1 1 3 a e m r m u a ja m L e !n 1 M Damrnbriek. r~ 3, K 3 ii 13 9 FEUILLETON. Gekocht Li Honderd en Twlnstlgste Jaargang. Zaterdag lé Sept. De lieido een er moeder. Wenken voor Land- en Tuinbouwers. 1 J Si W i ai 6. 191». Ala 't morgenlicht haast glimt keert hij terug Een licht brandt in het slaapvertrek en zacht Wordt stil gefluisterd als hij binnentreedt Daar ligt ze neer en blikt hem aan en lacht. Eén blik op zijn gelaat zegt haar genoeg Een lucht van bier en rook hangt nog dra (Wij ontvingen eenigen tijd geleden het verzoek van mej. H.' D. I. Bertelman alhier, eens te willen nagaan of er zich onder de door haar geschreven vertellingen en verzen iets voor ons Zaterdagavond-blad bevond. Ofschoon wij in den regel over meer dan voldoende copie voor dit blad beschikken en voornamelijk voor de novellen-rubriek, meer copie dan plaatsruimte hebben^ willen wij het werk vain mej. Bertelman gaarne een plaatsje inruimen. Wij hebben veel van het door haar geschre vene met genoegen gelezen en laten voor onze lezers uit baar rijke collectie verzen de hier volgende met veel gevoel geschreven dicht werkjes volgen. Een harer vertellingen moge daaraan voorafgaan. Red. Alkm. Crt.) Lodi's Moeder was lijdende en' zijn vader was gestorven en Lodi was nog slechts zeven jaar. Hij speelde en wist niet, wat zijne moe der leed. Want zij leed niet alleen met het lichaam maar 't meest was haar ziel lijdende, want haar hart was bekommerd om haar kind. Want ze voelde, dat zij van hem schei den moest en ze wist, dat hij achter zou blij ven, heel alleen. Op de groote wer.eld, heel al leen, want iedere vriend is een vreemde als de stem des eigen blóeds spreekt en daar is geen schepsel geboren, dat een kinderziel be grijpt in al zijn diepte. Alleen de moeder voelt, als zij genoeg liefheeft het fijne leed en Haar liefde overwint als rij hem kust En teeder nog als altijd klinkt baar hem En haar verstandige oogen zien hem aan: „Je jongen, vraagt, wat je vanavond deed." Geest riep Jama verscheidene malen tot rich, want hij had eerbied voor die heilige worste ling, maar Jama kon niet, want £y moest strijden. En de moeder begon te zien, dat de een zaamheid Lodi minder droevig zou maken dan voorhees, doordat zijne jaren gegroeid waren en zijn ziel gerijpt en zijn geest ge sterkt was. I Urn*# levens <&et weerstaan. I meSle klmkt °Peena 031 En toen de strijd 10 jaren geduurd had, kwam het op eenmaal voor, dat Lodi riep: „Moeder leg u neder in Jama's armen, liever wil ik zonder u rijn dan dat ik u weet te lij den." En toen jubelde het hoog in haar op: „Hij weet wat uefde is hij heeft de groote les des levens geleerd; ik kan hem nu verlaten." En toen legde zij zich in de armen van Jama, die haar wegdroeg en Lodi plantte bloemen op haar graf, die welig opschoten en de Groote Geest zegende dit graf met eigen hand en schonk het de macht, om alle booze zielen die het naderen liefde te geven. LACH JE NIET MOEDERTJE? Lach je niet moedertje bij de gedachte Dat nu de tijd die zoo snelle steeds vliedt Weldra de uren voor je zal brengen Dat je een kindje in d'armen wiegt. Ween je moedertje louter van vreugde Als je di^kleertjes ziet aardig en fijn En als je hartje de beeltenis toovert Van een gezond en lief kindekijn. Zing je niet moedertje honderden liedjes Liedjes van liefde en teed're trouw Om bij het wiegje van 't kindje te zingen Als je straks wezen zal moeder en vrouw. Juich je niet moedertje als ze je vragen Wanneer hH kindeken komen moet Is het niet of je 't het dan al hoort schreien Met een zacht stemmetjé teeder en zoet. de groote overweldigende angst, die kinder- L zieltjes in hunne diepste diepte met zich kun- Hoop maar hef moedertje. Schatten van liefde nem dragen. En als zij hem zag, spelende, j-Die je voor 't kindje in je harte bewaart Zullen het vrede en levenslust geven Maken hem 't zaligste zieltje op aard. vroolijk en onbewust van het vreéselijke lot, dat hem boven het hoofd hing, dan weende niet haar hart zacht en stil, als een vrouwen hart, dat lijdt maar woest bruiste het ia haar, de wilde wanhoop der vertwijfeling. Eenmaal riep zij hem tot zich en wilde hem zeggen, wat gebeuren zou, maar hij begreep haar niet en lachte ongeloovig. Eindelijk was de dag daar, dat Jama kwam om haar te ha len. Eerst voelde zij zich getroost, maar op het oogenblik dat hij haar grijpen wilde bruis te plotseling de waarheid helder voor haai on „lk kan neni nog niet alleen laten, hij kent het leven nog niet" en daar rolde de groote macht der moederliefde in al haar onmetelijke kracht aan en met één enkele kermende gil, die een heel menschenieven bevatte, begon de «rijd ltgeii M,.igod des d»d^d,e 10 jaren Mw,dcrtje dc|,kt aan die blijde d,™, Snmzi,r S, 2r liet hij I Ala haar jongen in de armen ijdregen ALS IK EEN MEISJE BEN. Moedertje heeft al zoo lang gezongen Over haar komenden lieven jongen En ze noemde hem in haar vreugd 't Kindje van al haar droomen Moedertje! als ik een meisje ben Mag ik dan ook wel komen? Moedertje denkt aan het jonge leven En hoeveel liefde ze hem zal geven Want ze praat al van hij en hem Als ze er aan gaat denken Moedertje! als ik een meisje ben Wil je me liefde schenken? haar los en stond toe te zien. En door aanschouwen bloot van den strijd, werd in de ziel van Lodi in diepe krachtige trekken een beeld gegroefd, dat vast daarin zou blijven rit bloeiend uit zou stroomen in zijn later leven tot zegen van allen, die hem omringden en na hem kwamen „Liefde". En onder het strij den wierp zij telkens wijze lessen tot hem en hij hoorde naar haar zooals geen kind ooit naar de lessen der ouders hoort en hij vergat ze nooit. En hij leerde van haar in die enkele woorden: moed om te strijden tegen bet kwaad der ziel en de verleiding der zon4e. En hij leerde de zonden der menschen te vergeven door zijne ziel in de hunne te neste len. En hij leerde van de trouw, die de storm des levens niet verwaaien en de doodi niet breken kan. En hij hoorde van het beeld van den groo- ten Geest, die in de zielen der menschen nuist en ze maakt helder als water der bron, krach- tig als de stammen der oude wouden, fier als Wordt het mijn liefste snoesje, de rotsen, liefelijk als de lachende tuinen te-1 En ze gaat in dé toekomsit al Luchtkasteel en bouwen Moedertje! als ik een meisje ben Zal je dan ook van me houen? Moedertje n&ait aan dat aardige goedje Ziet in gedachten het spartelende voetje En ze geeft met een stillen lach Al een kus op z ij n schoentje Moedertje! als ik een meisje ben Krijg ik dan ook een zoentje? Moeder denkt al aan later jaren Hoe ze haar jongen voor leed zal bewaren En ze lacht, als ze blijde denkt Altijd blijf ik zijn hoeder Moedertje! als ik een meisje ben Heb ik aan ook een moeder? Moedertje als ik nu straks ga leven Zal je me dan wat liefde geven. Hoor ik goed? Ze fluistert zoo zacht Dat lieve jonge moesje Ze fluistert: als het een meisje is EEN BOODSCHAP DOEN. In d'open voordeur staat Mama, Ze ziet haar beide kleintjes na Ze mogen saam een boodschap doen Ginds om den hoek bij het plantsoen. Broer houdt haar handje stevig vaat Ze ziet het hoe hij op haar past Ze ziet de trippelbeentjes gaan En denkt terwijl ze stil blijft staan Hoe aan den overkant der straat Een oude kermis van haar gaat Een zoogenaamd geleerde vrouw Met wie ze niet graag ruilen zou Die steeds beweerde dat de eer Dp kunst ,de studie en zoo meer De hoogste en beste vreugde geeft En daarvoor ook alleen maar leeft. Neen, denkt ze als ze 't tweetal ziet Maar onze vreugde kent ze niet En ik geloof wel in haar ziel Dat haar het leven tegenviel. I Daar komen z' al weer aangestapt Kijk zus heeft op een steen getrapt Broer legt het zakje neer op straat Nu hij haar traantjes drogen gaai Ze loopt de straat maar even uit En als zij z' in de armen sluit Dan voelt ze heden meer dan ooit Wat vreugde voor haar is gestrooid. IN 't WARME ZONNETJE. Poes zit in 't koesfrend zonnetje Ze knijpt haar oogjes dicht En ginds op moeders schoot daar nut Een klein en teeder wicht En aan haar knie in 't zoncdicht Daar staat de krullekop Hij grijpt naar zusje'® kleine voet En tilt die even op. Hij wrijft zijn knuistje in zijn oog En lacht eens naar papa Die 't hoofd op moeders schouder leunt En roept dan „Kijk Mama Wij zitten ook in 't zonnetje" Ze pakt die blonde kop Die op haar schouder rust en heft Hem teeder naar zich op. En stralend vat bij: nu haar hand En zegt met teed'ren druk: „Wij hebben 't warmste zonnetje Het zonnetje van geluk." Ieder, die in dien loop van de voorgaande week met eenige aandacht de courant heeft gelezen zie b.v. de Alkm;. Courant van Woensdag 11 Sept. j~l. zal daarin twee berichten; hebben gevonden, die tot ernstig nadenken moeten stemmen. Deze mededieelin- gen mogen voora! ten wenk rijn voor hen, die er nog maar steeds op uit zijn, zoo boog mogelijk winsten te maken., om dit heillooze sptT te staken. Het eerste bericht betrof een schrijven van den afgetreden Minister van Landbouw aan de verschillende kerkgenootschappen in - Ne derland1. De Minister wijst daarin op den gen de hellingen der bengen, warm als het stralend licht der zon, grootsch als de wijde zee, wier golven voortrollen tot aan verre lan den en wier wateren dragen, wat het kost baarste is voor allen. En hij leerde te weten wat reinheid is p de zielen1 van die zich kind' voelen en rustig zijn Eh hij kwam te begrijpen hoe vrede kan wo nen in het hart van den mensch die lief heeft. En heviger werd de strijd1 hoe langer h»j duurde, de ongelijke strijd tusschen den krach- tigen man en de zwakke vrouw, de ongelijke - - ohchtdoet id Groote behouden wil voor een ander en de Naar het EngeLsch van Charles Oarvice. 42) De vrouw schrikte even op alsof ze ver diept was geweest in haar eigen gedachten, maar antwoordde dadelijk: „Mercy bairfan Sylvia herhaalde dien naain werk tui, „Het is een lieve naam", zei ze. oont u al lang ge- VERDWAALD. 't Was kennis weer en al wat jong wsa ging En vierde feest in dolle roes en. vreugd Zij kon niet mee, want zij was moeder haast Voorbij voor haar was dolle pret en vreugd. Ze liet hem :aan, bij was toch nog zoo jong Wel klopte rt hart van lichte vretze haar Maar ook van liefde en ze liet hem gaan Al was zijn booze geest verleiding daar. 't Werd nacht, hij kwam niet weer, en wijl zij wacht Zwerft hij in t dol geroea van zang en licht Ontmoet er vrienden en een jonge vrouw Vergeten is haar liefde en 't komend wicht. uit, zoo ongeschikt voor het leven in de wil dernis." „Men moet zich schikken naar de opstan digheden", zei Mercy. „Maar ik geloof niet dat ik u raag laten praten, anders zal me vrouw Lopgley, ala zij terug komt, dat ik lang geen ziekenoppasster ben. Probeer wat te gaan slapen; schikte de lakens met zachte hand. Sylvia zuchtte. „Ik ben haast bang om te gaan zei ze droevig, „want ik droom dadel <jk - ik droom van allea alios wat ik verloren heb!" Mercy boog zich over haar heen en veeg- noodtoeatand, waarin onze broodvoorziening rhaudi ia geraakt. Met de opbrengst zal tot aan de mbaml J hoeven in te leveren, Gan de geschatte op brengst. Blijkt het bij het dorschen, dat rij meer hebben, dan mogen zij naar hun mee- ning, dat meerdere behouden. Deza meeting is met alleen een dwaling, maar ook zeer ver keerd. De schatting dient alleen om te voor komen, dat er zich gevallen zullen voordoen als 't vorig jaar, waarbij landbouwers kon den volstaan met zelf aan te geven, wat ze hadden geoogst en niet schroomden een op brengst van 8 H.L- per H.A. op te geven Geen schatter kan de oogst op een H.L. na nauwkeurig bepalen en dat wordt ook niet verlangd. Van den landbouwer kan men P de gegeven omstandigheden eischen, dat bij inlevert wat hij geoogst heeft; dat is niet ai- leen in het belang van de gemeenschap, doch ook P rijn eigen belang. Mag bij voor het oogenblik meenen, rijn eigen belang bet best te dienen, door wat hij achteruit gehouden heeft, voor ongehoorde prijzen te verkoopea aan hen, die deze er voor willen besteden, als de stem van het volk gaat Bpreken in geval van hongersnood1, zal het hem duidelijk wor den gemaakt, dat hij verkeerd beeft gedaan. Het schijnt, dat alle landbouwers hiervan nog niet doordrongen rijn. Vandaar dat de Minis ter zich tot de verschillende kerkgenootschap pen wendt, opdat de voorgangers der ver schillende gezindten hun1 medewerking zullen verleenen, om hun gemeenteleden te wijzen op wat in deze bun plicht is. En nu trof ik in de Leeuwarden Courant van Woensdag j.l. sen artikel aan van Ds. G. W. Heesen, waarin deze allen, die van goeden wille rijn, oproept, om te trachten een eind te maken aan onhoud bare toestanav", als daar rijn, ondervoeding bij een gedeelte van 't volk, het nog steeds van alles kunnen krijgenyvoor menschen met geld, het in de eerste plaats door rechters zelf pro fiteers van. in beslag genomen vleesch. het door boeren verkoopea van graan en peul vruchten van den. nieuwen oogst voor hooge prijzen, enz. Hebben deze feiten werkelijk plaats, dan moeten de schuldigen voorbeeldig worden gestraft, rijn het lasterpraatjes, dan dienen deze met kracht den kop ingedrukt te worden, opdat straks niet een onschuldige de dupe wordt van de volkswoede. De oeweging, door Ds. Heesen op touw gezet, moet m.i. niet eeni plaatselijke, doch een nationale beweging worden. Wie neemt in Alkmaar het initiatief? De tweede mededeeling was afkomstig van de Kunstmest-conunissie en behelsde het be richt, dat, in verband met de geringe- voorra den en het uitblijven van voldoenden aanvoer, slechts „een zeer klem gedeelte" van de be stellingen op kunstmeststoffen ten behoeve van den oogst 1919 kan worden geleverd Dit bericht was te verwachten. Wel is waar vindt men in ons laud eenige kunsunestfabrie- ken, doch de grondstoffen voor deze fabrieken moeten uit het buitenland komen; slechts en kele kunstmeststoffen worden .gereed voor het gebruik" uit bet buitenland aangevoerd. In de behoefte aan kalkmergel kan ons land op 't oogenblik zelf voorzien en waarschijnlijk kan er <x>k eenig beendermeel worden gefabri ceerd. Kalimeststoffen zullen misschien nog uit Duitschland kunnen komen, doch met kali alleen rijn we ook niet gebaat. Toch zal deze mededeel iag een leelijke streep door de reke ning rijn voor vele land- en tuinbouwer», vooral voor hen, die ten opzichte van het scheuren van grasland de kat nog wel eens uit den boom wilden kijken. Behalve op het dienstbaar maken van alles, wat snaar ©enigs zins als meststof kan dienen, zal bet op 't scheuren van grasland aan moeten komen. Het kapitaal, in den bodem dezer landen op gehoopt, zal noodzakelijk aangesproken moe ten worden. Zonder dat zal Nederland niet in de behoefte van voedsel voor tnsnscü en dier kunnen voorzien. En nu is het te hopea, dat de boeren niet zullen wachten, tot er iemand bij ben aan de deur komt, om hen mede te deelen, dat Zij tot scheuren van dit of dat stuk land verplicht rijn, doch dat rij uit zich zelf tot scheuren overgaan. De regeering doet door het uitloven van premies en door de vaststelling van hoogere graanprijzen, wat zij kan. De vraag mag nu niet meer rijn, of ml} mondeling Is medegedeeld Wéi wedl fik, dat deze gunstige resultaten niet verkregen zijn, door de groote hoeveelheid ptantenvoe- dende stoffen, die "sris voorkomen. Deze boe veelheden rijn integendeel zeer gering. Zie hier de samenstelling in procenten. 1 S3 Eendeskrocj 04,1 1,8 0,2 2 —1,1 Azolla 94,6 1,4 0,1 1,9 0„1 Opgemerkt dient te worden, dat met eiwit, vet en1 zetmeel, bedoeld worden, eiwitachtige, vetachtige en zetmeelachtige stoffen, wat iets anders is, dan deze stoffen in zuiveren vorm. Nu zit in de eiwitachtige stoffen de stik stof. Kent men Üe hoeveelheid eiwit, dis In een stof voorkomt, dan kan met daaruit bet stikstofgehalte berekenen en omgekeerd, het bedraagt ongeveer één zesde van het eiwit gehalte. Voor eaatlerkroos wordt dut dus o, 3, voor azolla 0,25 procent. Rekent mm deze stikstof op de helft van 'de waarde van de stik- stif in chiltealpeter, dan zou 1 baal chili ga- lijk staan met 100 balen eenrieokrooe. Kali en phosphorzuur moeten voorkomen' in de ascnbestanddeelen, en met behulp van boven staande cijfer» kan mem nagaan, dat het ge halte aan deze stoffen ook zeer gering moet zijn. >De gunstige werking van deze plantaar dige stoffen moet dan m.i. ook meer toege schreven worden aan de gronjdverbeterende eigenschappen. Werkt mm deze stoffen goed door den gnead, dan zullen op die plaatsen, waar de blaadjes terecht komen, in dm loop van den zomer kleine holten ontstaan en deze kleine holten zullen op de natuurkundige eigenschappen van den grond een gunstigen invloed uitoefenen: de lucktverwermg, de waterafvoer en de verwarming van den bo dem zullen er doof bevorderd worden. Het zelfde doel wordt bereikt door een goede grondbewerking. Meermalen is gebleken, dat een goede grondbewerking de nadeelen van een slechte bemesting grootendeels kan op heffen. Waar we dus maan voor een te kort aan meststoffen, kan een goede grondbewer king niet'genoeg worden aanbevolf >or de ontvangen opl. van pro- (auteur C. Blankeaaar). AAN DE DAMMERS I Met dank voor bleem no. 511 Stand. Zw. 16, 22 en 2 dammen op 5 en 47 W. 42, 46 en 2 dammen op 15 en 25. Oplossing 1. 25—481 1. 47 38 o! 38 slaat zwart op 29, 24 of volgt van wit 15 11 (zw 48—37 (zw 5 :4t) «s wint. 15 42 X 22—28 (gedw.) 48—3911 Zwart kan nu zijn cam met verzetten, want dan slaat wit 39 11 dan ié :7) 46 37 2. 3. (zw. 16 ook niet 17) spek lij k 28— kan 33 ton<r™merhflMd m osraakt Met de nesehatte door de teelt van een of ander handelsgewas langzamerhand as geraakt. Met de geschatte meerdere wüiat is te behalenin de eerste plaats moet men er op bedacht rijn. het Ne- derlandlsche volk door den1 kwaden tijd heen het broodrantsoen van 200 gr. per hoofd per dag verstrekt1 kunnen worden, van vefhoograg van dat rantsoen kan evenwel in de vers sprake rijn. Za! er van dat rantsoen an geen i trekking geen stagnatie koiaea, 'dan is het noodzakelijk dat iedere verbouwer trouw inlevert, wat zijn schijnt geloo- dan wordt er op dit oogenblik "reeds" met dé nieu we oogst geweldig geknoeid. Sommige land bouwers meenen, dat zij, na aftrek van wat ze voor hun vee mogen behouden, niet meer be- 42—37 enz. Hij len 16-21 of 28 (hierop zou weer volgent 39 til. 3. 38—32. 4. 3043 en wit wint Wij weten dat vele liefhebber» art i naar dit aardige eindspel gezocht hebbes, kunnen nu hun krachten weer ceas beproeven aan no. 512 In deze rubriek Goede opl ontvingen wij van <d& literalD. 7. T. Bosman, F, Dekker, D= Laatiaga, Haar de Bow, R. W. Gerliog, te AlWoOx, H. iem, EEN DAMRLAQ. Toer.' wit in den volgenden stand 32—27 speeide, sloot zwart aan met 13—18, maar dat bekwam hem slecht. groad heeft reeds nu ven, wat te helpen. Ten opzichte van het van stoffen, die mede kunnen werken tot verkrijgen van een hoogeren bodemopbrengst, wil ik wijzen op een paar artikelen, waarvoor ik de gunstige werking meer dan eens heb hooren verkondigd». eendenkroos. Vooral bij de teelt van vroege aardappelen moet men hiermede gunstige re sultaten' hébben verkregen. Nu Staan mij ten opzichte van die proeven geen cijfers ten dien ste cm moet ik dienaangaande afgaan op wat werking (gen, nl van azolla en van ren het gelaat, hart mét die ui maar dit was een ing van berus- zeggem, geweest en rij slapen", in "het Wildfall-kamp Is u hier wcest?" Teirc-nwoordig wel. rseeu, mei um i --- ik Sen h ier gekomen met den dokter iShTte denken, dat ai les voor ons best lijk, dat weet ik wel ja ik weet het! Want ik ben ook zóo ongelukkig geweest, dat ik bang was om te gaan slapen en te droomen Maar tracht er aan te denken, lieve, dat wij allen irj God's hand zijn!" Sylvia zuchtte en sloot de oogea. De ver standige woorden brachten weinig troost op dat oogenblik, maar de stem de toon waarop zij werden uitgesproken, kalmeerde haar. Zij sliep eenigen tijd enttoen zij wak ker werd, zat Mercy naast haar, oplettend en onvermoeid. „Is u daar nog?" vroeg Sylvisu „Dacht u dat ik u alleen zou laten? Ja, ik ben hier nog en ik zal aan mevrouw Longley vragen of ik mag blijven dat wil zeggen als u het goed vindt." „O ja, blijf bij mij", zei Sylvia met een zucht. „Ik heb he<?l graag dat u blijft Verscheidene malen dien avond vestigde Sylvia de oogen op het bleeke, droevige ge zicht en telkens met toenemende belangstel ling. Wanneer men groot verdriet en smart nik zonder doel. y. „Ik ben met heil pit Engeland gekomen. Ik was geheel alleen en had geen vrienden op de wereld en zij waren heel lief voor mij." Haar stem beef de een weinig. Sylvia kreeg een kleur. „Ik ik vraag u vergiffenis", zei ze op haar beslisten toon, „ik had geen plan u pijnlijke vragen te doen. Ja, het moeten wel heel goedhartige menschen zijn. Denk eens aan hoe goed ze voor mij geweest zijn. De wereld is vol goede menschen' ting en vredé, als een balsem werkte op het smartelijk gemoed vau liet oenzaatn achterge bleven meisje. Toen Lorrimore dm volgende® morgen aan de tent kwam, schrikte hij bijna evenzeer ala Sylvia gedaan had door de tegenwoor digheid van de nieuwe verpleegster, want in haar eenvoudige, zwarte japon en mei haar kalme manier van doen scheen zij bijzonder misplaatst ln zulk een woest oord ala een goudgravt-rskamp. Zij maakte een onderda nig buiginkje voor Lorriraore. „U zult haar vanmorgen veel beter vinden, h oop ik, my lord", zei ze, want Lorrimore's titel was in dien tijd békend geworden rij ging de tent uit, bleek vlak bij, den ingang staan, zoodai ze niet verstond wat er gespro ken werd, „Dus u heeft een nieuwe verpleegster ge kregen?" vroeg Lorrimore, terwijl hij de hand vatte, die hem werd toegestoken. „Ik hoop, dat naar verslag omtrent u juist is." „Ja", zei Sylvia, „ik ben beter „Goéd genoeg om even te luisteren naar iets, dat ik u te zeggen heb?" ,Wat is dat?" zei ze, terwijl ze haast ang- - i Ina Zw. 5, 6, 8, 9, 10, 13, 14, 16, 17, 19, 20, 22 24 25 W. ió, 30/35, 38, 39, 40, 43/46. stig groote oogen opzette. „Niets verontrustends. zei aan Mercy zacht. Sylvia keerde haar hoofd af. „En slechte", fluisterde zij, denkende „Sommigen zijn slecht ja", stemde Mer cy toe. „Maar God regeert over allen. Sylvia draaide het hoofd weer om en zag de spreekster aan, De toon van berusting en tankmoedig geduld maakte indruk op haar. „Is u hier graag in het kamp?" vroeg zij ooi toch iéts te zeggen. ziet er zoo kalm h mg. wanneer men groot veiuuci «x»<»»» .eeft, doet het zien van het geluk van ande- Er is niet nog meer slechte tijding." „Dat kon voor mij oök niet", antwoordde zij eenvoudig aandoenlijk. „Ik wou met u praten over een voorstel, dat ik u wou doen", zèi Lorrimore opge wekt, „ik hoop dat u volkomen vrijmoedig tegenover mij zult rijn, miss Sylvia. De dok ter vindt dat u zoo spoedig mogelijk veran dering van omgeving moet hebben dat het beter voor u is hier uit Wildfall vandaan te gaan." „Ja?" zei ze onverschillig. „Ik nu ga heel spoedig weg, wat zou u er van zeggen, met mij mee te gaan?" Sylvia keek hem nadenkend aan, maar zon der tc antwoorden. „Ik blijf eenige maanden op reis en de ver oudering zou goed voor u zijn, dat denken wij alien. U moot natuurlijk doen wat u wil. Ik wil u volstrekt geen moeilijke vra gen doen, miss Sylvia, maar u moet beslissen o! u hier wilt blijven bij deze goede men schen, die u zeker heel graag bij zich houuen of misschien liever weer naar Verloren Hoop terugkeeren." Een huivering ging haar door de leden. „Daar tcruglceeren zonder Jack I" eet ie fluisterend. „Goed," zei Lorrimore snel. „Wilt u dan met mij meegaan? Ik zal een aardige dame zien te krijgen, die u gezelschap kan houden en zij en ik zullen voor u zorgen." Zij stak hem de hand' toe. „Waarom getroost u u zooveel moeite voor mij zei rij. „Wel, ten eerste omdat u niet in staat te om u eenige moeite voor u zelf te geven," zei hij luchthartig. „En dan nog om een andere reden, ik wou bij u infonneeren naar uw vrienden, uw familie." „Die heb ik niet," zei ze. „Ik had niemand dan Jack en nu Lorrimore zag, dat bet nergens toe diende verder te vragen. „Als u naar Engeland gaat vinden wij mis schien uit, dat u niet zoozeer van vrienden I verstoken is als u denkt." „Misschien," zei ze onverschillig. „Ik weet het niet. Ik zal het eenmaal weten, maar nu nog niet," en haar hand ging naar het verze gelde pakje, dat Lavarick bijna gestolen had. Op dat oogenblik kwamen-de dokter en rijn vrouw binnen en Lorrimore keerde zich om en begroette ze. Miss Sylvia en ik rijn juist tot een beslis sing gekomen omtrent haar toekomst. Hoe spoedig denkt u dat wij vertrekken kunnen, dokter?" „Over een paar dagen," antwoordde de dokter. „Ik wou iemand hebben, een vrouw haar te vergezel Ier,," zei Lorrimore, terwij! tilj met den dokter naar de deur van de hut ging. „Daar heb ik pok over gedacht en ik za! wel iemand vinden Wat u noodig heelt is een bedaarde, eenvoudige vrouw, niet te oud eu niet te jong, die niet alleen als waakhond kan fungeeren, maar ook ais gezelschap voor Sylvia." „Jluist," zei Lorrimore. „Maar ik ben bang, dat het niet gemakkelijk zal wezen zoo iemand' te v-nden in een goudgraverskamp." Ja." zei de dokter nadenkend. Terwijl hij dit zei viel rijn oog op de ge daante van Mercy Fairfan, die buiten de tent stond met een hand'werkje in de hand. Hij legde rijn hand op Lorrimore's arm. „Wat drommel!'' zei hij, „daar heb je de geschikte vrouw als zij mee wil Lorrimore keek nieuwsgierig naar het bleeke, droevige gezicht. „Wie is dat?" vroeg hij. „Ik heb haar op gemerkt toen ik zooeven de tent binnen ging." „Zij is meegekomen uit Engeland,als ge- zeischap voor mijn vrouw", antwoordde de dokter. „Wie zij is, ja, ik ben bang, dat ik u daaromtrent geen volledige inlichting kan geven. Ik heb haar voor 't eerst ontmoet in een van de ziekenhuizen in Londen; zij was verpleegster en een heel goede daarenboven. Zij trok mijn aandacht door de bijzondere hoe zal ik het noemen? de bijzondere kalmte van haar wijze van doen. Kijk nu eens naar haar!" Wordt vervdg»! Jjet V tijn vm,™, I V is moei_ W'fm V, lUMBi 7. wjr i t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5