Vraag en Aanbod Zes Wielen, n. fers «foef «mis gmkMaldle op brengrien per stoei onoerling niet veel ver schillet*, evumin nis bet vorige jaar, wat al» een bewijs kan gelden, dat men door bet aan houden dn rijen 5, 6 en 9 een goede keus had gedaan Wel «s de gemiddelde opbrebgst ptr stoel in J.°«7 Wel wat lager dan in 1916, Dit feit laai «eb verklarm «it de minde? gunstige groeivoorwaarden; dus uit wat ssfa noemt uitwendige invloeden; vooral de be mesting zal hierbij een belangrijke rol hebben gespeeld en ook het weer. Men zal zich her inneren, dat de groote droogte in het voor jaar van 1917 een zeer ongunstigen invloed .heeft gehad op de opbrengst van vele gewas sen. Ook in 1918 is de proef op dezelfde wijze voortgezet. Teven» heeft men de uitkomsten vergeleken met de opbrengst van poters, zoo ais die door de kweekers worden gebruikt: 10 tegels Schotache muizen van rij no. 9 brach ten op 261 K.O, groote aardappelen. 10 rijen van de gewone poters brachten op 207 K.O. De stamvader van rij no. 9 schijnt die eigen schap van 'n groot voortbrengingsvennogen inderdaad dus erfelijk te bezitten. Nu zou men dus met liet tweede gedeelte van de proef kunnen beginnen en die rijen naar de kleur van {jie bloemen gaan sorteeren, toen men tot de ontdekking kwam, dat de ziekten, die ik in de vorige artikels beschreef, ook onder deze aardappels voorkwamen. Van een voortzetting der proef op den schooltuin is nu verder geen sprake; daarvoor beeft men grond noodiigi, waarop in de laatste jaren in 't geheel nog geen aardappel» zijn ver bouwd, wat dan ook gebeuren zal. (In het eerste gedeelte, derde kolom na re gel 17, gelieve men te herstellen de uitgeval len regel»; oevers, waarvan de fn het water zwevende aardapecio, noordwaarts door het Zegli» ge dreven, bezonk in de Voorts verbetere men: f kolom 2 reg. 17 v. o. Raasmaat voor- Raaxmaat. kolom 2 reg. 8 v. o. in de tijd voor inder tijd). 2. De Reeker. De Koedlfkervaart. Uit bet zuiden van de zeegolf 'de Zijpe drong een, zich, allengs versmallend, win vrij diep, tot ongeveer Alkmaar, landwaarts in. 't was de grenslijn tusschen Holland en Weati'riesland, die gedurende bijna 300 jaren vijandig tegenover elkander stonden. De hol landera hielpen iun Graaf, die uitbreiding van zijn gebied beoogde, de weatfriezen ver dedigden hunne onafhankelijkheid, waarbij Alkmaar meermalen het slachtoffer van een flundertocht werd, totdat ztj op 'f einde der 3d0 eeuw ha* hoofd in den schoot mossten n. t in 't zwin stroomende zeewater was een ongemak voor het land waardoor het liep. Aan de oostzijde werd' het beperkt door de Geestmerambachts- en Reekerdijken (deelen van den grooten westfrieschen om ringdijk), aan de westzijde op eenigen afstand door de Berger- en Schoorlerdijken; maar een afdoen de verbetering werd eenat langzamerhand ver kregen toen let zwin aan 't noordeinde door '•en dam, den Rcekerdam genaamd, bij Krab- bcdami werd afgesloten en de bodem der Ree- kerlanden, die een langgerekten driehoek vormden, zich kondfen verzoeten. Het zwin zal dientengevolge ook wel wat verondiept zijn, maar liet toch' genoeg In stand om, misschien nog tot Alkmaar ver lengd, een vagrt te laten van de Friesche poort aldaar over Huiswaard! naar Koedijk, de Koedijkervaart genaamd', welke later, noordwestwaartfi vervolgd tot Petten,-de Pet- temervaart werd. 3. De Lange en Korte Vaart. De KwakeU sluis. De Drantgen Heynismoiens. De door eert eiland, het Monnikenbosch, voor een deel gescheiden maar overigen» in- eenvloeiendc Berger- en Egmondermeren loosden hun overtollig water door de oost waarts gebogen I-angc Vaart en vervolgens m rechte lijn zuidwaarts gerichte Korte Vaart op do binnengrachten van 't nog geen vestgracht bezittende Alkmaar, door middel van de Kwakelaluis of Kwakelbrug, Op latere kaarten, Nieuwe Vaart en nu wel eens zeer oneigenlijk Nieuwe Hoomsche Vaart genoemd, hoewel zij met de vaart naar Hoorn nooit 'ets te maken heeft gehad. „Uw woorden zijn geweest als het gif. dat een kwaadaardige slang spuwt U heeft ge luisterd naar dieven en' bedriegers, maar al le rechi en billijkheid heeft u uit het oog ver loren. Er is uiets waar van al waar u mij van beschuldigt. behalve misschim van wat te groote overijling, waarmee ik tegenover mijn boeren en bedienden te werk zou zijn gegaan, en dit wel omdat ik altijd zoozeer vervud' ben van mijn kunst en wetenschap. Maar toch heb ik geenszins met meerdere hardheid gehandeld dan gij, overige edellie den, tegenover het volk betoont. Wil mij dus vooral niet ten kwade duiden, dat ik dan ten minste in dit ééne ount met u gelijk sta, ter wijl ik in ieder ander opzicht zoo vrceselljk ver beneden u staOok is dat niets bij uw overige beschuldigingen. Wat voor mij de meeste waarde heat gehad, mijn vriend schap voor den edelen Pratensis, mijn liefde voor mijn vrouw en mijn beroemde kunst, juist dat heeft men misbruikt, om al» smadelijke wapenen tegen mij te kecren, waarmee u mij heeft trachten te kwetsen, zoo gevoelig als u maar kon. Als ik er een maitresse op nagehouden had, zou u mij dat niet kwalijk genomen hebben, maar dat ik de vrouw van minderen stand, die ik tot dc mij ne koos, trouw gebleven oen, dat adit men al heel weinig adellijk. En kent u haar? Weet u er leis van, welk aandeel zij heeft in al wat ik tot stand bracht?.... Mijn kunst noemt u schadelijk, mijn instrumenten al te kostbare curiositeiten.Is 't dan ver keerd, om de menschen knapper te maken, om ze beter Gods, macht en de schoonheid van den hemel te lseren kennen? Blinde hui chelaars, verraderlijke bedriegers noem ik u. Vandaag is er nu voor goed een einde aan mijn geduld, welgeboren heer kanselier! En met u en uw helpers wil ik niets meer te doen hebben. Maar ik zeg u, dat uw makke lijk verkregen grootheid al' lang weer verge ten zal zijn, als mijn uaam nog genoemd wordt onder degenen aan wie d< herinne- waaraan ttia uo* 4 nan a KvakUpad! ons barton-.i 1"?, TV briefte het todTimgSB V3ltS brakwater en hel afloopm van hst'uMte In droge tijden, en vormde in haar nflWjheljd uitnem»^1'- gelegenheid voor d< var<<>«* meerviscb. nt vermogende alkm^arder n Corff. di rijp lgrdavfjtitf wel MrioM m daardoor voordeelige pachten, wist te bedlogau, is pachter van decs sluis geweest en toen zij was ingebroken bood. by of zijn kinderen aan, haar. te herstellen tegen verlenging van de pacht met eenige jaren. De bij haar belanghebbende ingelanden schijnen meer waterafvoer verlangd te hebben dan de pachter wenschelijk achtte, en zij lieten op de smalle strook land, waar de Korte- en Koe dijkervaarten elkander naderden, twee water molens bouwen, Braiitgen-Heynismolen» ge naamd, die tijdens 'f beleg van Alkmaar ver brand en verwoest werden. Tiet bouwen eldera van twee andere molen» kwam met tot stand. Het bedingen voor het droogmaken van de Schenner van twee uitwateringen, de eene zuidwaarts naar Nauema, de andere uit de alkmaarsche singelgracht bij hot Monniken- bolwerk tot en door de Groote sloot van de Zijpe naar Oudesluis, bracht verandering in den toestand. Van Alkmaar werd 't beoogde kanaal een eind' noordwaarts door het land gegraven tot het hij Huiswaard het oude bed van het zwin bereikte, dat toen, wel wat ver breed zal zijn. Deze uitwatering kruiste de Lange Vaart en nam dus de zaak van de Kwakelsluia over door het bouwen van een nieuw sluisje Onze westelijke polders waren overigens reeds eerder ;vba i en in de- Stecsloot, go- graven tot' verbinding van de stadsbuiten- gracht met een buitensloot der door Lamoraal van Egmond' drooggemaakte Egmondermeer door de stad, neven» den Geesterhout, een sluisje was gebouwd uit de overgeschoten gelden van het voormalig beheer der Brant- gin-Heynismolens, dat zijn meervoudige naam „De Veriaatjes" vermoedelijk heeft ge kregen door de beide brugjes die het over spannen De strook grond waarop de molens gestaan hebben is sedert verdolven en opgenomen in het breede watervlak, dat zich taan» uitstrekt voor de Invaart der Ze» Wielen. f) Kwakel moet de naam zijn van een trapjesbrug. §1 Tot Krabbendam werd de zg. noor delijke uitwatering in de 19e s«a* apgesome» in het toen aangelegde Noordhollandsph Ka- naai: In hsl begin dar 18e eeuw ward westa- li; vC langs en zandpad of trekweg naar deijype aangeegd. Tot deze verbinding bejioorde ook de bouw der Lamorale sluis in den stadsves- tingswaL Tot 1872 hadden de egmor Ier vlet ten, die ook nog al eens een lading schelpen voor onze kalkovens naar den Schelphoek voerden; hare ligplaats in de Laat bij d)e Hof straat, voor het Egmonder Veerhuis; tot haar tweede station bij het binnenkomen ol verlaten der stad diende het thans verdwe nen huis „de Graaf van Egmond" aan de Schefeldoeishaven, waarvan de trapjes in den wal heden nog getuigen. Wordt vervolgd. De beteekonis van het opschrift en de voorstellingen In den steen een den voor gevel van het voormalige Kening Wlllemshuls. lil. Wij keeren tot ons opschrift terug. Dat woord „hier" staat echter niet altijd! vooraan in het opschrift, b. v. „verboden hiel te jagen"; op grafsteenen lezen wij naast „Hier rust N. N." ook „N. N. rust hier" enz., maar het geeft in ieder geval te kennen, dat de aandacht van den lezer wprdt gevestigd op een feit of omstandigheid! daar ter plaatse. Voorts ia naar onze meening de hand' aan gebracht ten dienste van personen, die niet konden' lezen en toch behoorden te weten wat het opschrift vermeldt, zooals men in don ouden tijd' steeds gewoon was bij opschriften te doen. Wanneer wij dus weten, wat die hand be- teekent, dan weten wi| ook waarover het op schrift handelt. Ook mij komt het voor, dat hier een eed- zwerend, hand is afgebeeld,. Volgens oude Germaansche gewoonte werd1 ln het „ding" wij zouden zeggen, rechtsgeding door ring voortleeft door de tijden heen." De heer Christen Frila leunde achterover in zijn stoel en knipte met de oogen, of hij, niet best de bittere en dreigende uitdrukking op het gelaat van zijn tegenstander verdra gen kon. Toch wa« hij zidizelven gauw weer meester, cm met zijn antwoord te voorschijn te willen komen, maar de heer Tyeho had hem alreeds den rug toegekeerd en hij stapte kalm de zaal cn het voorver trek door, zonder met eep blik te verwaardi gen, degenen, die hem daar buiten nog ston den op te wachten. Zoo was hij bijna al weer heelemaal thuis, zonder dat hij gemerkt had wie hij on derweg was tegengekomen. Daar waren er onder, die den beroemden geleerde met den vcrschuldigden eerbied begroettenanderen weer. die heel goed wisten van de ongenade waarin de sterrekundige gevallen \was en die hem uu n:ct leedvermaak beschouwden of met een soort vrees, als een toovenaar of be oefenaar van de zWarte kunst, dien men maar liefst uit den weg moest blijven. Maar zélf herkende de heer Tycho vrienden noch vijanden, en. eerst toen hij in zijn kamer elond, kwam hij weer tot bewustzijn van zijn omgeving. In een hoek van het vensterkozijn zat een wonderlijk mismaakt mannetje, niet reusachtig groot hoofd op de smalle schou dertjes en, toen de heer des huizes mantel en muts op een stoel geworpen had, trad dc dwerg wat naderbij en zette zich aan zijn voeten. ,.Ben jij "dat, Jep? Ben je niet bang, dat de sitadswachters je herkennen zullen van dien keer, toen je aen strik om Steffcn Graver's hals wierp?" „Ik trek met u mee!" riep het ventje, tevre den lachende. „Waar gaat de reis heen, Jon ker?" „O, heel ver weg. beste Jep. En met wei nig hoop op terugkeer!" Wordt vervolgd) k'ihüi fctapsf oer. eed Aljgsfant pp rijjft tedrt voor' zich' uitgehouden «saam, dtat hij snelt zip omlaag gebogen vinger?, aanraakte en waar" hij hij 7,woer. dit de beklaagde schuldig w*,s hei at hem ten larie galende feit Tiaar-, na verschenen de die zwoeren^ da' rij dpn klager benden ais *ii ge» loofw 'SriJIg matk waartot rij tom>- vjogr,» legd'fu op dm staf, dien dt rechte? gedurende dn rechtshandeling in zijn hand hjeld m nu naar hen heen boog. men overtulge zich in Grimm. Rechtsalterthümer, 896; Noor dewier, Nederi. rechtsoudheden bl. 426; W. Hofdijk. Ons voorgeslacht, ld deel, 2e druk, l. 129. Die oudrGeimaanache gewoonte bleef later nog vele eeuwen stand houden. Een eod op het zwaard laat ook Hamlet afleggen door Horatio en Marcellus in het laatste tooneel van het eerste bedrijf van Shakespeare's be roemd, meesterwerk. De hand, of liever de voorste vingers werden daarbij op het voor uitgestoken zwaard' gelegd, waardoor de vin gers naar beneden moestén gehouden worden, aooal* dit ook moest geschieden bij het afleg gen van den eed op den staf van den rechter. Ook op velerlei andere voorwerpen werd bij den eed de hand of vingers gelegd. De Friezen b.v. waren gewoon op een stuk geld te zweren, waarop zich het beek! van den Keizer of den Koning of d'at van het H. Kruis bevond, alzoo den Koning of het Kruis tot getuige nemende en om hulp aanroepende Men zie: Behandeling van 't Kamp reet door Kohielis van Alkemade, bl. 233. De Franken en andere volken zwoeren op de lan sen, kruiswijze op dc aarde liggende. Als een eed moest worden afgelegd, werd1 het later ge bruikelijk om dien te zwerm leggende de hand op het H. Evangelieboek, het Kruis, het gebeente, en de overblijfselen der Heiligen, enz. Zelfs nog den 9den Juli 1570 vaardigde de Hertog van Aiva een besluit uit omtrent „de Forme van eolemnelen eede" af te leg gen1 „bij alle de ghene, die juricature hebben" en „die ghelcaen zal worden bij den ghenen, die den1 Eed doen zal, midts houdende daer- tusschen de hant op 't Heylich Evangeli- urnof 't Beelde van den Cruyce." Men leze Joost de Damhouder: Practycke in Criminele saecken; aanhangseTbl. 59. Bij een cn ander moet nog in het oog wor den gehouden wat Dr. J. M. Noordewier hieromtrent opmerkt: „De Vingers zijn eigent- „lijk hef deel der hand, waarin de meeste uit drukking ligt; vandaar dat de symbolieke „verrichting, in 't algemeen aan de hand toe geschreven, in vele gevallen nader door de „vingers wordt bepaald. Eed'en worden ge- zworen met opleggen der 'de voorste vittr gers der rechterhand." Zie Nederi. rechtsoudheden bl. 37. Ik geloof, dat met de genoemde gegevens Is aangetoond, dat de handl op den steen bo- i het opschrift niet met opgeheven, maar met omlaag wijzende vingers is een eedzwe- rende hand, wat daarenboven nog bevestigd wordt dOor den. op' de afbeeding bijgevoegden duim, die bij 't afleggen van den Christel ij ken eed evenzeer als de voorste vingers moest en behoorde vertoond te worden. In zijn werk „De Doopsgezinden en hunne herkomst," zegt J. H, rlaibertsma op bl. 271„De christen „steekt de drie voorste vingers dter rechter band op, van den duim af te rekenen', waar bij de middenste vinger den Vader, de wijs vinger den Zoon, en de duim den' Heiligen „Geest en deszclfs kracht vertegenwoordigt. „Gewoonlijk zegt de overheid„steek uwe bei- „de voorste vingers op", maar dit zeggende beeft hij den' duimi ook genoemd; die niet ban blijven liggen, als zijn beidé huurlieden „oprijzen. En dat dit de bedoeling zij, bewijst „het vroeger bestaan hebbende gebruik, om „onder het zweren, de vrouwen en de geeste lijkheid den duim. met de twee voorste vin- „gers der rechterhand uitgestrekt öp de bonst „te laten leggen'." Zal dus de hand boven het opschrift widen uitdrukken, dat zij een e°d- zwerende hand voorstelt, dan mag daaraan naar de voorstelling, die men in oude tijden van den eed had, de duim niet ontbreken en deze zien wij inderdaad u'tgfstrekt op den steen aanwezig. Wanneer dus aangenomen mag worden, dat de hand1 boven het opschrift is een eed- zwerende hand dan mogen wij ook met zeker heid aannemen; dat het opschrift handelt over ren eed en dat die eed betrekking heeft op ,Jhkr", dat is, op de plaats, waar de steen ooi -nronkHijk la ingcnuteekl geweest. Hef laat, naar mijne meening. geen twijfel over, dat do steen niet van Alkmaarschen oorsprong is, maar dpt hij, van elders aange voerd, 'n vorige eeu« n op las* van een bur ger van Alkmaar in dm muur van bet Kc- ning-Willemshuis U ingemetseld. Het bier" heeft dan geen bertekking op dezs of gm? plaats te Alkmaar, maar on een andere, wel ke die plaat» is, staat volgen» de lezing, die hier nader ontwikkeld zal worden, op den. steen vermeld1, n.l. „Opijncu" nabg Tfel, dat sedert vele eeuwen behoorde tot de oudste ambachtsheer-Ujkheden, onder den naam van „Est en Opljnen". Die heerlijkheid werd bij een oorkonde van 5 Augustus 1265 door Ot to II in leen gegeven aan Rudolf Cock. Het huis te Est en Opijncn werd in 1796 afgebro ken. Maar, zal men mij tegenvoeren, er staat „Opijnene" en welke beteekenis hebben dan de overige woorden? Mijn antwoord ia. Ef staat op den steen te lezen: Belijt hier Opijnen ere geert De beide eerste woorden' bevestigen' de juistheid hiervan. Om dit aan te toonen, stel ik op den voc-grond, dat de woorden in het opschrift geschreven zijn in de taal, zooale die in deze landen ln de middeleeuwen ge sproken en geschreven werd, dat is in het Dretsc ,de toenmalige Nederlandsche volks taal. wat wij noemen1 het Middelneder- lanoscli.. Daartoe bestaat alle grond, omdat d'e woorden1 slecht» in die taal een zin opleve ren en die zin ln overeenstemming is met de boven liet opschrift geplaatste afbeelding van de eed zwerende hand. In die taal nu zou men voor ons „blijde" niet geschreven hebben blijf", maar ,jblide"de afslijting der ult- unngen dm,dei '.'enen van lal. a tijd. Allen, die getracht hebben het opschrift te verklaren, namen dan ook aan, dat uit het woord „blijf' oen letter is uitgevallen en' dat het dus een verkorting zou zijn van een ander v/oord. Bij na eenstemmig meende men, dat dit woord waa „blijft", maar de heer Glaaz had gelijk toen hij, beweerde, dat het woord in de taal dier dagen dan had moeten luiden „blivet". Ook de lezing blijnt kan niet juist zijn. Dit woord luidde in de middeleeuwenblint of blent. Daar er echter moet worden; aangeuo- 'men. M jft M woord blffF een letter fel uitgevallen, is naar mijne meeting de eenige I redelijke oplosrinf van de vraag welke letter dit dón zon rijn, dev «fat h« woord blijt" e«u «vrkotfe schrijfwijze l« voor de gebiedende wijs van bet oude werkwoord in hooMbei^epia evereenkornende met om tegenv dine werkwoord glijden", openlijk vm «ete «i'kociöi, erksnae^ vetite= ren. Dit woord nu dat nog vroeger geschreven werd) „liën" bliën,, let wel komt zoo niet voor, wel herhaaldelijk beliën en liên komt dikwijls voor in allerlei geschriften, die met ?t toenmalige recht in verband' staan. Ieder, die in het bezit is van de Chroniek van Alkmaar, beschreven door Boomkamp, uit de nagelaten papieren van Simon Eikelenberg en In het jaar 1747 verschenen, kan kennis nemen van een Vonnis, gewezen door „Vreedemakers .van Vroon", in het jaar 1418, dat achter die Chroniek is afgedrukt; waaraan het eigenlijk behoorde vooraf te gaan, In deze Chroniek komt tot tweemalen toe het woord „beliien" voor in de beteekenis van ernstig en plechtig erkennen of verklaren" (bl. 113 r. 17). Het woord kan daar ook worden vertaald als (zijn woord') gestand doen, Zooala een litera tor mij verzekerde, maar helt z.i. in deze ju ridische omgeving over tot dén zin, dien wij er in ons opschrift aan hechten. Deze verkla ring van een deskundige geeft ona hoop, te mogen geloovem, dat wii ops met onze onder stellingen op den goeden weg bevinden. We vindc" hef woord m een stuk, dat stamt uit den tijd van het aasdomsrecht, dat aan het schependomsrecht is voorafgegaan, een oud landrecht voor de instelling van het ambt van baillu en schout en ongeveer uit den' tijd, waaruit de steen afkomstig moet zijn. Het is oen herinnering aan een gerechtszitting, voor Pieter Janszoen scout van Vroon gehouden; naar het oud zooals het heet op bl. J44 r. 10 „bi divemder' d.i. rijzende „zonne", vanwaar nog de gewoonte tot op dezen dag is blijven bestaan om geenerlei terechtzitting te doen aanvangen tenzij vóór twaalf uren na middag. H. M. (Wordt vervolgd) Jb. MAKTLAMEI BK3NING8WEG Hottrk* to 2e hands KINDERWAGEN», StHüRTKARSSSm, LBDMAm&H, BED DEN, £N2L Aan 1 zslide «tb» 1 m È-ftmacmn Ls hentea ms* spiiwalvwroataatnuaaB is koop. Ook m* bafe Ha mOtiadm. HKNGHUBOarrARTiKBLKM, «vooMs e» éomui iria, vindt U'aasci tol bémdu adrea HKK1LSTRAAT C I» AamimnteaS P. W. M. MAF. Ondergeteekendd beveelt zich aan voor het UITVOEREN VAN ALLE RECLAME'» IN EN BUITEN DE STAD. H. RUITER, StridsaanpiakkaKj Konings weg No. 71. JONGE KONIJNEN TE KOOP, groot soort, en raskonijnen - Zeglis 7. EEN BEST HEEREN- EN DAMES- RIJW1EL TE KOOP, beste binnetir en bui- tenbanden. V. d. WOUDESTRAAT 71. In beschaafd gezin wordt INWONING OEVRAAGD VOOR EEN OUDE DAME jiie verzorging noodig heeft, tegen flinke ver goeding. Brieven onder No. 600 bureau v. d. blad. COSTUUM- EN VERSTELWERK GE- VRAAGD. le Tuindwarsstraat 21. EEN~NET DAGMEISJE GEVRAAGD boven 16 jaar, voor lichte werkzaamheden. Adre<i ÓUDFORACHT A 245 WIE HELPT NETTE JONGELUI zonder kinderen AAN EEN BURGER WONING, tigen goede belooning? Brieven bur. v. di. blad onder No. 595. 3 DAMESRIJWIELEN EN DIVERSE HEERENRIJWIELEN TE KOOP, vanaf 25 gulden. Te bevragen Breedstraat 30, Alkmaar. TE HUUR EEN PAKHUIS to de St Jacobstraat. Tc bevragen bij KISTEMAKER Hekelstraat 17. GRAMOPHÖONPLATEN vanaf 75 cent tot 3.75. Eerste klas Machines. Tenniinbet. A. H. DEKKER. Hoogstraat 2. Speciaal adres voor LUXE-PLATEN en PLATEN- KASTJES. TE KOOP EEN ZOO GOED ALS NIEUWE VELOWASCHMACHINE. Adres NIEUWSTRAAT No. 5 TE KOOP EEN EIKEN BUFFETKAST,1 dito bidet, een damesmantelpak en diverse. Bevragen Gedempte Baausloot 18. SCHAAP OEVONDEN. Adres FNIDSEN 8, Alkmaar. TE KOOP wegens plaatsgebrek een goed onderhouden BOORMACHINE met ver schillende BOORIJZERS. Te bevragen DOELENSTRAAT 12, Alk maar. JUFFROUW met schoolgaand meisje1 VRAAGT VOOR DIRECT EEN ONGE- MEUBILEERDE KAMER met gebruik van Keuken. Brieven met prijsopgave onder No. 601 bureau van dit blad EENIGE BESTE SINOERNAAIMA- CHINES TE KOOP cn 2 nieuwe electriscbe pianorollen voor billijken prijs. Adres DEKKER, Hoogstraat 3. EENIGE WERKHUIZEN OEVRAAOD door Gez. v. d. VLUOT, Oudegracht 163. TE KOOI': Een in goeden staat zijnde KINDERWIEO. Te bevragen Heul 17a". TF KOOP EEN WEINIG GEBRUIKTE KINDERWAGEN. Nieuwpoortalaan 129 F.R BIEDT ZICH AAN EEN OPPAS SEND JONGMENSCH, 28 jaar, voor ma gazijn- of loopwerk, goede getuigen ten- dien ste. Ook genegei andere werkzaamheden te verrichten. Brieven uier No. 605 Bur. Alkm. Courant. - TE KOOP een zoo goed "ris nieuw dtag A MEI TRT E MENT bestaande uit 10 .rinks met Buffet, bijna nief gebruikt geweest Denk om het juiste adres. W, TIMMERMAN, Kooltuin 9, 5e huis van den Dijk. IngrszoTHieu Styiikkfin, (Buiten veraniwoordelifkbetd mu de Rudaetit De opname in deze rubt iak oewijst geetuina dat de Redactie ar mede instemt J FRANS NAEREBOUT. De golven beuken 't Zeeuwsche strand. Het was de 23ste Juli van het jaar 1779. Het koopvaardijstiiip der Oost-Indische Compagnie „De Woestduijn" keerde rijk be laden en met een groot aantal passagiers aan boord uit de Indlën terug, doch strand de voor Vlissingen op een der verraderlijke zandbanken, die aan den mond der Wcster- schelde reeds zoo menig zeeman het leven hebben gekost. Het schip, weldra vastgewoeld in het zand en aan 't woest geweld van wind en golven prijsgegeven, was reddeloos verloren. Met den dood voor oogen zaten passagier» en bemanning op het wrak bijeen en reeds had den eenigen den dood in de golven gevon den, toen onverwacht redding daagde. Frans Naerebout, een jonge man nog, vis- scher van beroep en een der bekwaamste loodsetj van Vlissingen, voer met zijn. broe der Jacob en zeven makkers in den nacht uit, wist met levensgevaar het wrak der „Woest duijn" te bereiken cn redde 71 menschen het leven. Bij een tweeden tocht, dien eigen dag nog ondernomen, haalde hij dc overige 16 schipbreukelingen van het wrak en bracht ze des nachts behouden de haven van Vlissin gen binnen. Dit was het eerste van een gansche reeks heldenbedriiviiL die den naam Naerebout deden weerklinken door het geheele land. Ie der sprak van den koenen zeeman, den kun- digen loods, den heldhaftigen redder van schipbreukelingen, wien woeste zeeën noch stormgeloei konden weerhouden om uit te zeilen, wanneer een schip in nood en men schen to levensgevaar verkeerden. Vele hon derden dankten Frans Naerebout het leven. Voor de laatste maal. bekwam hij gelegen heid zijn uitmuntende bekwaamheden als loods te doen schitteren in 1804, toen hij den overtocht der flottilje van den admiraal Verhuell van Vlissingen naar Boulogne moest besturen. Door een stouten greep, die op roemrijke wijze zijn bedrijven als loods besloot, wist hij den Engelscnen vlootvoogd Sir Sidney Smith te ontzeilen en de flottilje behouden te Boulogne binnen te brengen. Gelijk zoovelen, ondervopd ook Naere bout, dat menschen dankbaarheid zich lichter in woorden dan in daden uit. Hoe wel de held' een beter lot had verdiend, was zijn ouderdom kommervol en werd armoede zijn deel. Aan het Sas van Goes, waar hem de nederige taak van lichtwachter was opge dragen, overleed hij op den 29sten Augustus 1818, in den ouderdom van zeventig jaren. Zijn lijk werd bijgezet in de Groote Kerk te Goes, waar een eenvoudige grafzerk de laat ste rustplaats dekt van „aen beroemden zee man en edelen menschen vriend Frans Naere bout". Doch zijn naam gfng niet verloren. Tal van nakomelingen van hem en. van zijn broe der Jacob deden den naam Naerebout voort leven tot in onze dagen. Sommigen van hen hebben eveneens op het zilte nat hun levens element gevonden en in kloeke daden zich wakkere Naerebout» gotoond. Wat Frans deed, werd niet velgeten. In tal van geschriften, in proza en poëzie, zelfs ln tooneelstukken, werd de herinnering aan de zelfopoffering, de menschenliefde en zee manschap van Frans Naerebout vastgelegd. In 1890 verscheen een levensbeschrijving van den Zeeuwschen held, die reeds vele malen herdrukt, thans opnieuw wordt uitgegeven. Een Konisklijk Besluit bepaalt, dat een Rijksvaartuig den naam „Frans Naerebout" zal dragen. Aan een inspectie-vaartuig van den Inspecteur van het Loodswezen werd deze naam gegeven. Dit schip bestaat niet meer. Bij het begin der mobilisatie werd het in dienst van de oorloga-marino aange wezen als „mijnenveger" en te Nieuwediep gestationneeid; bij ac vervulling van deze taak is het vaartuig verongelukt. Het liep zelf op een mijn en verdween in de diepte. Een deel der bemanning kwam in de golven om- Dit jaar ral het om •uw geiden zijn, 1 dat Frana Naerebout overleed. Wil willen deze gelegenheid föto&yptt, ora ara nage dachtenis te mm Het is goed, dat een volk zijn helden eert Frans Naerebout behoorde tot de helden van Nederland, Geen held van het zwaard was hfj. Maai evenals deze waagde hij zijn leven om zijn Vadcrlandr te dienen. En in deze zware tij1- den, waarin er zooveel gebeurt dat ons den moéd en de fierheid dreigt te benemen, lam het ons kracht geven, terug te denken aan de groote mannen, die in zoo verscheiden rich ting ona land en de menschheid tot eer heb ben gestrekt. Frans Naerebout behoorde tot hen. Op den honderdjarigen gedenkdag van zijn sterven willen wij Frans ëaerebout eeren. In Zeeland, waar bij de zeelieden en loodsen maar ook bij het volk zijn naam nog voortleeft, en wel te Vlissingen, waar hij leefde en arbeidde, wenschen wij een ge- denkteekeu te zijner eere op te richten. Dit zal «"schieden, wanneer, het Comité, hetwelk zich voor dit doel heeft gevormd, tot verwezenlijking van zijn plannen door ruimen geldelijken steun hiertoe in staat wordt gesteld. Bijdragen worden bij ieder der onderge- teekenden gaarne ingewacht. Het Uitvoerend Comité: J. STAMPERIUS, Arrond.- Schoolopziener, Middenweg 12, to Hilversum, Voorzitter. P. J. JAGER, Luitenant ter Zee le klasse, Commandant van de batterij „Berkenbosch" te Oostkapeile (Walcheren). Mevr. M. W. J. TEGEL-NAE- REBOUT. W. CHR. TEOEL, J. J. Cremer- plein 58, Amsterdam, Secre taris. J. J. ROEST, Zeeloods 6e dis trict, President Sociëteit Ne der!. Loodswezen te Vlis singen, Kasteelstraat 66

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 6