DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Worden gevraagd te Alkmaar Onderviizsres landverkm. een Leeraar a een Leeraar b 'een Leeraar c een Leeraar FEU ILL E TO It. Gekocht ZATERDAG 27 JULL Onderwijzeres veor de Mandwerken Zes Wielen. >0 174 tw-ï is!'i«s1.« aanging i.l s 'i - iHmtbuwIU bti vooruitbetaling o. 3 fnaaDOeo 11.65, fr. o. oost f 1.90. Bewlisnnmniers 5 et. AdveiteDiiepnu ;5 u. o .ega. g.uuisie teiiei* r.,a alaaisrDln.ie 8;. li. N.V. Soak ei. Handelso Lkke.ii Hercis. Coster 4 Zn., Voo darn C 9. Tel. 3 I. voor <le HftiideUdagsohool uift ï-jarigeu cursu» in het Boekhouden, het Handelsrekenen en de Alg. Handelskennis (totaal 17 lesuren.) II. roor de Handelsdagsehool en de Hoogere Handelsschool in de Nederlandsche Taal an Letter kunde en de Handelscorrespondentie (totaal 23 lesuren) in de Geschiedenis (totaal 12 lesuren) in het Handelsreoht (totaal 4 lesuren). De bezoldiging bedraagt naar gelang van het aantal dienstjaren f 110.- tet f 1&0. per lestmr bij aanstelling voor minder dan 19 lesuren en f 2300.— tot f 3200.bij aanstelling voor 19 tot e* «net 24 Iwnsren. Aanmelding ©nder «verlegging der ver- eischte stukken vóór 9 Augustus a.s. bij Burgemeester en Wethouders van Alkrhaar Aan de MEISJESSCHOOL Hoofd de heer C. J. REIZIGER) wordt voorshands voor het leerjaar 1918/19 GEVRAAGD eene ter assistentie in de 4e en 5e klasse, op eene belooning van 25,— per jaar per weke- lijksch lesuur. Het aantal te geven wekelijks sche lesuren bedraagt 6. Eene herziening dor sa'arisregeling is in voorbereiding. Persoonlijk bezoek kan ate* worden afge wacht. Stukken met ongezegeld adres ia te zenden aan het GemeenteWtuur vóór 5 Auguatua aanstaande. Burgeravondschool e* Avond school voor Handwerkslieden. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen hierbij ter alge- meene kennis, dat de INSCHRIJVING VAN NIEUWE LEERLINGEN KAN PIAATS VINDEN-van MAANDAG 26 AUGUS TUS a.s. AF TOT EN MET DINSDAG 3 SEPTEMBER d.a.v. in het schoolgebouw aan den Bergerweg van des voorm. 9 tot 12 en des nam. van 2 tot 4 uur. Het geboortebewijs of het trouwboekje der ouders, waarin de aanteekening der geboorte hunner kinderen is opgenomen, moet worden medegenomen. Zie verder de aanplakbiljetten. Wenken voor L«në- en T uinbouwers De lezer zal zich herinneren, dat ik het vo rig jaar een en ander schreef naar aanleiding van een bericht in verschillende bladen, dat iemand te Murmerwoude zulke gunstige re sultaten had verkregen met het poten van aardappelschillen. Ik beloofde toen, eens een proef te zullen nemen en de resultaten daar- Naar het Engelsch van Charles Oarvioe. 2) De man naderde met langzamen tred en wierp zich neder aan den rand van de claim. Hij was goedkoop gekleed, een broek ge maakt van een paar zakken, een hemd gera feld en gescheurd en zwarter dan de laarzen van een ketellapper,, een hemd dat geen land- looper, die eenige achting voor zich zelf had in Engeland of Amerika, zich verwaardigd zou hebben aan te raken; hij had een hoogen hoed op het hoofd, verweerd en kaal en zonder rand, zoodat men zou denken, dat de man die zoo iets op het hoofd kon zetten, waanzinnig moest wezen. Het was de dokter van Verloren Hoop er is altijd een dokter, een advocaat, niet zelden een baron, en somtijds een geestelijke in een goudgraverskamp en hij had, evenals Ne ville, ook geen naam, maar antwoordde al tijd op den verkorten naam van „Dok." „Zoo, Jonge Baas," zei hij, zijn gezicht afwisschend, vol groeven en rimpels door een langdurig veelvuldig gebruik van Mac- gregor's whisky, „nog aan den gang?" ..Nog aan den gang, Dok," zei Neville met een hoofdknikje, zoo opgewekt als men in de gegeven omstandigheden kon verwachten. De dokter keek met aandacht naar hdt knappe door de zon verbrande gezicht met het korte krullende haar, dat bijna geel leek hu de donkere gelaatskleur en de heldere Nauwe oogen, die de zijne zoo eerlijk ont moetten, sloeg zijn eigen1 ontwijkende, on gedecideerde oogen nger en vestigde ze op van bekend te maken. Thans ben ik in staat mijn bevindingen mede te deelen. Ik heb de proef zoo ingericht dat elk die na Zou kunnen doen; dus zonder gebruik te maken van bijh zondere hulpmiddelen, zooals broeibakken plaats. Hetzelfde deed ik met 75 spruiten, die van pootaardappelen en zette die in een bakje met aarde op een vorstrije niet te zonnige plaats. Hetzelfde deed ik met 75 spruient, die ik met een stukje van den knol van eenige pootaardappelen afsneed. De spruiten wortel den allen goed aan en vertoonden al spoedig eenige bladen. Begin Mei werden ze, drie bij elkaar, op afstanden van 40 c.M. in het vier kant uitgepoot. Op 'n derde bed waren in het laatst van Maart 25 aardappelen gepoot, die elk 3 goede spruiten hadden behouden. Niette genstaande ik de proef zoo eenvoudig moge lijk had ingericht, had ik van de verzorging en het uitplanten van de spruiten heel wat' meer werk gehad, dan van de behandeling en het uitpoten der aardappels. Aanvankelijk schenen de planten, uit de spruiten ontstaan, het van de andere te zul len winnen. Zij maakten al heel wat vertoo- ning, toen de planten, uit de aardappels ge- froeid, pas boven den grond kwamen kijken. angzamerhand echter lieten ze het zitten. Verscheidene stierven totaal af en maar en kele hielden het tot het einde toe vol. Van de spruitenplanten heb ik een stuk of tien goede aardappels geoogst, terwijl de andere 'n nor male opbdengst gaven. Nu wil ik gelooven, dat de in vorige artikels beschreven aardap pelziekten niet geheel onschuldig aan ae slechte resultaten waren de spruiten worden toch in de eerste plaats aangetast; doch waar zij niet kunnen profiteeren van het in de moe derknol opgehoopte reservevoedsel en met hun nog weinig ontwikkeld ^wortelgestel geheel op de voeding uit den grond zijn aangewezen, ligt het voor de hand, dat zij spoedig te gron de moeten1 gaan. Op igrond van deze ervarin gen meen ik de navolging van deze proef ter bezuiniging van aardappelen gerust te kun nen ontraden. Eenzelfde proef, als ik in het vorige artikel beschreef, met aardappelen, is op den proef tuin 'genomen met stamboonen. Nu zijn deze proeven in den grond van de zaak niet gelijk. Aardappelen toch worden voortgekweekt met knollen, stamboonen door middel van boonen, d.i. door zaad. De eerste manier heet onge slachtelijke, de laatste geslachtelijke voort planting. Bij de eerste manier bezitten de planting. nakomelingen alle eigenschappen van den stamvader, bij de laatste kunnen de nakome lingen er heel anders uitzien dan de oudere. Ter verduidelijking van een en ander dienen we eerst de inrichting van een volledige bloem te kennen. Nemen we daartoe het bloempje van de koolzaadplant. Hieraan ontdekken we in de eerste plaats Vier kleine, fro ene blaadjes, heel goed te zien als de loem nog in den, knoptoestand verkeertze dienen om de daarbinnen gelegen teerdere deelen te beschutten. Daarop volgen vier hel dergeel gekleurde blaadjes; hun werk is voor al, insecten te lokken. Dan komen 6 dunne steeltjes, waarop een knopje; deze deelen hee- ten meeldraden1, omdat zich in die knopjes een: fijn poeder bevindt, het stuifmeel. Binnen in de bloem staat de stamper, waaraan we duidelijk drie deelen onderscheiden. Het be nedenste dikke deel heet het vruchtbeginsel; snijdt men het voorzichtig op, dan ziet men er duidelijk kleine witte korreltjes in; dit wor den later de zaden. Op het vruchtbeginsel staat een dun steeltje, de stijl, die in een bree der gedeelte, den stempel, eindigt. Nu kan er alleen zaad gevormd worden, indien er stuif meel op den stempel komt Hierbij kunnen zich drie gevallen voordoen lo. het stuifmeel komt terecht op den stempel van dezelfde blom; 2o. het stuifmeel komt terecht op den stem- den kuil. „Het schijnt, dat ze in het kamp daar ginds nog niet heel gelukkig zijn, is 't wel „Neen, dat geloof ik ook niet," stemde Neville toe, lusteloos zijn pijp voor den dag halende. De oogen van den dokter glinsterden. „Je hebt toch zeker niet wat tabak te mis sen?" zei hij. „O jawel," antwoordde Neville ea wierp hm zijn tabakszak toe. De dokter greep hm met begeerige, be vende handen, 6topte een zwart geworden oude houten pijp zoo vol als hij haar maar krijgen kon, verborg nog een pijpvol tabak met tooverachtige handigheid in de palm van zijn hand en wirep den zak, waarin niet meer dan voor een' halve pijp was overgeble ven, naar den eigenaar terug. „Je kameraad is uitgeknepen, hé?" Neville knikte terwijl hij zijn pijp opstak. ,,Het verveelde hem eindelijk, hè? Nu, het verbaast mij niet. Waarom ter wereld de rest van de jongens de tenten niet oprollen en er van door gaan, begrijp ik niet! Ik voor mij gelooi, dat Verloren Hoop schoon afgespeeld is. Waarom ga je ook niet weg, Jonge Baas?" Neville Lynne stond tegen den rand van den kuil geleund en keek met afwezigen blik de vlakte over. „Dat weet ik niet," antwoordde nij einde lijk. „Ik denk dat ik gauw gaan zal." „Dat zeggen ze meest allemaal," merkte de dokter op terwijl hij: op zijn hurken ging zitten en den rook van zijn als aalmoes ge kregen tabak met echte en slaperige voldoe ning uitblies. „Mij dunkt dat er niet velen van ons zullen overblijven om heen te gaan als we niet wat haast maken. Er wachten er weer twee op den begrafenisondernemer, se- pel van een andere blom op dezelfde plant 3o. het stuifmeel van een blom komt te recht op den stempel van een bloem op een andere plant van dezelfde soort. De beide eerstgenoemde gevallen noemt men zelfbestuiving, het laatste geval kruisbe stuiving. Is het.zaad ontstaan door zelfbe stuiving, dan zullen de nakomelingen dezelf de eigenschappen bezitten als de moeder plant; is het door kruisbestuiving ontstaan, dan kan in de nakomelingen een mengsel van de eigenschappen voorkomen, die in de beide ouders aanwezig warm. In een volgend arti kel kom ik hier nader op terug. Bij de stamboonen beeft steeds zelfbestui ving plaats, zoodat mm voor verbastering niet behoeft te vreezen. In 1915 nu werd op den proeftuin een proef genomen met een verbeterde stamboon- soort, verkregen op den proeftuin te Maas tricht door den Rijkstuinbouwleeraar aldaar, den heer Sprenger, thans professor te Wage- ningen. Deze stamboonsoort is bekend onder den naam van vroege Wagenaar; ze wordt in Limburg veel geteeld voor de Duitsehe markten, doch is in Holland minder bekend. Toch bezit "tij eenige goede eigenschappen'; ze ia vroeg, d. w. z„ levert eerder dan andere boonensoorten 'n oogsthaar product, ea ia be ter bestand tegen, slechte weersinvloeden Men beweert algemeen, dat ze slecht ingemaakt kan worden. Uit deze Wagenaar zijn op den boveoge- noemden proeftuin door stamseiectie 4 nieu we rassen gewonnen en nu wilde men op den proeftuin te Alkmaa r deze eens vergelijken met de gewone handelssoort. De omstandighe flen waaronder de planten zouden opgroeien, werden zoo gelijk mogelijk gemaakt en een terrein in 3 evengroote stukken verdeeld. De boonen werden gezaaid op 10 Mei. Al spoe dig bleek, dat de Wagenaar inderdaad een sterke boon is, want de groei was belangrijk beter dan die van de andere soorten, die op den proeftuin voorkwamen. De oogst viel van 227 Augs. Van de 4 verbeterde soorten werden respectievelijk geplukt 250,5 K.G., 257 K.G., 270,6 K.G. en 253,0 K.Gterwijl de gewone handelssoort het op een evengroot terreintje niet verder bracht aan tot 250,3 K.G. De beste van de verbeterde soort had dus een meeropbrengst van ongeveer 13 pet. Daar deze soort op den proeftuin te Maas tricht de gewone handelssoort met 38 pet. had overtroffen, wem de proef in 1916 her haald. Hierbij werd de minst-productieve van de vier verbeterde rassen weggelaten. Van elk der rassen werden 14 regels uitgeplant. De verbeterde rassen brachten respectievelijk Op 113,7 K.G 144,9 K.G en 143 K.G. de gewone handelssoort 102.1 K.G. De twee beste der verbeterde rassen overtroffen de ge wone hiandelsoort dus met respectievel. 42 en 40 pet. De verbeterde rassen zijn intuschen door den proeftuin te Maastricht overgedaan aan een kweekerij in Limburg en deze brengt de* zaden in den handel door de firma Sluis -en Groot te Enkhuizen. Op den proeftuin te Alkmaar werd in 1916 een vak met gewone dubbele stamboonen be- teeld met het doel, om de planten met de hoogste opbrengst voor de zaadteelt te bewa ren en zoodoende het productievermogen van het ras te verbeteren Er werden 33 planten met een hooge opbrengst uitgezocht en de za den afzonderlijk gehouden. De uitkomst van deze proef is nog niet geheel bekend. 4. Dé Langedijkervaart. Op de van den Ouden Doelen herkomstige, nu in het Stedelijk Museum hangende schil derij van Alkmaar» beleg in 1573 ziet men aan de noordzijde van bet Zeglis, even buiten de stad, ongeveer ter plaatse waar later de dert van morgen - door een zonnesteek go- troffen en drie anderen zullen het ook niet lang meer maken. We moesten maar wachten en ze allemaal samen laten begra ven dat spaart wat tijd uit ofschoon tijd in dit kamp hier op t oogenblik geen geld schijnt te wezen," De dokter was geen Amerikaan niemand wist precies welk land op de eer kon aan spraak maken zijn geboorteland te wezen maar hij was in de Califomische goud velden geweest en had den1 toon overgeno men van die streek, zoowel als van een half dozijn andere. .Ziekte is altijd het gevolg van andere te- ziekte te lijden, Baas!" merkte de dokter op, terwijl hij het schrale, maar wel gevormde figuur goedkeurend aanzag. „Neen, ik ben goed gezond," stemde Ne ville toe. „Ik val aen bakker meer lastig dan uw vak, E>ok." „Je bent een soort geheelonthouder, niet waar? Ik zie je niet vaak in den vergifwin- kel." Neville glimlachte met afwezigen, blik. „Neen, geheelonthouder ben ik niet," zei hij. De dokter rookte stilzwijgend voort, een minuut lang, toen zei hij zonder zich te ver roeren: „Komaan, ik moet heen. En je bent dus van plan hier te blijven?" „Voorloopig ja," zei Neville. „Het dient nergens toe. Er is toch niets op den bodem van dien kuil, Jónge Baas," zei hij met hoofdbeweging naar het gat in den grond. „Ik denk het ook niet", stemde Neville toe, naar beneden kijkende in het gat. „Ik zal Schermerpoort gebouwd werd, een overtoom op den Geestmerambachts-omringdijk naar de ringsioot der in 1567 drooggemaakte Zwijn- meex, door een sloot, waarover in den Monni- kenweg een brug lag, nu nog door een pijpje aangewezen, leidende naar die van de zes ja ren vroeger drooggemaakte Vroonenneer, zoo dat het geheel een vaart vormde voor de dor pen van den Langmdijk. Volgens de richting schijnt deze Langedijkervaart wel meer be stemd te zijn tot doorvoer zij 't dan ook met platboomde vaartuigen dan ten gerie ve van Alkmaare burgerij, maar bij die in 1595 gebouwde Waterpoort had' de vaart een verbreeding of kolk, misschien een over schot van de vroegere Zwijnmeer waardoor de landbouwproducten voor haar handel en consumptie binnengebracht konden worden. Vóór den bouw van deze poort geschiedde dit door 't Wortelpoortje, waarvan het steegje naast de Graanmarkt in zijn mmJFpog de herinnering bewaart, »nn,ö*ui Aan het onderhoud der vaart zal wel niet te veel gedaan zijn, zoodat in 't begin der 17". eeuw hare verbetering wenschelijk was gewor den. 5. Jan Boyesvaart. Al vóór de droogma king der Vroonenneer bestond uit het zuid- einde daarvan, nabij, de plaats waar de bouwvallen Lagen van het door het Kaas- en Broodvolk verwoestte kasteel Nieuwburg, «en vaart in rechte oostelijke richting naar de kade der onbedijkte Heerhugowaard, waar bij het huis van Jan Boye» een overtoom was, naar wien de vaart haar naam ontving. Een dijk werd reeds vroegtijdig om de samen smelting van Schermer en waard te voor komen, aan de zuidzijde der laatste eelegdi op de eilandjes, welke niet langer in staat waren om de samenvloeiing te weren. Op genoemde Jan Boyesvaart, tot nog toe voor de stad van geen nut, kom ik in de volgende para graaf terug. 6. De Zes Wielen. De onvoldoende staat der Langedijkervaart ontging de aandacht onzer regeering niet, maar een zaak van veel rooter belang kwam die in beslag nemen en .et strekt haar tot eer, dat 'zij' beide tot een goede oplossing heeft weten te brengen. Het namelijk niet minder dlan de droogina- van de grootste plas van Westfriesfand, eerhugowaard. Zoodra men van dat plan kennis nam, begreep mm, dait men1 moest trachten om daarvan voordeel voor de stad te behalen. Om de drooggemaakte meer zou men een ringvaart moeten leggen, welke met ge kielde schepen te bevaren zou zijn, een groot stuk Westfrksland zou indingm en waardoor men al de om de Waard gelegen, dorpen be reiken kon. De overtoom der Jan Boyesvaart zou in verband daarmee kunnen vervallen. Van Alkmaar uit zou men verband met deze nieuwe vaarweg moeten zien te bereiken, maar de Jan Boyesvaart lag nog een half uur aans van de stad en onder een ander peil an deze. Wat viel er dus te maken? 1. Een schutsluis in den Reekerdijk ten plaatse ongeveer waar de watermolens ge staan hadden. Een vaart van dbic sluis tot -ongeveer de Halvemaansbrug. 2. Een overtoom nabij die sluis. Een nieuwe vaart, evenwijdig aan bovenge noemde, van die overtoom tot in de ringsioot van de Vroonermeer. Men had bij de uitvoering dezer werken met moeieLijkheden te kampen, waarbij het al tijd op hare zusterstad naijverige Hoorn zich niet onbetuigd liet. Van 1626 tot 1631 kocht men van twintig eigenaars de noodige gron den. ondier Oudorp aan. Deze poort stond waar men van de Vlotbrug het Victoriepark ingaat. Slot volgt. het nog volhouden, laat ik zeggen oor paar dagen en dan De dokter knikte. „Nu goed succes," en hij hief een denk beeldig glas op. „Ik moet weg." Hij stond half op, maar viel weer terug „Wat is dat nu! Verduiveld 1 Als ik niet schoon vergeten ben waar ik voor gekomen ben!" en hij sloeg zachtjes op zijn been, waardoor een stof wolkje opsteeg. „Je hebt niet een droppeltje brandewijn echte brandewijn, cognac, be grijp je; niet van die van den ouden Mac zeg jonge baas?" Nevilie aarzelde en zag hem aan. „O, het is niet voor mij, dat moet je niet denken," zei de dokter, zoo ving als de hitte en zijn geleiachtige toestand hem veroor loofden. „Voor mij is dat vergif van Mac goed genoeg. Ik wou het hebben voor den vreemdeling. „Den wat?" vroeg Neville. „Wat? heb je het niet gehoord?" ant woordde de dokter, zich uitrekkende. „Ik ben de laatste drie dagen niet in het kamp geweest," „Neen; je bent niet heel gezellig van aard. Welnu, vannacht of gisteravond kwam de Vechtersbaas." De heer, die zoo ge noemd werd, was een van de luie vagebon den van het kamp die altijd klaar was voor een gevecht of een borrel, maar een bepaal den afkeer toonde van alles wat werk was. De Vechtersbaas kwam naar mijn goudmij nen toe en zei dat er iemand was die mij noodig had, hard noodig. Ik dacht eerst dat de Vechtersbaas weer een borrel op had en dat hij wat wauwelde, maar hij deed er een eed op dat hij dien heelen dag niet meer dan een pint whisky gehad had en ik ging met hem weg. En het was de waarachtige waar heid, want daar lag een onbekend man en Oe beteekenis van het opschrift en de voorstellingen in den steen aan den voor gevel van het «oorm<»lige Koning Wiliemshuis. IV. (Slot) De woorden „blijf hier" zouden dus moetes beteekenen: „Verklaart of erkent hier plech- tiglijk", maar in verband met de eedzwerende hand vlak boven die woorden kunnen deze niet wel andere beteekenen dan: „Verklaart of erkent hier onder eede", dat is in onze taal „Zweert hier". Deze uitlegging vindt daar enboven steun in de miiddeleeuwsche uitdruk king: „liën up Gode", d;at is belijden, plech- tiglijk verklaren onder aanroeping van Gods naam en hulp. ,Ik heb deze uitdrukking uitdrukkelijk ge vonden b.v. in de wooidenlijst op de bloemle zing uit M. E. dichtere door ET. Eelco Ver wijs bijeenverzameld, den archivaris-biblio thecaris der provincie Friesland1, ia de aange ven beteekenis van belijden, en in Van (ten svene ons Heren, een letterkundig product van een onbekenden middeleeuwschen dichter, een fijn, geestig, verheffend en meesterlijk rijmwerk, dat door den heer v. d. Meulen ar chivaris der provincie Utrecht naar een he. der XVe eeuw ie uitgegeven, het boekske, dat terecht genoemd kan worden „een cleyn vat" en waarbij getuigd kan worden, dat „die vroetheit binnen dat» i. groot scat". Ik vind daar in regel 527, waar aan den wreeden en eerzuchtigen Herodes de woorden tot de drie koningen op de lippen worden gelegd, al» hij hen vraagt naar den nieuw geboren Koning der Joden: „heren, willecome eijt! Dat x vraghe ghi my belijt(Eiken mij op mijl vragen en r. 1501 lees ik van Maria, dat zij „Godie haer somde beUde" d.i. voor Goderkenne r. 2324 „Ic bidde di gheme dat- tu mi lijs 1 wane du coins en wie gi siis" (Ik vraag u met aandrang, dat gij mij verklaart, vanwaar gij komt en wte gij rijt), r. 4480: „DJe duvel seit: Sint dat gi lijt. Dat gi sachte here, oemoedich aijt, quiitet mi van desen bet- teren sere, al ben bic duvel, lieve here!" (Sinds dat gij erkent dat gij' een zacht en goeder tieren neer rijt. verlos mij van dit bittere leed, al ben ik ook de duivel, lieve Heer I) Gene Hel opschrift zegt das in de eerste woord tot den lezer: Wanneer gif den eed koml af leggen, zoek dan maar niet verder naar het daarvoor bestemde vertrek of de plaats, waar dit behoort te geschieden; du plaats is h i e r. Bij de lezing van dm tweeden regel ia dit op te merken, dat er stellig iet» moet haperen aan de afscheiding der woorden. Dit wordt bewezen door het woord „regeer" of „regeert", dat in de Middeleeuwen onbekend was. Wij zeiden' het reed». Ons woord' regeerm voor heerschen was toen „regneren Daarenbo ven kan het woord „Opijnene" andere met geen mogelijkheid eemgen gezonden zin opleveren'. De zaak zal ook hier wel weder deze rijn, dat de steenhouwer, die niet of ter nauwernood het letterschrift verstond, het afscheid ingsteeken tusschen de woorden „opij nene" en .regeert" achter de e van het eerste woord in plaats van achter de daaraan voor afgaande n heeft geplaatst. Wanneer dat tee- op die praat* st drie woorden: ken toch op die praat» stond, dan leveren de Opijrten ere geert een in het MiddelnederlanAsch volkomen duidelijken zin: Opijnen begeert d.i. streeft naar eer; Opijnen vraagt de eer, die hem toe komt. Voor ons „begeeren" schreef men. torn zoowel „gfoeeren" ai» „geeren"; men schreef niet „eer", maar „ere" en Opijnen was des tijds een neerlijkheid in Gelderland, nabij Tiel, gemeente Est en Opijnen den weg liggenen hij deed al» de Barmhar tige Samaritaan die vechtersbaas en hielp hl) was er «lacht aan toe, het zou niet laaf meer met hem duren. Vechtersbaas zei dat hij hem met het meisje gevonden had „Welk meisje?" vroeg Neville. „Heb ik niet gezegd, dat er een kind b: was?" zei de dokter. „Welnu, er was een klein meisje bij, als een jong veulentje en Waar ben ik nu? O ja, Vechtersbaas voad den ouden heer want het is een echte heer dat had Ik nog vergeten te vertellen op hij c ve hem en bracht hem naar zijn eigen hut, daar hij zelf niet een weinig olie had of eaa penning, deed hij het beste wat hij doen kon en ging mij halm." „Wie is die man?" vroeg Neville, niet on gevoelig, maar met dat gemis aan echte be langstelling, dat een man eigen wordt, die negen maanden in een mijnwerkerskamp hedft doorgebracht, vooral in een nederzet ting als deze, waar ziekte en dood steed» aanwezig waren of zeer nabij. De dokter stopte zorgvuldig zijn pijp, rijn vuilen vin- al» stopper gebruikende, en schudde het oofd. „Ik weet het niet. dus kan het niet zeggen. Bezoekers van Verloren Hoop brengen ge woonlijk geen aanbevelingsbrieven mee of brengen per rijtuig visitekaartjes rond, en deze vreemdeling vormt gem uittondering Maar 't is een heer, daar ben ik zeker van, en daar je ook een heer bent. heb je mis schien lust een druppeltje van de echte, oude cognac af te staan, dat is te zeggen, als je zelf wat hebt." „Aan zulk een compliment is gem weer stand bieden aan, Dok," zei Neville. „Ik ge loof dat er nog een beetje cognac over is; als dat zoo ia, Is ze tot uw dienst." (Wordt vervolgd) ger hoe COURANT. uw iiu.1 i, vui ius» KU.J.J von vzti omviv

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5