DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. 1st pM toer liet venster zateedSo Gekocht 19 OCTOBER FEUILLETON. R* 246 >*i\ twantigHfi ..K. ftbaNHRmeitsprtti bH voonltbetolliig p. 3 iaasdan f 1.65. fr. p post 11.90BbwIIsiibmbis bet. RiiTerteiiileprlSs li» m ^göi. fiooj«»e b-b nmtrer* 8 1 ?Mk- m Nnnrfnlsrt'DklInrli Ha iü? £mim In. *no 1oit CO fel 3 Wenken voor Land- en Tuinbouwers. Van twee zijden werd it opmerkzaam naakt op een fout, die in mijn vorig ari was geslopen Daarin stond n.l., dat bij run deren „rood" domuneerend en „zwart" re- cessief is. Dit moet juist omgekeerd zijn. Van een verschillend gekleurd ouderenpaar komt dus een zwartbont kalf. Uit roodbonte ouders kan dus nooit een zwartbont kalf geboren worden, uit zwartbonte wel. De heeren, die mij >op mijn fout opmerkzaam maakten, be tuig ik bij'deze mijn hartelijken dank. Zij hebben mij tevens net bewijs geleverd, dat mijn wekelijksch praatje niet door allen onge lezen ter zijde wordt gelegd; wat mij ver- héugt. En nu de verdere beantwoording der vra gen van den heer de V. Gij vraagt, of gij uw terrein aan den Bergerweg met kalk kunt be mesten, welke kalksoort ge dan moet nemen en hoeveel. De eerste vraag kan ontkennend beantwoord worden, omdat kalk geen volledi- Es meststof is. Wat verstaat men daarónder, en plant heeft, om goed te kunnen» groeien, een dertiental verschillende elementen roodig. Bovendien moeten nog enkele andere groei- voorwaandcn, zooals licht en warmte, ver vuld zijn. Deze laatste kunnen we, als liggen de buiten onze macht, onbesproken laten. Van deze elementen neemt de plant de koolstof uit de lucht op; de ahdere moet zij uit den bodera halen. De meeste komen daar in gewoonlijk in voldoende mate voor; een viertal zijn vaak in de minderheid en moeten daarom door den merisch aangebraéhi wor den, het zijn stikstof, fosforus, kaluim en cal cium Zij worden eenter nooit in dezen vorm aangebracht of in den grond aangetroffen, doch steeds in verbinding nm andere elemen ten. Een meststof, die deze VK" stoffen be vat, noemt men een volledige. Zulke mesttstof- fen zijn stalmest, compost, quano. Chiliaalpeter, zwavelzure ammoniak, super fosfaat, de kahzouten, de kalksoorten, bevat ten slechts een dezer elementen en» heeten daarom éénzijdige meststof.en. Met kalk al leen kan men dus niet mesten. Toch. wordt dikwijls kalk alleen aarigewend en wel omdat zij de structuur van den grond kan xa bete ren Dit is bijv. het geval op stijve kleigron den. Ook kan kalk belankrijl - diensten bewij zen bij dc omzetting van organische sloffen in den bodem of bij het uitdrijven van andere plantenvotdende stoffen uit hun verbindin gen. Op gescheurd weiland zal kalk dus ten zeerste de ontleding der zode bevorderen. Voor dat doei heb ik het vorige jaar tien huurders van een tuintje aan den Bergerweg dan ook het gebruik van kalk. aangeraden. Fosforzuur en kali waren Ijet vorige jaar nog wel te krijgen, stikstof niet. Ik verwachtte, dat bij de ontleding der zoden, die toen nog voor een groot deel onverteerd in het voorter rein aanwezig was, een voldoende hoeveelheid stikstof ter beschikking van de gewassen zou komen. Ik geloof, dat dit niet óveral het ge val is geweest, en kan mij dat, na de onder vindingen, die ik dezen zomer heb opgedaan, heel goed begrijpen Als lid van de land- bouwcommissie in de gemeente Alkmaar heb Ik zoowat alle stukken land rondom deze stad in oogenschouw genomen. Het is mij daarbij gebleken, dat de gronden in de Egmonder- en Bergermeer bepaald schraal zijn. De onder grond toch bestaat geheel uit zand en bevat van nature weinig plantenvoedende stoffen. Op dézen ondergrond ligt een 20 a 25 c.M. dikke teeltlaag van zwarten grond. Tusschen deze laag en het zand bevindt zich in vele stukken een kleilaagje. Dit maakt deze lan den in een natten tijd drassig, omdat het geen water doorlaat, terwijl de planten in een drogen tijd, omdat zij met hun wortels niet diep in den grond kunnen dringen en het op stijgen van het grondwater door het kleilaag- je belet, wordt, spoedig aan watergebrek gaan lijden. Indien dit kleilaagje niet te dik is, zou scheuren voor deze landen, en bebouwing ge- Naar hot «6) „Dat kan ik. Sir Jordan, ik hecht niet veel aan wat ze de Voorzienigheit noemen ik ben geen heilige, zooals u, die speeches af steekt in Exeter Hall maar als ik ooit nti- ging had om mij te bekeeren, dan zou de ma nier, waarop deze zaak zich toegedragen heeft, mij bijna overtuigen dat er iets meer dan toeval en geluk op de wereld is. Hier zit ik, schijnbaar totaal toevallig buiten het raam op den avond dat u het testament vernietigen wou; en daar loop ik, jaren daarna, aan de buitenzijde van een tent waarin de vader van het meisje op sterven ligt. O, ik heb hem lang geleden gekend en ik herkende hem dadelijk toen ik zijn stem hoorde. Ja, daar had je het meisje aan wie een derde gedeelte van Sir Greville's geld werd nagelaten de dochter van de personen die hij ten doode toe ver volgd had en daar was ik, in het andere gedeelte van de wereld met het testament in mijn bezit, waardoor zij een rijke vrouw zou worden. Is dat alles niet wonderlijk zeg?" v Jordan luisterde met aandacht. „Dit is een zondering verhaal", zei hij met een gedwongen glimlach. „Dat is ook zoo", antwoodde Lavarick koeltjes, „en ofschoon u het voor een leugen houdt, het is de waarheid. Dat is het waar de durende oenige jaren, een uitstekends zaak zijn. Dc löcstaiKt op hei iemin taa den Bct- gerweg is uitgezonderd het kleilaagje, aooall boven is beschreven. Noch voor verbetering van den structuur van den grond, non voor mobiiiseering van in de zode voorkomemie planten, voedende stoffen kan een kalkbcmes- ling hier dienen; de grond ia vrijwel uitge bouwd en heeft behoefte aan een volledige Be mesting. Het is niet te verwachten, dat we voor de volgende campagne-de beschikking zullen krijgen over een voldoende hoeveelheid kunstmeststoffen en daarom zij a we voor het oogenblik aangewezen op wat we hebben, stalmest en compost. Hoeveel we van deze stoffen moeten geven, is niet ,in één woord te zeggen. De hoeveelheid is afhankelijk van het gewas dat we gaan verbouwen, liet. eene ge was onttrekt aan den bodem meer plantenvoe dende stoffen dan het audere en in zeer onge lijke verhoudingaardappelen en in Let alge meen alle wortel- en knolgewassen, vragen veel kali; peulgewassen hebben meur b.moefte aan fosforzuur en kalk; bladgewassen moeten rijkelijk met stilfstofhoudende meststoffen ge mest worden. Voor elk dezer gewassen moet dus een andere bemesting worden aangege ven. In de praktijk wordt dit nooit gedaan. Men laat dan evenwel, vooral ln de tuinbouw, de gewassen zoodanig op elkaar volgen, dat elk op zijn «émi die meststof krijgt, waaraan hij het meeste behoefte heeft Bij <>en voliedige bemesting met stalmest volgt bijv. op een bladgewas een knol- cd wortelgewas ot omge keerd, enz. Heeft men te doe® met een grond, die. niet veel plan ten voedsel bevat, dan moü men minstens zooveel aanbrengen, als ca nor maal gewas aan den bodem "onttrekt. Ik wil dit met het gewas aardappelen nader aan- toonen. Voor eetaardappels rekent men 300 H.L. k 65 K.G., rond 20.000 K.G. per H.A. een gemiddelde opbrengst. Mei het loof onttrekt deze oogst 73.5 K.G. stikstof, 33,5 K.G.' fos forzuur,-120 K.G. kali en ió K.G. kalk aan den bodem. In «en grond, die geen planten voedende stof bevat, moet minstens deze hoe veelheid aangebracht worden, liefst meer. Nu bevat 1000 K.G. stalmest 5 K.G. stikstof, 2,6 K.O. fosforzuur, 6,3 K.G. kali en 7 K.G. kalk. Om aan de 73.5 K.G. stikstof te komen voor de aardappelen, zou men dus minstens 15000 K.G. stalmest per H.A. moeten geven. Daar de,„stikstof in stalmest vele omzettingen moet ondergaan, voor zij door de planten kan worden opgenomen en hierbij» altijd een deel verloren gaat of niet tot werking komt, rekent men de stikstof in stalmest slech-s op de helft van de waarde van die in chiliaalpe ter en zal men dus genoodzaakt zij, het kwan tum van 15Ö00 K.G. te brengen opv 30.000 K.G. per H.A. Men geeft dan tevens 73 KG. fosforzuur, 189 K.G, kali en 210 K.G. kalk, wat ruim voldoende is en waarvan nog wel Iets voor een volgende gewas over blijft. Na tuurlijk zijn deze gehaltecijfers gemiddelten; in werkelijkheid kunnen ze hiermede nog al wat verschillend, veel hangt van de bewa ring van-de stalmest af en van het voeder der dieren. Ook zijn de gehaltecijfers voor onze nut-huisdieren niet gelijk en maakt het ver schil of er .veel oï weinig strooisel in de mest voorkomt en of vaste en vloeibare uitwerpse len met elkaar vermengd zijn of /net. V. vraagt of een driewielde kar voor 4 Are genoeg is. Uit bovenstaande cijfers kan men afleiden, dat voor zoo'n oppervlakte op slecht land 1200 K.G. noodig is, dat is m.i. juist 2 driewielde karren, als men in Holland o; zoo'n kar 1 M'. laadt, wegende 600 K.< ongeveer. Boonen zouden het met de halve hoeveel heid» kunnen doen, terwijl men de stikstof in de mest best zoo kunnen missen, omdat boo nen, als zijnde een vlinderbloemig gewas, op een andere manier in hun stikstofbehótefte kunnen voorzien. Als ik over voldoende kunstmeststoffen kon beschikken, zou ik nooit boonen op stalmest zetten, om zoodoende de Voorzienigheid bij te pas komt. Ik zeg u" hij sprak langzaam en met nadruk „dat ik bijna lust had in Engeland te blijven op ge vaar af teruggezonden te worden naar de ge vangenis, alleen om het jonge meisje te vin den maar ik kon mij zelf zoo ver niet krijgen en ik stak den Oceaan over en daar, aan het andere eind van de wereld, vond ik haar toe vallig. Ik zou haar gemist hebben en mis schien voor altijd, als ik hier gebleven was. Denk; u nu nog dat ik lieg?" Jordan haalde verachtelijk de schouders op. ,Nu, Ik veronderstel dat je de waarheid spreekt", zei hij „en dat je het meisje gevon den hebt aan wie mijn vader het geld heeft nagelaten. Maar je zei ik weet niet of ik het goed verstaan heb dat haar vader dood is'V „Dat is zoo", stemde Lavarick toe. Jordan glimlachte. „Jè zult het moeielijk vinden haar Identi teit te bewijzen, vriendzei hij. „Zou ik?" antwoordde Lavarick met een ofiheilspellenden glimlach. „Ik geloof van niet. Zoo lang zij leeft kan-zij haar indenti- teit bewijzen, overal en altijd. Wou u weten hoe? U lacht verachtelijk en giegelt alsof ik u iets wijs maakte dat een kina niet zou geioo- ven. Ik zal u zeggen hoe: vlak voordat haar vader stierf, bedenk wel dat ik er bij was, ik vertel u wat ik gezien heb. gaf hij haar de papieren, die konden bewijzen wie ze was. Hh verzocht haar ze te verbergen totdat zij achttien jaar was. Hij wist, dat Sir Greviile er een eed op had gedaan hem in het ongeluk dure stikstof uit te sparen. Stalmest kan best in het najaar worden aangebracht en ot J<'gespit. Voor verlies van plankiuvóedeitde stoiien in den winter bestaat weinig gevaar Over dc aardappeiaooften de volgende keer. naai' 't Engdsch van Julia Wade Lincoln. Nadruk verboden. Ze zei nleis meer, ze weende ook niet; ze at maar strak en onbewegelijk als een stee- nen beeld. Plotseling klonk een lach van het andere eind van de kamer eft een diepe, volle stem begon een „i let spi hij vriende Wfifrtsden baande zich met de langzame vastberadenheid, hem eigen, een weg door de veie menschen naar.'t midden van liet salon. Hij haa klaarblijkelijk een vast doel, want hij groette slechts zeer vluchtig terug op de ver- .-.ri lillende groeten «r knikjes. Toen Ecfith Langham hem daar vanuit haar hekje zag aankomen, kleurde een licht rood haaf wangen. Vrouwen verafgoden kracht of ze ziin er bang van en voor 't eerst vaii haar leven was Edith Langham bang. Nooit te voren had ze zoo sterk beseft, hoe sterk Warrisden was. Maar toen- hij f ren oogenblik later, vóór haar stond, was er geen zweem van verwar-" riug in de wijze waarop ze hem groette. Het duurde eenige «ogenblikken vóór War risden sprak Ten "slotte boog hij zich tot haar over. „Ik ben benieuwd,'' zei hij in een eflcn, grijzen toon, „of ie je herinnert, welke dag van welke maand het is mpulair liefdesliedje te zingen. I me dat ik het je verteld heb," zei Hl ijk. Ze opende langzaam haar oogen en tot zijn verwondering zag hij, dat ze glansden. „Maar ik ben je er dankbaar voor, ant woordde ze. „Nu kan ik gelooven, dat hij i trouw was en als hij nog leefde, zóu ik dat misschien niet kunnen. Soms ben ik bang dat ik misschien al lang geleden aan hem ben gaan twijfelen. Hei is alsof je me iets hebt )e waaier in haar handen klapte toe; ze scheen plotseling bleeker en oudei geworden toen ze tenslote als vermoeid antwoordde: weet het heel goed, het is vandaag „O, Ja. ik 18 .Juni. Niets ve veranderde in zijn onbewogen ge zicht bij deze woorden, maar aan zijn lippen ontgleed de zucht van een, rnensdi, die goed nieuws hoort. „Dus je hebt het niet vergeten?" vroeg hij en er was in zijn stem iets van een overwin ning. „Neen," antwoordde zij. „Neen, ik heb niets vergeten." „Daar ben ik blij om, antwoordde hij een voudig en keek naar haar. Hij had een gevoel alsof hij haar nog nooit zoo mooi had gevon den als van avond en het sterke verlangen naar haar kwam weer over hem, sterker dan ooit. Hij had altijd naar haar verlangd, maar nu misschien voor 't eerst besefte hij hoe leeg zijn leven 7ou zijn zondér haar. Onverwachts wende zij zich tot hem: „Vanavond voor twee jaar," begon ze rus tig, „vroeg je mij ie vrouw te worden. Ik gaf je geen antwoord toen; ik had dat niet kun nen doen, omdat er een andere man was, dien ik van mij had weggezonden om zijn plaats in de wereld te veroveren, een plaats, die ik verlangde met hem te deelen. De tijd, waarin ik iets van hem moest hooren, was voorbij, toen al, maar toch hoopte ik nog Ik heb je dat alles destijds verteld en jij hebt gezegd' dat je zou wachten." Hij knikte ernstig, maar bleef Zwijgen. „Toen, nu een pa ir jaar geleden, kwam je weer bij mij i vjog me hetzelfde. Dat jaar 1 had ine evenmin eenig bericht, van hem ge bracht. maaren een droeve glimlach gleed over haar gezicht, „toch hoopte ik nog. Daarom vroeg ik, om nog een jaar uitstel, dat je me edelmoedig toestond. Nu is dat jaar om*en er is geen bericht van hem» gekomen. Mijn hoop is dood; ik zal je dus mijn ant woord geven." „Wacht even," onderbrak Warrisden haar, „ik heb je iets te vertellen. Na ons gesprek van verleden jaar liet ik naar Richard Mars- field informeeren. Twee menschen gingen voor mij naar Afrika en kwamen voor twee maanden terug." „Eu wat hoorden ze," fluisterde ze „Niets," antwoordde hij kort, met afge wend gelaat. Haar oogen Heven op hem gericht, maar heel wit en strak werd haa. gezicht, „dus", zei ze ten slotte „dus dan is hij dood." te storten en. was bang dat de oude man het meisje vervolgen zou, zooals hij haar vader en moeder vervolgd had. Zij moest de papie ren verbergen. Ik zag dat ze ze in haar boe zem stak Hij zweeg want Jordan had op gekeken met een scherpen glans in zijn oogen. „Heb je die papieren in je bezit?" zei hij» met zachte stem vol verlangen. Voor het eerst betrok La var elds gezicht en hij keek heel beschaamd en moedeloos toen hij vloekende op de tafel sloeg. „Ik heb gezegd, dat ik u eerlijk de waar heid zou zeggen en dat zal ik ook doen. Neen, ik heb ze niet. Ik heb er mijn leven voor ge waagd, niet eens of tweemaal, maar telkens is het mijl mislukt. Maar", hij uitte een af- "]k< Jör rick's toon en manieren overtuigden Jordan teruggeven, dat ik dacht, voor altijd verloren te hebben. Iets dat mil Oneindig dierbaar was. En bovenalen maakt het mij gemakkelij ker je het antwoord te geven, dat je van mij verwacht. En ik verlang ernaar het je te geven, omdat ik wed hoe goed en sterk eh nubel je bent en omdat ik trotsch op je ben. Ik kan niet dóen alsof ik je liefheb," vervolg de ze vriendelijk, „of beloven dat ik je ooit zal liefhebben, want ik geloof dat echte liefde 'maar eenmaal in het leven tot ons komt en hij, die mijn liefde was, ligt begraven ergens in ceii eenzaam graf in Afrika. Maar ik './eet dat ik als je vrouw gelukkig met je zal zijn en als ik jóu geluk kan geven als je me toch nog hebben wilt op deze voorwaarden..." Met brandende oogen keek Warrisden haar aan, „Of ik je nog wil hebben op deze voorwaar den...? Goede God, Editn." Hij zweeg plotseling. Een-jonge man kwam op haar toe en vroeg haar wat te zingen. Warrisden zag hoe ze zich aangordde en toen opstond en haar arm in dien van dén jongen man leg gend, hem Volgde. Het viel hem op, toen hij haar nakeek, dat dit wel het dapperste was, wat hij ooit een vrouw had zien doen en hoe wel hij toch weinig emotioneel was, voelde hij een brok in zijn keel. Hij wendde zich af, op dat niemand zijn zwakheid zou bemerken en toen hij dat deed, zag hij plotseling het ge zicht van een man voor een raam "aan het andere eind van de kamer, tegenover de piano. Slechts een oogenblik bleef het gezicht daar en een paar hongerige oogen dwaalden zoe kend de kamer door. Toen was het verdwenen. Maar dat ééne oogenblik was genoeg voor Warrisden om zich te herstellen. Kalm en vastberaden als altijd, stond hij op en ging' door de openslaande deuren baar buiten, naar de plaats, waar hij den man. had ge zien. Hij vond hem niet, maar dichtbij zag hij in de schaduw een gedaante weggedoken zitten. Zonder een woord te zeggen sprong War risden op hem toe. De andere begon zich als een wanhopige te verdedigen, maar Warris den was sterker en drukte hem op den grond. In een laatste poging om te ontvluchten trok de man den ander uit de schaduw in het licht van de maart, die juist op zijn gezicht scheen. Warrisden voelde hoe de man schrok, en op zijn -beurt was hij verward, toen hij zich fluisterend bij zijn naam hoorde noemen „Jack;" Verslagen deed» hij een stap achteruit. De ander bewoog niet, maar bleef stil en onbe wegelijk. Langzaam boog Warrisden zich en keek in het gezicht van Richard Marsfield, den man dien Edith Langham liefhad. „Dick, ben jij het?" Marsfeld lachte hardop. „Ja, waarachtig, Warrisden ;k ben het." „Ik dacfft dat je dood was," zei hij met effen stem. „Het zou vrij, wat beter zijn geweest, als dat maar zoo was," antwoordde de ander bitter. Een stilte volgde, waarin de beide mannen elkaar stonden op te nemen. Ten slotte sprak Marsfield hard en onaan genaam. „Ik kwam hier om nog éénmaal Edith te zien." schuwelijken vloek „ik zal ze nog krijgen." Jordan nam hem opmerkzaam op. Lava- dat hiji de waarheid sprak al was het de geheele waarheid» niet. Lavarick streek met de hand over zijn mond. „Bah! 't is droog werk; en ik heb mij zelf warm gemaakt met praten en denken over alles wat ik beleefd heb. Laten» wijl wat drinken." Jordan toonde geen boosheid over het on beschaamd ruwe bevel, maar knikte bijna vriendelijk. „Je zult een glas wijn hebben," zei hij. „Dank je voor je wiin! Haal liever i cognac," zei Lavarick kórtaf. „Zeker", zei Jordan en ging zacht de kar mer uit. Lavarick volgde hem naar de deur en keek de mooie gang in met de kostbare loopera en ordijnen, schilderijen en beeldhouwwerk, ordan kwam terug en had een blad in de hand met een likeurfleschje, een waterkaraf en glazen en een kaarshij zette het op tafel en gaf hem een wenk „Bedien je zelf", zei hiji, terwijl hij de kaars opstak. Lavarick schonk een groote hoeveelheid cognac en een klein beetje water in en hief het glas op tot aan zijn lippen, maar plotse ling hield hij het glas haNerwege stil en met een schrik keek hij» Jordan achterdochtig aan, die hem stilzwijgend stond aan te zien. „Hier", zei Lavarick op scherpen toon, „drink zelf. Jordan schudde het hoofd; „Ik driiik niet," zei hij. Lavarick sprong van de tafel en greep hem bij de keel. „Jou gemcenc hondgilde hij. „Je wou, nu wat wou.je? Ik zal je worgen". Jordan worstelde wanhopig en het gelukte hem eindelijk uit te roepen: „Wat doe je? Wat is er?" „Wat is er?" snauwde Lavarick hem toe. „Je hebt den drank vergiftigd. Jordan bracht er met moeite een ontken nend woord uit, zijn stem was half weg; maar Lavarick hield het glas aan zijn lippen. „Drinkzei hij. „Drink oi ik zal en hij nam de revolver op. Jordan nam het glas in zijn bevende han den. „Jou dwaas!" zd hij bevende van woede over de schande die hij had» uitgestaan „Denk je dat ik mij vernederen zou zulke Warrisden voelde zich wonderlijk opge lucht. „Dus je bent niet voor goed thuisgeko men?" vroeg hij. „Voor goed thuisgekomen," herhaalde de ander, „neen, zoover ben ik nog niet. Ik ben nog altijd mislukt. Je weet immers wel wie en wat ik was. Tot ik Edith Langham ontmoet te, een man, die zijn tijd verlummelde, een onnut mensch. En dat haar familie niet in ons huwelijk kon toestemmen, was niet meer dan begrijpelijk. Maar Joch bleef ze me trouw. Ze zei me dat ze me een kans wou ge- ven, dat zij zou wachtenDat was nu vier iaar geleden en helaas, mijn leven was mis lukking na mislukking. Zoo'n ellendige mis lukking, dat geen man den moed zou hebben aan een vrouw te vragen die met hem te deelen. Van alles ben ik geweest: mijnwer ker, zeeman boer, klerk en altijd weer mis lukte ik in alles. O, als je eens wist van de vernederingen, die ik heb ondergaan." Hij zweeg plotseling. Zijn hoofd in zijn handen. Zwijgend stond Warrisden hem op tc nemen. Het-kwam ineens in hem op, dat Marsfeld misschien ten slotte toch niet zoo heelemaal mislukt was. Plotseling begon Marsfield weer te spre ken „Het laatste jaar ben ik schaapherder ge weest ergens in Zuid-Amerika. Daar heb ik genoeg opgespaard om nog eenmaal mijn goed geluk te probeeren. Ik ben opweg naar de goudvelden van Nevada. Dezen morgen kwam ik in New-York. Mijn plan was door te reizen zonder Edith te zien. Ik heb langen tijd niet aan haar geschreven. Ik schaamde mij en bovendien leek het mij soms niet mooi haar aan haar belofte te houden. Het zou im mers mogelijk zijn, dat ze in dien tijd v«u een ander was gaan houden en ik wilde haar geluk niet in den weg staan. Toevallig zag ik in de "krant, dat zij hier vanavond op eén diner zou zijn en ook dat ze nog altijd ongetrouwd was Toen begreep ik «lat ze r.og altijd op me wachtte en voor het eerst in lan gen tijd leefde de hoop weer in me op. Daar om ben ik vanavond hierheen geslopen om nog eenmaal haar gezicht van uit de verte te zien. Hij zweeg. Het geluid van een zachte, zuivere vrou wenstem dreef naar hen over van uit het huis. Ze zong een liefdeslied van lang gele den. Beide mannen herkenden de stem en on willekeurig drongen zij in dé schaduw dich ter aaneen. Marsfield scheen diep geroerd, inaar Warrisden was even kalm en onbewo gen als altijd En toch bracht het lied hem een schérp beeld voor den geest. Hij zag een man zwoegend onder een zwa- ren last gaan langs een langen, stoffigen weg, die hard en glimmend» zich uitstrekte in de brandende zón. Hij wist dat hij zelf die man was en de weg was zijn leven zonder E- dith. Hij was dapper, maar desondanks gaf dit beeld hem een plotselinge?'angst. Hij had geen moed genoeg om dien weg alleen te £aan. Maar zijn plan» was immers gemaakt. ver een half uur zou de man naast hem weggaan en Edith zou er nooit iets van hoo- ren, dat hij zijn belofte had gehouden. Het lied klonk zachter en verstierf. Een man en een vrouw kwamen in de ver anda bóven hm. ,,Een allerliefst meisje, die Edith langham," zei de man. „Ja," zei de vrouw, „maar je hoeft je geen illusie te maken, want ze is verloofd met Jack Warrisden." 8J Warrisden voelde hoe Marsfeld hem den arm greej dat van Warr is dat waar?" bfl bleeke gezicht vlak bij gezir arrisden, fluisterde heesch: „Jack, Warrisden boog het hoofd. „Ja," zd hij toonloos. Marsfield scheen even naar adem te zoe ken. Toen stak hij zijn hand uit. „God weet, hoe innig ik jullie geluk wensch." Toen zonder een woord te spreken, wendde hij zich af en liep weg. Onmiddellijk was Warrisden naast hem. „Dick, zei hij, „ik moet je nog wat zeggen." hulpmiddelen te gebruiken als jij?" „Het doet er niet toe wat ik denk!" ant woordde Lavarick norsch." „Drink en een goeden slok ook. Ik vertrouw je net zoo lang als .ik je zie, Sir Jordan Lynne; geen zier verder. U hébt den tijd gehad het goed te mengen en als je het niet gedaan hebt, daa !s er ook geen reden voor te weigeren het op te drinken". Met een minachtend gebaar wierp Jordan een teug van het sterke mengsel naar binnci en zette het. glas neer. „Genoeg", zei hij, „mijn geduld is uitge put. Ik geef liever alles op dan een kwartier langer adem te halen in dezelfde lucht als jij. liet testament; je was gekomen oni het testament te verkoopen; noem den prijk: ik wil het hier en op dit oogenblik koopen of in het geheel niet, nooit". Met smeulende woede vulde Lavarick srfjn glas weder en keek hem aan. „Wil u niet wil u niet?" spotte kij. „WIJ zullen zien. En denk je dat Ik zulk een dwaas ben mij in je tegenwoordigheid' te vertrouwen met dat ding bij, mij»? Neen, neen, Sir Jordan. Ik ken u maai' al té wel. Jk zag u glimlachen tot den ouden man toen hij daar lag te sterven en hem in zijn geiicht be spotten en ik weet met welk heer ik hier te doen.heb. Ik vertrouw een tijger nog meer dan u, Sir Jordan, al heb je nog zoo'n slang- achtigen glimlach en zachte stem". Jordan at zich zelf op van mach tel oozo woede en trommelde met zijn voet op den grond. (Wordt vervolgd) ALIMAARSEIE COURANT WSWt ^=S===S=====S============S==SSSS O ssssaesa

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5