DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Worden gevraagd te Alkmaar
Onderviizsres landverkm.
een Leeraar
a een Leeraar
b 'een Leeraar
c een Leeraar
FEU ILL E TO It.
Gekocht
ZATERDAG 27 JULL
Onderwijzeres veor de Mandwerken
Zes Wielen.
>0 174
tw-ï is!'i«s1.« aanging
i.l s
'i -
iHmtbuwIU bti vooruitbetaling o. 3 fnaaDOeo 11.65, fr. o. oost f 1.90. Bewlisnnmniers 5 et. AdveiteDiiepnu ;5 u. o .ega. g.uuisie teiiei* r.,a alaaisrDln.ie 8;. li. N.V. Soak ei. Handelso Lkke.ii Hercis. Coster 4 Zn., Voo darn C 9. Tel. 3
I. voor <le HftiideUdagsohool uift
ï-jarigeu cursu»
in het Boekhouden, het Handelsrekenen
en de Alg. Handelskennis (totaal 17
lesuren.)
II. roor de Handelsdagsehool en
de Hoogere Handelsschool
in de Nederlandsche Taal an Letter
kunde en de Handelscorrespondentie
(totaal 23 lesuren)
in de Geschiedenis (totaal 12 lesuren)
in het Handelsreoht (totaal 4 lesuren).
De bezoldiging bedraagt naar gelang van
het aantal dienstjaren f 110.- tet f 1&0.
per lestmr bij aanstelling voor minder dan
19 lesuren en f 2300.— tot f 3200.bij
aanstelling voor 19 tot e* «net 24 Iwnsren.
Aanmelding ©nder «verlegging der ver-
eischte stukken vóór 9 Augustus a.s. bij
Burgemeester en Wethouders van Alkrhaar
Aan de MEISJESSCHOOL Hoofd de heer
C. J. REIZIGER) wordt voorshands voor
het leerjaar 1918/19 GEVRAAGD eene
ter assistentie in de 4e en 5e klasse, op eene
belooning van 25,— per jaar per weke-
lijksch lesuur. Het aantal te geven wekelijks
sche lesuren bedraagt 6.
Eene herziening dor sa'arisregeling is in
voorbereiding.
Persoonlijk bezoek kan ate* worden afge
wacht.
Stukken met ongezegeld adres ia te zenden
aan het GemeenteWtuur vóór 5 Auguatua
aanstaande.
Burgeravondschool e* Avond
school voor Handwerkslieden.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen hierbij ter alge-
meene kennis, dat de INSCHRIJVING VAN
NIEUWE LEERLINGEN KAN PIAATS
VINDEN-van MAANDAG 26 AUGUS
TUS a.s. AF TOT EN MET DINSDAG 3
SEPTEMBER d.a.v. in het schoolgebouw
aan den Bergerweg van des voorm. 9 tot 12
en des nam. van 2 tot 4 uur.
Het geboortebewijs of het trouwboekje der
ouders, waarin de aanteekening der geboorte
hunner kinderen is opgenomen, moet worden
medegenomen.
Zie verder de aanplakbiljetten.
Wenken voor L«në- en
T uinbouwers
De lezer zal zich herinneren, dat ik het vo
rig jaar een en ander schreef naar aanleiding
van een bericht in verschillende bladen, dat
iemand te Murmerwoude zulke gunstige re
sultaten had verkregen met het poten van
aardappelschillen. Ik beloofde toen, eens een
proef te zullen nemen en de resultaten daar-
Naar het Engelsch van Charles Oarvioe.
2)
De man naderde met langzamen tred en
wierp zich neder aan den rand van de claim.
Hij was goedkoop gekleed, een broek ge
maakt van een paar zakken, een hemd gera
feld en gescheurd en zwarter dan de laarzen
van een ketellapper,, een hemd dat geen land-
looper, die eenige achting voor zich zelf had
in Engeland of Amerika, zich verwaardigd
zou hebben aan te raken; hij had een hoogen
hoed op het hoofd, verweerd en kaal en
zonder rand, zoodat men zou denken, dat
de man die zoo iets op het hoofd kon zetten,
waanzinnig moest wezen.
Het was de dokter van Verloren Hoop er
is altijd een dokter, een advocaat, niet zelden
een baron, en somtijds een geestelijke in een
goudgraverskamp en hij had, evenals Ne
ville, ook geen naam, maar antwoordde al
tijd op den verkorten naam van „Dok."
„Zoo, Jonge Baas," zei hij, zijn gezicht
afwisschend, vol groeven en rimpels door een
langdurig veelvuldig gebruik van Mac-
gregor's whisky, „nog aan den gang?"
..Nog aan den gang, Dok," zei Neville met
een hoofdknikje, zoo opgewekt als men in de
gegeven omstandigheden kon verwachten.
De dokter keek met aandacht naar hdt
knappe door de zon verbrande gezicht met
het korte krullende haar, dat bijna geel leek
hu de donkere gelaatskleur en de heldere
Nauwe oogen, die de zijne zoo eerlijk ont
moetten, sloeg zijn eigen1 ontwijkende, on
gedecideerde oogen nger en vestigde ze op
van bekend te maken. Thans ben ik in staat
mijn bevindingen mede te deelen. Ik heb de
proef zoo ingericht dat elk die na Zou kunnen
doen; dus zonder gebruik te maken van bijh
zondere hulpmiddelen, zooals broeibakken
plaats. Hetzelfde deed ik met 75 spruiten, die
van pootaardappelen en zette die in een bakje
met aarde op een vorstrije niet te zonnige
plaats. Hetzelfde deed ik met 75 spruient, die
ik met een stukje van den knol van eenige
pootaardappelen afsneed. De spruiten wortel
den allen goed aan en vertoonden al spoedig
eenige bladen. Begin Mei werden ze, drie bij
elkaar, op afstanden van 40 c.M. in het vier
kant uitgepoot. Op 'n derde bed waren in het
laatst van Maart 25 aardappelen gepoot, die
elk 3 goede spruiten hadden behouden. Niette
genstaande ik de proef zoo eenvoudig moge
lijk had ingericht, had ik van de verzorging
en het uitplanten van de spruiten heel wat'
meer werk gehad, dan van de behandeling
en het uitpoten der aardappels.
Aanvankelijk schenen de planten, uit de
spruiten ontstaan, het van de andere te zul
len winnen. Zij maakten al heel wat vertoo-
ning, toen de planten, uit de aardappels ge-
froeid, pas boven den grond kwamen kijken.
angzamerhand echter lieten ze het zitten.
Verscheidene stierven totaal af en maar en
kele hielden het tot het einde toe vol. Van de
spruitenplanten heb ik een stuk of tien goede
aardappels geoogst, terwijl de andere 'n nor
male opbdengst gaven. Nu wil ik gelooven,
dat de in vorige artikels beschreven aardap
pelziekten niet geheel onschuldig aan ae
slechte resultaten waren de spruiten worden
toch in de eerste plaats aangetast; doch waar
zij niet kunnen profiteeren van het in de moe
derknol opgehoopte reservevoedsel en met hun
nog weinig ontwikkeld ^wortelgestel geheel op
de voeding uit den grond zijn aangewezen,
ligt het voor de hand, dat zij spoedig te gron
de moeten1 gaan. Op igrond van deze ervarin
gen meen ik de navolging van deze proef ter
bezuiniging van aardappelen gerust te kun
nen ontraden.
Eenzelfde proef, als ik in het vorige artikel
beschreef, met aardappelen, is op den proef
tuin 'genomen met stamboonen. Nu zijn deze
proeven in den grond van de zaak niet gelijk.
Aardappelen toch worden voortgekweekt met
knollen, stamboonen door middel van boonen,
d.i. door zaad. De eerste manier heet onge
slachtelijke, de laatste geslachtelijke voort
planting. Bij de eerste manier bezitten de
planting.
nakomelingen alle eigenschappen van den
stamvader, bij de laatste kunnen de nakome
lingen er heel anders uitzien dan de oudere.
Ter verduidelijking van een en ander dienen
we eerst de inrichting van een volledige
bloem te kennen. Nemen we daartoe het
bloempje van de koolzaadplant. Hieraan
ontdekken we in de eerste plaats Vier kleine,
fro ene blaadjes, heel goed te zien als de
loem nog in den, knoptoestand verkeertze
dienen om de daarbinnen gelegen teerdere
deelen te beschutten. Daarop volgen vier hel
dergeel gekleurde blaadjes; hun werk is voor
al, insecten te lokken. Dan komen 6 dunne
steeltjes, waarop een knopje; deze deelen hee-
ten meeldraden1, omdat zich in die knopjes
een: fijn poeder bevindt, het stuifmeel. Binnen
in de bloem staat de stamper, waaraan we
duidelijk drie deelen onderscheiden. Het be
nedenste dikke deel heet het vruchtbeginsel;
snijdt men het voorzichtig op, dan ziet men er
duidelijk kleine witte korreltjes in; dit wor
den later de zaden. Op het vruchtbeginsel
staat een dun steeltje, de stijl, die in een bree
der gedeelte, den stempel, eindigt. Nu kan er
alleen zaad gevormd worden, indien er stuif
meel op den stempel komt Hierbij kunnen
zich drie gevallen voordoen
lo. het stuifmeel komt terecht op den
stempel van dezelfde blom;
2o. het stuifmeel komt terecht op den stem-
den kuil.
„Het schijnt,
dat ze in het kamp daar
ginds nog niet heel gelukkig zijn, is 't wel
„Neen, dat geloof ik ook niet," stemde
Neville toe, lusteloos zijn pijp voor den dag
halende.
De oogen van den dokter glinsterden.
„Je hebt toch zeker niet wat tabak te mis
sen?" zei hij.
„O jawel," antwoordde Neville ea wierp
hm zijn tabakszak toe.
De dokter greep hm met begeerige, be
vende handen, 6topte een zwart geworden
oude houten pijp zoo vol als hij haar maar
krijgen kon, verborg nog een pijpvol tabak
met tooverachtige handigheid in de palm
van zijn hand en wirep den zak, waarin niet
meer dan voor een' halve pijp was overgeble
ven, naar den eigenaar terug.
„Je kameraad is uitgeknepen, hé?"
Neville knikte terwijl hij zijn pijp opstak.
,,Het verveelde hem eindelijk, hè? Nu, het
verbaast mij niet. Waarom ter wereld de rest
van de jongens de tenten niet oprollen en er
van door gaan, begrijp ik niet! Ik voor mij
gelooi, dat Verloren Hoop schoon afgespeeld
is. Waarom ga je ook niet weg, Jonge
Baas?"
Neville Lynne stond tegen den rand van
den kuil geleund en keek met afwezigen blik
de vlakte over.
„Dat weet ik niet," antwoordde nij einde
lijk. „Ik denk dat ik gauw gaan zal."
„Dat zeggen ze meest allemaal," merkte de
dokter op terwijl hij: op zijn hurken ging
zitten en den rook van zijn als aalmoes ge
kregen tabak met echte en slaperige voldoe
ning uitblies. „Mij dunkt dat er niet velen
van ons zullen overblijven om heen te gaan
als we niet wat haast maken. Er wachten er
weer twee op den begrafenisondernemer, se-
pel van een andere blom op dezelfde plant
3o. het stuifmeel van een blom komt te
recht op den stempel van een bloem op een
andere plant van dezelfde soort.
De beide eerstgenoemde gevallen noemt
men zelfbestuiving, het laatste geval kruisbe
stuiving. Is het.zaad ontstaan door zelfbe
stuiving, dan zullen de nakomelingen dezelf
de eigenschappen bezitten als de moeder
plant; is het door kruisbestuiving ontstaan,
dan kan in de nakomelingen een mengsel van
de eigenschappen voorkomen, die in de beide
ouders aanwezig warm. In een volgend arti
kel kom ik hier nader op terug.
Bij de stamboonen beeft steeds zelfbestui
ving plaats, zoodat mm voor verbastering
niet behoeft te vreezen.
In 1915 nu werd op den proeftuin een
proef genomen met een verbeterde stamboon-
soort, verkregen op den proeftuin te Maas
tricht door den Rijkstuinbouwleeraar aldaar,
den heer Sprenger, thans professor te Wage-
ningen. Deze stamboonsoort is bekend onder
den naam van vroege Wagenaar; ze wordt
in Limburg veel geteeld voor de Duitsehe
markten, doch is in Holland minder bekend.
Toch bezit "tij eenige goede eigenschappen';
ze ia vroeg, d. w. z„ levert eerder dan andere
boonensoorten 'n oogsthaar product, ea ia be
ter bestand tegen, slechte weersinvloeden Men
beweert algemeen, dat ze slecht ingemaakt
kan worden.
Uit deze Wagenaar zijn op den boveoge-
noemden proeftuin door stamseiectie 4 nieu
we rassen gewonnen en nu wilde men op den
proeftuin te Alkmaa r deze eens vergelijken
met de gewone handelssoort. De omstandighe
flen waaronder de planten zouden opgroeien,
werden zoo gelijk mogelijk gemaakt en een
terrein in 3 evengroote stukken verdeeld. De
boonen werden gezaaid op 10 Mei. Al spoe
dig bleek, dat de Wagenaar inderdaad een
sterke boon is, want de groei was belangrijk
beter dan die van de andere soorten, die op
den proeftuin voorkwamen. De oogst viel van
227 Augs. Van de 4 verbeterde soorten
werden respectievelijk geplukt 250,5 K.G.,
257 K.G., 270,6 K.G. en 253,0 K.Gterwijl
de gewone handelssoort het op een evengroot
terreintje niet verder bracht aan tot 250,3
K.G. De beste van de verbeterde soort had
dus een meeropbrengst van ongeveer 13 pet.
Daar deze soort op den proeftuin te Maas
tricht de gewone handelssoort met 38 pet.
had overtroffen, wem de proef in 1916 her
haald. Hierbij werd de minst-productieve van
de vier verbeterde rassen weggelaten. Van
elk der rassen werden 14 regels uitgeplant.
De verbeterde rassen brachten respectievelijk
Op 113,7 K.G 144,9 K.G en 143 K.G. de
gewone handelssoort 102.1 K.G. De twee
beste der verbeterde rassen overtroffen de ge
wone hiandelsoort dus met respectievel. 42 en
40 pet. De verbeterde rassen zijn intuschen
door den proeftuin te Maastricht overgedaan
aan een kweekerij in Limburg en deze brengt
de* zaden in den handel door de firma Sluis
-en Groot te Enkhuizen.
Op den proeftuin te Alkmaar werd in 1916
een vak met gewone dubbele stamboonen be-
teeld met het doel, om de planten met de
hoogste opbrengst voor de zaadteelt te bewa
ren en zoodoende het productievermogen van
het ras te verbeteren Er werden 33 planten
met een hooge opbrengst uitgezocht en de za
den afzonderlijk gehouden. De uitkomst van
deze proef is nog niet geheel bekend.
4. Dé Langedijkervaart.
Op de van den Ouden Doelen herkomstige,
nu in het Stedelijk Museum hangende schil
derij van Alkmaar» beleg in 1573 ziet men
aan de noordzijde van bet Zeglis, even buiten
de stad, ongeveer ter plaatse waar later de
dert van morgen - door een zonnesteek go-
troffen en drie anderen zullen het ook
niet lang meer maken. We moesten maar
wachten en ze allemaal samen laten begra
ven dat spaart wat tijd uit ofschoon tijd
in dit kamp hier op t oogenblik geen geld
schijnt te wezen,"
De dokter was geen Amerikaan niemand
wist precies welk land op de eer kon aan
spraak maken zijn geboorteland te wezen
maar hij was in de Califomische goud
velden geweest en had den1 toon overgeno
men van die streek, zoowel als van een half
dozijn andere.
.Ziekte is altijd het gevolg van andere te-
ziekte te lijden,
Baas!" merkte de dokter op, terwijl
hij het schrale, maar wel gevormde figuur
goedkeurend aanzag.
„Neen, ik ben goed gezond," stemde Ne
ville toe. „Ik val aen bakker meer lastig dan
uw vak, E>ok."
„Je bent een soort geheelonthouder, niet
waar? Ik zie je niet vaak in den vergifwin-
kel."
Neville glimlachte met afwezigen, blik.
„Neen, geheelonthouder ben ik niet," zei
hij.
De dokter rookte stilzwijgend voort, een
minuut lang, toen zei hij zonder zich te ver
roeren:
„Komaan, ik moet heen. En je bent dus
van plan hier te blijven?"
„Voorloopig ja," zei Neville.
„Het dient nergens toe. Er is toch niets op
den bodem van dien kuil, Jónge Baas," zei hij
met hoofdbeweging naar het gat in den
grond.
„Ik denk het ook niet", stemde Neville toe,
naar beneden kijkende in het gat. „Ik zal
Schermerpoort gebouwd werd, een overtoom
op den Geestmerambachts-omringdijk naar de
ringsioot der in 1567 drooggemaakte Zwijn-
meex, door een sloot, waarover in den Monni-
kenweg een brug lag, nu nog door een pijpje
aangewezen, leidende naar die van de zes ja
ren vroeger drooggemaakte Vroonenneer, zoo
dat het geheel een vaart vormde voor de dor
pen van den Langmdijk. Volgens de richting
schijnt deze Langedijkervaart wel meer be
stemd te zijn tot doorvoer zij 't dan ook
met platboomde vaartuigen dan ten gerie
ve van Alkmaare burgerij, maar bij die in
1595 gebouwde Waterpoort had' de vaart
een verbreeding of kolk, misschien een over
schot van de vroegere Zwijnmeer waardoor
de landbouwproducten voor haar handel en
consumptie binnengebracht konden worden.
Vóór den bouw van deze poort geschiedde dit
door 't Wortelpoortje, waarvan het steegje
naast de Graanmarkt in zijn mmJFpog de
herinnering bewaart, »nn,ö*ui
Aan het onderhoud der vaart zal wel niet
te veel gedaan zijn, zoodat in 't begin der 17".
eeuw hare verbetering wenschelijk was gewor
den.
5. Jan Boyesvaart. Al vóór de droogma
king der Vroonenneer bestond uit het zuid-
einde daarvan, nabij, de plaats waar de
bouwvallen Lagen van het door het Kaas- en
Broodvolk verwoestte kasteel Nieuwburg, «en
vaart in rechte oostelijke richting naar de
kade der onbedijkte Heerhugowaard, waar bij
het huis van Jan Boye» een overtoom was,
naar wien de vaart haar naam ontving. Een
dijk werd reeds vroegtijdig om de samen
smelting van Schermer en waard te voor
komen, aan de zuidzijde der laatste eelegdi op
de eilandjes, welke niet langer in staat waren
om de samenvloeiing te weren. Op genoemde
Jan Boyesvaart, tot nog toe voor de stad
van geen nut, kom ik in de volgende para
graaf terug.
6. De Zes Wielen. De onvoldoende staat
der Langedijkervaart ontging de aandacht
onzer regeering niet, maar een zaak van veel
rooter belang kwam die in beslag nemen en
.et strekt haar tot eer, dat 'zij' beide tot een
goede oplossing heeft weten te brengen. Het
namelijk niet minder dlan de droogina-
van de grootste plas van Westfriesfand,
eerhugowaard. Zoodra men van dat plan
kennis nam, begreep mm, dait men1 moest
trachten om daarvan voordeel voor de stad te
behalen. Om de drooggemaakte meer zou men
een ringvaart moeten leggen, welke met ge
kielde schepen te bevaren zou zijn, een groot
stuk Westfrksland zou indingm en waardoor
men al de om de Waard gelegen, dorpen be
reiken kon. De overtoom der Jan Boyesvaart
zou in verband daarmee kunnen vervallen.
Van Alkmaar uit zou men verband met deze
nieuwe vaarweg moeten zien te bereiken,
maar de Jan Boyesvaart lag nog een half uur
aans van de stad en onder een ander peil
an deze.
Wat viel er dus te maken?
1. Een schutsluis in den Reekerdijk ten
plaatse ongeveer waar de watermolens ge
staan hadden.
Een vaart van dbic sluis tot -ongeveer de
Halvemaansbrug.
2. Een overtoom nabij die sluis.
Een nieuwe vaart, evenwijdig aan bovenge
noemde, van die overtoom tot in de ringsioot
van de Vroonermeer.
Men had bij de uitvoering dezer werken
met moeieLijkheden te kampen, waarbij het al
tijd op hare zusterstad naijverige Hoorn zich
niet onbetuigd liet. Van 1626 tot 1631 kocht
men van twintig eigenaars de noodige gron
den. ondier Oudorp aan.
Deze poort stond waar men van de
Vlotbrug het Victoriepark ingaat.
Slot volgt.
het nog volhouden, laat ik zeggen oor paar
dagen en dan
De dokter knikte.
„Nu goed succes," en hij hief een denk
beeldig glas op. „Ik moet weg." Hij stond
half op, maar viel weer terug „Wat is dat
nu! Verduiveld 1 Als ik niet schoon vergeten
ben waar ik voor gekomen ben!" en hij sloeg
zachtjes op zijn been, waardoor een stof
wolkje opsteeg. „Je hebt niet een droppeltje
brandewijn echte brandewijn, cognac, be
grijp je; niet van die van den ouden Mac
zeg jonge baas?"
Nevilie aarzelde en zag hem aan.
„O, het is niet voor mij, dat moet je niet
denken," zei de dokter, zoo ving als de hitte
en zijn geleiachtige toestand hem veroor
loofden. „Voor mij is dat vergif van Mac
goed genoeg. Ik wou het hebben voor den
vreemdeling.
„Den wat?" vroeg Neville.
„Wat? heb je het niet gehoord?" ant
woordde de dokter, zich uitrekkende.
„Ik ben de laatste drie dagen niet in het
kamp geweest,"
„Neen; je bent niet heel gezellig van
aard. Welnu, vannacht of gisteravond kwam
de Vechtersbaas." De heer, die zoo ge
noemd werd, was een van de luie vagebon
den van het kamp die altijd klaar was voor
een gevecht of een borrel, maar een bepaal
den afkeer toonde van alles wat werk was.
De Vechtersbaas kwam naar mijn goudmij
nen toe en zei dat er iemand was die mij
noodig had, hard noodig. Ik dacht eerst dat
de Vechtersbaas weer een borrel op had en
dat hij wat wauwelde, maar hij deed er een
eed op dat hij dien heelen dag niet meer dan
een pint whisky gehad had en ik ging met
hem weg. En het was de waarachtige waar
heid, want daar lag een onbekend man en
Oe beteekenis van het
opschrift en de voorstellingen
in den steen aan den voor
gevel van het «oorm<»lige
Koning Wiliemshuis.
IV.
(Slot)
De woorden „blijf hier" zouden dus moetes
beteekenen: „Verklaart of erkent hier plech-
tiglijk", maar in verband met de eedzwerende
hand vlak boven die woorden kunnen deze
niet wel andere beteekenen dan: „Verklaart
of erkent hier onder eede", dat is in onze taal
„Zweert hier". Deze uitlegging vindt daar
enboven steun in de miiddeleeuwsche uitdruk
king: „liën up Gode", d;at is belijden, plech-
tiglijk verklaren onder aanroeping van
Gods naam en hulp.
,Ik heb deze uitdrukking uitdrukkelijk ge
vonden b.v. in de wooidenlijst op de bloemle
zing uit M. E. dichtere door ET. Eelco Ver
wijs bijeenverzameld, den archivaris-biblio
thecaris der provincie Friesland1, ia de aange
ven beteekenis van belijden, en in Van (ten
svene ons Heren, een letterkundig product
van een onbekenden middeleeuwschen dichter,
een fijn, geestig, verheffend en meesterlijk
rijmwerk, dat door den heer v. d. Meulen ar
chivaris der provincie Utrecht naar een he.
der XVe eeuw ie uitgegeven, het boekske, dat
terecht genoemd kan worden „een cleyn vat"
en waarbij getuigd kan worden, dat „die
vroetheit binnen dat» i. groot scat". Ik vind
daar in regel 527, waar aan den wreeden en
eerzuchtigen Herodes de woorden tot de drie
koningen op de lippen worden gelegd, al» hij
hen vraagt naar den nieuw geboren Koning
der Joden: „heren, willecome eijt! Dat x
vraghe ghi my belijt(Eiken mij op mijl
vragen en r. 1501 lees ik van Maria,
dat zij „Godie haer somde beUde" d.i. voor
Goderkenne r. 2324 „Ic bidde di gheme dat-
tu mi lijs 1 wane du coins en wie gi siis" (Ik
vraag u met aandrang, dat gij mij verklaart,
vanwaar gij komt en wte gij rijt), r. 4480:
„DJe duvel seit: Sint dat gi lijt. Dat gi sachte
here, oemoedich aijt, quiitet mi van desen bet-
teren sere, al ben bic duvel, lieve here!" (Sinds
dat gij erkent dat gij' een zacht en goeder
tieren neer rijt. verlos mij van dit bittere leed,
al ben ik ook de duivel, lieve Heer I) Gene
Hel opschrift zegt das in de eerste woord
tot den lezer: Wanneer gif den eed koml af
leggen, zoek dan maar niet verder naar het
daarvoor bestemde vertrek of de plaats, waar
dit behoort te geschieden; du plaats is h i e r.
Bij de lezing van dm tweeden regel ia dit
op te merken, dat er stellig iet» moet haperen
aan de afscheiding der woorden. Dit wordt
bewezen door het woord „regeer" of „regeert",
dat in de Middeleeuwen onbekend was. Wij
zeiden' het reed». Ons woord' regeerm voor
heerschen was toen „regneren Daarenbo
ven kan het woord „Opijnene" andere met
geen mogelijkheid eemgen gezonden zin
opleveren'. De zaak zal ook hier wel weder
deze rijn, dat de steenhouwer, die niet of ter
nauwernood het letterschrift verstond, het
afscheid ingsteeken tusschen de woorden „opij
nene" en .regeert" achter de e van het eerste
woord in plaats van achter de daaraan voor
afgaande n heeft geplaatst. Wanneer dat tee-
op die praat* st
drie woorden:
ken toch op die praat» stond, dan leveren de
Opijrten ere geert
een in het MiddelnederlanAsch volkomen
duidelijken zin: Opijnen begeert d.i. streeft
naar eer; Opijnen vraagt de eer, die hem toe
komt. Voor ons „begeeren" schreef men. torn
zoowel „gfoeeren" ai» „geeren"; men schreef
niet „eer", maar „ere" en Opijnen was des
tijds een neerlijkheid in Gelderland, nabij
Tiel, gemeente Est en Opijnen
den weg liggenen hij deed al» de Barmhar
tige Samaritaan die vechtersbaas en hielp
hl) was er «lacht aan toe, het zou niet laaf
meer met hem duren. Vechtersbaas zei dat
hij hem met het meisje gevonden had
„Welk meisje?" vroeg Neville.
„Heb ik niet gezegd, dat er een kind b:
was?" zei de dokter. „Welnu, er was een
klein meisje bij, als een jong veulentje en
Waar ben ik nu? O ja, Vechtersbaas voad
den ouden heer want het is een echte heer
dat had Ik nog vergeten te vertellen op
hij c
ve
hem en bracht hem naar zijn eigen hut,
daar hij zelf niet een weinig olie had of eaa
penning, deed hij het beste wat hij doen kon
en ging mij halm."
„Wie is die man?" vroeg Neville, niet on
gevoelig, maar met dat gemis aan echte be
langstelling, dat een man eigen wordt, die
negen maanden in een mijnwerkerskamp
hedft doorgebracht, vooral in een nederzet
ting als deze, waar ziekte en dood steed»
aanwezig waren of zeer nabij. De dokter
stopte zorgvuldig zijn pijp, rijn vuilen vin-
al» stopper gebruikende, en schudde het
oofd.
„Ik weet het niet. dus kan het niet zeggen.
Bezoekers van Verloren Hoop brengen ge
woonlijk geen aanbevelingsbrieven mee of
brengen per rijtuig visitekaartjes rond, en
deze vreemdeling vormt gem uittondering
Maar 't is een heer, daar ben ik zeker van,
en daar je ook een heer bent. heb je mis
schien lust een druppeltje van de echte, oude
cognac af te staan, dat is te zeggen, als je
zelf wat hebt."
„Aan zulk een compliment is gem weer
stand bieden aan, Dok," zei Neville. „Ik ge
loof dat er nog een beetje cognac over is;
als dat zoo ia, Is ze tot uw dienst."
(Wordt vervolgd)
ger
hoe
COURANT.
uw iiu.1 i, vui ius» KU.J.J von vzti omviv