Vraag en Aanbod
Zes Wielen,
n.
fers «foef «mis gmkMaldle op
brengrien per stoei onoerling niet veel ver
schillet*, evumin nis bet vorige jaar, wat al»
een bewijs kan gelden, dat men door bet aan
houden dn rijen 5, 6 en 9 een goede keus
had gedaan Wel «s de gemiddelde opbrebgst
ptr stoel in J.°«7 Wel wat lager dan in 1916,
Dit feit laai «eb verklarm «it de minde?
gunstige groeivoorwaarden; dus uit wat ssfa
noemt uitwendige invloeden; vooral de be
mesting zal hierbij een belangrijke rol hebben
gespeeld en ook het weer. Men zal zich her
inneren, dat de groote droogte in het voor
jaar van 1917 een zeer ongunstigen invloed
.heeft gehad op de opbrengst van vele gewas
sen.
Ook in 1918 is de proef op dezelfde wijze
voortgezet. Teven» heeft men de uitkomsten
vergeleken met de opbrengst van poters, zoo
ais die door de kweekers worden gebruikt: 10
tegels Schotache muizen van rij no. 9 brach
ten op 261 K.O, groote aardappelen. 10 rijen
van de gewone poters brachten op 207 K.O.
De stamvader van rij no. 9 schijnt die eigen
schap van 'n groot voortbrengingsvennogen
inderdaad dus erfelijk te bezitten.
Nu zou men dus met liet tweede gedeelte
van de proef kunnen beginnen en die rijen
naar de kleur van {jie bloemen gaan sorteeren,
toen men tot de ontdekking kwam, dat de
ziekten, die ik in de vorige artikels beschreef,
ook onder deze aardappels voorkwamen. Van
een voortzetting der proef op den schooltuin
is nu verder geen sprake; daarvoor beeft men
grond noodiigi, waarop in de laatste jaren
in 't geheel nog geen aardappel» zijn ver
bouwd, wat dan ook gebeuren zal.
(In het eerste gedeelte, derde kolom na re
gel 17, gelieve men te herstellen de uitgeval
len regel»;
oevers, waarvan de fn het water zwevende
aardapecio, noordwaarts door het Zegli» ge
dreven, bezonk in de
Voorts verbetere men: f
kolom 2 reg. 17 v. o. Raasmaat voor-
Raaxmaat.
kolom 2 reg. 8 v. o. in de tijd voor inder
tijd).
2. De Reeker. De Koedlfkervaart. Uit bet
zuiden van de zeegolf 'de Zijpe drong
een, zich, allengs versmallend, win vrij
diep, tot ongeveer Alkmaar, landwaarts in.
't was de grenslijn tusschen Holland en
Weati'riesland, die gedurende bijna 300 jaren
vijandig tegenover elkander stonden. De hol
landera hielpen iun Graaf, die uitbreiding
van zijn gebied beoogde, de weatfriezen ver
dedigden hunne onafhankelijkheid, waarbij
Alkmaar meermalen het slachtoffer van een
flundertocht werd, totdat ztj op 'f einde der
3d0 eeuw ha* hoofd in den schoot mossten
n.
t in 't zwin stroomende zeewater was
een ongemak voor het land waardoor het liep.
Aan de oostzijde werd' het beperkt door de
Geestmerambachts- en Reekerdijken (deelen
van den grooten westfrieschen om ringdijk),
aan de westzijde op eenigen afstand door de
Berger- en Schoorlerdijken; maar een afdoen
de verbetering werd eenat langzamerhand ver
kregen toen let zwin aan 't noordeinde door
'•en dam, den Rcekerdam genaamd, bij Krab-
bcdami werd afgesloten en de bodem der Ree-
kerlanden, die een langgerekten driehoek
vormden, zich kondfen verzoeten.
Het zwin zal dientengevolge ook wel wat
verondiept zijn, maar liet toch' genoeg In
stand om, misschien nog tot Alkmaar ver
lengd, een vagrt te laten van de Friesche
poort aldaar over Huiswaard! naar Koedijk,
de Koedijkervaart genaamd', welke later,
noordwestwaartfi vervolgd tot Petten,-de Pet-
temervaart werd.
3. De Lange en Korte Vaart. De KwakeU
sluis. De Drantgen Heynismoiens.
De door eert eiland, het Monnikenbosch,
voor een deel gescheiden maar overigen» in-
eenvloeiendc Berger- en Egmondermeren
loosden hun overtollig water door de oost
waarts gebogen I-angc Vaart en vervolgens
m rechte lijn zuidwaarts gerichte Korte
Vaart op do binnengrachten van 't nog
geen vestgracht bezittende Alkmaar, door
middel van de Kwakelaluis of Kwakelbrug,
Op latere kaarten, Nieuwe Vaart en nu
wel eens zeer oneigenlijk Nieuwe Hoomsche
Vaart genoemd, hoewel zij met de vaart naar
Hoorn nooit 'ets te maken heeft gehad.
„Uw woorden zijn geweest als het gif. dat
een kwaadaardige slang spuwt U heeft ge
luisterd naar dieven en' bedriegers, maar al
le rechi en billijkheid heeft u uit het oog ver
loren. Er is uiets waar van al waar u mij
van beschuldigt. behalve misschim van wat
te groote overijling, waarmee ik tegenover
mijn boeren en bedienden te werk zou zijn
gegaan, en dit wel omdat ik altijd zoozeer
vervud' ben van mijn kunst en wetenschap.
Maar toch heb ik geenszins met meerdere
hardheid gehandeld dan gij, overige edellie
den, tegenover het volk betoont. Wil mij dus
vooral niet ten kwade duiden, dat ik dan ten
minste in dit ééne ount met u gelijk sta, ter
wijl ik in ieder ander opzicht zoo vrceselljk
ver beneden u staOok is dat niets bij
uw overige beschuldigingen. Wat voor mij
de meeste waarde heat gehad, mijn vriend
schap voor den edelen Pratensis, mijn liefde
voor mijn vrouw en mijn beroemde kunst,
juist dat heeft men misbruikt, om al»
smadelijke wapenen tegen mij te kecren,
waarmee u mij heeft trachten te kwetsen,
zoo gevoelig als u maar kon. Als ik er een
maitresse op nagehouden had, zou u mij dat
niet kwalijk genomen hebben, maar dat ik de
vrouw van minderen stand, die ik tot dc mij
ne koos, trouw gebleven oen, dat adit men
al heel weinig adellijk. En kent u haar?
Weet u er leis van, welk aandeel zij heeft in
al wat ik tot stand bracht?.... Mijn kunst
noemt u schadelijk, mijn instrumenten al te
kostbare curiositeiten.Is 't dan ver
keerd, om de menschen knapper te maken,
om ze beter Gods, macht en de schoonheid
van den hemel te lseren kennen? Blinde hui
chelaars, verraderlijke bedriegers noem ik u.
Vandaag is er nu voor goed een einde aan
mijn geduld, welgeboren heer kanselier! En
met u en uw helpers wil ik niets meer te
doen hebben. Maar ik zeg u, dat uw makke
lijk verkregen grootheid al' lang weer verge
ten zal zijn, als mijn uaam nog genoemd
wordt onder degenen aan wie d< herinne-
waaraan ttia uo* 4 nan a KvakUpad!
ons barton-.i 1"?,
TV briefte het todTimgSB V3ltS
brakwater en hel afloopm van hst'uMte In
droge tijden, en vormde in haar nflWjheljd
uitnem»^1'- gelegenheid voor d< var<<>«*
meerviscb. nt vermogende alkm^arder n
Corff. di rijp lgrdavfjtitf wel
MrioM m daardoor voordeelige pachten,
wist te bedlogau, is pachter van decs sluis
geweest en toen zij was ingebroken bood. by
of zijn kinderen aan, haar. te herstellen tegen
verlenging van de pacht met eenige jaren. De
bij haar belanghebbende ingelanden schijnen
meer waterafvoer verlangd te hebben dan de
pachter wenschelijk achtte, en zij lieten op de
smalle strook land, waar de Korte- en Koe
dijkervaarten elkander naderden, twee water
molens bouwen, Braiitgen-Heynismolen» ge
naamd, die tijdens 'f beleg van Alkmaar ver
brand en verwoest werden. Tiet bouwen eldera
van twee andere molen» kwam met tot stand.
Het bedingen voor het droogmaken van de
Schenner van twee uitwateringen, de eene
zuidwaarts naar Nauema, de andere uit de
alkmaarsche singelgracht bij hot Monniken-
bolwerk tot en door de Groote sloot van de
Zijpe naar Oudesluis, bracht verandering in
den toestand. Van Alkmaar werd 't beoogde
kanaal een eind' noordwaarts door het land
gegraven tot het hij Huiswaard het oude bed
van het zwin bereikte, dat toen, wel wat ver
breed zal zijn. Deze uitwatering kruiste de
Lange Vaart en nam dus de zaak van de
Kwakelsluia over door het bouwen van een
nieuw sluisje
Onze westelijke polders waren overigens
reeds eerder ;vba i en in de- Stecsloot, go-
graven tot' verbinding van de stadsbuiten-
gracht met een buitensloot der door Lamoraal
van Egmond' drooggemaakte Egmondermeer
door de stad, neven» den Geesterhout, een
sluisje was gebouwd uit de overgeschoten
gelden van het voormalig beheer der Brant-
gin-Heynismolens, dat zijn meervoudige
naam „De Veriaatjes" vermoedelijk heeft ge
kregen door de beide brugjes die het over
spannen
De strook grond waarop de molens gestaan
hebben is sedert verdolven en opgenomen in
het breede watervlak, dat zich taan» uitstrekt
voor de Invaart der Ze» Wielen.
f) Kwakel moet de naam zijn van een
trapjesbrug.
§1 Tot Krabbendam werd de zg. noor
delijke uitwatering in de 19e s«a* apgesome»
in het toen aangelegde Noordhollandsph Ka-
naai: In hsl begin dar 18e eeuw ward westa-
li; vC langs en zandpad of trekweg naar
deijype aangeegd.
Tot deze verbinding bejioorde ook de
bouw der Lamorale sluis in den stadsves-
tingswaL Tot 1872 hadden de egmor Ier vlet
ten, die ook nog al eens een lading schelpen
voor onze kalkovens naar den Schelphoek
voerden; hare ligplaats in de Laat bij d)e Hof
straat, voor het Egmonder Veerhuis; tot
haar tweede station bij het binnenkomen ol
verlaten der stad diende het thans verdwe
nen huis „de Graaf van Egmond" aan de
Schefeldoeishaven, waarvan de trapjes in den
wal heden nog getuigen.
Wordt vervolgd.
De beteekonis van het
opschrift en de voorstellingen
In den steen een den voor
gevel van het voormalige
Kening Wlllemshuls.
lil.
Wij keeren tot ons opschrift terug.
Dat woord „hier" staat echter niet altijd!
vooraan in het opschrift, b. v. „verboden hiel
te jagen"; op grafsteenen lezen wij naast
„Hier rust N. N." ook „N. N. rust hier" enz.,
maar het geeft in ieder geval te kennen, dat
de aandacht van den lezer wprdt gevestigd
op een feit of omstandigheid! daar ter plaatse.
Voorts ia naar onze meening de hand' aan
gebracht ten dienste van personen, die niet
konden' lezen en toch behoorden te weten wat
het opschrift vermeldt, zooals men in don
ouden tijd' steeds gewoon was bij opschriften
te doen.
Wanneer wij dus weten, wat die hand be-
teekent, dan weten wi| ook waarover het op
schrift handelt.
Ook mij komt het voor, dat hier een eed-
zwerend, hand is afgebeeld,. Volgens oude
Germaansche gewoonte werd1 ln het „ding"
wij zouden zeggen, rechtsgeding door
ring voortleeft door de tijden heen."
De heer Christen Frila leunde achterover
in zijn stoel en knipte met de oogen, of hij,
niet best de bittere en dreigende uitdrukking
op het gelaat van zijn tegenstander verdra
gen kon. Toch wa« hij zidizelven gauw
weer meester, cm met zijn antwoord te
voorschijn te willen komen, maar de heer
Tyeho had hem alreeds den rug toegekeerd
en hij stapte kalm de zaal cn het voorver
trek door, zonder met eep blik te verwaardi
gen, degenen, die hem daar buiten nog ston
den op te wachten.
Zoo was hij bijna al weer heelemaal
thuis, zonder dat hij gemerkt had wie hij on
derweg was tegengekomen. Daar waren er
onder, die den beroemden geleerde met den
vcrschuldigden eerbied begroettenanderen
weer. die heel goed wisten van de ongenade
waarin de sterrekundige gevallen \was en die
hem uu n:ct leedvermaak beschouwden of
met een soort vrees, als een toovenaar of be
oefenaar van de zWarte kunst, dien men
maar liefst uit den weg moest blijven. Maar
zélf herkende de heer Tycho vrienden noch
vijanden, en. eerst toen hij in zijn kamer
elond, kwam hij weer tot bewustzijn van zijn
omgeving. In een hoek van het vensterkozijn
zat een wonderlijk mismaakt mannetje, niet
reusachtig groot hoofd op de smalle schou
dertjes en, toen de heer des huizes mantel
en muts op een stoel geworpen had, trad dc
dwerg wat naderbij en zette zich aan zijn
voeten.
,.Ben jij "dat, Jep? Ben je niet bang, dat de
sitadswachters je herkennen zullen van dien
keer, toen je aen strik om Steffcn Graver's
hals wierp?"
„Ik trek met u mee!" riep het ventje, tevre
den lachende. „Waar gaat de reis heen, Jon
ker?"
„O, heel ver weg. beste Jep. En met wei
nig hoop op terugkeer!"
Wordt vervolgd)
k'ihüi fctapsf oer. eed Aljgsfant pp rijjft tedrt voor'
zich' uitgehouden «saam, dtat hij snelt zip
omlaag gebogen vinger?, aanraakte en waar"
hij hij 7,woer. dit de beklaagde schuldig w*,s
hei at hem ten larie galende feit Tiaar-,
na verschenen de die
zwoeren^ da' rij dpn klager benden ais *ii ge»
loofw 'SriJIg matk waartot rij tom>- vjogr,»
legd'fu op dm staf, dien dt rechte? gedurende
dn rechtshandeling in zijn hand hjeld m nu
naar hen heen boog. men overtulge zich in
Grimm. Rechtsalterthümer, 896; Noor
dewier, Nederi. rechtsoudheden bl. 426; W.
Hofdijk. Ons voorgeslacht, ld deel, 2e druk,
l. 129. Die oudrGeimaanache gewoonte bleef
later nog vele eeuwen stand houden. Een eod
op het zwaard laat ook Hamlet afleggen door
Horatio en Marcellus in het laatste tooneel
van het eerste bedrijf van Shakespeare's be
roemd, meesterwerk. De hand, of liever de
voorste vingers werden daarbij op het voor
uitgestoken zwaard' gelegd, waardoor de vin
gers naar beneden moestén gehouden worden,
aooal* dit ook moest geschieden bij het afleg
gen van den eed op den staf van den rechter.
Ook op velerlei andere voorwerpen werd
bij den eed de hand of vingers gelegd. De
Friezen b.v. waren gewoon op een stuk geld
te zweren, waarop zich het beek! van den
Keizer of den Koning of d'at van het H.
Kruis bevond, alzoo den Koning of het Kruis
tot getuige nemende en om hulp aanroepende
Men zie: Behandeling van 't Kamp reet
door Kohielis van Alkemade, bl. 233. De
Franken en andere volken zwoeren op de lan
sen, kruiswijze op dc aarde liggende. Als een
eed moest worden afgelegd, werd1 het later ge
bruikelijk om dien te zwerm leggende de
hand op het H. Evangelieboek, het Kruis, het
gebeente, en de overblijfselen der Heiligen,
enz. Zelfs nog den 9den Juli 1570 vaardigde
de Hertog van Aiva een besluit uit omtrent
„de Forme van eolemnelen eede" af te leg
gen1 „bij alle de ghene, die juricature hebben"
en „die ghelcaen zal worden bij den ghenen,
die den1 Eed doen zal, midts houdende daer-
tusschen de hant op 't Heylich Evangeli-
urnof 't Beelde van den Cruyce." Men leze
Joost de Damhouder: Practycke in Criminele
saecken; aanhangseTbl. 59.
Bij een cn ander moet nog in het oog wor
den gehouden wat Dr. J. M. Noordewier
hieromtrent opmerkt: „De Vingers zijn eigent-
„lijk hef deel der hand, waarin de meeste uit
drukking ligt; vandaar dat de symbolieke
„verrichting, in 't algemeen aan de hand toe
geschreven, in vele gevallen nader door de
„vingers wordt bepaald. Eed'en worden ge-
zworen met opleggen der 'de voorste vittr
gers der rechterhand."
Zie Nederi. rechtsoudheden bl. 37.
Ik geloof, dat met de genoemde gegevens
Is aangetoond, dat de handl op den steen bo-
i het opschrift niet met opgeheven, maar
met omlaag wijzende vingers is een eedzwe-
rende hand, wat daarenboven nog bevestigd
wordt dOor den. op' de afbeeding bijgevoegden
duim, die bij 't afleggen van den Christel ij ken
eed evenzeer als de voorste vingers moest en
behoorde vertoond te worden. In zijn werk „De
Doopsgezinden en hunne herkomst," zegt
J. H, rlaibertsma op bl. 271„De christen
„steekt de drie voorste vingers dter rechter
band op, van den duim af te rekenen', waar
bij de middenste vinger den Vader, de wijs
vinger den Zoon, en de duim den' Heiligen
„Geest en deszclfs kracht vertegenwoordigt.
„Gewoonlijk zegt de overheid„steek uwe bei-
„de voorste vingers op", maar dit zeggende
beeft hij den' duimi ook genoemd; die niet
ban blijven liggen, als zijn beidé huurlieden
„oprijzen. En dat dit de bedoeling zij, bewijst
„het vroeger bestaan hebbende gebruik, om
„onder het zweren, de vrouwen en de geeste
lijkheid den duim. met de twee voorste vin-
„gers der rechterhand uitgestrekt öp de bonst
„te laten leggen'." Zal dus de hand boven het
opschrift widen uitdrukken, dat zij een e°d-
zwerende hand voorstelt, dan mag daaraan
naar de voorstelling, die men in oude tijden
van den eed had, de duim niet ontbreken en
deze zien wij inderdaad u'tgfstrekt op den
steen aanwezig.
Wanneer dus aangenomen mag worden,
dat de hand1 boven het opschrift is een eed-
zwerende hand dan mogen wij ook met zeker
heid aannemen; dat het opschrift handelt over
ren eed en dat die eed betrekking heeft op
,Jhkr", dat is, op de plaats, waar de steen
ooi -nronkHijk la ingcnuteekl geweest.
Hef laat, naar mijne meening. geen twijfel
over, dat do steen niet van Alkmaarschen
oorsprong is, maar dpt hij, van elders aange
voerd, 'n vorige eeu« n op las* van een bur
ger van Alkmaar in dm muur van bet Kc-
ning-Willemshuis U ingemetseld. Het bier"
heeft dan geen bertekking op dezs of gm?
plaats te Alkmaar, maar on een andere, wel
ke die plaat» is, staat volgen» de lezing, die
hier nader ontwikkeld zal worden, op den.
steen vermeld1, n.l. „Opijncu" nabg Tfel, dat
sedert vele eeuwen behoorde tot de oudste
ambachtsheer-Ujkheden, onder den naam van
„Est en Opljnen". Die heerlijkheid werd bij
een oorkonde van 5 Augustus 1265 door Ot
to II in leen gegeven aan Rudolf Cock. Het
huis te Est en Opijncn werd in 1796 afgebro
ken. Maar, zal men mij tegenvoeren, er staat
„Opijnene" en welke beteekenis hebben dan de
overige woorden? Mijn antwoord ia. Ef staat
op den steen te lezen:
Belijt hier
Opijnen ere geert
De beide eerste woorden' bevestigen' de
juistheid hiervan. Om dit aan te toonen, stel
ik op den voc-grond, dat de woorden in het
opschrift geschreven zijn in de taal, zooale
die in deze landen ln de middeleeuwen ge
sproken en geschreven werd, dat is in het
Dretsc ,de toenmalige Nederlandsche volks
taal. wat wij noemen1 het Middelneder-
lanoscli.. Daartoe bestaat alle grond, omdat
d'e woorden1 slecht» in die taal een zin opleve
ren en die zin ln overeenstemming is met de
boven liet opschrift geplaatste afbeelding van
de eed zwerende hand. In die taal nu zou men
voor ons „blijde" niet geschreven hebben
blijf", maar ,jblide"de afslijting der ult-
unngen dm,dei '.'enen van lal. a tijd. Allen,
die getracht hebben het opschrift te verklaren,
namen dan ook aan, dat uit het woord „blijf'
oen letter is uitgevallen en' dat het dus een
verkorting zou zijn van een ander v/oord. Bij
na eenstemmig meende men, dat dit woord
waa „blijft", maar de heer Glaaz had gelijk
toen hij, beweerde, dat het woord in de taal
dier dagen dan had moeten luiden „blivet".
Ook de lezing blijnt kan niet juist zijn. Dit
woord luidde in de middeleeuwenblint of
blent. Daar er echter moet worden; aangeuo-
'men. M jft M woord blffF een letter fel
uitgevallen, is naar mijne meeting de eenige I
redelijke oplosrinf van de vraag welke letter
dit dón zon rijn, dev «fat h« woord blijt"
e«u «vrkotfe schrijfwijze l« voor de
gebiedende wijs van bet oude werkwoord
in hooMbei^epia evereenkornende
met om tegenv dine werkwoord glijden",
openlijk vm «ete «i'kociöi, erksnae^ vetite=
ren. Dit woord nu dat nog vroeger geschreven
werd) „liën" bliën,, let wel komt zoo niet
voor, wel herhaaldelijk beliën en liên komt
dikwijls voor in allerlei geschriften, die met ?t
toenmalige recht in verband' staan. Ieder, die
in het bezit is van de Chroniek van Alkmaar,
beschreven door Boomkamp, uit de nagelaten
papieren van Simon Eikelenberg en In het
jaar 1747 verschenen, kan kennis nemen van
een Vonnis, gewezen door „Vreedemakers .van
Vroon", in het jaar 1418, dat achter die
Chroniek is afgedrukt; waaraan het eigenlijk
behoorde vooraf te gaan, In deze Chroniek
komt tot tweemalen toe het woord „beliien"
voor in de beteekenis van ernstig en plechtig
erkennen of verklaren" (bl. 113 r. 17). Het
woord kan daar ook worden vertaald als
(zijn woord') gestand doen, Zooala een litera
tor mij verzekerde, maar helt z.i. in deze ju
ridische omgeving over tot dén zin, dien wij
er in ons opschrift aan hechten. Deze verkla
ring van een deskundige geeft ona hoop, te
mogen geloovem, dat wii ops met onze onder
stellingen op den goeden weg bevinden. We
vindc" hef woord m een stuk, dat stamt uit
den tijd van het aasdomsrecht, dat aan het
schependomsrecht is voorafgegaan, een oud
landrecht voor de instelling van het ambt van
baillu en schout en ongeveer uit den' tijd,
waaruit de steen afkomstig moet zijn. Het is
oen herinnering aan een gerechtszitting, voor
Pieter Janszoen scout van Vroon gehouden;
naar het oud zooals het heet op bl.
J44 r. 10 „bi divemder' d.i. rijzende „zonne",
vanwaar nog de gewoonte tot op dezen dag is
blijven bestaan om geenerlei terechtzitting te
doen aanvangen tenzij vóór twaalf uren na
middag.
H. M.
(Wordt vervolgd)
Jb. MAKTLAMEI BK3NING8WEG
Hottrk* to 2e hands KINDERWAGEN»,
StHüRTKARSSSm, LBDMAm&H, BED
DEN, £N2L
Aan 1 zslide «tb» 1 m È-ftmacmn Ls
hentea ms* spiiwalvwroataatnuaaB is koop.
Ook m* bafe Ha mOtiadm.
HKNGHUBOarrARTiKBLKM, «vooMs
e» éomui iria, vindt U'aasci tol
bémdu adrea HKK1LSTRAAT C I»
AamimnteaS P. W. M. MAF.
Ondergeteekendd beveelt zich aan voor het
UITVOEREN VAN ALLE RECLAME'»
IN EN BUITEN DE STAD.
H. RUITER, StridsaanpiakkaKj Konings
weg No. 71.
JONGE KONIJNEN TE KOOP, groot
soort, en raskonijnen - Zeglis 7.
EEN BEST HEEREN- EN DAMES-
RIJW1EL TE KOOP, beste binnetir en bui-
tenbanden. V. d. WOUDESTRAAT 71.
In beschaafd gezin wordt INWONING
OEVRAAGD VOOR EEN OUDE DAME
jiie verzorging noodig heeft, tegen flinke ver
goeding.
Brieven onder No. 600 bureau v. d. blad.
COSTUUM- EN VERSTELWERK GE-
VRAAGD. le Tuindwarsstraat 21.
EEN~NET DAGMEISJE GEVRAAGD
boven 16 jaar, voor lichte werkzaamheden.
Adre<i ÓUDFORACHT A 245
WIE HELPT NETTE JONGELUI
zonder kinderen AAN EEN BURGER
WONING, tigen goede belooning?
Brieven bur. v. di. blad onder No. 595.
3 DAMESRIJWIELEN EN DIVERSE
HEERENRIJWIELEN TE KOOP, vanaf
25 gulden. Te bevragen Breedstraat 30,
Alkmaar.
TE HUUR EEN PAKHUIS to de St
Jacobstraat. Tc bevragen bij KISTEMAKER
Hekelstraat 17.
GRAMOPHÖONPLATEN vanaf 75 cent
tot 3.75. Eerste klas Machines. Tenniinbet.
A. H. DEKKER. Hoogstraat 2. Speciaal
adres voor LUXE-PLATEN en PLATEN-
KASTJES.
TE KOOP EEN ZOO GOED ALS
NIEUWE VELOWASCHMACHINE.
Adres NIEUWSTRAAT No. 5
TE KOOP EEN EIKEN BUFFETKAST,1
dito bidet, een damesmantelpak en diverse.
Bevragen Gedempte Baausloot 18.
SCHAAP OEVONDEN.
Adres FNIDSEN 8, Alkmaar.
TE KOOP wegens plaatsgebrek een goed
onderhouden BOORMACHINE met ver
schillende BOORIJZERS.
Te bevragen DOELENSTRAAT 12, Alk
maar.
JUFFROUW met schoolgaand meisje1
VRAAGT VOOR DIRECT EEN ONGE-
MEUBILEERDE KAMER met gebruik van
Keuken.
Brieven met prijsopgave onder No. 601
bureau van dit blad
EENIGE BESTE SINOERNAAIMA-
CHINES TE KOOP cn 2 nieuwe electriscbe
pianorollen voor billijken prijs.
Adres DEKKER, Hoogstraat 3.
EENIGE WERKHUIZEN OEVRAAOD
door Gez. v. d. VLUOT, Oudegracht 163.
TE KOOI': Een in goeden staat zijnde
KINDERWIEO.
Te bevragen Heul 17a".
TF KOOP EEN WEINIG GEBRUIKTE
KINDERWAGEN. Nieuwpoortalaan 129
F.R BIEDT ZICH AAN EEN OPPAS
SEND JONGMENSCH, 28 jaar, voor ma
gazijn- of loopwerk, goede getuigen ten- dien
ste. Ook genegei andere werkzaamheden te
verrichten. Brieven uier No. 605 Bur. Alkm.
Courant. -
TE KOOP een zoo goed "ris nieuw dtag
A MEI TRT E MENT bestaande uit 10 .rinks
met Buffet, bijna nief gebruikt geweest Denk
om het juiste adres. W, TIMMERMAN,
Kooltuin 9, 5e huis van den Dijk.
IngrszoTHieu Styiikkfin,
(Buiten veraniwoordelifkbetd mu de Rudaetit
De opname in deze rubt iak oewijst geetuina
dat de Redactie ar mede instemt J
FRANS NAEREBOUT.
De golven beuken 't Zeeuwsche strand.
Het was de 23ste Juli van het jaar 1779.
Het koopvaardijstiiip der Oost-Indische
Compagnie „De Woestduijn" keerde rijk be
laden en met een groot aantal passagiers
aan boord uit de Indlën terug, doch strand
de voor Vlissingen op een der verraderlijke
zandbanken, die aan den mond der Wcster-
schelde reeds zoo menig zeeman het leven
hebben gekost.
Het schip, weldra vastgewoeld in het zand
en aan 't woest geweld van wind en golven
prijsgegeven, was reddeloos verloren. Met
den dood voor oogen zaten passagier» en
bemanning op het wrak bijeen en reeds had
den eenigen den dood in de golven gevon
den, toen onverwacht redding daagde.
Frans Naerebout, een jonge man nog, vis-
scher van beroep en een der bekwaamste
loodsetj van Vlissingen, voer met zijn. broe
der Jacob en zeven makkers in den nacht uit,
wist met levensgevaar het wrak der „Woest
duijn" te bereiken cn redde 71 menschen het
leven. Bij een tweeden tocht, dien eigen dag
nog ondernomen, haalde hij dc overige 16
schipbreukelingen van het wrak en bracht ze
des nachts behouden de haven van Vlissin
gen binnen.
Dit was het eerste van een gansche reeks
heldenbedriiviiL die den naam Naerebout
deden weerklinken door het geheele land. Ie
der sprak van den koenen zeeman, den kun-
digen loods, den heldhaftigen redder van
schipbreukelingen, wien woeste zeeën noch
stormgeloei konden weerhouden om uit te
zeilen, wanneer een schip in nood en men
schen to levensgevaar verkeerden. Vele hon
derden dankten Frans Naerebout het leven.
Voor de laatste maal. bekwam hij gelegen
heid zijn uitmuntende bekwaamheden als
loods te doen schitteren in 1804, toen hij
den overtocht der flottilje van den admiraal
Verhuell van Vlissingen naar Boulogne
moest besturen. Door een stouten greep, die
op roemrijke wijze zijn bedrijven als loods
besloot, wist hij den Engelscnen vlootvoogd
Sir Sidney Smith te ontzeilen en de flottilje
behouden te Boulogne binnen te brengen.
Gelijk zoovelen, ondervopd ook Naere
bout, dat menschen dankbaarheid zich
lichter in woorden dan in daden uit. Hoe
wel de held' een beter lot had verdiend, was
zijn ouderdom kommervol en werd armoede
zijn deel. Aan het Sas van Goes, waar hem
de nederige taak van lichtwachter was opge
dragen, overleed hij op den 29sten Augustus
1818, in den ouderdom van zeventig jaren.
Zijn lijk werd bijgezet in de Groote Kerk te
Goes, waar een eenvoudige grafzerk de laat
ste rustplaats dekt van „aen beroemden zee
man en edelen menschen vriend Frans Naere
bout".
Doch zijn naam gfng niet verloren. Tal
van nakomelingen van hem en. van zijn broe
der Jacob deden den naam Naerebout voort
leven tot in onze dagen. Sommigen van hen
hebben eveneens op het zilte nat hun levens
element gevonden en in kloeke daden zich
wakkere Naerebout» gotoond.
Wat Frans deed, werd niet velgeten. In
tal van geschriften, in proza en poëzie, zelfs
ln tooneelstukken, werd de herinnering aan
de zelfopoffering, de menschenliefde en zee
manschap van Frans Naerebout vastgelegd.
In 1890 verscheen een levensbeschrijving van
den Zeeuwschen held, die reeds vele malen
herdrukt, thans opnieuw wordt uitgegeven.
Een Konisklijk Besluit bepaalt, dat een
Rijksvaartuig den naam „Frans Naerebout"
zal dragen. Aan een inspectie-vaartuig van
den Inspecteur van het Loodswezen werd
deze naam gegeven. Dit schip bestaat niet
meer. Bij het begin der mobilisatie werd
het in dienst van de oorloga-marino aange
wezen als „mijnenveger" en te Nieuwediep
gestationneeid; bij ac vervulling van deze
taak is het vaartuig verongelukt. Het liep zelf
op een mijn en verdween in de diepte. Een
deel der bemanning kwam in de golven om-
Dit jaar ral het om •uw geiden zijn,
1 dat Frana Naerebout overleed. Wil willen
deze gelegenheid föto&yptt, ora ara nage
dachtenis te mm
Het is goed, dat een volk zijn helden eert
Frans Naerebout behoorde tot de helden van
Nederland,
Geen held van het zwaard was hfj. Maai
evenals deze waagde hij zijn leven om zijn
Vadcrlandr te dienen. En in deze zware tij1-
den, waarin er zooveel gebeurt dat ons den
moéd en de fierheid dreigt te benemen, lam
het ons kracht geven, terug te denken aan de
groote mannen, die in zoo verscheiden rich
ting ona land en de menschheid tot eer heb
ben gestrekt. Frans Naerebout behoorde tot
hen.
Op den honderdjarigen gedenkdag van
zijn sterven willen wij Frans ëaerebout
eeren. In Zeeland, waar bij de zeelieden en
loodsen maar ook bij het volk zijn naam nog
voortleeft, en wel te Vlissingen, waar hij
leefde en arbeidde, wenschen wij een ge-
denkteekeu te zijner eere op te richten.
Dit zal «"schieden, wanneer, het Comité,
hetwelk zich voor dit doel heeft gevormd,
tot verwezenlijking van zijn plannen door
ruimen geldelijken steun hiertoe in staat
wordt gesteld.
Bijdragen worden bij ieder der onderge-
teekenden gaarne ingewacht.
Het Uitvoerend Comité:
J. STAMPERIUS, Arrond.-
Schoolopziener, Middenweg
12, to Hilversum, Voorzitter.
P. J. JAGER, Luitenant ter Zee
le klasse, Commandant van
de batterij „Berkenbosch" te
Oostkapeile (Walcheren).
Mevr. M. W. J. TEGEL-NAE-
REBOUT.
W. CHR. TEOEL, J. J. Cremer-
plein 58, Amsterdam, Secre
taris.
J. J. ROEST, Zeeloods 6e dis
trict, President Sociëteit Ne
der!. Loodswezen te Vlis
singen, Kasteelstraat 66