ïeia
DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De eenige m in het huis,
Mm COTTMËR te SUBAR
staenimotlllA.33a.29i;.
No. 246
Honderd ent twintigste Jaargang.
ZATERDAG
19 OCTOBER.
Abonnemeotsprlis bij vooruitbetaling p. 3 maanden 11,65, fr. p. post f 1,90-
ct Advertentieprijs 15 ct. p. regel grootere letters naar plaatsruimte. Br. fr. H.Y. Boek- en Handelsdrukkerij Harms. Coster 5 Zn., Yoordam C 8, Tel. i
Reciitszakep.
Advertentie.
O H !D J3Llk£Lc
zeer vruchtb. weiland,
'Wei- m Bouwland,
Naar het Engelsch
van BEATRICE MOLYNEUX.
Nadruk verboden.
„Juist een jaar geleden. Ja, er kan veel in
twaalf maanden gebeuren."
Mejuffrouw Jeanne Thurston leunde afch-
terover in haar stoel, terwijl zij den brief,
dien ze in haar handen hield, nog eens inzag
met eenzeker welbehagen. Enkele gedeelten
las ze nog eens hardop over:
„Allervriendelijkst van U om onzen kleinen
vent te willen nonengeen last van hem
hebben..nooit ziek geweestvriend die
naar .Engeland reisdezal den jongen bij
U achterlaten op zijn reis naar Londen."
Dat was het eind van den brief en een
meisjesachtige hand vervolgde:
„Dringende zaken verhinderen mijn man
dit schrijven te eindigen. Lieve Tante, ik weet
daf U van onzen kleinen jongen zult gaan
houden. Hij is 'net zes jaar en zoo'n lekker
kereltjeWij durven hem niet mee te ne
men naar Mysore; het is zoo ongezond voor
kinderen daar en Jaap's regiment zal daar
heel waarschijnlijk voor langen tijd worden
gedetacheerd. Kapitein Morris zal u zoo
gauw als hij in Engeland is melden, wanneer
onze jongen komt. U kunt niet anders dan
hem liefhebben. Er is geen tijd om meer té
schrijvenO, mijn lid, lid kind.
De inkt had een leelijke, zwarte vlek ge
maakt en 't laatste woord leek wel een dron
ken spin.
„P.S. Aan zijn ontbijt krijgt hij altijd een
bord melkpap."
„En een dikke boterham met veel boter ze
ker," mompelde juffrouw Thurston nijdig.
Juffrotfw Thurston was een ietwat koppi
ge dame met vaste ideeën. Het doel van haar
bestaan was: menschen weer op den goeden
weg te brengen. En nu zou de geheele con
trole over de voetstapjes van een kleinen jon
gen haar te beurt vailen
.„Alle dingen komen tot hen, die wachten
kunnen," verklaarde ze plechtig, op een bel
drukkend.
Een roodwangig dienstmeisje kwam de ka
mer binnen. Onbewegelijk bleef ze achter den
stoel van de juffrouw staan, haar ronde
oogen gevestigd op het,onbewogen gezicht.
„Goeie Hemel, Amalïa, snuif niet zoo."
„Ik probeer mijn heele leven al om zachtjes
te ademen," antwoordde het meisje vrooldjk.
„Zwijg alsjeblieft, en praat niet tegen. De
jongen zal om vijf uur wel hier zijn. Jij moet
voor zijn thee zorgen. Dikke boterhammen
en twee glazen melk."
„En er is nog een hoop bessengelei," on
der brak Amalia, in een toon van vriendelijke
aanmoediging, door snuiven onderbroken.
„Dan, als hij zijn thee opheeft," ging juf
frouw Thurston onverstoord voort, „kun je
hem bij mij brengen."
Toen stond ze op, liep met lange, rechte
•passen naar de deur.
Dien middag, toen haar ooren het kraken
van wielen op het grind bespeurden, gluurde
ze door de blinden heen, juist toen een heel
lange man en een heel klein jongetje uit het
rijtuig stapten.
„Het spilt me dat juffrouw Thurston ver
hinderd is, zei de heer, die voelde hoe het
kleine handje zich rond zijn middenvinger
klemde. „Ik zou haar heel graag even hebben
willen spreken en haar een paar boodschap
pen overbrengen.
„Ja, want ziet u," viel een helder kinder
stemmetje in, „kapitein Morris is met ziekte
verlof. Hij is me heelemaal van Indië komen
brengen en is vreeselijk-moe."
„O Jan, ik ben heel best hoor," zei hij, zijn
blonde kopje streelend.
„Het zal niet gaan, mijnheer," zei 't meis
je terugkomend. „Mijn juffrouw zegt, dat zij
alle inlichtingea omtrent jongenheer Thur
ston al beeft ontvangen."
Even schoot een flits van verontwaardi
ging door kapitein Morris' oogen. Een oogen-
olik voelde hij lust de vesting te bestormen.
„Nou Jan," zei hij vroolijk, „dan moeten
we afscheid nemen, hé kerel?"
De jongen richtte zich op. „Dag kapitein
Morris," zei hij, nog diens hand houdend.
„En dank u.
„Ik zal aan je vader en moeder schrijven,"
fluisterde de lange heer. „En ik zal hun ver
tellen, dat het geen kleine jongen was, dien
Ik naar Europa heb gebracht, maar een flin
ke, dappere kerel."
Eensklaps vloog de jongen hem om den
hals. Zijn beertje gleed ongemerkt op den
grond. „Die niet huilde als er vrouwen bij
waren," zei hij, terwijl heete tranen op het
vest van den man vielen.
Een beertje, achterover geleund tegen een
stoel, keek met ernstig misnoegen naar een
kruimel, die vlak voor hem op tafel lag, en
naast hem zat een kleine jongen zich moedig
door een dikke boterham heen te werken.
„Weet- u Amalia," zei hij beleefd, „mijn
vriend Bert is gewoon een ei te krijgen bij
zijn thee en heel veel cake."
„Sop 't eens in je melk, jongeheer Jan," zei
ze bemoedigend.
,0 neen Amalia, alleen arme oude vrouwen
zonder tanden soppen hun brood." Toen zich
naar het beertje overbuigend, hield hij daar
mee fluisterend een lang gesprek, zoo nu en
dan ernstig zijn hoofdje schuddend.
„Mijn vriend Bert vraagt me u te zeggen,
dat hét hem erg spijt, dat hij niet eet, maar
dat hij het heusch niet kan. i
Juffrouw Jeanne, op haar gemak op haar
sofa kf het salon, liet het boek, dat ze bezig
was te lezen, vallen, en monsterde den kleinen
jongen in zijn witte matrozenpakje met een
doordringenden blik.
Zij sloot haar boek, schraapte haar keel en
stak haar hand uit. Doch de kleine jongen
kwam vlug naar voren en drukte tot grooten
schrik van de oude dame een hartelijke kus
juist op het puntje van haar neus.
Gedurende de vreeselijke stilte, die volgde,
trok hij een zwarten zakdoek uit zijn zak en
deed verschrikte pogingen om het strenge ge
zicht te betten, want de oogen van juffrouw
Jeanne traanden ei hij dacht, dat ze huilde
van pijn.
„O, tante Jeanne," smeekte hij, „zeg toch
eens wat."
Maar juffrouw Jeanne was niet boos. Inte
gendeel, ze bekeek het angstige, zachte ge
zichtje met een zeker welbehagen.
„Jan," zij ze, terwijl ze een schaar opende
en weer sloot, „waarschijnlijk heeft je moeder
je weieens het verhaal gedaan van Simson,
die buitengewone kracht bezat Die vreemde
kracht nu kwam van zijn haren
„En toen ze 't allemaal afknipten en hij
heelemaal kaal was," viel de jongen in de re
de, „staken ze hemi zijn oogen uit."
Juffrouw Jeanne, een beetje verbouwereerd,
lichte een gouden krul met haar wijsvinger
op. „Jan, ik wou,' dat je me niet zoo onbe
leefd in de rede was gevallen. Ik was juist
van plan je van deze malle krullen te bevrij
den." (knip-knip) „wat je ongedisciplineerde
natuur," (knip-knip) „mischien zelibeheer-
scbing zal leeren (knip-knip).
Een hoopje glanzend zijden haren lag op
het roodé vloerkleed m op juffrc iw Jeanne's
schoot lag een enkele glinsterende krul (knip
knip).
„Het Is een gemeene msnier," zei hei keu
kenmeisje, toen ze den bos gouden krullen in
een vloeipapier pakte. „In de kachel gooien
warempel ik ga ze lekker voor mijn moeder
bewaren."
,En dan," snoef Amalia, „zijn1 beertje te
verbranden."
Juffrouw Thurston, die zelfs in haar jeagd
nooit jong was geweest, had al vroeg een
diepe minachting voor speelgoed geluid.
Vooral voor die traine beertjes had ze altijd
een hevigen afkeer gevoeld. Eigenhandig had
ze 't daarom maar verbrand.
Dien avond, aan het souper, verorberde ze
kalm een stuk gebraden wild en maakte plan
nen hoe ze het beste kleine Jan Thurston zou
besnoei.en beknotten. Hij zou nu zeker al
lang lekker slapen.
Maar het was een heelemaal wakkere klei
ne Jan, die met wangetjes, vuurrood, recht
op in z; i bedje zat, terwijl Amelia, die naast
hem zat, tevergeefs trachtte hem tot bedaren
te brengen.'
„Wees nou kalm, jongeheer Jan," zei ze
met 'n hand ruw door werken, jaar niet min
der zacLi daardoor, zijn stugge harm stree
lend. Misschien1 deed die aanraking hem wel
even denken aan iemand, die hem ook eens
zoo had gestreeld en die nu heel ver weg was.
Althans een vloed van tranen bedierf al den
stijfsel in Amalia's schort en de snikken ver
anderden in een fluisteren: „Mijn vriend
Eert, o, mijn vriend Bert"
Amalia bezat een levendige verbeelding.
„Jongeheer Jan, luister eens. Weet u wat
ik heusch.denk? U weet wel, hoe hij zijn eten
niet verdragen kon?"
„Voedsel weigerde," fluisterde een gedempt
stemmetje.
„Ja fu* t, en nou denk ik, dat hij wegge
lopen "is, het land uit."
Dat was een schitterend idee een nat ge
zichtje kwam van uit Amalia's schort te voor
schijn.
„Hij ia zeker op den trein gaan zitten." ver
volgde het meisje, „en bij de eerste halte zal
hij tegen den machinist hebben gezegd: Stop
onder geen enkele Voorwaarde vóór je in In
dië bent, want daar hoor ik thuis.
Het natte gezichtje verdween weer in het
schort. „Maar ik wil mijn vriend Bert hebben
Ik kpn niet zonder hem. We zijn samen gebo
ren."
„Hij zegt," snoof Amalia. „uw yrlend Bert
zegt, ik zal u dikwijls schrijven. Toen ik nog
op school was, kon- ik prachtig schrijven en
rekenen."
„Maar ik kan geen geschreven schrift le
zen," jammerde 't ventje, dat toch langzamer
hand eêiige belangstelling begon te toonen.
„Hij zegt, juffrouw Amalia zal het u voor
lezen. In de schaduw van dien ouden appel
boom, dicht bij het vijvertje,' daar is een gat
in den stam. Eiken Dinsdag om vier uur zal
er een brief in zijn. En Jongeheer Jan, zou je
nou niet eens een appelbroodje kunnen eten
en een glas warme melk drinken?"
Het verblijf van Jan in juffrouw Jeanne's
huis opende nieuwe kanalen voor haar ener
gie. Het besnoeien en beknotten ging onge
stoord zijn gang. Aan het eind van de tweede
maand was het een gedwee, zoet jongetje,
dat, het gemis van zijn vriend Bert met moei
te verbergend, achter juffrouw Thurston aan
door den tuin liep of door het dorp. Maar er
was toch iets, dat hem boeide. Hij had n.l.
sinds kort ontdekt, dah hij de eenige man in
huis was en dus de eenige beschermer van
drie hulpelooze vrouwen. En als er één men-
schelijk wezen was, dat gevaar liep van te
worden vermoord en gevièrendeeld, was het
tante Jeanne, in zijn oogen. Bij hem berustte
de veiligheid van haar onvriendelijk wezen.
Amalia verzorgde hem en vertroetelde hem
op haar vroolijke, drukke manier en daar
door bleven de tengere, jongere scheutjes in
den knop, besnoeid door juffrouw Jeanne's
kille behandeling,- toch nog groen.' Het beer
tje hield zijn belqfte. Iedere week lag er een
brief in den oudeta appelboom: het resultaat
van hard werken van de schrijfster, die over
fndië al heel zonderlinge en eigenaardige op
vattingen had. Het bruine beertje sprak in va
ge termen van „een trein te nemen," en elk
oogenblik te kunnen terugkeeren en 's nachis
lag de kleine jongen soms wakker, bijna ze
ker dat hij Bert naast zijn bedje hoorde loo-
pen.
Eens op een midd'ag liep juffrouw Thur
ston door den tuin en riep Jan naast zich, die
gehoorzaam naar haar toe kwam. Juist
kwam door het tuinhekje een ongunstig uit
ziend man over het gras heen naar hen toe.
Ongestoord, zonder den man aan te zien,
gihg juffrouw Thurston door met het snoeien
van de heesters. 21e sloeg geen acht op den
landlooper, die opdringerig baar om geld
bleef vragen,
„Toe
ra alsjeblieft weg," snauwde ze
man, gi
eindelijk. Knip-knip-knip. De man vloekte
binnensmonds, draaide zich om en liep over
het grasveld heen strompelend den tuin uit,
terwijl jufffouw Thurston tusschen de rozen
struiken ongestoord haar gang ging. Jan was
verbaasd, dat ze niet als een lijk oè den grond
lag; dat kwam zeker doordat hij vlak* bij
haar was geweest. Maar nu vannacht, als al
les heelemaal donker en stil zou zijn in huis,
dan kon de landlooper nog-wel eens 't huis
binnensluipen en tante Jleanne terwijl ze sliep
vermoorden. Had vader niet gezegd dat hij
;oed voor tante Jeane moest zorgen? Hij bal-
e rijn vuistje?. Geen landlooper zou de gang
deur binnenkomen, zoolang er nog leven was
in het lichaam van den zoon van een soldaat.
Hij was heel stil aan de thee, tot groote on
gerustheid van Amalia.
„Amalia," zei hij ineens, toen ze hem 's a-
vonds in zijn bedj-- lekker toestopte, „als ik
dood ben
„Praat niet zulke onzin, jongeheer Jan."
„Als ik dood ben, mag jij mijn mooisten
soldaat hebben, en zeg dan aan mijn vriend
Bert, dat ik tante Jéanne Thurston redde en
stierf als een held."
Toen Amalia de kamer uit was, ging een
klein kereltje in eenroöde pyama op zijn tee-
nen de trap af, een doos met soldaten onder
zijn armen en voorzichtig door de deur slui
pend naar buiten, kroop hij onder den lau
rierstruik. Daar verborg hij zich, tot hij Ama
lia de deur hoorde grendelen en alles sluiten
toen stond het ventje in 't rood op en met
veel
kei
kroop op zijn
die
knietjes een erg verschrikte generaal, die heel
heel moe was, en wiens hartje in de duister
nis van dien spookachtigen nacht bonsde
met vlugge, doffe slagen. Een generaal, die
stilletjes, maar o zoo diepbedroefd snikte om
vader en moeder en „mijn vriend Bert."
Het was Amalia, die, toen ze 's morgens
de voordeur opende, de kleine, roode pyama
bewegingloos op den stoep had zien liggen.
Het was Amalia, die al snuivend den kleinen
generaal tegen zich aandrukte, hem droeg
naar zijn kamer en hem warm toedekte met
veel dekens. En het was ook Amalia, die een
vinnige oude dame wekte uit haar aangena
me rust en een stortvloed van onverstaanba
re woorden besloot met: „En het heeft den
heelen nacht niets anders-gedaan dan regenen
en sneeuwen. Ik heb het zelf gehoord."
„Wie Is die Bert toch?" vroeg de dokter,
die gehaald w^3- „Is het een jongen? Kan hij
dan niet even komen?"
,,'t Is zijn beertje," snoof Amalia veront
waardigd. „Hij heeft er den heelen dag al om
liggen roepen."
„Haal het dan," beval de dokter.
„Mijn lieve ziel, dat ding heb ik al lang ge
leden verbrand," riep juffrouw Thurston uit.
De dokter legde zijn hand zacht op het wit
te laken. Hij kende de niets ontziende eigen
aardigheden van juffrouw Thurston. En de
vriendelijke oogen keken heel streng op naar
de lange, rechte vrouwenfiguur, die aan het
voeteneinde van het bed stond.
„Mijn waarde juffrouw," zei hf| droog,
„vermoedelijk hebt u dat stukje speelgoed
van dit kind een kinderachtig ding gevonden,
maar wefet dat 't beertje, dat uverbrandde, den
kleinen vent eerder zou genezen dan alle me
dicijnen ter wereld."
Amalia stond snuivend op uit haar ge
knielde houding. „Ik heb vanmorgen, precies
hetzelfde in den speelgoedwinkel van Smit
gezien," zei ze, „het kostte vijf gulden."
„Al kostte het honderd gulden, dan was
het nog goedkoop," riep juffrouw Thurston
onverwacht uit. „Ja, dokter, ik zal het zelf-
gaan halen. God vergeve me; en als hij weer
bij bewustzijn mocht komen, zal hij toch het
eerst om Amalia vragen."
Juffrouw Thurston wist niet precies meer
wat ze allemaal gezien had en wie ze was te
gengekomen op hahr tocht naar het dorp.
Een Vage indruk van een klein kereltje, dat
voor haar uitliep, gaf haar een gevoel van
wroeging. Tranen welden in haar dikke
oogen op, dikke traneü.
En veel hadden die tranen uit juffrouw Je
anne weggewasschen, toen ze eindelijk haar
huis weer bereikte met een triomfantelijk ge
zicht een prachtig beertje dragend.
Jongeheer Jan," zei Amalia', zoo duidelijk
als haar snuivende neus maar toeliet, „hier is
uw vriend Bert heelehaal uit Indië gekomen
en hij gaat nooit meer van u weg."
Twee blauwe oogen openden zich lang
zaam. Twee dunne armpjes, die op het laken
lagen, bewogen zich en sloten zich weer stijf
om- een grooten bruinen beer.
En toen de duisternis Jan Thurston weer
meenam in zijn vliedende schaduwen, ging
ijn vriend Bert," ook mee.
zoo was het goed.
ARRONDISSE ME NTS- RECHTBANK
TE ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 15 Oct.
(Vervolg).
DIEFSTAL VAN EEN KARPET,
De rondzwervende koopman Jlan H., oud
42 jaar, staat terecht dat hij op 13 Septem
ber te Enkhuizen heeft ontvreemd van den
winkelier Jonkman een karpet.
Beklaagde ia een recidivist; reeds tot 4
maanden (met aftrek van preventief) veroor
deeld door de rechtbank te Zutphen. Hij had
toen een damesonderlijfje weggenomen.
Beklaagde bekent het feit. tlli weet er fei
telijk niets meer van, zegt hij. Hij heeft van
die drinkbuien en dan weet hij niet wat hij
doet.
Gelukkig wist de eigenaar van het kleed
het heter. Hij werd gewaarschuwd, diat
iemand 'n Idéed uit zijn uitstalling had ont
vreemd.
De dienstbode Helena Meijer zag ^be
klaagde met het karpet den winkel uitkomen.
Haai: kwam dit verdacht voor en toen heeft
ze de politie gewaarschuwd.
Beklaagde heeft het gestolen kleed ver
kocht voor 7.50 aaa zekere jufrouw Kou-
wenhoven.
De president vond het vreemd dat getuige
voor 7.50 zoo'n prachtig kleed kocht van
een dronken man.
Mr. Mulder zegt haar dat het niet te pas
komt om van een dranken persoon goed te
koopen.
Beklaagde heeft ook nog aanvankelijk een
valschen naam opgegeven.
De officier wil beklaagde met etnige de
mentie behandelen omdat hem de verkoop
van het gestolene zoo gemakkelijk werd ge
maakt.
De officier vordert 3 maanden gev.
Mt. Stap refereert zich bij dit milde re
quisitoir aan het oordeel der ree' \k.
DISTRIBUTIE-MISDRIJF.
Voor eenige boodschappenkoffie en eek
'n kilogram thee betaalde mej. Mina K.,
huisvr, G., bij dep Urker winkelier L. Groen
57.75. voor de K.G thee betaalde zij pm.
24.-.
Daar echter bleek dat niet beklaagde maar
zijn vrouw die thee had verkocht, verzocht de
officier vrijspraak
Dezelfde beklaagde moest ook terecht staan
Ier zake van verboden vervoer van kaas ten
bedrage van 26 kilogram.
Dit feit wordt door beklaagde, erkend.
De kaas is met de boot vervoerd van Enk
huizen naar Urk. Hij heeft op Urk geen kaas
yerkocht.
Op verzoek werd' de zaak aangehouden
tot over 4 weken, alsdan moet de veldwachter
Bot wórden gehoord.
MISHANDELING VAN EEN DEUR
WAARDER.
Te Helder is op 5 Jan. de deurwaarder
Biersteker mishandeld, door den koopman
Samuel iH. Hij trad op als scheidsrechter bij
een kwestie over den verkoop van een houten
vloer. 1
De deurwaarder meende aanvankelijk dat
die vloer aan beklaagde toebehoorde.
Deze vloer, gekocht op een openbare ver-
kooping, was echter meegenomen door een
ander. Beide personen kwamen op het kantoor
van den deurwaarder, die hen tot een schik
king wilde brengen.
Beklaagde heeft zich toen driftig gemaakt
en den deurwaarder geslagen.
Beklaagde zegt dat hij door "den deur
waarder bij de keel is gegrepen.
'Hij'heeft later aan getuige Biersteker zijn
excuses aangeboden.
De officier vordert 50 boete subs. 10 dar
gen hechtenis.
DIEFSTAL.
Beklaagde Cornelia D., veehouder te Span
broek is niet verschenen.
Hem wordt ten laste gelegd, dat hij een
rijwiel heeft ontvreemd ten nadeele van een
militair, genaamd Simon Alkema.
Beklaagde heeft bij de politie bekend. Hij
was niet voornemens het njwiel te behouden.
Hij wilde het na gebruik weer aan den oor-
sprónkelijken eigenaar terug geven.
De politie en getuige vonden hem echter in
het bezit van het rijwiel voor hij aan dit voor
nemen gevolg had gegeven.
Eisch: 8 maanden gevangenisstraf
Ook moest voor een dergelijk feit. rijwiel
diefstal, gepleegd op 21 Juli te Callantsoog,
terecht staan Cornells van S., arbeider te Zij-
K:. Beklaagde was eveneens niet verschenen,
et rijwiel behoorde aan den arbeider de Roo
te Callantsoog. Hij had het rijwiel neergezet
tegen den muur van een café. T<
oen hij om
streeks 11 uur 's*avonds naar huis wilde
gaan, was zijn rijwiel verdewen. Later heeft
hij beklaagde op zijn fiets zien zitten en hem
gégrepen.
Eisch: 10 maanden gevangenisstraf.
VERDUISTERING VAN EEN HANDKAR.
Comelis v. d. K„ bekend recidivist van dit
arrondissement, wonende te Hoorn, staat ter
recht dat hij een handkar heeft verduisterd
ten nadeele van M. H. Schneiders, smid te
Hoorn.
Beklaagde is er mede het boerenland inge
gaan om stoelen te matten. Hij had de kar
van S. gehuurd voor 0.40 en deze later ver
kocht aan. getuige Louw, smid te Aariswoud,
voor 15. De familie van beklaagde heeft
aan den benadeelde de schade weer vergoed.
Het O. M. -vordert tegen den niet versd.»
nen beklaagde 5 maanden gevangenisstraf.
GESCHORSTE ZAKEN.
Na de pauze werden de geschorste zaken
betreffende het koopen van "gestolen militeiïi
goederen verder behandeld.
Gehoord werd nog de sergeant Begeman,
die verklaarde dat hij de diefstallen bij de po
litie heeft aangegeven.
Het O. M. vorderde tegen beklaagden' we
gens heling 3 maanden gevangenisstraf.
Beklaagde S„ alleen tegenwoordig, vraagt
een voorwaardelijke straf
Hij is nimmer met de politie in aanraking
geweest
LANDLOOPERIJ.
Ten slotte stond nog terecht Conn. 8.,
zonder vaste woonplaats, die te Alkmaar zon
der bestaan had rondgeloopen en zich op 't
politiebureau had gemeld om nachtverblijf.
Tegen beklaagde, thans gedetineerd in. hdt
Huis van Bewaring, vorderde het O. M. 3 da
gen hechtenis en 3 jaar opzending naar een
rijkswerkinrichting.
Beklaagde verzocht tegen den zomer te
worden ontslagen.
De officier wijzigt zijn eisch In 2 jaar eni 6
maanden opzending.
zal D1WSDAO IQ NOVEMBER
1918, 's raiddag» 12 UUR, In het
CatS „de Admiraal", van de* hees
VAM*ACH aldaar, pohli#. vor-
koopen !k diverss psrceelsa,
soasbiastil» ei «»n i
bestaande la oalaags geheel ver
nieuwde flinke ruime HUISMAMS-
WON L\'G (geschikt) om voor 2
gexirrsa te worden ingericht) mat
Mhnsr, erf, boomgaard en
®:at«r, ia de buurt bij kerk, school
sa spoorwegstation ea diverss par-
cedes
d door rul» vaarwater
iet veilingsgebouw te
allies omri:
ea nabij
OBDAM,
Met gebouw is van electriskh
licht voïrzien en de landerijen zijn
bijzonder gsschikt voor groenten-
teelt, terwijl alles ia gebruik is bjj
dea eigenaar, dsa heer BOT.
Aanvaarding gebouwea en aan-
fcoorigheid 1 Mei 1910 ea laad
Kerstmis a.s.
Veilingskaartea zijn tijdig ver
krijgbaar ten kantore vaa dea no
taris.
TE TOLKE (Sehagen).
Notaris C. L. VAN DEN BEROH
te Schagea zal Op Woensdagen
IS November 191S bf Inzet, èn
■O November d.a.v. bij toeslag,
telkeas das morgens nnr, in de
„Cérès" te SCHAOEN, tea verzoeke
vaa den Meer H. SMIT aldaar,
pabllek verkoopem
met aaahoorlghedea ea diverse
percee'ea uitmuntend
op TQLKE, onder de gemeente
Sehagen, kad. Sectie D, bos. 132,
133, 134, 133, 133, 129, 140, 142,
271, 281, 282, 283 «B 289 ts zamea
groot 12.82.Q0 H.A., te veilea Ia
diverse perceelen en massa's.
Eoor geschikt voor BennerQ.
Thans la haar bij dea heer P.
Dekxe* B>z.
Aanvaarding i de gebonwea met
hunne erven op 1 Mei 1919 en de
landmen op 25 December 1919.
Lasten vanaf, 1 januari 1919.
Betaling der kooppenningen op
2 Januari 1919.
Nadere inlichtingen ten kantore
van genoemden Notaris, alwaar
tijdig notitiën met kaarten verkrijg
baar zijn.
ALRMAARSCHE COURANT.
„mijn
En