-en
Damrnbriek.
m
FEUILLETON.
Tycho Brahe
Honderd en Twinstifste Jaargang.
Zaterdag 22 Juni.
Huishoudkundige of
Huishoudster.
Hulp in de Huishouding.
Kinderjuffrouw (dipt Tesselschade)
Tuinbouwers.
Oyer weekdieren en yisschen.
ff*. 144. IMS.
SÉPT. e.k. aanvang van de opleiding t®t
Aangifte Vrijdag» 1-4 nnr tot ui
terlijk J 3 Juli e.k. in het gebouw &p
het Kerkplein. Prospectus op aanvraag.
Inlichtingen worden gaarne verstrekt door
de direetriae
J. F. BEUMER
Wenken voor Land* en
Het is algemeen bekend, dat sommige soor
ten, of eigenlijk moest ik zeggen, variëteiten
of rassen, onzer cultuurgewassen in den
loop der tijden zoodanig in kwaliteit en op
brengst achteruit zijn gegaan, dat ze in 't ge
heel niet of bijna niet meer worden ver
bouwd; terwijl we van thans nog in cultuur
zijnde rassen reeds nu kunnen zeggen, dat
hun eenzelfde lot te wachten staat. Bepalen
we ons in de eerste plaats maar eens tot de
aardappelrassen. Oudere menschen in Fries
land weten nog te verhalen van de heerlijke
smaak en de groote opbrengst van Muu-
stersche aardappels en jammer, in Holland
roemt men nog de Thomassen. Velen van het
tegenwoordig levend .geslacht kennen ze
slechts bij name. De Eigenheimers, eens met
veel ophef in den handel, gebracht, begmhen
langzamerhand h>«n go. den naam te verhe
zen en andere goede rassen sullen weldra
volgen en tot het verleden gaan hebooren
Natuurlijk dringt zich de vraag op, wat wel
de oorzaak van dezen achteruitgang mag
zijn en welke middelen aangewend kunnen
worden, om den geheelen ondergang van de
ze waardevolle rassen te voorkomen. Tot dus
ver is het vrijwel gelukt, door het kweeken
van nieuwe rassen de oude te vervangen en
zoo zijn er in de laatste jaren heel wat varië
teiten in de wereld gekomen,, waarvan onze
grootouders nooit hebben gehoord. Deze han
delwijze evenwel heeft veel overeenkomst met
het vullen der vaten der Donaïden en het ligt
voor de .hand, dat men ppgingen in het werk
gaat stellen, om den regen van nieuwe rassen
tegen te gaan en zich te bepalen tot het
zoeken naar middelen, om de bestaande goe
de te behouden.
Met vrij groote zekerheid kan thans won-
dén aangenomen dat de achteruitgang voor
namelijk is. te wijten aan de weinige zorg,
die men besteedt aan het uitzoeken van het
pootgoed. Ten einde nu de beschikking te
krijgen over beter pootgoed, zijn in sommige
streken van ons land door de landbouwor
ganisaties commissies in het leven geroepen,
die belast zijn met de keuring van gewassen
te velde. Het zaai- en pootgoed, afkomstig
van door deze commissies goedgekeurde ge
wassen, wordt door daarvoor opgerichte bu
reaux in den handel gebracht. Niet ieder
evenwel is iri de gelegenheid, het benoodigde
van deze bureaux te betrekken en buitendien
feven nog velen er de voorkeur aan, zelve
un zaai- en pootgoed te winnen. Nu is tegen
dit laatste met veel in te brengen, integen
deel zal het in vele gevallen de voorkeur ver
dienen, als men bij het uitzoeken van de plan
ten voor de voortteling bestemd, vooral op
twee zaken let. In de eerste plSats moeten
deze planten niet alleen de kenmerken van
het ras zoo zuiver mogelijk vertoonen,
m a.w., moeten ze soort-echt zijn, maar bo
venal moeten ze volmaakt vrij zijn van ziek
ten, die een nadeeligen invloed kunnen uit
oefenen' op kwaliteit en opbrengst. Deze
ziekten zijn vooral schadelijk, als ze met het
zaai- of pootgoed gemakkelijk op een volgend
gewas kunnen worden overgebracht.
Nu bestaat er in ons land een z.g.n. Phy-
topathologischen dienst, die gevestigd is te
Wageningen. Deze dienst is belast met het
opsporen van ziekten en beschadigingen van
orjze land- en tuinbouwgewassen en het zoe
ken naar middelen ter voorkoming en be
strijding Van die ziekten. Deze dienst heeft in
de laatste jaren de aandacht van onze land
en tolnbrowecs gevmdgd op em aantal dek
ten, waaraan onze aardappelenrassen onder
hevig zijn en die een nadeeligen invloed uit
oefenen op de opbrengst en de kwaliteit van
dit gewas. Enkele dezer ziekten besmetten
den grond, waarop de aardappels verbouwd
zijn en worden met de poters gemakkelijk op
andere terreinen overgebracht. Dat sommige
dezer ziekten een nadeeligen invloed kunnen
uitoefenen op de aardappeloogst, bleek bij
een proef te Wageningen genomen. Van ge-
Roman uit het laatst d«T lös ««uw, saur het
Deensch van VILHELM OSTERGAARD
27)
„Dan kan je tegelijk je dank uitspreken tot
Niels Kaas en Jörgen Rosenkrands," zei de
'Koning. „Zij waren 't, die ons het eerst ver
zochten de zaak in overweging te némen. Nu
is het ons verlangen, dat Tycno Brahe voor
goed aan ons rijk verbonden zal worden en
wat er tusschen hem en zijn verwanten kan
bestaan hebben, wenschen wij als dood en
vergeten beschouwd te hebbenUw wel
zijn, heeren!"
En in de gulheid zijns harten klonk de Ko
ning met Steen Brahe.
N „Laten wij eens zi'en, waarde Steen, of gi'
uw geleerden broeder een vriendelijk gelaat
toont .bij zijn binnentreden. Zijn beroemd
heid kan den adel slechts iln aanzien doen
stijgen en, waar zijn naam genoemd wordt
zal er al heel Weinig op gelet worden wie
de vrouw is waar hij tafel en bed mee deelt!
Daarom vermeen ik, dat je niet veel 'reden
meer hebt om je daar langer over te bekom
meren.1"
Steen Brahe slikte de bittere pil maar,
zonder er iets bij te zeggen, en Niels Kaas
et. Jörgen Rosenkrands knikten toestemmend
bij die woorden van den Koning. Maar er
waren er ook, die er met zuurzoete uitdruk-
zonde Eigenheimers bleek de gemiddelde op
brengst per stoel ruim 1,1 K.G. te bedragen,
terwijl door het zóogenaamde „topbont" aan
getaste planten het niet verder konden bren
gen dan ruim 6,5 ons per stoel, dat is maar
weinig meer dan de helft. Het ligt voor de
hand, dat poters van laatstgenoemde stoelen,
genomen, een even sle.chte nakomelingsschap
zullen geven, en dat bij het niet nauwkeurig
uitsluiten voor de voortteelt van dergelijke
poters een degeneratie of ontaarding van het
geheele ras op den duur moet volgen.
Bij een keuring van gewassen te velde moe
ten door deze ziekte aangetaste perceelen
dan ook voor de levering van pootgoed wor
den uitgesloten
Ten einde sommige waardevolle aardap
pelrassen voor de cultuur te behouden, is
door den heer Oortwijn Botjes te Oostwold
in de provincie Groningen een systeem voor
het winnen Van ziektekiemvrij pootgoed ie
toepassing gebracht, dat door het Phyto
pathologisch instituut te Wageningen is
overgenomen en waarmede het gelukt'is, van
sommige soorten een kleine hoeveelheid ziek-
tevrij pootgoed ie kweeken. Op den duur zul
len sommige landbouwers en kweekers in ons
land de vermenigvuldiging daarvan ter hand
kunnen nemen. Intusschen kan ieder op eigen
gelegenheid probeeren, even gunstige resul
taten te verkrijgen en daarom zaï het goed
zijn. aan te geven, op welke wijze msa ie
werk dient te gaan
Men begint met em veld uit te kiezen, waar
in de maand Juni de gewenschte soort in een
over 't algemeen goeden gezondheidstoestand
aanwezig is en waar dit gewas niet eerder is
verbouwd of waar dok in vroeg, jaren de
aardappelen een goeden stand hadden Mm
merkt nu, door er stokjes bij tg plaatsen, in
zulk een veld eenige gezond uitziende, flink
ontwikkelde planten. Deze moeten, op min
stens 2 M. afstand, geen zieke planten in de
nabijheid hebben. Van dc gemerkte planten
houdt men alleen die aan, air vee! gave, 're-
zonde kno'ier. voortbrengen. De opbrengst
van ieaeren stoel wordt afzogdeinjK gehou
den. Het volgende voorjaar '.vorder», de kooi
len, afkomsrig van z&o'a stoel, op 'n rij uitge-
poot, dikke kunnen worden doorgesneden
op land, waarop nog nooit of ten minste
niet in de zes voorafgaande jaren aardappe
len zijn geteeld.
De afstand tusschen de rijen moet min
stens 3 M. bedragen. Op de tusschenruim-
ten kunnen bieten, boonen of andere laagblij-
vende gewassen worden verbouwd. Blijken
er later in sommige rijen zieke planten voor
te komen, dan worden deze rijen voor de
voortteling uitgeschakeld; het best is, de
planten zoo vroeg mogelijk te verwijderen,
waarbij men moet zorgen, dat er geen afval
lende grond op de rijen met gezonde plan
ten terecht komt. Elk der gezonde rijen
wordt afzonderlijk geoogst en elk partijtje
aardappels, door een rij opgeleverd, wordt
het .volgende voorjaarweer afzonderlijk
uitgepoot- op onbesmetten grond.
De aardappels op zoo'n veldje zou men
tot één familie kunnen rekenen. Het aantal
families zal waarschijnlijk kleiner zijn, dan
het aantal "rijen, dat men in het eerste jaax
had. Elke familie wordt weder afzonderlijk
geoogst; zij, die uitmunten door een groote
opbrengst en ahdere goede eigenschappen,
worden aangehouden, de andere worden
verwijderd. Een volgend jaar gaat men op
dezelfde wijze door Zoo blijven ér na eeni
ge jaren enkele families over, die ziektevrj
zijn en oók in andere opzichten aan dé
hoogste eischen voldoen.
Vergelijkt men deze manier van doen met
de van ouds gevolgde, dan ziet men een
groot verschil. Sommige kweekers toch
gooiden bij het rooien der aardappels een
voudig voor poters bij elkaar, alles, wat een
bepaalde grootte had. Zij bevorderden in
sterke mate den achteruitgang der verschil
lende rassen. Andere sloten voor 'i leveren
van poters alleen de stoelen met een lage op
brengst uit. Weer andere gingen met nog
wat meer zorg te werk: zij merkten tijdens
den groei eenige der best uitziende stoelen
Bleken deze bij het rooien een goede op
brengst te hebben, dan werden zij, voor de
voortteling gehouden. De opbrengsten van
de verschillende goede stoejen werden' even
wel niet afzonderlijk gehouden, doch bij el
kaar gevoegd.
Deze manier van doen is bekend onder
den naam van massa-selectie. Past men deze
niet voortdurend tqe, dan is men na enkele
jaren weer op het punt van uitgang terug
gekomen.
De nietiwe methode is bekend onder den
naam van stam-selectie of stamboomteelt.
Het groote verschil tusschen deze en de
oudere werkwijze bestaat hierin, dat men de
poters van een bepaalden stam afkomstig,
steeds afzonderlijk houdt en zoo in het, bezit
komt van dien stam, die de gewenschte goe
de eigenschappen erfelijk bezit
Over de ziekten, haar kenmerken en den
invloed op het gewas in een volgend nom-
mer.
king op het gelaat naar hoorden, want de
meesten waren het er over eens dat Jonker
Tycho een misslag had begaan Jegens den
adellijken stand door een huwelijksverbinte
nis te sluiten met eén onvrije vrouw. N
De volgende kan was nog niet tot den bo
dem toe geleegd, toen de deur openging en
een page aankondigde:
„Jonker Tycho Brahe van Knudstrup ver
zoekt toegelaten te worden bij Zijn Konink
lijke Majesteit"
„Wat hebben we gezegd!" riep de Koning
vroolijk. ,,'t Is maar goed, dat gij geen wed
denschap met mij aangegaan hebt, waarde
heeren! U ziet dat wij nogal heel nauwkeu
rig den tijd afgemikt hebben!"
De Koning gaf een wenk en de page leid
de den heer Tycho binnen. De vorst reikte
hem dadelijk, mirizaam de hand.
„Welkom, Tycho Brahe! We krijgen u
veel te weinig aan het hof te zien en daarom
achtten wij het noodig u een boodschap te
zenden. Neem plaats en verkwik u met een
slok wijn, in gezelschap van deze waarde
heeren. Later volgt gij ons dan naar onze
studeerkamer, waar we eens vertrouwelijk
met u spreken willen."
Tycho Brahe vatte de hand van den Ko
ning en drukte die vast. Hij was niet onge
voelig voor de blijkbare genade, waarmee
Zijn Koninklijke Majesteit hem ontving, en
terwijl hij eens rondkeek tusschen zijns ge
lijken. kwam het hem voor, dat ook die hem
begroetten met ongewone vriendschappelijk
heid.
„Uw Majesteit," antwoordde hij terwijl hij
(Beugen.)
Voor eenige jaren gingen er wekelijks tal
van beugvisschers naar de Noordzee," doch nu
het bedrijf minder loonend geworden is, ziet
men niet dikwijls een „beuger" meer. We wil
len een tochtje medemaken, om te zien, hoe
dit visscherswerk verricht wordt, alvorens de
laatste der beugers uitgediend heeft. We va
ren mede vanaf het eigenaardige eiland
Terschelling, waar men ons vroolijk heeft
voorgezongen het volksliedfje: „O, Shilge, mm
landje! Wat heb ilk di jeaf: O, wa dl net
pricet, Di fint mi toch deaf," waaruit meteen
de eigenaardige taal van' het eiland blijkt, We
hebben er gezien „Het Wakend! Oog," ook het
Willem Barendshuis genoemd, een wachtlo
kaal voor visschers en andere zeevarenden.
We moeten naar zee, en we varen door
het „Stortemelk" langs- het kleine eiland
Vlieland, en vlak voor het lapje naderen we
snel het lichtschip „De Terschellingerbank",
dat we eerst voorbij moeten zijn, alvorens de
beug overboord gaat We kunnen ons dus
den tijd ten nutte maken en eens zien, hoe
het vischgerij er uitziet, dat thans dienst zal
doen. We hebben reeds rondgekeken naar
eenig netwerk, maar nergens konden we iets
ontdekken. Wel zien we enkele platte bak
ken en juist hierin is het vischwant gebor
gen, dat reeds aan den wal kant en klaar ge
maakt is, en van het noodige aas is voor
zien. In iederen bak bevindt zich een lang
sterk touw, dat niet dik is, en aan ieder touw
zijn vele dunne touwtjes bevestigd, waaraan
stevige hoeken zijn gebonden. Aan eiken
haak is een stukje blinkend aas gestoken,
thans bestaande uit stukjes visch, van gepen
en haringen gesneden. Meermalen ook wor
den garnalen of wormen gebruikt, doch deze
blinken minder en schijnen aizoo minder
wenschelijk te zijn. De van aasjes voorziene
hoeken liggen alle netjes in den bak, zqodat
straks bij het uitzeilen van de „beug" geen
verwarring of kinking kan plaats hebben.
Het eind van het touw, dat in den bovensten
bak is, wordt vastgestoken op een ander
stuk touw, dat zich aan een lichtwerpanker
bevindt, waaraan tevens met een langer touw
een tonnetje is verbonden, door den schipper
„boeltje" genaamd.
Meerdere ankertjes en tonnetjes bevinden
zich aan boord, die straks dienst moeten
doen. Nu we op de gewenschte plaats zijn
aangekomen, wordt de zeilschoot op de ge
wenschte lengte gebracht, opdat de schuit in
de goede richting voortgaat, zonder al te
snel te vorderen. De bakken met de verschil
lende stukken van „de beug" worden op'het
achterdek van de schuit geplaatst; het eerste
ankertje met het boeitje wordt overbobrd ge
worpen en heel gele delijk glijden de hoeken
•te water. Alvorens het einde van het eerste
touw bereikt is, wordt daaraan vastgebon
den het begin van de tweede lijn en zoo
gaat het voort, tot het laatste gedeelte over
boord gelaten is. Af en toe werd weder een
anker met een tonnetje aan de lijn bevestigd,
zoodat nu verscheidene „boeitjes" in eene
flauw gebogen lijn in zee liggen. Ook aan
het einde van het laatste stuk touw werd
een ankertje bevestigd en nu ligt de geheele
beug te water. De honderden hoeken met de
aasjes liggen nu op den zeebodem of zweven
daarboven, als een duizendvoudige hengel
uitgespreid.
Er wordt nu opgezeild naar tde plaats,
waar het eerste tonnetje over boord werd ge
laten, en hier blenft men een poosje voor an
ker, om, daar men toch eenigen tijd dient te
wachten, het maall te nuttigen, dat door den
„derdeman" bereid is. Na gebruik gaat de
sdrpper nog voor eem uurtje ter kooi, en de
knecht zoekt een plaatsje in'de neergelaten
fok. We kunnen nog even zien het blinkend
„Witte Lid" op- het eiland Vlieland, en verder
zieni we het stiaks genoemde lichtschip, dat
nu in rust ligt, doch dat bij stormweer hevig
oo en neer bewogen wordt, zoodat men zich
dan niet kan verbeelden, dat de bemanning
zich .rustig te midden der woedende baren
bevinden kan. Doch de gewoonte en het ver
trouwen op de bijzonder sterke constructie
van het schip, dat voor stevige paraplu-an
kers vast ligt, doen de kloeke mannen niet
vreezen. En, al werd het lichtschip ook al
eens door een1 vreeselijiken storm verplaatst,
van ongelukken! heeft men hier nimmer ver
nomen.
Daar komt de schipper weder uit het voor
onder te voorschijn. Hij; „post" den knecht,
die weldra de fok verlaat, om deze wedfer op
te hijschen. Ook het anker wordt gelicht en
weldra heeft men het eerste t tonnetje aan
boord. 'Men zeilt nu langs de' lijn, die inpal
mende aan boord gehaald' wordt. Spoedig ko
men de eerste, hoeken te voorschijn, waarnaar
we reeds met verlangen' uitzagen. Weldra
zien we den eersten schelvisch bóven water
komen, nadat enkele hoeken binnengehaald
zijn, waaraan nog aasjes zitten, terwijl van
eenige het lokaas verdwenen is.
De eerste visch wordt spoedig gevolgd door
meerdere, eerst enkele schelvissthen, die heel
wat spartelen en hunne drie rugvinnen van
boosheid recht overeind zetten, daarna een
groote kabeljauw, die ook al hevig te keer
gaat en sterk protesteert tegen de onge-
wenschte luchtreis. Verder schollen, schamen
en eenige roggen. Dikwijls gaat het gemakke
lijk de gevangen vissdieni van de hoeken té
schudden, dOch bij enkele dieren, die het aas
gulzig hebben doorgeslikt en daardoor den
hoek heel1 in' de ingewanden hebben vastge-
'kregen, gelukt dit niet zoo heel gemakkelijk.
Veel' moeite wordt er evenwél niet voor ge
daan. Gelukt het niet dén visch met een enke
len opwaartschen ruk het scherpe voorwerp
uit de keel te trekken, dan wordt het touwtje
afgesneden en de haak' blijft waar hij vast
zit. Zachtzinnig wordt alzoc niet met de ge
vangen visschen geleefd.
De meeste visschen, die op deze wijze ge
vangen worden, behooren tot de bekende vor
men der rond- en platvischen. De rog maakt
eene uitzondering door zijne vreemde, ruit
vormige gedaante. Een lange en twee korte
staarten, evenals de rug, van vele scherpe on-
oneffenheden voorzien, steken achteruit Ook
met kor- en schakelnetten worden de roggen
gedurig gevangen, vooral m den trektijd,
wann'eerze hunne paaiplaatsen opzoeken.
Toch zijp die vangsten veel minder Üalrijk
dan in vroegere tijden. -Stellig zijn de vis
schers ook hier al te begeerig opgetreden.
Andere visschen dan de genoemde, zijd
heden niet gevangen. Wei komt af en toe een
hoek boven, waaraan zich een zeester of vijf
hoek bevindt. Deze heeft zich evenwel niet be
zeerd. maar zich vastgezet aan het aas, en
wil d'it ook zelfs boven den waterspiegel niet
loslaten. Thans is bét ook ie verklaren, hoe
nog zoo dikwijls em haak zónder aas en ook
zonder visch te voorschijn komt.
De vijfhoeken hebben op deze wijze schade
gedaan en de visscfoer dfeelt ons mede, dat als
een gedeelte van de beug komt te liggen op
eene plaats, waar veel zeesterren zijn, er van
vischvangen bijna geëni sprake is. Ook de
krabben zijn lastposten in dit opzicht, daar
ook zijl zich met de scharen vastgrijpen aan
het aas en dit geheel wegzuigen, om zich dan
spoedig wedér op een ander aasje te werpen.
-Nu de geheelte beug binnen boord! gehaald is,
wordt koers gehouden naar de haven van
Terschelling, eni het mooie zeetochtje, dat
we heden' op de Noordzee mèdemaakten, vol
deed zeer. Zod mooi is het evenwel' niet al
tijd; meermalen is de geheele boel' of een ge
deelte er van verloren gegaan.
Het is te denken, dat er weldra geen ge
legenheid meer is, om de beugvisscherij te be
zichtigen.
JL DAALDER Dz.
en
gevolg gaf aan 's konlngs uitnoodiging
plaats nam aan tafel. „Als Ik mij zelden aan
het hof vertoon is de reden hiervan niet, dat
het mij aan verknochtheid aan mijn vorst
ontbreekt. Maar ik heb het steeds zoo druk,
dat mii al heel weinig tijd overblijft voor
vroohike bijeenkomsten, zelfs niet in zoo
uitgelezen gezelschap als dit... Tycho
Brahe zag den kring eens rond met* een
glimlach, die niet geheel vrij was van eenige
bitterheid. „Nu eens zijn het mijn astro
nomische machines, mijn globes of meet
werktuigen. die weer*verbeterd moeten wor
den, dan weer vind ik het een en ander, dat
ik nog moet toevoegen aan mijn geschrift:
De Nova- Stella, dat mij nu zeer onvolkomen
lijkt bij zijn eerste verschijnen. Uwe Majesteit
ziet daaruit, dat het geen luiheid is, maar
dat ik steeds in beslag genomen wordt door
al wat mijn astronomische en mathemati
sche kunsten bevorderen kan."
„Maar men zegt, Tpcho Brahe, dat u er
aan denkt om weer naar het buitenland te
gaan, ja, dat gij van plan zijt om u voor lan
gen tijd in èen vreemde stad te vestigen
in Bazel, hoorden wij?"
„Nu, Uwe Majesteit" antwoordde Tycho
Brahe kalm, „het gerucht heeft geen onwaar
heid gesproken. Moet een astronoom geen
wereldburger zijn? Den hemel heeft hij
allerwegen boven zich. Ik heb niet zoo heel
veef vrienden die mij zouden weerhouden...."
„Daar komen wij nog op terug," sprak de
Koning ernstig. „Beantwoordt nu eerst den
dronk en verkwik' u wat, na uw haastige
reis Het weer is koud en de wijn ver-
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen oplossingen
van probleem' no. 499 (auteur H. J. A. v
Gelder).
Stand.
Zw. 5, 15, 18 en dam op 49.
W. 25, 29, 41, 43 en dam op 38.
Op lossing.
1. 29—23 1. 18:29
2. 38 241! Zwart kan np slaan
49 20 of 49 46.
Slaat hij 49 :20 dan volgt 25 14 en
wit wint dus:
2. 49:46.
3. 2520j en zwart is verloren.
Op 5—10 volgt 2435 en 35 5.
Op 46 tot 23 volgt 24—35 en 35 46.
Op 46—10 volgt 24—47 en 47 4.
Goede opl. ontvingen wij van de heeren:
D. de Boer, R W. T. Bosman, P. Dekker, D.
Gerling, J. Houtkooper te Alkmaar, H. E.
Lantinga, Haarlem.
ONS VIJFHONDERDSTE PROBLEEM.
In deze rubriek zal ons 500ste probleem
verschijnen. Bij dit eerste jubileum mochten
wij van eenige vooraanstaande personen in
de dambeweging hartelijke gelukwenschen
ontvangen, terwijl speciaal de heer J. de
Haas er de wensch aan toevoegde, dat de
Alkmaarsche Courant nog lang mocht we
zen een krachtige propaganda voor het dam-
ff hier in 't Noorden. De heeren J. de
aas, S. E. van der Meer en O. L Gort-
warmt
De Koning leegde met welbehagen zijn
grooten, zilveren beker en dé adellijke heeren
volgden zijn voorbeeld. Er verliep een uur
met vroolijk praten en drinken en 't was lang
over middernacht toen Zijne Koninkl. Ma
jesteit het sein gaf, om op te breken. De vorst
zelf scheen niet de minste vermoeidheid te
gevoelen, of eenige min-aangéname uitwer
king, na het drukke drinkgelag; terwijl meer
dan een van de aanwezigen blijkbaar moeite
had zijn evenwicht te bewaren, stond de Ko
ning op, even zeker van zijn beweging als al
tijd en wenkte hij Tycho Brahe hem te volgen.
Een kamerdienaar ging met een kandelaar
in de hand' vóór door de zalen en gangen
naar den zuidelijken vleugel van het gebouw,
waar de Koning zijn kamer had. Dit was een
klein, rond torenkamertje, waarvan de ven
sters uitzagen op het naburige bosch. Dicht
bij den haard stond 's Konings schrijftafel,
overdekt met vele papieren en teekeningen,
die plattegronden bevatten van de talrijke
bouwplannen, waar Frederik II van vervuld
was.
De kamerdienaar zette de-kaars op tafel en
trok zich terug met een buiging, terwijl de
Koning in zijn armstoel plaats namsen zijn
pels dicht om zich heen trok, want daar de
haard al bijna uitgebrand was, verspreidde
die meer rook dan warmte in het vertrek. Met
een handgebaar moedigde de vorst Tycho
Brahe aan om plaats te nemen tegenover hem
aan tafel.
„Men slaapt het best, als men eerst zijn za
ken afgedaan beeft", sprak Zijn Genade op
mans stonden speciaal iete af voor deze ru
briek, die dan ook ditmaal geheel zal gevuld
worden met 't werk van genoemde heeren.
Wij zeggen hun hartelijk dank voor de be
langstelling en de medewerking en hopen te
vens dat de vele damliefhebbers, die niet al
leen in Alkmaar, maar in geheel West-Fries
land gevonden worden, ons met belangstel
ling zullen volgen op den weg naar het dui
zendste probleem.
PARTIJGEDEELTE.
Gespeeld Dinsdag 11 Juni 1918 in het
V. A. D te Amsterdam tusschen de heeren
A. C. v. Wageningen met wit en J. de Haas
met zwart (eerste publicatie)
Zw. 2/6, 8/11, 14, 16/19, 24.
W 28 30, 31, 33/36, 38, 40, 41, 43, 44,
45, 48, 49.
De partij verliep als volgt:
1, 38—32?
Een zwakke zet, waarvan zwart profi
teert om de winst te forceeren.
1. 18—23.
2 31—27
Gedwongen. Zwart dreigt 23—29 en 17—22.
2. - 8—13.
3. 27—22
Gedwongen' dezelfde 'dreiging.
3. 2—8.
Zwart kan dam maken door 2429,
1420, 1924 enz. maar hij geeft er
den voorkeur aan 't spel te winnen door
't forceeren van den stand.
4. 44—39. 4. 16—21.
24—29, 14—20 enz. geeft dam. Zie
vorige opm.
5. 36-31
Op 41—37 of 43—38 volgt 21—27
(32 12), 23 41 of 43, 8 28 (32 22)
2429 enz.
5. 8—12.
Zwart kan als volgt een fraaien maar te
duren damslag maken door 23—29, 13—18.
3—8, 17-21,6—11 en 9'47.
6. 31—27.
Zwart heeft den stand zoo geforceerd, dat
wit verlies van schijven niet kan voorkomen,
op 31—26 volgt 23—29 (34 23), 13—
18 enz.
op 41—37 volgt 21—27 enz.
op 43—38 volgt 21—27
op 32—27 volgt 21 22 (a) 17 28 en
3—8 wint een schijf bij den volgenden zet.
(a) slaat zwart 23 :32 (22 18) 17 23
(33 22), 32—38 (43 32), 24—29 enz.
dam maar deze brengt geen voordeel.
Na den tekstzet 3127 volgde een fraaie
combinatie
6. 13—18.
7. 27:7. 7. 18:29.
8. 7-18 8. 23:32.
9. 34 23 9. L9 28.
10 30:19 10. 14:12 wint mei
2 schijven voor.
(Opmerkingen van J. de Haas, die ».L
momenteel in schitterende condities).
Ter oplossing voor deze week:
Probleem no. 500 van S. E. v. d. Meer.
Zw. 3, 6, 7, 9, 11, 13, 15, 18, 19, 26.
W. 16, 20, 22, 24, 27, 29, 30, 33, 37, 48.
Speelt zwart in dezen stand 19—23, dan
maakt wit een fraaien damslag. Welke? I)a
eindstand geeft nog heel moeilijk spel. Go-
leven digen toon. „Hoor nu, wat ik te zeggen
heb".
De Koning leunde achterover in zijn stoel
en keek Tycho Brahe aan met welwillende
blikken. „Sinds we den mannelijken leeftijd
bereikten en steeds meer den drukkenden last
der regeeringszaken voelden, hebben we dik
wijls berouw gehad, dat we niet beter profi
teerden van het geleerde onderricht, dat we
in onze jeugd kregen. Toch ontbreekt het ons
niet aan liefde voor de .wetenschappen en
lust, om. te bevorderen de schoone kunsten, die
het land, dat aan ons bestuur werd opgedra
gen, tot eer en voordeel kunnen strekken. We
zijn daarom gaarne bereid, om naar ons bes
te vermogen te steunen de mannen, die zich
daar met ijver op toeleggen en zeggen er God
dank voor, dat 't ons vergund werd ons om
ringd te zien door zulke geleerden, die hun
beroemdheid1 in onzen dienst stelden, en waar
we u ook toe rekenen, Tycho Brahe."
De Koning wachtte even en streek zich met
de hand over de smalle kin, of hij zelf vol
strekt niet onvoldaan was over deze toe
spraak; en even daarna nam hij weer het
woord
„Niet alleen', dat we van plan zijn een
astronoom en mathematicus aan ons hof te
verbinden, zooals dit al aan zoovele hoven
in Europa het gebru k is, maar we zouden
het dan ook een schande voor ons rijk achten
als een onderdaan, die de bekwaamheden
daartoe bezat, zich verplicht zag het land te
verlaten, omdat zijn kunst hier niet tot bloei
kan geraken."
(WW® vervolgd)
mh