Centrale Keuken. FEUILLETON. Tycho Brahe S Zaterdag 15 Juni. Huishoudkundige of Huishoudster. Hulp in de Huishouding. Kinderjuffrouw (dipt Tesselsdiade) SPIJSLIJST. Stadsnieuws. Honderd ei Twinstïfste Jaargang. SEPT. e.k. aanvang va» de opleiding tot Aangifte Vrijdag» 3—4 uur tot ui terlijk 9 3 Juli e.lé. in het gebouw cp fiet Kerkplein. Prospectus ep aanvraag. Inlichtingen worden gaarne verstrekt door de direetriee J. F. BEUMER. WÓENSDAG 19 Juni: Aardappelen met Bloemkool. DONDERDAG 20 Juni: Brumeboonev soep. VRIJDAG 21 Juni: Rijst met Melk. ZATERDAG 22 Juni: Aardappelen met worteltjes. MAANDAG 24 Juni: Groemtensoep met Vleesch. DINSDAG 25 Juni wordt nader gepubli ceerd. Voor de bruineboonensoep moet bon 15 en voor de rijst bon 1 6 we "den ingev iissel'd-. De lokale r. n n- dei aankondiging van kwart over e'ü tot Vw.-« u.:- ge. opendi zijn. De Administrateur, A. OSKAM. Wenken voor Land- en Tuinbouwers. Van oudsher heeft bijl de tnenschen- de ge woonte bestaan, bij de bereiding van de spijL zen artikelen te gebruiken, die aan deze spij zen een pikante smaak gaven of die door het uitoefenen van een prikkel op de maag de werkzaamheid van dit orgaan verhoogden en de vertering der spijzen bevorderden. De voe dingswaarde dezer artikelen was dikwijls zeer gering of althans werden ze uit het oogpunt van voeding niet gebruikt. Tot deze artikelen behoorem ook de ui-achtige gewasssen, hoewel hiervan gezegd kan worden, dat ze in niet mindere mate dan andere groenten, voedende bestanddeelen bevatten. Het geheele jaar door is er dan ook vraag naar deze gewassen en het spreekt van zelf, dat de tuinbouwers ge tracht hebben, het geheele jaar door hiervan te kunnen leveren. En zoo hebben we dan 'langzamerhand gekregen zaaiuien, St. Jans- of inmaakuien, pootuien, prei en sjalotten. De teelt van zaaiuien gelukt eigenlijk 'al leen op de zwaardere gronden, zandgronden zijn hiervoor minder geschikt door hun ge ring watervasthoudend vermogep. Het zaad wordt in de laatste helft van Maart—begin April aan den jprjad toevertrouwd en goed met den grond in aanraking gebracht, om het ontkiemen te bevorderen. Het onkruid moet zorgvuldig worden verwijderd en de planten, waar-ze te dicht op elkaar staan, uitgedund. Men' gebruikt 22% H.G. zaad per 100 ■Ms. Is net loof verdord, dan zijn de uien oogstbaar. Ze worden uitgetrokken, eenige dagen op het' ve'ld te drogen gelegd, van het verdoofde loof ontdaan en naar de bewaar plaatsen gebracht. Deze uiensoort kan bij zorgvuldige bewaring lang dienst doen. Aan de Langedij-ken overwintert men de uien in cilindervormige hoopen op het Veld; door rietmatten houdt men den vorst zooveel mogelijk buiteril. Voor zaadwinning gebruikt men een paar mooi gevormde uien, die in hei voorjaar weer worden uitgeplant Om knak ken te voorkomen, moeten.de in het tweede jaar gevormde zaadstengels worden aange bonden. Roman uit het laatst der 16e eeuw, naar kef Deeusch van VILHELM OSTERQAARD. 24) „Een stervende mag men de vervulling - van zijn laatste verlangen niet weigeren of hij nu op het eind van zijn leven ook al of niet met bewustzijn handelde. Ik vind, dat u er goed'aan doet, welgeboren heer Tycho, De teelt van St. Jans-uïen' komf vrijwel over een met die van de zaai-uien. Ze zijn kleiner van stuk en worden in hoofdzaak voor den inmaak gebruikt; men heeft van 5—7 H.G. zaad per 100 M2. noodig. Door den dichten stand blijft de ui fijn en word't blank van kleur. Ook kleine zaaiuien kan men voor d'en inmaak gebruiken, doch de St. Jans-uien ge nieten om hun zilverblanken kleur de voor keur. In de laatste jaren beginnen de pootuien meer en meer een belangrijke plaats in de cul tuur in te nemenook al, ornaat dit een uien- gewas is, dat ook op zandgronden kan wor den geteeld en; zich bij uitstek l'eènt vpor de gecombineerde teelten. De pootuien worden reeds hal® September op een goed bs-chutte plaats gezaaid, men gebruikt 40-50 Gr. zaad per M2. De plantjes komen dus heel dicht te staan. Op dit zaaibed móeten ze overwinte ren. Ze kunnen best een paar graden vorst verdragen, doch moeten tegen te strenge kou de en vooral tegen regen en sneeuw beschut worden. Zoo koud mogelijk overwinteren is het beste om sterke planten te verkrijgen. De- plant ênkunnen van half Februari tot einde Maart worden opgenomen en np^r de hlijvev de plaats worden overgebracht. Men geeft ze op <ie rij een afstand van 12—15 cm. Deze uien worden dikwijls omstreeks juli groen verkocht. Ze worden gerooid en in bossen van 3-5 stuks gebonden Dooi de gïoote waag die er dien tijd dikwijls naar uien is, brengen ze een goeden' prijs cp. Ook kan men ze dóór laten- groeien en droog rooien. Ze kunnen me* Zoolang bewaard worden als de gewone zaan uien, doordat ze eerder beginnen te schieten De wijze van bewaring doet hier natuurlij! ved a^n de zaak af; hoe koeler de bewaar plaats is, hoe beter. Gebruikt men voor de teelt van dit gewas het geheele veïd, dan' kunnen dte rijen eer af stand Vnn 2025 s. A. bibber*. is ";an evenwd ongevee- August' Me' de teelt klaar en kan zijn grond niet best meer voor iets anders gebruiken. Juist omdat men de pnot- uiten reeds zoo vroeg op het veld kan óren gen, kunnen ze zoo goed) me*: de teelt van een ander gewas worden verbonden. Zet men' de rijen1 b.v 5060 c.M. uitelkaar, dan kan men tusschen de rijen stamboonen, sla of knolselderij telen, Ook met stokboonen en aardbeien laat de poou-n zich g'ied combine,. rer.. Kfri» de dyerge-. •- dime? -c prei' leent rifh hf»tér viyo-r nflMt. 7aajl ongeveer haïf Apri' on esnl zaaibdd om latei een stuk grona van 100 M*. te beplanten heeft som 2 Dj. umu modig. Pieipianten zijn gemakkelijk van uienplan al te onder scheiden. Terwijl eerstgenoemde gewoon ge vormde lange smalle bladeren hebben, ken merken de andere uiensoorten zich door pijlpvonnige bladeren. Men poot de planten uit op rijen, die 20 c.M. afstand hebben; op de rij komen de planten met tusschenruimten" van 12—15 c.M. te staan. Om een lang, gebleekt ondergedeelte te verkrijgen, waardoor de waarde van de prei verhoogd wordt, plant men ze dikwijls uit in voortjes, die, naarmate de planten groeien, langzamerhand' weer met grond' worden aan gevuld. Gedurende den geheelen winter kun nen 'de planten op het veld blijven staan, daar ze volkomen winterhard zijn. Daar in het voorjaar de uienvooraad langzamerhand be gint' te minderen, kan de prei de plaats van de ui in dien tijd innemen. Voor ae maand Méi, moeten- ze opgeruimd zijn, daar ze later in het voorjaar houtig 'beginnen te worden, Eenuiengewas, dat heel goed' op de lichtere gronden thuis is, is de sjarot. In sommige streken worden de sjalotten St. Jansuien ge noemd. Uit het voorgaande zal genoegzaam gebleken zijn, dat dit ten onrechte geschiedt. Misschien vindt deze begi ipsverwarring zijn oorzaak in 'het feit, dat beide ongeveer een zelfde tijdl oogstbaar zütn en beide ook voor den inmaak gebruikt kunnem worden. De teeltwijze is echter zeer verschillend. De teelt van sjalotten kan het best vergeleken worden met die van tulpen-. Men zet n.l. in het voor jaar bollen uit. Aan deze bollen ontwikkelen zich nieuwe, terwijl de oude verforen gaat. Deze nieuwe bollen zijn ongeveer Augustus rijp. Ze worden dan gerooid! en- te drogen ge hangen. Ook kan men de sjalotten gebruiken, als ze nog niet volgroeid1 zijn. Wat men op dit oogenblik als prei te koop aanbiedt, zijn niet anders dan sjalotten, die gioen geoogst zijn. De sjalot kan evenals de pootui heel' ge makkelijk in vereeniging met andtere gewas sen worden geteeld. CHKI'STriHIST. UNIE. Vanwege de Christ.-hist. Unite is gisteren als u zich op "weg begeeft naar het Karmelie ter-klooster en laat Meester Hagecius u ver gezellen.... God neme u in Zijn hoede, hee- ren. De jonge vorst wendde zich nu om en keerde terug naar zijn zetel waarvan hij op gestaan was, zoolang hij sprak met Hage cius. De edelliedenen hovelingen ontvingen hun heer met volle bokalen, want maar al te lang hadden zij hem moeten missen aan ta fel, En, terwijl een donderend hoera-geroep voor den zooeven gekroonden roomsch-ko- ning weerklonk, verliet Tcho Brahe ijlings de ridderzaal en het slot, in gezelschap van den Boheemschen arts. In een Cel in het Karmelieter-klooster brandde een lampje aan het voeteneind van het bed voor hef Heilige-Maria-beeld en het matte schijnsel van dit flikkeren vlammetje viel op een armelijke legerstede achter in de cel. Op dit leger rustte eten man, die niet veel uren. ja nauwelijks nog eenige minuten te leven had. Een pelsdeken was uitgestrekt over zijn verkleumde leden, maar hef gezicht was onbedekt gebleven en tusschen de al reeds halfverstijfde trekken kwamen duide lijk een paar groote, donkere oogen. die met angstige uitdrukking luisterden naar een ge luid, waar de stervende zijn laatste levens geesten nog voor scheen te willen behouden. Aan het voeteneind lag een Karmelieter-mon nik geknield; zonder ophouden prevelde hij de gebeden van de stervenden en het eento nige, gedempte geluid van zijn stem klonk als een zoemende echo door de cel. Nu en dan werd de stilte verbroken door een ver wijderd geluid uit de stad, waar het volk onthaald werd op het Raadhuisplein. De gewonde luisterde er telkens naar en zijn Blik zocht de ingang van de cel, of hij wachtte, dat de dteur zou opengaan. Maar iedercn keer werd- hij in zijn hoop teleurge steld. De Karmelieter-monnik bleef maar zijn geboden prevelen, steeds in dezelfde onbe wegelijke houding met het voorhoofd tegen den scherpen rand van het ledikant, zonder dat hij een spier in zijn gelaat, vertrok, of dat hij een plooi verschikte van zijn lange pij. Toen weerklonken er schreden in de ge welfde kloostergang, waar de cellen vlak naast elkaar lagen. De schreden kwamen na derbij. Er klonken -stemmen buiten en de deur ging open. De gewonde wilde zich oprichten maar viel weer terug met een pijnlijk kreunen en zijn oogen sloten zich De vreemden traden binnen, naderden het bed en de een richtte zich tof den'ander met de vraag: „Komen wij te laat, Meester Hagecius?" De Boheemsche dokter nam de hand van den stervende, om diens polsslag te voelen. „De laatste korrels vloeien uit zijn zandko ker, welgeboren heer Tycho! Maar hij kan nog wel eens tot bewustzijn komen, eer het leven geheel in hem gedoofd wordt." Een krampachtige huivering liep over het ïta het gebouw Hamronfe een' landdag gehou den. Bij de dag-vergadering werd alleen de „bevriende" pers toegelaten; idè avondverga dering mochten ook wij' bijwonen. Voor een tamelijk bezette zaall spraken toen de heeren df. J. Th. de Visser/lid d'er Tweede Kamer, en fi. J. de Groot, van den Haag, inspecteur M. O. De heer K. Vonk opende met een kort woord de vergadering, waarna ds. Vinke eén gebed uitsprak. Eerste spreker was de heer de Visser, die rak over de onderwijspolitiek der c. h. unie. lij memoreerde, dat het aan het kabinet Cort v. d. Linden was te danken geweest dat de grondwet gewijzigd werd, waarbij het open baar en bijz onderwijs werden gelijk gesteld, iets waarvoor reeds jaren door de voorstan ders van laatstgenoemde onderwijs werd ge streden. Endelijk voelde het tegenwoordig kabinet zich genoopt die gelijkstelling voor te stellen, die dan ook met op één na alge- meene stemmen werd aangenomen. Spr. wil de het nieuwe art. 192 vergelijken met een lijst, waarvoor de schilderijl nog ontbreekt, want zolde gelijkstelling practisch vrucht dragend zijn dan moet nog 'n wijziging ge bracht worden in de onderwijswet, waardoor de gelijkstelling ook in de portemonnaie wordt verzekerd. Dat een dergelijke wetswijziging noodig is, toonde spr. aan door mede te deelen, dat 95 pet. der Nederlandbche kinderen niet anders geniet dan gewoon lage* onderwijs, waaruit dus wel volgt, dat dit onderwijs goed en de gelijk moét zijnn. Men moet daaraan niets sparen. Noodig is dan ook uitbreiding der leerplichtwet met een' zevende leerjaar" Deze uitbreiding is mede noodig, omdat de ar beidswet verbiedt het in dienst nemen van kindéren beneden 13 jaar. Als een kind' nu reeds op zijn twaalfde iaar van school komt, dreigt tiet in dat ééne jaar een lédigganger te worden eni bovendien veel te vergeten. Spr. kwam hierna op de noodzakelijkheid van gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Door de gebrekkige middelen der schoolbesturen kunnen deze geen zorg dra gen voor voldoende onderwijs. In het belang dus van het algemeen is dringend noodig, dat de gelijkstelling in een daad wordt om gezet. Dit zou een var de mooiste stukken sociale wetgeving zijn. Spr. toonde dit aan, door er op te wijzen, dat juist de arbeiders en kleine burgers, wier overtuigitag meebracht eenzijdige bare school Spr. vond' het reeds 40 jaren lang ten zeer ste onrechtvaardig, dat de man, die zijne kinderen niet naar de dhr school zendt, het onderwijs gratis krijgt, terwijl een ander, die wél chr. onderwijs wenscht, daarvoor moet be talen en mee moet betalen voor de kosten van het openbare onderwijs. Dat onrecht moet verdwijnen. Spr. voerde nog meer aan vóór de gelijk stelling. In het midden der 19e eeuw was de moderne theologie opgekomen. Men wilde al le kinderen van het Nederlandsche volk op één school zenden, om te komen tot een „christendom boven geloofsverdeeldheid", neerkomende op de stelingenGod, christen dom, deugd en onsterfelijkheid. thans, in de 20e eeuw, is het dwaasheid nog dat stelsel te verdedigen, want er zijn o zoo vélen, die het daarmee niet meer eens zijn, b.v. de soc.-dem. Duizenden hebben dit standpunt' reeds verlaten en zij, die nog daaraan blijven' vasthouden, rijn 50 jaar ten achter. De staat moet dat standpunt laten wren en iedere groep in den lande in de ge legenheid stellen hare kinderen op te voeden zooals ziji wil. Alle groepen moeten evenveel geld' van deni staat krijgen, dan zal er een concurrentie ontstaan tusschen openbaar en bijrirader onderwijs en de uitkomst zal leeren welke school de beste burgers kweekt Wij zijn voor deze concurrentie niet bang, zei spr. De zaak van de opvoeding onzer kinderen' is de beste waarvoor we kunnen opkomen. Het zal' een schoone dag zij'n in de jaar boeken van Nederlarid, als de wet wordt aan genomen, die de volkomen gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs brengt. Zorgt dat op 3 Juli een meerderheid in de Tweede Kamer komt, die meehelpt een schil derij te zetten in de Hijst, die Cort van der' Linden heeft gezet, besloot spr. (Applaus) Hierna sprak de heer de Groot over „Eco nomische toestanden". In een inleiding her innerde hij er aan, dat hij, pl'.m. 30 jaar geleden hier ter stede sprak over de reorga nisatie van de burgeravondschool en dat die rede oorzaak was, dat er eenige jaren een band werd gevormd tusschen hem en de Alle- gelaat van den stervende; zijn borst hijgde en het had er niet veel van, of het vermoe den van dr. Hagecius in vervulling zou ko men. De ordebroeder was opgestaan van zijn plaats aan het voeteneinde Hij maakte het teeken des kruises en verliet langzaam de cel, waarvan hij de deur achter zich sloot. Maar nu sloeg de gewónde de oogen op en in zijn blik was geen verwarring, of waan zin te lezen. ,,U heeft naar mij gevraagd, Meester Leo- viti'us?" vroeg Tycho Brahe en greep de hand van den ouden goudmaker, die op het dek gegleden was. „Wat heeft u te zeggen?" Leovitius was bij 't volle bewustzijn, maar het kostte hem zeer veel moeite te spreken. In den beginne klonk dit dan ook nog zoo zwak en afgebroken, dat Tycho Brahe zich vlak over hem heed moest buigen om de woorden op te vangen. „Dank, dat u gekomen zijt," fluisterde de stervende. „Ik zal door koortsen en verwar de droomen geplaagd zijn, want er is een heele gaping in mijn herinnering. Maar ik weet, hoe het lang geleden is, dat wij van elkaar gingen op „Heerenwade" Nu ik hoorde/dat u hier in de stad was, wilde ik it graag eens spreken. Me dunkt, ik had u nog wat te zeggen." Hier zweeg hij weer of ieder geluid, dat hij uit zijn geprangde borst perste, hem ont zettend veel pijn deed. Tijcho Brahe bleef naast hem staan, steeds met de hand van den oude in de zijne. Nu begon Meester Leo vitius weer te spreken eh zijn stem kreeg aandeweg meer kracht: „Wij hebben de •ron der wijsheid gezocht op verschillende wegen, u en ik. Maar u was toch eens mijn leerling en samen zochten we toen naar de vrucht der wetenschap. U heeft mij nader maareehe jongelingschap. Spr. vervolgde, dat we straks geroepen zijn te steunen de verkiezing van den man, die mee moet opbouwen de moraliteit, die in den tegenwoordigen tijd met de hooge cul tuur en de hooge wetenschap dreigt verloren te gaan. Het gaai om de vraag: Wat willen dé christelijk historischen De beginselverkla ring in één avond uiteen te zetten zal niet gaan. Wel wilde spr. zeggen, dat zij is ge trokken uit den ouden, nog niet verouderden bijbel. Er bestaat in onze partij wel een zekere voorliefde voor zekere onderwerpen. Spr. hoopte te zeggen wat de Christ.-Hist Unie bedoelt met de sociale vraagstukken. Waar om? Omdat hij rijn leven had doorgebracht onder het volk. Spr. zei, dat men niet vrij uit gaat tegen over het volk, maar was van oordeel, dat de chr.-hist. niet schuldiger zijn dan de ande ren, integendeel, het zijn steeds dé mannen van rechts geweest, die spraken vóór de so ciale vraagstukken. 1 Spreker herinnerde aan het pleidooi in de Tweede Kamer van den heer Heldt in 1885 voor ouderdomspensioen, aan de geschiede nis van bet wetsontwerp daaromtrent van 1887, afgekeurd door de voor de beoordee ling benoemde staatscommissie, om daarna te komen tot het ontwerp van dr. Kuyper, dat evenmin werd aangenomen. Het later ingediende ontwerp-Talma werd aangeno men, maar niet uitgevoerd. Het tegenwoordige ministerie, geboren doordat Kautsky's raad door de soc.-dem hooger werd gesteld dan hunne zedelijke verplichting, heeft wel algemeen kiesrecht willen geven en in ruil met den daarbij ont vangen steun gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, maar heeft niet willen uitvoerende weten van Talma, zooals die in diet Staatsblad stonden. Spr. wilde niet zeg gen, dat aan die wetten geen gebreken kle ven, maar als zij waren uitgevoerd, zou men toch veel verder zijn dan thans. Die wetten sfeunen op het beginsel van het initiatief, op de verantwoordelijkheid voor eigen zorg bij ouderdom. Zij willen de ouden van dagen zelf leeren zorgen, en niet alle hulp van den Staat doen verwachten, en daarom heeft de chr.-hist. Unie ze gaarne gesteund Men heeft ze niet willen, invoeren en wenscht nu Staatspensioen. De oibeider verdient niet genoeg, zegt men, om de pre mie fe kunnen betalen. Spr. meende, dat dan meer loon moet worden betaalt} desnoods de kosten te leggen op de producten maar het begin sel dér wetten-Talma moet blijven. Het ver antwoordelijkheidsgevoel voor de zorg van den ouderdom moet worden aangekweekt. Spr. noemde het staatspensioen een zacht woord voor bedeeb'ng. Iemand die Met spaart, krijlgt pensioen, terwijl hij, die iets overhield, als hebbende kapitaal, hét niet krijgt. Spr. wees. op de ambtenaren van rijk, provincie en gemeente, die toch ook allen premie moeten betalen. Het staatspensioen is in zekeren zin een belooning voor de luiheid en. daartegen zal de dir.-hist, unie pal staan, omdat verant woordelijkheidsgevoel kweekt fierheid en ka rakter. Spr. haalde versdiil lende uitspraken aan van tal van personen van de linke martijen, oa. Treub, Nolting, Veegens, waarin van het staatspensioen wera g&egd: volksbedrog, stelsel van politieke slimmelingen, misléidénd in hooge mate, enz. Merii sprak van dr. Kuyper, dat hijl zijn oude plunje had afgeltegd1, maar wat is de houding van genoemde partijen? vroeg spr. Daarna sprak de heer de Groot over econo mische maatregelen en wees hij er op, dat tal van industrieën zicht klaar maken voor uit breiding na den oorlog. lederen maatregel' in zake bloei van de industrie, waardoor immers ,de koopkracht der daarin werkzam-en en daarmede de welvaart w^rdt bevorderd, zal de chr. hist, unlie steunen. Zij wenscht echter niet mede te helpen om de grootè bedrijven te maken, tot staatsbedrijven, waardoor het ambtenarendom nog méér zou worden uitge breid. Neen, wij, willen steunen het particu liere initiatief, van de vindingrijkheid1 der in dividuen; partij trekken. Met alles te maken tot staatsexploitatie zouden we slachten de kip, die de goudem eieren legt. Concurrentie mio-et blijven, bestaan. Spr. sprak hierna over de vroegere gilden, die naar hijl meende, thans terug keeren in den vorm van vakvereenigingen. De Franéche revolutie, die de gilden ophief, heeft ons mid den in de sociale kwestie gebracht, en die vrucht heeft ons bitter gesmaakt. Men wach- te er zich voor, stelsels in te voeren, die den arbeider maken, tot een verlengstuk der ma chine (Taytor-sMseï.) Wat helpen ons maart- regelen om een ouderdomsrente te waarbor gen, al® de arbeider zoodanig verlaagt wordt en op zijn 40ste jaar reeds afgewerkt is? De vakopleiding werd hierna door spr. be handeld. De jonge werkers worden op een machine geplaatst eri als een' zekere begaafd heid in hen is ontdekt, zal van hen- ook in d« toekomst worden gevorderd de norm, die an deren hebben bereikt. Dat is niet wat spr, wenscht. Wel' is het goed, dat gestreefd wordt naar goedkoope voortbrenging, maar spr. waarschuwt voor uitersten De vakscholen zijn daar, om de jongens op te leiden voor zekeren' werkkring. Op 16 a 17-jarigen' leef tijd moet dan de beroepskeuze volgen. Hierbij Wees spr. er op, dat de leerplicht den ouders vrijheid moet geven hunne zoons vroeger dan den 14-jarigen leeftijd van de openbare schoolt te nemen om hen een vak school' te doen bezoeken. Blijft men erbij, dat die leeftijd 14 jaar moet zijln, dan zullen vele ouders daarvan schade hebben, omdat de vakopleiding ongeveer 3 jaar duurt en de oui- ders dan dus langer de verdiénsten der jon gens derven. Hoe eerder de werkplaats op de school kan volgen, hoe beter, ook voor de jon gens zelf. Ten slotte noodigde de neer de Groot hen, die dit nog met waren, uit om toe te treden als l'id van de chr. hist, unie, die de vrijheid en het recht van het ünitiarief lief heeft. Hij eindigde met aan te sporen om op no. 1 der Candida ten lijst te stemmen, -den heer Lob man, of, indien men daartoe niet kon komeni, toch' in elk geval een chr.-hist. candidaat te stemmen en waarschuwde voor het schrijven van brochures en andere verkiezingslectuur, waarvoor men zich later zou schamen. Liever lijde men schade. Krachtens onze beginselen hebben we te strijden voor God, Nederland en Oranje. (Applaus) Van de, hoewel niet vooraf aangekondigde, aangeboden gelegenheid tot het stellen van vragen of het voeren van debat werd geen ge bruik van gemaakt, waarom, na een' enkel woord van den heer Vonk, ds. Vinke de bij eenkomst slöot met gebed. FéDO'RA. Van al' de sterren, die in de laatste jaren door de bioscoop naar voren rijn gebracht is er misschien geen enkele, wier roem sneller is gekomen en die een schitterender succes heeft gehad dan Francesca Bertini. De groote heldinnen uit roman en tooneelspel weet zij op hoogst artistieke wijze uit te beelden en haar groote gaven komen al' zeer gelukkig uit in pardon's weric* Fédora. Gisteravond hier in de Cinema Aiméricaini voor 't eerst vertoond, maakte de film gxooten indruk, niet het minst door het schitterende spel vaa de Italiaansche filmster. Fédora is geschre ven ia. 1880 voor Sarah Bernhardt. De hoofdpersoon is de Russische prinses Fédora Romaroff een mooie jonge vrouw, Verloofd met graaf Wladimir. Op zekeren avond brengt men haar de ontzettende tijding, dat Wladimir door een sluipmoordenaar is aan ballen. Hij sterft en de jonge vrouw zal gestaan dan iemand anders, omdat ik een vastheid van wil bijl u vond, die naar een grootsch doel leidt. Schrijd voort op den- zelfden weg, mijn geliefde dicipel. Zoek naar de sterren aan den hemel en naar de krachten, die nog gebonden zijn, In den schoot aer aarde. Maar tracht niet naar rnennchelijk geluk. Lang kan men zoeken, eer men een gelukkig mensrh vindt! Er zijn ert die het geluk meenen te vinden in vol doening van hun lusten; anderen weer, ih bevrediging van hun eerzucht; maar allen zijn ze even dwaas. En de dwazen kan' men toch niet gelukkig noemen, want verre zijn ze van de volmaaktheid, die alleen gelukza- ligheitj geeft! Evenmin echter is de wijze gelukkig, want hij voelt, dat de volmaaktheid onbereikbaar is voor een meösch en zijn le ven wordt een voortdurende strijd tusschen geesr en stof. Eerst hij, die het geheimzinnig ste der geheimzinnigheden vindt: Den Steen der Wijzpn, heeft daarmee het geluk bemach tigd, want hij is de uitverkorene, die het eeuwige doel voor oogen ziet en 's levens raadselen vermag op te lossen!" Terwijl de oude goudmaker sprak, schit terden zijn oogen met hun vroegeren glans; hij scheen geen 'pijn meer te voelen en zijn stem klonk dan ook duidelijk en verstaan baar: „Gij, mijn geliefde zoon en leerling, zij het meest waardig om mijn erfenis te aan vaarden Ik ben dichter bij het vindei van de waarheid gekomen, dan iemand- weet: In mijn huis zult gij kostelijke aanteekeningen vinden, waarin de wijze woorden der Ouden bijeengegaard zijn tot een schat, grepter dan- iemand dit vermoedt, en daar wil ik u de vrije beschikking over geven, als gij ten minste mijn werk wilt voortzetten em wreken!. Reeds spoedig hoort zij; bij- rucht dat Loris Ipanoff den moord heef dreven. 'Hij is naar Parijs gevlucht. Ook zij gaat daarheen. Haar plan is Loris onder den iinvlioed te brengen' van haar schoonheid en hem dan een bekentenis af te persen. Dit ge lukt haar natuurlijk. Ipanoff bekent dé moor denaar te rijn van Wjadimir, maar tevens hoort Fédora de reden. Wladimir is ver moord, terwijl hij; zich bijl Ipanoffs vrouw be vond. Niemand wist dat er iets tusschen deze twee bestond. Wladimir wilde Fédora al-leen trouwen- om1 haar geld en, Ipanoff heeft brie ven om zijn beschuld'gingen- te bewijzen. Haat gevoelt zij nu voor den onwaardige liefde voor -den man, d-ie slechts zijn eer ver dedigde. Een voorbarig door haar geschreven brief aan de politie in Petrograd, heeft voor Fédora vreeselijke gevolgen. Loris! broeder wordt gevangen genomen en sterft in de ge vangenis, zijn zwakke moeder bezwijkt van verdriet en als Loris' dit in Parijs verneemt, komt hijl meteen tot de verschrikkelijke ontdek king, dat de vrouw die alles voor hem was de oorzaak is van de ze treurige familieramp. Zij smeekt om vergiffenis: het baat,niet. In haar wanhoop vergiftigt rij zich: 't leven heeft alle waarde verloren. Loris komt nog ju'at bijtijds om haar in de laatste oogenblik- ken woord-en van vergiffenis in te fluisteren. 't Geheet is prachtig gespeeld! ook door Cralo Ben-etti in de rot van Ipanoff. De prachtige standen-, gebaren en gelaatsexpres sies' van Berlini, de fraaie natuuropnamen en intérieurs, haar m#t gratie gedragen cos- tuums, alles te zamen maken deze film tot een schiterend kunstwerk. Van de Comédie: „de drie buren", die In spanning wachtte hij liet antwoord af, terwijl hij met onderzoekenden blik den jon gen geleerde aankeek. Maar Tycho Brahe schudde het toofd. „IJ had het goed zooeven. Meester, toen u zei. dat wij de wijsheid zocliten op verschil lende wegen Ik kan uw aanbod niet aanne men, want mijn astronomische kunst geef ik niet w,eer op, om in den blinde te zoekca naar wat u noemt den Steen der Wijzen Lr kwam een uitdrukking van bittere teleur stelling fn Moeder Leovitius' oogen; alle glans was er in uitgedoogd en zijn stem klonk weer even stamelend en onduidelijk als te voren1 „Dan moet ik mijn hoop opgeven en heb ik niets meer te zeggenéén ding, eer ik de groot Poort van den Dood binnenga. Daaruit zal blijken* mijn vriendschap voor u, Tycho Brahe: en' hoogst-eigenaariiige levensloop zal je deel zijn; tot hoog aan zien zal je geraken, maar meer dan eens zal je je eind nabij zijnWacht je voor den krijgszuchtigen Mars en nog meer voor Ju piter, want deze hemelichamen zijn je niet gunstigijgezind, en van de rijde der geeste lijkheid zal je veel onaangenaams wederva renWat je kracht is: je sterke wil. zal ook je zwakheid wezenJe ontkomt je vijanden niet en wat je zelf voor je beste daden hield, zal men juist als wapen tegen je keeren Die laatste woorden had 'Meester Leovi- vi-tius met bijna onhoorbare stem geuit. Zijn lippen bewogen zich nog enkele seconde maar er kwam geen geluid meer. Toen gle er een schaduw over zijn gelaatDe oogen bleven openstaan, maar het leven was erin uitgedoofd. Wordt *•- M9. IMS. irschs hit, '■■II I Ml 1 1. - - -_l:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5