1
1
3
a
e
m
r
m
u
a
ja
m
L
e
!n
1
M
Damrnbriek.
r~
3,
K
3
ii
13
9
FEUILLETON.
Gekocht
Li
Honderd en Twlnstlgste Jaargang.
Zaterdag lé Sept.
De lieido een er moeder.
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
1
J
Si
W
i
ai 6. 191».
Ala 't morgenlicht haast glimt keert hij terug
Een licht brandt in het slaapvertrek en zacht
Wordt stil gefluisterd als hij binnentreedt
Daar ligt ze neer en blikt hem aan en lacht.
Eén blik op zijn gelaat zegt haar genoeg
Een lucht van bier en rook hangt nog dra
(Wij ontvingen eenigen tijd geleden het
verzoek van mej. H.' D. I. Bertelman alhier,
eens te willen nagaan of er zich onder de door
haar geschreven vertellingen en verzen iets
voor ons Zaterdagavond-blad bevond.
Ofschoon wij in den regel over meer dan
voldoende copie voor dit blad beschikken en
voornamelijk voor de novellen-rubriek,
meer copie dan plaatsruimte hebben^ willen
wij het werk vain mej. Bertelman gaarne
een plaatsje inruimen.
Wij hebben veel van het door haar geschre
vene met genoegen gelezen en laten voor onze
lezers uit baar rijke collectie verzen de hier
volgende met veel gevoel geschreven dicht
werkjes volgen.
Een harer vertellingen moge daaraan
voorafgaan. Red. Alkm. Crt.)
Lodi's Moeder was lijdende en' zijn vader
was gestorven en Lodi was nog slechts zeven
jaar. Hij speelde en wist niet, wat zijne moe
der leed. Want zij leed niet alleen met het
lichaam maar 't meest was haar ziel lijdende,
want haar hart was bekommerd om haar
kind. Want ze voelde, dat zij van hem schei
den moest en ze wist, dat hij achter zou blij
ven, heel alleen. Op de groote wer.eld, heel al
leen, want iedere vriend is een vreemde als
de stem des eigen blóeds spreekt en daar is
geen schepsel geboren, dat een kinderziel be
grijpt in al zijn diepte. Alleen de moeder
voelt, als zij genoeg liefheeft het fijne leed en
Haar liefde overwint als rij hem kust
En teeder nog als altijd klinkt baar
hem
En haar verstandige oogen zien hem aan:
„Je jongen, vraagt, wat je vanavond deed."
Geest riep Jama verscheidene malen tot rich,
want hij had eerbied voor die heilige worste
ling, maar Jama kon niet, want £y moest
strijden.
En de moeder begon te zien, dat de een
zaamheid Lodi minder droevig zou maken
dan voorhees, doordat zijne jaren gegroeid
waren en zijn ziel gerijpt en zijn geest ge
sterkt was.
I Urn*#
levens <&et weerstaan. I meSle klmkt °Peena 031
En toen de strijd 10 jaren geduurd had,
kwam het op eenmaal voor, dat Lodi riep:
„Moeder leg u neder in Jama's armen, liever
wil ik zonder u rijn dan dat ik u weet te lij
den."
En toen jubelde het hoog in haar op: „Hij
weet wat uefde is hij heeft de groote les des
levens geleerd; ik kan hem nu verlaten."
En toen legde zij zich in de armen van
Jama, die haar wegdroeg en Lodi plantte
bloemen op haar graf, die welig opschoten en
de Groote Geest zegende dit graf met eigen
hand en schonk het de macht, om alle booze
zielen die het naderen liefde te geven.
LACH JE NIET MOEDERTJE?
Lach je niet moedertje bij de gedachte
Dat nu de tijd die zoo snelle steeds vliedt
Weldra de uren voor je zal brengen
Dat je een kindje in d'armen wiegt.
Ween je moedertje louter van vreugde
Als je di^kleertjes ziet aardig en fijn
En als je hartje de beeltenis toovert
Van een gezond en lief kindekijn.
Zing je niet moedertje honderden liedjes
Liedjes van liefde en teed're trouw
Om bij het wiegje van 't kindje te zingen
Als je straks wezen zal moeder en vrouw.
Juich je niet moedertje als ze je vragen
Wanneer hH kindeken komen moet
Is het niet of je 't het dan al hoort schreien
Met een zacht stemmetjé teeder en zoet.
de groote overweldigende angst, die kinder- L
zieltjes in hunne diepste diepte met zich kun- Hoop maar hef moedertje. Schatten van liefde
nem dragen. En als zij hem zag, spelende, j-Die je voor 't kindje in je harte bewaart
Zullen het vrede en levenslust geven
Maken hem 't zaligste zieltje op aard.
vroolijk en onbewust van het vreéselijke lot,
dat hem boven het hoofd hing, dan weende
niet haar hart zacht en stil, als een vrouwen
hart, dat lijdt maar woest bruiste het ia haar,
de wilde wanhoop der vertwijfeling.
Eenmaal riep zij hem tot zich en wilde hem
zeggen, wat gebeuren zou, maar hij begreep
haar niet en lachte ongeloovig. Eindelijk was
de dag daar, dat Jama kwam om haar te ha
len. Eerst voelde zij zich getroost, maar op
het oogenblik dat hij haar grijpen wilde bruis
te plotseling de waarheid helder voor haai
on „lk kan neni nog niet alleen laten, hij kent
het leven nog niet" en daar rolde de groote
macht der moederliefde in al haar onmetelijke
kracht aan en met één enkele kermende gil,
die een heel menschenieven bevatte, begon de
«rijd ltgeii M,.igod des d»d^d,e 10 jaren Mw,dcrtje dc|,kt aan die blijde d,™,
Snmzi,r S, 2r liet hij I Ala haar jongen in de armen ijdregen
ALS IK EEN MEISJE BEN.
Moedertje heeft al zoo lang gezongen
Over haar komenden lieven jongen
En ze noemde hem in haar vreugd
't Kindje van al haar droomen
Moedertje! als ik een meisje ben
Mag ik dan ook wel komen?
Moedertje denkt aan het jonge leven
En hoeveel liefde ze hem zal geven
Want ze praat al van hij en hem
Als ze er aan gaat denken
Moedertje! als ik een meisje ben
Wil je me liefde schenken?
haar los en stond toe te zien. En door
aanschouwen bloot van den strijd, werd in de
ziel van Lodi in diepe krachtige trekken een
beeld gegroefd, dat vast daarin zou blijven rit
bloeiend uit zou stroomen in zijn later leven
tot zegen van allen, die hem omringden en
na hem kwamen „Liefde". En onder het strij
den wierp zij telkens wijze lessen tot hem en
hij hoorde naar haar zooals geen kind ooit
naar de lessen der ouders hoort en hij vergat
ze nooit. En hij leerde van haar in die enkele
woorden: moed om te strijden tegen bet
kwaad der ziel en de verleiding der zon4e.
En hij leerde de zonden der menschen te
vergeven door zijne ziel in de hunne te neste
len.
En hij leerde van de trouw, die de storm des
levens niet verwaaien en de doodi niet breken
kan.
En hij hoorde van het beeld van den groo-
ten Geest, die in de zielen der menschen nuist
en ze maakt helder als water der bron, krach-
tig als de stammen der oude wouden, fier als Wordt het mijn liefste snoesje,
de rotsen, liefelijk als de lachende tuinen te-1
En ze gaat in dé toekomsit al
Luchtkasteel en bouwen
Moedertje! als ik een meisje ben
Zal je dan ook van me houen?
Moedertje n&ait aan dat aardige goedje
Ziet in gedachten het spartelende voetje
En ze geeft met een stillen lach
Al een kus op z ij n schoentje
Moedertje! als ik een meisje ben
Krijg ik dan ook een zoentje?
Moeder denkt al aan later jaren
Hoe ze haar jongen voor leed zal bewaren
En ze lacht, als ze blijde denkt
Altijd blijf ik zijn hoeder
Moedertje! als ik een meisje ben
Heb ik aan ook een moeder?
Moedertje als ik nu straks ga leven
Zal je me dan wat liefde geven.
Hoor ik goed? Ze fluistert zoo zacht
Dat lieve jonge moesje
Ze fluistert: als het een meisje is
EEN BOODSCHAP DOEN.
In d'open voordeur staat Mama,
Ze ziet haar beide kleintjes na
Ze mogen saam een boodschap doen
Ginds om den hoek bij het plantsoen.
Broer houdt haar handje stevig vaat
Ze ziet het hoe hij op haar past
Ze ziet de trippelbeentjes gaan
En denkt terwijl ze stil blijft staan
Hoe aan den overkant der straat
Een oude kermis van haar gaat
Een zoogenaamd geleerde vrouw
Met wie ze niet graag ruilen zou
Die steeds beweerde dat de eer
Dp kunst ,de studie en zoo meer
De hoogste en beste vreugde geeft
En daarvoor ook alleen maar leeft.
Neen, denkt ze als ze 't tweetal ziet
Maar onze vreugde kent ze niet
En ik geloof wel in haar ziel
Dat haar het leven tegenviel.
I Daar komen z' al weer aangestapt
Kijk zus heeft op een steen getrapt
Broer legt het zakje neer op straat
Nu hij haar traantjes drogen gaai
Ze loopt de straat maar even uit
En als zij z' in de armen sluit
Dan voelt ze heden meer dan ooit
Wat vreugde voor haar is gestrooid.
IN 't WARME ZONNETJE.
Poes zit in 't koesfrend zonnetje
Ze knijpt haar oogjes dicht
En ginds op moeders schoot daar nut
Een klein en teeder wicht
En aan haar knie in 't zoncdicht
Daar staat de krullekop
Hij grijpt naar zusje'® kleine voet
En tilt die even op.
Hij wrijft zijn knuistje in zijn oog
En lacht eens naar papa
Die 't hoofd op moeders schouder leunt
En roept dan „Kijk Mama
Wij zitten ook in 't zonnetje"
Ze pakt die blonde kop
Die op haar schouder rust en heft
Hem teeder naar zich op.
En stralend vat bij: nu haar hand
En zegt met teed'ren druk:
„Wij hebben 't warmste zonnetje
Het zonnetje van geluk."
Ieder, die in dien loop van de voorgaande
week met eenige aandacht de courant heeft
gelezen zie b.v. de Alkm;. Courant van
Woensdag 11 Sept. j~l. zal daarin twee
berichten; hebben gevonden, die tot ernstig
nadenken moeten stemmen. Deze mededieelin-
gen mogen voora! ten wenk rijn voor hen,
die er nog maar steeds op uit zijn, zoo boog
mogelijk winsten te maken., om dit heillooze
sptT te staken.
Het eerste bericht betrof een schrijven van
den afgetreden Minister van Landbouw aan
de verschillende kerkgenootschappen in - Ne
derland1. De Minister wijst daarin op den
gen de hellingen der bengen, warm als het
stralend licht der zon, grootsch als de wijde
zee, wier golven voortrollen tot aan verre lan
den en wier wateren dragen, wat het kost
baarste is voor allen.
En hij leerde te weten wat reinheid is p de
zielen1 van die zich kind' voelen en rustig zijn
Eh hij kwam te begrijpen hoe vrede kan wo
nen in het hart van den mensch die lief heeft.
En heviger werd de strijd1 hoe langer h»j
duurde, de ongelijke strijd tusschen den krach-
tigen man en de zwakke vrouw, de ongelijke
- - ohchtdoet
id
Groote
behouden wil voor een ander en de
Naar het EngeLsch van Charles Oarvice.
42)
De vrouw schrikte even op alsof ze ver
diept was geweest in haar eigen gedachten,
maar antwoordde dadelijk: „Mercy bairfan
Sylvia herhaalde dien naain werk tui,
„Het is een lieve naam", zei ze.
oont u
al lang ge-
VERDWAALD.
't Was kennis weer en al wat jong wsa ging
En vierde feest in dolle roes en. vreugd
Zij kon niet mee, want zij was moeder haast
Voorbij voor haar was dolle pret en vreugd.
Ze liet hem :aan, bij was toch nog zoo jong
Wel klopte rt hart van lichte vretze haar
Maar ook van liefde en ze liet hem gaan
Al was zijn booze geest verleiding daar.
't Werd nacht, hij kwam niet weer, en wijl
zij wacht
Zwerft hij in t dol geroea van zang en licht
Ontmoet er vrienden en een jonge vrouw
Vergeten is haar liefde en 't komend wicht.
uit, zoo ongeschikt voor het leven in de wil
dernis."
„Men moet zich schikken naar de opstan
digheden", zei Mercy. „Maar ik geloof niet
dat ik u raag laten praten, anders zal me
vrouw Lopgley, ala zij terug komt,
dat ik lang geen ziekenoppasster
ben. Probeer wat te gaan slapen;
schikte de lakens met zachte hand.
Sylvia zuchtte.
„Ik ben haast bang om te gaan
zei ze droevig, „want ik droom dadel <jk -
ik droom van allea alios wat ik verloren
heb!"
Mercy boog zich over haar heen en veeg-
noodtoeatand, waarin onze broodvoorziening
rhaudi ia geraakt. Met de
opbrengst zal tot aan de mbaml J
hoeven in te leveren, Gan de geschatte op
brengst. Blijkt het bij het dorschen, dat rij
meer hebben, dan mogen zij naar hun mee-
ning, dat meerdere behouden. Deza meeting
is met alleen een dwaling, maar ook zeer ver
keerd. De schatting dient alleen om te voor
komen, dat er zich gevallen zullen voordoen
als 't vorig jaar, waarbij landbouwers kon
den volstaan met zelf aan te geven, wat ze
hadden geoogst en niet schroomden een op
brengst van 8 H.L- per H.A. op te geven
Geen schatter kan de oogst op een H.L. na
nauwkeurig bepalen en dat wordt ook niet
verlangd. Van den landbouwer kan men P
de gegeven omstandigheden eischen, dat bij
inlevert wat hij geoogst heeft; dat is niet ai-
leen in het belang van de gemeenschap, doch
ook P rijn eigen belang. Mag bij voor het
oogenblik meenen, rijn eigen belang bet best
te dienen, door wat hij achteruit gehouden
heeft, voor ongehoorde prijzen te verkoopea
aan hen, die deze er voor willen besteden, als
de stem van het volk gaat Bpreken in geval
van hongersnood1, zal het hem duidelijk wor
den gemaakt, dat hij verkeerd beeft gedaan.
Het schijnt, dat alle landbouwers hiervan nog
niet doordrongen rijn. Vandaar dat de Minis
ter zich tot de verschillende kerkgenootschap
pen wendt, opdat de voorgangers der ver
schillende gezindten hun1 medewerking zullen
verleenen, om hun gemeenteleden te wijzen op
wat in deze bun plicht is. En nu trof ik in de
Leeuwarden Courant van Woensdag j.l. sen
artikel aan van Ds. G. W. Heesen, waarin
deze allen, die van goeden wille rijn, oproept,
om te trachten een eind te maken aan onhoud
bare toestanav", als daar rijn, ondervoeding
bij een gedeelte van 't volk, het nog steeds van
alles kunnen krijgenyvoor menschen met geld,
het in de eerste plaats door rechters zelf pro
fiteers van. in beslag genomen vleesch. het
door boeren verkoopea van graan en peul
vruchten van den. nieuwen oogst voor hooge
prijzen, enz. Hebben deze feiten werkelijk
plaats, dan moeten de schuldigen voorbeeldig
worden gestraft, rijn het lasterpraatjes, dan
dienen deze met kracht den kop ingedrukt te
worden, opdat straks niet een onschuldige de
dupe wordt van de volkswoede. De oeweging,
door Ds. Heesen op touw gezet, moet m.i. niet
eeni plaatselijke, doch een nationale beweging
worden. Wie neemt in Alkmaar het initiatief?
De tweede mededeeling was afkomstig van
de Kunstmest-conunissie en behelsde het be
richt, dat, in verband met de geringe- voorra
den en het uitblijven van voldoenden aanvoer,
slechts „een zeer klem gedeelte" van de be
stellingen op kunstmeststoffen ten behoeve
van den oogst 1919 kan worden geleverd
Dit bericht was te verwachten. Wel is waar
vindt men in ons laud eenige kunsunestfabrie-
ken, doch de grondstoffen voor deze fabrieken
moeten uit het buitenland komen; slechts en
kele kunstmeststoffen worden .gereed voor
het gebruik" uit bet buitenland aangevoerd.
In de behoefte aan kalkmergel kan ons land
op 't oogenblik zelf voorzien en waarschijnlijk
kan er <x>k eenig beendermeel worden gefabri
ceerd. Kalimeststoffen zullen misschien nog
uit Duitschland kunnen komen, doch met kali
alleen rijn we ook niet gebaat. Toch zal deze
mededeel iag een leelijke streep door de reke
ning rijn voor vele land- en tuinbouwer»,
vooral voor hen, die ten opzichte van het
scheuren van grasland de kat nog wel eens
uit den boom wilden kijken. Behalve op het
dienstbaar maken van alles, wat snaar ©enigs
zins als meststof kan dienen, zal bet op 't
scheuren van grasland aan moeten komen.
Het kapitaal, in den bodem dezer landen op
gehoopt, zal noodzakelijk aangesproken moe
ten worden. Zonder dat zal Nederland niet in
de behoefte van voedsel voor tnsnscü en dier
kunnen voorzien. En nu is het te hopea, dat
de boeren niet zullen wachten, tot er iemand
bij ben aan de deur komt, om hen mede te
deelen, dat Zij tot scheuren van dit of dat stuk
land verplicht rijn, doch dat rij uit zich zelf
tot scheuren overgaan. De regeering doet
door het uitloven van premies en door de
vaststelling van hoogere graanprijzen, wat
zij kan. De vraag mag nu niet meer rijn, of
ml} mondeling Is medegedeeld Wéi wedl fik,
dat deze gunstige resultaten niet verkregen
zijn, door de groote hoeveelheid ptantenvoe-
dende stoffen, die "sris voorkomen. Deze boe
veelheden rijn integendeel zeer gering. Zie
hier de samenstelling in procenten.
1
S3
Eendeskrocj 04,1 1,8 0,2 2 —1,1
Azolla 94,6 1,4 0,1 1,9 0„1
Opgemerkt dient te worden, dat met eiwit,
vet en1 zetmeel, bedoeld worden, eiwitachtige,
vetachtige en zetmeelachtige stoffen, wat iets
anders is, dan deze stoffen in zuiveren vorm.
Nu zit in de eiwitachtige stoffen de stik
stof. Kent men Üe hoeveelheid eiwit, dis In
een stof voorkomt, dan kan met daaruit bet
stikstofgehalte berekenen en omgekeerd, het
bedraagt ongeveer één zesde van het eiwit
gehalte. Voor eaatlerkroos wordt dut dus o, 3,
voor azolla 0,25 procent. Rekent mm deze
stikstof op de helft van 'de waarde van de stik-
stif in chiltealpeter, dan zou 1 baal chili ga-
lijk staan met 100 balen eenrieokrooe. Kali
en phosphorzuur moeten voorkomen' in de
ascnbestanddeelen, en met behulp van boven
staande cijfer» kan mem nagaan, dat het ge
halte aan deze stoffen ook zeer gering moet
zijn. >De gunstige werking van deze plantaar
dige stoffen moet dan m.i. ook meer toege
schreven worden aan de gronjdverbeterende
eigenschappen. Werkt mm deze stoffen goed
door den gnead, dan zullen op die plaatsen,
waar de blaadjes terecht komen, in dm loop
van den zomer kleine holten ontstaan en deze
kleine holten zullen op de natuurkundige
eigenschappen van den grond een gunstigen
invloed uitoefenen: de lucktverwermg, de
waterafvoer en de verwarming van den bo
dem zullen er doof bevorderd worden. Het
zelfde doel wordt bereikt door een goede
grondbewerking. Meermalen is gebleken, dat
een goede grondbewerking de nadeelen van
een slechte bemesting grootendeels kan op
heffen. Waar we dus maan voor een te kort
aan meststoffen, kan een goede grondbewer
king niet'genoeg worden aanbevolf
>or de ontvangen opl. van pro-
(auteur C. Blankeaaar).
AAN DE DAMMERS I
Met dank voor
bleem no. 511
Stand.
Zw. 16, 22 en 2 dammen op 5 en 47
W. 42, 46 en 2 dammen op 15 en 25.
Oplossing
1. 25—481 1. 47 38 o! 38
slaat zwart op 29, 24 of
volgt van wit 15 11 (zw
48—37 (zw 5 :4t) «s
wint.
15 42 X 22—28 (gedw.)
48—3911 Zwart kan nu zijn cam met
verzetten, want dan slaat wit 39 11
dan
ié :7)
46 37
2.
3.
(zw. 16
ook niet
17)
spek
lij k
28—
kan
33
ton<r™merhflMd m osraakt Met de nesehatte door de teelt van een of ander handelsgewas
langzamerhand as geraakt. Met de geschatte meerdere wüiat is te behalenin de eerste
plaats moet men er op bedacht rijn. het Ne-
derlandlsche volk door den1 kwaden tijd heen
het broodrantsoen van 200 gr. per hoofd per
dag verstrekt1 kunnen worden, van vefhoograg
van dat rantsoen kan
evenwel in de vers
sprake rijn. Za! er
van dat rantsoen
an geen i
trekking
geen stagnatie koiaea, 'dan is het noodzakelijk
dat iedere verbouwer trouw inlevert, wat zijn
schijnt
geloo-
dan
wordt er op dit oogenblik "reeds" met dé nieu
we oogst geweldig geknoeid. Sommige land
bouwers meenen, dat zij, na aftrek van wat ze
voor hun vee mogen behouden, niet meer be-
42—37 enz. Hij
len 16-21 of 28
(hierop zou weer volgent 39 til.
3. 38—32.
4. 3043 en wit wint
Wij weten dat vele liefhebber» art i
naar dit aardige eindspel gezocht hebbes,
kunnen nu hun krachten weer ceas beproeven
aan no. 512 In deze rubriek
Goede opl ontvingen wij van <d& literalD.
7. T. Bosman,
F, Dekker, D=
Laatiaga, Haar
de Bow, R. W.
Gerliog, te AlWoOx, H.
iem,
EEN DAMRLAQ.
Toer.' wit in den volgenden stand 32—27
speeide, sloot zwart aan met 13—18, maar
dat bekwam hem slecht.
groad heeft
reeds nu
ven, wat
te helpen. Ten opzichte van het
van stoffen, die mede kunnen werken tot
verkrijgen van een hoogeren bodemopbrengst,
wil ik wijzen op een paar artikelen, waarvoor
ik de gunstige werking meer dan eens heb
hooren verkondigd».
eendenkroos. Vooral bij de teelt van vroege
aardappelen moet men hiermede gunstige re
sultaten' hébben verkregen. Nu Staan mij ten
opzichte van die proeven geen cijfers ten dien
ste cm moet ik dienaangaande afgaan op wat
werking
(gen, nl
van azolla en van
ren het
gelaat,
hart
mét die ui
maar dit was een
ing van berus-
zeggem,
geweest
en rij
slapen",
in "het Wildfall-kamp Is u hier
wcest?"
Teirc-nwoordig wel. rseeu, mei um i ---
ik Sen h ier gekomen met den dokter iShTte denken, dat ai les voor ons best
lijk, dat weet ik wel ja ik weet het! Want
ik ben ook zóo ongelukkig geweest, dat ik
bang was om te gaan slapen en te droomen
Maar tracht er aan te denken, lieve, dat wij
allen irj God's hand zijn!"
Sylvia zuchtte en sloot de oogea. De ver
standige woorden brachten weinig troost op
dat oogenblik, maar de stem de toon
waarop zij werden uitgesproken, kalmeerde
haar. Zij sliep eenigen tijd enttoen zij wak
ker werd, zat Mercy naast haar, oplettend en
onvermoeid.
„Is u daar nog?" vroeg Sylvisu
„Dacht u dat ik u alleen zou laten? Ja, ik
ben hier nog en ik zal aan mevrouw Longley
vragen of ik mag blijven dat wil zeggen
als u het goed vindt."
„O ja, blijf bij mij", zei Sylvia met een
zucht. „Ik heb he<?l graag dat u blijft
Verscheidene malen dien avond vestigde
Sylvia de oogen op het bleeke, droevige ge
zicht en telkens met toenemende belangstel
ling. Wanneer men groot verdriet en smart
nik zonder doel.
y. „Ik ben met
heil pit Engeland gekomen. Ik was geheel
alleen en had geen vrienden op de wereld en
zij waren heel lief voor mij." Haar stem beef
de een weinig.
Sylvia kreeg een kleur.
„Ik ik vraag u vergiffenis", zei ze op
haar beslisten toon, „ik had geen plan u
pijnlijke vragen te doen. Ja, het moeten wel
heel goedhartige menschen zijn. Denk eens
aan hoe goed ze voor mij geweest zijn.
De wereld is vol goede menschen'
ting en vredé, als een balsem werkte op het
smartelijk gemoed vau liet oenzaatn achterge
bleven meisje.
Toen Lorrimore dm volgende® morgen
aan de tent kwam, schrikte hij bijna evenzeer
ala Sylvia gedaan had door de tegenwoor
digheid van de nieuwe verpleegster, want in
haar eenvoudige, zwarte japon en mei haar
kalme manier van doen scheen zij bijzonder
misplaatst ln zulk een woest oord ala een
goudgravt-rskamp. Zij maakte een onderda
nig buiginkje voor Lorriraore.
„U zult haar vanmorgen veel beter vinden,
h oop ik, my lord", zei ze, want Lorrimore's
titel was in dien tijd békend geworden rij
ging de tent uit, bleek vlak bij, den ingang
staan, zoodai ze niet verstond wat er gespro
ken werd,
„Dus u heeft een nieuwe verpleegster ge
kregen?" vroeg Lorrimore, terwijl hij de
hand vatte, die hem werd toegestoken. „Ik
hoop, dat naar verslag omtrent u juist is."
„Ja", zei Sylvia, „ik ben beter
„Goéd genoeg om even te luisteren naar
iets, dat ik u te zeggen heb?"
,Wat is dat?" zei ze, terwijl ze haast ang-
-
i
Ina
Zw. 5, 6, 8, 9, 10, 13, 14, 16, 17, 19, 20,
22 24 25
W. ió, 30/35, 38, 39, 40, 43/46.
stig groote oogen opzette.
„Niets verontrustends.
zei
aan
Mercy zacht.
Sylvia keerde haar hoofd af.
„En slechte", fluisterde zij, denkende
„Sommigen zijn slecht ja", stemde Mer
cy toe. „Maar God regeert over allen.
Sylvia draaide het hoofd weer om en zag
de spreekster aan, De toon van berusting en
tankmoedig geduld maakte indruk op haar.
„Is u hier graag in het kamp?" vroeg zij
ooi toch iéts te zeggen. ziet er zoo kalm h
mg. wanneer men groot veiuuci «x»<»»»
.eeft, doet het zien van het geluk van ande-
Er is niet nog
meer slechte tijding."
„Dat kon voor mij oök niet", antwoordde
zij eenvoudig aandoenlijk.
„Ik wou met u praten over een voorstel,
dat ik u wou doen", zèi Lorrimore opge
wekt, „ik hoop dat u volkomen vrijmoedig
tegenover mij zult rijn, miss Sylvia. De dok
ter vindt dat u zoo spoedig mogelijk veran
dering van omgeving moet hebben dat
het beter voor u is hier uit Wildfall vandaan
te gaan."
„Ja?" zei ze onverschillig.
„Ik nu ga heel spoedig weg, wat zou u er
van zeggen, met mij mee te gaan?"
Sylvia keek hem nadenkend aan, maar zon
der tc antwoorden.
„Ik blijf eenige maanden op reis en de ver
oudering zou goed voor u zijn, dat denken
wij alien. U moot natuurlijk doen wat u
wil. Ik wil u volstrekt geen moeilijke vra
gen doen, miss Sylvia, maar u moet beslissen
o! u hier wilt blijven bij deze goede men
schen, die u zeker heel graag bij zich houuen
of misschien liever weer naar Verloren Hoop
terugkeeren."
Een huivering ging haar door de leden.
„Daar tcruglceeren zonder Jack I" eet ie
fluisterend.
„Goed," zei Lorrimore snel. „Wilt u dan
met mij meegaan? Ik zal een aardige dame
zien te krijgen, die u gezelschap kan houden
en zij en ik zullen voor u zorgen."
Zij stak hem de hand' toe.
„Waarom getroost u u zooveel moeite voor
mij zei rij.
„Wel, ten eerste omdat u niet in staat te
om u eenige moeite voor u zelf te geven," zei
hij luchthartig. „En dan nog om een andere
reden, ik wou bij u infonneeren naar uw
vrienden, uw familie."
„Die heb ik niet," zei ze. „Ik had niemand
dan Jack en nu
Lorrimore zag, dat bet nergens toe diende
verder te vragen.
„Als u naar Engeland gaat vinden wij mis
schien uit, dat u niet zoozeer van vrienden
I verstoken is als u denkt."
„Misschien," zei ze onverschillig. „Ik weet
het niet. Ik zal het eenmaal weten, maar nu
nog niet," en haar hand ging naar het verze
gelde pakje, dat Lavarick bijna gestolen had.
Op dat oogenblik kwamen-de dokter en rijn
vrouw binnen en Lorrimore keerde zich om
en begroette ze.
Miss Sylvia en ik rijn juist tot een beslis
sing gekomen omtrent haar toekomst. Hoe
spoedig denkt u dat wij vertrekken kunnen,
dokter?"
„Over een paar dagen," antwoordde de
dokter.
„Ik wou iemand hebben, een vrouw
haar te vergezel Ier,," zei Lorrimore, terwij! tilj
met den dokter naar de deur van de hut ging.
„Daar heb ik pok over gedacht en ik za!
wel iemand vinden Wat u noodig heelt is een
bedaarde, eenvoudige vrouw, niet te oud eu
niet te jong, die niet alleen als waakhond kan
fungeeren, maar ook ais gezelschap voor
Sylvia."
„Jluist," zei Lorrimore. „Maar ik ben bang,
dat het niet gemakkelijk zal wezen zoo
iemand' te v-nden in een goudgraverskamp."
Ja." zei de dokter nadenkend.
Terwijl hij dit zei viel rijn oog op de ge
daante van Mercy Fairfan, die buiten de tent
stond met een hand'werkje in de hand. Hij
legde rijn hand op Lorrimore's arm.
„Wat drommel!'' zei hij, „daar heb je de
geschikte vrouw als zij mee wil
Lorrimore keek nieuwsgierig naar het
bleeke, droevige gezicht.
„Wie is dat?" vroeg hij. „Ik heb haar op
gemerkt toen ik zooeven de tent binnen
ging."
„Zij is meegekomen uit Engeland,als ge-
zeischap voor mijn vrouw", antwoordde de
dokter. „Wie zij is, ja, ik ben bang, dat ik
u daaromtrent geen volledige inlichting kan
geven. Ik heb haar voor 't eerst ontmoet in
een van de ziekenhuizen in Londen; zij was
verpleegster en een heel goede daarenboven.
Zij trok mijn aandacht door de bijzondere
hoe zal ik het noemen? de bijzondere
kalmte van haar wijze van doen. Kijk nu
eens naar haar!"
Wordt vervdg»!
Jjet
V
tijn
vm,™, I V is moei_
W'fm
V,
lUMBi
7. wjr
i
t