I H B
JF
BS
PB a a*
nliHBTI
W m m
m m a
mm m i
m nf*
Damrubriek.
-si M
m m
18 IX
Vraag en Aanbod
Fbhbbki
jbjb|mSS
f
Zoilwidstrijdfiu ®p het* Alk-
maarder Moor en Zeil spert.
Het werkwoord geren, (ol geerden) d.i.
wenschen, verlangen, begeeren, waarvan b.v.
gherne, met verlangen of ernstig, ons gaarne,
vindt men wederom in Van den levene ons
Heren r. 10 in de merkwaardige woorden, die
ik bier om: hun socialistische strekking en
dat in den mond van een, die tot den clerus
behoorde niet kan nalaten tevens te c.ltee-
ren.
„Sa! die rike hebben al dat hi geert,
„Ende cume; weten wat hem deert; (nauwe
lijks het Duitsche „kaum")
„Ende dame kaytijf (ellendeling, stumper,
in het Fransch chétif) ende verract.
„Donstich, hongerich en nact?
„Dat .i. (d'een) weent en dandier lacht,
„Deen weeldicn ende dander onmacht?
„Dat es (is) onwet, dat ne sit niet wel (is
niet in dien haak),
„Dat es een onghedeelt (onrechtvaardig)
spel;
„Van eerden1 sijn wl alle comen,
„Wies (waarom) mochten wi ons dan be
roemen?"
Het citaat kan voor ons doel volstaan.
„Ere" vinden wij b.v in hetzelfde gedicht
r. 409.
„Dien kinde doet alle lof ende ere/
„Dit sprak een inghel, een geselscap
„Toonde in den hemel grote bliscap;
„Die inghele songen ene stemme also:
„Gloria in excelsis deo."
Maar we zetten onze beschouwingen1 voort.
Alvorens een poging te wagen om de vraag
te beantwoorden, hoe die steen uit den muur
van het slot te Opijnen in den muur van het
Koning-Wiliemshuis is beland, wensch ik nog
eenige opmerkingen te maken over het op
schrift en de verdere aanwijzingen op den
steen. De tweede regel schijnt mij toe de oude
Wapenspreuk te bevatten van de Heeren van
Opijnen, terwijl tevens de vijf kruisen aan de
vijf wonden van Christus herinneren.
- In den tekst van een of ander boek In een
kloosterbibliotheek zien wij menigmaal de
voorstelling der wonden als kruisen. Zeer ge
bruikelijk was het daarbij ook wel de kruis
nagels dubbel voor te stellen.
Eén punt laten wij voorlooplg onopgelost
de beteekenis der konijntjes. Staan zij in ver
band met het jachtrecht?.... Wij verzamelden
gegevens, maar kwamen niet tot een geheel.
Misschien gelukt het ons later over dit on
derdeel licht te werpen. Maar dit betreft een
bijzaak.
Kort m góed,, het geheel past In de feodali
teit, die van vóór Karei den Groote tot de
Fransche revolutie zich heeft staande gehou
den en dus eeuwen trotseerde. De leenboeren
moesten dus op dte betrokken plaats (zie het
«n. In „I
Jen" van J. ter Gouw b.v. vinden wij hierover
tal van bizonderheden vermeid. Het zou ons
te ver voeren daarop ook nog in te gaan. Wij
vragen' reeds zooveel ruimte. Aangezien dit
blad niet voor artikelen, zuiver wetenschap
pelijk naar inhoud en vorm, plaats inruimt,
hebben wij nog wel eens een enkele maal
moeten aanduiden wat eigenlijk verdiende te
worden uitgewerkt. Daarentegen hebben wij
ons een1 enkele uitweiding veroorloofd om de
levendigheid) van het geval. Wij doen nog op
merken in verband) met de lijst van den tijd.
waarin de steen overeenkomstig onze opvat
ting past, dat voor de voldoening van het
genoemde heergewade de leenheer scherm en
schut verleende. 01 het woordi „belijd' een
toentertijd) algemeen' gangbare rechtsterm
was, weten wij niet, maar het zou ons niet ver
wonderen in den tijd van het leenstelsel.
De leenheer hier bedoeld la dan de heer
Van Opijnen.
Het laat zich hierbij zeer wel denken, dat
ons opschrift met toebehooren gestaan heeft
boven een kamer op de binnenplaats van
dlena oud kasteel, waar reeda van verre de
eedzwerettde hand voor leder verstaanbaar
aanwees: Hier moet gij zijn, als gij uw
eri hün heergewade voldoen. In „De Gil-
woordje „hier" op den steen)
boeking van het leen; hier hebt gif. zoo gif
daartoe geróepen zift, den heer Opijnen alle
heergewade hebt te voldoen: hier voor over-
xlh
eer te geven, aan zijn hoogen rang verbon
den.
Kotnt het ten' slotte ieder zonderling voor,
dat de letters op den steen niet in Gothisch
maar in, Romeinsch schrift zijn ingebeiteld,
het laat zich daar de steen eerst later is inge
zet en, hoogstwaarschijnlijk van elders over
gebracht, ook niet de oorspronkelijke steen is,
zeer wel denken, dat de origineels bij het
overbrengen gebroken Is en dat hij later is
nagemaakt en toen juist, zcoals met een deel
van de grafzerk van Floris V zou zijn ge
schied, met Romelnsche letters Is beschreven.
Doch d) i f ts slechts onderstelling.
En nu komen wij terug op de gestelde
vraag, hoe die steen hier is gekomen. Er is
alles voor te zeggen dat hij alt de heerlijk
held Opijnen afkomstig ts, althans het model
ervan en dat een afstammeling van het ge
slacht der Opljnenc, wonende te Alkmaar ge
last heeft deze oude familieherinnering te be
waren.
Wij elrtdlgen daarom met op een merkwaar
dige blzonderheid te wijzen, waardoor wij
vooral zijn overtuigd in onze verklaringen
zeer sterh te staan, nX. op een hlstoriscfien
grondslag, dte bij alle vroegere verklaringen
geheel en al ontbreekt.
Aan het Weeshuls alhier behoort een regis
ter toe, waarin de procenten van de strijkgel
den van oude veilingen staan opgeteekend,
die tot de inkomsten van die instelling behoor
den en waarin wij het volgende lezen,
gelling 31 Dec. 1762 in de Nieuwe Doe-
,J!en. Een huis en erve met een kamer daar
achter aan de Westzijde van de Pieterstraat;
ujhr. van Vtadderachen ten zuiden 410.
„Verkoopers Jan Oijsel en Claas Oouds-
,Jblom"
2 Van bevoegde zijde is mij verzekerd, dat die
>or hun combinatie van middeleeuwsch en
latijn zoo hoogst welluidende en machtig be
korende passages in verzen als dit stellig tot
de oudste stukken erin behooren. Wij hebben
hier met latljnsche woorden te doen, aan oude
opvoeringen in de kerk ter gelegenheid van
Kerstmis en Paschen, die z.g. passiespelen
ontleend, waaruit zich later het tooneel ont
wikkelde. Deze latijnsche woorden werden
door de geestelijken gezongen, terwijl het volk
de Hollandsche vertaling zong. Door de
voortdurende herhaling van die passages
werd geleidelijk aan ook hetvmindcr geletter
de pub'iek aan het latijn gewoon en leerde
het verstaan, waarom m die oude dagen het
latijn tusschen het middeleeuwsch geen be
zwaar opleverde ook voor den gewonen toe
hoorder of lezer van het stuk.
„Véttlng den 8 Januari 1763 In de Nieuwe
,'JJaelen! Verkooper Jhr. van Vladderaken.
Jien huls en erve op 'den hoek van de Paar
de steeg, over den Dijk met nog een huis
„dadrnaast ten Noordenin een koop: de er-
p,ven Willem Otter (en Noorden en de Paar-
„(k?iéeg ten zuyde'f
Jï koaper f 680,
Voorts is ex HeraldBibt. 1879 bi 269
kend, dat plm. 1600 Johan de" Cocq van
Opijnen zich in het huwelijk verbond met
Anna van Vladeracken 4°chter tot O effen.
Te Oef f en hadden de V laderackens een ka
steel. Vandaar was de familie afkomstig.
De gevolgtrekking ligt voor de hattd, dat
Jhr. van Vtadderach ende nazaat der Opij-
nens was til de vrouwelijke lijn en dat deze op
de omschreven wijze aanleiding werd tot het
bewaard blijven van deze familieherinnering
uit een thans volgens een verklaring van den
Bibliothecaris van het genealogisch-heraldiek
Genootschap „De Nederlandsche Leeuw",
d.d. 6 Dec. 1910, den heer W. Snouckaert
van Schouwenburg uitgestorven geslacht,
waarvan aldus de naglans nog op onze goede
stede rust.
En hiermede besluiten wij onze uiteenzettin
gen, niettemin eindigend met de beleefde uit-
noodiging:
„Die 't beter weet, mag het zeggen; daar
huurt de-schipper zijn volk op."
H. MAKKINK.
OPMERKING.
Eenige van de meest zinstorende drukfou
ten verbeteren wij hier.
In II, verschenen 13 Juli l.L, vielen op
bi. 2 kol. 2 r. 8 v. b. na „hadden" weg: „ge
makkelijk te maken" en r. 11 v. o. in dezelfde
kolom behoort geschrapt te worden „waren",
terwijl r 15 v. o. „werden" behoort gelezen
te worden „waren".
Wij laten het verbeteren hierbij en hopen,
dat ons^Mitote artikel leesbaar van de pers
is gckuMÜMBet de noodige cursiveer Ingen
enz.
In dit laatste artikel zijn de con
clusies scherpomlijnd aangegeven. Om
zoo min mogetijk de gedachtelijn te verbreken,
brachten wij in een noot, wat in de vorige
stukken misschien wel eens storend in den
context is gebleven. Wij hopen aan dit gebrek
tegemoet te komen bij de correctie van de af
drukken,- die als één geheel, voor zoover de
voorraad steekt, zullen worden beschikbaar
gesteld voor eenigen, van wier belangstelling
in dit onderwerp ik meen overtuigd te ziin en
voor degenen, die hun wensch om een afdruk
in boekjesvorm te ontvangen' aan mij kenbaar
zullen maken. M.
AAN DE DAMMERS 1
Met dank voor de ontvangen opl. van pro
bleem no. 504 (auteur P. Kleute Jr.).
Stand.
Zw. 8, 13, 18, 19 en twee dammen op 9
en 36.
W. 20, 21, 27, 29, 30, 31, 33, 37, 39, 40,
43.
Oplossing.
1. 27—221 1. 36 15 (moet 5 slaan)
2. 29'231 2. 15 :28 (moet 4 slaan)
3. 23 32 (slaat 2 d. 3 sch.) en wint.
Een fraai stukje in 3 zetten beslist.
Goede opl. ontvingen wij van de heeren:
W. Blokdijk, D. de Boer, R. W. T. Bosman,
P. Dekker. D. Gerling, Ji. Houtkooper, J. K.,
G. van Nieuwkuijk en R. Zaadnoordijk, Alk
maar, H. E. Lantidga, Haarlem.
EEN MOOI EINDSPEL
Men bekijlke een» aandachtig den volgen
den stand uit een partij tussdien de heeren
C.en M.
Zw. 5, 26, 32 en dam op 29.
W. 19, 36, 41, 43 en dam pp 35.
Op zeer eigenaardige manier kan wit nu
winnen nJi. door te spelen:
1. 43—381 Zwart kan nu op 3 manieren
slaan.
Ie 29 47, dan wint Wit door 36—31 (zw.
47 24) en 35 46.
2e 29 42 dan wint wit door 4137 en
36 38 (zw. 26--31) wit 35—40 (zw. 31—
37) en wit 40-23.
3e 32 43 dan w'ut wit door 3631
(26 46) 35—49 (zw* 46 :14 of 46 10)
wit 49 3 of 4.
COMBINATIE.
Van den heer P. Kleute publiceenen wij
gaarne de volgende schitterende combinatie.
Zw. 3, 4, 8, 9, 14, 17, 19, 25, 40.
W. 18, 27, 28, 33, 35, 37, 38, 43, 44.
Wit wint door:
1. 33—29 1. 40:49.
2. 18—13 2. 9:18.
3. 29—23 3. 18:29.
4. 28—22 4. 17:28.
5. 38—32 5. 49 38.
6. 32:34 6. 38 :16.
7. 37—32 7. 16:30.
8. 35:2!
Ter oplossing voor deze week.
Probleem 505 van M Raymond).
111 SES
m mum
Zw. 7, 8, 13, 14, 17, 18, 19, 22, 25, 28,
dam op 23.
W. 16, 26, 27, 29, 31, 34, 37, 38, 39, 42,
44, 47, 48.
Prachtige ontleding. Zeer moeilijk'. Na den
negenden zet van wit is er geen zwarte
schijf meer over.
Opl. voor of op 1 Augustus b. v. d. blad.
jüx RASfTLA*n SEMIMCNMPBO B M,
Handel in 2a hands KINDIRWAOSN8,
SPORTKARREN, LSDULAWTKH, BED
DEN EN8L
Aan 't zelfde adres een VOERKETEL (in
houd 85 Liter) TE KOOP.
Oak am irate 1»
LWOBTFAWfHMLlH,
oirteertHg, vtadt U SM M
H1KBL8TBAA? C Ui.
Ajmbmukmd P. W. M. MAP.
Ondergeteekendc bevsolt zjafl aan voor het
UITVOEREN VAN ALL1 REGbAME'i
IN EN BUITEN DE ®TAD,
R RUITER, Bfadsaanplaktom, Kóningfr
weg No. 71.
KONIJNEN TE KOOP.
Noorderkade 43.
WERKSTER
gevraagd voor twee ochtenden per week.
Spoorstraat 68.
TE KOOP.
TWEE VETTE KONIJNEN.
DREBBELSTRAAT No. 10.
EENIGE BESTE SINGERNAAIMA-
CHINES TE KOOP en 2 nieuwe eleetrische
pianorolien voor billijken, prijs.
Adres'DEKKER, Hoogstraat 3
GRAMpPHOONPLATEN vanaf 75 cent
tot 3,75. Eerste klas Machines. Termijnbet.
A. H. DEKKER, Hoogstraat 2 Speciaal
adres voor LUXE-PLATEN en PLATEN-
KASTJES.
BOD GEVRAAGD OP 7 'KIPPEN
tweede leg (met voer). Brieven bureau Alkm.
Courant.
8 BRAADKIPPEN TE KOOP.
STATIONSPLEIN 112.
VEEL GELD VOOR OÜDE OF GE
BROKEN) PHÓNOGRAAFROLLEN.
K. VAN TH1JIN, Groot-Nieuwland.
KINDERWAGEN goed onderhouden TE
KOOP LAAT 32a.
NETTE VROUW VRAAGT BELEEFD
EEN PAAR NETTE WASSCHEN AAN
HUIS. Adres te bevragen bur. v. d. blad-
Wegens vertrek TE KOOP EENIGE SO
LIDE MEUBELEN. Tc bezichtigen Dins
dag en Woensdag aanst. van 1012 en van
2—4 uur. SPOORSTRAAT 62a.
TE KOOP AANGEBODEN EEN OE-
B RUI KT III i RENRIJWIEL met prima
binnem- en buitenbanden. Prijs 50.—.
Te bevragen Stationstraat 38.
>t j£Lli"k>±.
Uit het Engelftch van M. POLLEXFEN.
Nadruk verboden.
De mail was al van den vroegen morgen af
op 't pad; nu liep 't tegen middernacht. De
storm stak op en de regen joeg bij vlagen
tot zijn verbazing zag IflJ, hoe het huis één
brok ruïne bleek te zijn. Het was geheel uit
gebrand, het dak ingestort; alléén de muren
stonden overeind, waar de wind huilend om
heen joeg.
Maar Clark zond dankgebeden tefc kemel
j kon hier schuilen, hij kon eindelijk zijn
doodmoei ledematen uitstrekken. Met moeite
d;
over de vlakte. Het viel Jacob Clark zwaar te
gen het noodweer op te tomen. Hij was juist
uit de strafkolonie ontslagen en zeer ver
zwakt. Hoewel nauwelijks dertig paar, zag
hij er uit als een man van vijftig. Zijn gelaat
droeg duidelijk de sporen van drankzucht.
Ondanks de ellende, die hij gekend) had, was
er toch hoop in zijn hart blijven leven, hoop
op een: betere toekomst. Met veel inspanning
had hij good opgepast om, zoodra de tlja
daar was, het bewijs van ontslag te kunnen
ontvangen, tegen de cynische- phitosofie in
van een fijner loigenooten, Andrew genaamd,
die beweerde:
„Bewijs van ontslag, waarvoor tuan? Eens
ezeten, blijft gezeten Iiier hebt jc 't beter
an daarbuiten met al je vrijheid. Niemand
vertrouwt je meer. Ik wensen je plezier met
dat hewijsjel"
Maar ondanks dit pessimisme bleef Jacob
Clark zijn hoopvolle droomen droomen. Hij
verlangde naar een nieuw, beter leven. Had
men hem* gisteren niet van werk gesproken
eigens in dé buurt van Bal-a-moor? Daar
heen ging hij nu; mijlen ver was het gaans,
en de regen en de wind deden hem in zijn
onderlip bijten om weerstand te bieden aan ae
op hem losstormende moeilijkheden.
„Ik kan niet meer! Ik moet rusten!" jam
merde hij eindelijk uit. „Ik moet zoeken naar
eenige beschutting. Alles aan mij is door
weekt. Zou 't toch waar zijn, dat alles je te
genloopt, van het oogenblik af, datje je be
wijs van ontslag beet hebt,'zooals Andrew
beweerde? God, sta mij bij
Buiten sloeg ergens een torenklok, hij telde
de slagen, elf of twaalf, hij wist 't niet, hij
vocht met den wind, voortschrijdend en ter
zelfder tijd loerend naar iets dat op eenige
beschutting leek. Eindelijk doemde er wat
op ten donkere massa, d'ie een huis bleek,
omgeveni door een groep zwarte boomen en
een muur. Hij sleepte zich er heen. Het was
een schuilplaats. God had hem geholper
Hij was den muur nu dicht genaderd en
heesch hij zich over deo.' muur het huis in en
trad naar zijn vermoeden een keuken binnen,
waarvan de zoldering onaangetast bleek. Een
ilauw maanlicht hielp hem bij «ijn onderzoe
kingen'. De vloer voelde klam en vochtig aan.
Hij' huiverde:
„Als me 't hier niet bevalt, kijk ik maar
naa r'n ander vertrek uit," mompelle hij half
luid. Het was weer pikkedonker geworden;
hij hoorde zijn eigen woorden als, echo ver
klinken in de ruimte en terzelfder tijd nam hij
tets waar dat als verwijderde zucht langs
hem gleed. Hij schok hevig, greep op den tast
naar een deur, die hij ijlings achter zich toe
trok met een gevoel van verluchting, alsof hij
iets achter zich had afgesloten. Clark voelde
een trap oprijzen die hij opging om opnieuw
in een open ruimte te komen. Hij wist niet wat
te doen nu. Terug naar de keuken, waar hij
een schuilplaats wist of boven blijven in
de groote hall met de woest-drijvende wolken
hoog boven min hoofd. Opeens nam hij een
eluid waar. Onbewegelijk stond hij stil, zijn
loed stolde in zijn aderen, dezelfde angst
die hem in de keuken had aangegrepen, be
ving hem ook hier. Hij luisterde ingespannen,
maar het geluid stierf weg. Het scheen hem
toe, alsof lompe voetstappen over een steenen
vloer sloften. Jacob keerae zich plotseling om
waarschijnlijk was er nog iemand, die onder
dak zocht in dezen donkeren nacht En toen
hij rondkeek, moest hij glimlachen, want di
rect achter hem stond het wonderlijkste man
netje, dat hij ooit aanschouwd had, en voor
zoo'n wezentje had hij vrees gekoesterd I Een
mieserig klem, heel oud) mannetje, met een
sterk gebogen krommen neus, en nog wel met
één arm (de linker was onvolgroeid err werd
door een soort van doek recht tegen- het lijf
;edrukt) stond vóór hem in het plotseling
doorgebroken maanlicht: Zijn grijze kleercu
waren van zeer ouwerwetsche snit, tenminste
dit vond Jacob, misschien wel van wege de
peleriejas en het zwarte calotje, dat de man
droeg.
„Dus wij samen züjn lotgenooten in de el
lende?" vroeg Clark, de stilte verbrekend.
„Werkelijk, jij bent wel heel oud om bij zoo'n
nacht nog buiten te moeten zijn."
„Jalotgenooteneen oud man."
Het antwoord klonk als een echo en kwam
van zoo vèr, dat Clark ontstelde. Opnieuw
voelde hij' angst, maar dat wilde hij niet. Wat
kon een zoo oude man hem doen Met écn
handbeweging kon "hij allen adem uit het
verschrompeld nekje van het mannetje knij
pen. Vreemd, op hetzelfde oogenblik, dat
Clark dit dacht, zag hij in werkelijkheid bo
ven de losse das bloedsporen aan den ouden
nek, alsof inderdaad iemand gepoogd had
'(em te wurgen, niet lang geleden. Hij was
erbaasd dat de man nog leefde, zoo duide
lijk waren de duim-indrukken.
Hij voelde zich onbehagelijk, mompelde iets
van rust te willen zoeken en vond eindelijk
iets wat op een vroegere stookplaats geleek,
waar hij zich kon uitstrekken. Doch hoewel
hij zijn oogen stijf dicht kneep, zag hij alles.
Hij zag voortdurend het oude mannetje in de
wonderlijke' kleeding heen en weer gaan tus
schen de bouwvallen van het uitgebrande
huis. Eens hoorde hij hem ir de keuken neer
dalen en Clark had willen zweren, dat hij om
hulp had geroepen, zoodat hij te hulp wou
snellen. Doch voordat hij twee stappen ge
daan had, verscheen de man boven aan de
trap en verdween haastig. Clark riep hem
achterna drong er op aan dat hij ook tot rust.
zou komen, bood hem zelfs zijn eigen plaatsje,
maar de vreemdeling ging er niet op in en
bleef aan 't dwalen.
Toen viel Jacob Clark eindelijk 'in slaap,
maar hij werd na een klein uur met schrik
wakker; hij voelde den ouden man vlak bij
zich, die als in een onnaspeurbaar adem-
tochtje hm influisterde: „Ik zal bij je komen,
als je mij noodig hebt."
In het Oosten kondigde een fijne roze lijn
den komenden morgen aan.
II.
De morgen brak helder cn licht aan. In Ja
cob Clark's hart brak ook 't zonlicht door en
met moed aanvaardde hij den weg naar Bal-
a-moor. Zijn kleeren waren nog nat, maar
weldra kon hij in Bal-a-moor zijn en er warm
te vinden. Een goedhartige boerin gaf hm
op zijn verzoek brood en thee, wat hem dank
baar, haast blijmoedig stemde. In 't zonnetje
bij haar huis zat hij zich te goedl te doen,
toen hij opeens twee veldwachters zag nade
ren op den openbaren weg. Een herinnering
aan Andrew's woorden flitste hem door t
hoofd. Hij was een ■gebrandmerkt man. Er
was iets gebeurd en natuurlijk ging men zijn
schreden nu na. Men zou hem pakken, nog
wel in dit uur van vrijheid en verwachting!
Inderdaad' daar hadt je het al. Ze kwamen
op hem af en pakten hem beet.
Hij deed geen moeite te ontsnappen., Men
vorderde de boerenkar op en daarmee werd
teruggereden. Men zei hem, dat er in den vo-
rigen nacht een moord was geschied en dat
er zware vermoedens tegen hem gerezen wa
ren. DiefStal was het motief geweest, vertelde
men en hij voelde hoe achterdochtig men hem
gadesloeg.
Moordf en diefstal 1 Hij lachte zenuwach
tig, terugdenkend aan de ellende van den vo-
rigen nacht. Opeens echter klaarde zijn ge
laat op, hij- dacht aan, zijn lotgenoot,
wendde zich gejaagd naar zijn bewakers en
stamelde:
„Ik 'kan een alibi bewijzen 1 Ik waa met
iemand tezamen den vorigen nacht."
„Wees voorzichtig met wat je zegt 1 Wie is
die andere man, hoe heet hg, waarom is hi;
niet bij je?"
„Ik weefc verder niets van hem af. De had
hem nooit eerder ontmoet."
De veldwachters lachten veelbeteekenend' en
zij leverden hem over aan een inspecteur, die
eveneens veelbeteekenende knipoogjes wissel
de met de bewakers.
III.
De kamer was haastig in een soort van ge
rechtshof je veranderd. Het was er vol met
menschen. Jacob Clark keek naar hen allen,
hij keek en keek over en langs hen heen en
zochlt. Hij zocht met zijn kleine, schichtige
oogen naar iets bekends
„Ik kan een alibi bewijzen," had hij gezegd
en bleef dit herhalen, aldoor rondterrend! tus
schen de vele gezichten door naar dat eene,
dat beloofd had hem te helpen
En inmiddels stapelden dè bewijzen zich
tegen hem op, hij voelde zich al meer in het'
nauw gedreven. Waar bleef nu die oude
man? En toch klampte hij zich vast aan
diens woorden:
„Ik zal bij je komen, als je me noodig
hebt."
Clark verdedigde zich, ten spijt van de be
zwarende omstandigheden, en de rechter
voel'de iets als waarheid in zijn woorden.
De beklaagde Interesseerde hem.
„Wat deed je precies, nadat je ontslagen
was?" vroeg hij.
„Ik verliet Hermoston in den vroegen
morgen, om naar Bal-a-moor te gaan, waar
werk te vinden zou zijn. Het was een lange
weg en het weer was ellendig. Den heelen
dag Tiep ik voort, maar gaf het ten leste op.
In ~de verte hoorde ik een torenklok slaan,
twaalf slagen. Ik vond een huis, niet ver van
mij vandaan. Hoewel het' donker was, kon ik
toch den omtrek ervan bespeuren en ik ont
dekte, dat het een ruïne was, een uitgebran
de massa." J
9p het gezicht van den rechter kwam plot
seling een grootere belangstelling, ook de
omstanders luisterden scherp toe.
„Camforth-state?" mompelde da rechter,
bijna ongeloovig voor zich zelf.
„Ik kwam in een keuken, en ik besloot
daar te overnachten, maar er was iets wat
mij weerhield, 't Is gek om te zeggen, hee
ren. maar ik voelde me er niet op mijn ge
mak. Ik liep er uit weg, zocht naar een am-
der plekje, toen ik een stap achter me hoor
de. En ik zag, dat ik niet alleen was. Er was
nog iemand, een heel oud mannetje, en ik
zou hem uit duizend anderen herkennen."
hoe
nnen
looper"
„O, neeen l Ondanks zijn ouderwetsche
kleeren was hij een echte meneer 1"
Toen Clark dit gezegd had, voelde hij
opeens, hoe hij zijn eigen zaak bedierf, maar
hij ging door:
„Het was. een echte meneer, hoor! En hij
droeg geen gewonen hoed, maar een calotje,
en zijn jaa was heel lang, waarover heen
eenige pelerines hingen, waarschijnlijk om
zijn te korten arm te verbergen. Het was een
grijze jas."
„Zijn te korten arm, hoor ik goed?" klonk
het uit den mond van den rechter gejaagd.
„Ja, zijn te korten arm; hij hield dien stijf
tegen zich aan, ik zag 't duidelijk."
Een zware stilte hing in het vertrek 3
iedereen keek Clark verbaasd aan.
Men gelastte hem verder te gaan.
„Ik zag ook nog hoe het gelaat van t
oude heertje bruin verschroeid leek, maar,
heeren, wat is er
De rechter leunde sterk voorover, zijn ge
zicht was aschgrauw, onder het publiek kon
men e<m vrouw hooren snikken.
Wat was er aan de hand? Waren ze alle
maal plotseling gek geworden?
Clark voelde opeens, dat hij er niet slecht
voor stond; zijn zaken namen een gunstige
wending. Maar waardoor? Hij voelde
ook, dat hij door moest vertellen, anders
werd hij ook gek, evenals de anderen.
„Het scheen alsof het oude mannetje In
een worsteling was geweester was bloed
aan hem.:... striemen om zijn nek..,.
„Maar heeren, wat is er. Jullie kijken
alsof je allen geesten ziet
De oogen van den rechter staarden als ver
glaasd Clark in 't gezicht. De vrouw achter
in dc zaal schreide weer.
„Jij hebt inderdaad een geest gezien. De
man, dien je zag, is mijn bloeder Camforth.
Hij is in de keuken van zijn huis vermoord,
waarna de moordenaar het huis in brand
stak..., Man, beqjij zeker van alles wat je
zegtDie huilende vrouw is zijn doch
ter
Het gezicht van den rechter verstarde plot
seling, ook hield het schreien op. Clark keek
om rich heen en hij lachte. Want vlak bij
zijn elleboog ontdekte hij het bekende oude
meneertje. Hij zag er in 't volle daglicht
nog rimpellger en ouder uit n Clark zou er
een eed op gedaan hebben, dat de atmosfeer
om hem opeens verkilde.
„Dus u hebt woord gehouden, u komt
bij me? Dank uHij stak zijn hand uit
naar den ouden man, maar tot ziin ontstelt©-
s en verbazing greep hij in de lucht.
Hij herinnerde zich toen plotseling duide
lijk, wat de rechter gezegd had, maar hij
wist ook dat zijn alibi bewezen was.
Men schrijft ons:
Liefhebera van deze sport, die tegenwoor-
aterdag 3 en Zondag
iphalen. Aan het Ni
van 13 Juli ontleenen wij: het volgende:
4 Augustus
euws van den
dig een geweldige bloei_ tegemoet gaat, kun-
nen op Zaterdag
hun har
Dag vai
Zei 1 en.
Zaanlandsche Zeilvereeniging.
Zaterdag 3 en Zondag 4 Augustus zullen
op het Alkmaarder Meer de nationale cn on
derlinge zeilwedstrijden worden gehouden
vanwege de Zaanlandsche Zeilvereeniging.
Het programma omvat. 39 klassen. Nieuw
zijn de numers voor Larks en snelroeien in
Padvinderssloepen.
Behalve de gewone prijzen (kunstvoorwer
pen en medailles) zijn enkele hoofdprijzen
uitgeloofd, n.'l. in de naticmale midden-
zwaard-klasse en in de 12 voete jollenklassen
voor het jacht, dat in beide dagen het grootst
aantal punten heeft behaald. Verder zijn uit
geloofd de volgende wissel prijzen 1
Zaanprijs, zijnde een zilveren beker ter
waarde,van 600, aangeboden door het be
stuur van de Z. Z. V. en aangewezen voor de
45 Ma. kruiserklasse.
Alkmaardermeer-prij», zlj'nde een zilveren
beker ter waarde van 400, aangeboden door
eenige zeilliefhebbers, voor de 75 M'. kruiser-
klasse
Beide prijzen moeten driemaal achter elkaar
of vijfmaal in het geheel worden gewonnen
om in eigendom over te gaan. Als winnaar
-eldt het jacht, dat in beide wedstrijddagen'
et grootst aantal punten behaalt.
De Molenbeecker-prijs aangeboden door de
firma Com. Schoor!, te Amsterdam, bestemd
voor de 12 voets jollenklassen, en wel voor
de best geplaatste jol, u;tsluitendl gezeild
door dames.
De verdere voorwaarden zijn dezelfde al3
SM» Aan Mnar,\ Jjyjj ggj
Gi
o