bilt J G"kocht riamrubriek. WB 1-, U t 1. L H 'I JN. Honderd en Twinstigste Jaargang. v Zaterdag 28 Sept. Wenken voor Land- en Tuinbouwers. De schoenlapper en de kat O^niehgd Nieuws. P I ao»*nnl* v rige week kwam in de bladen de me- -ling voor, dat irnnenkort door de regee- <;ng een aanvang zou worden gemaakt met de d ütributié van T homasslakkenmeel onder de land- en tuinbouwers. Het kan misschien nut tig zhn, om deze mededeelfng iets toe te lich- i voor de land- en tuinbouwers, omdat ccze meststof tot dusver in deze streken zoo goed als niet werd gebruikt-; voor de bui.en deze bedrijven staande menschen, om te voorkomen, dat deze zullen den- Lo dat de landbouv ers nog meer bevoor deeld' zullen worden door de regeering, dan thans reeds geschiedt, wat het artikel „meel" b- treft. De lezer zij gerust, Thomasslakken- meel kan niet gegeten wordendoch is een phosforzuurhoudende meststof, die ook ai weer niets te maken heeft met slakken, zooals wij die in onze tuinen op verschillende gewas sen aantreffen. w at* is fosiorzuur? Zooals de naam reeds aancjuidt, moet dit goedje gevormd zijn van fosforus. een zeer vergiftige stof, die nog al m gebruikt wordt voor het dooden van ci lizen en ratten, en vroeger voor het vervaar digen van lucifers. Dit laatste is thans verbo er i wel om de vergiitige eigenschappen v L .orus en omdat met fosforus vervaar- d.' lucifcrskoppe; zoo gemakkelijk ont- i. M'... Men behoeft ze daarvoor slechts en eenig. 'i.is ruwe oppervlakte te strij- De ouden: ie rs zullen zich deze lucifers uit vroeger dagen nog wd herinneren. Ver- b ;adt fosforus. dan. ontstaat «en witte nevel, au* zich met water verbindt tot fosiorzuur. Dit zuur is voor hef plantenleven beslist noodza kelijk, vooral planten, die veel eiwit produ- ceeren, zooals granen, erwten en boonen, hebben er groote behoefte aan. Toch kunnen we dit zuur, ontstaan zooals boven is aange geven, als zoodanig niet als plantenvoedende stof aanwenden; g;eten we fosforzuur op de plant, dan zou deze bepaald dood gaan. Om zijn werk goed1 te kunnen verrichten, moet terzuur mm een andere stof gebonden wo bij V' jrkeur aan kalk. Nu verbindt •h in verschillende verhoudingen met i ur en zoo ontstaat, éénbasisch. twee- ti ..is» i, diifbavjsch en vierbasisch fosforzure oom uge scheikundige kennis zijn i .nnen niet goed te verklaren. Deze ver- ogen van fosforzuur en kalk bezitten billende eigenschappen; de voor- ..nu i& dat alleen éénbasisch fosfor- alk in water oplosbaar is; 'de andere bindingen niest. lezer zal nu gemakkelijk begrijpen, dat, volstrekt niet onverschillig is, in welken de fosforzure 'kalk in een meststof voor- het beste is natuurlijk dat zij daarin ".zig in den vorm van éénbasisch fos- nve kalk. Wel is waar gaat zij in den bo- ■j* I heel epoedij, in driebasisch fosforzure Lik over doch zü verteert dan in zoo'n fijn Aid iden toestand, dat zij door de planten kkelijk kan worden opgenomen, terwijl door haar onoplosbaarheid in water voor 'cn is bewaard. Fosforzuurhoudende •,r-n m men om deze reden in eiken a het jaar aan wenden. Voor uitspoeling - - overvloedige regens, zooals met chilisal- v. het geval is, behoeft men niet be* tKosü te zijn. Nu is er slechts één meststof, waarin net fosforzuur in den in water oplosbaren vorm yoouorat, n.b in superfosfaat; in de andere, zooals Algior.sch en Lahnfosfaat, beender- c.H en Thomas-slakkenmeel, komt het als driebasisch, in het laatste voor een deel zelfs v vierbasisch fosforzure kalk voor In de z lijden hééft men ontdekt dat in Tho- 'akken een dubbeiverbinding van kiezel Ik met fosforzuur voorkomt bekend onder t.3am van calcium-silico-fosfaat De?e widing is in het Thomasmeel met eea mi- - >op, oms zelfs met een gewoon ver- aaa te toonen, zij komt er in voor in i arm vati blauwgroene kristalletjes. Hoe - van deze kristalletjes Ln den Thomasslak komen, hoe gunstiger werking men vol- 1 <atate onderzoekingen kan verwach- 7 r de bereiding van superfosfaat is men fosforzuurhoudende mineralen, kort* 'Hfori icn genaamd, en zwavelzuur. irietca komen in verschillende efrriken t ie. oor, in de laatste tijden heeft men ..M in N Ierland ontdekt cn Is men- zelfs ijinen, 'i'.'.'r- mineralen aan het Jicht te v teil. Zai de exploitatie van deze Hijsen evenveel Ic. -end zijn, dan moet feet fcsfor- zuurgehalie dezer mineralen groot zijn. Uit de uit Amerika aangevoerde fosforieten be reidt men superfosiaat met van 14 tot 18 pree. fosfor-: eur; uit de in Nederland gevon dene kan men het tot dusver niet verder bren gen, dan tot 8 proc., wat m.i. een niet roos kleurige toekomst voor deze industrie voor spelt, al waren we in de tegenwoordige om standigheden met een ruimere productie eenigszins geholpen. Zwavelzuur wordt he rein uit zwavel eu ook uit het mineraal py riet, beide stoff en, die in ons land niet worden aangetroffen, zoodat we, wat de fabrikaüe van zwavelzuur betreft, ook geheel van het buitenland afhankelijk zijn. Door een behan deling met zwavelzuur wordt de driebasisch fosforzure' kalk in de fijngemalen fosforieten in éénbasisch fosforzure kalk omgezet. Aigiersch fosfaat komt uit Algiers, Lahn fosfaat uit Duitschland. Het zijn beide ruwe fosforieten, die door ze fijn te malen, dadelijk voor het gebruik gereed zijn. Aanvoer uit ge noemde landen heeft op dit oogenbiik niet plaats. Ook het Thomasslakkenmeel wordt voor het overgroote deel in Duitschland geprodu ceerd, doch ook Frankrijk, Engeland en Bel gië leveren vrij belangrijke hoeveelheden riet door de Nederlandsche regeering toege zegde slakkenmeel is aikomstig uit Luxem burg. Waarom juist deze landen leveraucien, van dit artikel zijn, zal duidelijk worden, als men weet, dat het Thomasslakkenmeel een bijproduct is van de ijzerindustrie en waar deze induatrie in de oorlogvoerende landen in de iaatste jaren een enorm en omvang heeft gekregen, kan men ook een enormen voorraad van deze meststof verwachten. Deze voorraad is er beslist, hij wacht alleen op nadere ver werking en verzending. door F. DE SINCLAIR. (Nadruk Verboden). De mist van den lentemorgen vervaagde zien deroog i voor de zon, die nog zoekend naar -a. opening, matzilver kogelde achter de jagende ijle wolkjes. Maar ineens scheurden gouden* zonnestra len dat ragfijne tulle goedje vaneen en schoten pardoes omlaag op de bedauwde velden, de boomkruinen en de daken. Het waa op dat oogenbiik, dat Tom uit het dakvenster wipte en ging wandelen in de goot. Daar lag de dauw nog in pareltjes op het zink en het heele dak van oude roode pannen met fluweelige moskorstjes en een dikke toef look was zoo nat als na een regenbui. Nu, in de zonnestralen gingen er diamanten flon keren in het korstmos er. tusschen de vleezige blaadjes van het look blonken paarlen. Tom had er maling aan; zeker, hij hield van de zon maar paarlen en diamanten kon den hm gv&tolen worden. Peinzend, 'n tikje bedrukt, maar toch met de resolute gang van iemand die recht op zijn doel afgaat, liep hij de goot ten einde, klom langs de pannen naar de nok van het dak cn ging daar zitten, met zijn rug tegen den schoorsteen. Dat was zoo zijn dagelijksch zitje om dezen tijd van het jaar en op dit uur van den dag. In hei lekkere zonnetje was het daar aangenaam om te mijmeren en- achter zich voelde Tom dan de koesterende warmte, die uitstraalde van den schoorsteen. Zijn oogen knipperden dra behageiijic kleintjes, hij feeuwde en likte met zijn roode tong de dauw- rupjes v&a zijn snor Maar eensklaps, met een ruk door zijn heele lijf, richtte hij zich op en een groenig vuur scnoot uit zijn groot-geworden- oogen. In de goot van het huis aan de overzijde wandelde witte Nelly dat coquette nest. Tora's staart sloeg wuivend langs den war men schoorsteenwabd't maakte Hem zenuw achtig. die verschijning daar. Neïïy zag hem ook wel. Natuurlijk, ze moest nem zien, zoo goed als hij haar zag, maar jawel, veinzen en negeeren en sarren dat kon ze, daar was ze vrouw voor I Toch waren ze een avond samen uitgeweest, maar daarna had ze hem good' laten voelen, dat één zoo'n avondje hem volstrekt geen ver dere rechten op haar gaf. Och ja, hij wist het wel. Na dat avondje was hij leelijker geworden door die vechtpartij. Om haar. toen die slagershond haar be dreigde en nij, Tom, dat ondier waa aange vlogen. Dat stuk vel uit zijn kop was niet meer bij gegroeid, bleef een gore kale plek en die eene achterpoot was ook uiet meer terechtgekomen, zoodat hij hinkte. Och, cm Nelly zou hij zijn heele leven wel willen hinken. Mahr zij ja, nu «tak hij natuurlijk af.tege» r«ote Flip, die groote oranjekater van den slager, 'n Vals he kerel anders die Flip, 'n slecht Jta- üf?t Engelsen van Charles Oarviee li r **kele nette menschen in dat e en.; cn: Lr gelachen en Italianen onder anderen een oude Italiaansche nr aan het Conservatorium. Het was *r -ie oude man, die gewoonlijk ',;a!irf ische courant zat te lezen en i in zoo verdiept scheen, dat hij geen itie nam van zijn tnede-pensionnares jjJe; avond, toen Sylvia begon -te üet 'hij zijn courant zakken ij em eindelijk geheel los; hiji sprong i .reind toet een uitroep van verbazing en verrukking, toen liep hij de kamer door naar de piano waar Sylvia bij stond. .Lieve jonge dame zei hij in gebroken Engelsch. „Waar hebt u die stem vandaan?" Op zulk een onmogelijk te beantwoorden vraag, kon Sylvia slechts glimlachen en de man haastte zich verklaring te geven. Ach! ik meen niet waar u de stem zelf vandaan haalt dat is een gave des Hemels, C K,n we maar wie heeft u zoo leeren had. zei Sylvia, evenals zij Jack uw vader een musicaal man, meer is, een uitstekend onder hal inij: u nog eens hooren zingen." rakter, eea ellendeling,., Welly was een schat, een vachtje had za als sneeuwwitte zij en een paar oogen.1 Als ze nu maar eens even wou kijken. Tom ging staan, zette zijn rug bol, om nog grooter ce lijken en krachtiger ei mooier; hij wuifde elegant met zijn dikke staart. Maar Nelly keek heelemaal niet; ze draai de hem haar witte ruggetje toe, maakte een Eaar coquette sprongetjes met een pootje om oog naar een vlieg en verdween om een hoek. Toen ging Tom maar weer zitten, nogal mis troostig en hij keek naar benee Daar zat zijn baas, de manke schoenlapper voor het open venster te kloppen op een stuk leer, maar telkens keek hij op en tuurde naar blonde Annemarietje, zijn overbuurtje, dat voor de waschtob stond en zong als eea me rel in de jonge lente. Voor schoenlappers venster stond de serin genboom in vollen bloei. De paarse trossen fonkelden nog van dauw, maar toen de zon feller kwam, verdampte die flonkering in een kruidige zoete geur die gelijkelijk de neuzen streelde van den schoenlapper en Annema rietje. „Geef me een bloempje!" riep Annemariet je, die plots haar zingen staakte en ze strekte van ver de hand uit naar den sering; en tus schen haar roode lippen blonk het vochte ivoor barer tandjes. Met een schok vloog de kreupele schoenlap per op van zijp krukje en snelde naar buiten, strekte de armen hoog en sneed de bloeiende takken af, al meer en meer in wilde, vurige drift, tot de gansche boómi onttooid was en de bloemtakken een garf werden, zoo groot, dat zijn halve kramgegroeide lijf er achter schuil ging. Dit garf bracht hij hijgend ca hinkend naar blonde Annemarietje. Aan den overkant, in d« goot was Nelly teruggekomen. Nu keek ze naar Tom, die weer opschokte en dadelijk recht stond. Nelly miauwde zachtjes met een bijgeluidje, dat Tom deed sidderen. Ze hield haar kopje met de roze teere oortjes scheef en zwaaide met haar staartje. Over haar slanke sneeuw witte lijfje glansde goud van zonnestralen. In Tom's oogen schoot een fonkeling; hij' rekte het lenige lijf en liep langs de bemoste pannen terug naar de goot, wat schokkend door het letsel van zijn achterpoot. Maar op den gootrand stond hij toch fier en krachtig en durvend als eea kleiae tnger. Hij miauwde zachtjes, als een, zoete vraag, vol hunkerend verlang®'; zijn traai dikke staart wuifde, wuifds Nelly, aan in overzijde, zette nu h«ar witte vooipootjes ook 1 gootrand, hief het kopje op «n keek De schoenlapper hinkte terug na ess. praat je: en een lachje van Annemarietje, diep in zijn oogen, deed zijn hart bonzen. Tweemaal zag hij naar haar om, voor hij de kleiae terug gang naar zijn huis had volbracht. Opnieuw zettte hij zich óp zijn krukje voor de werktafel en toog aan den arbeid. Annemarietje had de bloemen in de ven sterbank gelegd. Nu vatte ze het wasachen weer op en ze zong opnieuw. Maar telkens keek ze even terzijde naar schoenlapper1» ven ster en even zoovele masén, en vaker nog, staakte de schoenlapper zijn arbeid en keek naar het blonde meisje, tot hij ia 't lest gansch vergat te werken en al maar staarde en staar de. Annemarietje zong hoog het lied van de merel in de jonge lente. Nog eens keek ze naar schoen'.apper's ven ster, toen plots, kwam er «m hapering in heur lied, even. Dan zong ze verder. Maar het waa een ander wijsje. Uit de deur, naast 'i: hui» van den schoen lapper, was een slanke jonge man naar buiten getreden. Tom, op den gootrand, keek omlaag, mat der. afstand, die nem scheidde van Nelly Zou hij den sprong wagen? De straat was smal, maar tochvan goot tot goot, het gaapte zoo gevaarlijk diep en wijd. Hij liep naar den hoek, daar was de af stand ieta smaller. Weer keek hij omlaag, tastte met een poot vooruit, voelde achter zien, of daar een goede weerstand was, voor het nemen van der grootca sprong. Hij drukte 't lijf ineen, alsof rijn rugge- graat een veer was, die, cent gespannen, da delijk los zou springen, nog eens mat hij den afstand, dab Plots stond hij recht, rijn staart droop neer, hij keek. Aan de overzijde had Nelly zich van hem afgewend, ze keek omhoog naar het dak; be vallig en behaagziek golfde haar witte lijfje. Van boven, langs de pannen, kwam roole Flip, de oranje-kater van den slager aange» slopen. om rijn krachtige gouddonzen vacht, die golfde in de rustige tetlgfieüïï van zfjta ssfeoo- ne lijf schenen vurige vlammentongen te lek ken; zijn tijgeroogen glinsterden. Annemarietje bloosde, toen de jonge man naderde ex ze hield op met zirger. ea lachte zonder op te zien toen hij sprak: „Annemarietje, een vogeltje, dat zóó vroeg zingt, is het eerste voor de poes". „Dte is geen poes, die mij deeren zal", rad Annemarietje. Toen zei de jonge man iets, wat haar lachen deed en wederom blozen en als hij dan op nieuw wat tot haar zei, hield ze op met was- schen. Den kreupelen schoenlapper, achter het venster, schoot het leer, dat hij bekloppen moest, uit de handen. Zijn hart, dat eerst zoo hefitig bonsde, scheen plots geheel te zwijgen; hij hijgde stootend en zijn gelaat werd bleek. De jonge man en Annemarietje spraken voort en eensklaps greep de jonge man Anne- marietje's hand, maar ze trok hem terug, meer verlegen dan boos, zei zacht iets en wees op de seringen. Toen wendde de jonge man het hoofd en keek naar het venster van den kreupelen schoenlapper. Hij lachte verachtelijk, zei iets tot het blonde meisje en dat keek ook even schuin naar schoenlappers venster en lachte versto len, terwijl ze de witte boventandjes beet in de onderlip. Toen beefde de kreupele schoenlap per eensklaps over al zijn leden, rijn adem rochelde en hij scheurde een vloek kw uit zijn toegeknepen keel. Rooie FUn en witte Nelly warea bij elkaar gekomen. Flip's oranje-lijf streelde kozend langs het witte vachtje. Neüy gaf behaagziek kopjes heel vleierig en aanhalig en ze miauw de zachtjes met hetzelfde bijgeluidje van daar straks. In Tom's lijf rilde iets, rijn gansche vacht stond steil, rijn staart zwol tot den dubbelen omvang: uit ziin oogen idioten groene vlam men, zijn bek ging open, hij blies en siste, zijn lijf kromp ineen, schoof achteruit, deinde, deinde voor de vxeesaljjka sprong, die koenen ging, dan Als de slanke jonge man de hand uitstak naar de seringen, weerde Annemarietje hem lachend af. Ze brak een takje, gaf hem dat, wilde 't zelf steken in rijn knoopsgat. Maar de jonge man wilde meer daa dit simpele takje; hij vatte Anccmarietja rond het middel, tüoe b*ar op, vederlicht ee grmp de bloeden, de heele garf en zmride die tripa- fantelijk hoog. boven heur blonde Toen uetd Aaaemrrtetjl*, Lutein, esc srrarcr de &lo«v.£r., oen a* L. gifgSü, uw» Se tcre'kte re wei i«»-a«Bri ia sijn I armen, terwijl al iz sermgen li gronde g"1* pen. En terwiji de slanke jonge man hei bion- <k Azr.rmariietie ln zijn «tóen knelde en haar gezichtje zocht om haar roode ISpnen zijn mond te drukken, wat hem schielijk lukte, toen vertrapten hun beider voeten de gansche bloe men tak. De kreupele schoenlapper was opgevlogen, zijn bevende vuist omklemde 't heft van een vlijmscherp mea; een vloek scheurde ander maal uit rijn verworgde keel. Toen, met een' schreeuw van woede, 4«*d Tom de sprong. Maar nij nwsr** rij» nagpln schuurden lang» den rand der goot; hij vte» botaa op zijn meester 9 Annemarietje ca de slanke josga me. *«- ren wcggeloopen. Roole Flip «x witte Nelly waren miauwend vcrdwenwi. In de werkplaats, op rijs trok, zat de kreu pele schoenlapper '"er br *- vp de te tel te snikken. Langs zijn beenen streek Tom, de gehaven de kat met klagelijke tate-wrt* TWEE WJKDIÜS 'STPDÜ7EN. De eerste is van N. de 'Haas Jr. uit Arwtev dam. Wit wilde in dezes stand Zw. 2, 3, 8, 11, 12, 13, 18, 22, 23, 25. W. 26, 32, 33, 35, 37, 38 40, 43, 45, 48. 26—21 spelen, denkende, ais zwart nu door 22—28 en 18 16 een schiif winst neemt, speel ik 35-^-30 en 40 7. Maar zwart wees hem, dat 26—21 een verkeerde zet zou zijn, want daarop zou volgen: 1. 26-21 1. 11—17 2. 21—16 (gedw.) 2. 17—21. 3. 16:27 3. 22:42. 4. 4« 37. op 38 47 volgt 23—28) 4. 25—30. 5. 35 24 5. 13—10 6. 24:22 623-28. 7. 32:23 7. 12—18. 8. 23 12 of 22 13 8. 8 :48 e*. wi«V In den tweeden stand van D. H, Molten* kamp. Zw. 6, 10, 18, 22. 23, 28. W. 21, 24, 26, 37, 39, 48. mag zwart niet speten 10—147 w®at d»s zou volgen: 1. 37—32 1. 28:37. 2. 48—42 2. 73 48. 3. 21—17 3. 48:21. 4. 26:10! Ter oplossing woo? week: Probkem 514 van S. E. waa <tef Meer, Am sterdam. Sylvia deed waf haar gevraagd werd en de oude leeraar stood met gebogen hoofd te luiateren cn met diepe, kritische belangstel ling. Toen klopte hij goedkeurend op haar arm, enthousiast zelfs. „Lieve jonge dame", zei nij ernstig en bijna plechtig, „u hebt een bijna phenomenale stem. Een wonder! En u ,wist het zelfs niet 1 Niemand heeft u dat ge zegd 1 Het is als 't ware een diamant in net zand begraven! O! je moet zingen! Een grootsche toekomst is voor u weggelegd! O jaEen toekomst die mij doet duizelen als ik er aan denk. Maar u moet oppassen er is veel te leeren. Luister 1 als u wilt, zal ik ik zelf u les geven. Kom morgen om elf uur bij mij in het Conservatorium", en het voor aangenomen houdende dat het niet in haar hoofd zou opkomen voor zulk een aanbod te bedanken, liep hij de kamer uit om buiten zijn avondsigaret te rooken en een spelletje domino te spelen in het café. „Je gaat zeker, lieve?" zei Mercy toen ze naar haar kamer waren gegaan. Sylvia dacht een oogenbiik na. „Meende hij dat ik er geld mee verdienen kon?" zei'ze zacht. „Ik veronderstel van ja, natuurlijk. Maar dat is van geen beteekenis. Het is aan je ge luk, dat ik denk, lieve. Als je maar eenige afleiding en belangstelling kunt vinden in 't WGl'k ',Oeld verdienen", herhaalde Sylvia, alsof zij' haar niet had verstaan. Toen legde zij haar beide handen op Mercy's schouders en keek haar in de oogen. „Denkt u dan. dat ik sl dien tijd niet voéld heb, bil sl mijn" dankbaarheid voor uw liefde en Lora Lorrimore's groote vriendelijk heid, dat ik afhankelijk ben; dat ik van lief dadigheid geleefd heb ja, liefdadigheid. Lieve Mercy, die gedachte heeft mij soms waanzinnig gemaakt." „Dat is dwaasheid", begon Mercy, terwijl haar oogen zich vulden met tranen; maar Sylvia ging voort: „Vaak heb ik mij zelf afgevraagd wat ik zou doen om mijn brood te verdienenvaak heb ik mij zelf afgevraagd wat wat Jack wel gezegd zou hebben als hij geweten had dat ik leefde van de'aalmoezen van anderen; en ik gloeide van schaamte en verdriet. Dat is het wat mij gedrukt heeft, zoo goed als andere dingen, Mercy. En nu zegt die oude man dat ik geld kan verdienen. Of ik gaan zal? Wel, ik zou duizend mijlen willen loo- pen met zulk een hoop in 't verschiet. Ja, we zullen gaan, lieve Mercy, en ik zal werken, nu, dat zult u eens zien." De lessen begonnen en het enthousiasme van den leeraar, in plaats van te verminderen, na mtoe naarmate zijn leerling vorderingen maakte. Toen Lord Lorrimore een vluchtig bezoek kwam brengen vond hij het apathi sche meisje dat hij verlaten had, veranderd in een ijverige leerling met een hoopvol, schit terend lichtje in de oogen, die nog zoo kort geleden vaag en levenloos gekeken hadden. Hij was verrukt, maar nog meer verwondert toen de professor ernstig voorstelde, dat Sylvia voor het eerst zou optreden op een AAN DE DAMMERS! Met dank voor de ontvat; en opi. van pro bleem no. 513 (auteur Rlsnkepear) Stand. Zw. 23, 32 en dam op 6. W. 27, 50 en dammen op 31 cn 38. Oplossing. 1. 38-47 1. 32:21. 2. 31—26 2. 21—27. a. op 6-17 volgt 47—33 m 26 48 of 49. b. op 61 volgt 26—45 (1—6) 45—34, c. op 23—29 volgt 26 34 enz. d. op 23—28 volgt 26 Lenz. 3. 47—36 3. 27—32. a. op 6—22 volgt 26—21 van wit. 4. 36—27 4. 32:21- 5. 26 34 5 6-H (gedw.) 6. 50—45 6. 1 40. 7. 45:23 en wint. Goede opl. ontvingert wij van de heeroi: D. de Boer, IVDrtL r, D. Gerllng, J. Hout- kooper te Alkmaar, H. E. Lantiflga te Haar lem. 7 matinée. „Niet dat het daarbij zal blijven, mylord", m hij op erostlgen toon; „zij is tot hooger werk in staat, want ze zal evengoed acfee- ren als zingen, let op mijn woorden; en het is de opera en niet het concert-podium waar zij naar moet streven." Lord Lorrimore kwam eerst in verzet te- fen dit denkbeeld; maar enkele woorden van ylvia en een langdurige blik op haar ver anderd gezicht verzoende er hem mee. „Wat zal je familie zeggen als we die ooit terugvinden, Sylvia?" zei hij. „U zult ze nooit vinden", antwoordde zij „en al vond u ze, ze zouden zeggen dat ik goed gedaan had." De dag van de matinee brak aan en zij trad op, niet bevend en zenuwachtig, zooala de meeste deputanten, maar kalm en bedaard, met het zelfvertrouwen yan de ware kunste nares. Lord Lorrimore Was als onder betoo- vering toen de lieve, frissche stem door de zaal weerklonk. Een storm van. toejuichingen beloonde de zangeres en aan het slot van het concert kwam de oude professor bevende van agitatie en genot, naar voren met een zwaren vrij ouden neer met een pruik op, dien hij haar voorstelde als den directeur van de Weener Opera en die met minzame stem en in complimenteuse woorden Sylvia een enga gement aan de Opera aanboodt. Zij vroeg een dag om over het voorstel na te denken en nam het aan. „Je blijft bij mij, Mercy, niet waar moet altijd bi] mij blijven?" zei ze, tc torn je ze Zw. 7,11.12, Ï3,15.18» 21, 23,3d. W. 20, d, 27, H, 32. 35. 37, 38, 47. Opl. voor of op 3 October bureau v. d. .jLEEPI oot gestrand. Donderdagavond ongeveer 7 uur vertrok de sleepboot „Staalduin" met harden N.Z.W. wind en voei zee om een Dgger de Schans* ningsche naven binnen te sleepên. Tuaschcu de hoofden gekomen weigerde de machine te werken en dre<de «leeplx.ot in enkele minu ten tegen het Noorderhoofd, gelukkig e**1 den binnenkant. De sleepboot „Kijkduin" en de motorred* dingboot ,,Jhr. Rutgers van Rozenburg" v*sp Irokken onmiddellijk ter assistentie, doch konden geen verbinding krijgen- fntuwhea werden de menschen door mid del van lijnen van het hoofd «1 gered. liet haar vertelde. En Mercy had het meisje aan haar Imi ge drukt en gekuat. „Ja, ik zal bij je blijven, Sylvia. Eigenlijk ben ik bang, dat Uk niet zou kunnen gaan, al zond je mij weg." Een maand daarna, terwijl het Weener the ater volgepropt mot menschen, die de nieuwe zangeres wilden hooien, Signora Stella, wier jeugd en schoonheid algemeen bespro ken werden in de vroolijke stad, terwijl de zaal daverde van de opgewonden toejuichin gen, zat Signora Stella zelve in haar kleedka mer, nog in haar theatercostuum, het gezicht met de handen bedekt, haar geheele lichaam trillexid van hot snikken, terwijl de tranen haar tusschen de vingers dropen. „Lieve, lieve", fluisterde mercy, „waarom schrei je? Je bent overspannen. Hoor dat ap plaus eens, Sylvia! Denk aan het succes het groote, overstelpende succes en schrei toch niet." Maar het snikken hield niet op en Mercy, die zich over haar heenboog, hoorde haar fluisteren, met afgebroken woorden: „Jack, Jack! O, als Jack maar hier was!" De gevierde Signora Stella, wier roem reeds door de eleotrische draden door geheel Europa werd verspreid, was nog even trouw aan den man, die haar gekocht nad, als Syl via, het weesje van Verloren Hoop geweest was. Wordt womlgri X*. >39, 1918. b - .-'Al"!!!;!»!! nVJBUBByK.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5