op Maandag 2 September a.s.
FEUILLETON.
Gekocht
Zaterdag 24 Aug.
te ALKMAAR,
Het teelten
'ia
Honderd es Twinstifste Jaargang.
Burgeravondschool en Avond
school voor Handwerkslieden
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
ran ALKMAAR' brengen hierbij ter alge-
meene kennis, dat de INSCHRIJVING VAN
NIEUWE LEERLINGEN KAN PLAATS
VINDEN van MAANDAG 26 AUGUS
TUS a.9. AF TOT EN MET DINSDAG 3
SEPTEMBER d.a.v. in het schoolgebouw
aan den Bergerweg van des worm. ft to* 12
en des nam. van 2 tot 4 uur.
Het geboortebewijs of het trouwboekje der
ouders, waarin de aantaekening der geboorte
hunner kinderen is opgenomen, moet worden
medegenomen.
Zie verder de aanplakbiljetten.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Een gouden dameshorloge, een meisjes-
taschje, een broche, twee brillen in étui's, een
rijwielpomo, een zilveren armbandje, twee
portemonnaies met geld, een streng koralen,
een bont 'kinderschort, een onderbroek, een
lorgnet, twee zilverbons, eenige postzegels,
een damesparap'luteen portefeuille met kwf-
tantiën, een zilveren ring en een blauwe
werkbroek.
Alkmaar, 22 Augustus 1918.
De Commissaris van Politie,
W. TH. VAN GRIETHUIJSEN.
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
Toen Columbus en zijn mannen in 1492
voet aan wal zette in het land, dat later
Amerika genoemd zou worden, zagen zij
ontier de op het strand aanwezige inboor
lingen enkele, die vuur in den mond hadden
en rook uitbliezen; geen wonder, dat zij
door de schepelingen voor vuureters werden
aangezien. Bij nader onderzoek bleek, dat
de Indianen, zooals de oorspronkelijke be
woners van Amerika genoemd werdeni, de
gedroogde bladeren van een daar inheem-
sche plani oprolden, aanstaken, de rook met
den mond opzogen en weder uitbliezen, dat
zij „rookten''. Deze gewoonte heeft zich
spoedig naar Europa verplaatst, en is zoo
algemeen geworden, dat men in onze dagen
zelfs aan een rookverbod is gaan denken.
Toch kan men zeggen, dat het rooken voor
ouderen een vrij onschuldig genoegen is en
menigeen zou nog liever een stuk brood dan
zijn pijp tabak missen. Hoewel Amerika nog
altijd een groote leverancier van tabak is, is
de cultuur daarvan ook in andere deelen der
wereld heel goed mogelijk gebleken^ en
treft men zelfs-in ons land een paar streken
aan, waar dit gewas wordt geteeld^ n.l. in
de provincie Gelderland in de gemeenten
Druten, Wamel, Heterèn, Bemmel, Valburg
en Eist, te zamen 154 H.A. in 1916, en in de
provincie Utrecht in de gemeenten Ameron-
gen *6n Rhenen, te zamen 170 H.A. in 1916.
De oppervlakte, voor deze teelt in gebruik,
is vrijwel stationnair. De in ons land ge
kweekte tabak is van minder goede kwaliteit
en wordt in de tabaksindustrie slechts voor
bijzondere doeleinden gebruikt; bij het hoo-
ren van het woord „Amersfoortsche" trekt
menigeen dan ook den neus op.
De oorlog -heeft aan den invoer van tabak
een einde gemaakt, de hier aanwezige voor
raad is een geliefkoosd artikel voor de ket
tinghandelaars geworden en de regeering
schijnt geen middelen te hebben gehad aan
dit snoode bedrijf een einde te maken. De
minder gegoede moet thans zijn pijpje tabak
en zijn sigaar ontberen en het ligt voor de
hand, dat menigeen beproefd heeft, zelf in
de behoefte aan tabak te voorzien.
In het voorjaar van 1918 lagen er heel wat
speculanten op den loer, den verbouw van
tabak in ons land met het oog op de groote
vraag naar dat artikel een ongekende uit
breiding te geven, doch dit heeft de regee-
Naar het Engelsch van ©tartes öarvtce.
26)
„Ja", zei Jordan bescheiden. „Maar het is
lang geleden dat ik het gebruikt heb."
Hij kon goed schieten en goed paardrijden
ook, niettegenstaande zijn voorgewende be
scheidenheid.
„Den laatsten keer dat ik In Stoneleigh
Hol geweest ben, was met Neville", vertelde
Andrey. „Ik herinner mij dat hij dertien
konijnen schoot. Ik zei natuurlijk dat ik het
ongelukkig vond en hij lachte mij uit;, hij
ring althans belet In zuivere ijuinbotrwbe-
drijven werd de teelt alleen vrij gelaten; in
de bedrijven, waarin de tabaksteelt werd be
oefend in de jaren '13, '14 en 15, mocht
voor dit jaar een evengroote -oppervlakte
worden beplant, terwijl ook voor eigen ge
bruik de teelt vrij was.
Van, deze laatste gelegenheid ia nog al
wat gebruik gemaald, en het is voor deze
liefhebbers, dat ik bij menschen van het vak
eens heb geinformeerd, hoe er met het ver
kregen product moet worden gehandeld. Ik
heb reeds ontdekt, dat heel wat planten niet
dien omvang hebben verkregen die mogelijk
is. Hiervoor kunnen verschillen oorzaken
bestaan: zaad van een verkeerde soort, te
laat beginnen met de cultuur, te schrale of
verkeerd bemeste grond, verkeerde behande
ling der planten enz. Gelukkig hebben we
dezen zomer nog niet veel last van hagel
slag gehad; het zachte blad van de tabaks
plant wordt door de hagelsteenen gemakke
lijk vernield en daardoor wordt de tabaks
cultuur in ons land zoo uiterst riskant. Het
is nu zaak, te redden, wat nog te re3den valt
en daartoe wil ik enkele wenken geven. Ver
wijder, indien dat niet gebeurd is, alle
bloemen. Heeft men veel en goede planten,
dan kan men één daarvan behouden voor
zaadwinning. In de oksels der bladeren ont
wikkelen zich zijschuiten, ook deze moeten
weggesneden wordenzijn ze nog klein, dan
worden ze met de vingers verwijderd; zijn
ze reeds groot, dan kan men ze nog drogen.
De beroepskweekers noemen deze scheuten,
als ze nog klein zijn, dievengrooter gewor
den dragen ze den naam van lompen. Ze
bleven vroeger op het veld achter en moch
ten door kinderen worden opgezocht, die
daarmede per H.A. nog ongeveer 5 kon
den verdienen; er kan een mindere soort
kerftabak van gemaakt worden. Het spreekt
van zelf, dat de groei van den hoofdstengel
en van de hoofdbladeren door het verwijde
ren der dieven bevorderd wordt. Hebben de
onderste bladeren hun uiterste grootte be
reikt, wat men kan zien aan het bruin wor
den en omkrullen der randen, dan kan met
het oogsten worden begonnen. De 5 k 6 on
derste bladeren heeten „zandgoed"; ze zijn
het eerst rijp De tweede pluk valt 2 h 3 we
ken later, zij levert het „aardgoed" of „mid-
denbiad" en ten slotte verkrijgt men! na een
even groot tijdsverloop het „bestgoed" of
„topgoed." De geoogste bladeren worden
aan een sterk touw of aan een dunne stok,
b.v. een tonkinstok geregen. Daartoe moet
men een kerf in de hoofdnerf van het blad
maken met een scherp mes. Bij onze inland-
sche soorten, met een nogal dikke vleezige
nerf, moet deze uitsnijding ongeveer halver
wege het blad beginnen en tot bijna aan
den voet van het blad verloopen. Daardoor
woidt tevens het droog worden der bladeren
bevorderd.. Bij buitenlandsche, b.v. Deli-ta-
bak behoeft men maar een kleine insnij
in den bladsteel te maken, omdat de hoi
nerf veel dunner en minder vleezig is.
De stokken met de aangeregen bladeren
worden op een luchtige plaats, buiten de
zon gehangen, het bést dus in een schuur,
waar de wind vrij doorheen kan spelen. Na
verloop van een paar weken kunnen de bla
deren van een viertal stokken aan één stok
bijelkaar worden gevoegd. In October of
November komt de tijd van het sorteereni en
op bossen. JDe bosjes worden niet te dik ge
nomen; een 8 k 10-tal bladeren bij elkaar is
voldoende.
Tot zoover zijn de werkzaamheden voor
den liefhebber vrij gemakkelijk uit te voeren
geweest; doch nu komen de moeilijkheden,
in den regel alleen te overwinnen door den
vakman.
De tabak moet nu gefermenteerd worden,
wat men kan verkrijgen door broeien. De
tabakstelers stapelen de bossen daartoe op
hoopen van 1 k Wz M. breed en hoog. De
liefhebbers hebben niet zoo'n groote massa
en daarom moeten ze het anders doen. Daar
toe moeten de bossen tabak afgewisseld wor
den met lagen gras, om zoodoende een hoop
van eenige beteekenis te krijgen, terwijl het
broeien door het gras bevorderd wordt. Na
eenigen tijd van broeien moeten de hoopen
omgezet worden, de binnenste bossen ko
men dan buiten te liggen en omgekeerd.
Men krijgt daardoor een meer gelijkmatig
prodiuct. De kunst is nu, te zien, of er vol
doende gebroeid is; het broeien mag niet te
kort, ook niet te lang duren. Hebben de bla
deren een donkerbruine kleur tp een sterke
tabaksgeur verkregen, dan kan men aanne
men, dat het proces lang genoeg is voortge
zet, houdt men het langer aan, dan verbroeit
de tabak. De broeihoopen worden opgebro
ken en de bossen te drogen gehangen. Door
lachte altijd."
Jordan zuchtte op aie zeer hoorbare wij
ze, waaraan men kan merken dat de zucht
njet,gemeend is.
„Neville?" zei Lord Lommore, „dat is
uw broer, geloof ik, niet waar, Sir Jordan?"
„Mijn halfbroeder, ja", zei Jordan min
zaam.
„Wat is er van hem geworden?" vroeg
Lord Lorrimore; „ik vraag het omdat hij een
oude vriend van Freule Hope was."
„Een heel oude vriend, een speelmakker",
zei Andrey met een zucht.
Lord Lorrimore zag haar strak aan, toen
vestigde hij de oogen op Sir Jordan, alsof
hij op antwoord wachtte.
„Neville? Het spijt mij te moeten zeggen,
dat ik niet weet waar hij op het oogenblik
is. Waar zullen wij lunchen, freule?"
„Bij den heuvel", antwoordde Andrey.
„Wij lunchten daar vroeger ook altijd. Ne
ville zei dat we daar buiten dep wind zaten,
moet u weten."
Sir Jordan stemde dit vriendelijk toe.
„Het is een heel geschikt punt", zei hij.
Lord Lorrimore beet op zijn snor. Het
was niet voor het eerst dat hij Andrew over
dien Neville had hooren praten en telkens
als ze van hem sprak was net met een- zucht.
„Laten we dan naar den heuvel gaan", zei
hij.
Zij reden voort: evenals den vorlgen
avond was Sir Jordan meestal aan 't woord.
Hij kende de geschiedenis van alle plaatsen
die hij passeerde en stelde die In een aange-
namen vorm voor Andrey's verbeelding.
Lord Lorrimore raakte geheel op den achter
grond en knauwde misnoegder dan ooit op
zijn knevel.
Zij kwamen aan de Hplen. Het was een
groote uitgestrektheid zand en heide, afge
broken door groote struiken brem en hier en
daarheen groepje boomen. Een van die hoo
rnen de grootste van allen, werd „de Heu
vel" genoemd en hier stelde men voor de
lunch te gebruiken; de grooms waren al be
zig de sluitmanden uit te pakken.
„Wat een prachtige plek voor een race!"
zei Andrey onbedacht. Maar haar achteloos
uitgesproken woorden werden dadelijk op
gevat door de twee mannen naast haar.
„Een race? Ja!" zei Lord Lorrimore en
hij keek naar Sir Jordan's paard. „Wou u er
graag een zien? Wat zegt u er van, Sir Jor
dan
Tot zijn verbazing stemde Sir Jordan da
delijk toe.
de beroepskweekers worden ze nu voor de
verzending in balen of vaten gepakt De ta
bak belands vervolgens bij den sigarenma
ker of bij den tabakskerver. Daar sigarenma-
ken geen werkje is voor liefhebbers, zullen
deze zich moeten bepalen bij een poging tot
het kerven van de door hen gewonnen bla
deren F en tabakskerver te dezer stede heett
mij een kijkje gegund in zijn werkplaats en
mij daarbij de noodige inlichtingen gegeven.
Misschien kan men hieruit afleiden, hoe men
het met zijn bladeren voor eigen gebruik zal
aanleggen. Voor het kerven' worden de bla
deren weder bevochtigd; door sommige ker-
vers met verschillende sausen behandeld,
doch dit zijn fabrieksgeheimen, ook het niê-
lieren, d. i. het samenvoegen van verschil
lende soorten, om daardoor—een gewild
mengsel te verkrijgen. Het vochtig maken is
noodig, daar de bladeren anders bij het ker
ven te veel zouden verpoedelen. Nu komen
ze in de kerfmachine, die de bladeren in
reepjes van de verlangde breedte snijdt.
Door een eenvoudie inrichting kan« men de
messen verstellen, zoodat men fijne of groffe
rooktabak verkrijgt. Na het kerven wordt de
tabak op eesten gedroogd, vroeger een plaat,
tegenwoordig meestal een ronddraaiende
trommel, waaronder een vuurtje wordt ge
stookt. Na het drogen is de tabak voor het
gebruik gereed. Oogenschijnlijk zijn de
werkzaamheden zeer eenvoudig, doch er is
bepaald vakkennis noodig, om te weten, hoe
ver men de verschillende processen moet
doorvoeren. Enfin, al doende wordt de kunst
verkregen. Misschien vindt iemand, naar
aanleiding van bovenstaande mededeelingen,
een eenvoudige njanier om zijn tabaksblade
ren te verwerken, ik vrees evenwel, dat er
heel wat zullen worden verknoeid, of voor
minder aangename gewaarwordingen bij den
teler, bij het gebruik van zijn door hem zelf
gewonnen product.
door
F. DE SINCLAIR.
Heel, héél sobertjes had Karei gedineerd in
een tweederangs eetgelegenheid ra een stille
onaanzienlijke straat.
Hij had geen lust gehad om het er nu eens
lekker van te nemen; 't was allemaal zoo
ontmoedigend tegengeloopen, zoo heel anders
gegaan, dan hij zich had voorgesteld.
Eeni week geleden had hij zijn sollicitatie
in zee gestuurd.
Sommige sollicitanten gaan zich persoon
lijk presenteeren bij en Minister en bij den
Referendaris," had zijn invloedrijken oom,
die voor hem „werken" zou, gezegd, en die
opmerking had Karei begrepen als een wenk.
Met Pop, zijn vrouwtje, had hij overlegd:
„Als oom dat zegt, zit er meer achter." En
Pop, had! dit dadelijk beaamd. „Natuurlijk,
daar heeft oom een bedoeling mee; je moet
gaan; een reis naar dep Haag kost een hoop
geld, maar dat halen We er wel uit, als je
benoemd1 wordt!"
Heel glunder en hoopvol hadden ze elkaar
toen toegelachen.
Zoo was hij in zijn beste pak met nieuwe
manchetten en den vorigen dag geknipt in
den Haag gekomen.
Een beetje zenuwachtig had hij zich ge
voeld.
Alle heeren, die bij hem op de tram stonden'
zag hij aan voor ministers of referendarissen
en hij was heusch erg verbaasd, toen hij bij
't Departement gekomen, de eenige was, die
daar uitstapte.
Eerst zou hij maar op audiëntie gaan. Dat
was het ergste. Wat hij zeggen zou, had hij
al twee dagen in zijn hoofd en toen hij de
stoep van Het Ministerie wat zwaar opging,
repeteerende hij nog snel den aanvangszin
„Excellentie, ik Hoop niet, dat U me on
bescheiden zult v'nden
Toen stond hij tegenover een dikke bode
met een vaderlijk welmeenend gezicht.
Karei nam zijn hoed af.
„Ik woueop audiëntie
De vaderlijke bode ging op zij, maakte ver
drietig gebaar met beide handen en de wel-
meenende glimlach werd vriendelijk medelij
dend.
„Audiëntie? Vandaag geen audiëntie
meneerhet is gepubliceerd
„Zooantwoorde Karei teleurgesteld
„Is de Minister niet op het Departement?"
De vaderlijke bode werd! deftiger, verried
geen staatsgeheim en herhaalde met wat
sterker nadruk.
„Er is vandaag geen audiëntie, meneer."
„Zou ik dan e meneer van den
Hoornik bedoel de referendaris van de
Afdeeling Personeel kunnen spreken?"
De vaderlijke bode ging op zijn, wees wel-
Lorrimore stemde toe voordat zij tegenwer
pingen kon maken.
,Ik ben gereed", zei hij.
De anderen waren in dien tijd ook nader
bij gekomen en toen s
wedstrijd, toonden zij
hoorden van
den
ling.
grootste belangstel-
willend met eea dikke vinger de 'lange som
bere gang in.
Afdeeling Personeel, recht vooruit, Kamer
no. 7, daar is de bode, meneer."
„Dank u
Toen liep Karei langs een rij- fietsen in de
aangeduide richting. Kamer no. 7 was een
hokje, waar een andere bode aan een tafeltje
een courant zat te lezen. Hij stond op toen
Karei binnentrad, keek hem1 vragend aan.
„De referendaris van de Afdeeling Perso
neel alstublieft
„Uw kaartje?" vroeg de bode en als hij het
had, na eenig zenuwachtig gezoek van Karei,
„Als U even plaats wilt nemenzal ik es
zien of meneer d'r is".
Karei bleef alleen in het hokje, waar niets
te zien was dan het schamel ameubelement
aan den wand, een dienstrooster van de bodes,
die Geelman, de Gruyter en Passenier sche
nen te heeten, een scheurkalender en op de ta
fel het uitgespreide nummer van de Avond
post.
Karei'» hart bonsde onrustig; hij wachtte
langi, onbegrijpelijk lang, begon te gelooven
dat de bode hem vergeten had.
Maar ineens was de man weerom, hadi het
kaartje nog in zijn hand, gaf het Karei terug.
„De referendaris is juist vandaag roet ver
lof gegaan, meneer, maar als u soms de
Hoofdcommies, meneer Jaling, wilt spre
ken
Bliksemsnel eni met pijnlijke zekerheid had
Karei begrepen, dat eeri bezoek aan meneer
Jaling, de hoofdcommies geen enkel profijt
kon afwerpen'. Die meneer was immers toch
geen relatie van zijn invloedrijken oom.
Zoo had Karei met een hopeloos mislukt
gevoel 't Departement weer verlaten. Met
wrok in zijn hart jegens den Minister jegens
den Referendaris, de boden' en zijn invloedrij
ken oomi, die hem, dit stomme idee om persoon
lijk zijn opwachting te gaan maken aan de
hand had gedaan. Wat zou Pop zeggen? Ze
had al evenmin als hij veel geslapen van
nacht, zag maar nips en bleekjes, toen hij
wegging vanmorgen, al klaagde ze niet. Ja,
sterk was ze niet. En dan, al dat geld,
wat hij nu stuk sloeg met die idiote onder
neming; kostte hem alles en alles wel vijf en
twintig pop
O, als het gegaan was, zooals Pop en hij
het zich hadden voorgesteld. Door den in
vloed van oom. Eeni hijjf officieele toezegging
van den Minister en een anderhandsche be
vestiging van den Referendaris!
Groote goden! Hoe allemachtig weinig leek
het er op!
En ineens was het hem helder in zijn brein
geschoten, dat de Minister en de Referenda
ris beiden wel degelijk present waren ge
weest, doch de boden gewaarschuwd hadaen
„Als die meneer komt, zeg dan maar, dat
we uit zijn. dat er belet is, want er wordt
toch 'n anderen benoemd."
Toen was hij, moe van 't slenteren en luste
loos van de teleurstelling naar die gaarkeu-
kenachtige eetgelegenheid) gegaan om ten
minste zoo goedkoop mogelijk zijn flauwe
honger te stillen.
noemde hij zich zeil En «ra hond, am goette
hartelijke kerel, rijk, gul hij stond bekend
om zijn fijne en zijn prachtige cognac en
zijn heerlijke sigaren. Indien iemand, dan
was het Adïlaan Gersau, die Karei op dezen
miserabelen avond zeker graag met zijn fij
nen geest en materialistiche verkwükeüïipa
zou kunnen en willen opfleuren..
Karei zag hem al voor zich met zijn leuk
levenslustig cleanshaven gezicht en zijn
zwart haar, waar eene artistieke krul in zat.
En dan die pittige lachende oogen, altijd vol
ondeugende spotT
De tram bracht hem naar de Statènlaaa «n
de conducteur zei hem bij een halte, dat het
huisnummer daar vlak in de buurt was.
En dat bleëk juist, de naam stond op de
deur, hij belde.
Een niet heel vriendelijke tamelijk bejaar
de meid deed' open. „Ja, meneer was thuis,"
Karei zag om den een of andere reden af van
het verrassingseffect van een plotseling bin
nenvallen in Adriaan'S kamer, zooals vroe
ger zijn gewoonte wel was, gaf zijn kaartje.
De meid verdween er mee achter een glazen
tochtdeur.
Karei bleef wat peinzend achter op de
angmat, er was iets wat hem onaangenaam
erinnerde aan het Departement. Dat ver
dwijnen van die meid' met dat kaartje, het
zelfde kaartje van
Maar ze kwam terug zonder.
„Wilt u maar binnen komen."
A la bonne heure!
En 't volgend oogenblik stond Karei
een schemerig verlichte kamer, waarin
voorshands niets onderscheidde, dan
bureau met een rosse lichtkring op het
geschoven blad en' een donkere figuur,
langzaam oprees uit dien lichtkring.
En toen ja, dat was wel Adriaan's
of neeja toch
„Kareiwel, daar doe je goed aan, kerel
om me eens op te zoeken."
Meteen schoot 't electrisch licht uit de
kroon aan, viel schaterend hel in de kamer.
Karei had zijn hand werktuigelijk uitgestoken
voelde, da't die gedrukt werd, keek
„Adriaan NeeBé je 't nou of
ben je 't niet?"
Tegenover hem stond een man met een
kaal hoofdeen volle zwarte baard omlijstte
het bleeke gezicht.
„Ja ja en de donkere oogen lachten
even om Karel's verbazing. „Dezelfde hoor.
tenminste alles is relatief, hé? Maar je
bent terecht
Hij schikte een clubfauteuil aan
„Ga zittenIk ben erg blij je weer eens
in
hij-
een
uit-
die
•tem
Zijn aanvankelijk met Pop beraamd plan
die te gaai
zou zijx
gaven nog grooter maken 1 Even dacht
om na.
ven,
iaat de komedie te gaan had hij opgege-
Wel zeker. Hij zou zijn_nuttelooze uit
rak toe.
„Ik geloof dat wij beiden de beste paar
den hebben", zei hij.
.Willen we naar dat kreupelbosch rijden,
heen en terug? Maar wij moeten een p
krijgen, freule; wilt u den winner de blo
geven die u draagt op uw borst?"
Onwillekeurig bracht Andrey de hand aan
de groote Gloire de Dijon roos, die Lord
Lorrimore dien morgen van den tuinman ge
stolen had en haar aangeboden; maar Lord
„Jordan's paard is het beste van de fwrr"
zei Lord Lorrimore.
„Ik zal een voorsprong geven", zei Jordan
minzaam.
„Ik heb geen voorsprong, geen voorrech
ten noodig antwoordde Lord Lorrimore
haastig Maar hij moest wel toegeven en
werd veroordeeld vijftig yards voorsprong te
nemen.
De twee mannen reden af, de paarden vlo
gen zwaaiend voort. Maar hetgeen eigen
aardig van hen was, Sir Jordan hield zijn
paara in toom en liet het niet zoo hard loo-
pen als hij kon, voordat hij den hoek om
was. Toen zette hij hem vreeselijk aan, zoo
hard hij maar .kon en kwam als overwinnaar
aan met een voorsprong van een twaalftal
meters.
Andrey behandelde het als een grap en
scheen de roos vergeten te hebben voordat
Jordan naar haar toe reed en zijn belooning
glimlachend opeischte. Hij zag bleek en het
was duidelijk dat hij zijn triomfeerend ge
voel onderdrukte.
Zij gaf hem de roos met een lachje.
„Ze is niets meer waard," zei ze. „Ze is
half verwelkt en verlept."
„Ze is mij haar gewicht in diamanten
waard", zei Sir Jordan met zachte stem.
Andrey keek op en lachte, maar Lord Lor
rimore, die de hofklijke woorden van zijn
medeminnaar gehoord had, fronste de wenk
brauwen en trok zich terug.
Het was voor allen een heel genotvolle
lunch behalve voor Lord Lorrimcxre. Hij at
hij
over een bioscoop. Dat was niet duur.
Maar nee, er was iets in hem, da't zich ver
zette tegen datTiajagen van genot, nu alles
zoo triest en lammelendig verloopen was.
Naar zijn bed kon hij nog niet: 't was nau
welijks half acht en dorst Had hij. Hij ging
een café binnen, bestelde een glas bier, stak
een sigaar op.
Verveeld en lusteloos bladerde hij wat in
de couranten op de leestafel. Maar er was
niets, wat hem boeide, wat zelfs maar even
zijn aandacht gevangen hield.
Toch sloeg hij alles open, tijdschriften bro
chures, reclameboekjes eindelijk zdffs het
adresboek van Den Haag.
Groote Goden, wat een menschen woonden
er toch in de Residentie. Hij sloeg jje bladen
om, las werktuigelijk: Gevers, Gerrits, Ger
ritsen, Gersau Hé GersauMr. A. J. Ger
sau. Dat was Adriaan Gersau. Zoo zoo,
woonde die tegenwoordig in Den Haag? Ka-
rel peinsde even. dan dronk hij snel zijn bier
uitriep den kelner, rekende af en verliet het'
café.
Adriaan GersauDe naam aleen deed hem
jolig glimlachen. Dat was de man wiens
conversatie vroeger zoo menigmaal als brui
sende champagne op zijn gemoed had inge
werkt. Dat was eeni man, die te
leurstellingen kende, meer nog, eer man, die
met schaterende argumenten en dol-geestige
aphorismen neen! riep. tot alle levensleed!
Een profeet der materialistische vreugde
te ontmoeten, jij bent uiterlijk totaal niet ver
anderd."
Karei keek wat verwezen.
Wat drommel. Was dit Adriaan Qensau?
Of was 't een oudere broeder tvan zijn
vriend Maar nee, hij was het.
„Jij bent kolosaal veranderd kerel
borst hij eensklaps uit. „Die haarden dia
kale kop
Adriaan glimlachte, de zachte toegeeflijke
glimlach van iemand die iets niet kwalijk
neemt. Een glimlach die gansch niet behoor
de bij den ouden Adriaan.
,'t Is waarsprak hij en. nu viel het
Karei ook op, dat de stem en het tempo van
spreken geheel veranderd waren„Is waar
onze relatie da teert van de peride, toen' ik het
nog mooi vond om de natuur geweld aan te
doen."
„Je was altijd clean-shaven."
Adriaan krukte-, glimlachte weer m dit
maal was er ir dien glimlach ietn, wat Karei
onuitstaanbaar vond.
Hij begon maar ineens te vertellen, wat hij
in den Haag deed, hoe hij gevaren was, en
wat hem er toe gebracht Had zijn ouden
vrool ijken vriend Adriaan eens te verrassen
en bij hem geestelijke verkwikking te zoeken
na de door gemaakte lamlendigheden.
Adriaan hoorde hem aan met genegen be-
oe kwam ie er toe in dat adresboek te
kijken Zocht je een bepaalde persoon vroeg
hij, toen Karei zweeg.
„Wel nee," antwoordde deze ,,ik bladerde
zoo maaren toen zag ik ineens
naam toevallig
„Toevalligheihaalde Adriaan
zaam. „Ja, dat noemt men toevallig..?'
en de donkere oogen droomden even weg.
„Hoe noem fij dat dan
„Beste Kar antwoordde Adriaan „ik
ben bang, dat ie teleurgesteld heen zult gaan,
want de oude Adriaan die jij zoekt, is al lang
uit me gevaren
„Die indruk kreeg ik al Karei op
recht.
De ander tókte
jouw
de paté de foie gras en salade ai dronk zeer
matig van de champagne, als een man die
aan andere, ernstiger dingen denkt; en toen
de heeren heengingen met hun geweren om
konijnen op te sporen, reed hij afzonderlijk
en dacht na.
Zlin mededinger had hem geslagr. en de
blot a gekregen, die dij, ?.o.-wn haar ge-
gpven had. rllj keek van ter zijde naar Jc
dan, die rondliep met een tevreden uitdruk
king op zijn grzicht en met de roos in zijn
knopsgat; ai die blik deed zijn bloed koken.
Kon het mogelijk zijn dat Jordan Andrey
van liem wegkaapte, zooals hij haar bloem
had weggekaapt? Jordan was nog jong en
rijk en ofschoon Lord Lorrimore hem haatte,
hij moest toegeven dat hij verstandig yas en
schitteren kon.
Daar vloog een konijn op, hij legde aan
en miste. De best geluimde menschen vinden
het niet prettig als ze hun eerste schot mis
sen en nog wel een gemakkelijk schot, zijn
échec verbeterde Lord Lorrimore's humeur
niet. Hij draaide zich om met een gebaar
"van toom en een gloeienden blcte op de wan
gen, toen Sir Jordan's stem vlak achter hem
klonk
,Dat trof vriend Langoor, Lord Lorrimo
re", en al sprekende hief hij zijn geweer op
en raakte een voorbijgaand konijn.
Lord Lorrimore bedwong zich met inspan
ning.
,,U schiet goed, Sir Jordan!" zei hij be
leefd.
Jordan trok de schouders op en glimlach
te. Hij kon goed schieten, dat wist hij.
„Wel mogelijk", zei hij; „maar konijnen
zijn groot en gemakkelijk te treffen."
„Ja", antwoordde Lord Lorrimore.
Een duif vloog op uit een hoopje boomen
en kwam binnen hun bereik en Lorrimore
schoot hem neer.
„O, dat is beter", merkte Jordan op met
een beschermend lachje.
Lord Lorrimore krteg een kleur
„Is u ooit b; Mexico gerreest, Sir Jor
dan?" vroeg hij.
„Ongelukkiji niet. 15 'b het altijd te
druk gehad on veei te kuiraoi reizen
z ggen -
,,Dat mannen in Mexico
kunst met een gew- r verioonen."
wou
•aardig»
„En u wilt zoo vriendelijk zijn die aan mij
te vertooonen?" vroeg Jordan minzaam,
maar met een zweem van spot.
„Als u er op gesteld is", zei Lorrimore.
De twee mannen waren naast elkaar voort-
geloopen en hadden een van de boschjes be
reikt. Lord Lorrimore bleef staan en keek
rond. Geen andere leden van het gezelschap
waren in de nabijheid.
„Ja, ik zal het u laten zien", zei hij en hij
nam een visitekaartje uit zijn boekje, sneed
er een gaatje in en stak het met zijn penne-
mes tegen den stam van een der boomen aan.
„Heeft u soms een geweerkogelpatroon?"
zei hij.
Jordan zocht in zijn tasch.
„Ja, twee, ik heb er maar twee."
Lord lorrimore nam er een van en deed
die in zijn geweer, toen ging hij op een ze
keren afstand van den boom staan en keek
rond
„Denkt u dat u dat gaatje met een kogel
zou kunnen vullen?" vroeg hij. Wacht!
toen wij zooeven paard reden, vond u het
noodig om een prijs te wedijveren."
Jordan boog het hoofd met een glimlach.
„Die ik zoo gelukkig was te winnen", zei
hij zacht.
Lord Lorrimore beet op zijn lip.
„Ja juist", zei hij. „Zullen wij nu en
denzelfden prijs strijden?"
(Wordt vervolgd)
Ufo. 108.
1M8.
ié toni
tljC
1 trijs
oem