bilt
J
G"kocht
riamrubriek.
WB
1-, U t 1. L H 'I JN.
Honderd en Twinstigste Jaargang.
v Zaterdag 28 Sept.
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
De schoenlapper en de kat
O^niehgd Nieuws.
P I ao»*nnl*
v rige week kwam in de bladen de me-
-ling voor, dat irnnenkort door de regee-
<;ng een aanvang zou worden gemaakt met de
d ütributié van T homasslakkenmeel onder de
land- en tuinbouwers. Het kan misschien nut
tig zhn, om deze mededeelfng iets toe te lich-
i voor de land- en tuinbouwers, omdat
ccze meststof tot dusver in deze streken zoo
goed als niet werd gebruikt-; voor de
bui.en deze bedrijven staande menschen,
om te voorkomen, dat deze zullen den-
Lo dat de landbouv ers nog meer bevoor
deeld' zullen worden door de regeering, dan
thans reeds geschiedt, wat het artikel „meel"
b- treft. De lezer zij gerust, Thomasslakken-
meel kan niet gegeten wordendoch is een
phosforzuurhoudende meststof, die ook ai
weer niets te maken heeft met slakken, zooals
wij die in onze tuinen op verschillende gewas
sen aantreffen.
w at* is fosiorzuur? Zooals de naam reeds
aancjuidt, moet dit goedje gevormd zijn van
fosforus. een zeer vergiftige stof, die nog al
m gebruikt wordt voor het dooden van
ci lizen en ratten, en vroeger voor het vervaar
digen van lucifers. Dit laatste is thans verbo
er i wel om de vergiitige eigenschappen
v L .orus en omdat met fosforus vervaar-
d.' lucifcrskoppe; zoo gemakkelijk ont-
i. M'... Men behoeft ze daarvoor slechts
en eenig. 'i.is ruwe oppervlakte te strij-
De ouden: ie rs zullen zich deze lucifers
uit vroeger dagen nog wd herinneren. Ver-
b ;adt fosforus. dan. ontstaat «en witte nevel,
au* zich met water verbindt tot fosiorzuur. Dit
zuur is voor hef plantenleven beslist noodza
kelijk, vooral planten, die veel eiwit produ-
ceeren, zooals granen, erwten en boonen,
hebben er groote behoefte aan. Toch kunnen
we dit zuur, ontstaan zooals boven is aange
geven, als zoodanig niet als plantenvoedende
stof aanwenden; g;eten we fosforzuur op de
plant, dan zou deze bepaald dood gaan. Om
zijn werk goed1 te kunnen verrichten, moet
terzuur mm een andere stof gebonden
wo bij V' jrkeur aan kalk. Nu verbindt
•h in verschillende verhoudingen met
i ur en zoo ontstaat, éénbasisch. twee-
ti ..is» i, diifbavjsch en vierbasisch fosforzure
oom uge scheikundige kennis zijn
i .nnen niet goed te verklaren. Deze ver-
ogen van fosforzuur en kalk bezitten
billende eigenschappen; de voor-
..nu i& dat alleen éénbasisch fosfor-
alk in water oplosbaar is; 'de andere
bindingen niest.
lezer zal nu gemakkelijk begrijpen, dat,
volstrekt niet onverschillig is, in welken
de fosforzure 'kalk in een meststof voor-
het beste is natuurlijk dat zij daarin
".zig in den vorm van éénbasisch fos-
nve kalk. Wel is waar gaat zij in den bo-
■j* I heel epoedij, in driebasisch fosforzure
Lik over doch zü verteert dan in zoo'n fijn
Aid iden toestand, dat zij door de planten
kkelijk kan worden opgenomen, terwijl
door haar onoplosbaarheid in water voor
'cn is bewaard. Fosforzuurhoudende
•,r-n m men om deze reden in eiken
a het jaar aan wenden. Voor uitspoeling
- - overvloedige regens, zooals met chilisal-
v. het geval is, behoeft men niet be*
tKosü te zijn.
Nu is er slechts één meststof, waarin net
fosforzuur in den in water oplosbaren vorm
yoouorat, n.b in superfosfaat; in de andere,
zooals Algior.sch en Lahnfosfaat, beender-
c.H en Thomas-slakkenmeel, komt het als
driebasisch, in het laatste voor een deel zelfs
v vierbasisch fosforzure kalk voor In de
z lijden hééft men ontdekt dat in Tho-
'akken een dubbeiverbinding van kiezel
Ik met fosforzuur voorkomt bekend onder
t.3am van calcium-silico-fosfaat De?e
widing is in het Thomasmeel met eea mi-
- >op, oms zelfs met een gewoon ver-
aaa te toonen, zij komt er in voor in
i arm vati blauwgroene kristalletjes. Hoe
- van deze kristalletjes Ln den Thomasslak
komen, hoe gunstiger werking men vol-
1 <atate onderzoekingen kan verwach-
7 r de bereiding van superfosfaat is men
fosforzuurhoudende mineralen, kort*
'Hfori icn genaamd, en zwavelzuur.
irietca komen in verschillende efrriken
t ie. oor, in de laatste tijden heeft men
..M in N Ierland ontdekt cn Is men- zelfs
ijinen, 'i'.'.'r- mineralen aan het Jicht te
v teil. Zai de exploitatie van deze Hijsen
evenveel Ic. -end zijn, dan moet feet fcsfor-
zuurgehalie dezer mineralen groot zijn. Uit
de uit Amerika aangevoerde fosforieten be
reidt men superfosiaat met van 14 tot 18
pree. fosfor-: eur; uit de in Nederland gevon
dene kan men het tot dusver niet verder bren
gen, dan tot 8 proc., wat m.i. een niet roos
kleurige toekomst voor deze industrie voor
spelt, al waren we in de tegenwoordige om
standigheden met een ruimere productie
eenigszins geholpen. Zwavelzuur wordt he
rein uit zwavel eu ook uit het mineraal py
riet, beide stoff en, die in ons land niet worden
aangetroffen, zoodat we, wat de fabrikaüe
van zwavelzuur betreft, ook geheel van het
buitenland afhankelijk zijn. Door een behan
deling met zwavelzuur wordt de driebasisch
fosforzure' kalk in de fijngemalen fosforieten
in éénbasisch fosforzure kalk omgezet.
Aigiersch fosfaat komt uit Algiers, Lahn
fosfaat uit Duitschland. Het zijn beide ruwe
fosforieten, die door ze fijn te malen, dadelijk
voor het gebruik gereed zijn. Aanvoer uit ge
noemde landen heeft op dit oogenbiik niet
plaats.
Ook het Thomasslakkenmeel wordt voor
het overgroote deel in Duitschland geprodu
ceerd, doch ook Frankrijk, Engeland en Bel
gië leveren vrij belangrijke hoeveelheden
riet door de Nederlandsche regeering toege
zegde slakkenmeel is aikomstig uit Luxem
burg. Waarom juist deze landen leveraucien,
van dit artikel zijn, zal duidelijk worden, als
men weet, dat het Thomasslakkenmeel een
bijproduct is van de ijzerindustrie en waar
deze induatrie in de oorlogvoerende landen
in de iaatste jaren een enorm en omvang heeft
gekregen, kan men ook een enormen voorraad
van deze meststof verwachten. Deze voorraad
is er beslist, hij wacht alleen op nadere ver
werking en verzending.
door
F. DE SINCLAIR.
(Nadruk Verboden).
De mist van den lentemorgen vervaagde
zien deroog i voor de zon, die nog zoekend
naar -a. opening, matzilver kogelde achter
de jagende ijle wolkjes.
Maar ineens scheurden gouden* zonnestra
len dat ragfijne tulle goedje vaneen en schoten
pardoes omlaag op de bedauwde velden, de
boomkruinen en de daken.
Het waa op dat oogenbiik, dat Tom uit het
dakvenster wipte en ging wandelen in de
goot.
Daar lag de dauw nog in pareltjes op het
zink en het heele dak van oude roode pannen
met fluweelige moskorstjes en een dikke toef
look was zoo nat als na een regenbui. Nu,
in de zonnestralen gingen er diamanten flon
keren in het korstmos er. tusschen de vleezige
blaadjes van het look blonken paarlen.
Tom had er maling aan; zeker, hij hield
van de zon maar paarlen en diamanten kon
den hm gv&tolen worden.
Peinzend, 'n tikje bedrukt, maar toch met
de resolute gang van iemand die recht op zijn
doel afgaat, liep hij de goot ten einde, klom
langs de pannen naar de nok van het dak cn
ging daar zitten, met zijn rug tegen den
schoorsteen. Dat was zoo zijn dagelijksch zitje
om dezen tijd van het jaar en op dit uur van
den dag. In hei lekkere zonnetje was het daar
aangenaam om te mijmeren en- achter zich
voelde Tom dan de koesterende warmte, die
uitstraalde van den schoorsteen. Zijn oogen
knipperden dra behageiijic kleintjes, hij
feeuwde en likte met zijn roode tong de dauw-
rupjes v&a zijn snor
Maar eensklaps, met een ruk door zijn
heele lijf, richtte hij zich op en een groenig
vuur scnoot uit zijn groot-geworden- oogen.
In de goot van het huis aan de overzijde
wandelde witte Nelly dat coquette nest.
Tora's staart sloeg wuivend langs den war
men schoorsteenwabd't maakte Hem zenuw
achtig. die verschijning daar.
Neïïy zag hem ook wel. Natuurlijk, ze
moest nem zien, zoo goed als hij haar zag,
maar jawel, veinzen en negeeren en sarren
dat kon ze, daar was ze vrouw voor I
Toch waren ze een avond samen uitgeweest,
maar daarna had ze hem good' laten voelen,
dat één zoo'n avondje hem volstrekt geen ver
dere rechten op haar gaf.
Och ja, hij wist het wel.
Na dat avondje was hij leelijker geworden
door die vechtpartij.
Om haar. toen die slagershond haar be
dreigde en nij, Tom, dat ondier waa aange
vlogen.
Dat stuk vel uit zijn kop was niet meer bij
gegroeid, bleef een gore kale plek en die eene
achterpoot was ook uiet meer terechtgekomen,
zoodat hij hinkte.
Och, cm Nelly zou hij zijn heele leven wel
willen hinken.
Mahr zij
ja, nu «tak hij natuurlijk af.tege» r«ote
Flip, die groote oranjekater van den slager,
'n Vals he kerel anders die Flip, 'n slecht Jta-
üf?t Engelsen van Charles Oarviee
li r **kele nette menschen in dat
e en.; cn: Lr gelachen en Italianen
onder anderen een oude Italiaansche
nr aan het Conservatorium. Het was
*r -ie oude man, die gewoonlijk
',;a!irf ische courant zat te lezen en
i in zoo verdiept scheen, dat hij geen
itie nam van zijn tnede-pensionnares
jjJe; avond, toen Sylvia begon -te
üet 'hij zijn courant zakken
ij em eindelijk geheel los; hiji sprong
i .reind toet een uitroep van verbazing
en verrukking, toen liep hij de kamer door
naar de piano waar Sylvia bij stond.
.Lieve jonge dame zei hij in gebroken
Engelsch. „Waar hebt u die stem vandaan?"
Op zulk een onmogelijk te beantwoorden
vraag, kon Sylvia slechts glimlachen en de
man haastte zich verklaring te geven.
Ach! ik meen niet waar u de stem zelf
vandaan haalt dat is een gave des Hemels,
C K,n we maar wie heeft u zoo leeren
had.
zei Sylvia, evenals zij Jack
uw vader een musicaal man,
meer is, een uitstekend onder
hal inij: u nog eens hooren zingen."
rakter, eea ellendeling,., Welly was een
schat, een vachtje had za als sneeuwwitte zij
en een paar oogen.1
Als ze nu maar eens even wou kijken.
Tom ging staan, zette zijn rug bol, om nog
grooter ce lijken en krachtiger ei mooier; hij
wuifde elegant met zijn dikke staart.
Maar Nelly keek heelemaal niet; ze draai
de hem haar witte ruggetje toe, maakte een
Eaar coquette sprongetjes met een pootje om
oog naar een vlieg en verdween om een hoek.
Toen ging Tom maar weer zitten, nogal mis
troostig en hij keek naar benee
Daar zat zijn baas, de manke schoenlapper
voor het open venster te kloppen op een stuk
leer, maar telkens keek hij op en tuurde naar
blonde Annemarietje, zijn overbuurtje, dat
voor de waschtob stond en zong als eea me
rel in de jonge lente.
Voor schoenlappers venster stond de serin
genboom in vollen bloei. De paarse trossen
fonkelden nog van dauw, maar toen de zon
feller kwam, verdampte die flonkering in een
kruidige zoete geur die gelijkelijk de neuzen
streelde van den schoenlapper en Annema
rietje.
„Geef me een bloempje!" riep Annemariet
je, die plots haar zingen staakte en ze strekte
van ver de hand uit naar den sering; en tus
schen haar roode lippen blonk het vochte
ivoor barer tandjes.
Met een schok vloog de kreupele schoenlap
per op van zijp krukje en snelde naar buiten,
strekte de armen hoog en sneed de bloeiende
takken af, al meer en meer in wilde, vurige
drift, tot de gansche boómi onttooid was en
de bloemtakken een garf werden, zoo groot,
dat zijn halve kramgegroeide lijf er achter
schuil ging.
Dit garf bracht hij hijgend ca hinkend naar
blonde Annemarietje.
Aan den overkant, in d« goot was Nelly
teruggekomen.
Nu keek ze naar Tom, die weer opschokte
en dadelijk recht stond.
Nelly miauwde zachtjes met een bijgeluidje,
dat Tom deed sidderen. Ze hield haar kopje
met de roze teere oortjes scheef en zwaaide
met haar staartje. Over haar slanke sneeuw
witte lijfje glansde goud van zonnestralen.
In Tom's oogen schoot een fonkeling; hij'
rekte het lenige lijf en liep langs de bemoste
pannen terug naar de goot, wat schokkend
door het letsel van zijn achterpoot.
Maar op den gootrand stond hij toch fier
en krachtig en durvend als eea kleiae tnger.
Hij miauwde zachtjes, als een, zoete vraag,
vol hunkerend verlang®'; zijn traai dikke
staart wuifde, wuifds Nelly, aan in overzijde,
zette nu h«ar witte vooipootjes ook 1
gootrand, hief het kopje op «n keek
De schoenlapper hinkte terug na ess. praat
je: en een lachje van Annemarietje, diep in
zijn oogen, deed zijn hart bonzen. Tweemaal
zag hij naar haar om, voor hij de kleiae terug
gang naar zijn huis had volbracht.
Opnieuw zettte hij zich óp zijn krukje voor
de werktafel en toog aan den arbeid.
Annemarietje had de bloemen in de ven
sterbank gelegd. Nu vatte ze het wasachen
weer op en ze zong opnieuw. Maar telkens
keek ze even terzijde naar schoenlapper1» ven
ster en even zoovele masén, en vaker nog,
staakte de schoenlapper zijn arbeid en keek
naar het blonde meisje, tot hij ia 't lest gansch
vergat te werken en al maar staarde en staar
de.
Annemarietje zong hoog het lied van de
merel in de jonge lente.
Nog eens keek ze naar schoen'.apper's ven
ster, toen plots, kwam er «m hapering in
heur lied, even.
Dan zong ze verder.
Maar het waa een ander wijsje.
Uit de deur, naast 'i: hui» van den schoen
lapper, was een slanke jonge man naar buiten
getreden.
Tom, op den gootrand, keek omlaag, mat
der. afstand, die nem scheidde van Nelly
Zou hij den sprong wagen?
De straat was smal, maar tochvan
goot tot goot, het gaapte zoo gevaarlijk diep
en wijd.
Hij liep naar den hoek, daar was de af
stand ieta smaller. Weer keek hij omlaag,
tastte met een poot vooruit, voelde achter zien,
of daar een goede weerstand was, voor het
nemen van der grootca sprong.
Hij drukte 't lijf ineen, alsof rijn rugge-
graat een veer was, die, cent gespannen, da
delijk los zou springen, nog eens mat hij den
afstand, dab
Plots stond hij recht, rijn staart droop neer,
hij keek.
Aan de overzijde had Nelly zich van hem
afgewend, ze keek omhoog naar het dak; be
vallig en behaagziek golfde haar witte lijfje.
Van boven, langs de pannen, kwam roole
Flip, de oranje-kater van den slager aange»
slopen.
om rijn krachtige gouddonzen vacht, die
golfde in de rustige tetlgfieüïï van zfjta ssfeoo-
ne lijf schenen vurige vlammentongen te lek
ken; zijn tijgeroogen glinsterden.
Annemarietje bloosde, toen de jonge man
naderde ex ze hield op met zirger. ea lachte
zonder op te zien toen hij sprak:
„Annemarietje, een vogeltje, dat zóó vroeg
zingt, is het eerste voor de poes".
„Dte is geen poes, die mij deeren zal", rad
Annemarietje.
Toen zei de jonge man iets, wat haar lachen
deed en wederom blozen en als hij dan op
nieuw wat tot haar zei, hield ze op met was-
schen.
Den kreupelen schoenlapper, achter het
venster, schoot het leer, dat hij bekloppen
moest, uit de handen. Zijn hart, dat eerst zoo
hefitig bonsde, scheen plots geheel te zwijgen;
hij hijgde stootend en zijn gelaat werd bleek.
De jonge man en Annemarietje spraken
voort en eensklaps greep de jonge man Anne-
marietje's hand, maar ze trok hem terug,
meer verlegen dan boos, zei zacht iets en wees
op de seringen. Toen wendde de jonge man
het hoofd en keek naar het venster van den
kreupelen schoenlapper.
Hij lachte verachtelijk, zei iets tot het
blonde meisje en dat keek ook even schuin
naar schoenlappers venster en lachte versto
len, terwijl ze de witte boventandjes beet in de
onderlip. Toen beefde de kreupele schoenlap
per eensklaps over al zijn leden, rijn adem
rochelde en hij scheurde een vloek kw uit zijn
toegeknepen keel.
Rooie FUn en witte Nelly warea bij elkaar
gekomen. Flip's oranje-lijf streelde kozend
langs het witte vachtje. Neüy gaf behaagziek
kopjes heel vleierig en aanhalig en ze miauw
de zachtjes met hetzelfde bijgeluidje van daar
straks.
In Tom's lijf rilde iets, rijn gansche vacht
stond steil, rijn staart zwol tot den dubbelen
omvang: uit ziin oogen idioten groene vlam
men, zijn bek ging open, hij blies en siste, zijn
lijf kromp ineen, schoof achteruit, deinde,
deinde voor de vxeesaljjka sprong, die koenen
ging, dan
Als de slanke jonge man de hand uitstak
naar de seringen, weerde Annemarietje hem
lachend af. Ze brak een takje, gaf hem dat,
wilde 't zelf steken in rijn knoopsgat.
Maar de jonge man wilde meer daa dit
simpele takje; hij vatte Anccmarietja rond het
middel, tüoe b*ar op, vederlicht ee grmp de
bloeden, de heele garf en zmride die tripa-
fantelijk hoog. boven heur blonde
Toen uetd Aaaemrrtetjl*, Lutein, esc
srrarcr de &lo«v.£r., oen a* L. gifgSü,
uw» Se tcre'kte re wei i«»-a«Bri ia sijn I
armen, terwijl al iz sermgen li gronde g"1*
pen. En terwiji de slanke jonge man hei bion-
<k Azr.rmariietie ln zijn «tóen knelde en haar
gezichtje zocht om haar roode ISpnen zijn
mond te drukken, wat hem schielijk lukte, toen
vertrapten hun beider voeten de gansche bloe
men tak.
De kreupele schoenlapper was opgevlogen,
zijn bevende vuist omklemde 't heft van een
vlijmscherp mea; een vloek scheurde ander
maal uit rijn verworgde keel.
Toen, met een' schreeuw van woede, 4«*d
Tom de sprong.
Maar nij nwsr** rij» nagpln schuurden
lang» den rand der goot; hij vte» botaa op
zijn meester 9
Annemarietje ca de slanke josga me. *«-
ren wcggeloopen. Roole Flip «x witte Nelly
waren miauwend vcrdwenwi.
In de werkplaats, op rijs trok, zat de kreu
pele schoenlapper '"er br *- vp de te tel te
snikken.
Langs zijn beenen streek Tom, de gehaven
de kat met klagelijke tate-wrt*
TWEE WJKDIÜS 'STPDÜ7EN.
De eerste is van N. de 'Haas Jr. uit Arwtev
dam.
Wit wilde in dezes stand
Zw. 2, 3, 8, 11, 12, 13, 18, 22, 23, 25.
W. 26, 32, 33, 35, 37, 38 40, 43, 45, 48.
26—21 spelen, denkende, ais zwart nu door
22—28 en 18 16 een schiif winst neemt,
speel ik 35-^-30 en 40 7. Maar zwart wees
hem, dat 26—21 een verkeerde zet zou zijn,
want daarop zou volgen:
1. 26-21 1. 11—17
2. 21—16 (gedw.) 2. 17—21.
3. 16:27 3. 22:42.
4. 4« 37.
op 38 47 volgt 23—28)
4. 25—30.
5. 35 24 5. 13—10
6. 24:22 623-28.
7. 32:23 7. 12—18.
8. 23 12 of 22 13 8. 8 :48 e*. wi«V
In den tweeden stand van D. H, Molten*
kamp.
Zw. 6, 10, 18, 22. 23, 28.
W. 21, 24, 26, 37, 39, 48.
mag zwart niet speten 10—147 w®at d»s
zou volgen:
1. 37—32 1. 28:37.
2. 48—42 2. 73 48.
3. 21—17 3. 48:21.
4. 26:10!
Ter oplossing woo? week:
Probkem 514 van S. E. waa <tef Meer, Am
sterdam.
Sylvia deed waf haar gevraagd werd en de
oude leeraar stood met gebogen hoofd te
luiateren cn met diepe, kritische belangstel
ling. Toen klopte hij goedkeurend op haar
arm, enthousiast zelfs. „Lieve jonge dame",
zei nij ernstig en bijna plechtig, „u hebt een
bijna phenomenale stem. Een wonder! En u
,wist het zelfs niet 1 Niemand heeft u dat ge
zegd 1 Het is als 't ware een diamant in net
zand begraven! O! je moet zingen! Een
grootsche toekomst is voor u weggelegd! O
jaEen toekomst die mij doet duizelen als ik
er aan denk. Maar u moet oppassen er is
veel te leeren. Luister 1 als u wilt, zal ik
ik zelf u les geven. Kom morgen om elf uur
bij mij in het Conservatorium", en het voor
aangenomen houdende dat het niet in haar
hoofd zou opkomen voor zulk een aanbod te
bedanken, liep hij de kamer uit om buiten
zijn avondsigaret te rooken en een spelletje
domino te spelen in het café.
„Je gaat zeker, lieve?" zei Mercy toen ze
naar haar kamer waren gegaan.
Sylvia dacht een oogenbiik na.
„Meende hij dat ik er geld mee verdienen
kon?" zei'ze zacht.
„Ik veronderstel van ja, natuurlijk. Maar
dat is van geen beteekenis. Het is aan je ge
luk, dat ik denk, lieve. Als je maar eenige
afleiding en belangstelling kunt vinden in 't
WGl'k
',Oeld verdienen", herhaalde Sylvia, alsof
zij' haar niet had verstaan. Toen legde zij
haar beide handen op Mercy's schouders en
keek haar in de oogen.
„Denkt u dan. dat ik sl dien tijd niet
voéld heb, bil sl mijn" dankbaarheid voor uw
liefde en Lora Lorrimore's groote vriendelijk
heid, dat ik afhankelijk ben; dat ik van lief
dadigheid geleefd heb ja, liefdadigheid.
Lieve Mercy, die gedachte heeft mij soms
waanzinnig gemaakt."
„Dat is dwaasheid", begon Mercy, terwijl
haar oogen zich vulden met tranen; maar
Sylvia ging voort:
„Vaak heb ik mij zelf afgevraagd wat ik
zou doen om mijn brood te verdienenvaak
heb ik mij zelf afgevraagd wat wat Jack
wel gezegd zou hebben als hij geweten had
dat ik leefde van de'aalmoezen van anderen;
en ik gloeide van schaamte en verdriet. Dat
is het wat mij gedrukt heeft, zoo goed als
andere dingen, Mercy. En nu zegt die oude
man dat ik geld kan verdienen. Of ik gaan
zal? Wel, ik zou duizend mijlen willen loo-
pen met zulk een hoop in 't verschiet. Ja, we
zullen gaan, lieve Mercy, en ik zal werken,
nu, dat zult u eens zien."
De lessen begonnen en het enthousiasme
van den leeraar, in plaats van te verminderen,
na mtoe naarmate zijn leerling vorderingen
maakte. Toen Lord Lorrimore een vluchtig
bezoek kwam brengen vond hij het apathi
sche meisje dat hij verlaten had, veranderd in
een ijverige leerling met een hoopvol, schit
terend lichtje in de oogen, die nog zoo kort
geleden vaag en levenloos gekeken hadden.
Hij was verrukt, maar nog meer verwondert
toen de professor ernstig voorstelde, dat
Sylvia voor het eerst zou optreden op een
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvat; en opi. van pro
bleem no. 513 (auteur Rlsnkepear)
Stand.
Zw. 23, 32 en dam op 6.
W. 27, 50 en dammen op 31 cn 38.
Oplossing.
1. 38-47 1. 32:21.
2. 31—26 2. 21—27.
a. op 6-17 volgt 47—33 m 26 48 of 49.
b. op 61 volgt 26—45 (1—6) 45—34,
c. op 23—29 volgt 26 34 enz.
d. op 23—28 volgt 26 Lenz.
3. 47—36 3. 27—32.
a. op 6—22 volgt 26—21 van wit.
4. 36—27 4. 32:21-
5. 26 34 5 6-H (gedw.)
6. 50—45 6. 1 40.
7. 45:23 en wint.
Goede opl. ontvingert wij van de heeroi:
D. de Boer, IVDrtL r, D. Gerllng, J. Hout-
kooper te Alkmaar, H. E. Lantiflga te Haar
lem. 7
matinée.
„Niet dat het daarbij zal blijven, mylord",
m hij op erostlgen toon; „zij is tot hooger
werk in staat, want ze zal evengoed acfee-
ren als zingen, let op mijn woorden; en het
is de opera en niet het concert-podium waar
zij naar moet streven."
Lord Lorrimore kwam eerst in verzet te-
fen dit denkbeeld; maar enkele woorden van
ylvia en een langdurige blik op haar ver
anderd gezicht verzoende er hem mee.
„Wat zal je familie zeggen als we die ooit
terugvinden, Sylvia?" zei hij.
„U zult ze nooit vinden", antwoordde zij
„en al vond u ze, ze zouden zeggen dat ik
goed gedaan had."
De dag van de matinee brak aan en zij trad
op, niet bevend en zenuwachtig, zooala de
meeste deputanten, maar kalm en bedaard,
met het zelfvertrouwen yan de ware kunste
nares. Lord Lorrimore Was als onder betoo-
vering toen de lieve, frissche stem door de
zaal weerklonk. Een storm van. toejuichingen
beloonde de zangeres en aan het slot van het
concert kwam de oude professor bevende van
agitatie en genot, naar voren met een zwaren
vrij ouden neer met een pruik op, dien hij
haar voorstelde als den directeur van de
Weener Opera en die met minzame stem en
in complimenteuse woorden Sylvia een enga
gement aan de Opera aanboodt. Zij vroeg
een dag om over het voorstel na te denken en
nam het aan.
„Je blijft bij mij, Mercy, niet waar
moet altijd bi] mij blijven?" zei ze, tc
torn
je
ze
Zw. 7,11.12, Ï3,15.18» 21, 23,3d.
W. 20, d, 27, H, 32. 35. 37, 38, 47.
Opl. voor of op 3 October bureau v. d.
.jLEEPI oot gestrand.
Donderdagavond ongeveer 7 uur vertrok
de sleepboot „Staalduin" met harden N.Z.W.
wind en voei zee om een Dgger de Schans*
ningsche naven binnen te sleepên. Tuaschcu
de hoofden gekomen weigerde de machine te
werken en dre<de «leeplx.ot in enkele minu
ten tegen het Noorderhoofd, gelukkig e**1
den binnenkant.
De sleepboot „Kijkduin" en de motorred*
dingboot ,,Jhr. Rutgers van Rozenburg" v*sp
Irokken onmiddellijk ter assistentie, doch
konden geen verbinding krijgen-
fntuwhea werden de menschen door mid
del van lijnen van het hoofd «1 gered.
liet haar vertelde.
En Mercy had het meisje aan haar Imi ge
drukt en gekuat.
„Ja, ik zal bij je blijven, Sylvia. Eigenlijk
ben ik bang, dat Uk niet zou kunnen gaan, al
zond je mij weg."
Een maand daarna, terwijl het Weener the
ater volgepropt mot menschen, die de nieuwe
zangeres wilden hooien, Signora Stella,
wier jeugd en schoonheid algemeen bespro
ken werden in de vroolijke stad, terwijl de
zaal daverde van de opgewonden toejuichin
gen, zat Signora Stella zelve in haar kleedka
mer, nog in haar theatercostuum, het gezicht
met de handen bedekt, haar geheele lichaam
trillexid van hot snikken, terwijl de tranen
haar tusschen de vingers dropen.
„Lieve, lieve", fluisterde mercy, „waarom
schrei je? Je bent overspannen. Hoor dat ap
plaus eens, Sylvia! Denk aan het succes
het groote, overstelpende succes en schrei
toch niet."
Maar het snikken hield niet op en Mercy,
die zich over haar heenboog, hoorde haar
fluisteren, met afgebroken woorden:
„Jack, Jack! O, als Jack maar hier was!"
De gevierde Signora Stella, wier roem
reeds door de eleotrische draden door geheel
Europa werd verspreid, was nog even trouw
aan den man, die haar gekocht nad, als Syl
via, het weesje van Verloren Hoop geweest
was.
Wordt womlgri
X*. >39, 1918.
b
- .-'Al"!!!;!»!! nVJBUBByK.