Distributie Zelen en Makken. De liarenwerkes In Indlë. Centrale Keuken. Damrubriek. Honderd en Negentiende Jaargang. Zaterdag 8 Dec. Distributie Sajet, Wol, Klompen en Schoeisel, FEUILLETOK. In Vroeger Dagen. SHJSLIJSI. „Oorlogsfuintjes." if*, asts. De DIRECTEUR maakt bekend, dat met de AFGIi TE DER BONS VOOR ZOLEN EN •HAKKEN MAANDAG A.S. 11 DECEMBER WORDT DOORGEGAAN. Personen, die geen gemeentebelasting beta len en zij, die in d gemeentebelasting zijn aangeslagen voor een inkomen tot 1000,— (8ste klasse) KOMEN IN AANMERKING. De BONS worden verstrekt op vertoon van legitimatiekaart op de navolgende dagen en uren: Nummer der legitimatiekaart: Nos. 1— 4000 MAANDAG n.m. 2-4 uur. Nos. 401800 DINSDAG n.m. 2-4 uur. Nos. 801—1200 WOENSDAG n.m. 2-4 uur. Nos. 1201—1600 DONDERDAG n.m. 2-4 uur Nos. 1601—2000 VRIJDAG n.m. 2-4 uur. Nos. 20012400 ZATERDAG n.xn. 2-4 uur. Alkmaar, 8 December 1917, De Directeur van de Distributie, J. M. STIKKEL. De DIRECTEUR maakt bekend, dat MAANDAG a.s. li DECEMBER 1917 BE GONNEN ZAL WORDEN, BONS AF TE GEVEN voor SAJET en OOEDKOOPE SCHOENEN, terwijl tevens wederom BONS voor GOEDKOOPE KLOMPEN verstrekt worden. Het publiek wordt verzocht de aanvragen op de juiste dagen te doen en niet later of eerder te komen dan aangegeven is, aange zien de te laat komers niet geholpen kunnen worden en onnoodig lang wachten voor memdten Tc op tijd zijn hierdoor vermeden wordt. Aan ieder huisgezin, tot een inkomen van 1000— (8ste klasse gemeentebelasting;, kan op vertoon van legitimatiekaart tegelijk verstrekt worden: SAJET. 1 Bon zijnde 1 K.G. Sajet, ver- deeld in 20 bonnetjes van Y, knot. SCHOENENBons voor de kleinste helft van het aantal gezinsleden. KLOMPEN: 1 Mans-, of 1 Vrouwen- of 1 jeugdig persoon of 2 Kinderen. Een ieder wordt ten zeerste aangeraden met de nummers der aan te vragen SCHOE NEN bekend te zijn: eveneens met de MA TEN DER KLOMPEN1, daar de KAARTEN NIET GERUILD KUNNEN WORDEN. De BONS WORDEN VERSTREKT OP DE NAVOLGENDE DAGEN EN UREN: Nummer legitimatiekaart: Nos. 1400 MAANDAG nm. 2-4 uur. Ns. 401— 800 DINSDAG v.m. 10-12 uur. Ns. 801—1200 WOENSDAG v.m. 10-12 uur. Ns. 1201—1600 DONDERDAG v.m. 10-12 uur. Ns. 160L2000 VRIJDAG v,m. 10-12 uur. Ns. 2001—2100 ZATERDAG' v.m. 10-12 uur. Alkmaar, 8 December 1917. De Directeur van de Distributie, J. M. STIKKEL. De begrooting voor Nederlandsch-Indië voor 1918 vraagt een som voor de verschil lende havens in Indië. Werkelijk is dit niet overbodig, want de haventoestanden aldaar voldoen niei meer aan de meest bescheiden eischen welke men stellen mag aan een land, dat zulk een groote toekomst heeft. We heb ben altijd de hand op den zak gehouden, wam;r het gold hierin verbetering te bren gen. Er is wel iets gedaan, maar dit staat in geen verhouding tot hetgeen gedaan had moeten zijn. Indien in tijds gezorgd was met vooruitzienden blik voor goede haventoe&tan- den, de economische ontwikkeling van Indië. zou zeker al veel verder gevorderd zijn. Het L waar, we staan niet meer op het standpunt, dat we kunnen spreken van de inzinking van Java b.v., zooals een vijftiental jaren geleden. Fiet is gebleken, dat een dergelijke inzinking niet bestaat, dat er integendeel sprake is van steeds bloeiender leven, maar daarmee mogen we niet tevreden zijn tegenover de rol, die Indië gaat spelen in de wereld en waarvan wïi ons geen te klein denkbeeld moeten vor men. We hebben het tegenwoordig druk over de opheffing van de bevolking in de koloniën en we zoeken naar den besten weg, om die op heffing te bevorderen. Dat is juist, ma-rr dan mcgen we niet voorbijzien, dat goede handels- gelegenheden du® ook goede ihavratoeste-ytea daarmee een ernstig woord mee te spreken hebben. Hiervoor zijn twee gewichtige redenen, n.l. De rijkdom van den Indischen bodem en de geschiktheid van de bevolking om ervan te trekken wat ervan te trekken is. De ligging van onzen archipel tusschen verschillende landen van beteekenis, landen, die voor het wereldverkeer van de grootste be teekenis gaan worden. Zouden wiji deze zaken uit het oog ver- Kezen, er niet op rekenen, we zouden Indië doemen om, of te blijven in een geheel min derwaardigen toestand, of we zouden aan an dere mogendheden het volste recht moeten toekennen zich met de zaak te bemoeien. Wan* men begrijpe wel, dat Engeland1, Australi», Japan, China en Amerika het grootste be lang krijgen bij een zich ontwikkelend. Indië, dat de brug vormt tusschen de verschillend? landen en werelddeelen. De verbetering van de haventoestanden is voor Nederland in de tropen een dure jplteht, waaraan het zich ta geen enkel opzicht en onder geen voorwaarde mag onttrejcken. Gaan we nu even vluchtig na, hoe de ha ventoestanden zijn. We beginnen bij Java, tot heden het belang rijkste eiland, hoewel de tijd nadert, dat dit niet meer met zooveel nadruk kan gezegd worden, daar Sumatra het op zij; gaat streven. En wie kan zeggen of de tijd niet nabij is, waarla het rijke Sumatra het overvleugelen zal? Java heeft een kunsthaven, de eenige in Indië. Het is de haven van Tandjong-Priok, door een korte spoorlijn verhonden met Bata via. Toen) deze haven werd aangelegd, moch ten we met voldoening op dit werk neerzien. Het was een goed stuk werk en voldeed aan de behoeften van de scheepvaart, toen nog werkelijk zeer bescheiden in verhouding dat 't geen thans gezien; wordt. We zullen, er onzen voorgangers geen verwijt van maken, dat ze niet een meer vooruitzienden blik hebben ge had, maar wel moeten we het ons zelf tot en verwijt maken, wanneer we thas niet genoeg in de toekomst vermogen te zien. We weten het nu, welke ontzaggelijke afmetingen han del en scheepvaart aannemen en we vermoe den terecht, dat we nog niet aan het einde van den vooruitgang zijn. En dan is het niet verantwoord, om deze haven te laten in den toestand, waarin ze verkeert. De haven is te klein en heeft te weinig diepgang. Het mag niet voorkomen, dat de Amerikaansche stoo- mer „Caledonian", welke van tijd tot tijd deze haven aandoet buiten moet liggen wachten omdat bij; niet kan binnenvaren. Dit is een slechte toestand, ook voor onze eigen vaar tuigen., die naarmate de sluizen bij IJmuiden verbreed worden en het Suezkanaal grooter capaciteit krijgt, ook grooter afmetingen zul len krijgen en vooral grooter diepgang. De haven is goed verlicht en ook vrij; goed bebar bend, maar dat is niet voldoende voor een haven, die als eerste aanlegplaats gelden moet op den weg van Singapore naar Austra- kunnen laden en lossen. Er fa echter een groot bezwaar, dat met de jaren meer gevoeld wordt. De toegangen tot deze haven zijn voor groote schepen vrijwel ontoegankelijk E>oor den Trechter kunnen zelfs onze betrekkelijk kleine schepen van Nederland en de Lloyd niet meer varen, terwijl ook de Staat van Madoera am het dichtslibben is Reeds in 189.1 zagen we, hoe de schroef van het kust vaartuig, waarmee we een reis naar de Mo- lukken maakten, den modder opwerkte. Dat dit geen goede haventoestanden zijn en dat de gewichtige handelsstad 'Soerabaja betere eischen mag stellen, zal een ieder voelen, die maar eenigszins weet, wat daar omgaat. Buiten Java hebben we de kleine, maar uit stekende haven van Sabang met haar instal laties voor het kolenladen. Deze haven vol doet aan de gestelde eischen, evenals de Em- ma-haven. Van deze laatste zou men alleen mogen zeggen, dat de ingang heter moet be waakt worden. Het mag niet voorkomen, wat in 1901 is geschied, dat de havenmeester des morgens bij het opstaan bemerkte, dat er in den nacht eenvoudig een Amerikaansch oor logschip was binnengeloopen en nu al aan de kade lag gemeerd. Belawan heelt geen haven en toch heeft Deli er groote behoefte aan. De handel ont wikkelt zich dermate, daf het niet Langer aan gaat om een half uur van de kunst 'te laten la ten en lossen. In de haven van Makassar, ook in belang toeneinenue, kan men soms niet binnenvaren, maar moet gewacht worden op een gun- stigen waterstand. Voor de haven toch ligt een groote zandbank, die veel gevaar ople vert. v In de Moluken vindt men uitstekende ha vens, die ten allen tijde bereikbaar zijn. We noemen slechts die van Amboina en perda, pIoineerd jandfouwkundige wel chine zal zette» en er de lucht mee ia zal gaan; dat een beroepspennelikker, als hij in een winkel een nieuw soort pennen ziet liggen, er dadelijk maar eenige dozijnen gaat aan schaffen hijzelf leert ztefc ate proefkonijn mn een dokter, die gen nieuw uenessmidd®! wil be proeven en betalt dan .rog geld, /oor medicij nen en consult met een blijmoedig gezicht op dien koop toe, hij eischt, dat men zijn meststof gaat aan schaffen en alleen ziet naar de halve verkla ringen. die ten gunste van dezen mest worden gegeven en niet iet op andere, die minder gunstig zijn. ;Neen, nietwaar, zoo doen niet verstandige menschen. Ik ken den heer B. niet persoon lijk en heb er geen belang bij hem in een gunstig of ongunstig daglicht te stellen. Wel meende ik, nu men mij, naar den Normaalmest vraagt, te inoeten mededeelen, wat men aan gaande samenstelling en werking daarvan wdst. Ik heb daarbij niet alleen gebruik ge maakt van verklaringen van menschen, die den heer B. ongenegen zijn. Waardoor wordt nu de waarde van een meststof bepaald? Volgens het tegenwoordig nog algemeen aangenome nstandpunt naar de voor de plan ten' opneembare hoeveelheid stikstof, kali, fos- forzuur en kalk. „Neen-," zegt de heer B., „naar het gehalte aan nog veel meer andere stoffen en vooral naar de bacteriën Lata- lytische en radio-actieve werking." Nu weten we, dat de bacteriën in den grond een belangrijke werking verrichten, doch dat deze alleen veroorzaakt of bevor derd zou worden door den Normaalmest, weet, dunkt mij, de heer Bezemer als gedi- En Naar het Engelsch van Mew. Alfred Sidgwick. I) „Ik vind haar nieuwe kapsel niet mooi," zei Ladv Tuft. Rosalind^ was bezig met haar druiven. Zij antwoordde niet op het oordeel van haar tan te, maar bestrooide haar vruchten met suiker en begon te eten. „1 leb je gehoord, wat je tante zei?" vroe, Si J I u ins op oorlogszuchtigen toon. Hij hae bijna niet gesproken tijdens den maaltijd, be halve om te zeggen, dat de visch te gaar en de faisant te versch was. „Ja oopi," zei Rosalinde beleefd. „Ik ben het met je tante eens." „Niemand draagt het zoo behalve winkel juffrouwen," zei Lady Tuft, en zij stond van tafel op, hoewel Rosalinde nog nauwelijks klaar was met haar fruit. Ia den salon gingen de drie dames bij het vuur zitten en haalden haar handwerk voor den uag. Lady Tuft heette te breien, m^r vul gewoonlijk in slaap. Elke avond op Sce- toü was vervelend, lang en saai. Zelfs als er gasten waren schenen zij op de Tufts te gelij ken, ouaachtig en half levend; en de groote diners, die nu en dan gegeven werden, had- oen een slaperige uitwerking op ieder die er kwam. Het eten- w i o kostbaar en- over vloed ig, de wijnen .waai, en de kamers zoo warm, dat de ijunsdien rooder en ver- velender werden, dau zij gewoonlijk waren en- mei groote moei): ïun oogen open hiel den. Het eenige mi e, dat coit aan huis lië en van waaruit een handelsweg loopt naar Amerika, China en Japan, alle landen, die een snellen opbloei van hun wereldhandel zijn. Semarang! Treurig zooals het met deze plaats gesteld is. De handelsstad van Mid den-Java, de afscheepplaats van de suiker, de tabak en) van vele andere producten, heeft geen haven. Er is slechts een open reede en deze reeds is in een groot deel van het jaar soms onbruikbaar. Als daar de blauwe vlag waait van den vuurtoren, is er geen sprake van lossen en laden en gebeurt het dikwijls, dat de schepen maar doorvaren. Er is een snelvaart verbinding tusschen Soerabaja en Singapore over Semarang en Batavia, maar het is meer dan eens gebeurt, dat de booten, die deze verbinding onderhouden, de snelva rende „Melchior Treub", de „Rumphius", on- verrichterzake aan de reede van Semarang moeten- voorbij gaan. Dat dit voor -den handel tusschen Midden Java en de Straits niet zon der nadeel is, behoeft geen- betoog. Soerabaja! Deze stad bezit een natuurlijke veilige ha ven achter het eiland Madoera. Het geheel doet eenigszins denken aan de reede van Spithead Er zijn nu steigers in aanbouw, zoodat de schepen aan de kaden kwam, was Amy Pringle, het meisje, met wie de Tufts hun zoon wilden laten trouwen, maar daar Rosalinde zelf met haar neef wil de trouwen, zag zij de bezoeken van Amy na tuurlijk niet graag. Zij verwachtte, dat haar tante dien avond dadelijk beginnen zou over Tony en zijn dom me verwisseling van brieven, maar Lady Tuft bewaarde een indrukwekkend zwijgen, totdat haar echtgenoot zich bil hen; voegde. Hiji kwam vroeger dan gewoonlijk, en me vrouw Cloudesby en haar dochter voelden zich zeer weinig op haar gemak. Zij wisten beiden door langdurige ervaring, dat kleine vergrijpen vlug behandeld, maar groote mis daden besproken werden in hetgeen1 Sir Lu cius een familieraad noemde. Hij zat altijd als rechter, en zij als beklaagden, zoodat deze gelegenheden voor hen meer een rechtsge ding dan een raad waren. Hij: was een lang zwaargebouwd man, die indruk maakte door zijn gestalte en gespierdheid. Hij had een blo zende kleur, groote, effen trekken en1 briune oogen, die zonder uitdrukking of leven wa ren, behalve wanneer toorn ze in beweging bracht. Hiji was gelukkig en slim genoeg ge weest, zich al jong met een bekwaam man te associeeren, die kapitaal noodig had, om een plan uit te werken, dat een; fortuin waard was. Sir Lucius had juist hersenen genoeg, om als figurant op te treden en zijn compag non het spel te laten spelen. Toen ieder van hen eenige millioenen verdiend had, maakten zij van hun bloeiende zaak een maatschappij en trokken zich terug. Sir Lucius ging in de politiek, omdat hij maar mijnbeer Tuft was en Sir Lucius wilde zijn. Het kostte hem heei veel, maar hij bereikte wat hij wilde. Dat deed1 hij; gewoonlijk, maar zijn wenschen waren niet ingewikkeld. Hij had geld ver diend, eer/ vrouw getrouwd, die hem bevielen mloopen van d< baai van Ban da, tusschen den Goenong-Api en den Papenberg, bij nacht onmogelijk. Bij het uitbreiden van de culturen op Su matra en Borneo zijn er nog de gewichtige uitvoerplaatsen Palembang, Pontianak, en Bandjerstnasin, die ook zich zullen komen aanmelden om betere haventoestan denDe banken, die daar voor de rivieren liggen moe ten ten deele woeden opgeruimd of al+hans er moet een vaargeul gemaakt worden. i Dat alles zal millioenen kosten, maar dat geld zal zijn rente ruimschoots opbrengen. Daardoor mogen we ons niet laten weerhou den om te doen, wat gedaan moet worden Het ia met voldoening, dat we een som voorhavenwerken op de begrootihg zagen geplaatst, al willen we niet ontkennen, dat tegenover al wat noodig is, een onnoozele acht millioen ons verre van toereikend lijkt. Men kan er zeker van zijn, dat Indië, wan neer het zich zelf regeert, met heel andere bedragen voor dit doel voor den dag zal ko men. Assen, Dec. 1917. A. v. W. Zie hier, geachte lezers den heer Bezemer, den uitvinder van den Normaalmest. Ik kan niet zeggen, dat het mij een eer is, hem aan U voor te stellen. Liever keerde ik hem den rug toe en liet hem staan. Iemand, die zoo schrijft, kan niet de voc,stander van een goe de zaak zijn. Is hij dat werkelijk, dan kan al dat geschreeuw van zijn concurrenten en; be nijden hem koud laten, in weerwildaarvan zal zijn meststof er komen. Wat zou het voor onze Land- en tuinbouwers een zegen zijn, indien er werkelijk een meststof was gevonden, die hen onafhankelijk van het buitenland maakte. Nooit beter dan nu gevoelen zij de behoefte daaraan. eerlijk, dat ik tot dasver geer afdoend bewijs heb gevonden, dat deze werking invloed uit oefent op den groei van de planten, ook niet in hetgeen de heer B. tot dusver in het licht heeft gegeven. Deze werking zal bij hem wel op een vermoeden berusten. Toch wil ik niet beweren, dat het laatste woord inzake bemes ting is gesproken, doch geloof voorshands niet, dat de heer B. dit gedaan heeft. Onze land- en tuinbouwers vragen na^r het aantal kilo's, dat ze van hun grond halen en1 beoordeelen daarnaar de waarde van een meststof. Zoo heeft ook de kunstmest zijn plaats in den land- en tuinbouw veroverd. En cijfers aan te toonen, dat hij met zijn mest stof dezelfde resultaten kan bereiken als nu met de kunstmeststoffen worden bereikt en dan is zijn zaak gewonnen. Ik houd den heer Aberson voor een eerlijk man, en wil er ab soluut niet van weten, dat hij moedwillig met gefingeerde getallen zou werken. Jammer vind ik het, dat de proeven niet zijn voortge zet. Doch de heer B. kan dat zelf doen. WOENSDAG 12 DECEMBER: Aardappelen met Wortelen ec Uien DONDERDAG ld DECEMBER: Erwten soep. VRIJDAG 34 DECEMBER: Aardappelen met Smjboonen. ZATERDAG 15 DECEMBER: Aardappelen met kapen. MAANDAG 17 DECEMBER: Groentensoep met Vleesch. DINSDAG 18 DECEMBER: Aardappelen met Spruitkool. Voor de spijzen op DONDERDAG 13 DE CEMBER (Erwtensoep) zal distributiebon 97, en voor de spijzen op MAANDAG 17 DECEMBER (Groentensoep met Vleesch) distributiebon 98, telkens bij het inkoopen der desbetreffende spijsbons worden ingevor derd. De Spijsbons moeten steeds twee dagen te voren worden ingekocht met uitschakeling van den Zondag, zoodat men zich voolr de Spijzen op Maandag te verstrekken, reeds Vrijdag, en voor die op Dinsdag, reeds Za terdag moet voorzien. De Administrateur, A. OSKAM. Waarvoor heeft hij de land- en tuinbouwleer- aren noodig? Geeft niet elke uitvinder van een nieuwe zaak reuzensommen uit voor re clame? De heer B. spreekt van 60 mille, die hem de uitvinding van den Normaalmest heeft gekost. Een peulschilletje, vergeleken bij de sommen, die anderen hebben besteed. In formeer eens hij van Houten en hij zal glim lachen ooi dat bedrag. Of dacht de heer B., dat er geen eerlijke menschen te vinden wa- ren, die behoorlijk proeven kunnen nemen?Als hij, mij wat fatsoenlijker hadl behandeld en met wat minder verwaande blikken op mij neer had gezien, had 'k hem daaraf wel kunnen helpen, doch de kosten van de proef komen voor zijn rekening. Mij; wil hij de enor miteit in de schoenen schuiven, dat ik onze tuinbouwers niet in staat acht, dergelijke proeven te nemen, doch dat staat nergens in mijn artikel. Ik zég, wie zijn geld lief heeft, neemt geen proeven op groote schaal met een Doch, laat ik beginnen, met mijzelf aan u voor te stellen. De heer B. beweert immers, dat ik m'n naam niet durf noemen. Maar dat is immers niet noodig. Het is toch een publiek „i,- - geheim, wie de schrijver van de artikeltjes on- j WsttentiS" die teiSLS T der 'Tioofd „Qorloestutaties" en S de moeten dat niet doen. Zij kunnen in 't geheel niet een deel van hun oogst missen en boven dien nog geld uitgeven, willen land- en tuin bouwers het toch doen, laten ze het dan coed „Oorlogstuintjes" is en ook de agent van den heer B. te Alkmaar weet dit wel. Ten overvloede vermeld ik deze onder dit artikel, aan u zelf overlatende, in hoeverre de schoone kwalificaties, die de heer B. mij naar het hoofd slingert, op mij van toepassing zijn. Let verder op de vergelijkingen, die hij maakt. De heer B. meent, dat een architekt, als hii; tegen nieuw bouwmateriaal aanloopt, dat zonder meer maar dadelijk zal toepassen dat een< oude. ervaren schipper, wien men een nieuwe stof voor een zeil voorlegt, daar van dadelilk maar een zal laten maken, dat een beroepsvliegenier, als hij een nieuw soort motor ziet, deze maar zoo In z"n ma- doen. Ze behoeven dan niet te komen met aantoonen, dat zij een goed resultaat hebben bereikt. Ze zullen zich zelve en hun mecle- menschen daarmede een- belangrijken dienst d<>en\ ^1,ook de beer B. zal daarbij gebaat zijn. Hij. behoeft cfan niet meer te schelden en verdacht te maken en kan met een1 gerust ge weten de rijksdaalders opstrijken, die hem hij had een zoon die noch goed noch slechtgeschreven, was, maar er mede door kon. Sir Lucius was Kun ie J zeer tevreden met het succes in zijn leven en koesterde de verachting voor de nict-geslaag- den, die menschen van zijn soort zonderult- zondering gevoelen. Vijftien jaar geleden had hij; zijn schoonzuster en haar kind in hui» ge nomen, omdat hij haar daardoor scheidde van een onwaardig echtgenoot. Hij had niet ïedacht, dat twee zulke zwakke schepsels tem ooit in den weg zouden staan, maar toen zijn nichtje opgroeide, begon haar tegen woordigheid) hem te prikkelen. Zij deed hem aan haar vader denken, die hem hevig ge bikkeld had. Toen hij aien avond in eten sa- on kwam) bracht ihii een brief mede. dien hij Kosalinde gaf, voordat hij in zijn eigen ge- makkelijken stoel ging zitten. „Deze is aan jouw adres", zei hij. „Ja", zei Rosalinde, er naar kijkende, „iierken je de hand?" „Neen." „Wees dan zoo goed' hem open te maken." Rosalinde had niet op vergunning ge wacht, maar opende vlug de enveloppe, nam den brief er uit, keek er naar en gaf hem aan haar tante. „Wat is dat?" vroeg Lady Tuft. „Tony's brief aan u", zei Rosalinde. Toen nam zij haar borduurwerk weer op. Zij was benieuwd of zij Tony's brief aan haar zou mogen zien, maar zij wilde er niet vragen. om „ivun je verklaren, waarom mijn zoon een bief aan zijn moeder sluit in een enveloppe, die met een vreemde hand aan jou geadres seerd is?" zó Sir Lucius. Rosalinde keek naar de enveloppe. Z/j was groot, dik, ge- Darfumeerd en vreemd van vorm. Óp de ach- :erzijde was een groot, zilveren monogram en het adres was met een onbeholpen hand „Kun je het verklaren vroeg Sir Lucius voor de tweede maal. Rosalinde kon liet. maar zij wilde Tony niet verraden, Winkte Bellair» zou atet in de gunst vallen van Sir Lucius. „Moet ik u uitleggen, waarom Tony »lor- dlg is geweest, of waarom hij mij een brief zendt met eep adres van vreemde hand?" vroeg zij. „Ik heb je dikwijl» gevraagd, een vraag niet met een andere te beantwoorden", zei Sir Lucius. „Het ia oneerbiedig. Je weet het best, wat voor antwoord ik verlang." „Ik denk, dat Tony mij heeft willen schrij ven, zonder dat u het wist", zei Rosalinde. Zij legde haar werk neer, en' haar houding was uiterst beleefd. Maar naar kalmte maak te Sir Lucius woedend' en deed hem de zijne verliezen. ,,Hoe lang hebben jij en je neef in 't ge heim briefwisseling gehouden?" vroeg hij. jjWij zijn er nog niet eens een begonnen", zei Rosaline, in de ledige enveloppe turende. „Ik heb geen brief van Tony gehad, sedert hij naar Londen teruggekeerd is." „Vanmorgen is er een gekomen." „DaHleeft moeder mij gezegd .Kan ik hem ieve jongen!" viel Lady Tuft in. „Hij maakt het best en werkt zeker hard. Hij schrijft dezen heel laat in den avond Hij komt de volgende week." Terwijl zij sprak, kreeg Sir Lucius een brief uit zijn zak, dien hij opende, maar in zijn hand hield. „Ik zal hem jou niet geven", zei hij. „Ik zal hem Tony teruggeven. Maar ik zal hem hardop lezen." „Anne Tony!" mompelde Rosalinde. Haar oom keek haar aan en schraapte zijn dan overvloedig toe zullen vloeien. En wat zullen onze gemeentebesraren hem dankbaar zijn. Op de stadsreinigingen is nog afval ge noeg van het soort, dat de heer B. gebruikt en waarmee men geen weg weet. Stel je voor, dat dit zaakje in een waardevolle meststof werd omgezet. Ik wed, er werd een voorstel ge daan en met algemeens stemmen aangeno men, om voor hem een standbeeld op te rich ten op de Mookerheide, de plaats, waar de heer B. thans zijn nog wel wat duister bedrijf uitoefent, E, v. d. LAAN, Leeraar R. T. W. S. Alkmaar. P. S. Van den heer Aberson te Wagenin- gen, wien ik in kennis meende te moeten stellen van de beschuldigingen, voorkomende in het artikel van den heer B., werd het onderstaan de ontvangen, met machtiging daarvan naar goedvinden gebruik te maken. Wageningen, 5 Dec. 1917. Weledele Heer. Het stukje van den heer Bezemer ademt den- eschrijf. In- it zijn wijze dat een' fat soenlijk persoon daarop niet antwoordde. Se dert dien schrijf ik niet meer. tegen Bezemer, daar scheidtaai te beantwoorden mij te min is. Alleen de proef door mij genomen bewijst voldoende de volkomen waardeloosheid van den normaalmest. Wanneer Bezemer cijfers uit mijn proeven ;1 aanhalen, laat hij 't dan goed doen en ook de resultaten met de stikstof vermelden, om- dat het daar juist op aan komt. Uit mijn proef blijkt, dat de grond' volstrekt niet uitgepierd' was, zie opbrengst onbemest, doch voorname lijk gébrek aan stikstof had. Nu moest toch de normaalhxest, indien' die zoo puik was, dat goed hebben kunnen maken, doch het resul taat was nihil. Verder commentaar is over bodig. li heb de proeven niet voortgezet, omdat ik op het landgoed Johanna Hoeve te Ooster beek gedurende twee jaren proeven had zien nemen met normaalmest, dlie hetzelfde slechte resultaat opleverden. Wat Bezemer bedoelt met zijn mededeeling omtrent de verspreiding van het door mS verrichte onderzoek kan ik slechte gissen. exemplaar verspreid heb. Hoogachtend, J. H. ABERSON. Zie het ingezonden stuk van d»"n heer Bezemer. AAN DE DAMIMlERS Met dank voor de ontvangen opl. van pro bleem no. 471 (auteur Dubois). Stand. 24Z2 82?; l2- 17, 18, 19, 20, 22, 23, W. 21, 25, 30, 31, 34/37, 40, 44/944. Oplossing. 1.31—27.* 1.22:42. keel. «Mijn liefste Rosy-Posy", begon hij. „Zeer ordinair 1 Hoe lang heb ie hei u je Rosy-Posy ik geloof, dat hij er mede begon, toen ik gesuiau je Rosy-Posy te noemen?' xem toe- laar was' 7. zei Rosalinde. lieve naampje voor haar, was, Lucius", zei mevrouw „Het was jé e; toen zij een kim Cloudesby. „Rosalinde is nu geen kind meer en moest aau haar waardigheid denken", zei Sir Lu cius. „Dat is waar", zei zijn vrouw. „Als een meisje haai eigen waardigheid niet respec teert, kan zij niet verwachten, dat een jonge man het voor haar doen zal." i ony en Rosalinde zijn neef en nicht en samen opgegroeid", zei mevrouw Cloudesby, want om naar kind te verdedigen werd de mooie, treurige vrouw soms uit haar gewone onverschilligheid opgewekt. „Dat is juist de reden, waarom ik tegen deze soort van dingen ben", zei Sir Lucius, en tikte ongeduldig met den brief. „Ik zou hem graag willen lezen", zei Ro salinde. „Heel goed! Lees hem", zei Sir Lucius en hij gaf hem haar. Rosalinde las hem van het begin' tot het einde, glimlachende. Toen. gaf zij hem aan haar oom terug. „Beste Tony!" zei zij. „Hij kan niet dui delijk schrijven, hij kan niet spellen en hij kan zich niet uitdrukken. Zijn brieven zijn de grens." „De grens waarvan?" vroeg Sir Lucius. „Van Tony, geloof tic", zei Rosalinde. „Zij zijn precies als hij zelf." ,Ik noem dit een riep Sir minnebrief!" Lucius." „Ik ook", zed Rosalinde. (Wordt vervolgd). 1817 Jlhmlt tont Ow w* i r vg lug ,Tn,flti 7 n V» ^.Uj,i J2. 1 l TT*. -v li ja

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1917 | | pagina 5