-en Damrnbriek. m FEUILLETON. Tycho Brahe Honderd en Twinstifste Jaargang. Zaterdag 22 Juni. Huishoudkundige of Huishoudster. Hulp in de Huishouding. Kinderjuffrouw (dipt Tesselschade) Tuinbouwers. Oyer weekdieren en yisschen. ff*. 144. IMS. SÉPT. e.k. aanvang van de opleiding t®t Aangifte Vrijdag» 1-4 nnr tot ui terlijk J 3 Juli e.k. in het gebouw &p het Kerkplein. Prospectus op aanvraag. Inlichtingen worden gaarne verstrekt door de direetriae J. F. BEUMER Wenken voor Land* en Het is algemeen bekend, dat sommige soor ten, of eigenlijk moest ik zeggen, variëteiten of rassen, onzer cultuurgewassen in den loop der tijden zoodanig in kwaliteit en op brengst achteruit zijn gegaan, dat ze in 't ge heel niet of bijna niet meer worden ver bouwd; terwijl we van thans nog in cultuur zijnde rassen reeds nu kunnen zeggen, dat hun eenzelfde lot te wachten staat. Bepalen we ons in de eerste plaats maar eens tot de aardappelrassen. Oudere menschen in Fries land weten nog te verhalen van de heerlijke smaak en de groote opbrengst van Muu- stersche aardappels en jammer, in Holland roemt men nog de Thomassen. Velen van het tegenwoordig levend .geslacht kennen ze slechts bij name. De Eigenheimers, eens met veel ophef in den handel, gebracht, begmhen langzamerhand h>«n go. den naam te verhe zen en andere goede rassen sullen weldra volgen en tot het verleden gaan hebooren Natuurlijk dringt zich de vraag op, wat wel de oorzaak van dezen achteruitgang mag zijn en welke middelen aangewend kunnen worden, om den geheelen ondergang van de ze waardevolle rassen te voorkomen. Tot dus ver is het vrijwel gelukt, door het kweeken van nieuwe rassen de oude te vervangen en zoo zijn er in de laatste jaren heel wat varië teiten in de wereld gekomen,, waarvan onze grootouders nooit hebben gehoord. Deze han delwijze evenwel heeft veel overeenkomst met het vullen der vaten der Donaïden en het ligt voor de .hand, dat men ppgingen in het werk gaat stellen, om den regen van nieuwe rassen tegen te gaan en zich te bepalen tot het zoeken naar middelen, om de bestaande goe de te behouden. Met vrij groote zekerheid kan thans won- dén aangenomen dat de achteruitgang voor namelijk is. te wijten aan de weinige zorg, die men besteedt aan het uitzoeken van het pootgoed. Ten einde nu de beschikking te krijgen over beter pootgoed, zijn in sommige streken van ons land door de landbouwor ganisaties commissies in het leven geroepen, die belast zijn met de keuring van gewassen te velde. Het zaai- en pootgoed, afkomstig van door deze commissies goedgekeurde ge wassen, wordt door daarvoor opgerichte bu reaux in den handel gebracht. Niet ieder evenwel is iri de gelegenheid, het benoodigde van deze bureaux te betrekken en buitendien feven nog velen er de voorkeur aan, zelve un zaai- en pootgoed te winnen. Nu is tegen dit laatste met veel in te brengen, integen deel zal het in vele gevallen de voorkeur ver dienen, als men bij het uitzoeken van de plan ten voor de voortteling bestemd, vooral op twee zaken let. In de eerste plSats moeten deze planten niet alleen de kenmerken van het ras zoo zuiver mogelijk vertoonen, m a.w., moeten ze soort-echt zijn, maar bo venal moeten ze volmaakt vrij zijn van ziek ten, die een nadeeligen invloed kunnen uit oefenen' op kwaliteit en opbrengst. Deze ziekten zijn vooral schadelijk, als ze met het zaai- of pootgoed gemakkelijk op een volgend gewas kunnen worden overgebracht. Nu bestaat er in ons land een z.g.n. Phy- topathologischen dienst, die gevestigd is te Wageningen. Deze dienst is belast met het opsporen van ziekten en beschadigingen van orjze land- en tuinbouwgewassen en het zoe ken naar middelen ter voorkoming en be strijding Van die ziekten. Deze dienst heeft in de laatste jaren de aandacht van onze land en tolnbrowecs gevmdgd op em aantal dek ten, waaraan onze aardappelenrassen onder hevig zijn en die een nadeeligen invloed uit oefenen op de opbrengst en de kwaliteit van dit gewas. Enkele dezer ziekten besmetten den grond, waarop de aardappels verbouwd zijn en worden met de poters gemakkelijk op andere terreinen overgebracht. Dat sommige dezer ziekten een nadeeligen invloed kunnen uitoefenen op de aardappeloogst, bleek bij een proef te Wageningen genomen. Van ge- Roman uit het laatst d«T lös ««uw, saur het Deensch van VILHELM OSTERGAARD 27) „Dan kan je tegelijk je dank uitspreken tot Niels Kaas en Jörgen Rosenkrands," zei de 'Koning. „Zij waren 't, die ons het eerst ver zochten de zaak in overweging te némen. Nu is het ons verlangen, dat Tycno Brahe voor goed aan ons rijk verbonden zal worden en wat er tusschen hem en zijn verwanten kan bestaan hebben, wenschen wij als dood en vergeten beschouwd te hebbenUw wel zijn, heeren!" En in de gulheid zijns harten klonk de Ko ning met Steen Brahe. N „Laten wij eens zi'en, waarde Steen, of gi' uw geleerden broeder een vriendelijk gelaat toont .bij zijn binnentreden. Zijn beroemd heid kan den adel slechts iln aanzien doen stijgen en, waar zijn naam genoemd wordt zal er al heel Weinig op gelet worden wie de vrouw is waar hij tafel en bed mee deelt! Daarom vermeen ik, dat je niet veel 'reden meer hebt om je daar langer over te bekom meren.1" Steen Brahe slikte de bittere pil maar, zonder er iets bij te zeggen, en Niels Kaas et. Jörgen Rosenkrands knikten toestemmend bij die woorden van den Koning. Maar er waren er ook, die er met zuurzoete uitdruk- zonde Eigenheimers bleek de gemiddelde op brengst per stoel ruim 1,1 K.G. te bedragen, terwijl door het zóogenaamde „topbont" aan getaste planten het niet verder konden bren gen dan ruim 6,5 ons per stoel, dat is maar weinig meer dan de helft. Het ligt voor de hand, dat poters van laatstgenoemde stoelen, genomen, een even sle.chte nakomelingsschap zullen geven, en dat bij het niet nauwkeurig uitsluiten voor de voortteelt van dergelijke poters een degeneratie of ontaarding van het geheele ras op den duur moet volgen. Bij een keuring van gewassen te velde moe ten door deze ziekte aangetaste perceelen dan ook voor de levering van pootgoed wor den uitgesloten Ten einde sommige waardevolle aardap pelrassen voor de cultuur te behouden, is door den heer Oortwijn Botjes te Oostwold in de provincie Groningen een systeem voor het winnen Van ziektekiemvrij pootgoed ie toepassing gebracht, dat door het Phyto pathologisch instituut te Wageningen is overgenomen en waarmede het gelukt'is, van sommige soorten een kleine hoeveelheid ziek- tevrij pootgoed ie kweeken. Op den duur zul len sommige landbouwers en kweekers in ons land de vermenigvuldiging daarvan ter hand kunnen nemen. Intusschen kan ieder op eigen gelegenheid probeeren, even gunstige resul taten te verkrijgen en daarom zaï het goed zijn. aan te geven, op welke wijze msa ie werk dient te gaan Men begint met em veld uit te kiezen, waar in de maand Juni de gewenschte soort in een over 't algemeen goeden gezondheidstoestand aanwezig is en waar dit gewas niet eerder is verbouwd of waar dok in vroeg, jaren de aardappelen een goeden stand hadden Mm merkt nu, door er stokjes bij tg plaatsen, in zulk een veld eenige gezond uitziende, flink ontwikkelde planten. Deze moeten, op min stens 2 M. afstand, geen zieke planten in de nabijheid hebben. Van dc gemerkte planten houdt men alleen die aan, air vee! gave, 're- zonde kno'ier. voortbrengen. De opbrengst van ieaeren stoel wordt afzogdeinjK gehou den. Het volgende voorjaar '.vorder», de kooi len, afkomsrig van z&o'a stoel, op 'n rij uitge- poot, dikke kunnen worden doorgesneden op land, waarop nog nooit of ten minste niet in de zes voorafgaande jaren aardappe len zijn geteeld. De afstand tusschen de rijen moet min stens 3 M. bedragen. Op de tusschenruim- ten kunnen bieten, boonen of andere laagblij- vende gewassen worden verbouwd. Blijken er later in sommige rijen zieke planten voor te komen, dan worden deze rijen voor de voortteling uitgeschakeld; het best is, de planten zoo vroeg mogelijk te verwijderen, waarbij men moet zorgen, dat er geen afval lende grond op de rijen met gezonde plan ten terecht komt. Elk der gezonde rijen wordt afzonderlijk geoogst en elk partijtje aardappels, door een rij opgeleverd, wordt het .volgende voorjaarweer afzonderlijk uitgepoot- op onbesmetten grond. De aardappels op zoo'n veldje zou men tot één familie kunnen rekenen. Het aantal families zal waarschijnlijk kleiner zijn, dan het aantal "rijen, dat men in het eerste jaax had. Elke familie wordt weder afzonderlijk geoogst; zij, die uitmunten door een groote opbrengst en ahdere goede eigenschappen, worden aangehouden, de andere worden verwijderd. Een volgend jaar gaat men op dezelfde wijze door Zoo blijven ér na eeni ge jaren enkele families over, die ziektevrj zijn en oók in andere opzichten aan dé hoogste eischen voldoen. Vergelijkt men deze manier van doen met de van ouds gevolgde, dan ziet men een groot verschil. Sommige kweekers toch gooiden bij het rooien der aardappels een voudig voor poters bij elkaar, alles, wat een bepaalde grootte had. Zij bevorderden in sterke mate den achteruitgang der verschil lende rassen. Andere sloten voor 'i leveren van poters alleen de stoelen met een lage op brengst uit. Weer andere gingen met nog wat meer zorg te werk: zij merkten tijdens den groei eenige der best uitziende stoelen Bleken deze bij het rooien een goede op brengst te hebben, dan werden zij, voor de voortteling gehouden. De opbrengsten van de verschillende goede stoejen werden' even wel niet afzonderlijk gehouden, doch bij el kaar gevoegd. Deze manier van doen is bekend onder den naam van massa-selectie. Past men deze niet voortdurend tqe, dan is men na enkele jaren weer op het punt van uitgang terug gekomen. De nietiwe methode is bekend onder den naam van stam-selectie of stamboomteelt. Het groote verschil tusschen deze en de oudere werkwijze bestaat hierin, dat men de poters van een bepaalden stam afkomstig, steeds afzonderlijk houdt en zoo in het, bezit komt van dien stam, die de gewenschte goe de eigenschappen erfelijk bezit Over de ziekten, haar kenmerken en den invloed op het gewas in een volgend nom- mer. king op het gelaat naar hoorden, want de meesten waren het er over eens dat Jonker Tycho een misslag had begaan Jegens den adellijken stand door een huwelijksverbinte nis te sluiten met eén onvrije vrouw. N De volgende kan was nog niet tot den bo dem toe geleegd, toen de deur openging en een page aankondigde: „Jonker Tycho Brahe van Knudstrup ver zoekt toegelaten te worden bij Zijn Konink lijke Majesteit" „Wat hebben we gezegd!" riep de Koning vroolijk. ,,'t Is maar goed, dat gij geen wed denschap met mij aangegaan hebt, waarde heeren! U ziet dat wij nogal heel nauwkeu rig den tijd afgemikt hebben!" De Koning gaf een wenk en de page leid de den heer Tycho binnen. De vorst reikte hem dadelijk, mirizaam de hand. „Welkom, Tycho Brahe! We krijgen u veel te weinig aan het hof te zien en daarom achtten wij het noodig u een boodschap te zenden. Neem plaats en verkwik u met een slok wijn, in gezelschap van deze waarde heeren. Later volgt gij ons dan naar onze studeerkamer, waar we eens vertrouwelijk met u spreken willen." Tycho Brahe vatte de hand van den Ko ning en drukte die vast. Hij was niet onge voelig voor de blijkbare genade, waarmee Zijn Koninklijke Majesteit hem ontving, en terwijl hij eens rondkeek tusschen zijns ge lijken. kwam het hem voor, dat ook die hem begroetten met ongewone vriendschappelijk heid. „Uw Majesteit," antwoordde hij terwijl hij (Beugen.) Voor eenige jaren gingen er wekelijks tal van beugvisschers naar de Noordzee," doch nu het bedrijf minder loonend geworden is, ziet men niet dikwijls een „beuger" meer. We wil len een tochtje medemaken, om te zien, hoe dit visscherswerk verricht wordt, alvorens de laatste der beugers uitgediend heeft. We va ren mede vanaf het eigenaardige eiland Terschelling, waar men ons vroolijk heeft voorgezongen het volksliedfje: „O, Shilge, mm landje! Wat heb ilk di jeaf: O, wa dl net pricet, Di fint mi toch deaf," waaruit meteen de eigenaardige taal van' het eiland blijkt, We hebben er gezien „Het Wakend! Oog," ook het Willem Barendshuis genoemd, een wachtlo kaal voor visschers en andere zeevarenden. We moeten naar zee, en we varen door het „Stortemelk" langs- het kleine eiland Vlieland, en vlak voor het lapje naderen we snel het lichtschip „De Terschellingerbank", dat we eerst voorbij moeten zijn, alvorens de beug overboord gaat We kunnen ons dus den tijd ten nutte maken en eens zien, hoe het vischgerij er uitziet, dat thans dienst zal doen. We hebben reeds rondgekeken naar eenig netwerk, maar nergens konden we iets ontdekken. Wel zien we enkele platte bak ken en juist hierin is het vischwant gebor gen, dat reeds aan den wal kant en klaar ge maakt is, en van het noodige aas is voor zien. In iederen bak bevindt zich een lang sterk touw, dat niet dik is, en aan ieder touw zijn vele dunne touwtjes bevestigd, waaraan stevige hoeken zijn gebonden. Aan eiken haak is een stukje blinkend aas gestoken, thans bestaande uit stukjes visch, van gepen en haringen gesneden. Meermalen ook wor den garnalen of wormen gebruikt, doch deze blinken minder en schijnen aizoo minder wenschelijk te zijn. De van aasjes voorziene hoeken liggen alle netjes in den bak, zqodat straks bij het uitzeilen van de „beug" geen verwarring of kinking kan plaats hebben. Het eind van het touw, dat in den bovensten bak is, wordt vastgestoken op een ander stuk touw, dat zich aan een lichtwerpanker bevindt, waaraan tevens met een langer touw een tonnetje is verbonden, door den schipper „boeltje" genaamd. Meerdere ankertjes en tonnetjes bevinden zich aan boord, die straks dienst moeten doen. Nu we op de gewenschte plaats zijn aangekomen, wordt de zeilschoot op de ge wenschte lengte gebracht, opdat de schuit in de goede richting voortgaat, zonder al te snel te vorderen. De bakken met de verschil lende stukken van „de beug" worden op'het achterdek van de schuit geplaatst; het eerste ankertje met het boeitje wordt overbobrd ge worpen en heel gele delijk glijden de hoeken •te water. Alvorens het einde van het eerste touw bereikt is, wordt daaraan vastgebon den het begin van de tweede lijn en zoo gaat het voort, tot het laatste gedeelte over boord gelaten is. Af en toe werd weder een anker met een tonnetje aan de lijn bevestigd, zoodat nu verscheidene „boeitjes" in eene flauw gebogen lijn in zee liggen. Ook aan het einde van het laatste stuk touw werd een ankertje bevestigd en nu ligt de geheele beug te water. De honderden hoeken met de aasjes liggen nu op den zeebodem of zweven daarboven, als een duizendvoudige hengel uitgespreid. Er wordt nu opgezeild naar tde plaats, waar het eerste tonnetje over boord werd ge laten, en hier blenft men een poosje voor an ker, om, daar men toch eenigen tijd dient te wachten, het maall te nuttigen, dat door den „derdeman" bereid is. Na gebruik gaat de sdrpper nog voor eem uurtje ter kooi, en de knecht zoekt een plaatsje in'de neergelaten fok. We kunnen nog even zien het blinkend „Witte Lid" op- het eiland Vlieland, en verder zieni we het stiaks genoemde lichtschip, dat nu in rust ligt, doch dat bij stormweer hevig oo en neer bewogen wordt, zoodat men zich dan niet kan verbeelden, dat de bemanning zich .rustig te midden der woedende baren bevinden kan. Doch de gewoonte en het ver trouwen op de bijzonder sterke constructie van het schip, dat voor stevige paraplu-an kers vast ligt, doen de kloeke mannen niet vreezen. En, al werd het lichtschip ook al eens door een1 vreeselijiken storm verplaatst, van ongelukken! heeft men hier nimmer ver nomen. Daar komt de schipper weder uit het voor onder te voorschijn. Hij; „post" den knecht, die weldra de fok verlaat, om deze wedfer op te hijschen. Ook het anker wordt gelicht en weldra heeft men het eerste t tonnetje aan boord. 'Men zeilt nu langs de' lijn, die inpal mende aan boord gehaald' wordt. Spoedig ko men de eerste, hoeken te voorschijn, waarnaar we reeds met verlangen' uitzagen. Weldra zien we den eersten schelvisch bóven water komen, nadat enkele hoeken binnengehaald zijn, waaraan nog aasjes zitten, terwijl van eenige het lokaas verdwenen is. De eerste visch wordt spoedig gevolgd door meerdere, eerst enkele schelvissthen, die heel wat spartelen en hunne drie rugvinnen van boosheid recht overeind zetten, daarna een groote kabeljauw, die ook al hevig te keer gaat en sterk protesteert tegen de onge- wenschte luchtreis. Verder schollen, schamen en eenige roggen. Dikwijls gaat het gemakke lijk de gevangen vissdieni van de hoeken té schudden, dOch bij enkele dieren, die het aas gulzig hebben doorgeslikt en daardoor den hoek heel1 in' de ingewanden hebben vastge- 'kregen, gelukt dit niet zoo heel gemakkelijk. Veel' moeite wordt er evenwél niet voor ge daan. Gelukt het niet dén visch met een enke len opwaartschen ruk het scherpe voorwerp uit de keel te trekken, dan wordt het touwtje afgesneden en de haak' blijft waar hij vast zit. Zachtzinnig wordt alzoc niet met de ge vangen visschen geleefd. De meeste visschen, die op deze wijze ge vangen worden, behooren tot de bekende vor men der rond- en platvischen. De rog maakt eene uitzondering door zijne vreemde, ruit vormige gedaante. Een lange en twee korte staarten, evenals de rug, van vele scherpe on- oneffenheden voorzien, steken achteruit Ook met kor- en schakelnetten worden de roggen gedurig gevangen, vooral m den trektijd, wann'eerze hunne paaiplaatsen opzoeken. Toch zijp die vangsten veel minder Üalrijk dan in vroegere tijden. -Stellig zijn de vis schers ook hier al te begeerig opgetreden. Andere visschen dan de genoemde, zijd heden niet gevangen. Wei komt af en toe een hoek boven, waaraan zich een zeester of vijf hoek bevindt. Deze heeft zich evenwel niet be zeerd. maar zich vastgezet aan het aas, en wil d'it ook zelfs boven den waterspiegel niet loslaten. Thans is bét ook ie verklaren, hoe nog zoo dikwijls em haak zónder aas en ook zonder visch te voorschijn komt. De vijfhoeken hebben op deze wijze schade gedaan en de visscfoer dfeelt ons mede, dat als een gedeelte van de beug komt te liggen op eene plaats, waar veel zeesterren zijn, er van vischvangen bijna geëni sprake is. Ook de krabben zijn lastposten in dit opzicht, daar ook zijl zich met de scharen vastgrijpen aan het aas en dit geheel wegzuigen, om zich dan spoedig wedér op een ander aasje te werpen. -Nu de geheelte beug binnen boord! gehaald is, wordt koers gehouden naar de haven van Terschelling, eni het mooie zeetochtje, dat we heden' op de Noordzee mèdemaakten, vol deed zeer. Zod mooi is het evenwel' niet al tijd; meermalen is de geheele boel' of een ge deelte er van verloren gegaan. Het is te denken, dat er weldra geen ge legenheid meer is, om de beugvisscherij te be zichtigen. JL DAALDER Dz. en gevolg gaf aan 's konlngs uitnoodiging plaats nam aan tafel. „Als Ik mij zelden aan het hof vertoon is de reden hiervan niet, dat het mij aan verknochtheid aan mijn vorst ontbreekt. Maar ik heb het steeds zoo druk, dat mii al heel weinig tijd overblijft voor vroohike bijeenkomsten, zelfs niet in zoo uitgelezen gezelschap als dit... Tycho Brahe zag den kring eens rond met* een glimlach, die niet geheel vrij was van eenige bitterheid. „Nu eens zijn het mijn astro nomische machines, mijn globes of meet werktuigen. die weer*verbeterd moeten wor den, dan weer vind ik het een en ander, dat ik nog moet toevoegen aan mijn geschrift: De Nova- Stella, dat mij nu zeer onvolkomen lijkt bij zijn eerste verschijnen. Uwe Majesteit ziet daaruit, dat het geen luiheid is, maar dat ik steeds in beslag genomen wordt door al wat mijn astronomische en mathemati sche kunsten bevorderen kan." „Maar men zegt, Tpcho Brahe, dat u er aan denkt om weer naar het buitenland te gaan, ja, dat gij van plan zijt om u voor lan gen tijd in èen vreemde stad te vestigen in Bazel, hoorden wij?" „Nu, Uwe Majesteit" antwoordde Tycho Brahe kalm, „het gerucht heeft geen onwaar heid gesproken. Moet een astronoom geen wereldburger zijn? Den hemel heeft hij allerwegen boven zich. Ik heb niet zoo heel veef vrienden die mij zouden weerhouden...." „Daar komen wij nog op terug," sprak de Koning ernstig. „Beantwoordt nu eerst den dronk en verkwik' u wat, na uw haastige reis Het weer is koud en de wijn ver- AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvangen oplossingen van probleem' no. 499 (auteur H. J. A. v Gelder). Stand. Zw. 5, 15, 18 en dam op 49. W. 25, 29, 41, 43 en dam op 38. Op lossing. 1. 29—23 1. 18:29 2. 38 241! Zwart kan np slaan 49 20 of 49 46. Slaat hij 49 :20 dan volgt 25 14 en wit wint dus: 2. 49:46. 3. 2520j en zwart is verloren. Op 5—10 volgt 2435 en 35 5. Op 46 tot 23 volgt 24—35 en 35 46. Op 46—10 volgt 24—47 en 47 4. Goede opl. ontvingen wij van de heeren: D. de Boer, R W. T. Bosman, P. Dekker, D. Gerling, J. Houtkooper te Alkmaar, H. E. Lantinga, Haarlem. ONS VIJFHONDERDSTE PROBLEEM. In deze rubriek zal ons 500ste probleem verschijnen. Bij dit eerste jubileum mochten wij van eenige vooraanstaande personen in de dambeweging hartelijke gelukwenschen ontvangen, terwijl speciaal de heer J. de Haas er de wensch aan toevoegde, dat de Alkmaarsche Courant nog lang mocht we zen een krachtige propaganda voor het dam- ff hier in 't Noorden. De heeren J. de aas, S. E. van der Meer en O. L Gort- warmt De Koning leegde met welbehagen zijn grooten, zilveren beker en dé adellijke heeren volgden zijn voorbeeld. Er verliep een uur met vroolijk praten en drinken en 't was lang over middernacht toen Zijne Koninkl. Ma jesteit het sein gaf, om op te breken. De vorst zelf scheen niet de minste vermoeidheid te gevoelen, of eenige min-aangéname uitwer king, na het drukke drinkgelag; terwijl meer dan een van de aanwezigen blijkbaar moeite had zijn evenwicht te bewaren, stond de Ko ning op, even zeker van zijn beweging als al tijd en wenkte hij Tycho Brahe hem te volgen. Een kamerdienaar ging met een kandelaar in de hand' vóór door de zalen en gangen naar den zuidelijken vleugel van het gebouw, waar de Koning zijn kamer had. Dit was een klein, rond torenkamertje, waarvan de ven sters uitzagen op het naburige bosch. Dicht bij den haard stond 's Konings schrijftafel, overdekt met vele papieren en teekeningen, die plattegronden bevatten van de talrijke bouwplannen, waar Frederik II van vervuld was. De kamerdienaar zette de-kaars op tafel en trok zich terug met een buiging, terwijl de Koning in zijn armstoel plaats namsen zijn pels dicht om zich heen trok, want daar de haard al bijna uitgebrand was, verspreidde die meer rook dan warmte in het vertrek. Met een handgebaar moedigde de vorst Tycho Brahe aan om plaats te nemen tegenover hem aan tafel. „Men slaapt het best, als men eerst zijn za ken afgedaan beeft", sprak Zijn Genade op mans stonden speciaal iete af voor deze ru briek, die dan ook ditmaal geheel zal gevuld worden met 't werk van genoemde heeren. Wij zeggen hun hartelijk dank voor de be langstelling en de medewerking en hopen te vens dat de vele damliefhebbers, die niet al leen in Alkmaar, maar in geheel West-Fries land gevonden worden, ons met belangstel ling zullen volgen op den weg naar het dui zendste probleem. PARTIJGEDEELTE. Gespeeld Dinsdag 11 Juni 1918 in het V. A. D te Amsterdam tusschen de heeren A. C. v. Wageningen met wit en J. de Haas met zwart (eerste publicatie) Zw. 2/6, 8/11, 14, 16/19, 24. W 28 30, 31, 33/36, 38, 40, 41, 43, 44, 45, 48, 49. De partij verliep als volgt: 1, 38—32? Een zwakke zet, waarvan zwart profi teert om de winst te forceeren. 1. 18—23. 2 31—27 Gedwongen. Zwart dreigt 23—29 en 17—22. 2. - 8—13. 3. 27—22 Gedwongen' dezelfde 'dreiging. 3. 2—8. Zwart kan dam maken door 2429, 1420, 1924 enz. maar hij geeft er den voorkeur aan 't spel te winnen door 't forceeren van den stand. 4. 44—39. 4. 16—21. 24—29, 14—20 enz. geeft dam. Zie vorige opm. 5. 36-31 Op 41—37 of 43—38 volgt 21—27 (32 12), 23 41 of 43, 8 28 (32 22) 2429 enz. 5. 8—12. Zwart kan als volgt een fraaien maar te duren damslag maken door 23—29, 13—18. 3—8, 17-21,6—11 en 9'47. 6. 31—27. Zwart heeft den stand zoo geforceerd, dat wit verlies van schijven niet kan voorkomen, op 31—26 volgt 23—29 (34 23), 13— 18 enz. op 41—37 volgt 21—27 enz. op 43—38 volgt 21—27 op 32—27 volgt 21 22 (a) 17 28 en 3—8 wint een schijf bij den volgenden zet. (a) slaat zwart 23 :32 (22 18) 17 23 (33 22), 32—38 (43 32), 24—29 enz. dam maar deze brengt geen voordeel. Na den tekstzet 3127 volgde een fraaie combinatie 6. 13—18. 7. 27:7. 7. 18:29. 8. 7-18 8. 23:32. 9. 34 23 9. L9 28. 10 30:19 10. 14:12 wint mei 2 schijven voor. (Opmerkingen van J. de Haas, die ».L momenteel in schitterende condities). Ter oplossing voor deze week: Probleem no. 500 van S. E. v. d. Meer. Zw. 3, 6, 7, 9, 11, 13, 15, 18, 19, 26. W. 16, 20, 22, 24, 27, 29, 30, 33, 37, 48. Speelt zwart in dezen stand 19—23, dan maakt wit een fraaien damslag. Welke? I)a eindstand geeft nog heel moeilijk spel. Go- leven digen toon. „Hoor nu, wat ik te zeggen heb". De Koning leunde achterover in zijn stoel en keek Tycho Brahe aan met welwillende blikken. „Sinds we den mannelijken leeftijd bereikten en steeds meer den drukkenden last der regeeringszaken voelden, hebben we dik wijls berouw gehad, dat we niet beter profi teerden van het geleerde onderricht, dat we in onze jeugd kregen. Toch ontbreekt het ons niet aan liefde voor de .wetenschappen en lust, om. te bevorderen de schoone kunsten, die het land, dat aan ons bestuur werd opgedra gen, tot eer en voordeel kunnen strekken. We zijn daarom gaarne bereid, om naar ons bes te vermogen te steunen de mannen, die zich daar met ijver op toeleggen en zeggen er God dank voor, dat 't ons vergund werd ons om ringd te zien door zulke geleerden, die hun beroemdheid1 in onzen dienst stelden, en waar we u ook toe rekenen, Tycho Brahe." De Koning wachtte even en streek zich met de hand over de smalle kin, of hij zelf vol strekt niet onvoldaan was over deze toe spraak; en even daarna nam hij weer het woord „Niet alleen', dat we van plan zijn een astronoom en mathematicus aan ons hof te verbinden, zooals dit al aan zoovele hoven in Europa het gebru k is, maar we zouden het dan ook een schande voor ons rijk achten als een onderdaan, die de bekwaamheden daartoe bezat, zich verplicht zag het land te verlaten, omdat zijn kunst hier niet tot bloei kan geraken." (WW® vervolgd) mh

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5