huis
lië en van waaruit een handelsweg loopt naar
Amerika, China en Japan, alle landen, die
een snellen opbloei van hun wereldhandel
zijn.
Semarang! Treurig zooals het met deze
plaats gesteld is. De handelsstad van Mid
den-Java, de afscheepplaats van de suiker, de
tabak en) van vele andere producten, heeft
geen haven. Er is slechts een open reede en
deze reeds is in een groot deel van het jaar
soms onbruikbaar. Als daar de blauwe vlag
waait van den vuurtoren, is er geen sprake
van lossen en laden en gebeurt het dikwijls,
dat de schepen maar doorvaren. Er is een
snelvaart verbinding tusschen Soerabaja en
Singapore over Semarang en Batavia, maar
het is meer dan eens gebeurt, dat de booten,
die deze verbinding onderhouden, de snelva
rende „Melchior Treub", de „Rumphius", on-
verrichterzake aan de reede van Semarang
moeten- voorbij gaan. Dat dit voor -den handel
tusschen Midden Java en de Straits niet zon
der nadeel is, behoeft geen- betoog.
Soerabaja!
Deze stad bezit een natuurlijke veilige ha
ven achter het eiland Madoera.
Het geheel doet eenigszins denken aan de
reede van Spithead Er zijn nu steigers in
aanbouw, zoodat de schepen aan de kaden
kwam, was Amy Pringle, het meisje, met wie
de Tufts hun zoon wilden laten trouwen,
maar daar Rosalinde zelf met haar neef wil
de trouwen, zag zij de bezoeken van Amy na
tuurlijk niet graag.
Zij verwachtte, dat haar tante dien avond
dadelijk beginnen zou over Tony en zijn dom
me verwisseling van brieven, maar Lady
Tuft bewaarde een indrukwekkend zwijgen,
totdat haar echtgenoot zich bil hen; voegde.
Hiji kwam vroeger dan gewoonlijk, en me
vrouw Cloudesby en haar dochter voelden
zich zeer weinig op haar gemak. Zij wisten
beiden door langdurige ervaring, dat kleine
vergrijpen vlug behandeld, maar groote mis
daden besproken werden in hetgeen1 Sir Lu
cius een familieraad noemde. Hij zat altijd
als rechter, en zij als beklaagden, zoodat deze
gelegenheden voor hen meer een rechtsge
ding dan een raad waren. Hij: was een lang
zwaargebouwd man, die indruk maakte door
zijn gestalte en gespierdheid. Hij had een blo
zende kleur, groote, effen trekken en1 briune
oogen, die zonder uitdrukking of leven wa
ren, behalve wanneer toorn ze in beweging
bracht. Hiji was gelukkig en slim genoeg ge
weest, zich al jong met een bekwaam man
te associeeren, die kapitaal noodig had, om
een plan uit te werken, dat een; fortuin waard
was. Sir Lucius had juist hersenen genoeg,
om als figurant op te treden en zijn compag
non het spel te laten spelen. Toen ieder van
hen eenige millioenen verdiend had, maakten
zij van hun bloeiende zaak een maatschappij
en trokken zich terug. Sir Lucius ging in de
politiek, omdat hij maar mijnbeer Tuft was
en Sir Lucius wilde zijn. Het kostte hem
heei veel, maar hij bereikte wat hij wilde.
Dat deed1 hij; gewoonlijk, maar zijn wenschen
waren niet ingewikkeld. Hij had geld ver
diend, eer/ vrouw getrouwd, die hem bevielen
mloopen van d< baai van Ban da, tusschen
den Goenong-Api en den Papenberg, bij
nacht onmogelijk.
Bij het uitbreiden van de culturen op Su
matra en Borneo zijn er nog de gewichtige
uitvoerplaatsen Palembang, Pontianak, en
Bandjerstnasin, die ook zich zullen komen
aanmelden om betere haventoestan denDe
banken, die daar voor de rivieren liggen moe
ten ten deele woeden opgeruimd of al+hans
er moet een vaargeul gemaakt worden. i
Dat alles zal millioenen kosten, maar dat
geld zal zijn rente ruimschoots opbrengen.
Daardoor mogen we ons niet laten weerhou
den om te doen, wat gedaan moet worden
Het ia met voldoening, dat we een som
voorhavenwerken op de begrootihg zagen
geplaatst, al willen we niet ontkennen, dat
tegenover al wat noodig is, een onnoozele
acht millioen ons verre van toereikend lijkt.
Men kan er zeker van zijn, dat Indië, wan
neer het zich zelf regeert, met heel andere
bedragen voor dit doel voor den dag zal ko
men.
Assen, Dec. 1917. A. v. W.
Zie hier, geachte lezers den heer Bezemer,
den uitvinder van den Normaalmest. Ik kan
niet zeggen, dat het mij een eer is, hem aan
U voor te stellen. Liever keerde ik hem den
rug toe en liet hem staan. Iemand, die zoo
schrijft, kan niet de voc,stander van een goe
de zaak zijn. Is hij dat werkelijk, dan kan al
dat geschreeuw van zijn concurrenten en; be
nijden hem koud laten, in weerwildaarvan
zal zijn meststof er komen. Wat zou het voor
onze Land- en tuinbouwers een zegen zijn,
indien er werkelijk een meststof was gevonden,
die hen onafhankelijk van het buitenland
maakte. Nooit beter dan nu gevoelen zij de
behoefte daaraan.
eerlijk, dat ik tot dasver geer afdoend bewijs
heb gevonden, dat deze werking invloed uit
oefent op den groei van de planten, ook niet
in hetgeen de heer B. tot dusver in het licht
heeft gegeven. Deze werking zal bij hem wel
op een vermoeden berusten. Toch wil ik niet
beweren, dat het laatste woord inzake bemes
ting is gesproken, doch geloof voorshands
niet, dat de heer B. dit gedaan heeft.
Onze land- en tuinbouwers vragen na^r
het aantal kilo's, dat ze van hun grond halen
en1 beoordeelen daarnaar de waarde van een
meststof. Zoo heeft ook de kunstmest zijn
plaats in den land- en tuinbouw veroverd. En
cijfers aan te toonen, dat hij met zijn mest
stof dezelfde resultaten kan bereiken als nu
met de kunstmeststoffen worden bereikt en
dan is zijn zaak gewonnen. Ik houd den heer
Aberson voor een eerlijk man, en wil er ab
soluut niet van weten, dat hij moedwillig met
gefingeerde getallen zou werken. Jammer
vind ik het, dat de proeven niet zijn voortge
zet. Doch de heer B. kan dat zelf doen.
WOENSDAG 12 DECEMBER: Aardappelen
met Wortelen ec Uien
DONDERDAG ld DECEMBER: Erwten
soep.
VRIJDAG 34 DECEMBER: Aardappelen met
Smjboonen.
ZATERDAG 15 DECEMBER: Aardappelen
met kapen.
MAANDAG 17 DECEMBER: Groentensoep
met Vleesch.
DINSDAG 18 DECEMBER: Aardappelen
met Spruitkool.
Voor de spijzen op DONDERDAG 13 DE
CEMBER (Erwtensoep) zal distributiebon
97, en voor de spijzen op MAANDAG 17
DECEMBER (Groentensoep met Vleesch)
distributiebon 98, telkens bij het inkoopen
der desbetreffende spijsbons worden ingevor
derd.
De Spijsbons moeten steeds twee dagen te
voren worden ingekocht met uitschakeling
van den Zondag, zoodat men zich voolr de
Spijzen op Maandag te verstrekken, reeds
Vrijdag, en voor die op Dinsdag, reeds Za
terdag moet voorzien.
De Administrateur,
A. OSKAM.
Waarvoor heeft hij de land- en tuinbouwleer-
aren noodig? Geeft niet elke uitvinder van
een nieuwe zaak reuzensommen uit voor re
clame? De heer B. spreekt van 60 mille, die
hem de uitvinding van den Normaalmest
heeft gekost. Een peulschilletje, vergeleken bij
de sommen, die anderen hebben besteed. In
formeer eens hij van Houten en hij zal glim
lachen ooi dat bedrag. Of dacht de heer B.,
dat er geen eerlijke menschen te vinden wa-
ren, die behoorlijk proeven kunnen nemen?Als
hij, mij wat fatsoenlijker hadl behandeld en
met wat minder verwaande blikken op mij
neer had gezien, had 'k hem daaraf wel
kunnen helpen, doch de kosten van de proef
komen voor zijn rekening. Mij; wil hij de enor
miteit in de schoenen schuiven, dat ik onze
tuinbouwers niet in staat acht, dergelijke
proeven te nemen, doch dat staat nergens in
mijn artikel. Ik zég, wie zijn geld lief heeft,
neemt geen proeven op groote schaal met een
Doch, laat ik beginnen, met mijzelf aan u
voor te stellen. De heer B. beweert immers,
dat ik m'n naam niet durf noemen. Maar dat
is immers niet noodig. Het is toch een publiek „i,- -
geheim, wie de schrijver van de artikeltjes on- j WsttentiS" die teiSLS T
der 'Tioofd „Qorloestutaties" en S de
moeten dat niet doen. Zij kunnen in 't geheel
niet een deel van hun oogst missen en boven
dien nog geld uitgeven, willen land- en tuin
bouwers het toch doen, laten ze het dan coed
„Oorlogstuintjes" is en ook de
agent van den heer B. te Alkmaar weet dit
wel. Ten overvloede vermeld ik deze onder dit
artikel, aan u zelf overlatende, in hoeverre de
schoone kwalificaties, die de heer B. mij naar
het hoofd slingert, op mij van toepassing
zijn.
Let verder op de vergelijkingen, die hij
maakt. De heer B. meent, dat een architekt,
als hii; tegen nieuw bouwmateriaal aanloopt,
dat zonder meer maar dadelijk zal toepassen
dat een< oude. ervaren schipper, wien men
een nieuwe stof voor een zeil voorlegt, daar
van dadelilk maar een zal laten maken,
dat een beroepsvliegenier, als hij een nieuw
soort motor ziet, deze maar zoo In z"n ma-
doen. Ze behoeven dan niet te komen met
aantoonen, dat zij een goed resultaat hebben
bereikt. Ze zullen zich zelve en hun mecle-
menschen daarmede een- belangrijken dienst
d<>en\ ^1,ook de beer B. zal daarbij gebaat
zijn. Hij. behoeft cfan niet meer te schelden en
verdacht te maken en kan met een1 gerust ge
weten de rijksdaalders opstrijken, die hem
hij had een zoon die noch goed noch slechtgeschreven,
was, maar er mede door kon. Sir Lucius was Kun ie J
zeer tevreden met het succes in zijn leven en
koesterde de verachting voor de nict-geslaag-
den, die menschen van zijn soort zonderult-
zondering gevoelen. Vijftien jaar geleden had
hij; zijn schoonzuster en haar kind in hui» ge
nomen, omdat hij haar daardoor scheidde
van een onwaardig echtgenoot. Hij had niet
ïedacht, dat twee zulke zwakke schepsels
tem ooit in den weg zouden staan, maar toen
zijn nichtje opgroeide, begon haar tegen
woordigheid) hem te prikkelen. Zij deed hem
aan haar vader denken, die hem hevig ge
bikkeld had. Toen hij aien avond in eten sa-
on kwam) bracht ihii een brief mede. dien hij
Kosalinde gaf, voordat hij in zijn eigen ge-
makkelijken stoel ging zitten.
„Deze is aan jouw adres", zei hij.
„Ja", zei Rosalinde, er naar kijkende,
„iierken je de hand?"
„Neen."
„Wees dan zoo goed' hem open te maken."
Rosalinde had niet op vergunning ge
wacht, maar opende vlug de enveloppe, nam
den brief er uit, keek er naar en gaf hem aan
haar tante.
„Wat is dat?" vroeg Lady Tuft.
„Tony's brief aan u", zei Rosalinde.
Toen nam zij haar borduurwerk weer op.
Zij was benieuwd of zij Tony's brief aan haar
zou mogen zien, maar zij wilde er niet
vragen.
om
„ivun je verklaren, waarom mijn zoon een
bief aan zijn moeder sluit in een enveloppe,
die met een vreemde hand aan jou geadres
seerd is?" zó Sir Lucius. Rosalinde keek
naar de enveloppe. Z/j was groot, dik, ge-
Darfumeerd en vreemd van vorm. Óp de ach-
:erzijde was een groot, zilveren monogram
en het adres was met een onbeholpen hand
„Kun je het verklaren vroeg Sir Lucius
voor de tweede maal.
Rosalinde kon liet. maar zij wilde Tony
niet verraden, Winkte Bellair» zou atet in
de gunst vallen van Sir Lucius.
„Moet ik u uitleggen, waarom Tony »lor-
dlg is geweest, of waarom hij mij een brief
zendt met eep adres van vreemde hand?"
vroeg zij.
„Ik heb je dikwijl» gevraagd, een vraag niet
met een andere te beantwoorden", zei Sir
Lucius. „Het ia oneerbiedig. Je weet het
best, wat voor antwoord ik verlang."
„Ik denk, dat Tony mij heeft willen schrij
ven, zonder dat u het wist", zei Rosalinde.
Zij legde haar werk neer, en' haar houding
was uiterst beleefd. Maar naar kalmte maak
te Sir Lucius woedend' en deed hem de zijne
verliezen.
,,Hoe lang hebben jij en je neef in 't ge
heim briefwisseling gehouden?" vroeg hij.
jjWij zijn er nog niet eens een begonnen",
zei Rosaline, in de ledige enveloppe turende.
„Ik heb geen brief van Tony gehad, sedert hij
naar Londen teruggekeerd is."
„Vanmorgen is er een gekomen."
„DaHleeft moeder mij gezegd .Kan ik hem
ieve jongen!" viel Lady Tuft in. „Hij
maakt het best en werkt zeker hard. Hij
schrijft dezen heel laat in den avond Hij
komt de volgende week."
Terwijl zij sprak, kreeg Sir Lucius een
brief uit zijn zak, dien hij opende, maar in
zijn hand hield.
„Ik zal hem jou niet geven", zei hij. „Ik
zal hem Tony teruggeven. Maar ik zal hem
hardop lezen."
„Anne Tony!" mompelde Rosalinde.
Haar oom keek haar aan en schraapte zijn
dan overvloedig toe zullen vloeien. En wat
zullen onze gemeentebesraren hem dankbaar
zijn. Op de stadsreinigingen is nog afval ge
noeg van het soort, dat de heer B. gebruikt en
waarmee men geen weg weet. Stel je voor, dat
dit zaakje in een waardevolle meststof werd
omgezet. Ik wed, er werd een voorstel ge
daan en met algemeens stemmen aangeno
men, om voor hem een standbeeld op te rich
ten op de Mookerheide, de plaats, waar de
heer B. thans zijn nog wel wat duister bedrijf
uitoefent,
E, v. d. LAAN,
Leeraar R. T. W. S.
Alkmaar.
P. S. Van den heer Aberson te Wagenin-
gen, wien ik in kennis meende te moeten stellen
van de beschuldigingen, voorkomende in het
artikel van den heer B., werd het onderstaan
de ontvangen, met machtiging daarvan naar
goedvinden gebruik te maken.
Wageningen, 5 Dec. 1917.
Weledele Heer.
Het stukje van den heer Bezemer ademt den-
eschrijf. In-
it zijn wijze
dat een' fat
soenlijk persoon daarop niet antwoordde. Se
dert dien schrijf ik niet meer. tegen Bezemer,
daar scheidtaai te beantwoorden mij te min
is. Alleen de proef door mij genomen bewijst
voldoende de volkomen waardeloosheid van
den normaalmest.
Wanneer Bezemer cijfers uit mijn proeven
;1 aanhalen, laat hij 't dan goed doen en ook
de resultaten met de stikstof vermelden, om-
dat het daar juist op aan komt. Uit mijn proef
blijkt, dat de grond' volstrekt niet uitgepierd'
was, zie opbrengst onbemest, doch voorname
lijk gébrek aan stikstof had. Nu moest toch de
normaalhxest, indien' die zoo puik was, dat
goed hebben kunnen maken, doch het resul
taat was nihil. Verder commentaar is over
bodig.
li heb de proeven niet voortgezet, omdat ik
op het landgoed Johanna Hoeve te Ooster
beek gedurende twee jaren proeven had zien
nemen met normaalmest, dlie hetzelfde slechte
resultaat opleverden.
Wat Bezemer bedoelt met zijn mededeeling
omtrent de verspreiding van het door mS
verrichte onderzoek kan ik slechte gissen.
exemplaar verspreid heb.
Hoogachtend,
J. H. ABERSON.
Zie het ingezonden stuk van d»"n heer
Bezemer.
AAN DE DAMIMlERS
Met dank voor de ontvangen opl. van pro
bleem no. 471 (auteur Dubois).
Stand.
24Z2 82?; l2- 17, 18, 19, 20, 22, 23,
W. 21, 25, 30, 31, 34/37, 40, 44/944.
Oplossing.
1.31—27.* 1.22:42.
keel.
«Mijn liefste Rosy-Posy", begon hij.
„Zeer ordinair 1 Hoe lang heb ie hei
u je Rosy-Posy
ik geloof, dat hij er mede begon, toen ik
gesuiau je Rosy-Posy te noemen?'
xem toe-
laar was'
7.
zei Rosalinde.
lieve naampje voor haar,
was, Lucius", zei mevrouw
„Het was jé e;
toen zij een kim
Cloudesby.
„Rosalinde is nu geen kind meer en moest
aau haar waardigheid denken", zei Sir Lu
cius.
„Dat is waar", zei zijn vrouw. „Als een
meisje haai eigen waardigheid niet respec
teert, kan zij niet verwachten, dat een jonge
man het voor haar doen zal."
i ony en Rosalinde zijn neef en nicht en
samen opgegroeid", zei mevrouw Cloudesby,
want om naar kind te verdedigen werd de
mooie, treurige vrouw soms uit haar gewone
onverschilligheid opgewekt.
„Dat is juist de reden, waarom ik tegen
deze soort van dingen ben", zei Sir Lucius,
en tikte ongeduldig met den brief.
„Ik zou hem graag willen lezen", zei Ro
salinde.
„Heel goed! Lees hem", zei Sir Lucius en
hij gaf hem haar.
Rosalinde las hem van het begin' tot het
einde, glimlachende. Toen. gaf zij hem aan
haar oom terug.
„Beste Tony!" zei zij. „Hij kan niet dui
delijk schrijven, hij kan niet spellen en hij
kan zich niet uitdrukken. Zijn brieven zijn
de grens."
„De grens waarvan?" vroeg Sir Lucius.
„Van Tony, geloof tic", zei Rosalinde. „Zij
zijn precies als hij zelf."
,Ik noem dit een
riep Sir
minnebrief!"
Lucius."
„Ik ook", zed Rosalinde.
(Wordt vervolgd).
1817
Jlhmlt tont
Ow w* i r vg lug
,Tn,flti 7 n V» ^.Uj,i
J2. 1 l TT*. -v
li ja