DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
1st pM toer liet venster
zateedSo
Gekocht
19 OCTOBER
FEUILLETON.
R* 246
>*i\ twantigHfi ..K.
ftbaNHRmeitsprtti bH voonltbetolliig p. 3 iaasdan f 1.65. fr. p post 11.90BbwIIsiibmbis bet. RiiTerteiiileprlSs li» m ^göi. fiooj«»e b-b nmtrer* 8
1 ?Mk- m Nnnrfnlsrt'DklInrli Ha iü? £mim In. *no 1oit CO fel 3
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
Van twee zijden werd it opmerkzaam
naakt op een fout, die in mijn vorig ari
was geslopen Daarin stond n.l., dat bij run
deren „rood" domuneerend en „zwart" re-
cessief is. Dit moet juist omgekeerd zijn. Van
een verschillend gekleurd ouderenpaar komt
dus een zwartbont kalf. Uit roodbonte ouders
kan dus nooit een zwartbont kalf geboren
worden, uit zwartbonte wel. De heeren, die
mij >op mijn fout opmerkzaam maakten, be
tuig ik bij'deze mijn hartelijken dank. Zij
hebben mij tevens net bewijs geleverd, dat
mijn wekelijksch praatje niet door allen onge
lezen ter zijde wordt gelegd; wat mij ver-
héugt.
En nu de verdere beantwoording der vra
gen van den heer de V. Gij vraagt, of gij uw
terrein aan den Bergerweg met kalk kunt be
mesten, welke kalksoort ge dan moet nemen
en hoeveel. De eerste vraag kan ontkennend
beantwoord worden, omdat kalk geen volledi-
Es meststof is. Wat verstaat men daarónder,
en plant heeft, om goed te kunnen» groeien,
een dertiental verschillende elementen roodig.
Bovendien moeten nog enkele andere groei-
voorwaandcn, zooals licht en warmte, ver
vuld zijn. Deze laatste kunnen we, als liggen
de buiten onze macht, onbesproken laten.
Van deze elementen neemt de plant de
koolstof uit de lucht op; de ahdere moet zij
uit den bodera halen. De meeste komen daar
in gewoonlijk in voldoende mate voor; een
viertal zijn vaak in de minderheid en moeten
daarom door den merisch aangebraéhi wor
den, het zijn stikstof, fosforus, kaluim en cal
cium Zij worden eenter nooit in dezen vorm
aangebracht of in den grond aangetroffen,
doch steeds in verbinding nm andere elemen
ten. Een meststof, die deze VK" stoffen be
vat, noemt men een volledige. Zulke mesttstof-
fen zijn stalmest, compost, quano.
Chiliaalpeter, zwavelzure ammoniak, super
fosfaat, de kahzouten, de kalksoorten, bevat
ten slechts een dezer elementen en» heeten
daarom éénzijdige meststof.en. Met kalk al
leen kan men dus niet mesten. Toch. wordt
dikwijls kalk alleen aarigewend en wel omdat
zij de structuur van den grond kan xa bete
ren Dit is bijv. het geval op stijve kleigron
den. Ook kan kalk belankrijl - diensten bewij
zen bij dc omzetting van organische sloffen
in den bodem of bij het uitdrijven van andere
plantenvotdende stoffen uit hun verbindin
gen. Op gescheurd weiland zal kalk dus ten
zeerste de ontleding der zode bevorderen.
Voor dat doei heb ik het vorige jaar tien
huurders van een tuintje aan den Bergerweg
dan ook het gebruik van kalk. aangeraden.
Fosforzuur en kali waren Ijet vorige jaar nog
wel te krijgen, stikstof niet. Ik verwachtte,
dat bij de ontleding der zoden, die toen nog
voor een groot deel onverteerd in het voorter
rein aanwezig was, een voldoende hoeveelheid
stikstof ter beschikking van de gewassen zou
komen. Ik geloof, dat dit niet óveral het ge
val is geweest, en kan mij dat, na de onder
vindingen, die ik dezen zomer heb opgedaan,
heel goed begrijpen Als lid van de land-
bouwcommissie in de gemeente Alkmaar heb
Ik zoowat alle stukken land rondom deze stad
in oogenschouw genomen. Het is mij daarbij
gebleken, dat de gronden in de Egmonder- en
Bergermeer bepaald schraal zijn. De onder
grond toch bestaat geheel uit zand en bevat
van nature weinig plantenvoedende stoffen.
Op dézen ondergrond ligt een 20 a 25 c.M.
dikke teeltlaag van zwarten grond. Tusschen
deze laag en het zand bevindt zich in vele
stukken een kleilaagje. Dit maakt deze lan
den in een natten tijd drassig, omdat het geen
water doorlaat, terwijl de planten in een
drogen tijd, omdat zij met hun wortels niet
diep in den grond kunnen dringen en het op
stijgen van het grondwater door het kleilaag-
je belet, wordt, spoedig aan watergebrek gaan
lijden. Indien dit kleilaagje niet te dik is, zou
scheuren voor deze landen, en bebouwing ge-
Naar hot
«6)
„Dat kan ik. Sir Jordan, ik hecht niet veel
aan wat ze de Voorzienigheit noemen ik
ben geen heilige, zooals u, die speeches af
steekt in Exeter Hall maar als ik ooit nti-
ging had om mij te bekeeren, dan zou de ma
nier, waarop deze zaak zich toegedragen
heeft, mij bijna overtuigen dat er iets meer
dan toeval en geluk op de wereld is. Hier zit
ik, schijnbaar totaal toevallig buiten het raam
op den avond dat u het testament vernietigen
wou; en daar loop ik, jaren daarna, aan de
buitenzijde van een tent waarin de vader van
het meisje op sterven ligt. O, ik heb hem lang
geleden gekend en ik herkende hem dadelijk
toen ik zijn stem hoorde. Ja, daar had je het
meisje aan wie een derde gedeelte van Sir
Greville's geld werd nagelaten de dochter
van de personen die hij ten doode toe ver
volgd had en daar was ik, in het andere
gedeelte van de wereld met het testament in
mijn bezit, waardoor zij een rijke vrouw zou
worden. Is dat alles niet wonderlijk zeg?"
v Jordan luisterde met aandacht.
„Dit is een zondering verhaal", zei hij met
een gedwongen glimlach.
„Dat is ook zoo", antwoodde Lavarick
koeltjes, „en ofschoon u het voor een leugen
houdt, het is de waarheid. Dat is het waar de
durende oenige jaren, een uitstekends zaak
zijn. Dc löcstaiKt op hei iemin taa den Bct-
gerweg is uitgezonderd het kleilaagje, aooall
boven is beschreven. Noch voor verbetering
van den structuur van den grond, non voor
mobiiiseering van in de zode voorkomemie
planten, voedende stoffen kan een kalkbcmes-
ling hier dienen; de grond ia vrijwel uitge
bouwd en heeft behoefte aan een volledige Be
mesting. Het is niet te verwachten, dat we
voor de volgende campagne-de beschikking
zullen krijgen over een voldoende hoeveelheid
kunstmeststoffen en daarom zij a we voor het
oogenblik aangewezen op wat we hebben,
stalmest en compost. Hoeveel we van deze
stoffen moeten geven, is niet ,in één woord te
zeggen. De hoeveelheid is afhankelijk van het
gewas dat we gaan verbouwen, liet. eene ge
was onttrekt aan den bodem meer plantenvoe
dende stoffen dan het audere en in zeer onge
lijke verhoudingaardappelen en in Let alge
meen alle wortel- en knolgewassen, vragen
veel kali; peulgewassen hebben meur b.moefte
aan fosforzuur en kalk; bladgewassen moeten
rijkelijk met stilfstofhoudende meststoffen ge
mest worden. Voor elk dezer gewassen moet
dus een andere bemesting worden aangege
ven. In de praktijk wordt dit nooit gedaan.
Men laat dan evenwel, vooral ln de tuinbouw,
de gewassen zoodanig op elkaar volgen, dat
elk op zijn «émi die meststof krijgt, waaraan
hij het meeste behoefte heeft Bij <>en voliedige
bemesting met stalmest volgt bijv. op een
bladgewas een knol- cd wortelgewas ot omge
keerd, enz.
Heeft men te doe® met een grond, die. niet
veel plan ten voedsel bevat, dan moü men
minstens zooveel aanbrengen, als ca nor
maal gewas aan den bodem "onttrekt. Ik wil
dit met het gewas aardappelen nader aan-
toonen.
Voor eetaardappels rekent men 300 H.L.
k 65 K.G., rond 20.000 K.G. per H.A. een
gemiddelde opbrengst. Mei het loof onttrekt
deze oogst 73.5 K.G. stikstof, 33,5 K.G.' fos
forzuur,-120 K.G. kali en ió K.G. kalk aan
den bodem. In «en grond, die geen planten
voedende stof bevat, moet minstens deze hoe
veelheid aangebracht worden, liefst meer. Nu
bevat 1000 K.G. stalmest 5 K.G. stikstof,
2,6 K.O. fosforzuur, 6,3 K.G. kali en 7 K.G.
kalk. Om aan de 73.5 K.G. stikstof te komen
voor de aardappelen, zou men dus minstens
15000 K.G. stalmest per H.A. moeten geven.
Daar de,„stikstof in stalmest vele omzettingen
moet ondergaan, voor zij door de planten
kan worden opgenomen en hierbij» altijd een
deel verloren gaat of niet tot werking komt,
rekent men de stikstof in stalmest slech-s op
de helft van de waarde van die in chiliaalpe
ter en zal men dus genoodzaakt zij, het kwan
tum van 15Ö00 K.G. te brengen opv 30.000
K.G. per H.A. Men geeft dan tevens 73 KG.
fosforzuur, 189 K.G, kali en 210 K.G. kalk,
wat ruim voldoende is en waarvan nog wel
Iets voor een volgende gewas over blijft. Na
tuurlijk zijn deze gehaltecijfers gemiddelten;
in werkelijkheid kunnen ze hiermede nog al
wat verschillend, veel hangt van de bewa
ring van-de stalmest af en van het voeder der
dieren. Ook zijn de gehaltecijfers voor onze
nut-huisdieren niet gelijk en maakt het ver
schil of er .veel oï weinig strooisel in de mest
voorkomt en of vaste en vloeibare uitwerpse
len met elkaar vermengd zijn of /net.
V. vraagt of een driewielde kar voor 4 Are
genoeg is. Uit bovenstaande cijfers kan men
afleiden, dat voor zoo'n oppervlakte op slecht
land 1200 K.G. noodig is, dat is m.i. juist 2
driewielde karren, als men in Holland o;
zoo'n kar 1 M'. laadt, wegende 600 K.<
ongeveer.
Boonen zouden het met de halve hoeveel
heid» kunnen doen, terwijl men de stikstof in
de mest best zoo kunnen missen, omdat boo
nen, als zijnde een vlinderbloemig gewas, op
een andere manier in hun stikstofbehótefte
kunnen voorzien. Als ik over voldoende
kunstmeststoffen kon beschikken, zou ik nooit
boonen op stalmest zetten, om zoodoende de
Voorzienigheid bij te pas komt. Ik zeg u"
hij sprak langzaam en met nadruk „dat ik
bijna lust had in Engeland te blijven op ge
vaar af teruggezonden te worden naar de ge
vangenis, alleen om het jonge meisje te vin
den maar ik kon mij zelf zoo ver niet krijgen
en ik stak den Oceaan over en daar, aan het
andere eind van de wereld, vond ik haar toe
vallig. Ik zou haar gemist hebben en mis
schien voor altijd, als ik hier gebleven was.
Denk; u nu nog dat ik lieg?"
Jordan haalde verachtelijk de schouders
op.
,Nu, Ik veronderstel dat je de waarheid
spreekt", zei hij „en dat je het meisje gevon
den hebt aan wie mijn vader het geld heeft
nagelaten. Maar je zei ik weet niet of ik
het goed verstaan heb dat haar vader
dood is'V
„Dat is zoo", stemde Lavarick toe.
Jordan glimlachte.
„Jè zult het moeielijk vinden haar Identi
teit te bewijzen, vriendzei hij.
„Zou ik?" antwoordde Lavarick met een
ofiheilspellenden glimlach. „Ik geloof van
niet. Zoo lang zij leeft kan-zij haar indenti-
teit bewijzen, overal en altijd. Wou u weten
hoe? U lacht verachtelijk en giegelt alsof ik u
iets wijs maakte dat een kina niet zou geioo-
ven. Ik zal u zeggen hoe: vlak voordat haar
vader stierf, bedenk wel dat ik er bij was, ik
vertel u wat ik gezien heb. gaf hij haar de
papieren, die konden bewijzen wie ze was.
Hh verzocht haar ze te verbergen totdat zij
achttien jaar was. Hij wist, dat Sir Greviile
er een eed op had gedaan hem in het ongeluk
dure stikstof uit te sparen.
Stalmest kan best in het najaar worden
aangebracht en ot J<'gespit. Voor verlies van
plankiuvóedeitde stoiien in den winter bestaat
weinig gevaar Over dc aardappeiaooften de
volgende keer.
naai' 't Engdsch van Julia Wade Lincoln.
Nadruk verboden.
Ze zei nleis meer, ze weende ook niet; ze
at maar strak en onbewegelijk als een stee-
nen beeld.
Plotseling klonk een lach van het andere
eind van de kamer eft een diepe, volle stem
begon een
„i let spi
hij vriende
Wfifrtsden baande zich met de langzame
vastberadenheid, hem eigen, een weg door de
veie menschen naar.'t midden van liet salon.
Hij haa klaarblijkelijk een vast doel, want hij
groette slechts zeer vluchtig terug op de ver-
.-.ri lillende groeten «r knikjes.
Toen Ecfith Langham hem daar vanuit
haar hekje zag aankomen, kleurde een licht
rood haaf wangen. Vrouwen verafgoden
kracht of ze ziin er bang van en voor 't eerst
vaii haar leven was Edith Langham bang.
Nooit te voren had ze zoo sterk beseft, hoe
sterk Warrisden was.
Maar toen- hij f ren oogenblik later, vóór
haar stond, was er geen zweem van verwar-"
riug in de wijze waarop ze hem groette.
Het duurde eenige «ogenblikken vóór War
risden sprak Ten "slotte boog hij zich tot
haar over. „Ik ben benieuwd,'' zei hij in een
eflcn, grijzen toon, „of ie je herinnert, welke
dag van welke maand het is
mpulair liefdesliedje te zingen.
I me dat ik het je verteld heb," zei
Hl ijk.
Ze opende langzaam haar oogen en tot
zijn verwondering zag hij, dat ze glansden.
„Maar ik ben je er dankbaar voor, ant
woordde ze. „Nu kan ik gelooven, dat hij
i trouw was en als hij nog leefde, zóu ik dat
misschien niet kunnen. Soms ben ik bang dat
ik misschien al lang geleden aan hem ben
gaan twijfelen. Hei is alsof je me iets hebt
)e waaier in haar handen klapte toe; ze
scheen plotseling bleeker en oudei geworden
toen ze tenslote als vermoeid antwoordde:
weet het heel goed, het is vandaag
„O, Ja. ik
18 .Juni.
Niets ve
veranderde in zijn onbewogen ge
zicht bij deze woorden, maar aan zijn lippen
ontgleed de zucht van een, rnensdi, die goed
nieuws hoort.
„Dus je hebt het niet vergeten?" vroeg hij
en er was in zijn stem iets van een overwin
ning.
„Neen," antwoordde zij. „Neen, ik heb
niets vergeten."
„Daar ben ik blij om, antwoordde hij een
voudig en keek naar haar. Hij had een gevoel
alsof hij haar nog nooit zoo mooi had gevon
den als van avond en het sterke verlangen
naar haar kwam weer over hem, sterker dan
ooit. Hij had altijd naar haar verlangd,
maar nu misschien voor 't eerst besefte hij
hoe leeg zijn leven 7ou zijn zondér haar.
Onverwachts wende zij zich tot hem:
„Vanavond voor twee jaar," begon ze rus
tig, „vroeg je mij ie vrouw te worden. Ik gaf
je geen antwoord toen; ik had dat niet kun
nen doen, omdat er een andere man was, dien
ik van mij had weggezonden om zijn plaats
in de wereld te veroveren, een plaats, die ik
verlangde met hem te deelen. De tijd, waarin
ik iets van hem moest hooren, was voorbij,
toen al, maar toch hoopte ik nog Ik heb je
dat alles destijds verteld en jij hebt gezegd'
dat je zou wachten."
Hij knikte ernstig, maar bleef Zwijgen.
„Toen, nu een pa ir jaar geleden, kwam je
weer bij mij i vjog me hetzelfde. Dat jaar
1 had ine evenmin eenig bericht, van hem ge
bracht. maaren een droeve glimlach
gleed over haar gezicht, „toch hoopte ik nog.
Daarom vroeg ik, om nog een jaar uitstel,
dat je me edelmoedig toestond. Nu is dat jaar
om*en er is geen bericht van hem» gekomen.
Mijn hoop is dood; ik zal je dus mijn ant
woord geven."
„Wacht even," onderbrak Warrisden haar,
„ik heb je iets te vertellen. Na ons gesprek
van verleden jaar liet ik naar Richard Mars-
field informeeren. Twee menschen gingen
voor mij naar Afrika en kwamen voor twee
maanden terug."
„Eu wat hoorden ze," fluisterde ze
„Niets," antwoordde hij kort, met afge
wend gelaat.
Haar oogen Heven op hem gericht, maar
heel wit en strak werd haa. gezicht, „dus",
zei ze ten slotte „dus dan is hij dood."
te storten en. was bang dat de oude man het
meisje vervolgen zou, zooals hij haar vader
en moeder vervolgd had. Zij moest de papie
ren verbergen. Ik zag dat ze ze in haar boe
zem stak Hij zweeg want Jordan had op
gekeken met een scherpen glans in zijn oogen.
„Heb je die papieren in je bezit?" zei hij»
met zachte stem vol verlangen.
Voor het eerst betrok La var elds gezicht en
hij keek heel beschaamd en moedeloos toen
hij vloekende op de tafel sloeg.
„Ik heb gezegd, dat ik u eerlijk de waar
heid zou zeggen en dat zal ik ook doen. Neen,
ik heb ze niet. Ik heb er mijn leven voor ge
waagd, niet eens of tweemaal, maar telkens
is het mijl mislukt. Maar", hij uitte een af-
"]k<
Jör
rick's toon en manieren overtuigden Jordan
teruggeven, dat ik dacht, voor altijd verloren
te hebben. Iets dat mil Oneindig dierbaar
was. En bovenalen maakt het mij gemakkelij
ker je het antwoord te geven, dat je van mij
verwacht. En ik verlang ernaar het je te
geven, omdat ik wed hoe goed en sterk eh
nubel je bent en omdat ik trotsch op je ben.
Ik kan niet dóen alsof ik je liefheb," vervolg
de ze vriendelijk, „of beloven dat ik je ooit
zal liefhebben, want ik geloof dat echte liefde
'maar eenmaal in het leven tot ons komt en
hij, die mijn liefde was, ligt begraven ergens
in ceii eenzaam graf in Afrika. Maar ik './eet
dat ik als je vrouw gelukkig met je zal zijn
en als ik jóu geluk kan geven als je me
toch nog hebben wilt op deze voorwaarden..."
Met brandende oogen keek Warrisden
haar aan,
„Of ik je nog wil hebben op deze voorwaar
den...? Goede God, Editn." Hij zweeg
plotseling. Een-jonge man kwam op haar toe
en vroeg haar wat te zingen. Warrisden zag
hoe ze zich aangordde en toen opstond en
haar arm in dien van dén jongen man leg
gend, hem Volgde. Het viel hem op, toen hij
haar nakeek, dat dit wel het dapperste was,
wat hij ooit een vrouw had zien doen en hoe
wel hij toch weinig emotioneel was, voelde hij
een brok in zijn keel. Hij wendde zich af, op
dat niemand zijn zwakheid zou bemerken en
toen hij dat deed, zag hij plotseling het ge
zicht van een man voor een raam "aan het
andere eind van de kamer, tegenover de
piano.
Slechts een oogenblik bleef het gezicht daar
en een paar hongerige oogen dwaalden zoe
kend de kamer door. Toen was het verdwenen.
Maar dat ééne oogenblik was genoeg voor
Warrisden om zich te herstellen. Kalm en
vastberaden als altijd, stond hij op en ging'
door de openslaande deuren baar buiten,
naar de plaats, waar hij den man. had ge
zien. Hij vond hem niet, maar dichtbij zag
hij in de schaduw een gedaante weggedoken
zitten.
Zonder een woord te zeggen sprong War
risden op hem toe. De andere begon zich als
een wanhopige te verdedigen, maar Warris
den was sterker en drukte hem op den grond.
In een laatste poging om te ontvluchten trok
de man den ander uit de schaduw in het licht
van de maart, die juist op zijn gezicht scheen.
Warrisden voelde hoe de man schrok, en
op zijn -beurt was hij verward, toen hij zich
fluisterend bij zijn naam hoorde noemen
„Jack;"
Verslagen deed» hij een stap achteruit. De
ander bewoog niet, maar bleef stil en onbe
wegelijk. Langzaam boog Warrisden zich en
keek in het gezicht van Richard Marsfield,
den man dien Edith Langham liefhad.
„Dick, ben jij het?"
Marsfeld lachte hardop. „Ja, waarachtig,
Warrisden ;k ben het."
„Ik dacfft dat je dood was," zei hij met
effen stem.
„Het zou vrij, wat beter zijn geweest, als
dat maar zoo was," antwoordde de ander
bitter.
Een stilte volgde, waarin de beide mannen
elkaar stonden op te nemen.
Ten slotte sprak Marsfield hard en onaan
genaam. „Ik kwam hier om nog éénmaal
Edith te zien."
schuwelijken vloek „ik zal ze nog krijgen."
Jordan nam hem opmerkzaam op. Lava-
dat hiji de waarheid sprak al was het de
geheele waarheid» niet. Lavarick streek met de
hand over zijn mond.
„Bah! 't is droog werk; en ik heb mij zelf
warm gemaakt met praten en denken over
alles wat ik beleefd heb. Laten» wijl wat
drinken."
Jordan toonde geen boosheid over het on
beschaamd ruwe bevel, maar knikte bijna
vriendelijk.
„Je zult een glas wijn hebben," zei hij.
„Dank je voor je wiin! Haal liever i
cognac," zei Lavarick kórtaf.
„Zeker", zei Jordan en ging zacht de kar
mer uit.
Lavarick volgde hem naar de deur en keek
de mooie gang in met de kostbare loopera en
ordijnen, schilderijen en beeldhouwwerk,
ordan kwam terug en had een blad in de
hand met een likeurfleschje, een waterkaraf
en glazen en een kaarshij zette het op tafel
en gaf hem een wenk
„Bedien je zelf", zei hiji, terwijl hij de
kaars opstak.
Lavarick schonk een groote hoeveelheid
cognac en een klein beetje water in en hief
het glas op tot aan zijn lippen, maar plotse
ling hield hij het glas haNerwege stil en met
een schrik keek hij» Jordan achterdochtig
aan, die hem stilzwijgend stond aan te zien.
„Hier", zei Lavarick op scherpen toon,
„drink zelf.
Jordan schudde het hoofd;
„Ik driiik niet," zei hij.
Lavarick sprong van de tafel en greep
hem bij de keel.
„Jou gemcenc hondgilde hij. „Je wou,
nu wat wou.je? Ik zal je worgen".
Jordan worstelde wanhopig en het gelukte
hem eindelijk uit te roepen:
„Wat doe je? Wat is er?"
„Wat is er?" snauwde Lavarick hem toe.
„Je hebt den drank vergiftigd.
Jordan bracht er met moeite een ontken
nend woord uit, zijn stem was half weg;
maar Lavarick hield het glas aan zijn lippen.
„Drinkzei hij. „Drink oi ik zal en
hij nam de revolver op.
Jordan nam het glas in zijn bevende han
den.
„Jou dwaas!" zd hij bevende van woede
over de schande die hij had» uitgestaan
„Denk je dat ik mij vernederen zou zulke
Warrisden voelde zich wonderlijk opge
lucht. „Dus je bent niet voor goed thuisgeko
men?" vroeg hij.
„Voor goed thuisgekomen," herhaalde de
ander, „neen, zoover ben ik nog niet. Ik ben
nog altijd mislukt. Je weet immers wel wie en
wat ik was. Tot ik Edith Langham ontmoet
te, een man, die zijn tijd verlummelde, een
onnut mensch. En dat haar familie niet in
ons huwelijk kon toestemmen, was niet meer
dan begrijpelijk. Maar Joch bleef ze me
trouw. Ze zei me dat ze me een kans wou ge-
ven, dat zij zou wachtenDat was nu vier
iaar geleden en helaas, mijn leven was mis
lukking na mislukking. Zoo'n ellendige mis
lukking, dat geen man den moed zou hebben
aan een vrouw te vragen die met hem te
deelen. Van alles ben ik geweest: mijnwer
ker, zeeman boer, klerk en altijd weer mis
lukte ik in alles. O, als je eens wist van de
vernederingen, die ik heb ondergaan."
Hij zweeg plotseling. Zijn hoofd in zijn
handen. Zwijgend stond Warrisden hem op
tc nemen. Het-kwam ineens in hem op, dat
Marsfeld misschien ten slotte toch niet zoo
heelemaal mislukt was.
Plotseling begon Marsfield weer te spre
ken „Het laatste jaar ben ik schaapherder ge
weest ergens in Zuid-Amerika. Daar heb ik
genoeg opgespaard om nog eenmaal mijn
goed geluk te probeeren. Ik ben opweg naar
de goudvelden van Nevada. Dezen morgen
kwam ik in New-York. Mijn plan was door
te reizen zonder Edith te zien. Ik heb langen
tijd niet aan haar geschreven. Ik schaamde
mij en bovendien leek het mij soms niet mooi
haar aan haar belofte te houden. Het zou im
mers mogelijk zijn, dat ze in dien tijd v«u
een ander was gaan houden en ik wilde
haar geluk niet in den weg staan. Toevallig
zag ik in de "krant, dat zij hier vanavond op
eén diner zou zijn en ook dat ze nog altijd
ongetrouwd was Toen begreep ik «lat ze r.og
altijd op me wachtte en voor het eerst in lan
gen tijd leefde de hoop weer in me op. Daar
om ben ik vanavond hierheen geslopen om
nog eenmaal haar gezicht van uit de verte te
zien.
Hij zweeg.
Het geluid van een zachte, zuivere vrou
wenstem dreef naar hen over van uit het
huis. Ze zong een liefdeslied van lang gele
den. Beide mannen herkenden de stem en on
willekeurig drongen zij in dé schaduw dich
ter aaneen. Marsfield scheen diep geroerd,
inaar Warrisden was even kalm en onbewo
gen als altijd En toch bracht het lied hem
een schérp beeld voor den geest.
Hij zag een man zwoegend onder een zwa-
ren last gaan langs een langen, stoffigen
weg, die hard en glimmend» zich uitstrekte in
de brandende zón. Hij wist dat hij zelf die
man was en de weg was zijn leven zonder E-
dith. Hij was dapper, maar desondanks gaf
dit beeld hem een plotselinge?'angst. Hij had
geen moed genoeg om dien weg alleen te
£aan. Maar zijn plan» was immers gemaakt.
ver een half uur zou de man naast hem
weggaan en Edith zou er nooit iets van hoo-
ren, dat hij zijn belofte had gehouden.
Het lied klonk zachter en verstierf.
Een man en een vrouw kwamen in de ver
anda bóven hm. ,,Een allerliefst meisje, die
Edith langham," zei de man.
„Ja," zei de vrouw, „maar je hoeft je geen
illusie te maken, want ze is verloofd met Jack
Warrisden."
8J
Warrisden voelde hoe Marsfeld hem
den arm greej
dat van Warr
is dat waar?"
bfl
bleeke gezicht vlak bij
gezir
arrisden, fluisterde heesch: „Jack,
Warrisden boog het hoofd. „Ja," zd hij
toonloos.
Marsfield scheen even naar adem te zoe
ken. Toen stak hij zijn hand uit.
„God weet, hoe innig ik jullie geluk
wensch." Toen zonder een woord te spreken,
wendde hij zich af en liep weg. Onmiddellijk
was Warrisden naast hem.
„Dick, zei hij, „ik moet je nog wat zeggen."
hulpmiddelen te gebruiken als jij?"
„Het doet er niet toe wat ik denk!" ant
woordde Lavarick norsch." „Drink en een
goeden slok ook. Ik vertrouw je net zoo lang
als .ik je zie, Sir Jordan Lynne; geen zier
verder. U hébt den tijd gehad het goed te
mengen en als je het niet gedaan hebt, daa !s
er ook geen reden voor te weigeren het op te
drinken".
Met een minachtend gebaar wierp Jordan
een teug van het sterke mengsel naar binnci
en zette het. glas neer.
„Genoeg", zei hij, „mijn geduld is uitge
put. Ik geef liever alles op dan een kwartier
langer adem te halen in dezelfde lucht als
jij. liet testament; je was gekomen oni het
testament te verkoopen; noem den prijk: ik
wil het hier en op dit oogenblik koopen of in
het geheel niet, nooit".
Met smeulende woede vulde Lavarick srfjn
glas weder en keek hem aan.
„Wil u niet wil u niet?" spotte kij. „WIJ
zullen zien. En denk je dat Ik zulk een
dwaas ben mij in je tegenwoordigheid' te
vertrouwen met dat ding bij, mij»? Neen, neen,
Sir Jordan. Ik ken u maai' al té wel. Jk zag
u glimlachen tot den ouden man toen hij
daar lag te sterven en hem in zijn geiicht be
spotten en ik weet met welk heer ik hier te
doen.heb. Ik vertrouw een tijger nog meer
dan u, Sir Jordan, al heb je nog zoo'n slang-
achtigen glimlach en zachte stem".
Jordan at zich zelf op van mach tel oozo
woede en trommelde met zijn voet op den
grond.
(Wordt vervolgd)
ALIMAARSEIE COURANT
WSWt
^=S===S=====S============S==SSSS
O
ssssaesa