DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
nn
is
m
m
m
a
a
a
a
m
m
a
a
m
n
tr
jn
F
I
zaterdag
Tycho Brahe
Damrubriek.
S
JU
JU
B
i
B
ii
B
JU
16
rf
20 JULI
IT I' IL L KT 01.
m
No. 168
Honderd en twinstigste Jaargang
1918
5 et. AiHMtMtlwrljs 15 ct. p. rsgnl. froot^a imn m gUdiiriifeie 6i. Ir. K.I. Soep u risadsiwakkein Hens. Coster Zi„ Voorden C 9. Tel. 3.
Orer weekdieren en visschen.
UI
tl
2E'
§§f
g
tbnaaementspriis bij voorsltbetailif p. 3 maanden f 1.65, Ir. p. post 11.96.
STEKELBAARSJES.
Vele Hollandsche jongens zija geboren
visschere en het hengelen blijft voor tal van
menschen een bijzondere liefhebberij, zelfs
tot op hoogen leeftijd, 't Is meermalen niet
de waarde der visschen, die men op het oog
heeft- veel meer moet het genoegen gezocht
woraen in de bezigheid en in het verschal
ken. Juist het lokken geeft het genot, terwijl
het kalme verblijf houden in de vrije natuur
reeds dikwijls is er van verschillende zij
den op gewezen zeer bevorderlijk is voor
de gezondheid.
Als het visschen met den hengel genot
geeft aan groote menschen, hoeveel meer
moet dit dan wel het geval zijn bij jongens,
die evenwel nog niet in staat zijn tot het
vangen van groote visschen. Doch ook hier
is het hoofdzakelijk te doen om de aardig
heid en het plezier van het vangen, zoodat
men bij het hengelen naar stekelbaarsjes een
even groot genot, zoo niet een meerder, bij
kinderen verwekt, dan bij dat naar karpers
en baarzen door grootere menschen. Mti
genoegen denk ik nog dikwijls terug aan de
jeugdige dagen, waarin we ,,stekeltjes", ook
..doomvischjes" genaamd, gingen vangen,
en ook later, toen ik eigenlijk „te niet ge
daan moest hebben, wat eens kinds was",
wilde ik weer steeds „aan de kinderkens ge
lijk zijn". En nog, Wanneer ik jongens be
zig zie met het vangen van stekelbaarsjes,
blijf ik gaarne een poosje bij ze staan en ik
deel in hun vreugde, wanneer ze hun „hè,
wat een dikkert" en dergelijke uitdrukkingen
laten hooren. Nog visschen de jongens de
„stekeltjes" op dezelfde wijze, als ik het
vröcger deed en men mag het als een on
schuldig vermaak beschouwen, daar, er niet
gemarteld of gepijnigd wordt en de vischjes
gewoonlijk de vrijheid terug krijgen. Slechts
enkele exemplaren worden af en toe mee
naar huis genomen, om ze in een glas of
kom of aquarium te laten rondzwemmen-,
waar men er opnieuw genoegen aan kan be
leven.
We willen eens weer kinderen worden en
we gaan- stekelbaarsjes vangen met onze jon
gens!
We hebben ieder bij ons een korten stok
een gewone wandelstok is voldoende
een touwtje, dat anderhalf maal zoo lang is
en een paar wonnen. Dobbers en hoeken
kunnen we best missen. Wel nemen we mee
een tobbetje, waarin we de gevangen diertjes
zullen laten zwemmen. Jongens nemen dik
wijls mee een ouden klomp, doch daarin
kan men de vischjes niet zoo goed waarne
men, en juist daarom is het ons juist heden
in het bijzonder te doen. Zie, daar is een
sloot, waarin vele waterplanten groeien en
waarin het heldere water bijna niet bewogen
wordt. Als er een plekje is, waar geen water
planten staan, zien we zelfs het bruine zand
van den slootbodem. Dikwijls schieten hier
langs kleine, vlugge vischjes, soms heele
scholen Dat zijn stekelbaarsjes, en daarom
vleien we ons hier op het slootkantje neer.
Het touwtje wordt met het eene einde om
den stok gebonden en met het andere om
een gewonen aardworm en hiermede is het
vischtuig geheel in gereedheid. Het wormpje
wordt neergelaten in het nat, waar we het
geheel kunnen zien. Spoedig schieten dc
„stekeltjes" er op toe, alsof ze met één hap
den worm willen verslinden. Ze kunnen
evenwel niet veel anders doen, dan hua
kleine tandjes slaan in het vleesch van den
worm, wat dan ook gretig geschiedt. En als
ge in zoo'n geval ophaalt, dan blijft het
kleine vischje aan het wormpje hangen, tot
dat ge het op den wal hebt getrokken. Soms
valt het weer terug in het water, doch dik
wijls ook kunt ge het boven het tobbetje
brengen, alvorens het afstand van zijn prooi
wil doen. Geen vischje voelt hierbij de
scherpe punt van haak of weerhaak, zoodat
we werkelijk niet botsing tenen met de
dierenbeschermers, en de stekelbaarsjes
zwemmen even rustig rcmd in het heldere
slootwater, dat we iss het tobbetje dedrai, al®
zooeven in de diepte.
't Is op deze wijze geen kunst, om enkele
honderden van de kleine vischjes te vangen.
Een jongenéaardigheid is het dna, om het
tobbetje, waarin zoovele diertjes rondzwem
men, voorzichtig aan een touwtje in de slcot
neer te laten; de vischjes zwemmen dan
weer naar alle kanten heen-, zoodra de rand
van het tobbetje onder water is gekomen.
Heel stilletjes verblijft het nu onder de op
pervlakte van het water, totdat het laatste
vischje de vrijheid heeft terug genomen,
Daarna begint het vangen opnieuw.
We hebben nu ook al spoedig een aantal
stekelbaarsjes bemachtigd en we willen ze
eens op- ons gemak bekijken. Ws ziic, dat er
vele zijn, die alle precies op elkander gelijken;
alleeni is het eene wat grooter dan het ande
re, doch enkele zijn er, die onmiddellijk ver
schil geven te zién. De meeste zijn van de
soort Gasterosteus aculeatus (Driedoomige
stekelbaars), aldus genoemd naar de dne
stekels, die zij op den rug vertoont. De soort,
die in al onze poelen:, plassen en slooten
voorkomt, wordt ook genoemd Groote Stekel
baars, doch die naam komt haar niet toe,
daar zc volstrekt inct grooter is dan de an
dere soort en veel kleiner dan uc Zeestekcl-
baars, diie alleen in zout water wordt aange
troffen
Als we nu onze vangst wat nader bekijken',
dan zien we, dat verscheidene van de drie
doomige stekelbaarsjes een mooie blauw-
door den zorgzamen vadér getrouw bewaakt.
Verlaten ze te vroeg het nest, dan worden ze
in d en bek genomen en weer naar binnen ge
bracht.
Het Tiendoomige Stekelbaarsje (Gasteros
teus pungitus) wordt aldus genoemd naar
het aantal doorntjes op den rug. De manne
tjes zijn zwart en worden door de jeugd1
„nikkertjes" genoemd.
Ook deze soort maakt haar nest van ve
zeltjes, maar gewoonlijk tusschen de stengels
van een waterplant. Het nestjes gelijkt dan
een1 tonnetje. N
De Zee-Stekelbaars (Gasterosteus spina-
chia), die wel 15 doornen heeft, bereikt eene
lengte van wel 14 c.M.
J. DAALDER Dz.
Roman mt liet tetfst der 16e eetfw, mg het
Dsetarft vna YIJfELM «STEPNA»
46)
„U heeft verschillende heftige bezwaren in
gebracht, welgeboren heer, en het is ons van
narte aangenaam, dat we die mondeling nu
eens bespreken kunnen, omdat we op die wij
ze allicht tot grooter klaarheid komen.
U heeft er zich in de eerste plaats over be
klaagd, dat uw inkomsten u ontnomen wer
den, zoodat u zich genoodzaakt zag Hveen
te verlaten, dat u lang geleden in. leen ge
geven werd door den vader van onzen ge-
nadigen vorst, Koning Frederik II zaliger.
Dan komt u met verschillende klachten aan,
dat u niet genoegzaam recht ra billijkheid
werd betoond in den twist, die er tusschen
uw boeren en uw dienstpersoneel ontstond,
en waarbij men van de gelegenheid gebruik
zou hebben gemaakt, om haat tegen u te
wekken. En al met bijzondere heftigheid be
klaagt u er' zich over, dat u weer ander on
recht zou zijn geschied, toen u zich eenigen
tijd geleden hier in de stad heeft opgehou
den. En die laatste klacht bestaat dan daar
in pro primo, dat de stadvoogd, Carsten
Ritter, u geboden heeft, om met uw astrono
mische kunsten weg te blijven van den toren
op de vestingwallen, dien u indertijd toege
wezen werd; pro secundo dat dezelfde
stadsambtenaar u eveneens heeft verboden,
om chemische onderzoekingen te houden op
zijn minder'helder van kleuren en gewoonlijk
ook minder fier in bewegingen.
Alleraardigst is het, deze diertjes bij hun
nestbouw en hunne voortteling gade te slaan,
doch daartoe wordt een' goed ingericht aqua
rium ra veel tijd voor waarnemingen ge
vraagd. Het beste is dan, in dra beginne geen
vrouwtjes in het aquarium toe te laten ra te
zorgen, dat er voldoende zand ra wortelve
zeltjes aanwezig zijn. Men kan het mannetje
dan zien rondzwemmen', om te zoeken naar
de plaats, die het geschikt acht voor het nest.
Bij hapjes wordt het zand nu hier opera-
gehoopt; tra kuiltje wordt er opengelaten, dat
weldra met era laagje wortelvezeltjes wordt
belegd, die met era' zekere kleefstof aan elkaar
worden geplakt. Deze stof wordt afgescheiden
door kliertjes tusschen de beenschijfjes van
het achterlijf. Nu wordt er een' soort dak ge
maakt, ook alweer van vezels; maar zoodanig,
dat steeds twee openingen tegen elkaar open
gelaten worden, om het dier vrijen toegang te
verlerara. Telkens èn telkens ziet men het
mannetje langs de vezels strijken, om de
noodige kleefstof aan te brengen. Bespeurt
men, dat het nest vrijwel gereed' is, dan kun
nen de vrouwtjes in het bassin losgelaten
worden. Deze worden! nu door het mannetje
nagejaagd, totdat ze uitgeput zijn. waarna
ze bij een van de borststekels woraen gepakt
ra naar het nest gedragen. Het vermoeide
wijfje gaat hier nu vrijwillig binnen en ver
blijft er, totdat de kleine eitjes gelegd zijn.
Heeft ze eindelijk het nestje weer verlaten,
dan gaat het mannetje dit binnen, om de eie
ren niet komvocht te bevruchten, waarna op
dezelfde wijze met de andere vrouwtjes wordt
gehandeld Zoo komen in een ra hetzelfde
nest dikwijls era groot aantal eieren voor.
Het werk voor de wijfjes is hiermede afge-
loopen ra het mannetje duldt ze daarna niet
meer in de nabijheid van het nestje, dat hij
trouw bewaakt De vrouwtjes toch doen zich
gaarne te goed aan haar eigen eieren. Ook
andere dieren, als salamanders worden ver
jaagd, door ze met de doornen te prikken, of
ze worden aan dra poot gegrepen ra wegge
trokken. Komen na eraige dagen de jonge
vischjes te voorschijn, dan worden ze ook
uw eigen goed; ra pro tertio, dat kwaadwil
iigen het u en uw praest lastig hebben ge-
ek<
maakt toen u op zekeren dag over de wallen
oograblik dc stad bezocht, dat hij de aan-
er
;ra
oogen, de menigte tegen u nem zten opflit
sen; en uit dien hoofde verlangt u, dat ge
noemde Raimarus Ursus ra de overige deel
nemers aan den oploop streng zullen
straft wotden. Maar, daar men geen reden
heeft gezien, om zulk een straf toe te pas
sen, beschouwt u dit alweer als een punt van
beklag, of u ook niet eerst eens, welge
boren heer Tycho, de schuld bij uzelven
moest zoeken, van al wat er gebeurd is, in
plaats van daarin enkel de vrucht te zien
van kwaadwilligheid ra vervolging van de
zijde van uw vijanden'.
De kanselier hield nu even op en beschouw
de met 'n soort weifeling zijn geleerden gast.
Het leek hem wat - bedenkelijk, dat.de heer
Tycho op eenmaal van de driftige stemming,
waarin hij eerst scheen te verkeeren, nu in een
kalmte was vervallen, zóó treffend, dat ze
haast moeilijk echt kon wezen.
„U zult toch wel moetra erkennen, heer
Tycho, dat ik met bijzonder veel nauwkeurig
heid al uw bezwaren heb opgesomd?"
„Gewis, welgeboren heer kanselier, u is era
zeer nawgezet man en nu verzoek ik u ook,
even uitvoerig uw eigen punten van aan
klacht te willen zeggen, want, daar u beweert,
dat ik zelf de schuld ben van zooveel weder
waardigheden ra die niet te wij ten is aan
AAN DE DAMMERS I
Met dank voor de ontvangen opl» van pro
bleem no. 503 (auteur P. Kleute Jr.)
Stand.
Zw. 7, 9, 10, 20, 21, 34, 40.
W. 18, 22, 23, 28, 39, 48, 49, 50.
Oplossing.
j 49,43 (met dreiging 4339 en
28 :hü) 1 31—37??
2. 50—44 2. 40; 49.
3. 48—42 3. 37 39
4. 18—13 4. 49:29
5. 13:44! ra wint
Goede oplossingen- ontvingen wij van de
heerra: D. de Boer, W. Blokdijk, R. W, T.
Bosman, P. Dekker, D. Gerling, J. Houtkop
per, G. van Nieuwkuijk te Alkmaar, G. Lam
mere dep Haag ra IC E. Lantinga, Haarlem.
EEN RECTIFICATIE.
In onze vorige rubriek plaatsten wij als
tweede combinatie van dra heer Kleute dra
volgenden stand.
Zw. 5, 8, 9, 20, 25, 34, 37, 40.
W. 18, 22, 23, 32, 33, 38, 41, 48, 49, 50
en gaven toen deze ontleding.
1. 32—28 1. 37:46.
2. 4944 2. 40 49.
3. 18—12 3. 49:29.
4. 12 14- 4. 46 :10 2 slaan)
5. 33 4.
Wij merkten later dat zwart bij den derden
zet niet gedwongen was tot 49 29 maar ook
door 49 1 drie schijven had kunnen slaan.
Dan gaat de combinatie niet op. Zij is echter
wel goed als men in dra diagramstand een
zwarte schijf op 7 en era witte op 16 bij
plaatst. De lezer onderzoeke dit zelf even.
De nieuwe stand wordt dan (in cijfers)
Zw. 5, 7, 8, 9, 20, 25. 34, 37, 40.
W. 16, 18, 22, 23, 32, 33, 38, 41, 48,
49, 50.
UIT DE PARTIJ.
In een partij' door ons deze week met dra
heer Kleute (wit) gespeeld kwam het tot de
zen stand.
lagen afgunst huichelarij, domheid en schijn
heiligheid, zou ik dan ook wel eens willen we
ten, waarmee ik mij ïoozeer uw ougraad op
den hals gehaald heb".
„Dat was ik ook juist van plan, welgeboren
or Jonker. Als 't zoo ver gekomen ia, dat
u bcluxligd wordt door do vele bedelaars der
stad, dan hebt u dat waar lijk alleen aan uzel
ven te wijten. In uw jeugd hadt U omgang met
een: man als de nu reeds lang ontslapen doc
tor Pratensis, die al heel slecht aangeschre
ven stond voor zijn kettersche opvattingen1 en
gevaarlijk wangedrag. Door uw invloed ver
schafte u hem een ambt en na zijn dood richt
te u hem een gedenkteeken op in de Onze Lie
ve Vrouwekerk, velen vromen en rechtzinnigen
tot groote ergernis! En, of dit nog niet ge
noeg was, vele jaren daarna hielp u een
vrouw, die van toovenarij beschuldigd was,
vrijstellen van de door de overheid daartoe
bepaalde straf. Zulke dingen worden niet
licht vergeten, welgeboren heer Tycho, ra dus
heeft u er zich niet over te verwonderen, dat
geleerden ra ongeleerdra niet al te best over
u denken."
„U gaat wel ver terug, heer kanselier!
Maar ga voort met uw uiteenzetting. Het is
niet onaardig om te hooren."
De welgeboren heer Christen Friis deed
of hij geen acht sloeg op den bijtenden spot
van die laatste woorden en even koud be
leefd' sprak hij:
„Het is niet eens noodig, zoo ver terug te
gaan, heer Jonker. Vóór het Vertrek van Zijn
Koninklijke Majesteit werd het era paar kun-
digen en geloofwaardigen mannen opgedra
gen, om de situatie op Hveen na te gaan en
daar verslag van uit te brengen. Onder die
iW
Zw. 7, 12, 13, 18, 19, 23, 24.
W. 26, 27, 32, 33, 34, 39r 48.
Wit aan zet speelde:
1. 26—21?
o.i. is 32—28 ra 26 8 gevolgd door
34—29 ra 29—24 beter,' al behoudt
wit ook dan moeilijk spel.
1. 23-28.
2 32:14 2. 13—19.
3. 14-23 3. 18:40.
4. 27—22 4. 40—45.
5. 22—17 5. 12—18.
beter dan 4550, 2429 ra 50 3.
6 17—12 6. 7—11
7 12:23 7. 45—50.
Nu is 't voor wit zeer moeilijk.
8. 33—29era goede zet. Zwart kan nu
op drie manieren twee slaan. Neemt
hiji niet de göede dan is 't remise.»
8. 50:10. 4
9. 29:20
9.
10—23 en wit
gaf op
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 504 van P. Kleute Jr. dra Haag
mm
i
geeni bloemen voortbrachten. Een echte popu
latie dus. Het kwam er nu op aan, te weten te
komen, of deze rassen ook in ander opzicht,
b.v. in opbrengst, van elkander verschilden,
ra zoo ja, om dan uit dit mengsel van rassen
dat ras af te scheiden, dat vpor dra tuinbouw
van het meeste belang w|is. In verband hier
mede werd van een aantal der allerbeste
stoelen de opbrengst afzonderlijk gehouden
en van iederen afzonderlijken stoel apart be
waard. Hierin zit nu het groote verschil met
de gewone wijze van doen. Ook dan zoekt
men voor de voortkweeking wel de beste stoe
len. uit, doch de opbrengsten worden dan op
één hoop gebracht. De eerstgenoemde manier
heet stam-selectie, de andere massa-selectie.
Het verschil blijkt duidelijk uit het vervolg
van de proef.
In het voorjaar van 1916 werden de poters,
afkomstig van één stoel, op een rijtje uitge
zet. Elk dezer rijtjes vormde nu, wat men
noemt een „reine linie." Ze waren ontstaan
uit éénzelfden stamvader ra bezaten dus, om
dat men hier te doen had met ongeslachtelij
ke voortplanting, al diens erfelijke eigen
schappen.
In dra loop van den zomer bleek dit duide
lijk. De rijen mochten onderling uiterlijk van
elkaar verschillen, de plantra op één rij wa
ren allen aan elkaar gelijk. Bij den oogst
kwam het verschil in eigenschappen nog dui
delijker aan het licht. De opbrengst van elke
rij werd gewogen ra het verkregen gewicht
gedeeld1 door het aantal stoelen, dat op elke
de eerste 10 rijen.
SCMOTSCHE MUIZIN.
Zw. 8, 13,-18, 19 ra twee dammen op 9 en
W. 20, 21, 27, 29,.30, 31, 33, 37, 39, 40,
43.
Wit speelt en' wint. Zeer interessant!!
Opl. voor of op 25 Juli b. v. d. blad.
Wankan v©or Land- «n
Tuinbouwers.
Nadat in dra zomer ra in het najaar van
1914 de voorbereidende wi1 kzaamheden wa
ren verricht, kon in hqt. voorjaar van 1915 de
proef- en schooltuin „Kciuiemerland" voor de
teelt van verschillende gewassen in gebruik
worden genomen. Daar de teelten zich hoofd
zakelijk moesten aansluiten bij die uit de om
geving, ra er aan den Langenclijk veel vroege
aardappelen worden verbouwd, werd een ge
deelte van dra tuin met dit gewas bespoot; en
we! met de variëteiten Schotsche muis, Duke
of York en Koksianra. Vooral bij eerstge
noemde bleek al spoedig, dat ef tusschen de
verschillende planten van deze soort een
groot verschil was: sommige bloeiden blauw,
andere wit, terwijl de meesten in het geheel
De met een kruisje geteekrade rijen werden
van het verdere deel van de proef uitgesloten
de notnmers 5, 6 en 9. werden aangehouden.
Als mem de gemiddelde opbrengsten per stoel
met elkaar vergelijkt; ziet men groote ver
schillen, een aanwijzing, dat de hooge op
brengst van het vorige jaar bij sommige
slechts era tijdelijke prestatie 1» geweest, b.v.
ten gevolge van een meer gunstige stand
plaats ten opzicht van licht, lucht of bemes
ting.
In 1917 werden de poters, afkomstig van
de rijen 5, 6 en 9 weder op één rij uitgeplamt.
t Iet zal duidelijk zijn, dal het aantal stoelen
op elke rij steeds grooter wordt. De verdere
behandeling was als in 1916. De uitkomst
was, als in onderstaand staatje is aangege
ven.
9 E
Opbrengst in K.Q.
SL O
=r
m
heeren bevond zich de welgeboren Rijksraad,
heer Axel Brahe, behalve de geleerde ra ach
tenswaardige mannen, belden lectoren aan
de univeraitiiiThomas Vinke en Iver Stub
En het verslag daarvan werd juist dezer da
gen ingediend."
'Iycho Brahe trok het voorhoofd in dreigen
de rimpels en barech klonk het van hem:
„En wat zijn die geleerde en achtenswaar
dige mannen wel te weten gekomen, als ik
vragen mag?"
De kanselier nam een stuk
rk papier, dat voor
ijl hij
hem op tafel lag, en, terwijl hij eveneens het
voorhopfd fronste, antwoordde hij
„Helaas, niet veel goeds vóór uGenoem
de geleerden hebben bevonden, dat uw in
strumenten en verdere astronomische inrich
tingen niet alleen nuttelooze, maar zelfs als
schadelijke en veel te kostbare curiositeiten
te beschouwen zijn."
„Zoo, zooEn wat voor wijze en
rechtvaardige uitspraak heeft men overigens
nog doen hooren?"
„Dit deel van 't verslag houd ik nog niet
voor de ergste aanklacht tegen u," ging de
kanselier door, wiens toon van spreken
gaandeweg scherper werd. „Maar minder
bevredigend waren de berichten omtrent an
dere punten, die ook onderzocht werden.
Zoo heet het: de praest op Hveen moet ge
troffen worden door de vorstelijke ongenade,
omdat bij zich niet houdt aan het voorge
schreven doopformulier, maar er dq bezwe
ring van den duivel uit achterwege laat en
ook omdat hij Tycho Brahe niet gestraft en
vermaand heeft, die nu al in geen achttien
jaar aan de kerkelijke plechtigheden deel
nam, en tra overvloede nog leeft met era
Era aandachtige beschouwing dezer cij-
vrouw, verre beneden zijn stand. Nu, wat
heeft u in te brengen tegen deze harde be
schuldigingen, Tvcho Brahe?"
„Ik wicht er «tocht* op, dat u uitgepraat
zult hebben, welgeboren lieer Christen rriia
- Is er nog meer?"
„Nog iets: u heeft zich beroemd op uw
groote verdienste en daarmee uw tegenstan
ders het zwijgen willen opleggen, als ze u
beschuldigden van gevaarlijke en kettersche
opvattingen En wat nu uw kunst betreft:
wie staat er borg voor, met hoeveel recht u
zich eigenlijk wel beroept op uw vermaard
heid? Zoo heeft men bijvoorbeeld vernomen,
dat het vernuftige heelalstelsel, dat u deedt
voorkomen als de vrucht van uw scherpzin
nigheid, alreeds in druk verschenen is in
een plaats in Duitsehland ra dat de uitvin
der daarvan een jong geleerde is, doctor
Raimarus UrSus, die eens tot uw eigen as
sistenten en leerlingen hoorde. Zooals het
daarmee gegaan is, kan het nog wel met veel
anders het geval zijn geweest. Mij lijkt het,
welgeboren heer Tycho, dat u niet verstan
dig doet, met u te beklagen over uw vijan
den; want u heeft veeleer reden om dank
baar te zijn voor de kiesche wijze, waarop
men u gespaard heeft."
Zoo langzamerhand was het masker afge
gleden van den kanselier ra zoowel de uit
drukking van zijn gelaat, als zijn stem, gaf
een groote voldaanheid te kennen, die hij
dan ook niet noodig achtte, langer te verber
gen.
„Nu is het mijn beurt, welgeboren heer
Friis
Tycho Brahe stond op ra het was of hij
steeds langer werd, terwijl hij sprak:
OODRANT.
UW CIMvll gVwj UJi Jirv ivi iiwj uai AnHuunn
,{.i,
Ui
tvr\\
36.
1
2
3
4
8
6
7
8
0
10
13
11
10
8
9
1»
14
12
15
18
M.Q.
4.0
4.8
7.5
8
10
11.0
11
9
10.1
0.8
SCHOTSCHE MUIS.
l
5
59
32
7
39
fiót
6
80
84
8.
03
9
111
78
12
82
750