DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Centrale Keuken.
De gouden sleutel
No. 75
1918
ZATERDAG
FEPILLETOM.
M. KATEB, Mient 24
Honderd en twinstigste Jaargang
aboBBemantxprlls bij Yoornitbetallng 5.3 maanden f 1.85, tr. p. post 11.90. Bewljsnnmmers 5 ct. AjYortontloprijs 15 et. p. rsgel, grootore letters naar plaatsruimte. Br. fr. H.ï. Boek- en
Berms. Coster 4 Ik Voordam C S, Tel. I
eOMAAET.
SPIJSLIJST.
Wenken voor Land- én
Tuinbouwers.
■bIW
DONDERDAG 4 April 1918: Bruineboo-
pensoep.
VRIJDAG 5 April: Aardappelen met
Savoyekooi. t
ZATERDAG 6 April: Aardappelen met
Zuurkool.
MAANDAG 8 April: Groentensoep met
Vleesch.
DINSDAG 9 April: Aardappelen met Ra
pen en Vleesch.
Op DINSDAG 2 April moet bij het in-
koopen der spijsbons (voor de Bruineboonen-
soep) distributiebon 25 worden ingewisseld,
voor elke TWEE porties één bon, en op
WOENSDAG 3 April bon 27, voor elke
DRIE porties één bon, de overige dagen be
hoeven geen distributiebons te worden ingele
verd. s
De Administrateur,
A. OSKAM.
De Alkmaarders, die gedurende de a.s.
Paaschdagen een wandeling in den schoonen
Alkmaarder Hout gaan maken, en welk
rechtgeaard Alkmaarder doet dit niet
wil ik bij deze gelegenheid uifaoodjgen,
voor een wijle hun aandacht te wijden aan
een heestertje, dat vooraan in de Wilhelmi-
nalaan aan de westzijde op dit oogenblük
in vollen bloei staat. Het is overdekt met
echoop gevormde bloempjes. Een dergelijk
heestertje staat ook in het plantsoen rond
om de Katholieke kerk aan den Geestersin-
gel. De naam van dezen heester is Forsythia.
Ook vinden we hier en daar reeds een an
deren sierheester gereed staan, ons oog te
vergasten op een grooten schat van trosjes
roodgekleurde bloempjes Aan deze en ook
aan den vom der blaadjes kan men duidelijk
zi n, dat hij tot dezelfde familie behoort als
onze aal- en kruisbessen. Hij schenkt ons
echter alleen bloemen en geen vruchten. Zijn
naam is Ribes. Ik vestig juist de aandaent
op deze heesters, omdat van deze en andere
in de laatste jaren meermalen exemplaren
worden aangeplant in grootere en kleinere
tuinen, terwijl men daarvan niet het genoe
gen heeft, dat men er van kon hebben,. Dit
komt voornamelijk, omdat deze heesters in
de tuinen van liefhebbers meestal verkeerd
worden gesnoeid. Laat men deze heesters
hun gang gaah, dan worden ze na eenige ja
ren te groot. Komaan, de haagschaar er in
gezet, en alles, wat het uitzicht belemmert
of over het pad hangt, weggeknipt. In de
tuintjes langs den Kennemerstraatweg en ze
ker ook wel op andere plaatsen, kan men
GEVONDEN VOORWERPEN,
welke door de eigenaren te bevragen zijn aan
het Bureau van Politie alhier, eiken werkdag
van 9 tot 1 uur.
->n potloodhouder met potlood, een hor-
logeftog, twee portemonnaies met eenig geld,
een oorlogsmedaille, drie handschoenen, een
kinderscüoentja, i broche, 1 oorknopje, een
bonhoekje, een pet, eenig geld, een schroe
vendraaier, een zilverbon, een taschje met in
houd, een armband en een medaillon.
Alkmaar, 29 Maart 1918.
De Commissaris van Politie:
W. TH. VAN GRIETHUIJSEN.
uaar hot Eogtlftcb
<toor L O. MGBERUE*.
30)
„Ntet*. De koppige oude gek, Merring.
ti' ma mij mijn krachtige taal niet kwallik,
maar mets anders kan uitdrukken wat hij
was die koppige oude gek wou geen ver
dere nasporiageu doen. Hij zei dat Antonia
getrouwd was; het was nu eenmaal zoo en
er waa niets aan te veranderen. Zij had haar
eigen bedje gespreid en moest er op sla
pen. Hij bracht zijn eigen woorden volledig
ten uitvoer. Hij trok zijn handen geheel en
ai ai van z.ijn dochter en haar man."
„Dan zal ik er niet achter kunnen komen
waar de Donaldsons gewoond hebben na
hun huwelijk?"
„Ik geloof dat zij een poos op reis ge
weest zijn en geen vaste woonplaats hadden.
Tin minste de arme mevrouw Merring ver
telde dat er brieven van Antonia kwamen
met verschillende postmerken, maar haar
tyran van een echtgenoot gaf haar geen per
missie er een van open te doen na de eerste
twi ei drie. Ais er ooit een vrouw gestorven
is aan een gebroken hart, dan was het me
vrouw Merring. Zij is het verlies van haar
dochter nooit te boven gekomen. Zij tobde
er over en pijnigde zich er mee totdat zij rijp
waa voer ledcfe ziekte, die .attente- En er
kwam longontsteking. Zij riiref binnen twee
ges
ha:
heel veel boompjes aantreffen, die op deze
wijze behandeld, of liever mishandeld zijn.
En toch is liet snoeien van heesters niet
zoo'n groote kunst, dat het niet door ieder
een geleerd zou kunnen worden. Ter gelege-
nertijd wil ik daarvan wel iets meer vertel
len voor t'oogenblik noodig ik den belang
stellenden lezer uit, eens nauwkeurig na te
gaan. op welk hout' de verschillende hees
ters bloeien. De beide bovengenoemde bloejr
en op het hout, dat in het vorige jaar of nog
eerder is gevormd, Er zijn evefiwel ook hees
ters, die bloeien op het hout, dat nog in dit
jaar gevormd moet worden De snoei der
heesters houdt met deze omstandigheid
verband.
Kalk (vervolg). Wees ik er in een vorig
artikel op, dat de kalk voor de voeding der
plant beslist noodzakelijk is, ook om andere
redenen kan een kalkbemesting aanbeveling
verdienen.. Een taaie, slecht doorlatende,
vochtige, moeilijk te bewerken kleigrond
verkrijgt na een kalkbemesting geheel andere
eigenschappen. Op de kleigronden in Hol
land kent men een dergelijke grondsoort on
der den naam van „katteklei". Laat men een
stuk van deze klei 'n tijdlang a. d. lucht bloot-
esteld liggen, dan droogt t uit en wordt zoo
rd als een steen. Men kan deze klei tot'
een zeer fijn poeder wrijven. Doet men een
hoeveelheid van dit poeder in een hoog glas
met water en roert men het eenigen tijd daar
doorheen, dan zullen, als men het glas daar
na rustig laat staan, de kleitieeltjes langen
tijd blijven zweven, doch ten slotte "als éér
geheel op den bodem bezinken. Geheel an
ders wordt dat, als men de proef herhaalt,
na alvorens de fijngemaakte klei met 'een
weinigje ongebluschte kalk te hebben ver
mengd. Het bezinken gaat veel sneller, dóch
heeft nu in vlokken pla.-tf Ook pakken de
kleideeltjes niet meer zoó dicht opeen; de
„structuur" van den grond is geheel anders
geworden. Landbouwers, die met dergelij
ke kleigronden hebben te kaïnpen, gééf ik
den raad, zoo nu en dan een flinke kalkbe
mesting toe te passen; ik twijfel er niet aan,
of hun'gronden zullen er door verbeterd
worden.
Bovendien bezit kalk de eigenschap, dat
zij organische stoffen spoediger tot ontle
ding brengt. Op pas ontgonnen heidevel
den wordt ook daarom een ruime kalkbe
mesting to gepast, de taaie heidezode ver-
tee.rt daardoor spoediger. Op gescheurde
graslanden kin dit middel met vrucht wor
den toegepa. De plantenvoedende stoffen,
die in de nog onverteerde graszoden voor
komen. worden daardoor vrijgenmakt. Zoo
zal ook de kalk gunstig werken dp de ont
leding van der; stalmest.
Ook kan de kalk evenwel plantenvoedende
stoffen verdrijven uit andere in den grond
voorkomende verbindingen. Het is juist hier
door, die alleen een kalkbemesting op gron
den, die jaren achtereen rijkelijk met stal-
me-t c met kunstmest zijn bemest, zulke
goede re daten geeft. Deze eigenschap van
de 'rilt Rr. f( échter rok hare bedenkelijke
zijde, Een voortdurende toepassing" van
zoo'n eenzijdige bemesting zou den grond
tenslotte 4:ri rrgtelcnzij- hleeft aanleiding
re.ei rie -1,4 dat een voortduren-
■'Rr rijke uiers, maar arme
'r 1 -kr'. Nu kar rv volstrekt geen.
lrwmitd hot verdient zdfc aanbeveling,
dat tneu den spaarpot zoo nu en dan sens
aansrreekt, als men maar zorgt, dat hij te
Zijnes tijd ook weer gevuld wordt.
Ten slotte wil ik nog wijzen op een gun
stige werking, die de kalk op vele veenachti
ge gronden uitoefent; zij bindt daarin na
melijk de voor den plantengroei zoo nadeeli-
ge humuszuren.
„Rnat a mij geen den minsten leiddraad
ia hand* geven om ie familie van dien mijn-
- aiÜson op te ®poran?"
„tw-t iteu L wade hein een
weinig toen hij in het logement hier zijn ka
mers had, maar niet meer dan men een toe
vallig patteereodan vreemdeling kent op
'i hdi r k ik verss li m: schil
ders ken, die hier enkele weken komen Schil
deren. Bijna allemaal trekvogels I Hij wfis
een man met een gunstig uiterlijk, een heel
anngiimme manier van doen en was in ieder
ob/icht bijzonder aantrekkelijk. Het is vol
strekt niet te verwonderen, dat en jong
meisje hier in onze hddestreek-eenzaamneid
opgevoed, zich tot hem aangetrokken ge
voelt, En u is de voogd van haar dochter-?
Hoe vreemd."
,.ïk denk niet dat er eenige twijfel bestaat
of 1 lilary Donaldson, lict»meisje dat ojp een
niet vormelijke wijze mijn pupil geworden
is, moet de dochter zijn van Antonia Mer
ring, die u gekend hebt," antwoordde Har
ding langzaam. „Maar ik beken dat het een
groote teleurstelling voor mij is rntet meer
te weten gekomen te zijn omtrent haar vader.
Hij moet toch familie gehad hebben of haar
moeder had familie. Zij zijn natuurlijk de
menschen, die voor Hilary moesten zorgen.
Maar waar zijn ze? Wie zijn ze? Wie wa
ren de familiebetrekkingen van haar"moeder,
al is het dan onmogelijk iets omtrent haar
vaders fatnilie te ontdekken.?"
„Ik wou dat ik u helpen kon, maar ik weet
er even weinig van als u. Het doet mij ver
driet dat Marion, de jongste -van de meis
jes Merring, in dien vreemden, zenuwachti-
gen toestand is, dien u beschrijft. Ach! ach!
net was zoo'n vroolijk, aardig kind Ik be
grijp," voegde hij er na een oogenblik zwij
ger. bij, „ik begrijp uit wat u zegt, dat Hila
ry (tonaldson eigenlijk onverzorgd is?"
„Niet geheel en al. Sir Luke Framley,
wiens auto de oorzaak was van haar moe
ders dood, is zeer milddadig voor haar1 ge-
weealt Hij stond ex op duttend poad op
J. L. WALCH
(Nadruk verboden.)
Eerste ontmoeting.
I t
door
Vijftien jaar geleden woonde ik voor
niet al te langen tijd? gelukkig in een
Friesch stadje. Er zijn elf Fiiesche stadjes,
zooals iedere schaaisearijder weet;- mijn aan
duiding is dus niet al te precies; hetgeen dan
ook, met het oog op het icsinueeiende ka
rakter van hetgeen hier zal, volgen geens
zins gewenscht zou zijn. Jk bekleedde daar
het eerzame ambt van tijdelijk leeraar
aan eene Hoogere Burgerschoolen in mijn
onuoozelheid had ik tooi nog als dierbaar-
sten wensdi, dit tijdelijke mei het eeuwige
te verwisselen, en „vast" leeraar ergens te
worden. Deze wenscb is niet al te eerzuch
tig gebleken, en korten tijd nadien in vervul
ling gegaan. Helaas, die vervulling bracht
ook al geen durende bevrediging, het voor
uitzicht dat nu voor mij lag: veertig jaaa
lang tot heil der jeugd en gematigde verve
ling van mijzelven van huis naar schooi en
van school naar huis te wandelen, scheen mij
zoodra het zich had ontrold, eenigszins
grauw.
Maar daar behoef ik het nu niet over te
hebben; want ik viriel niet van mijn eigen
leven, maar van Betske. Dat heb ik althans
in den titel van deze schets beloofd.
De middagen dat ik geen lessen had, be
steedde ik aan groote wandelingen, ter ver
kenning van het mij tot dien totaal onbe
kende i'riescht landschap. Dat waren ver
rukkelijke tochten. Het was nazomer, en
dra: herfst. De wijde velden in hun onein
dige openheid waren als een vlakke en ster
ke tooneelbodem waarboven zich zonder
stoorais van heuveling en struweel de ma
jestueuze tragedies van wolkenspel verwik
kelden en ontrolden. Nooit in inijn leven
had ik zoo'n hemd gezien als hier waai
altijd de oogen zich wei naar den hemel rich
ten moesten; de hemel, waarin het licht
heerschte, maar waar belagend aandreven de
sombere floersen, en de saarngekapte wolk
drommen, en waar opstuwing was van die
duistere machten en soms kanteling als van
Lucifer's scharen, vergeefs opgestormd te
gen Michaël en dan werden ze doorboord
met de speren van hét Licht, en wendden
zich in tragische vlucht en verstrooiing. Of
wel ze volbrachten de omtrekking en hielden
het licht naargeestig omsloten en belegerd,
en in egale naargeestigheid werd de dag
vroeg oud.
Wonderlijk ook was dan ineens, voor wie
voortliep al-gedurig ziende in de wijde lucht,
de opdoeming van een zwarte sdiuur, met
riet of verweerde rood'o pannen gedekt; en
er stond soms neven de magere silhouet van
een heel oud man, die de wankele deur lang
zaam slèot, en langs een diep, een vochtig en
dicht-weerblikkerend wagenspoor heenging
naar een verder ontwaarde, lage en onein-
dig-veriaten hoeve.
Dat alles van de aarde leek dan wanhopig
melancholisch en zwart, wanneer men in den
open hemd had gekeken, waardoor toch al
tijd, tot den nacht, het licht de nooit ten on
der-te-brengen, al-doordrenkende macht
bleef. Maai ook weer werd liet een rust,
zoo'n bouwseltje en zoo'n klein schepsel ck
wereld in zijn kleinheid eca rust voor wie
van de kille grootscbheid der oneindige luch
ten vermoeid was. En het gebeurde mij wel
dat ik dan plots, in een verlangen, naar een
enkel woord, naar iets menschelijks, hunke
rend en schuchter nader liep, om zoo'n boer
derijtje; vanwaar soms het geluid van stap-
haar naam vast te zetten, zoodat zij in ieder
geval nooit in behoeftige omstandigheden
zou verkeeren. Hij heeft Zich zeer vriendelijk
tegenover haar gedragen."
„Zeer edelmoedigbuitengewoon edel
moedig zelfs," zei Mr. Thompson, op een
verbaasden toon. „Geheel en al een vreemr
deling voor haar, zegt u? Kende bij Antonia
totaal niet?"
„Neen, lijf wist volstrekt tvH wie ze wan
Mevrouw Donaldson» rijtuig kwam in bot
ring tad zijn auto tengevolge onoplettend
heid van haar koetsier/Maar sir Luke was
vreeeelijk ontdaan door het ongeluk en be
weerde voortdurend dat hij verantwoorde
lijk was voor den dood van de arme vrouw
en daarom genoodzaakt voor haar dochter
te zorgen. Ik moet zeggen, dat ik nooit zulk
cenr edelmoedigheid van hem verwacht had.
En Hilary had natuurlijk niets van hem te
eischen, want het was louter toeval dat haar
moeder gedood werd vlak bij den ingang
van zijn lhndgoed."
„Ik begrijp, dat u advertenties geplaatst
hebt om de familie van mevrouw Donaldson
op te sporen?"
„Ik heb overal geadverteerd, maar geen
enkel antwoord gekregen. Het is of de fa
milie Donaldson uitgestorven is. Ik kan ze
niet opsporen. Deze tak schijnt in ieder ge
val verdwenen Je zijn."
„Of misschien is de man, die met Antonia
Mering getrouwd is, onder een aangenomen
naam met haar getrouwd," antwoordde de
heer Thompson langzaam en met nadruk. „Is
dat niet zelfs zeer reed mogelijk? Mogen
het is waar-
tomen
getrouwd is, een
naam waardoor hij later niet kon worden
opgespoord. Dat ia een oplossing van het
vraagstuk, die mij lun ritet» mogelijk toe
pen of 't geschuur van vaatwerk al een' soort
van kleinen vrede gaf.
II
„Kom je es naar de boerderij kieken, mijn
heer?" hoorde ik opeens naast mij.
De gulle gemoedelijke klank kwam van
vlakbij. Verrast keek ik op zij en zag ach
ter een berg gestapelde takken een fikschen
boer staan bij een paardenwagea waarop
twee reusachtige blinkende melkkannen ston
den. De derde had hij er af gekanteld; die
Werd geschuurd. De boer scheen zich daar
zelf mee bezig te houden, maar hij deed het
op zijn gemak, en met lange tusschenpoozen.
Dan keek hij met een blik vol rustig goedL
humeur zijn erf over, naar de kleine boerde
rij of verwachtte dat daaruit iet» te voor
schijn zou komen.
Die gemoedelijkheid wasi, van een Frie-
schen boer, even zeldzaam als weldadig, en-
ik haastte mij, dankbaar, met een misscnien
over-vriendelijk antwoord. Ik vertelde hem,
dat ik maar wat wandelde; dat ik in de stad
woonde, en ongemerkt een heel eind was
afgezakt; en hoe lang 't nu wel terugkropen
was?
„Nou," zei hij „dat kan ik je wel vertel
len, want ik maak die reis al twintig jaar
eiken dag, twee keer heen en terug. En als
ik een kwartiertje tieefhad om een kom kof
fie te drinken, dan kom ik dadelijk met rie
den; dan kwam ik cr makkelijker ook. Ik
zou niet zijn eenige passagier zijn; maar dé
andere nam erg weinig ruimte in."
„Wie dat dan was
„Daar is ze net," zei de boer. En over zijn
gezich gleed een glans van verblijding. Uit
de laagLgedokea hoeve-deur, waarnaar hij al
door gekeken had, kwam een klein meisje te
voorschijn, een frisch blond Friezinnetje van
'n jaar of vijf, in wijde boerinnekleeren.
„Dat is ze," zei dé boer, „Dat is Belske.
„Dié mag vandaag met vader met rieden.'
III.
Ik weet niet waaraan het ligt, maar cr zijd
oogenblikken, waarin we plotseling de diu-
geen om ons heen zien in een' bijzonder licht.
Eigenlijk is er niets veranderd; we nemen
alles waar, zooais we het vijf minuten gele
den ook waar-namen, maar we voelen
de eeuwigheid om dit alles hem; de eeuwig
beid die hieraan voorafging; en die hierna
volgt, en die boven dit alles is, en ondier dit
alles; en dan in deze eeuwigheid is liet dage-
lijksch ongemeenzaam geworden; gn plechtig
is ook hei allergewoonste.
Zoo was het nu. Toen ik de boer jn zijn
zachte gemoedelijkheid, die wijs en vriende
lijk klonk, hoorde spreken, toen was het mij
al geweest, of ik een bijzqnder oogenblik be
leefde. Nu deze glans van primitieve vreug
de van .'«i-vader-om-het-kinid lichtte over
zijn at, nu werd de wondere verstilling
om waarin de horizonnen de opzettelij
ke cozing werden van een symbolische
vc elding; en deze boer werd beduidénis-
voiieder beweging van hem werd een van
zelf uit de werkelijkheid stijgend symbool;
hij werd de primitieve rnenscn, die eenzaam
en met stille sterkte het land bearbeidt en
vader is van een gezin; eenzaam met zij
nen in de ondoorgrondelijke verlatenheid'der
werelden.
III.
Zoo volbracht ik in twee tempo's den ne-
dergang van mijn blik van de lichte hemel-
sche wijdheid naar de duistere kleine aarde.
Ik had de aarde nog aangezien met de wijde
schijnt, maar zeer waarschijnlijk meer
dan waaioehijnlijk. Een man, die een meisje
kon weglokken, zooals hij Antonia heeft ge
lokt, is bijna met zekerheid gewetenloos in
andere opzichten. 'Iien tegen een is hij on
der een aangenomen naam met haar ge
trouwd."
HOOFDSTUK XIV.
Var: rwel au revoir.
„Ladly Framley wou graag dat iik te Grant
ley bij haar kwam," riep Hilary, opkijkende
van cm brief, dien zij in de hand had, eerst
naar juffrouw Dumbar, die aan het eene eind
van ae tafel koffie schonk, en toen naar To
ny, die aan het andere eind bezig was met
ham snijden; „ze zegt dat haar broer vol
strekt niet wel is en heelemaal in zijn eigen
kamers blijft. En zij zegt o, maar u moet
den brief zelf maar lezen en zien wat zij
schrijft", en Hilary reikte den brief toe aan
juffrouw Dunbar, die hem met groote be
daardheid voorlas.
„De Hall Grantley,
30 September.
Lieve Hilary Ik ga bijna docxf van ver
veling en deze plaats werkt op mijn zenu
wen. Ik kan niet heengaan omdat mijn broer
het prettig schijnt te vinden mij iln huis te
hebben, ofschoon ik hem bijna in 't geheel
niet zie. Hij is zeer gedrukt en meestal op
gesloten in zijn eigpn kamers, en dat betee-
kent dat ik den dag alleen doorbreng in de
groote salon en dat ik mij erg verveel en
suf voel. Wil je zoo gauw je kunt bij mij
koin^ Ik zou je al lang gevraagd hebben
te komen, maar mijn broer kan de gedachte
niet verdragen, dat er vreemden in huis zijn.
Nu lüj zoo heelemaal in zijn eigen vleugel
vati hét huis blijft, geldt dat bezwaar niet
Scheormesson Apparaten,
2o®p, Kwasten, Aluin.'
„DIA M O N O" Scheerrlem
maakt uw mei onmiddellijk vlijm tcharp.
PRIJS f 1.90.
sperring der hemelen in mijn oogen. Nu werd
het alles weer langzaam-aan gewoon; de wij
de beduidenis die als een verheven lyriek
een pops uit dingen had uitgestraald*
scheen weer in te krimpen binnen de be
grenzingen van die dingen, en allengs werd
ze weer geheel als 't ware ingezogen; en1 al
les weird vertrouwd en heel nonnaal.
Na de groote kom koffie klom ik met
Sirksma, den hoer, op den bok van zijn melk
wagen, en we namen Betske tusschen ons in:
en door de velden waarover een vaalheid
zonk, reden we naar de veilige gemoedelijk
heid van 't stadje. Een enkele lantaarn
pinkte ons al zijn waAn geel lichtje tegen; en
Sirksma vertelde van zijn dagelijkBch doen,
van zijn melkbezorgingen en wie zijn beate
klanten waren. Hij sprak stada-Frieschen
ook in den toon en den inhoud van wat hij
zei was zooiets wat het midden hield tusr
schen de stad en het land; want hij had den
{talmen-beleefden toon van. wie gewoon i* met
mensrnen om te gaan, maar zich ook tegen
over die menschen, die zijn klanten zijn, on
afhankelijk weet. Doch bij de beleefde en za
kelijke omgangsvormen der stad, had hij de
rust en hef primitieve in zijn doening benou
den van den landman, die leeft in wijde ho
rizonnen,
En terwijl we prettig praatten, en ik ge
noot van deze natuurlijke en achoon-aan-
doende beschaving van een melkboer, zat
tusschen ond in Betsken met een gra
opstekend rood lintje in haar blond har
knoopte op haar wijze de kennis aan.
wil ze' gin; eerst keek ze mij een poos aan
met die groote stille oogen van een kind dat
zich omtrent een „groot mensch" vergewist;
en toert begon ze te lachen,' en lei haajr handje
op üe linkerknie van haar vader, en een op
op de rechterknie van mij. En dan keek ze
om beurten naar elk van ons, innig genoeg
lijk en tevreden, maar zonder veel neiging toé
conversatie.
Het is vreemd, zooals op zoo'n moment di
rect een stemming kan omalaan. Er sdhdjnt
iets van diezelfde ontevredenheid over wat
bereikt te achter te zitten, waarvan ik ln 't
begin van dit verhaalsel gewaagde. Zoolang
we op weg waren naar dace welbekende
nachtkroeg, schoen me dat bezoek niet dan
langer. Kom dus spoedig en verlos mij uil
mijn verveling.
Zeer vriendelijke groeten aan mijnheer
en Jufrouw Dunbar. Bedank ze vooral voor
mij, dat je er zou lang heb; mogen logeeren.
Later hoop ik hen persoonlijk te bedauken.
Steeds je je liefhebbende
Austice Derfield.'
„Lieve heme!, wat schrijven de dame» te
genwoordig merkwaardige brieven," merk
te juffrouw Dunbar op, leiwijl zij haar pin
ce-nez toeknipte en de koffiekan weer op
nam. „Toen ik nog school ging, keerde ik
zorgvuldig brieven te schrijven in goede be-
woordingea eu keurig gevormde zinnen. Du
tijden zijn wel veranderd,"
„Het zou niet goed zijn als de tijden stil
stonden, vindt u wel, tante Alice?" zei To
ny opgewekt. „Als de tijden nooit verander
den zouden we nog in holen wonen en in 't
geheel geen brieven schrijven. Misschien tee
kenden wij nu en dan een portret van een
van onze ossen of herten op den muur van
het hol, maar pennen en inkt en papier had
den we niet."
„Je trekt alles altijd in het belachelijke,"
antwoorde juffriuw Dunbar op strengen
toon, maar Tony's schitterende oogen ont
lokten haar een glimlachje en ze zag hem
aan met de liefhebbende vereering, welke
haar werkelijken gemoedstoestand tegenover
hem kenmerkte.
„Het spijt mij heel erg, dat je weg moet,
Hilary." Zij richtte het woord tot het jonge
meisje, wier gezicht stellig geen groot ge
noegen uitdrukte bij het vooruitzicht van
haar naderend vertrek. „Wij zullen u vree-
selijk missen; en de arme mevrouw Gardiner
ook en ik weet zeker dat de kleine Babs geen
raad zal weten zonder jou."
CODRA
MMtMaMMft* ««MMMHKMMI
k*r. - t' J-v
i_iT Au