I H B JF BS PB a a* nliHBTI W m m m m a mm m i m nf* Damrubriek. -si M m m 18 IX Vraag en Aanbod Fbhbbki jbjb|mSS f Zoilwidstrijdfiu ®p het* Alk- maarder Moor en Zeil spert. Het werkwoord geren, (ol geerden) d.i. wenschen, verlangen, begeeren, waarvan b.v. gherne, met verlangen of ernstig, ons gaarne, vindt men wederom in Van den levene ons Heren r. 10 in de merkwaardige woorden, die ik bier om: hun socialistische strekking en dat in den mond van een, die tot den clerus behoorde niet kan nalaten tevens te c.ltee- ren. „Sa! die rike hebben al dat hi geert, „Ende cume; weten wat hem deert; (nauwe lijks het Duitsche „kaum") „Ende dame kaytijf (ellendeling, stumper, in het Fransch chétif) ende verract. „Donstich, hongerich en nact? „Dat .i. (d'een) weent en dandier lacht, „Deen weeldicn ende dander onmacht? „Dat es (is) onwet, dat ne sit niet wel (is niet in dien haak), „Dat es een onghedeelt (onrechtvaardig) spel; „Van eerden1 sijn wl alle comen, „Wies (waarom) mochten wi ons dan be roemen?" Het citaat kan voor ons doel volstaan. „Ere" vinden wij b.v in hetzelfde gedicht r. 409. „Dien kinde doet alle lof ende ere/ „Dit sprak een inghel, een geselscap „Toonde in den hemel grote bliscap; „Die inghele songen ene stemme also: „Gloria in excelsis deo." Maar we zetten onze beschouwingen1 voort. Alvorens een poging te wagen om de vraag te beantwoorden, hoe die steen uit den muur van het slot te Opijnen in den muur van het Koning-Wiliemshuis is beland, wensch ik nog eenige opmerkingen te maken over het op schrift en de verdere aanwijzingen op den steen. De tweede regel schijnt mij toe de oude Wapenspreuk te bevatten van de Heeren van Opijnen, terwijl tevens de vijf kruisen aan de vijf wonden van Christus herinneren. - In den tekst van een of ander boek In een kloosterbibliotheek zien wij menigmaal de voorstelling der wonden als kruisen. Zeer ge bruikelijk was het daarbij ook wel de kruis nagels dubbel voor te stellen. Eén punt laten wij voorlooplg onopgelost de beteekenis der konijntjes. Staan zij in ver band met het jachtrecht?.... Wij verzamelden gegevens, maar kwamen niet tot een geheel. Misschien gelukt het ons later over dit on derdeel licht te werpen. Maar dit betreft een bijzaak. Kort m góed,, het geheel past In de feodali teit, die van vóór Karei den Groote tot de Fransche revolutie zich heeft staande gehou den en dus eeuwen trotseerde. De leenboeren moesten dus op dte betrokken plaats (zie het «n. In „I Jen" van J. ter Gouw b.v. vinden wij hierover tal van bizonderheden vermeid. Het zou ons te ver voeren daarop ook nog in te gaan. Wij vragen' reeds zooveel ruimte. Aangezien dit blad niet voor artikelen, zuiver wetenschap pelijk naar inhoud en vorm, plaats inruimt, hebben wij nog wel eens een enkele maal moeten aanduiden wat eigenlijk verdiende te worden uitgewerkt. Daarentegen hebben wij ons een1 enkele uitweiding veroorloofd om de levendigheid) van het geval. Wij doen nog op merken in verband) met de lijst van den tijd. waarin de steen overeenkomstig onze opvat ting past, dat voor de voldoening van het genoemde heergewade de leenheer scherm en schut verleende. 01 het woordi „belijd' een toentertijd) algemeen' gangbare rechtsterm was, weten wij niet, maar het zou ons niet ver wonderen in den tijd van het leenstelsel. De leenheer hier bedoeld la dan de heer Van Opijnen. Het laat zich hierbij zeer wel denken, dat ons opschrift met toebehooren gestaan heeft boven een kamer op de binnenplaats van dlena oud kasteel, waar reeda van verre de eedzwerettde hand voor leder verstaanbaar aanwees: Hier moet gij zijn, als gij uw eri hün heergewade voldoen. In „De Gil- woordje „hier" op den steen) boeking van het leen; hier hebt gif. zoo gif daartoe geróepen zift, den heer Opijnen alle heergewade hebt te voldoen: hier voor over- xlh eer te geven, aan zijn hoogen rang verbon den. Kotnt het ten' slotte ieder zonderling voor, dat de letters op den steen niet in Gothisch maar in, Romeinsch schrift zijn ingebeiteld, het laat zich daar de steen eerst later is inge zet en, hoogstwaarschijnlijk van elders over gebracht, ook niet de oorspronkelijke steen is, zeer wel denken, dat de origineels bij het overbrengen gebroken Is en dat hij later is nagemaakt en toen juist, zcoals met een deel van de grafzerk van Floris V zou zijn ge schied, met Romelnsche letters Is beschreven. Doch d) i f ts slechts onderstelling. En nu komen wij terug op de gestelde vraag, hoe die steen hier is gekomen. Er is alles voor te zeggen dat hij alt de heerlijk held Opijnen afkomstig ts, althans het model ervan en dat een afstammeling van het ge slacht der Opljnenc, wonende te Alkmaar ge last heeft deze oude familieherinnering te be waren. Wij elrtdlgen daarom met op een merkwaar dige blzonderheid te wijzen, waardoor wij vooral zijn overtuigd in onze verklaringen zeer sterh te staan, nX. op een hlstoriscfien grondslag, dte bij alle vroegere verklaringen geheel en al ontbreekt. Aan het Weeshuls alhier behoort een regis ter toe, waarin de procenten van de strijkgel den van oude veilingen staan opgeteekend, die tot de inkomsten van die instelling behoor den en waarin wij het volgende lezen, gelling 31 Dec. 1762 in de Nieuwe Doe- ,J!en. Een huis en erve met een kamer daar achter aan de Westzijde van de Pieterstraat; ujhr. van Vtadderachen ten zuiden 410. „Verkoopers Jan Oijsel en Claas Oouds- ,Jblom" 2 Van bevoegde zijde is mij verzekerd, dat die >or hun combinatie van middeleeuwsch en latijn zoo hoogst welluidende en machtig be korende passages in verzen als dit stellig tot de oudste stukken erin behooren. Wij hebben hier met latljnsche woorden te doen, aan oude opvoeringen in de kerk ter gelegenheid van Kerstmis en Paschen, die z.g. passiespelen ontleend, waaruit zich later het tooneel ont wikkelde. Deze latijnsche woorden werden door de geestelijken gezongen, terwijl het volk de Hollandsche vertaling zong. Door de voortdurende herhaling van die passages werd geleidelijk aan ook hetvmindcr geletter de pub'iek aan het latijn gewoon en leerde het verstaan, waarom m die oude dagen het latijn tusschen het middeleeuwsch geen be zwaar opleverde ook voor den gewonen toe hoorder of lezer van het stuk. „Véttlng den 8 Januari 1763 In de Nieuwe ,'JJaelen! Verkooper Jhr. van Vladderaken. Jien huls en erve op 'den hoek van de Paar de steeg, over den Dijk met nog een huis „dadrnaast ten Noordenin een koop: de er- p,ven Willem Otter (en Noorden en de Paar- „(k?iéeg ten zuyde'f Jï koaper f 680, Voorts is ex HeraldBibt. 1879 bi 269 kend, dat plm. 1600 Johan de" Cocq van Opijnen zich in het huwelijk verbond met Anna van Vladeracken 4°chter tot O effen. Te Oef f en hadden de V laderackens een ka steel. Vandaar was de familie afkomstig. De gevolgtrekking ligt voor de hattd, dat Jhr. van Vtadderach ende nazaat der Opij- nens was til de vrouwelijke lijn en dat deze op de omschreven wijze aanleiding werd tot het bewaard blijven van deze familieherinnering uit een thans volgens een verklaring van den Bibliothecaris van het genealogisch-heraldiek Genootschap „De Nederlandsche Leeuw", d.d. 6 Dec. 1910, den heer W. Snouckaert van Schouwenburg uitgestorven geslacht, waarvan aldus de naglans nog op onze goede stede rust. En hiermede besluiten wij onze uiteenzettin gen, niettemin eindigend met de beleefde uit- noodiging: „Die 't beter weet, mag het zeggen; daar huurt de-schipper zijn volk op." H. MAKKINK. OPMERKING. Eenige van de meest zinstorende drukfou ten verbeteren wij hier. In II, verschenen 13 Juli l.L, vielen op bi. 2 kol. 2 r. 8 v. b. na „hadden" weg: „ge makkelijk te maken" en r. 11 v. o. in dezelfde kolom behoort geschrapt te worden „waren", terwijl r 15 v. o. „werden" behoort gelezen te worden „waren". Wij laten het verbeteren hierbij en hopen, dat ons^Mitote artikel leesbaar van de pers is gckuMÜMBet de noodige cursiveer Ingen enz. In dit laatste artikel zijn de con clusies scherpomlijnd aangegeven. Om zoo min mogetijk de gedachtelijn te verbreken, brachten wij in een noot, wat in de vorige stukken misschien wel eens storend in den context is gebleven. Wij hopen aan dit gebrek tegemoet te komen bij de correctie van de af drukken,- die als één geheel, voor zoover de voorraad steekt, zullen worden beschikbaar gesteld voor eenigen, van wier belangstelling in dit onderwerp ik meen overtuigd te ziin en voor degenen, die hun wensch om een afdruk in boekjesvorm te ontvangen' aan mij kenbaar zullen maken. M. AAN DE DAMMERS 1 Met dank voor de ontvangen opl. van pro bleem no. 504 (auteur P. Kleute Jr.). Stand. Zw. 8, 13, 18, 19 en twee dammen op 9 en 36. W. 20, 21, 27, 29, 30, 31, 33, 37, 39, 40, 43. Oplossing. 1. 27—221 1. 36 15 (moet 5 slaan) 2. 29'231 2. 15 :28 (moet 4 slaan) 3. 23 32 (slaat 2 d. 3 sch.) en wint. Een fraai stukje in 3 zetten beslist. Goede opl. ontvingen wij van de heeren: W. Blokdijk, D. de Boer, R. W. T. Bosman, P. Dekker. D. Gerling, Ji. Houtkooper, J. K., G. van Nieuwkuijk en R. Zaadnoordijk, Alk maar, H. E. Lantidga, Haarlem. EEN MOOI EINDSPEL Men bekijlke een» aandachtig den volgen den stand uit een partij tussdien de heeren C.en M. Zw. 5, 26, 32 en dam op 29. W. 19, 36, 41, 43 en dam pp 35. Op zeer eigenaardige manier kan wit nu winnen nJi. door te spelen: 1. 43—381 Zwart kan nu op 3 manieren slaan. Ie 29 47, dan wint Wit door 36—31 (zw. 47 24) en 35 46. 2e 29 42 dan wint wit door 4137 en 36 38 (zw. 26--31) wit 35—40 (zw. 31— 37) en wit 40-23. 3e 32 43 dan w'ut wit door 3631 (26 46) 35—49 (zw* 46 :14 of 46 10) wit 49 3 of 4. COMBINATIE. Van den heer P. Kleute publiceenen wij gaarne de volgende schitterende combinatie. Zw. 3, 4, 8, 9, 14, 17, 19, 25, 40. W. 18, 27, 28, 33, 35, 37, 38, 43, 44. Wit wint door: 1. 33—29 1. 40:49. 2. 18—13 2. 9:18. 3. 29—23 3. 18:29. 4. 28—22 4. 17:28. 5. 38—32 5. 49 38. 6. 32:34 6. 38 :16. 7. 37—32 7. 16:30. 8. 35:2! Ter oplossing voor deze week. Probleem 505 van M Raymond). 111 SES m mum Zw. 7, 8, 13, 14, 17, 18, 19, 22, 25, 28, dam op 23. W. 16, 26, 27, 29, 31, 34, 37, 38, 39, 42, 44, 47, 48. Prachtige ontleding. Zeer moeilijk'. Na den negenden zet van wit is er geen zwarte schijf meer over. Opl. voor of op 1 Augustus b. v. d. blad. jüx RASfTLA*n SEMIMCNMPBO B M, Handel in 2a hands KINDIRWAOSN8, SPORTKARREN, LSDULAWTKH, BED DEN EN8L Aan 't zelfde adres een VOERKETEL (in houd 85 Liter) TE KOOP. Oak am irate 1» LWOBTFAWfHMLlH, oirteertHg, vtadt U SM M H1KBL8TBAA? C Ui. Ajmbmukmd P. W. M. MAP. Ondergeteekendc bevsolt zjafl aan voor het UITVOEREN VAN ALL1 REGbAME'i IN EN BUITEN DE ®TAD, R RUITER, Bfadsaanplaktom, Kóningfr weg No. 71. KONIJNEN TE KOOP. Noorderkade 43. WERKSTER gevraagd voor twee ochtenden per week. Spoorstraat 68. TE KOOP. TWEE VETTE KONIJNEN. DREBBELSTRAAT No. 10. EENIGE BESTE SINGERNAAIMA- CHINES TE KOOP en 2 nieuwe eleetrische pianorolien voor billijken, prijs. Adres'DEKKER, Hoogstraat 3 GRAMpPHOONPLATEN vanaf 75 cent tot 3,75. Eerste klas Machines. Termijnbet. A. H. DEKKER, Hoogstraat 2 Speciaal adres voor LUXE-PLATEN en PLATEN- KASTJES. BOD GEVRAAGD OP 7 'KIPPEN tweede leg (met voer). Brieven bureau Alkm. Courant. 8 BRAADKIPPEN TE KOOP. STATIONSPLEIN 112. VEEL GELD VOOR OÜDE OF GE BROKEN) PHÓNOGRAAFROLLEN. K. VAN TH1JIN, Groot-Nieuwland. KINDERWAGEN goed onderhouden TE KOOP LAAT 32a. NETTE VROUW VRAAGT BELEEFD EEN PAAR NETTE WASSCHEN AAN HUIS. Adres te bevragen bur. v. d. blad- Wegens vertrek TE KOOP EENIGE SO LIDE MEUBELEN. Tc bezichtigen Dins dag en Woensdag aanst. van 1012 en van 2—4 uur. SPOORSTRAAT 62a. TE KOOP AANGEBODEN EEN OE- B RUI KT III i RENRIJWIEL met prima binnem- en buitenbanden. Prijs 50.—. Te bevragen Stationstraat 38. >t j£Lli"k>±. Uit het Engelftch van M. POLLEXFEN. Nadruk verboden. De mail was al van den vroegen morgen af op 't pad; nu liep 't tegen middernacht. De storm stak op en de regen joeg bij vlagen tot zijn verbazing zag IflJ, hoe het huis één brok ruïne bleek te zijn. Het was geheel uit gebrand, het dak ingestort; alléén de muren stonden overeind, waar de wind huilend om heen joeg. Maar Clark zond dankgebeden tefc kemel j kon hier schuilen, hij kon eindelijk zijn doodmoei ledematen uitstrekken. Met moeite d; over de vlakte. Het viel Jacob Clark zwaar te gen het noodweer op te tomen. Hij was juist uit de strafkolonie ontslagen en zeer ver zwakt. Hoewel nauwelijks dertig paar, zag hij er uit als een man van vijftig. Zijn gelaat droeg duidelijk de sporen van drankzucht. Ondanks de ellende, die hij gekend) had, was er toch hoop in zijn hart blijven leven, hoop op een: betere toekomst. Met veel inspanning had hij good opgepast om, zoodra de tlja daar was, het bewijs van ontslag te kunnen ontvangen, tegen de cynische- phitosofie in van een fijner loigenooten, Andrew genaamd, die beweerde: „Bewijs van ontslag, waarvoor tuan? Eens ezeten, blijft gezeten Iiier hebt jc 't beter an daarbuiten met al je vrijheid. Niemand vertrouwt je meer. Ik wensen je plezier met dat hewijsjel" Maar ondanks dit pessimisme bleef Jacob Clark zijn hoopvolle droomen droomen. Hij verlangde naar een nieuw, beter leven. Had men hem* gisteren niet van werk gesproken eigens in dé buurt van Bal-a-moor? Daar heen ging hij nu; mijlen ver was het gaans, en de regen en de wind deden hem in zijn onderlip bijten om weerstand te bieden aan ae op hem losstormende moeilijkheden. „Ik kan niet meer! Ik moet rusten!" jam merde hij eindelijk uit. „Ik moet zoeken naar eenige beschutting. Alles aan mij is door weekt. Zou 't toch waar zijn, dat alles je te genloopt, van het oogenblik af, datje je be wijs van ontslag beet hebt,'zooals Andrew beweerde? God, sta mij bij Buiten sloeg ergens een torenklok, hij telde de slagen, elf of twaalf, hij wist 't niet, hij vocht met den wind, voortschrijdend en ter zelfder tijd loerend naar iets dat op eenige beschutting leek. Eindelijk doemde er wat op ten donkere massa, d'ie een huis bleek, omgeveni door een groep zwarte boomen en een muur. Hij sleepte zich er heen. Het was een schuilplaats. God had hem geholper Hij was den muur nu dicht genaderd en heesch hij zich over deo.' muur het huis in en trad naar zijn vermoeden een keuken binnen, waarvan de zoldering onaangetast bleek. Een ilauw maanlicht hielp hem bij «ijn onderzoe kingen'. De vloer voelde klam en vochtig aan. Hij' huiverde: „Als me 't hier niet bevalt, kijk ik maar naa r'n ander vertrek uit," mompelle hij half luid. Het was weer pikkedonker geworden; hij hoorde zijn eigen woorden als, echo ver klinken in de ruimte en terzelfder tijd nam hij tets waar dat als verwijderde zucht langs hem gleed. Hij schok hevig, greep op den tast naar een deur, die hij ijlings achter zich toe trok met een gevoel van verluchting, alsof hij iets achter zich had afgesloten. Clark voelde een trap oprijzen die hij opging om opnieuw in een open ruimte te komen. Hij wist niet wat te doen nu. Terug naar de keuken, waar hij een schuilplaats wist of boven blijven in de groote hall met de woest-drijvende wolken hoog boven min hoofd. Opeens nam hij een eluid waar. Onbewegelijk stond hij stil, zijn loed stolde in zijn aderen, dezelfde angst die hem in de keuken had aangegrepen, be ving hem ook hier. Hij luisterde ingespannen, maar het geluid stierf weg. Het scheen hem toe, alsof lompe voetstappen over een steenen vloer sloften. Jacob keerae zich plotseling om waarschijnlijk was er nog iemand, die onder dak zocht in dezen donkeren nacht En toen hij rondkeek, moest hij glimlachen, want di rect achter hem stond het wonderlijkste man netje, dat hij ooit aanschouwd had, en voor zoo'n wezentje had hij vrees gekoesterd I Een mieserig klem, heel oud) mannetje, met een sterk gebogen krommen neus, en nog wel met één arm (de linker was onvolgroeid err werd door een soort van doek recht tegen- het lijf ;edrukt) stond vóór hem in het plotseling doorgebroken maanlicht: Zijn grijze kleercu waren van zeer ouwerwetsche snit, tenminste dit vond Jacob, misschien wel van wege de peleriejas en het zwarte calotje, dat de man droeg. „Dus wij samen züjn lotgenooten in de el lende?" vroeg Clark, de stilte verbrekend. „Werkelijk, jij bent wel heel oud om bij zoo'n nacht nog buiten te moeten zijn." „Jalotgenooteneen oud man." Het antwoord klonk als een echo en kwam van zoo vèr, dat Clark ontstelde. Opnieuw voelde hij' angst, maar dat wilde hij niet. Wat kon een zoo oude man hem doen Met écn handbeweging kon "hij allen adem uit het verschrompeld nekje van het mannetje knij pen. Vreemd, op hetzelfde oogenblik, dat Clark dit dacht, zag hij in werkelijkheid bo ven de losse das bloedsporen aan den ouden nek, alsof inderdaad iemand gepoogd had '(em te wurgen, niet lang geleden. Hij was erbaasd dat de man nog leefde, zoo duide lijk waren de duim-indrukken. Hij voelde zich onbehagelijk, mompelde iets van rust te willen zoeken en vond eindelijk iets wat op een vroegere stookplaats geleek, waar hij zich kon uitstrekken. Doch hoewel hij zijn oogen stijf dicht kneep, zag hij alles. Hij zag voortdurend het oude mannetje in de wonderlijke' kleeding heen en weer gaan tus schen de bouwvallen van het uitgebrande huis. Eens hoorde hij hem ir de keuken neer dalen en Clark had willen zweren, dat hij om hulp had geroepen, zoodat hij te hulp wou snellen. Doch voordat hij twee stappen ge daan had, verscheen de man boven aan de trap en verdween haastig. Clark riep hem achterna drong er op aan dat hij ook tot rust. zou komen, bood hem zelfs zijn eigen plaatsje, maar de vreemdeling ging er niet op in en bleef aan 't dwalen. Toen viel Jacob Clark eindelijk 'in slaap, maar hij werd na een klein uur met schrik wakker; hij voelde den ouden man vlak bij zich, die als in een onnaspeurbaar adem- tochtje hm influisterde: „Ik zal bij je komen, als je mij noodig hebt." In het Oosten kondigde een fijne roze lijn den komenden morgen aan. II. De morgen brak helder cn licht aan. In Ja cob Clark's hart brak ook 't zonlicht door en met moed aanvaardde hij den weg naar Bal- a-moor. Zijn kleeren waren nog nat, maar weldra kon hij in Bal-a-moor zijn en er warm te vinden. Een goedhartige boerin gaf hm op zijn verzoek brood en thee, wat hem dank baar, haast blijmoedig stemde. In 't zonnetje bij haar huis zat hij zich te goedl te doen, toen hij opeens twee veldwachters zag nade ren op den openbaren weg. Een herinnering aan Andrew's woorden flitste hem door t hoofd. Hij was een ■gebrandmerkt man. Er was iets gebeurd en natuurlijk ging men zijn schreden nu na. Men zou hem pakken, nog wel in dit uur van vrijheid en verwachting! Inderdaad' daar hadt je het al. Ze kwamen op hem af en pakten hem beet. Hij deed geen moeite te ontsnappen., Men vorderde de boerenkar op en daarmee werd teruggereden. Men zei hem, dat er in den vo- rigen nacht een moord was geschied en dat er zware vermoedens tegen hem gerezen wa ren. DiefStal was het motief geweest, vertelde men en hij voelde hoe achterdochtig men hem gadesloeg. Moordf en diefstal 1 Hij lachte zenuwach tig, terugdenkend aan de ellende van den vo- rigen nacht. Opeens echter klaarde zijn ge laat op, hij- dacht aan, zijn lotgenoot, wendde zich gejaagd naar zijn bewakers en stamelde: „Ik 'kan een alibi bewijzen 1 Ik waa met iemand tezamen den vorigen nacht." „Wees voorzichtig met wat je zegt 1 Wie is die andere man, hoe heet hg, waarom is hi; niet bij je?" „Ik weefc verder niets van hem af. De had hem nooit eerder ontmoet." De veldwachters lachten veelbeteekenend' en zij leverden hem over aan een inspecteur, die eveneens veelbeteekenende knipoogjes wissel de met de bewakers. III. De kamer was haastig in een soort van ge rechtshof je veranderd. Het was er vol met menschen. Jacob Clark keek naar hen allen, hij keek en keek over en langs hen heen en zochlt. Hij zocht met zijn kleine, schichtige oogen naar iets bekends „Ik kan een alibi bewijzen," had hij gezegd en bleef dit herhalen, aldoor rondterrend! tus schen de vele gezichten door naar dat eene, dat beloofd had hem te helpen En inmiddels stapelden dè bewijzen zich tegen hem op, hij voelde zich al meer in het' nauw gedreven. Waar bleef nu die oude man? En toch klampte hij zich vast aan diens woorden: „Ik zal bij je komen, als je me noodig hebt." Clark verdedigde zich, ten spijt van de be zwarende omstandigheden, en de rechter voel'de iets als waarheid in zijn woorden. De beklaagde Interesseerde hem. „Wat deed je precies, nadat je ontslagen was?" vroeg hij. „Ik verliet Hermoston in den vroegen morgen, om naar Bal-a-moor te gaan, waar werk te vinden zou zijn. Het was een lange weg en het weer was ellendig. Den heelen dag Tiep ik voort, maar gaf het ten leste op. In ~de verte hoorde ik een torenklok slaan, twaalf slagen. Ik vond een huis, niet ver van mij vandaan. Hoewel het' donker was, kon ik toch den omtrek ervan bespeuren en ik ont dekte, dat het een ruïne was, een uitgebran de massa." J 9p het gezicht van den rechter kwam plot seling een grootere belangstelling, ook de omstanders luisterden scherp toe. „Camforth-state?" mompelde da rechter, bijna ongeloovig voor zich zelf. „Ik kwam in een keuken, en ik besloot daar te overnachten, maar er was iets wat mij weerhield, 't Is gek om te zeggen, hee ren. maar ik voelde me er niet op mijn ge mak. Ik liep er uit weg, zocht naar een am- der plekje, toen ik een stap achter me hoor de. En ik zag, dat ik niet alleen was. Er was nog iemand, een heel oud mannetje, en ik zou hem uit duizend anderen herkennen." hoe nnen looper" „O, neeen l Ondanks zijn ouderwetsche kleeren was hij een echte meneer 1" Toen Clark dit gezegd had, voelde hij opeens, hoe hij zijn eigen zaak bedierf, maar hij ging door: „Het was. een echte meneer, hoor! En hij droeg geen gewonen hoed, maar een calotje, en zijn jaa was heel lang, waarover heen eenige pelerines hingen, waarschijnlijk om zijn te korten arm te verbergen. Het was een grijze jas." „Zijn te korten arm, hoor ik goed?" klonk het uit den mond van den rechter gejaagd. „Ja, zijn te korten arm; hij hield dien stijf tegen zich aan, ik zag 't duidelijk." Een zware stilte hing in het vertrek 3 iedereen keek Clark verbaasd aan. Men gelastte hem verder te gaan. „Ik zag ook nog hoe het gelaat van t oude heertje bruin verschroeid leek, maar, heeren, wat is er De rechter leunde sterk voorover, zijn ge zicht was aschgrauw, onder het publiek kon men e<m vrouw hooren snikken. Wat was er aan de hand? Waren ze alle maal plotseling gek geworden? Clark voelde opeens, dat hij er niet slecht voor stond; zijn zaken namen een gunstige wending. Maar waardoor? Hij voelde ook, dat hij door moest vertellen, anders werd hij ook gek, evenals de anderen. „Het scheen alsof het oude mannetje In een worsteling was geweester was bloed aan hem.:... striemen om zijn nek..,. „Maar heeren, wat is er. Jullie kijken alsof je allen geesten ziet De oogen van den rechter staarden als ver glaasd Clark in 't gezicht. De vrouw achter in dc zaal schreide weer. „Jij hebt inderdaad een geest gezien. De man, dien je zag, is mijn bloeder Camforth. Hij is in de keuken van zijn huis vermoord, waarna de moordenaar het huis in brand stak..., Man, beqjij zeker van alles wat je zegtDie huilende vrouw is zijn doch ter Het gezicht van den rechter verstarde plot seling, ook hield het schreien op. Clark keek om rich heen en hij lachte. Want vlak bij zijn elleboog ontdekte hij het bekende oude meneertje. Hij zag er in 't volle daglicht nog rimpellger en ouder uit n Clark zou er een eed op gedaan hebben, dat de atmosfeer om hem opeens verkilde. „Dus u hebt woord gehouden, u komt bij me? Dank uHij stak zijn hand uit naar den ouden man, maar tot ziin ontstelt©- s en verbazing greep hij in de lucht. Hij herinnerde zich toen plotseling duide lijk, wat de rechter gezegd had, maar hij wist ook dat zijn alibi bewezen was. Men schrijft ons: Liefhebera van deze sport, die tegenwoor- aterdag 3 en Zondag iphalen. Aan het Ni van 13 Juli ontleenen wij: het volgende: 4 Augustus euws van den dig een geweldige bloei_ tegemoet gaat, kun- nen op Zaterdag hun har Dag vai Zei 1 en. Zaanlandsche Zeilvereeniging. Zaterdag 3 en Zondag 4 Augustus zullen op het Alkmaarder Meer de nationale cn on derlinge zeilwedstrijden worden gehouden vanwege de Zaanlandsche Zeilvereeniging. Het programma omvat. 39 klassen. Nieuw zijn de numers voor Larks en snelroeien in Padvinderssloepen. Behalve de gewone prijzen (kunstvoorwer pen en medailles) zijn enkele hoofdprijzen uitgeloofd, n.'l. in de naticmale midden- zwaard-klasse en in de 12 voete jollenklassen voor het jacht, dat in beide dagen het grootst aantal punten heeft behaald. Verder zijn uit geloofd de volgende wissel prijzen 1 Zaanprijs, zijnde een zilveren beker ter waarde,van 600, aangeboden door het be stuur van de Z. Z. V. en aangewezen voor de 45 Ma. kruiserklasse. Alkmaardermeer-prij», zlj'nde een zilveren beker ter waarde van 400, aangeboden door eenige zeilliefhebbers, voor de 75 M'. kruiser- klasse Beide prijzen moeten driemaal achter elkaar of vijfmaal in het geheel worden gewonnen om in eigendom over te gaan. Als winnaar -eldt het jacht, dat in beide wedstrijddagen' et grootst aantal punten behaalt. De Molenbeecker-prijs aangeboden door de firma Com. Schoor!, te Amsterdam, bestemd voor de 12 voets jollenklassen, en wel voor de best geplaatste jol, u;tsluitendl gezeild door dames. De verdere voorwaarden zijn dezelfde al3 SM» Aan Mnar,\ Jjyjj ggj Gi o

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 6