Centrale Keuken.
FEUILLETON.
Tycho Brahe
S
Zaterdag 15 Juni.
Huishoudkundige of
Huishoudster.
Hulp in de Huishouding.
Kinderjuffrouw (dipt Tesselsdiade)
SPIJSLIJST.
Stadsnieuws.
Honderd ei Twinstïfste Jaargang.
SEPT. e.k. aanvang va» de opleiding tot
Aangifte Vrijdag» 3—4 uur tot ui
terlijk 9 3 Juli e.lé. in het gebouw cp
fiet Kerkplein. Prospectus ep aanvraag.
Inlichtingen worden gaarne verstrekt door
de direetriee
J. F. BEUMER.
WÓENSDAG 19 Juni: Aardappelen met
Bloemkool.
DONDERDAG 20 Juni: Brumeboonev
soep.
VRIJDAG 21 Juni: Rijst met Melk.
ZATERDAG 22 Juni: Aardappelen met
worteltjes.
MAANDAG 24 Juni: Groemtensoep met
Vleesch.
DINSDAG 25 Juni wordt nader gepubli
ceerd.
Voor de bruineboonensoep moet bon 15 en
voor de rijst bon 1 6 we "den ingev iissel'd-.
De lokale r. n n- dei aankondiging
van kwart over e'ü tot Vw.-« u.:- ge.
opendi zijn.
De Administrateur,
A. OSKAM.
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
Van oudsher heeft bijl de tnenschen- de ge
woonte bestaan, bij de bereiding van de spijL
zen artikelen te gebruiken, die aan deze spij
zen een pikante smaak gaven of die door het
uitoefenen van een prikkel op de maag de
werkzaamheid van dit orgaan verhoogden en
de vertering der spijzen bevorderden. De voe
dingswaarde dezer artikelen was dikwijls zeer
gering of althans werden ze uit het oogpunt
van voeding niet gebruikt. Tot deze artikelen
behoorem ook de ui-achtige gewasssen, hoewel
hiervan gezegd kan worden, dat ze in niet
mindere mate dan andere groenten, voedende
bestanddeelen bevatten. Het geheele jaar door
is er dan ook vraag naar deze gewassen en
het spreekt van zelf, dat de tuinbouwers ge
tracht hebben, het geheele jaar door hiervan
te kunnen leveren. En zoo hebben we dan
'langzamerhand gekregen zaaiuien, St. Jans-
of inmaakuien, pootuien, prei en sjalotten.
De teelt van zaaiuien gelukt eigenlijk 'al
leen op de zwaardere gronden, zandgronden
zijn hiervoor minder geschikt door hun ge
ring watervasthoudend vermogep. Het zaad
wordt in de laatste helft van Maart—begin
April aan den jprjad toevertrouwd en goed
met den grond in aanraking gebracht, om het
ontkiemen te bevorderen. Het onkruid moet
zorgvuldig worden verwijderd en de planten,
waar-ze te dicht op elkaar staan, uitgedund.
Men' gebruikt 22% H.G. zaad per 100
■Ms. Is net loof verdord, dan zijn de uien
oogstbaar. Ze worden uitgetrokken, eenige
dagen op het' ve'ld te drogen gelegd, van het
verdoofde loof ontdaan en naar de bewaar
plaatsen gebracht. Deze uiensoort kan bij
zorgvuldige bewaring lang dienst doen.
Aan de Langedij-ken overwintert men de
uien in cilindervormige hoopen op het Veld;
door rietmatten houdt men den vorst zooveel
mogelijk buiteril. Voor zaadwinning gebruikt
men een paar mooi gevormde uien, die in hei
voorjaar weer worden uitgeplant Om knak
ken te voorkomen, moeten.de in het tweede
jaar gevormde zaadstengels worden aange
bonden.
Roman uit het laatst der 16e eeuw, naar kef
Deeusch van VILHELM OSTERQAARD.
24)
„Een stervende mag men de vervulling
- van zijn laatste verlangen niet weigeren
of hij nu op het eind van zijn leven ook al
of niet met bewustzijn handelde. Ik vind, dat
u er goed'aan doet, welgeboren heer Tycho,
De teelt van St. Jans-uïen' komf vrijwel over
een met die van de zaai-uien. Ze zijn kleiner
van stuk en worden in hoofdzaak voor den
inmaak gebruikt; men heeft van 5—7 H.G.
zaad per 100 M2. noodig. Door den dichten
stand blijft de ui fijn en word't blank van
kleur. Ook kleine zaaiuien kan men voor d'en
inmaak gebruiken, doch de St. Jans-uien ge
nieten om hun zilverblanken kleur de voor
keur.
In de laatste jaren beginnen de pootuien
meer en meer een belangrijke plaats in de cul
tuur in te nemenook al, ornaat dit een uien-
gewas is, dat ook op zandgronden kan wor
den geteeld en; zich bij uitstek l'eènt vpor de
gecombineerde teelten. De pootuien worden
reeds hal® September op een goed bs-chutte
plaats gezaaid, men gebruikt 40-50 Gr. zaad
per M2. De plantjes komen dus heel dicht
te staan. Op dit zaaibed móeten ze overwinte
ren. Ze kunnen best een paar graden vorst
verdragen, doch moeten tegen te strenge kou
de en vooral tegen regen en sneeuw beschut
worden. Zoo koud mogelijk overwinteren is
het beste om sterke planten te verkrijgen. De-
plant ênkunnen van half Februari tot einde
Maart worden opgenomen en np^r de hlijvev
de plaats worden overgebracht. Men geeft ze
op <ie rij een afstand van 12—15 cm. Deze
uien worden dikwijls omstreeks juli groen
verkocht. Ze worden gerooid en in bossen van
3-5 stuks gebonden Dooi de gïoote waag
die er dien tijd dikwijls naar uien is, brengen
ze een goeden' prijs cp. Ook kan men ze dóór
laten- groeien en droog rooien. Ze kunnen me*
Zoolang bewaard worden als de gewone zaan
uien, doordat ze eerder beginnen te schieten
De wijze van bewaring doet hier natuurlij!
ved a^n de zaak af; hoe koeler de bewaar
plaats is, hoe beter.
Gebruikt men voor de teelt van dit gewas
het geheele veïd, dan' kunnen dte rijen eer af
stand Vnn 2025 s. A. bibber*. is ";an
evenwd ongevee- August' Me' de teelt klaar
en kan zijn grond niet best meer voor iets
anders gebruiken. Juist omdat men de pnot-
uiten reeds zoo vroeg op het veld kan óren
gen, kunnen ze zoo goed) me*: de teelt van een
ander gewas worden verbonden. Zet men' de
rijen1 b.v 5060 c.M. uitelkaar, dan kan
men tusschen de rijen stamboonen, sla of
knolselderij telen, Ook met stokboonen en
aardbeien laat de poou-n zich g'ied combine,.
rer..
Kfri» de dyerge-. •- dime? -c
prei' leent rifh hf»tér viyo-r nflMt. 7aajl
ongeveer haïf Apri' on esnl zaaibdd om latei
een stuk grona van 100 M*. te beplanten
heeft som 2 Dj. umu modig. Pieipianten
zijn gemakkelijk van uienplan al te onder
scheiden. Terwijl eerstgenoemde gewoon ge
vormde lange smalle bladeren hebben, ken
merken de andere uiensoorten zich door
pijlpvonnige bladeren. Men poot de planten
uit op rijen, die 20 c.M. afstand hebben; op
de rij komen de planten met tusschenruimten"
van 12—15 c.M. te staan.
Om een lang, gebleekt ondergedeelte te
verkrijgen, waardoor de waarde van de prei
verhoogd wordt, plant men ze dikwijls uit in
voortjes, die, naarmate de planten groeien,
langzamerhand' weer met grond' worden aan
gevuld. Gedurende den geheelen winter kun
nen 'de planten op het veld blijven staan, daar
ze volkomen winterhard zijn. Daar in het
voorjaar de uienvooraad langzamerhand be
gint' te minderen, kan de prei de plaats van
de ui in dien tijd innemen. Voor ae maand
Méi, moeten- ze opgeruimd zijn, daar ze later
in het voorjaar houtig 'beginnen te worden,
Eenuiengewas, dat heel goed' op de lichtere
gronden thuis is, is de sjarot. In sommige
streken worden de sjalotten St. Jansuien ge
noemd. Uit het voorgaande zal genoegzaam
gebleken zijn, dat dit ten onrechte geschiedt.
Misschien vindt deze begi ipsverwarring zijn
oorzaak in 'het feit, dat beide ongeveer een
zelfde tijdl oogstbaar zütn en beide ook voor
den inmaak gebruikt kunnem worden. De
teeltwijze is echter zeer verschillend. De teelt
van sjalotten kan het best vergeleken worden
met die van tulpen-. Men zet n.l. in het voor
jaar bollen uit. Aan deze bollen ontwikkelen
zich nieuwe, terwijl de oude verforen gaat.
Deze nieuwe bollen zijn ongeveer Augustus
rijp. Ze worden dan gerooid! en- te drogen ge
hangen.
Ook kan men de sjalotten gebruiken, als ze
nog niet volgroeid1 zijn. Wat men op dit
oogenblik als prei te koop aanbiedt, zijn niet
anders dan sjalotten, die gioen geoogst zijn.
De sjalot kan evenals de pootui heel' ge
makkelijk in vereeniging met andtere gewas
sen worden geteeld.
CHKI'STriHIST. UNIE.
Vanwege de Christ.-hist. Unite is gisteren
als u zich op "weg begeeft naar het Karmelie
ter-klooster en laat Meester Hagecius u ver
gezellen.... God neme u in Zijn hoede, hee-
ren.
De jonge vorst wendde zich nu om en
keerde terug naar zijn zetel waarvan hij op
gestaan was, zoolang hij sprak met Hage
cius. De edelliedenen hovelingen ontvingen
hun heer met volle bokalen, want maar al te
lang hadden zij hem moeten missen aan ta
fel, En, terwijl een donderend hoera-geroep
voor den zooeven gekroonden roomsch-ko-
ning weerklonk, verliet Tcho Brahe ijlings
de ridderzaal en het slot, in gezelschap van
den Boheemschen arts.
In een Cel in het Karmelieter-klooster
brandde een lampje aan het voeteneind van
het bed voor hef Heilige-Maria-beeld en het
matte schijnsel van dit flikkeren vlammetje
viel op een armelijke legerstede achter in de
cel. Op dit leger rustte eten man, die niet
veel uren. ja nauwelijks nog eenige minuten
te leven had. Een pelsdeken was uitgestrekt
over zijn verkleumde leden, maar hef gezicht
was onbedekt gebleven en tusschen de al
reeds halfverstijfde trekken kwamen duide
lijk een paar groote, donkere oogen. die met
angstige uitdrukking luisterden naar een ge
luid, waar de stervende zijn laatste levens
geesten nog voor scheen te willen behouden.
Aan het voeteneind lag een Karmelieter-mon
nik geknield; zonder ophouden prevelde hij
de gebeden van de stervenden en het eento
nige, gedempte geluid van zijn stem klonk
als een zoemende echo door de cel. Nu en
dan werd de stilte verbroken door een ver
wijderd geluid uit de stad, waar het volk
onthaald werd op het Raadhuisplein. De
gewonde luisterde er telkens naar en zijn
Blik zocht de ingang van de cel, of hij
wachtte, dat de dteur zou opengaan. Maar
iedercn keer werd- hij in zijn hoop teleurge
steld. De Karmelieter-monnik bleef maar zijn
geboden prevelen, steeds in dezelfde onbe
wegelijke houding met het voorhoofd tegen
den scherpen rand van het ledikant, zonder
dat hij een spier in zijn gelaat, vertrok, of
dat hij een plooi verschikte van zijn lange
pij. Toen weerklonken er schreden in de ge
welfde kloostergang, waar de cellen vlak
naast elkaar lagen. De schreden kwamen na
derbij. Er klonken -stemmen buiten en de
deur ging open.
De gewonde wilde zich oprichten maar
viel weer terug met een pijnlijk kreunen en
zijn oogen sloten zich De vreemden traden
binnen, naderden het bed en de een richtte
zich tof den'ander met de vraag:
„Komen wij te laat, Meester Hagecius?"
De Boheemsche dokter nam de hand van
den stervende, om diens polsslag te voelen.
„De laatste korrels vloeien uit zijn zandko
ker, welgeboren heer Tycho! Maar hij kan
nog wel eens tot bewustzijn komen, eer het
leven geheel in hem gedoofd wordt."
Een krampachtige huivering liep over het
ïta het gebouw Hamronfe een' landdag gehou
den. Bij de dag-vergadering werd alleen de
„bevriende" pers toegelaten; idè avondverga
dering mochten ook wij' bijwonen. Voor een
tamelijk bezette zaall spraken toen de heeren
df. J. Th. de Visser/lid d'er Tweede Kamer,
en fi. J. de Groot, van den Haag, inspecteur
M. O.
De heer K. Vonk opende met een kort woord
de vergadering, waarna ds. Vinke eén gebed
uitsprak.
Eerste spreker was de heer de Visser, die
rak over de onderwijspolitiek der c. h. unie.
lij memoreerde, dat het aan het kabinet Cort
v. d. Linden was te danken geweest dat de
grondwet gewijzigd werd, waarbij het open
baar en bijz onderwijs werden gelijk gesteld,
iets waarvoor reeds jaren door de voorstan
ders van laatstgenoemde onderwijs werd ge
streden. Endelijk voelde het tegenwoordig
kabinet zich genoopt die gelijkstelling voor
te stellen, die dan ook met op één na alge-
meene stemmen werd aangenomen. Spr. wil
de het nieuwe art. 192 vergelijken met een
lijst, waarvoor de schilderijl nog ontbreekt,
want zolde gelijkstelling practisch vrucht
dragend zijn dan moet nog 'n wijziging ge
bracht worden in de onderwijswet, waardoor
de gelijkstelling ook in de portemonnaie
wordt verzekerd.
Dat een dergelijke wetswijziging noodig is,
toonde spr. aan door mede te deelen, dat 95
pet. der Nederlandbche kinderen niet anders
geniet dan gewoon lage* onderwijs, waaruit
dus wel volgt, dat dit onderwijs goed en de
gelijk moét zijnn. Men moet daaraan niets
sparen. Noodig is dan ook uitbreiding der
leerplichtwet met een' zevende leerjaar" Deze
uitbreiding is mede noodig, omdat de ar
beidswet verbiedt het in dienst nemen van
kindéren beneden 13 jaar. Als een kind' nu
reeds op zijn twaalfde iaar van school komt,
dreigt tiet in dat ééne jaar een lédigganger
te worden eni bovendien veel te vergeten.
Spr. kwam hierna op de noodzakelijkheid
van gelijkstelling van openbaar en bijzonder
onderwijs. Door de gebrekkige middelen der
schoolbesturen kunnen deze geen zorg dra
gen voor voldoende onderwijs. In het belang
dus van het algemeen is dringend noodig,
dat de gelijkstelling in een daad wordt om
gezet. Dit zou een var de mooiste stukken
sociale wetgeving zijn. Spr. toonde dit aan,
door er op te wijzen, dat juist de arbeiders en
kleine burgers, wier overtuigitag meebracht
eenzijdige
bare school
Spr. vond' het reeds 40 jaren lang ten zeer
ste onrechtvaardig, dat de man, die zijne
kinderen niet naar de dhr school zendt, het
onderwijs gratis krijgt, terwijl een ander, die
wél chr. onderwijs wenscht, daarvoor moet be
talen en mee moet betalen voor de kosten van
het openbare onderwijs. Dat onrecht moet
verdwijnen.
Spr. voerde nog meer aan vóór de gelijk
stelling. In het midden der 19e eeuw was de
moderne theologie opgekomen. Men wilde al
le kinderen van het Nederlandsche volk op
één school zenden, om te komen tot een
„christendom boven geloofsverdeeldheid",
neerkomende op de stelingenGod, christen
dom, deugd en onsterfelijkheid.
thans, in de 20e eeuw, is het dwaasheid
nog dat stelsel te verdedigen, want er zijn o
zoo vélen, die het daarmee niet meer eens
zijn, b.v. de soc.-dem. Duizenden hebben dit
standpunt' reeds verlaten en zij, die nog
daaraan blijven' vasthouden, rijn 50 jaar ten
achter. De staat moet dat standpunt laten
wren en iedere groep in den lande in de ge
legenheid stellen hare kinderen op te voeden
zooals ziji wil. Alle groepen moeten evenveel
geld' van deni staat krijgen, dan zal er een
concurrentie ontstaan tusschen openbaar en
bijrirader onderwijs en de uitkomst zal leeren
welke school de beste burgers kweekt Wij
zijn voor deze concurrentie niet bang, zei
spr.
De zaak van de opvoeding onzer kinderen'
is de beste waarvoor we kunnen opkomen.
Het zal' een schoone dag zij'n in de jaar
boeken van Nederlarid, als de wet wordt aan
genomen, die de volkomen gelijkstelling van
openbaar en bijzonder onderwijs brengt.
Zorgt dat op 3 Juli een meerderheid in de
Tweede Kamer komt, die meehelpt een schil
derij te zetten in de Hijst, die Cort van der'
Linden heeft gezet, besloot spr. (Applaus)
Hierna sprak de heer de Groot over „Eco
nomische toestanden". In een inleiding her
innerde hij er aan, dat hij, pl'.m. 30 jaar
geleden hier ter stede sprak over de reorga
nisatie van de burgeravondschool en dat die
rede oorzaak was, dat er eenige jaren een
band werd gevormd tusschen hem en de Alle-
gelaat van den stervende; zijn borst hijgde
en het had er niet veel van, of het vermoe
den van dr. Hagecius in vervulling zou ko
men. De ordebroeder was opgestaan van
zijn plaats aan het voeteneinde Hij maakte
het teeken des kruises en verliet langzaam
de cel, waarvan hij de deur achter zich sloot.
Maar nu sloeg de gewónde de oogen op en
in zijn blik was geen verwarring, of waan
zin te lezen.
,,U heeft naar mij gevraagd, Meester Leo-
viti'us?" vroeg Tycho Brahe en greep de
hand van den ouden goudmaker, die op het
dek gegleden was. „Wat heeft u te zeggen?"
Leovitius was bij 't volle bewustzijn, maar
het kostte hem zeer veel moeite te spreken.
In den beginne klonk dit dan ook nog zoo
zwak en afgebroken, dat Tycho Brahe zich
vlak over hem heed moest buigen om de
woorden op te vangen.
„Dank, dat u gekomen zijt," fluisterde de
stervende. „Ik zal door koortsen en verwar
de droomen geplaagd zijn, want er is een
heele gaping in mijn herinnering. Maar ik
weet, hoe het lang geleden is, dat wij van
elkaar gingen op „Heerenwade" Nu ik
hoorde/dat u hier in de stad was, wilde ik
it graag eens spreken. Me dunkt, ik had u
nog wat te zeggen."
Hier zweeg hij weer of ieder geluid, dat
hij uit zijn geprangde borst perste, hem ont
zettend veel pijn deed. Tijcho Brahe bleef
naast hem staan, steeds met de hand van
den oude in de zijne. Nu begon Meester Leo
vitius weer te spreken eh zijn stem kreeg
aandeweg meer kracht: „Wij hebben de
•ron der wijsheid gezocht op verschillende
wegen, u en ik. Maar u was toch eens
mijn leerling en samen zochten we toen naar
de vrucht der wetenschap. U heeft mij nader
maareehe jongelingschap.
Spr. vervolgde, dat we straks geroepen
zijn te steunen de verkiezing van den man,
die mee moet opbouwen de moraliteit, die in
den tegenwoordigen tijd met de hooge cul
tuur en de hooge wetenschap dreigt verloren
te gaan.
Het gaai om de vraag: Wat willen dé
christelijk historischen De beginselverkla
ring in één avond uiteen te zetten zal niet
gaan. Wel wilde spr. zeggen, dat zij is ge
trokken uit den ouden, nog niet verouderden
bijbel.
Er bestaat in onze partij wel een zekere
voorliefde voor zekere onderwerpen. Spr.
hoopte te zeggen wat de Christ.-Hist Unie
bedoelt met de sociale vraagstukken. Waar
om? Omdat hij rijn leven had doorgebracht
onder het volk.
Spr. zei, dat men niet vrij uit gaat tegen
over het volk, maar was van oordeel, dat de
chr.-hist. niet schuldiger zijn dan de ande
ren, integendeel, het zijn steeds dé mannen
van rechts geweest, die spraken vóór de so
ciale vraagstukken. 1
Spreker herinnerde aan het pleidooi in de
Tweede Kamer van den heer Heldt in 1885
voor ouderdomspensioen, aan de geschiede
nis van bet wetsontwerp daaromtrent van
1887, afgekeurd door de voor de beoordee
ling benoemde staatscommissie, om daarna
te komen tot het ontwerp van dr. Kuyper,
dat evenmin werd aangenomen. Het later
ingediende ontwerp-Talma werd aangeno
men, maar niet uitgevoerd.
Het tegenwoordige ministerie, geboren
doordat Kautsky's raad door de soc.-dem
hooger werd gesteld dan hunne zedelijke
verplichting, heeft wel algemeen kiesrecht
willen geven en in ruil met den daarbij ont
vangen steun gelijkstelling van openbaar en
bijzonder onderwijs, maar heeft niet willen
uitvoerende weten van Talma, zooals die in
diet Staatsblad stonden. Spr. wilde niet zeg
gen, dat aan die wetten geen gebreken kle
ven, maar als zij waren uitgevoerd, zou men
toch veel verder zijn dan thans. Die wetten
sfeunen op het beginsel van het initiatief, op
de verantwoordelijkheid voor eigen zorg bij
ouderdom. Zij willen de ouden van dagen
zelf leeren zorgen, en niet alle hulp van den
Staat doen verwachten, en daarom heeft de
chr.-hist. Unie ze gaarne gesteund
Men heeft ze niet willen, invoeren en
wenscht nu Staatspensioen. De oibeider
verdient niet genoeg, zegt men, om de pre
mie fe kunnen betalen.
Spr. meende, dat dan meer loon moet
worden betaalt} desnoods de kosten te
leggen op de producten maar het begin
sel dér wetten-Talma moet blijven. Het ver
antwoordelijkheidsgevoel voor de zorg van
den ouderdom moet worden aangekweekt.
Spr. noemde het staatspensioen een zacht
woord voor bedeeb'ng. Iemand die Met spaart,
krijlgt pensioen, terwijl hij, die iets overhield,
als hebbende kapitaal, hét niet krijgt. Spr.
wees. op de ambtenaren van rijk, provincie en
gemeente, die toch ook allen premie moeten
betalen.
Het staatspensioen is in zekeren zin een
belooning voor de luiheid en. daartegen zal
de dir.-hist, unie pal staan, omdat verant
woordelijkheidsgevoel kweekt fierheid en ka
rakter.
Spr. haalde versdiil lende uitspraken aan van
tal van personen van de linke martijen, oa.
Treub, Nolting, Veegens, waarin van het
staatspensioen wera g&egd: volksbedrog,
stelsel van politieke slimmelingen, misléidénd
in hooge mate, enz.
Merii sprak van dr. Kuyper, dat hijl zijn
oude plunje had afgeltegd1, maar wat is de
houding van genoemde partijen? vroeg spr.
Daarna sprak de heer de Groot over econo
mische maatregelen en wees hij er op, dat tal
van industrieën zicht klaar maken voor uit
breiding na den oorlog. lederen maatregel' in
zake bloei van de industrie, waardoor immers
,de koopkracht der daarin werkzam-en en
daarmede de welvaart w^rdt bevorderd, zal
de chr. hist, unlie steunen. Zij wenscht echter
niet mede te helpen om de grootè bedrijven te
maken, tot staatsbedrijven, waardoor het
ambtenarendom nog méér zou worden uitge
breid. Neen, wij, willen steunen het particu
liere initiatief, van de vindingrijkheid1 der in
dividuen; partij trekken. Met alles te maken
tot staatsexploitatie zouden we slachten de
kip, die de goudem eieren legt. Concurrentie
mio-et blijven, bestaan.
Spr. sprak hierna over de vroegere gilden,
die naar hijl meende, thans terug keeren in
den vorm van vakvereenigingen. De Franéche
revolutie, die de gilden ophief, heeft ons mid
den in de sociale kwestie gebracht, en die
vrucht heeft ons bitter gesmaakt. Men wach-
te er zich voor, stelsels in te voeren, die den
arbeider maken, tot een verlengstuk der ma
chine (Taytor-sMseï.) Wat helpen ons maart-
regelen om een ouderdomsrente te waarbor
gen, al® de arbeider zoodanig verlaagt
wordt en op zijn 40ste jaar reeds afgewerkt
is?
De vakopleiding werd hierna door spr. be
handeld. De jonge werkers worden op een
machine geplaatst eri als een' zekere begaafd
heid in hen is ontdekt, zal van hen- ook in d«
toekomst worden gevorderd de norm, die an
deren hebben bereikt. Dat is niet wat spr,
wenscht. Wel' is het goed, dat gestreefd wordt
naar goedkoope voortbrenging, maar spr.
waarschuwt voor uitersten De vakscholen
zijn daar, om de jongens op te leiden voor
zekeren' werkkring. Op 16 a 17-jarigen' leef
tijd moet dan de beroepskeuze volgen.
Hierbij Wees spr. er op, dat de leerplicht
den ouders vrijheid moet geven hunne zoons
vroeger dan den 14-jarigen leeftijd van de
openbare schoolt te nemen om hen een vak
school' te doen bezoeken. Blijft men erbij, dat
die leeftijd 14 jaar moet zijln, dan zullen vele
ouders daarvan schade hebben, omdat de
vakopleiding ongeveer 3 jaar duurt en de oui-
ders dan dus langer de verdiénsten der jon
gens derven. Hoe eerder de werkplaats op de
school kan volgen, hoe beter, ook voor de jon
gens zelf.
Ten slotte noodigde de neer de Groot hen,
die dit nog met waren, uit om toe te treden
als l'id van de chr. hist, unie, die de vrijheid
en het recht van het ünitiarief lief heeft. Hij
eindigde met aan te sporen om op no. 1 der
Candida ten lijst te stemmen, -den heer Lob
man, of, indien men daartoe niet kon komeni,
toch' in elk geval een chr.-hist. candidaat te
stemmen en waarschuwde voor het schrijven
van brochures en andere verkiezingslectuur,
waarvoor men zich later zou schamen. Liever
lijde men schade. Krachtens onze beginselen
hebben we te strijden voor God, Nederland
en Oranje. (Applaus)
Van de, hoewel niet vooraf aangekondigde,
aangeboden gelegenheid tot het stellen van
vragen of het voeren van debat werd geen ge
bruik van gemaakt, waarom, na een' enkel
woord van den heer Vonk, ds. Vinke de bij
eenkomst slöot met gebed.
FéDO'RA.
Van al' de sterren, die in de laatste jaren
door de bioscoop naar voren rijn gebracht is
er misschien geen enkele, wier roem sneller is
gekomen en die een schitterender succes heeft
gehad dan Francesca Bertini. De groote
heldinnen uit roman en tooneelspel weet zij
op hoogst artistieke wijze uit te beelden en
haar groote gaven komen al' zeer gelukkig
uit in pardon's weric* Fédora. Gisteravond
hier in de Cinema Aiméricaini voor 't eerst
vertoond, maakte de film gxooten indruk,
niet het minst door het schitterende spel vaa
de Italiaansche filmster. Fédora is geschre
ven ia. 1880 voor Sarah Bernhardt. De
hoofdpersoon is de Russische prinses Fédora
Romaroff een mooie jonge vrouw, Verloofd
met graaf Wladimir. Op zekeren avond
brengt men haar de ontzettende tijding, dat
Wladimir door een sluipmoordenaar is aan
ballen. Hij sterft en de jonge vrouw zal
gestaan dan iemand anders, omdat ik een
vastheid van wil bijl u vond, die naar een
grootsch doel leidt. Schrijd voort op den-
zelfden weg, mijn geliefde dicipel. Zoek
naar de sterren aan den hemel en naar de
krachten, die nog gebonden zijn, In den
schoot aer aarde. Maar tracht niet naar
rnennchelijk geluk. Lang kan men zoeken,
eer men een gelukkig mensrh vindt! Er zijn
ert die het geluk meenen te vinden in vol
doening van hun lusten; anderen weer, ih
bevrediging van hun eerzucht; maar allen
zijn ze even dwaas. En de dwazen kan' men
toch niet gelukkig noemen, want verre zijn
ze van de volmaaktheid, die alleen gelukza-
ligheitj geeft! Evenmin echter is de wijze
gelukkig, want hij voelt, dat de volmaaktheid
onbereikbaar is voor een meösch en zijn le
ven wordt een voortdurende strijd tusschen
geesr en stof. Eerst hij, die het geheimzinnig
ste der geheimzinnigheden vindt: Den Steen
der Wijzpn, heeft daarmee het geluk bemach
tigd, want hij is de uitverkorene, die het
eeuwige doel voor oogen ziet en 's levens
raadselen vermag op te lossen!"
Terwijl de oude goudmaker sprak, schit
terden zijn oogen met hun vroegeren glans;
hij scheen geen 'pijn meer te voelen en zijn
stem klonk dan ook duidelijk en verstaan
baar:
„Gij, mijn geliefde zoon en leerling, zij
het meest waardig om mijn erfenis te aan
vaarden Ik ben dichter bij het vindei van
de waarheid gekomen, dan iemand- weet: In
mijn huis zult gij kostelijke aanteekeningen
vinden, waarin de wijze woorden der Ouden
bijeengegaard zijn tot een schat, grepter
dan- iemand dit vermoedt, en daar wil ik u
de vrije beschikking over geven, als gij ten
minste mijn werk wilt voortzetten
em wreken!. Reeds spoedig hoort zij; bij-
rucht dat Loris Ipanoff den moord heef
dreven. 'Hij is naar Parijs gevlucht. Ook zij
gaat daarheen. Haar plan is Loris onder den
iinvlioed te brengen' van haar schoonheid en
hem dan een bekentenis af te persen. Dit ge
lukt haar natuurlijk. Ipanoff bekent dé moor
denaar te rijn van Wjadimir, maar tevens
hoort Fédora de reden. Wladimir is ver
moord, terwijl hij; zich bijl Ipanoffs vrouw be
vond. Niemand wist dat er iets tusschen deze
twee bestond. Wladimir wilde Fédora al-leen
trouwen- om1 haar geld en, Ipanoff heeft brie
ven om zijn beschuld'gingen- te bewijzen.
Haat gevoelt zij nu voor den onwaardige
liefde voor -den man, d-ie slechts zijn eer ver
dedigde. Een voorbarig door haar geschreven
brief aan de politie in Petrograd, heeft voor
Fédora vreeselijke gevolgen. Loris! broeder
wordt gevangen genomen en sterft in de ge
vangenis, zijn zwakke moeder bezwijkt van
verdriet en als Loris' dit in Parijs verneemt,
komt hijl meteen tot de verschrikkelijke ontdek
king, dat de vrouw die alles voor hem was de
oorzaak is van de ze treurige familieramp.
Zij smeekt om vergiffenis: het baat,niet. In
haar wanhoop vergiftigt rij zich: 't leven
heeft alle waarde verloren. Loris komt nog
ju'at bijtijds om haar in de laatste oogenblik-
ken woord-en van vergiffenis in te fluisteren.
't Geheet is prachtig gespeeld! ook door
Cralo Ben-etti in de rot van Ipanoff. De
prachtige standen-, gebaren en gelaatsexpres
sies' van Berlini, de fraaie natuuropnamen en
intérieurs, haar m#t gratie gedragen cos-
tuums, alles te zamen maken deze film tot
een schiterend kunstwerk.
Van de Comédie: „de drie buren", die
In spanning wachtte hij liet antwoord af,
terwijl hij met onderzoekenden blik den jon
gen geleerde aankeek. Maar Tycho Brahe
schudde het toofd.
„IJ had het goed zooeven. Meester, toen u
zei. dat wij de wijsheid zocliten op verschil
lende wegen Ik kan uw aanbod niet aanne
men, want mijn astronomische kunst geef ik
niet w,eer op, om in den blinde te zoekca
naar wat u noemt den Steen der Wijzen
Lr kwam een uitdrukking van bittere teleur
stelling fn Moeder Leovitius' oogen; alle
glans was er in uitgedoogd en zijn stem
klonk weer even stamelend en onduidelijk als
te voren1
„Dan moet ik mijn hoop opgeven en heb
ik niets meer te zeggenéén ding, eer
ik de groot Poort van den Dood binnenga.
Daaruit zal blijken* mijn vriendschap voor
u, Tycho Brahe: en' hoogst-eigenaariiige
levensloop zal je deel zijn; tot hoog aan
zien zal je geraken, maar meer dan eens zal
je je eind nabij zijnWacht je voor den
krijgszuchtigen Mars en nog meer voor Ju
piter, want deze hemelichamen zijn je niet
gunstigijgezind, en van de rijde der geeste
lijkheid zal je veel onaangenaams wederva
renWat je kracht is: je sterke wil. zal
ook je zwakheid wezenJe ontkomt
je vijanden niet en wat je zelf voor je beste
daden hield, zal men juist als wapen tegen
je keeren
Die laatste woorden had 'Meester Leovi-
vi-tius met bijna onhoorbare stem geuit. Zijn
lippen bewogen zich nog enkele seconde
maar er kwam geen geluid meer. Toen gle
er een schaduw over zijn gelaatDe
oogen bleven openstaan, maar het leven
was erin uitgedoofd.
Wordt
*•- M9. IMS.
irschs hit,
'■■II I Ml 1 1.
- - -_l: