DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. nn is m m m a a a a m m a a m n tr jn F I zaterdag Tycho Brahe Damrubriek. S JU JU B i B ii B JU 16 rf 20 JULI IT I' IL L KT 01. m No. 168 Honderd en twinstigste Jaargang 1918 5 et. AiHMtMtlwrljs 15 ct. p. rsgnl. froot^a imn m gUdiiriifeie 6i. Ir. K.I. Soep u risadsiwakkein Hens. Coster Zi„ Voorden C 9. Tel. 3. Orer weekdieren en visschen. UI tl 2E' §§f g tbnaaementspriis bij voorsltbetailif p. 3 maanden f 1.65, Ir. p. post 11.96. STEKELBAARSJES. Vele Hollandsche jongens zija geboren visschere en het hengelen blijft voor tal van menschen een bijzondere liefhebberij, zelfs tot op hoogen leeftijd, 't Is meermalen niet de waarde der visschen, die men op het oog heeft- veel meer moet het genoegen gezocht woraen in de bezigheid en in het verschal ken. Juist het lokken geeft het genot, terwijl het kalme verblijf houden in de vrije natuur reeds dikwijls is er van verschillende zij den op gewezen zeer bevorderlijk is voor de gezondheid. Als het visschen met den hengel genot geeft aan groote menschen, hoeveel meer moet dit dan wel het geval zijn bij jongens, die evenwel nog niet in staat zijn tot het vangen van groote visschen. Doch ook hier is het hoofdzakelijk te doen om de aardig heid en het plezier van het vangen, zoodat men bij het hengelen naar stekelbaarsjes een even groot genot, zoo niet een meerder, bij kinderen verwekt, dan bij dat naar karpers en baarzen door grootere menschen. Mti genoegen denk ik nog dikwijls terug aan de jeugdige dagen, waarin we ,,stekeltjes", ook ..doomvischjes" genaamd, gingen vangen, en ook later, toen ik eigenlijk „te niet ge daan moest hebben, wat eens kinds was", wilde ik weer steeds „aan de kinderkens ge lijk zijn". En nog, Wanneer ik jongens be zig zie met het vangen van stekelbaarsjes, blijf ik gaarne een poosje bij ze staan en ik deel in hun vreugde, wanneer ze hun „hè, wat een dikkert" en dergelijke uitdrukkingen laten hooren. Nog visschen de jongens de „stekeltjes" op dezelfde wijze, als ik het vröcger deed en men mag het als een on schuldig vermaak beschouwen, daar, er niet gemarteld of gepijnigd wordt en de vischjes gewoonlijk de vrijheid terug krijgen. Slechts enkele exemplaren worden af en toe mee naar huis genomen, om ze in een glas of kom of aquarium te laten rondzwemmen-, waar men er opnieuw genoegen aan kan be leven. We willen eens weer kinderen worden en we gaan- stekelbaarsjes vangen met onze jon gens! We hebben ieder bij ons een korten stok een gewone wandelstok is voldoende een touwtje, dat anderhalf maal zoo lang is en een paar wonnen. Dobbers en hoeken kunnen we best missen. Wel nemen we mee een tobbetje, waarin we de gevangen diertjes zullen laten zwemmen. Jongens nemen dik wijls mee een ouden klomp, doch daarin kan men de vischjes niet zoo goed waarne men, en juist daarom is het ons juist heden in het bijzonder te doen. Zie, daar is een sloot, waarin vele waterplanten groeien en waarin het heldere water bijna niet bewogen wordt. Als er een plekje is, waar geen water planten staan, zien we zelfs het bruine zand van den slootbodem. Dikwijls schieten hier langs kleine, vlugge vischjes, soms heele scholen Dat zijn stekelbaarsjes, en daarom vleien we ons hier op het slootkantje neer. Het touwtje wordt met het eene einde om den stok gebonden en met het andere om een gewonen aardworm en hiermede is het vischtuig geheel in gereedheid. Het wormpje wordt neergelaten in het nat, waar we het geheel kunnen zien. Spoedig schieten dc „stekeltjes" er op toe, alsof ze met één hap den worm willen verslinden. Ze kunnen evenwel niet veel anders doen, dan hua kleine tandjes slaan in het vleesch van den worm, wat dan ook gretig geschiedt. En als ge in zoo'n geval ophaalt, dan blijft het kleine vischje aan het wormpje hangen, tot dat ge het op den wal hebt getrokken. Soms valt het weer terug in het water, doch dik wijls ook kunt ge het boven het tobbetje brengen, alvorens het afstand van zijn prooi wil doen. Geen vischje voelt hierbij de scherpe punt van haak of weerhaak, zoodat we werkelijk niet botsing tenen met de dierenbeschermers, en de stekelbaarsjes zwemmen even rustig rcmd in het heldere slootwater, dat we iss het tobbetje dedrai, al® zooeven in de diepte. 't Is op deze wijze geen kunst, om enkele honderden van de kleine vischjes te vangen. Een jongenéaardigheid is het dna, om het tobbetje, waarin zoovele diertjes rondzwem men, voorzichtig aan een touwtje in de slcot neer te laten; de vischjes zwemmen dan weer naar alle kanten heen-, zoodra de rand van het tobbetje onder water is gekomen. Heel stilletjes verblijft het nu onder de op pervlakte van het water, totdat het laatste vischje de vrijheid heeft terug genomen, Daarna begint het vangen opnieuw. We hebben nu ook al spoedig een aantal stekelbaarsjes bemachtigd en we willen ze eens op- ons gemak bekijken. Ws ziic, dat er vele zijn, die alle precies op elkander gelijken; alleeni is het eene wat grooter dan het ande re, doch enkele zijn er, die onmiddellijk ver schil geven te zién. De meeste zijn van de soort Gasterosteus aculeatus (Driedoomige stekelbaars), aldus genoemd naar de dne stekels, die zij op den rug vertoont. De soort, die in al onze poelen:, plassen en slooten voorkomt, wordt ook genoemd Groote Stekel baars, doch die naam komt haar niet toe, daar zc volstrekt inct grooter is dan de an dere soort en veel kleiner dan uc Zeestekcl- baars, diie alleen in zout water wordt aange troffen Als we nu onze vangst wat nader bekijken', dan zien we, dat verscheidene van de drie doomige stekelbaarsjes een mooie blauw- door den zorgzamen vadér getrouw bewaakt. Verlaten ze te vroeg het nest, dan worden ze in d en bek genomen en weer naar binnen ge bracht. Het Tiendoomige Stekelbaarsje (Gasteros teus pungitus) wordt aldus genoemd naar het aantal doorntjes op den rug. De manne tjes zijn zwart en worden door de jeugd1 „nikkertjes" genoemd. Ook deze soort maakt haar nest van ve zeltjes, maar gewoonlijk tusschen de stengels van een waterplant. Het nestjes gelijkt dan een1 tonnetje. N De Zee-Stekelbaars (Gasterosteus spina- chia), die wel 15 doornen heeft, bereikt eene lengte van wel 14 c.M. J. DAALDER Dz. Roman mt liet tetfst der 16e eetfw, mg het Dsetarft vna YIJfELM «STEPNA» 46) „U heeft verschillende heftige bezwaren in gebracht, welgeboren heer, en het is ons van narte aangenaam, dat we die mondeling nu eens bespreken kunnen, omdat we op die wij ze allicht tot grooter klaarheid komen. U heeft er zich in de eerste plaats over be klaagd, dat uw inkomsten u ontnomen wer den, zoodat u zich genoodzaakt zag Hveen te verlaten, dat u lang geleden in. leen ge geven werd door den vader van onzen ge- nadigen vorst, Koning Frederik II zaliger. Dan komt u met verschillende klachten aan, dat u niet genoegzaam recht ra billijkheid werd betoond in den twist, die er tusschen uw boeren en uw dienstpersoneel ontstond, en waarbij men van de gelegenheid gebruik zou hebben gemaakt, om haat tegen u te wekken. En al met bijzondere heftigheid be klaagt u er' zich over, dat u weer ander on recht zou zijn geschied, toen u zich eenigen tijd geleden hier in de stad heeft opgehou den. En die laatste klacht bestaat dan daar in pro primo, dat de stadvoogd, Carsten Ritter, u geboden heeft, om met uw astrono mische kunsten weg te blijven van den toren op de vestingwallen, dien u indertijd toege wezen werd; pro secundo dat dezelfde stadsambtenaar u eveneens heeft verboden, om chemische onderzoekingen te houden op zijn minder'helder van kleuren en gewoonlijk ook minder fier in bewegingen. Alleraardigst is het, deze diertjes bij hun nestbouw en hunne voortteling gade te slaan, doch daartoe wordt een' goed ingericht aqua rium ra veel tijd voor waarnemingen ge vraagd. Het beste is dan, in dra beginne geen vrouwtjes in het aquarium toe te laten ra te zorgen, dat er voldoende zand ra wortelve zeltjes aanwezig zijn. Men kan het mannetje dan zien rondzwemmen', om te zoeken naar de plaats, die het geschikt acht voor het nest. Bij hapjes wordt het zand nu hier opera- gehoopt; tra kuiltje wordt er opengelaten, dat weldra met era laagje wortelvezeltjes wordt belegd, die met era' zekere kleefstof aan elkaar worden geplakt. Deze stof wordt afgescheiden door kliertjes tusschen de beenschijfjes van het achterlijf. Nu wordt er een' soort dak ge maakt, ook alweer van vezels; maar zoodanig, dat steeds twee openingen tegen elkaar open gelaten worden, om het dier vrijen toegang te verlerara. Telkens èn telkens ziet men het mannetje langs de vezels strijken, om de noodige kleefstof aan te brengen. Bespeurt men, dat het nest vrijwel gereed' is, dan kun nen de vrouwtjes in het bassin losgelaten worden. Deze worden! nu door het mannetje nagejaagd, totdat ze uitgeput zijn. waarna ze bij een van de borststekels woraen gepakt ra naar het nest gedragen. Het vermoeide wijfje gaat hier nu vrijwillig binnen en ver blijft er, totdat de kleine eitjes gelegd zijn. Heeft ze eindelijk het nestje weer verlaten, dan gaat het mannetje dit binnen, om de eie ren niet komvocht te bevruchten, waarna op dezelfde wijze met de andere vrouwtjes wordt gehandeld Zoo komen in een ra hetzelfde nest dikwijls era groot aantal eieren voor. Het werk voor de wijfjes is hiermede afge- loopen ra het mannetje duldt ze daarna niet meer in de nabijheid van het nestje, dat hij trouw bewaakt De vrouwtjes toch doen zich gaarne te goed aan haar eigen eieren. Ook andere dieren, als salamanders worden ver jaagd, door ze met de doornen te prikken, of ze worden aan dra poot gegrepen ra wegge trokken. Komen na eraige dagen de jonge vischjes te voorschijn, dan worden ze ook uw eigen goed; ra pro tertio, dat kwaadwil iigen het u en uw praest lastig hebben ge- ek< maakt toen u op zekeren dag over de wallen oograblik dc stad bezocht, dat hij de aan- er ;ra oogen, de menigte tegen u nem zten opflit sen; en uit dien hoofde verlangt u, dat ge noemde Raimarus Ursus ra de overige deel nemers aan den oploop streng zullen straft wotden. Maar, daar men geen reden heeft gezien, om zulk een straf toe te pas sen, beschouwt u dit alweer als een punt van beklag, of u ook niet eerst eens, welge boren heer Tycho, de schuld bij uzelven moest zoeken, van al wat er gebeurd is, in plaats van daarin enkel de vrucht te zien van kwaadwilligheid ra vervolging van de zijde van uw vijanden'. De kanselier hield nu even op en beschouw de met 'n soort weifeling zijn geleerden gast. Het leek hem wat - bedenkelijk, dat.de heer Tycho op eenmaal van de driftige stemming, waarin hij eerst scheen te verkeeren, nu in een kalmte was vervallen, zóó treffend, dat ze haast moeilijk echt kon wezen. „U zult toch wel moetra erkennen, heer Tycho, dat ik met bijzonder veel nauwkeurig heid al uw bezwaren heb opgesomd?" „Gewis, welgeboren heer kanselier, u is era zeer nawgezet man en nu verzoek ik u ook, even uitvoerig uw eigen punten van aan klacht te willen zeggen, want, daar u beweert, dat ik zelf de schuld ben van zooveel weder waardigheden ra die niet te wij ten is aan AAN DE DAMMERS I Met dank voor de ontvangen opl» van pro bleem no. 503 (auteur P. Kleute Jr.) Stand. Zw. 7, 9, 10, 20, 21, 34, 40. W. 18, 22, 23, 28, 39, 48, 49, 50. Oplossing. j 49,43 (met dreiging 4339 en 28 :hü) 1 31—37?? 2. 50—44 2. 40; 49. 3. 48—42 3. 37 39 4. 18—13 4. 49:29 5. 13:44! ra wint Goede oplossingen- ontvingen wij van de heerra: D. de Boer, W. Blokdijk, R. W, T. Bosman, P. Dekker, D. Gerling, J. Houtkop per, G. van Nieuwkuijk te Alkmaar, G. Lam mere dep Haag ra IC E. Lantinga, Haarlem. EEN RECTIFICATIE. In onze vorige rubriek plaatsten wij als tweede combinatie van dra heer Kleute dra volgenden stand. Zw. 5, 8, 9, 20, 25, 34, 37, 40. W. 18, 22, 23, 32, 33, 38, 41, 48, 49, 50 en gaven toen deze ontleding. 1. 32—28 1. 37:46. 2. 4944 2. 40 49. 3. 18—12 3. 49:29. 4. 12 14- 4. 46 :10 2 slaan) 5. 33 4. Wij merkten later dat zwart bij den derden zet niet gedwongen was tot 49 29 maar ook door 49 1 drie schijven had kunnen slaan. Dan gaat de combinatie niet op. Zij is echter wel goed als men in dra diagramstand een zwarte schijf op 7 en era witte op 16 bij plaatst. De lezer onderzoeke dit zelf even. De nieuwe stand wordt dan (in cijfers) Zw. 5, 7, 8, 9, 20, 25. 34, 37, 40. W. 16, 18, 22, 23, 32, 33, 38, 41, 48, 49, 50. UIT DE PARTIJ. In een partij' door ons deze week met dra heer Kleute (wit) gespeeld kwam het tot de zen stand. lagen afgunst huichelarij, domheid en schijn heiligheid, zou ik dan ook wel eens willen we ten, waarmee ik mij ïoozeer uw ougraad op den hals gehaald heb". „Dat was ik ook juist van plan, welgeboren or Jonker. Als 't zoo ver gekomen ia, dat u bcluxligd wordt door do vele bedelaars der stad, dan hebt u dat waar lijk alleen aan uzel ven te wijten. In uw jeugd hadt U omgang met een: man als de nu reeds lang ontslapen doc tor Pratensis, die al heel slecht aangeschre ven stond voor zijn kettersche opvattingen1 en gevaarlijk wangedrag. Door uw invloed ver schafte u hem een ambt en na zijn dood richt te u hem een gedenkteeken op in de Onze Lie ve Vrouwekerk, velen vromen en rechtzinnigen tot groote ergernis! En, of dit nog niet ge noeg was, vele jaren daarna hielp u een vrouw, die van toovenarij beschuldigd was, vrijstellen van de door de overheid daartoe bepaalde straf. Zulke dingen worden niet licht vergeten, welgeboren heer Tycho, ra dus heeft u er zich niet over te verwonderen, dat geleerden ra ongeleerdra niet al te best over u denken." „U gaat wel ver terug, heer kanselier! Maar ga voort met uw uiteenzetting. Het is niet onaardig om te hooren." De welgeboren heer Christen Friis deed of hij geen acht sloeg op den bijtenden spot van die laatste woorden en even koud be leefd' sprak hij: „Het is niet eens noodig, zoo ver terug te gaan, heer Jonker. Vóór het Vertrek van Zijn Koninklijke Majesteit werd het era paar kun- digen en geloofwaardigen mannen opgedra gen, om de situatie op Hveen na te gaan en daar verslag van uit te brengen. Onder die iW Zw. 7, 12, 13, 18, 19, 23, 24. W. 26, 27, 32, 33, 34, 39r 48. Wit aan zet speelde: 1. 26—21? o.i. is 32—28 ra 26 8 gevolgd door 34—29 ra 29—24 beter,' al behoudt wit ook dan moeilijk spel. 1. 23-28. 2 32:14 2. 13—19. 3. 14-23 3. 18:40. 4. 27—22 4. 40—45. 5. 22—17 5. 12—18. beter dan 4550, 2429 ra 50 3. 6 17—12 6. 7—11 7 12:23 7. 45—50. Nu is 't voor wit zeer moeilijk. 8. 33—29era goede zet. Zwart kan nu op drie manieren twee slaan. Neemt hiji niet de göede dan is 't remise.» 8. 50:10. 4 9. 29:20 9. 10—23 en wit gaf op Ter oplossing voor deze week: Probleem 504 van P. Kleute Jr. dra Haag mm i geeni bloemen voortbrachten. Een echte popu latie dus. Het kwam er nu op aan, te weten te komen, of deze rassen ook in ander opzicht, b.v. in opbrengst, van elkander verschilden, ra zoo ja, om dan uit dit mengsel van rassen dat ras af te scheiden, dat vpor dra tuinbouw van het meeste belang w|is. In verband hier mede werd van een aantal der allerbeste stoelen de opbrengst afzonderlijk gehouden en van iederen afzonderlijken stoel apart be waard. Hierin zit nu het groote verschil met de gewone wijze van doen. Ook dan zoekt men voor de voortkweeking wel de beste stoe len. uit, doch de opbrengsten worden dan op één hoop gebracht. De eerstgenoemde manier heet stam-selectie, de andere massa-selectie. Het verschil blijkt duidelijk uit het vervolg van de proef. In het voorjaar van 1916 werden de poters, afkomstig van één stoel, op een rijtje uitge zet. Elk dezer rijtjes vormde nu, wat men noemt een „reine linie." Ze waren ontstaan uit éénzelfden stamvader ra bezaten dus, om dat men hier te doen had met ongeslachtelij ke voortplanting, al diens erfelijke eigen schappen. In dra loop van den zomer bleek dit duide lijk. De rijen mochten onderling uiterlijk van elkaar verschillen, de plantra op één rij wa ren allen aan elkaar gelijk. Bij den oogst kwam het verschil in eigenschappen nog dui delijker aan het licht. De opbrengst van elke rij werd gewogen ra het verkregen gewicht gedeeld1 door het aantal stoelen, dat op elke de eerste 10 rijen. SCMOTSCHE MUIZIN. Zw. 8, 13,-18, 19 ra twee dammen op 9 en W. 20, 21, 27, 29,.30, 31, 33, 37, 39, 40, 43. Wit speelt en' wint. Zeer interessant!! Opl. voor of op 25 Juli b. v. d. blad. Wankan v©or Land- «n Tuinbouwers. Nadat in dra zomer ra in het najaar van 1914 de voorbereidende wi1 kzaamheden wa ren verricht, kon in hqt. voorjaar van 1915 de proef- en schooltuin „Kciuiemerland" voor de teelt van verschillende gewassen in gebruik worden genomen. Daar de teelten zich hoofd zakelijk moesten aansluiten bij die uit de om geving, ra er aan den Langenclijk veel vroege aardappelen worden verbouwd, werd een ge deelte van dra tuin met dit gewas bespoot; en we! met de variëteiten Schotsche muis, Duke of York en Koksianra. Vooral bij eerstge noemde bleek al spoedig, dat ef tusschen de verschillende planten van deze soort een groot verschil was: sommige bloeiden blauw, andere wit, terwijl de meesten in het geheel De met een kruisje geteekrade rijen werden van het verdere deel van de proef uitgesloten de notnmers 5, 6 en 9. werden aangehouden. Als mem de gemiddelde opbrengsten per stoel met elkaar vergelijkt; ziet men groote ver schillen, een aanwijzing, dat de hooge op brengst van het vorige jaar bij sommige slechts era tijdelijke prestatie 1» geweest, b.v. ten gevolge van een meer gunstige stand plaats ten opzicht van licht, lucht of bemes ting. In 1917 werden de poters, afkomstig van de rijen 5, 6 en 9 weder op één rij uitgeplamt. t Iet zal duidelijk zijn, dal het aantal stoelen op elke rij steeds grooter wordt. De verdere behandeling was als in 1916. De uitkomst was, als in onderstaand staatje is aangege ven. 9 E Opbrengst in K.Q. SL O =r m heeren bevond zich de welgeboren Rijksraad, heer Axel Brahe, behalve de geleerde ra ach tenswaardige mannen, belden lectoren aan de univeraitiiiThomas Vinke en Iver Stub En het verslag daarvan werd juist dezer da gen ingediend." 'Iycho Brahe trok het voorhoofd in dreigen de rimpels en barech klonk het van hem: „En wat zijn die geleerde en achtenswaar dige mannen wel te weten gekomen, als ik vragen mag?" De kanselier nam een stuk rk papier, dat voor ijl hij hem op tafel lag, en, terwijl hij eveneens het voorhopfd fronste, antwoordde hij „Helaas, niet veel goeds vóór uGenoem de geleerden hebben bevonden, dat uw in strumenten en verdere astronomische inrich tingen niet alleen nuttelooze, maar zelfs als schadelijke en veel te kostbare curiositeiten te beschouwen zijn." „Zoo, zooEn wat voor wijze en rechtvaardige uitspraak heeft men overigens nog doen hooren?" „Dit deel van 't verslag houd ik nog niet voor de ergste aanklacht tegen u," ging de kanselier door, wiens toon van spreken gaandeweg scherper werd. „Maar minder bevredigend waren de berichten omtrent an dere punten, die ook onderzocht werden. Zoo heet het: de praest op Hveen moet ge troffen worden door de vorstelijke ongenade, omdat bij zich niet houdt aan het voorge schreven doopformulier, maar er dq bezwe ring van den duivel uit achterwege laat en ook omdat hij Tycho Brahe niet gestraft en vermaand heeft, die nu al in geen achttien jaar aan de kerkelijke plechtigheden deel nam, en tra overvloede nog leeft met era Era aandachtige beschouwing dezer cij- vrouw, verre beneden zijn stand. Nu, wat heeft u in te brengen tegen deze harde be schuldigingen, Tvcho Brahe?" „Ik wicht er «tocht* op, dat u uitgepraat zult hebben, welgeboren lieer Christen rriia - Is er nog meer?" „Nog iets: u heeft zich beroemd op uw groote verdienste en daarmee uw tegenstan ders het zwijgen willen opleggen, als ze u beschuldigden van gevaarlijke en kettersche opvattingen En wat nu uw kunst betreft: wie staat er borg voor, met hoeveel recht u zich eigenlijk wel beroept op uw vermaard heid? Zoo heeft men bijvoorbeeld vernomen, dat het vernuftige heelalstelsel, dat u deedt voorkomen als de vrucht van uw scherpzin nigheid, alreeds in druk verschenen is in een plaats in Duitsehland ra dat de uitvin der daarvan een jong geleerde is, doctor Raimarus UrSus, die eens tot uw eigen as sistenten en leerlingen hoorde. Zooals het daarmee gegaan is, kan het nog wel met veel anders het geval zijn geweest. Mij lijkt het, welgeboren heer Tycho, dat u niet verstan dig doet, met u te beklagen over uw vijan den; want u heeft veeleer reden om dank baar te zijn voor de kiesche wijze, waarop men u gespaard heeft." Zoo langzamerhand was het masker afge gleden van den kanselier ra zoowel de uit drukking van zijn gelaat, als zijn stem, gaf een groote voldaanheid te kennen, die hij dan ook niet noodig achtte, langer te verber gen. „Nu is het mijn beurt, welgeboren heer Friis Tycho Brahe stond op ra het was of hij steeds langer werd, terwijl hij sprak: OODRANT. UW CIMvll gVwj UJi Jirv ivi iiwj uai AnHuunn ,{.i, Ui tvr\\ 36. 1 2 3 4 8 6 7 8 0 10 13 11 10 8 9 1» 14 12 15 18 M.Q. 4.0 4.8 7.5 8 10 11.0 11 9 10.1 0.8 SCHOTSCHE MUIS. l 5 59 32 7 39 fiót 6 80 84 8. 03 9 111 78 12 82 750

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5