op Maandag 2 September a.s. FEUILLETON. Gekocht Zaterdag 24 Aug. te ALKMAAR, Het teelten 'ia Honderd es Twinstifste Jaargang. Burgeravondschool en Avond school voor Handwerkslieden BURGEMEESTER en WETHOUDERS ran ALKMAAR' brengen hierbij ter alge- meene kennis, dat de INSCHRIJVING VAN NIEUWE LEERLINGEN KAN PLAATS VINDEN van MAANDAG 26 AUGUS TUS a.9. AF TOT EN MET DINSDAG 3 SEPTEMBER d.a.v. in het schoolgebouw aan den Bergerweg van des worm. ft to* 12 en des nam. van 2 tot 4 uur. Het geboortebewijs of het trouwboekje der ouders, waarin de aantaekening der geboorte hunner kinderen is opgenomen, moet worden medegenomen. Zie verder de aanplakbiljetten. GEVONDEN VOORWERPEN. Een gouden dameshorloge, een meisjes- taschje, een broche, twee brillen in étui's, een rijwielpomo, een zilveren armbandje, twee portemonnaies met geld, een streng koralen, een bont 'kinderschort, een onderbroek, een lorgnet, twee zilverbons, eenige postzegels, een damesparap'luteen portefeuille met kwf- tantiën, een zilveren ring en een blauwe werkbroek. Alkmaar, 22 Augustus 1918. De Commissaris van Politie, W. TH. VAN GRIETHUIJSEN. Wenken voor Land- en Tuinbouwers. Toen Columbus en zijn mannen in 1492 voet aan wal zette in het land, dat later Amerika genoemd zou worden, zagen zij ontier de op het strand aanwezige inboor lingen enkele, die vuur in den mond hadden en rook uitbliezen; geen wonder, dat zij door de schepelingen voor vuureters werden aangezien. Bij nader onderzoek bleek, dat de Indianen, zooals de oorspronkelijke be woners van Amerika genoemd werdeni, de gedroogde bladeren van een daar inheem- sche plani oprolden, aanstaken, de rook met den mond opzogen en weder uitbliezen, dat zij „rookten''. Deze gewoonte heeft zich spoedig naar Europa verplaatst, en is zoo algemeen geworden, dat men in onze dagen zelfs aan een rookverbod is gaan denken. Toch kan men zeggen, dat het rooken voor ouderen een vrij onschuldig genoegen is en menigeen zou nog liever een stuk brood dan zijn pijp tabak missen. Hoewel Amerika nog altijd een groote leverancier van tabak is, is de cultuur daarvan ook in andere deelen der wereld heel goed mogelijk gebleken^ en treft men zelfs-in ons land een paar streken aan, waar dit gewas wordt geteeld^ n.l. in de provincie Gelderland in de gemeenten Druten, Wamel, Heterèn, Bemmel, Valburg en Eist, te zamen 154 H.A. in 1916, en in de provincie Utrecht in de gemeenten Ameron- gen *6n Rhenen, te zamen 170 H.A. in 1916. De oppervlakte, voor deze teelt in gebruik, is vrijwel stationnair. De in ons land ge kweekte tabak is van minder goede kwaliteit en wordt in de tabaksindustrie slechts voor bijzondere doeleinden gebruikt; bij het hoo- ren van het woord „Amersfoortsche" trekt menigeen dan ook den neus op. De oorlog -heeft aan den invoer van tabak een einde gemaakt, de hier aanwezige voor raad is een geliefkoosd artikel voor de ket tinghandelaars geworden en de regeering schijnt geen middelen te hebben gehad aan dit snoode bedrijf een einde te maken. De minder gegoede moet thans zijn pijpje tabak en zijn sigaar ontberen en het ligt voor de hand, dat menigeen beproefd heeft, zelf in de behoefte aan tabak te voorzien. In het voorjaar van 1918 lagen er heel wat speculanten op den loer, den verbouw van tabak in ons land met het oog op de groote vraag naar dat artikel een ongekende uit breiding te geven, doch dit heeft de regee- Naar het Engelsch van ©tartes öarvtce. 26) „Ja", zei Jordan bescheiden. „Maar het is lang geleden dat ik het gebruikt heb." Hij kon goed schieten en goed paardrijden ook, niettegenstaande zijn voorgewende be scheidenheid. „Den laatsten keer dat ik In Stoneleigh Hol geweest ben, was met Neville", vertelde Andrey. „Ik herinner mij dat hij dertien konijnen schoot. Ik zei natuurlijk dat ik het ongelukkig vond en hij lachte mij uit;, hij ring althans belet In zuivere ijuinbotrwbe- drijven werd de teelt alleen vrij gelaten; in de bedrijven, waarin de tabaksteelt werd be oefend in de jaren '13, '14 en 15, mocht voor dit jaar een evengroote -oppervlakte worden beplant, terwijl ook voor eigen ge bruik de teelt vrij was. Van, deze laatste gelegenheid ia nog al wat gebruik gemaald, en het is voor deze liefhebbers, dat ik bij menschen van het vak eens heb geinformeerd, hoe er met het ver kregen product moet worden gehandeld. Ik heb reeds ontdekt, dat heel wat planten niet dien omvang hebben verkregen die mogelijk is. Hiervoor kunnen verschillen oorzaken bestaan: zaad van een verkeerde soort, te laat beginnen met de cultuur, te schrale of verkeerd bemeste grond, verkeerde behande ling der planten enz. Gelukkig hebben we dezen zomer nog niet veel last van hagel slag gehad; het zachte blad van de tabaks plant wordt door de hagelsteenen gemakke lijk vernield en daardoor wordt de tabaks cultuur in ons land zoo uiterst riskant. Het is nu zaak, te redden, wat nog te re3den valt en daartoe wil ik enkele wenken geven. Ver wijder, indien dat niet gebeurd is, alle bloemen. Heeft men veel en goede planten, dan kan men één daarvan behouden voor zaadwinning. In de oksels der bladeren ont wikkelen zich zijschuiten, ook deze moeten weggesneden wordenzijn ze nog klein, dan worden ze met de vingers verwijderd; zijn ze reeds groot, dan kan men ze nog drogen. De beroepskweekers noemen deze scheuten, als ze nog klein zijn, dievengrooter gewor den dragen ze den naam van lompen. Ze bleven vroeger op het veld achter en moch ten door kinderen worden opgezocht, die daarmede per H.A. nog ongeveer 5 kon den verdienen; er kan een mindere soort kerftabak van gemaakt worden. Het spreekt van zelf, dat de groei van den hoofdstengel en van de hoofdbladeren door het verwijde ren der dieven bevorderd wordt. Hebben de onderste bladeren hun uiterste grootte be reikt, wat men kan zien aan het bruin wor den en omkrullen der randen, dan kan met het oogsten worden begonnen. De 5 k 6 on derste bladeren heeten „zandgoed"; ze zijn het eerst rijp De tweede pluk valt 2 h 3 we ken later, zij levert het „aardgoed" of „mid- denbiad" en ten slotte verkrijgt men! na een even groot tijdsverloop het „bestgoed" of „topgoed." De geoogste bladeren worden aan een sterk touw of aan een dunne stok, b.v. een tonkinstok geregen. Daartoe moet men een kerf in de hoofdnerf van het blad maken met een scherp mes. Bij onze inland- sche soorten, met een nogal dikke vleezige nerf, moet deze uitsnijding ongeveer halver wege het blad beginnen en tot bijna aan den voet van het blad verloopen. Daardoor woidt tevens het droog worden der bladeren bevorderd.. Bij buitenlandsche, b.v. Deli-ta- bak behoeft men maar een kleine insnij in den bladsteel te maken, omdat de hoi nerf veel dunner en minder vleezig is. De stokken met de aangeregen bladeren worden op een luchtige plaats, buiten de zon gehangen, het bést dus in een schuur, waar de wind vrij doorheen kan spelen. Na verloop van een paar weken kunnen de bla deren van een viertal stokken aan één stok bijelkaar worden gevoegd. In October of November komt de tijd van het sorteereni en op bossen. JDe bosjes worden niet te dik ge nomen; een 8 k 10-tal bladeren bij elkaar is voldoende. Tot zoover zijn de werkzaamheden voor den liefhebber vrij gemakkelijk uit te voeren geweest; doch nu komen de moeilijkheden, in den regel alleen te overwinnen door den vakman. De tabak moet nu gefermenteerd worden, wat men kan verkrijgen door broeien. De tabakstelers stapelen de bossen daartoe op hoopen van 1 k Wz M. breed en hoog. De liefhebbers hebben niet zoo'n groote massa en daarom moeten ze het anders doen. Daar toe moeten de bossen tabak afgewisseld wor den met lagen gras, om zoodoende een hoop van eenige beteekenis te krijgen, terwijl het broeien door het gras bevorderd wordt. Na eenigen tijd van broeien moeten de hoopen omgezet worden, de binnenste bossen ko men dan buiten te liggen en omgekeerd. Men krijgt daardoor een meer gelijkmatig prodiuct. De kunst is nu, te zien, of er vol doende gebroeid is; het broeien mag niet te kort, ook niet te lang duren. Hebben de bla deren een donkerbruine kleur tp een sterke tabaksgeur verkregen, dan kan men aanne men, dat het proces lang genoeg is voortge zet, houdt men het langer aan, dan verbroeit de tabak. De broeihoopen worden opgebro ken en de bossen te drogen gehangen. Door lachte altijd." Jordan zuchtte op aie zeer hoorbare wij ze, waaraan men kan merken dat de zucht njet,gemeend is. „Neville?" zei Lord Lommore, „dat is uw broer, geloof ik, niet waar, Sir Jordan?" „Mijn halfbroeder, ja", zei Jordan min zaam. „Wat is er van hem geworden?" vroeg Lord Lorrimore; „ik vraag het omdat hij een oude vriend van Freule Hope was." „Een heel oude vriend, een speelmakker", zei Andrey met een zucht. Lord Lorrimore zag haar strak aan, toen vestigde hij de oogen op Sir Jordan, alsof hij op antwoord wachtte. „Neville? Het spijt mij te moeten zeggen, dat ik niet weet waar hij op het oogenblik is. Waar zullen wij lunchen, freule?" „Bij den heuvel", antwoordde Andrey. „Wij lunchten daar vroeger ook altijd. Ne ville zei dat we daar buiten dep wind zaten, moet u weten." Sir Jordan stemde dit vriendelijk toe. „Het is een heel geschikt punt", zei hij. Lord Lorrimore beet op zijn snor. Het was niet voor het eerst dat hij Andrew over dien Neville had hooren praten en telkens als ze van hem sprak was net met een- zucht. „Laten we dan naar den heuvel gaan", zei hij. Zij reden voort: evenals den vorlgen avond was Sir Jordan meestal aan 't woord. Hij kende de geschiedenis van alle plaatsen die hij passeerde en stelde die In een aange- namen vorm voor Andrey's verbeelding. Lord Lorrimore raakte geheel op den achter grond en knauwde misnoegder dan ooit op zijn knevel. Zij kwamen aan de Hplen. Het was een groote uitgestrektheid zand en heide, afge broken door groote struiken brem en hier en daarheen groepje boomen. Een van die hoo rnen de grootste van allen, werd „de Heu vel" genoemd en hier stelde men voor de lunch te gebruiken; de grooms waren al be zig de sluitmanden uit te pakken. „Wat een prachtige plek voor een race!" zei Andrey onbedacht. Maar haar achteloos uitgesproken woorden werden dadelijk op gevat door de twee mannen naast haar. „Een race? Ja!" zei Lord Lorrimore en hij keek naar Sir Jordan's paard. „Wou u er graag een zien? Wat zegt u er van, Sir Jor dan Tot zijn verbazing stemde Sir Jordan da delijk toe. de beroepskweekers worden ze nu voor de verzending in balen of vaten gepakt De ta bak belands vervolgens bij den sigarenma ker of bij den tabakskerver. Daar sigarenma- ken geen werkje is voor liefhebbers, zullen deze zich moeten bepalen bij een poging tot het kerven van de door hen gewonnen bla deren F en tabakskerver te dezer stede heett mij een kijkje gegund in zijn werkplaats en mij daarbij de noodige inlichtingen gegeven. Misschien kan men hieruit afleiden, hoe men het met zijn bladeren voor eigen gebruik zal aanleggen. Voor het kerven' worden de bla deren weder bevochtigd; door sommige ker- vers met verschillende sausen behandeld, doch dit zijn fabrieksgeheimen, ook het niê- lieren, d. i. het samenvoegen van verschil lende soorten, om daardoor—een gewild mengsel te verkrijgen. Het vochtig maken is noodig, daar de bladeren anders bij het ker ven te veel zouden verpoedelen. Nu komen ze in de kerfmachine, die de bladeren in reepjes van de verlangde breedte snijdt. Door een eenvoudie inrichting kan« men de messen verstellen, zoodat men fijne of groffe rooktabak verkrijgt. Na het kerven wordt de tabak op eesten gedroogd, vroeger een plaat, tegenwoordig meestal een ronddraaiende trommel, waaronder een vuurtje wordt ge stookt. Na het drogen is de tabak voor het gebruik gereed. Oogenschijnlijk zijn de werkzaamheden zeer eenvoudig, doch er is bepaald vakkennis noodig, om te weten, hoe ver men de verschillende processen moet doorvoeren. Enfin, al doende wordt de kunst verkregen. Misschien vindt iemand, naar aanleiding van bovenstaande mededeelingen, een eenvoudige njanier om zijn tabaksblade ren te verwerken, ik vrees evenwel, dat er heel wat zullen worden verknoeid, of voor minder aangename gewaarwordingen bij den teler, bij het gebruik van zijn door hem zelf gewonnen product. door F. DE SINCLAIR. Heel, héél sobertjes had Karei gedineerd in een tweederangs eetgelegenheid ra een stille onaanzienlijke straat. Hij had geen lust gehad om het er nu eens lekker van te nemen; 't was allemaal zoo ontmoedigend tegengeloopen, zoo heel anders gegaan, dan hij zich had voorgesteld. Eeni week geleden had hij zijn sollicitatie in zee gestuurd. Sommige sollicitanten gaan zich persoon lijk presenteeren bij en Minister en bij den Referendaris," had zijn invloedrijken oom, die voor hem „werken" zou, gezegd, en die opmerking had Karei begrepen als een wenk. Met Pop, zijn vrouwtje, had hij overlegd: „Als oom dat zegt, zit er meer achter." En Pop, had! dit dadelijk beaamd. „Natuurlijk, daar heeft oom een bedoeling mee; je moet gaan; een reis naar dep Haag kost een hoop geld, maar dat halen We er wel uit, als je benoemd1 wordt!" Heel glunder en hoopvol hadden ze elkaar toen toegelachen. Zoo was hij in zijn beste pak met nieuwe manchetten en den vorigen dag geknipt in den Haag gekomen. Een beetje zenuwachtig had hij zich ge voeld. Alle heeren, die bij hem op de tram stonden' zag hij aan voor ministers of referendarissen en hij was heusch erg verbaasd, toen hij bij 't Departement gekomen, de eenige was, die daar uitstapte. Eerst zou hij maar op audiëntie gaan. Dat was het ergste. Wat hij zeggen zou, had hij al twee dagen in zijn hoofd en toen hij de stoep van Het Ministerie wat zwaar opging, repeteerende hij nog snel den aanvangszin „Excellentie, ik Hoop niet, dat U me on bescheiden zult v'nden Toen stond hij tegenover een dikke bode met een vaderlijk welmeenend gezicht. Karei nam zijn hoed af. „Ik woueop audiëntie De vaderlijke bode ging op zij, maakte ver drietig gebaar met beide handen en de wel- meenende glimlach werd vriendelijk medelij dend. „Audiëntie? Vandaag geen audiëntie meneerhet is gepubliceerd „Zooantwoorde Karei teleurgesteld „Is de Minister niet op het Departement?" De vaderlijke bode werd! deftiger, verried geen staatsgeheim en herhaalde met wat sterker nadruk. „Er is vandaag geen audiëntie, meneer." „Zou ik dan e meneer van den Hoornik bedoel de referendaris van de Afdeeling Personeel kunnen spreken?" De vaderlijke bode ging op zijn, wees wel- Lorrimore stemde toe voordat zij tegenwer pingen kon maken. ,Ik ben gereed", zei hij. De anderen waren in dien tijd ook nader bij gekomen en toen s wedstrijd, toonden zij hoorden van den ling. grootste belangstel- willend met eea dikke vinger de 'lange som bere gang in. Afdeeling Personeel, recht vooruit, Kamer no. 7, daar is de bode, meneer." „Dank u Toen liep Karei langs een rij- fietsen in de aangeduide richting. Kamer no. 7 was een hokje, waar een andere bode aan een tafeltje een courant zat te lezen. Hij stond op toen Karei binnentrad, keek hem1 vragend aan. „De referendaris van de Afdeeling Perso neel alstublieft „Uw kaartje?" vroeg de bode en als hij het had, na eenig zenuwachtig gezoek van Karei, „Als U even plaats wilt nemenzal ik es zien of meneer d'r is". Karei bleef alleen in het hokje, waar niets te zien was dan het schamel ameubelement aan den wand, een dienstrooster van de bodes, die Geelman, de Gruyter en Passenier sche nen te heeten, een scheurkalender en op de ta fel het uitgespreide nummer van de Avond post. Karei'» hart bonsde onrustig; hij wachtte langi, onbegrijpelijk lang, begon te gelooven dat de bode hem vergeten had. Maar ineens was de man weerom, hadi het kaartje nog in zijn hand, gaf het Karei terug. „De referendaris is juist vandaag roet ver lof gegaan, meneer, maar als u soms de Hoofdcommies, meneer Jaling, wilt spre ken Bliksemsnel eni met pijnlijke zekerheid had Karei begrepen, dat eeri bezoek aan meneer Jaling, de hoofdcommies geen enkel profijt kon afwerpen'. Die meneer was immers toch geen relatie van zijn invloedrijken oom. Zoo had Karei met een hopeloos mislukt gevoel 't Departement weer verlaten. Met wrok in zijn hart jegens den Minister jegens den Referendaris, de boden' en zijn invloedrij ken oomi, die hem, dit stomme idee om persoon lijk zijn opwachting te gaan maken aan de hand had gedaan. Wat zou Pop zeggen? Ze had al evenmin als hij veel geslapen van nacht, zag maar nips en bleekjes, toen hij wegging vanmorgen, al klaagde ze niet. Ja, sterk was ze niet. En dan, al dat geld, wat hij nu stuk sloeg met die idiote onder neming; kostte hem alles en alles wel vijf en twintig pop O, als het gegaan was, zooals Pop en hij het zich hadden voorgesteld. Door den in vloed van oom. Eeni hijjf officieele toezegging van den Minister en een anderhandsche be vestiging van den Referendaris! Groote goden! Hoe allemachtig weinig leek het er op! En ineens was het hem helder in zijn brein geschoten, dat de Minister en de Referenda ris beiden wel degelijk present waren ge weest, doch de boden gewaarschuwd hadaen „Als die meneer komt, zeg dan maar, dat we uit zijn. dat er belet is, want er wordt toch 'n anderen benoemd." Toen was hij, moe van 't slenteren en luste loos van de teleurstelling naar die gaarkeu- kenachtige eetgelegenheid) gegaan om ten minste zoo goedkoop mogelijk zijn flauwe honger te stillen. noemde hij zich zeil En «ra hond, am goette hartelijke kerel, rijk, gul hij stond bekend om zijn fijne en zijn prachtige cognac en zijn heerlijke sigaren. Indien iemand, dan was het Adïlaan Gersau, die Karei op dezen miserabelen avond zeker graag met zijn fij nen geest en materialistiche verkwükeüïipa zou kunnen en willen opfleuren.. Karei zag hem al voor zich met zijn leuk levenslustig cleanshaven gezicht en zijn zwart haar, waar eene artistieke krul in zat. En dan die pittige lachende oogen, altijd vol ondeugende spotT De tram bracht hem naar de Statènlaaa «n de conducteur zei hem bij een halte, dat het huisnummer daar vlak in de buurt was. En dat bleëk juist, de naam stond op de deur, hij belde. Een niet heel vriendelijke tamelijk bejaar de meid deed' open. „Ja, meneer was thuis," Karei zag om den een of andere reden af van het verrassingseffect van een plotseling bin nenvallen in Adriaan'S kamer, zooals vroe ger zijn gewoonte wel was, gaf zijn kaartje. De meid verdween er mee achter een glazen tochtdeur. Karei bleef wat peinzend achter op de angmat, er was iets wat hem onaangenaam erinnerde aan het Departement. Dat ver dwijnen van die meid' met dat kaartje, het zelfde kaartje van Maar ze kwam terug zonder. „Wilt u maar binnen komen." A la bonne heure! En 't volgend oogenblik stond Karei een schemerig verlichte kamer, waarin voorshands niets onderscheidde, dan bureau met een rosse lichtkring op het geschoven blad en' een donkere figuur, langzaam oprees uit dien lichtkring. En toen ja, dat was wel Adriaan's of neeja toch „Kareiwel, daar doe je goed aan, kerel om me eens op te zoeken." Meteen schoot 't electrisch licht uit de kroon aan, viel schaterend hel in de kamer. Karei had zijn hand werktuigelijk uitgestoken voelde, da't die gedrukt werd, keek „Adriaan NeeBé je 't nou of ben je 't niet?" Tegenover hem stond een man met een kaal hoofdeen volle zwarte baard omlijstte het bleeke gezicht. „Ja ja en de donkere oogen lachten even om Karel's verbazing. „Dezelfde hoor. tenminste alles is relatief, hé? Maar je bent terecht Hij schikte een clubfauteuil aan „Ga zittenIk ben erg blij je weer eens in hij- een uit- die •tem Zijn aanvankelijk met Pop beraamd plan die te gaai zou zijx gaven nog grooter maken 1 Even dacht om na. ven, iaat de komedie te gaan had hij opgege- Wel zeker. Hij zou zijn_nuttelooze uit rak toe. „Ik geloof dat wij beiden de beste paar den hebben", zei hij. .Willen we naar dat kreupelbosch rijden, heen en terug? Maar wij moeten een p krijgen, freule; wilt u den winner de blo geven die u draagt op uw borst?" Onwillekeurig bracht Andrey de hand aan de groote Gloire de Dijon roos, die Lord Lorrimore dien morgen van den tuinman ge stolen had en haar aangeboden; maar Lord „Jordan's paard is het beste van de fwrr" zei Lord Lorrimore. „Ik zal een voorsprong geven", zei Jordan minzaam. „Ik heb geen voorsprong, geen voorrech ten noodig antwoordde Lord Lorrimore haastig Maar hij moest wel toegeven en werd veroordeeld vijftig yards voorsprong te nemen. De twee mannen reden af, de paarden vlo gen zwaaiend voort. Maar hetgeen eigen aardig van hen was, Sir Jordan hield zijn paara in toom en liet het niet zoo hard loo- pen als hij kon, voordat hij den hoek om was. Toen zette hij hem vreeselijk aan, zoo hard hij maar .kon en kwam als overwinnaar aan met een voorsprong van een twaalftal meters. Andrey behandelde het als een grap en scheen de roos vergeten te hebben voordat Jordan naar haar toe reed en zijn belooning glimlachend opeischte. Hij zag bleek en het was duidelijk dat hij zijn triomfeerend ge voel onderdrukte. Zij gaf hem de roos met een lachje. „Ze is niets meer waard," zei ze. „Ze is half verwelkt en verlept." „Ze is mij haar gewicht in diamanten waard", zei Sir Jordan met zachte stem. Andrey keek op en lachte, maar Lord Lor rimore, die de hofklijke woorden van zijn medeminnaar gehoord had, fronste de wenk brauwen en trok zich terug. Het was voor allen een heel genotvolle lunch behalve voor Lord Lorrimcxre. Hij at hij over een bioscoop. Dat was niet duur. Maar nee, er was iets in hem, da't zich ver zette tegen datTiajagen van genot, nu alles zoo triest en lammelendig verloopen was. Naar zijn bed kon hij nog niet: 't was nau welijks half acht en dorst Had hij. Hij ging een café binnen, bestelde een glas bier, stak een sigaar op. Verveeld en lusteloos bladerde hij wat in de couranten op de leestafel. Maar er was niets, wat hem boeide, wat zelfs maar even zijn aandacht gevangen hield. Toch sloeg hij alles open, tijdschriften bro chures, reclameboekjes eindelijk zdffs het adresboek van Den Haag. Groote Goden, wat een menschen woonden er toch in de Residentie. Hij sloeg jje bladen om, las werktuigelijk: Gevers, Gerrits, Ger ritsen, Gersau Hé GersauMr. A. J. Ger sau. Dat was Adriaan Gersau. Zoo zoo, woonde die tegenwoordig in Den Haag? Ka- rel peinsde even. dan dronk hij snel zijn bier uitriep den kelner, rekende af en verliet het' café. Adriaan GersauDe naam aleen deed hem jolig glimlachen. Dat was de man wiens conversatie vroeger zoo menigmaal als brui sende champagne op zijn gemoed had inge werkt. Dat was eeni man, die te leurstellingen kende, meer nog, eer man, die met schaterende argumenten en dol-geestige aphorismen neen! riep. tot alle levensleed! Een profeet der materialistische vreugde te ontmoeten, jij bent uiterlijk totaal niet ver anderd." Karei keek wat verwezen. Wat drommel. Was dit Adriaan Qensau? Of was 't een oudere broeder tvan zijn vriend Maar nee, hij was het. „Jij bent kolosaal veranderd kerel borst hij eensklaps uit. „Die haarden dia kale kop Adriaan glimlachte, de zachte toegeeflijke glimlach van iemand die iets niet kwalijk neemt. Een glimlach die gansch niet behoor de bij den ouden Adriaan. ,'t Is waarsprak hij en. nu viel het Karei ook op, dat de stem en het tempo van spreken geheel veranderd waren„Is waar onze relatie da teert van de peride, toen' ik het nog mooi vond om de natuur geweld aan te doen." „Je was altijd clean-shaven." Adriaan krukte-, glimlachte weer m dit maal was er ir dien glimlach ietn, wat Karei onuitstaanbaar vond. Hij begon maar ineens te vertellen, wat hij in den Haag deed, hoe hij gevaren was, en wat hem er toe gebracht Had zijn ouden vrool ijken vriend Adriaan eens te verrassen en bij hem geestelijke verkwikking te zoeken na de door gemaakte lamlendigheden. Adriaan hoorde hem aan met genegen be- oe kwam ie er toe in dat adresboek te kijken Zocht je een bepaalde persoon vroeg hij, toen Karei zweeg. „Wel nee," antwoordde deze ,,ik bladerde zoo maaren toen zag ik ineens naam toevallig „Toevalligheihaalde Adriaan zaam. „Ja, dat noemt men toevallig..?' en de donkere oogen droomden even weg. „Hoe noem fij dat dan „Beste Kar antwoordde Adriaan „ik ben bang, dat ie teleurgesteld heen zult gaan, want de oude Adriaan die jij zoekt, is al lang uit me gevaren „Die indruk kreeg ik al Karei op recht. De ander tókte jouw de paté de foie gras en salade ai dronk zeer matig van de champagne, als een man die aan andere, ernstiger dingen denkt; en toen de heeren heengingen met hun geweren om konijnen op te sporen, reed hij afzonderlijk en dacht na. Zlin mededinger had hem geslagr. en de blot a gekregen, die dij, ?.o.-wn haar ge- gpven had. rllj keek van ter zijde naar Jc dan, die rondliep met een tevreden uitdruk king op zijn grzicht en met de roos in zijn knopsgat; ai die blik deed zijn bloed koken. Kon het mogelijk zijn dat Jordan Andrey van liem wegkaapte, zooals hij haar bloem had weggekaapt? Jordan was nog jong en rijk en ofschoon Lord Lorrimore hem haatte, hij moest toegeven dat hij verstandig yas en schitteren kon. Daar vloog een konijn op, hij legde aan en miste. De best geluimde menschen vinden het niet prettig als ze hun eerste schot mis sen en nog wel een gemakkelijk schot, zijn échec verbeterde Lord Lorrimore's humeur niet. Hij draaide zich om met een gebaar "van toom en een gloeienden blcte op de wan gen, toen Sir Jordan's stem vlak achter hem klonk ,Dat trof vriend Langoor, Lord Lorrimo re", en al sprekende hief hij zijn geweer op en raakte een voorbijgaand konijn. Lord Lorrimore bedwong zich met inspan ning. ,,U schiet goed, Sir Jordan!" zei hij be leefd. Jordan trok de schouders op en glimlach te. Hij kon goed schieten, dat wist hij. „Wel mogelijk", zei hij; „maar konijnen zijn groot en gemakkelijk te treffen." „Ja", antwoordde Lord Lorrimore. Een duif vloog op uit een hoopje boomen en kwam binnen hun bereik en Lorrimore schoot hem neer. „O, dat is beter", merkte Jordan op met een beschermend lachje. Lord Lorrimore krteg een kleur „Is u ooit b; Mexico gerreest, Sir Jor dan?" vroeg hij. „Ongelukkiji niet. 15 'b het altijd te druk gehad on veei te kuiraoi reizen z ggen - ,,Dat mannen in Mexico kunst met een gew- r verioonen." wou •aardig» „En u wilt zoo vriendelijk zijn die aan mij te vertooonen?" vroeg Jordan minzaam, maar met een zweem van spot. „Als u er op gesteld is", zei Lorrimore. De twee mannen waren naast elkaar voort- geloopen en hadden een van de boschjes be reikt. Lord Lorrimore bleef staan en keek rond. Geen andere leden van het gezelschap waren in de nabijheid. „Ja, ik zal het u laten zien", zei hij en hij nam een visitekaartje uit zijn boekje, sneed er een gaatje in en stak het met zijn penne- mes tegen den stam van een der boomen aan. „Heeft u soms een geweerkogelpatroon?" zei hij. Jordan zocht in zijn tasch. „Ja, twee, ik heb er maar twee." Lord lorrimore nam er een van en deed die in zijn geweer, toen ging hij op een ze keren afstand van den boom staan en keek rond „Denkt u dat u dat gaatje met een kogel zou kunnen vullen?" vroeg hij. Wacht! toen wij zooeven paard reden, vond u het noodig om een prijs te wedijveren." Jordan boog het hoofd met een glimlach. „Die ik zoo gelukkig was te winnen", zei hij zacht. Lord Lorrimore beet op zijn lip. „Ja juist", zei hij. „Zullen wij nu en denzelfden prijs strijden?" (Wordt vervolgd) Ufo. 108. 1M8. ié toni tljC 1 trijs oem

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5