m "1 s m m m m m ■■1 at m m u m m B m u m m u m m m m Centrale Keuken. Damrafariek. De gouden sleutel '1 9 M m V R Jg SS H H 9 1 SS g F15 TT IT/!/FT Off. 't i w Honderd rwtïïsttfsto Jaargang. Zaterdag Mei. SPIJSLIJST. Wenken voor Land- en Tuinbouwers. Se interessante vrouw w». 104. Aardappelen' met WOENSDAG 8 Mei: Spinazie. DONDERDAG 9 Mei: wordt niet gekookt. VRIJDAG 10 Mei: Groentensoep met Vleesch. ZATERDAG 11 Mei: Aardappelen met Andijvie. MAANDAG 13 Mei: Groentensoep met Vleesch. DINSDAG 14 Mei: nader te publiceeren. Voor de aardappelgerechten moet worden ingeleverd distributiebon 66'of 67 en voor de groentensoep op Vrijdag bon 61. Op bon 66 en 67 zullen telkens 4 j>orties verkrijgbaar Zijn en op bon 61 zal één portie kunnen wor den gegeven. Van de avonddistributie zullen de lokalen N. P. Laan, Fnidsen, en Van Teijlingen straat worden uitgeschakeld. De Administrateur, A. OSKAM. zegt nu, wanneer zijn oppervla! hoeveelheid In een vorig artikel vestigde ik de aan dacht op een werkje, geschreven door de heeren Rauwerda en v. d. Akker, als ant woord op een prijsvraag, uitgeschreven door Gedeputeerde Staten van Friesland. Deze Vraag luidde: Is het uit een landbouwtech- nisch en sociaal-economisch oogpunt al of niet wenschelijk dat in verschillende deelen van Friesland het eenzijdige greidebedrijf wordt vervangen door een gemengd bedrijf? Aangezien het eenzijdig greidebedrijf ook in de provinciën Noord- en Zuid-Holland Wel- vuldig voorkomt, kan het misschien nuttig zijn, een en ander uit het antwoord mede te deelen. Voor de landbouwers, als de meest belanghebbenden, kan het aanleiding zija, tot aanschaffing en verdere bestudeering van het werkje over te gaan. Vele leeken zullen misschien ook wel iets naders willen weten van deze aan de orde van den dag zijnde kwestie, vooral ook, omdat er uit de sociaal- economisch oogpunt en tegenwoordig in Vverband met ae voedselvoorziening groote belangen mee gemoeid zijn. Hoewel het werkje vóór den oorlog is geschreven, is het juist door den oorlog nog meer actueel ge worden. In het eerste Hoofdstuk vergelijken de schrijvers de richting, die de landbouw in de laatste 40 jaren in Friesland heeft geno men met die in andere vrovinciën. Op grond van cijfers, ontleend aan de „Verdragen en Mededeelingen van de Directie van den Land bouw over 1915" wordt geconstateerd., dat vanaf 1879 het aantal H.A. bebouwde grond in allé' provinciën meer of minder belangrijk is toegenomen. Vergelijkt men het aantal H.A. in gebruik als grasland met dat voor bouwland of tuingrond, dan blijkt, dat, in procenten uitgedrukt, de landbouw zich in Friesland ontwikkeld heeft in de richting van de weidecultuur; in Zeeland is het juist andersom en in Groningen is de verhouding vrijwel gelijk gebleven. In Nd.-Holland met 144900 H.A. grasland in 1914 is het bouw land en de tuingrond sedert 1879 met één derde ongeveer vermeerderd (van 42232 H.A. op 54036 H.A.) In Zd.-Holland met 163784 H.A. weilapd in 1914 steeg de oppervlakte bouwland en tuingrond van 71148 H.A. in 1879 tot 75107 H.A. in 1914. De reden dezer ongelijke wijziging in de richting moet ge zocht worden in plaatselijke omstandighe den. Zij kan haar oorzaak hebben in de op vattingen bij de personen, die het bedrijf lei den, daaraan deelnemen of er belang bij hebben, zij kan ook verband houden met de afzet der verkregen producten. In den land- en tuinbouw meer dan in an- derij bedrijven hoort men dikwijls spreken van extensieyen en intensieven bedrijfsvorm. Wat men onder deze uitdrukkingen^heeft te verstaan, wordt door de schr. in een volgend hoofdstuk duidelijk gemaakt. Evenals in alle bedrijven heeft men voor het voeren van een land- of tuinbouwbedrijf twee zaken noodig, n.l. kapitaal en ahbeid; bet eerste in den vorm van grond, dieren, die er op moeten leven, werktuigen, mest stoffen, zaai- en pootgoed, inrichtingen om het overtollige water af te voeren of om den grond tegen overstrooming te beschermen, middelen ter vervroeging zoo als kassen en bakken enz. De arbeid is de machtige factor om al deze zaken productief te maken. Men dat het bedrijf intensiever wordt, kte geljjk blijft en de arbeid en kapitaal, welke de eigenaar er op doelmatige wijze aan besteedt telkens grooter wordt, m. a. w., een bedrijf gaat een intensievere richting uit, als het be drag per H.A. aan kapitaal en arbeid be steed, telkens vermeerdert. In 't tegengestelde geval volgt men een extensievfcn bedrijfsvorm. Natuurlijk heeft het werken in intensieven richting* zijn grenzen. Gaat met de aanwen ding van meer kapitaal en arbeid niet een gelijkmatige vermeerdering van bruto-op- brengst en winst gepaard, dau heeft de on dernemer er geen blang meer bij, om telkens meer kapitaal en arbeid aan zijn bedrijf te besteden en heeft hij dus de grens van zijn intensiviteit bereikt. Dat intensiveering van het landbouwbe drijf zeer belangrijke gevolgen kan hebben, is met een eenvoudige becijfering gemakkelijk aan te toonen. Gelukt het b.v. om per H.A de bruto-opbrengst met 100 te verhoogen, dan zou dit voor de provincie Nd.-Holland met bijna 200.00 H.A. voor het veehouders-, land- entuinbouwbedrijf een verhoogde op brengst geven van 20 millioen gulden. Dit bedrag zou in de eerste plaats ten goede ko- emen aan de menschen, die direct bij het be drijf zijn betrokken. Doch ook voor handels- en nijverheidsbedrijven, die indirect belang hebben bij het land- tuinbouwbedrijf, zou deze hoogerc opbrengst van het grootste belang zijn Door deze betere bestaansvoor waarden zou vooral de trek van de platte landsbevolking naar de groote steden of naar het buitenland worden voorkomen. Ve len zullen zich nog herinneren, hoe in het tijdperk van malaise op het landbouwgebied dat nog zoo heel lang niet achter den rug ligt, velen naai Amerika en naar de j#oote steden van ons land zijn verhuid. Vooral de laatsten hebben dikwijls ondervonden, dat zij daardoor in volstrekt niet betere conditie werden geplaatst, terwijl zij dikwijls In höo- ge mate de werkloosheid en bet pauperisme in hun nieuwe woonplaats belangrijk nebben bevorderd Dii te voorkomen zou de moeite van intensiveer Lug van het landbouwbedrijf reeds loonend maken door HESSEL JONGS MA. (Nadruk verboden.) Het is eigenlijk onze taak wel niet, zei de advocaat, terwijl hij het nerveuse vrouw tje tegenover hem nog eens opmerkzaam aan keek, om verzoeningen te bewerken. Maar zoo verhard 'in het vak zijn we ook weer niet, dat we diaartoe niet zouden willen meewerken. Ofschoon, de houding van uw man, die mij als zijn raadsman heat gekozen, was zeer positief. Het rekwest aan de rechtbank ligt dan ook al in concept gereed. Maar ik begrijp niet, viel het vrouwtje uit, met dc socpel-gehandschocndfc hand even vagend langs de oogen, ik begrijp niet, waarom mijn man wil scheiden. Er is trou wens niets gebeurd, dat hem wettelijk het recht zou geven tot scheiding, voegde ze er aan toe met een grimmig samennijpen van haar lippen, dat deed voelen hoe'er achter haar tengerheid een groote mate van reso luutheid stak. Om u de waarheid te zeggen, mevrouw, begrijp ik er ook niet veel van, hoewel uw man me wel zeer nadrukkelijk verzekerd heeft, de meest pertinente bewijzen te hebben dat u hem- bedriegt. Er veerde een sterke verontwaardiging in de vrouw-op, en, alsof haar afwijzend ge baar demonstratief genoeg was, zweeg ze eerst een oogenblikdoch toen ze zag dat op het effen gelaat van den advocaat haar ver ontwaardiging scheen afgeschampt zonder sooor achter te lat^n, legde ze haar klein, stevig handje op zijn arm- en zei Dat is met waar! Ze had verwacht, dat dc advocaat door een gebaar, een woord, zou toonen, dat de oprechtheid van haar houding hem getroffen had, doch hij overviel haar met een korzelig gebaar en zei kortaf: Vertel u me nu maar alles. Zoo kan Ik me geen oordeel vormen. Uw man had het over cadeaux en zoo, en dat zijn geen dingen die men zoo maar wegpraat. Er sloot een beklemdheid om het vrouwtje heen, die haar klein en verlegen maakte. De zelfverzekerdheid, die ze ondanks haar ner vositeit steeds had behouden, slonk nu uit haar weg, en terwijl ze zich wat verschikte op -haar stoel, zocht ze naar woorden, die den ijzig-eu man tegenover haar kondef overtui gen. Er broeide een weeë drang tot huilen in haar keel, maar ze wilde zich groot houden en ineens flapte ze er uit: O, het is alleen door dat ellendige Sint- Nicolaascadeau De advocaat glimlachte even; toen ver strakte zich weer zijn gezicht en viel koel zijn stem op haar Dus van dat cadeau is toch iets waar? Ze kreeg een kleur, toen zei ze: Luister, ik zal u alles vertellen. Maar het is zoo 'be lachelijk, dat ik me schaam bij ieder woord, -dat ik er over moet zeggenZe wachtte even, met een verlangen naar een enkele aan moediging. Doch toen de advocaat in onver stoorbare strakhe;d bleef luisteren, ging ze, minder zeker nu, voort: Het komt eigenlijk allemaal door de jacht naar het interessante. U kunt zich niet vóórstellen, waartoe dat- ieidt, als je door den hang naar het buitengewone bent beze ten We waren nog niet lang getrouwd, toen ik me liet vertellen, dat een vrouw een man niet beter kan binden dan door- altijd weer nieuw voor hem te zijn. Een man durend vast te houden was enkele een kwestie van je interessant voor hem te maken. Eigenlijk was ik er al vóór mijn trouwen onbewust mee be gonnen. Mijn marfwas iemand die aan eigen aardige uiterlijke dingen hechtte, en daar mijn ouders dood waren viel het mij niet moeilijk hem een beetje te misleiden war mijn afkomst betrof ei. het milieu, waarin ik ver keerd had. Ingenomen als een man is met alles wat aan zijn eigen persoon luistert bijzet, aan vaardde hij als vanzelfsprekend de kleme overdrijvingen, waarmee ik hem omtrent mijn belangrijkheid een beetje op een dwaalspoor bracht. En hij vond het zelfs streelend te hooren, dat ik mijzelf voordeed als een „en fant cheri" Van de heeren, en van mijn denk beeldige veroveringen genoot hij nog meer dan ik gedaan zou hebben als zij wèrkel hadden bestaan. Ik was dus eigenlijk al rijp voor wat men mij poogde bij te brengen alleen was ik zoo degelijk geweest om te meenen, dat in het huwelijk dergelijke praktijken ongepast wa ren. Maar toen ik merkte, dat het enthou siasme der liefde in mijn man langzaam ging dooven tot een zekere gelijkmatigheid, en ik mij zelf wel rioodgedwongen moést gaan zien als de steeds bezige huisvrouw, met geen andere idealen dan een keurig gestofte schoonsteenmantel en blinkend koperwerk, was de verleiding te sterk. Hert ging mijn man zoo gewoon af mij als huisvrouw naast zich te zien, en hij scheen het zoo weinig te betreuren, dat het geëxalteerde jonge meisje in mij dood was, dat ik mij ernstig voornam, mij in zijn oogen zóó interessant te maken, dat hij me weer zou fêteeren als in de engage- mentsdagen. Op zekeren dag vertelde ik mijn man, da een van- mijn jeugdvrienden weer in bet land was. Het was natuurlijk een der vele „ver- weringen" die aan zijn engagement met mi luister haaden bijgezet, doch terwijl hij vroe ger, met iets als leedvermaak, van die oude „vlammen" allerlei bizonderheden had willen weten, informeerde hij nu achterdochtig hoe ik aan die wetenschap kwam. Daar had ik zoo gauw niet aan gedacht, maar een vrouw, die interessant wil wezen, moet de conse quenties van haar daden óóndurven, en vertelde hem met een tergend lachje, dat me met één slag eigen maakte, dat hiji me had opgebeld. Het was of mijn geheele persoonlijkheid gewacht had op -de rol, die ik me had- oi legd te spelen. Ik slaagde erin mijn man boos te krijgen, en er ontstond een scène, die nij innerlijk eerst wanhopig maakte, maar door de verzoening, d'e erop volgde, mij tot de overtuiging bracht, -dat ik op den goeden weg was. Mijn man werd jaloersch en achterdoch tig en hij gaf mij zooveel aandacht als ik maar wenschen kon. De gefingeerde vriend deed wonderen. De sfeer van geheimzinnigheid, welke een vrouw, die er naar haakt om- interessant te zijn, opi zich zelve behoort te onderhouden, prikkelde hem zeer. Natuurlijk verzweeg ik met opzette- maar het bleef "bij enkele pogingenWel wist hij zich op den duur aan de obsessie lijke uittarting den saam van den vriend-; mijn man begon leeljjke dingen over hem te zeggen, maar het deerde mij niet, want ik de hoe iedere écène hem dichter bij mij bracht. Als hij thuis kwam wilde hij direct weten, of ik soms weer door „die kerel" opge beld was, en hij vond meer dan vroeger gele genheid om thuis te komen koffiedrinken. Ook belde hij op onverwachte oogenblikken mij op, om te controleeren of ik thuis was, en liij bleek plotseling zeer te apprecieeren, dat ik hem 's avonds van zijn bureau haalde. Dat duurde zoo eenigen tijd, tot ik mij ver beeldde, dat het middel langzamerhand uit gewerkt was. Ondanks, dat mijn man nog wel eens vinnig-achterdochtig tegen mij uit voer, was hij weer zoo gerust en zelfverze kerd geworden, dat ik in plaats van de uit gediende telefoongesprekken brieven fingeer de, die na lezing door mij werden verscheurd. Ik voelde, dat het een gevaarlijke proefneming was, maar het resultaat beantwoordde volkom men aan mijn verwachtingen. Natuurlijk ging ik nu «enigszins gering schattend over mijn man denken, en in mijn liouding straalde dat merkbaar door; af en toe probeerde hij er wel tegen op te tornen, d' van dién geheimzinnigen, zijn vrouw adoree- renden vriend telkens weer te onttrekken, en om voldoende interessant en begeerd te blij ven, moest ik tot steeds gewelddadiger midde len mijn toevlucht nemenIk ging met den gefingeerden vriend thee drinken in de stad, ik ging met hem naar -den schouwburg, enz., tot op een gegeven oogenblik mijn man mij ronduit verklaarde, dat hij niet aan het bestaan van dien vriend geloofde. „Als je werkelijk zoo'n aardig vriendje had," zei hij ongeveer, „dan was je al eens lang met hem voor den dag gekomen. Om mij te sparen zal je het niet laten, en je bent er veel te veel op gesteld om te pronken met alles wat aan je perspontje glans kan geven Ik was werkelijk een moment uit het veld geslagen, doch ik had tegenwoordigheid van geest genoeg om het niet te verraden. Zelfs wist ik een antwoord te vinden, dat hem op nieuw in spanning bracht. Ik voorspelde hem, dat ik op den eerst-volgenden St.-Ni- laas wel een cadeau van mijn vriend krijgen. Zijn lippen werden wit Van woede, en een oogenblik was ik echt bang voor hem. Doch die angst duurde niet lang, en de volgende dagen hield ik mij bezig met het probleem, hoe een geschenk te ontvangen van een vriend, die niet bestaat. Ik wist een anderen uitweg dan mezelf een cadeau :e koop-en, en dat te doen bezorgen, en om toch vooral het effect van de ze truc zoo ge weldig mogelijk te doen zijn, kocht ik moed willig een taschje van peau de suède, waar van ik met vrij groote zekerheid wist, dat mijn man het voor mij zou koopen. Natuur lijk zorgde ik voor een toepasselijke verpak king en zelfs een op de schrijfmachine ge schreven rijmpje ontbrak niet. Den St.-Nicolaasavond was mijn man er; stil. Ik straalde en genoot al bij voorbaai van mijn triomf. Opzettelijk had ik dien avond gezorgd, dat wij in een soort familie kring zouden bijeen zijn. Alle geschenken gingen in een groote waschmand, en als we ongeveer overtuigd waren, dat de stroom van surprises had opgehouden te vloeien, zou de mand binnen, komen en de algemeene pret innen. ïco- zou perende oogen roerktu ik, dat oW maal zeker was, of het cadeau van hém- a-aa of van een ander, en opzettelijk wachtte ik nog even met vooriezen. Onder het langzaam, als proevend voorle zen van het rijmpje, zag ik hoe mijn man krijtwit werd. Aan de wijze, waarop zijn Terwijl mijn man met een vertrokken ge zicht wat achteraf stond, ging ik met het ont pakken van de mand door. Eindelijk kwam zijn surprise voor den dag. Er ging een kreet van verbazing op, toen ik een volko men gelijk taschje naast het andere legde, en tegen de vragende en vorschende oogen, die van alle kanten op mij toebrandden, in zei ik: „Een bloot toeval natuurlijk". Maar voor het eerst sedert ik me met mijn experiment bezig hield- voelde ik me niet zeker van mijn zaak, en ik had geen moed om te kijken naar den Wit waar mijn man stond. Nauwelijks was de deur achter de laatste gast toegeslagen, of hij greep me bij de pol sen, „Zeg me den naam van dien kerel" gilde hij, terwijl hij me meesleurde naar de tafel, waarop de taschjes naast elkaar lagen. Ik voelde, dat ik hem verschrikkelijk had gepijnigd, maar ik had den moed niet, voor mijn bedrog uit te komen. En op ziin her haalde vraag antwoordde ik, zoo krachtig als het me in de gegeven omstandigheden- mogelijk was: „Nooit!" De rest is u in hoofdzaak bekend; ik kan u de finesses besparen, maar hu weet u in -ieder geval hoe mijn man tot de overtuiging gekomen is, dat ik hem bedrogen heb met iémand wiens naam ik niet verkies te noe men. Ik had geen moed hem het bedrog van een kleine vrouw, die in de oogen van haar man groot wilde zijn te bekennen. Doet u het in mijn plaats; misschien ziet hij van de scheiding af, als hij van u hoort, dat ik niets geen verlangen meer heb om een „in teressante" vrouw te zijn AAN DE DAMMERS! j Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem no, 492 (auteur Mantel). Stand. Zw. 7, 8. 9, 12, 13, 17, 18, 19, 20, 22, 24, 26, 29, 34/ jo W. 5l, 28, 32, 33, 36, 37, 38, 41, 42, 43, 45, 47, 48, 49. Oplossing. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 45a40 37—31 36—31 28 17 43 3 3 40 42—37 48 :8. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 34 45. 26 46. 17 37. 37 39. 12 21, 45 34. 46 43. naar het Engetocb door L. O. WOWERLEY 12) „Mijn man laat mij niet met rust voordat hd guieel precies ia zooala hij het zich voorstelde." zei ze, toen zij met Tony voor het portret van zich zelve stond ln het bou doir. waar hij liet geschilderd had. „Hij kijk. daar is hij zelf om u persoonlijk de vei andering aan te wijzen, die hij wenscht Tui'! 'tij dit zeide kwam de millionnair dc kamer binnen, zijn vriendelijk gezicht -vliaaide van genoegen, toen hij Tony be speurde, die hem van het begin af aan bij zender had aangetrokken. „Het is buitengewoon vriendelijk van u, u zooveel moeite te geven voor het portret, waar ik mijn zinnen op gezet heb. Ek vrees dat we u vrij wat moeite hebben gegeven en u meer dan genoeg hebben lastig gevallen; u ziet wat bleek vandaag," voegde hij er be kommerd bij. „Wat te hard gewerkt, misr schien?" „Neen o neen Tony sprak minder kortaf dan zooeven tqt mevrouw Redbura het was eigenlijk onmogelijk kortaf te wezen tegenover dien flinken man, wien de vrien delijkheid en goedhartigheid uit de oogen straalden. „Men kan niet altijd straie.1 van vreugde, om zoo te zeggen. Soms komt er een wolkje voor de zon en betrekt de lucht zelfs." Mr. Redbura lachte om de beeld spraak. Mooi zoo, die Is goed," riep hij uit. „Ik hoop dat de buien niet te hard worden. Mij dunkt, u is iemand voor wie de lucht nooit betrekt. Maar nu voor het portret." Hij wendde zich naar de beeltenis van zijn vrouw en bekeek het met een liefhebbenden en iieieii blik, die Tony een onaangenaam gevoel in de keel gal. ..Het is goed," zei bij, „volmaakt in orde en ik ben er meer mee in genomen dan ik zeggen kan. Maar ik moet u vragen of u er nog iets aan wilt verande ren om een dwazen ouden kerel genoegen te doen, dk hoeken opmerkt op dat gezicht, welke niemand anders opmerkt. Liefde ziet heel scherp," voegde hij er bij met een een voud, die het han van den jonge man trof. Hilda had de twee mannen alleen gelaten om samen over het schilderstuk te spreken en Joe Redbura legde zijn hand op Tony's schouder met een liefhebbend, bijna vader lijk gebaar. „Ja" ging hij voort, met een droomerigen blik in de oogen? „dat is het waar ik toe gekomen ben: de liefde ziet alle dingen zeer scherp; en hoe meer ge van iemand houdt, hoe meer begrijpt ge hem, ook zelfs wanneer de manier, waarop hij de dingen beschouwt, geheel verschilt ,van de wijze waarop gij dat doet, dat is de slotsom waartoe ik gekomen ben, niets dat daarmee te vergelijken is." „Ik geloof niet dat u mij ooit te voren zoo hebt. hooren spreken," zei hij. „Het leek mij altijd toe dat u het leven vroolijk opnam, luchtig als ik het zeggen mag. Niets kwalijk- nemends of ziekelijks in u! Dat was een van de redenen waarom ik veel met u en uw werk op had. Het past niet bij de opinie die ik van u heb dat u de liefde een te hoog geschat ar tikel noemt. U is niet iemand die,denkt dat uien zich schamen moet de menschen lief te hebben, is het wel zoo? Niet een man die met een spotlach spreekt over sentimentaliteit en de liefde in een- donker hoekje wil schuiven als iets waarvoor men zich schamen moet. Er is niéts om zich óver te schamen als men iemand lief heeft en dat zegt. En het is mijn idéé, dat de wijze, waarop ge anderen lief hebt en niet hoe ze u liefhebben, aantoont wat voor persoon ge zijt en of uw liefde de ware is, ja of neen. Maar bitterheid," met zijn eerlijke oogen keek hij' Tony strak aan. „bitterheid bederft het leven en bederft alle andere dingen bovendien." „Het is maar tijdelijke bitterheid, het zal wel weer overgaan," antwoordde Tony met voorgewende achteloosheid. „Men gevoelt ech ter dat de wondere liefde, waarvan u spreekt, wat overschat wordt, wanneer „Wanneer?" herhaalde Redbura toen To lk behoef geen vertrouwelijke medcdeeUu- ny zweeg, „Ik beli gen W de jonge man kortaf, „maar het is moeilijk ;en te doen als een dwaas schoolmeisje," zei begi: Het was een vroolijke avond Waarschijn lijk onder den invloed van den wijn. waa mijn taan wat levendiger geworden. Af en toe hoorde ik hem lachen, maar ik herinner me nu heel goed hoe schril en onecht dat klonk. Tóen de mand werd binnengebracht, kwam een oogenblik de spanning van den kindertijd weer over ons. De oogen van mijn man en mij ontmoetten- elkaar, toen wij bei den den inhoud van den mand probeerden te peilen, ik bang dat er misschien met het pakje va- mijn „vriend" een vergising had plaats - «vonden, hij trachtend aan den vorm van 1- pakjes te raden van wie ze zouden zijn en- wat er zóu inzitten isr, als gastvrouw, nam de pakjes uit den mand, en ik was zóó verlangend naar mijn triomf, dat ik al heel spoedig met mijn sur prise voor den dag kwam. Bij het afpellen van het omhulsel, was er een volkomen stil te, en toen het taschje voor den dag kwam, ging er een zacht gezoem van bewondering op. Maar, als immer, de nieuwsgierigheid naar den afzender was sterker dan de be langstelling voor de surprise en ik was di rect bereid die te bevredigen. Tersluiks zag ik naar mijn man. Aan zijn nerveus knip- Goede oplossingen ontvingen wit van d« heeren D. de Boer, P. Dekker, R. W. T. Bos nian, D. Gerling, J. Houtkooper, J. K. te Alkmaar, K. E. Lantinga, Haarlem. SLAGZETTEN. Van den heer Kleute mochten wij de vol gende twee combinaties ontvangen. Zw 7, 8, 12, 14, 17, 19, 20, 21, 27. W. 23, 26, 28, 30, 32, 36, 37, 38, 47. Wit kan hier damhalen door: 1 30—24 1. 20:18. 2. 28—22 2. 17 28. om misleiding met voorbedachten rade te ver geven." Een schaduw vertoonde zich in de eerlijke oogen die op hem gevestigd waren, een schaduw, die even snel verdween als ze gekomen was. „Ik betwijfel of liefde indien ze dien naam verdient, het moeilijk vindt iets te vergeven," zei Redbura bedaard. Vergiffenis schenken is voor de ware liefde geenx moeite, het is gemakkelijk, zeer gemakkelijk. Vergevensgezindheid en verdraagzaamheid en begrijpen, volmaakt be grijpen, dat alles vergezelt de volmaakte lief de." Hij sprak fluisterend, bijna alsof hij tot zich zelf sprak en niet tot Tony en Tony, zon derling beschaamd, hij wist zelf haast niet waarom, gaf geen antwoord. HOOFDSTUK XXVI. De volte waarheid. „Het is geen kwestie waar ik graag over spreek. Het spijt mij, tante Alice, als ik geen kans zie het in dit opzicht met ueens te zijn, maar in ieder geval, ik kan er niet over spreken." Ton-y klemde de lippen stijf op el kaar en door langdurige ondervinding wist juffrouw Dunbar dat, wanneer ze gesloten werden met die eigenaardige, oproerige uit drukking er, zooals zij het uitdrukte, .„niet» meer bijgevoegd behoefde te worden." Het was nutteloos woorden te verspillen voor Tony al» hij tn een halsstarrige bui was. Tante en neef zaten na de lunch in Tony's heiligdom en terwijl Tony een sigaar rookte, had juffrouw Dunbar het gewaagd over Hi lary te spreken, maar het noemen van den naam vau het jonge meisje veranderde Tony dadelijk in een koud ontoegankelijk wezen, dat weigerde in een gesprek, wat het dan ook zij, betrokken te worden. „Het onderwerp is afgesloten," zei hij Hoorbaar, terwijl hij de asch van zijn sigaar afklopte en zijn tante aanzag met een uit drukking, die beteekende dat er niets meer over te zeggen viel. „Spreken daarover is niet mogelijk en ik wou er dus liever niet over redeneeren." Er heerschte eenige oogenblikken stilte en toen hernam de schilder eensklaps, over een heel ander onderwerp sprekende: „Ik heb een grappigen brief gekregen van daag, ik weet niet wat ik ervan denken moet. Gebruik uw vrouwelijke scherpzinnigheid daar eens voor, tante Alice, en zeg wat u mij aanraadt". Hij reikte haar, dit zeggende, een brief toe. Zij las het getypte blad twee maal over, voordat zij haar meening te kennen gaf. „Iemand heeft zeker van je géhoord of je werk gezien," zei ze met een fieren klank in haar stem en fierheid m den blik dien zij haar zeer vereerden heef toewierp; „en ze begrijpen dat jij en geen ander die schilderij voor hen kunt maken." „Hm!" zei Tony. „Maar het is zulk een dwaas idee." Hij nam den brief aan uit juf- frou- Dunbar's hand en las langzaam; hardop: „Oeachte Heer! De kooper van Duinzijde een huis dat naar wij begrijpen, niet ver van uw atelier verwijderd ia - zou gaarne een schilderstuk laten maken van de duinen, gezien van uit een bepaald venster in het voornoemde hui* en verzoekt on# u te vragen of ge die com missie op u kunt nemen. indien het u schikt, zou onze cliënt u gaarne op „Dulnzii ie" ontvangen op een door u te bepalen dag. Wij mogen hier bijt- voegen dal de condities waarschijnlijk gem bezwaar zullen opleveren. Uw dienstw., Brent en Brent, notarissen." „Waarom ter wereld schrijft die koopeik wie het dan ook wezen moge, zelf niet direct aan mij?" vroeg Tony, terwijl hij van den brief naar het verbaasde gezicht van ziin tante keek. „Het schilderen yan een stuk; waarom laten ze dat door een notaris af spreken m notaris," voegde hij er met af keer, bij, zoodat rechtsgeleerden en notaris- seil tot een zeer laag peil in zijn achting schenen te zijn afgedaald. „Waarschijnlijk is de kooper een excentrie ke oude mijnheer," zei juffrouw Dunbar doodbedaard. „Dat huis is zoo lang in rare handen geweest, dat een normaal ge woon persoon waarschijnlijk niet veel lust zou hebben 't te koopen. Ik denk zeker dat de kooper een kluizenaar- is of een vrek of een heel ander ongewoon persoon en hij doet zijn zaken ook op eigenaardige manier af." „Vermoedelijk niet een vrek," zei Tony lachend, „als er over de condities zeker geen bezwaren gemaakt zullen worden. Maar de heele zaak is zoo bespottelijk stijf en onnoo- dig. Heeft u er niets van gehoord met wien de dames Driver in onderhandeling waren over het huis?" (Wordt vervolgd). lichaam met schokken bewoog, merkte ik dat hij in een hevige gemoedsbeweging verkeer de. Hoe het kwam- jfceet ik niet. maar ik voelde heel scherp, dat, als wij alleen ge weest waren, hij me afgeslagen zou hebben. Mijn triomf liet ik er echter niet door doo ven, en na de voorlezing, zei ik koel-brutaal tegen al die nieuwsgierige oogen in: „Och, een attentie van een vriend uit m'n jeugd. ,2 i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5