DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Centrale Keuken. De gouden sleutel No. 75 1918 ZATERDAG FEPILLETOM. M. KATEB, Mient 24 Honderd en twinstigste Jaargang aboBBemantxprlls bij Yoornitbetallng 5.3 maanden f 1.85, tr. p. post 11.90. Bewljsnnmmers 5 ct. AjYortontloprijs 15 et. p. rsgel, grootore letters naar plaatsruimte. Br. fr. H.ï. Boek- en Berms. Coster 4 Ik Voordam C S, Tel. I eOMAAET. SPIJSLIJST. Wenken voor Land- én Tuinbouwers. ■bIW DONDERDAG 4 April 1918: Bruineboo- pensoep. VRIJDAG 5 April: Aardappelen met Savoyekooi. t ZATERDAG 6 April: Aardappelen met Zuurkool. MAANDAG 8 April: Groentensoep met Vleesch. DINSDAG 9 April: Aardappelen met Ra pen en Vleesch. Op DINSDAG 2 April moet bij het in- koopen der spijsbons (voor de Bruineboonen- soep) distributiebon 25 worden ingewisseld, voor elke TWEE porties één bon, en op WOENSDAG 3 April bon 27, voor elke DRIE porties één bon, de overige dagen be hoeven geen distributiebons te worden ingele verd. s De Administrateur, A. OSKAM. De Alkmaarders, die gedurende de a.s. Paaschdagen een wandeling in den schoonen Alkmaarder Hout gaan maken, en welk rechtgeaard Alkmaarder doet dit niet wil ik bij deze gelegenheid uifaoodjgen, voor een wijle hun aandacht te wijden aan een heestertje, dat vooraan in de Wilhelmi- nalaan aan de westzijde op dit oogenblük in vollen bloei staat. Het is overdekt met echoop gevormde bloempjes. Een dergelijk heestertje staat ook in het plantsoen rond om de Katholieke kerk aan den Geestersin- gel. De naam van dezen heester is Forsythia. Ook vinden we hier en daar reeds een an deren sierheester gereed staan, ons oog te vergasten op een grooten schat van trosjes roodgekleurde bloempjes Aan deze en ook aan den vom der blaadjes kan men duidelijk zi n, dat hij tot dezelfde familie behoort als onze aal- en kruisbessen. Hij schenkt ons echter alleen bloemen en geen vruchten. Zijn naam is Ribes. Ik vestig juist de aandaent op deze heesters, omdat van deze en andere in de laatste jaren meermalen exemplaren worden aangeplant in grootere en kleinere tuinen, terwijl men daarvan niet het genoe gen heeft, dat men er van kon hebben,. Dit komt voornamelijk, omdat deze heesters in de tuinen van liefhebbers meestal verkeerd worden gesnoeid. Laat men deze heesters hun gang gaah, dan worden ze na eenige ja ren te groot. Komaan, de haagschaar er in gezet, en alles, wat het uitzicht belemmert of over het pad hangt, weggeknipt. In de tuintjes langs den Kennemerstraatweg en ze ker ook wel op andere plaatsen, kan men GEVONDEN VOORWERPEN, welke door de eigenaren te bevragen zijn aan het Bureau van Politie alhier, eiken werkdag van 9 tot 1 uur. ->n potloodhouder met potlood, een hor- logeftog, twee portemonnaies met eenig geld, een oorlogsmedaille, drie handschoenen, een kinderscüoentja, i broche, 1 oorknopje, een bonhoekje, een pet, eenig geld, een schroe vendraaier, een zilverbon, een taschje met in houd, een armband en een medaillon. Alkmaar, 29 Maart 1918. De Commissaris van Politie: W. TH. VAN GRIETHUIJSEN. uaar hot Eogtlftcb <toor L O. MGBERUE*. 30) „Ntet*. De koppige oude gek, Merring. ti' ma mij mijn krachtige taal niet kwallik, maar mets anders kan uitdrukken wat hij was die koppige oude gek wou geen ver dere nasporiageu doen. Hij zei dat Antonia getrouwd was; het was nu eenmaal zoo en er waa niets aan te veranderen. Zij had haar eigen bedje gespreid en moest er op sla pen. Hij bracht zijn eigen woorden volledig ten uitvoer. Hij trok zijn handen geheel en ai ai van z.ijn dochter en haar man." „Dan zal ik er niet achter kunnen komen waar de Donaldsons gewoond hebben na hun huwelijk?" „Ik geloof dat zij een poos op reis ge weest zijn en geen vaste woonplaats hadden. Tin minste de arme mevrouw Merring ver telde dat er brieven van Antonia kwamen met verschillende postmerken, maar haar tyran van een echtgenoot gaf haar geen per missie er een van open te doen na de eerste twi ei drie. Ais er ooit een vrouw gestorven is aan een gebroken hart, dan was het me vrouw Merring. Zij is het verlies van haar dochter nooit te boven gekomen. Zij tobde er over en pijnigde zich er mee totdat zij rijp waa voer ledcfe ziekte, die .attente- En er kwam longontsteking. Zij riiref binnen twee ges ha: heel veel boompjes aantreffen, die op deze wijze behandeld, of liever mishandeld zijn. En toch is liet snoeien van heesters niet zoo'n groote kunst, dat het niet door ieder een geleerd zou kunnen worden. Ter gelege- nertijd wil ik daarvan wel iets meer vertel len voor t'oogenblik noodig ik den belang stellenden lezer uit, eens nauwkeurig na te gaan. op welk hout' de verschillende hees ters bloeien. De beide bovengenoemde bloejr en op het hout, dat in het vorige jaar of nog eerder is gevormd, Er zijn evefiwel ook hees ters, die bloeien op het hout, dat nog in dit jaar gevormd moet worden De snoei der heesters houdt met deze omstandigheid verband. Kalk (vervolg). Wees ik er in een vorig artikel op, dat de kalk voor de voeding der plant beslist noodzakelijk is, ook om andere redenen kan een kalkbemesting aanbeveling verdienen.. Een taaie, slecht doorlatende, vochtige, moeilijk te bewerken kleigrond verkrijgt na een kalkbemesting geheel andere eigenschappen. Op de kleigronden in Hol land kent men een dergelijke grondsoort on der den naam van „katteklei". Laat men een stuk van deze klei 'n tijdlang a. d. lucht bloot- esteld liggen, dan droogt t uit en wordt zoo rd als een steen. Men kan deze klei tot' een zeer fijn poeder wrijven. Doet men een hoeveelheid van dit poeder in een hoog glas met water en roert men het eenigen tijd daar doorheen, dan zullen, als men het glas daar na rustig laat staan, de kleitieeltjes langen tijd blijven zweven, doch ten slotte "als éér geheel op den bodem bezinken. Geheel an ders wordt dat, als men de proef herhaalt, na alvorens de fijngemaakte klei met 'een weinigje ongebluschte kalk te hebben ver mengd. Het bezinken gaat veel sneller, dóch heeft nu in vlokken pla.-tf Ook pakken de kleideeltjes niet meer zoó dicht opeen; de „structuur" van den grond is geheel anders geworden. Landbouwers, die met dergelij ke kleigronden hebben te kaïnpen, gééf ik den raad, zoo nu en dan een flinke kalkbe mesting toe te passen; ik twijfel er niet aan, of hun'gronden zullen er door verbeterd worden. Bovendien bezit kalk de eigenschap, dat zij organische stoffen spoediger tot ontle ding brengt. Op pas ontgonnen heidevel den wordt ook daarom een ruime kalkbe mesting to gepast, de taaie heidezode ver- tee.rt daardoor spoediger. Op gescheurde graslanden kin dit middel met vrucht wor den toegepa. De plantenvoedende stoffen, die in de nog onverteerde graszoden voor komen. worden daardoor vrijgenmakt. Zoo zal ook de kalk gunstig werken dp de ont leding van der; stalmest. Ook kan de kalk evenwel plantenvoedende stoffen verdrijven uit andere in den grond voorkomende verbindingen. Het is juist hier door, die alleen een kalkbemesting op gron den, die jaren achtereen rijkelijk met stal- me-t c met kunstmest zijn bemest, zulke goede re daten geeft. Deze eigenschap van de 'rilt Rr. f( échter rok hare bedenkelijke zijde, Een voortdurende toepassing" van zoo'n eenzijdige bemesting zou den grond tenslotte 4:ri rrgtelcnzij- hleeft aanleiding re.ei rie -1,4 dat een voortduren- ■'Rr rijke uiers, maar arme 'r 1 -kr'. Nu kar rv volstrekt geen. lrwmitd hot verdient zdfc aanbeveling, dat tneu den spaarpot zoo nu en dan sens aansrreekt, als men maar zorgt, dat hij te Zijnes tijd ook weer gevuld wordt. Ten slotte wil ik nog wijzen op een gun stige werking, die de kalk op vele veenachti ge gronden uitoefent; zij bindt daarin na melijk de voor den plantengroei zoo nadeeli- ge humuszuren. „Rnat a mij geen den minsten leiddraad ia hand* geven om ie familie van dien mijn- - aiÜson op te ®poran?" „tw-t iteu L wade hein een weinig toen hij in het logement hier zijn ka mers had, maar niet meer dan men een toe vallig patteereodan vreemdeling kent op 'i hdi r k ik verss li m: schil ders ken, die hier enkele weken komen Schil deren. Bijna allemaal trekvogels I Hij wfis een man met een gunstig uiterlijk, een heel anngiimme manier van doen en was in ieder ob/icht bijzonder aantrekkelijk. Het is vol strekt niet te verwonderen, dat en jong meisje hier in onze hddestreek-eenzaamneid opgevoed, zich tot hem aangetrokken ge voelt, En u is de voogd van haar dochter-? Hoe vreemd." ,.ïk denk niet dat er eenige twijfel bestaat of 1 lilary Donaldson, lict»meisje dat ojp een niet vormelijke wijze mijn pupil geworden is, moet de dochter zijn van Antonia Mer ring, die u gekend hebt," antwoordde Har ding langzaam. „Maar ik beken dat het een groote teleurstelling voor mij is rntet meer te weten gekomen te zijn omtrent haar vader. Hij moet toch familie gehad hebben of haar moeder had familie. Zij zijn natuurlijk de menschen, die voor Hilary moesten zorgen. Maar waar zijn ze? Wie zijn ze? Wie wa ren de familiebetrekkingen van haar"moeder, al is het dan onmogelijk iets omtrent haar vaders fatnilie te ontdekken.?" „Ik wou dat ik u helpen kon, maar ik weet er even weinig van als u. Het doet mij ver driet dat Marion, de jongste -van de meis jes Merring, in dien vreemden, zenuwachti- gen toestand is, dien u beschrijft. Ach! ach! net was zoo'n vroolijk, aardig kind Ik be grijp," voegde hij er na een oogenblik zwij ger. bij, „ik begrijp uit wat u zegt, dat Hila ry (tonaldson eigenlijk onverzorgd is?" „Niet geheel en al. Sir Luke Framley, wiens auto de oorzaak was van haar moe ders dood, is zeer milddadig voor haar1 ge- weealt Hij stond ex op duttend poad op J. L. WALCH (Nadruk verboden.) Eerste ontmoeting. I t door Vijftien jaar geleden woonde ik voor niet al te langen tijd? gelukkig in een Friesch stadje. Er zijn elf Fiiesche stadjes, zooals iedere schaaisearijder weet;- mijn aan duiding is dus niet al te precies; hetgeen dan ook, met het oog op het icsinueeiende ka rakter van hetgeen hier zal, volgen geens zins gewenscht zou zijn. Jk bekleedde daar het eerzame ambt van tijdelijk leeraar aan eene Hoogere Burgerschoolen in mijn onuoozelheid had ik tooi nog als dierbaar- sten wensdi, dit tijdelijke mei het eeuwige te verwisselen, en „vast" leeraar ergens te worden. Deze wenscb is niet al te eerzuch tig gebleken, en korten tijd nadien in vervul ling gegaan. Helaas, die vervulling bracht ook al geen durende bevrediging, het voor uitzicht dat nu voor mij lag: veertig jaaa lang tot heil der jeugd en gematigde verve ling van mijzelven van huis naar schooi en van school naar huis te wandelen, scheen mij zoodra het zich had ontrold, eenigszins grauw. Maar daar behoef ik het nu niet over te hebben; want ik viriel niet van mijn eigen leven, maar van Betske. Dat heb ik althans in den titel van deze schets beloofd. De middagen dat ik geen lessen had, be steedde ik aan groote wandelingen, ter ver kenning van het mij tot dien totaal onbe kende i'riescht landschap. Dat waren ver rukkelijke tochten. Het was nazomer, en dra: herfst. De wijde velden in hun onein dige openheid waren als een vlakke en ster ke tooneelbodem waarboven zich zonder stoorais van heuveling en struweel de ma jestueuze tragedies van wolkenspel verwik kelden en ontrolden. Nooit in inijn leven had ik zoo'n hemd gezien als hier waai altijd de oogen zich wei naar den hemel rich ten moesten; de hemel, waarin het licht heerschte, maar waar belagend aandreven de sombere floersen, en de saarngekapte wolk drommen, en waar opstuwing was van die duistere machten en soms kanteling als van Lucifer's scharen, vergeefs opgestormd te gen Michaël en dan werden ze doorboord met de speren van hét Licht, en wendden zich in tragische vlucht en verstrooiing. Of wel ze volbrachten de omtrekking en hielden het licht naargeestig omsloten en belegerd, en in egale naargeestigheid werd de dag vroeg oud. Wonderlijk ook was dan ineens, voor wie voortliep al-gedurig ziende in de wijde lucht, de opdoeming van een zwarte sdiuur, met riet of verweerde rood'o pannen gedekt; en er stond soms neven de magere silhouet van een heel oud man, die de wankele deur lang zaam slèot, en langs een diep, een vochtig en dicht-weerblikkerend wagenspoor heenging naar een verder ontwaarde, lage en onein- dig-veriaten hoeve. Dat alles van de aarde leek dan wanhopig melancholisch en zwart, wanneer men in den open hemd had gekeken, waardoor toch al tijd, tot den nacht, het licht de nooit ten on der-te-brengen, al-doordrenkende macht bleef. Maai ook weer werd liet een rust, zoo'n bouwseltje en zoo'n klein schepsel ck wereld in zijn kleinheid eca rust voor wie van de kille grootscbheid der oneindige luch ten vermoeid was. En het gebeurde mij wel dat ik dan plots, in een verlangen, naar een enkel woord, naar iets menschelijks, hunke rend en schuchter nader liep, om zoo'n boer derijtje; vanwaar soms het geluid van stap- haar naam vast te zetten, zoodat zij in ieder geval nooit in behoeftige omstandigheden zou verkeeren. Hij heeft Zich zeer vriendelijk tegenover haar gedragen." „Zeer edelmoedigbuitengewoon edel moedig zelfs," zei Mr. Thompson, op een verbaasden toon. „Geheel en al een vreemr deling voor haar, zegt u? Kende bij Antonia totaal niet?" „Neen, lijf wist volstrekt tvH wie ze wan Mevrouw Donaldson» rijtuig kwam in bot ring tad zijn auto tengevolge onoplettend heid van haar koetsier/Maar sir Luke was vreeeelijk ontdaan door het ongeluk en be weerde voortdurend dat hij verantwoorde lijk was voor den dood van de arme vrouw en daarom genoodzaakt voor haar dochter te zorgen. Ik moet zeggen, dat ik nooit zulk cenr edelmoedigheid van hem verwacht had. En Hilary had natuurlijk niets van hem te eischen, want het was louter toeval dat haar moeder gedood werd vlak bij den ingang van zijn lhndgoed." „Ik begrijp, dat u advertenties geplaatst hebt om de familie van mevrouw Donaldson op te sporen?" „Ik heb overal geadverteerd, maar geen enkel antwoord gekregen. Het is of de fa milie Donaldson uitgestorven is. Ik kan ze niet opsporen. Deze tak schijnt in ieder ge val verdwenen Je zijn." „Of misschien is de man, die met Antonia Mering getrouwd is, onder een aangenomen naam met haar getrouwd," antwoordde de heer Thompson langzaam en met nadruk. „Is dat niet zelfs zeer reed mogelijk? Mogen het is waar- tomen getrouwd is, een naam waardoor hij later niet kon worden opgespoord. Dat ia een oplossing van het vraagstuk, die mij lun ritet» mogelijk toe pen of 't geschuur van vaatwerk al een' soort van kleinen vrede gaf. II „Kom je es naar de boerderij kieken, mijn heer?" hoorde ik opeens naast mij. De gulle gemoedelijke klank kwam van vlakbij. Verrast keek ik op zij en zag ach ter een berg gestapelde takken een fikschen boer staan bij een paardenwagea waarop twee reusachtige blinkende melkkannen ston den. De derde had hij er af gekanteld; die Werd geschuurd. De boer scheen zich daar zelf mee bezig te houden, maar hij deed het op zijn gemak, en met lange tusschenpoozen. Dan keek hij met een blik vol rustig goedL humeur zijn erf over, naar de kleine boerde rij of verwachtte dat daaruit iet» te voor schijn zou komen. Die gemoedelijkheid wasi, van een Frie- schen boer, even zeldzaam als weldadig, en- ik haastte mij, dankbaar, met een misscnien over-vriendelijk antwoord. Ik vertelde hem, dat ik maar wat wandelde; dat ik in de stad woonde, en ongemerkt een heel eind was afgezakt; en hoe lang 't nu wel terugkropen was? „Nou," zei hij „dat kan ik je wel vertel len, want ik maak die reis al twintig jaar eiken dag, twee keer heen en terug. En als ik een kwartiertje tieefhad om een kom kof fie te drinken, dan kom ik dadelijk met rie den; dan kwam ik cr makkelijker ook. Ik zou niet zijn eenige passagier zijn; maar dé andere nam erg weinig ruimte in." „Wie dat dan was „Daar is ze net," zei de boer. En over zijn gezich gleed een glans van verblijding. Uit de laagLgedokea hoeve-deur, waarnaar hij al door gekeken had, kwam een klein meisje te voorschijn, een frisch blond Friezinnetje van 'n jaar of vijf, in wijde boerinnekleeren. „Dat is ze," zei dé boer, „Dat is Belske. „Dié mag vandaag met vader met rieden.' III. Ik weet niet waaraan het ligt, maar cr zijd oogenblikken, waarin we plotseling de diu- geen om ons heen zien in een' bijzonder licht. Eigenlijk is er niets veranderd; we nemen alles waar, zooais we het vijf minuten gele den ook waar-namen, maar we voelen de eeuwigheid om dit alles hem; de eeuwig beid die hieraan voorafging; en die hierna volgt, en die boven dit alles is, en ondier dit alles; en dan in deze eeuwigheid is liet dage- lijksch ongemeenzaam geworden; gn plechtig is ook hei allergewoonste. Zoo was het nu. Toen ik de boer jn zijn zachte gemoedelijkheid, die wijs en vriende lijk klonk, hoorde spreken, toen was het mij al geweest, of ik een bijzqnder oogenblik be leefde. Nu deze glans van primitieve vreug de van .'«i-vader-om-het-kinid lichtte over zijn at, nu werd de wondere verstilling om waarin de horizonnen de opzettelij ke cozing werden van een symbolische vc elding; en deze boer werd beduidénis- voiieder beweging van hem werd een van zelf uit de werkelijkheid stijgend symbool; hij werd de primitieve rnenscn, die eenzaam en met stille sterkte het land bearbeidt en vader is van een gezin; eenzaam met zij nen in de ondoorgrondelijke verlatenheid'der werelden. III. Zoo volbracht ik in twee tempo's den ne- dergang van mijn blik van de lichte hemel- sche wijdheid naar de duistere kleine aarde. Ik had de aarde nog aangezien met de wijde schijnt, maar zeer waarschijnlijk meer dan waaioehijnlijk. Een man, die een meisje kon weglokken, zooals hij Antonia heeft ge lokt, is bijna met zekerheid gewetenloos in andere opzichten. 'Iien tegen een is hij on der een aangenomen naam met haar ge trouwd." HOOFDSTUK XIV. Var: rwel au revoir. „Ladly Framley wou graag dat iik te Grant ley bij haar kwam," riep Hilary, opkijkende van cm brief, dien zij in de hand had, eerst naar juffrouw Dumbar, die aan het eene eind van ae tafel koffie schonk, en toen naar To ny, die aan het andere eind bezig was met ham snijden; „ze zegt dat haar broer vol strekt niet wel is en heelemaal in zijn eigen kamers blijft. En zij zegt o, maar u moet den brief zelf maar lezen en zien wat zij schrijft", en Hilary reikte den brief toe aan juffrouw Dunbar, die hem met groote be daardheid voorlas. „De Hall Grantley, 30 September. Lieve Hilary Ik ga bijna docxf van ver veling en deze plaats werkt op mijn zenu wen. Ik kan niet heengaan omdat mijn broer het prettig schijnt te vinden mij iln huis te hebben, ofschoon ik hem bijna in 't geheel niet zie. Hij is zeer gedrukt en meestal op gesloten in zijn eigpn kamers, en dat betee- kent dat ik den dag alleen doorbreng in de groote salon en dat ik mij erg verveel en suf voel. Wil je zoo gauw je kunt bij mij koin^ Ik zou je al lang gevraagd hebben te komen, maar mijn broer kan de gedachte niet verdragen, dat er vreemden in huis zijn. Nu lüj zoo heelemaal in zijn eigen vleugel vati hét huis blijft, geldt dat bezwaar niet Scheormesson Apparaten, 2o®p, Kwasten, Aluin.' „DIA M O N O" Scheerrlem maakt uw mei onmiddellijk vlijm tcharp. PRIJS f 1.90. sperring der hemelen in mijn oogen. Nu werd het alles weer langzaam-aan gewoon; de wij de beduidenis die als een verheven lyriek een pops uit dingen had uitgestraald* scheen weer in te krimpen binnen de be grenzingen van die dingen, en allengs werd ze weer geheel als 't ware ingezogen; en1 al les weird vertrouwd en heel nonnaal. Na de groote kom koffie klom ik met Sirksma, den hoer, op den bok van zijn melk wagen, en we namen Betske tusschen ons in: en door de velden waarover een vaalheid zonk, reden we naar de veilige gemoedelijk heid van 't stadje. Een enkele lantaarn pinkte ons al zijn waAn geel lichtje tegen; en Sirksma vertelde van zijn dagelijkBch doen, van zijn melkbezorgingen en wie zijn beate klanten waren. Hij sprak stada-Frieschen ook in den toon en den inhoud van wat hij zei was zooiets wat het midden hield tusr schen de stad en het land; want hij had den {talmen-beleefden toon van. wie gewoon i* met mensrnen om te gaan, maar zich ook tegen over die menschen, die zijn klanten zijn, on afhankelijk weet. Doch bij de beleefde en za kelijke omgangsvormen der stad, had hij de rust en hef primitieve in zijn doening benou den van den landman, die leeft in wijde ho rizonnen, En terwijl we prettig praatten, en ik ge noot van deze natuurlijke en achoon-aan- doende beschaving van een melkboer, zat tusschen ond in Betsken met een gra opstekend rood lintje in haar blond har knoopte op haar wijze de kennis aan. wil ze' gin; eerst keek ze mij een poos aan met die groote stille oogen van een kind dat zich omtrent een „groot mensch" vergewist; en toert begon ze te lachen,' en lei haajr handje op üe linkerknie van haar vader, en een op op de rechterknie van mij. En dan keek ze om beurten naar elk van ons, innig genoeg lijk en tevreden, maar zonder veel neiging toé conversatie. Het is vreemd, zooals op zoo'n moment di rect een stemming kan omalaan. Er sdhdjnt iets van diezelfde ontevredenheid over wat bereikt te achter te zitten, waarvan ik ln 't begin van dit verhaalsel gewaagde. Zoolang we op weg waren naar dace welbekende nachtkroeg, schoen me dat bezoek niet dan langer. Kom dus spoedig en verlos mij uil mijn verveling. Zeer vriendelijke groeten aan mijnheer en Jufrouw Dunbar. Bedank ze vooral voor mij, dat je er zou lang heb; mogen logeeren. Later hoop ik hen persoonlijk te bedauken. Steeds je je liefhebbende Austice Derfield.' „Lieve heme!, wat schrijven de dame» te genwoordig merkwaardige brieven," merk te juffrouw Dunbar op, leiwijl zij haar pin ce-nez toeknipte en de koffiekan weer op nam. „Toen ik nog school ging, keerde ik zorgvuldig brieven te schrijven in goede be- woordingea eu keurig gevormde zinnen. Du tijden zijn wel veranderd," „Het zou niet goed zijn als de tijden stil stonden, vindt u wel, tante Alice?" zei To ny opgewekt. „Als de tijden nooit verander den zouden we nog in holen wonen en in 't geheel geen brieven schrijven. Misschien tee kenden wij nu en dan een portret van een van onze ossen of herten op den muur van het hol, maar pennen en inkt en papier had den we niet." „Je trekt alles altijd in het belachelijke," antwoorde juffriuw Dunbar op strengen toon, maar Tony's schitterende oogen ont lokten haar een glimlachje en ze zag hem aan met de liefhebbende vereering, welke haar werkelijken gemoedstoestand tegenover hem kenmerkte. „Het spijt mij heel erg, dat je weg moet, Hilary." Zij richtte het woord tot het jonge meisje, wier gezicht stellig geen groot ge noegen uitdrukte bij het vooruitzicht van haar naderend vertrek. „Wij zullen u vree- selijk missen; en de arme mevrouw Gardiner ook en ik weet zeker dat de kleine Babs geen raad zal weten zonder jou." CODRA MMtMaMMft* ««MMMHKMMI k*r. - t' J-v i_iT Au

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5