DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. ZATERDAG 26 0CT0BER. Haar eerste Rendez-rous. Bio 252 HontWd i/winligHfo' .|»ai October-jmijmering »qL Ingezonden Stukken. Provinciaal Nieuws «:t 1918. T is alle dagen duister en 't zwerk met floers bezet, terwijl de zon haar luister aau ieders oog onttrekt Hoe kan zij heerlijk stralen, als zij haar goudstof strooit en de natuur doet pralen in rijken dos getooid! Thans houdt ze zich verborg», dooft haar eigen licht, ja, sluit zelf menig morgen haar hemelpoorten dicht Soms doet zij die 's nachts open, wanneer de grage maan tracht wat van 't licht te koop», dat de aarde is ontgaan. Is zij vermoeid van t staren op jut gruwzaam krijgsgeweld, dat rééds een viertal jaren die wereld heeft ontsteld? Schaamt zij zich voor de lag», door de techniek bedacht, om 't moorden te doen slagen in 't groot en onverwacht? Zou 't dwaas zijn, te vermoed» dat zij, de levensbron, het oog op 't beestig woed» niet langer richten kon? Dat zij 't gelaat met red» wendt van de aarde af, geenziha een „Hof van Edra" veeleer een reuzengraf? Of 3$ al Jf/ oorlog hat^ en smachten naar de vree, daar houdt in doen en lat» de zon ge» reekning meê. Ons rest slechts lijdzaam wacht» en, in de donkerheid, al lezende te tracht» verstaan van onz» tijd. Keer weder, lieve vrede! keer weder, dagvorstin! breng beter dagen mede, meer lichtbroederzin. Mocht maar alvast voor all» die gasverbruikers zijn, 't rantso» wat ruimer vallm, licht werd dan de onlust klein. C. W. B. door P. KAèSKIM. (Nadruk verbod».) Na den dood van haar moeder, die zij, on gehuwd geblev», had verzorgd en verpleegd', liet zij in het vere»zaamde bestaan, dat nu haar deel was geword», verlang»s toe, die zij vroeger dadelijk verjaagd hebb» zou. Aangewezen op de beperktheid van e» éta gewoning, waarin ze om haar boven- be- ned»buren zich nog voor elke luidruchtig heid in acht moest nemen, verdirade ze met naaiwerk binnenshuis haar onderhoud. Ze had niemand die mee inwoondevader was al overleden to» de oudste van de kindered hem nog niet miss» kon en daarna war» één voor één de broers zusters 't huis uit getrouwd. Met moeder was zij to» verhuisd naar kleiner. Nu zette zij alle» de zorg voor de meubeltjes, die haar gelat» werd», voort, 'n Zijkamertje had ze voor haar werk plaats ingericht; ze noemde 't haar kantoor tje. De trapmachine stond naast de vraster- bank, in 't eerste licht van 't raam. Ze had uitzicht in een drukke straat en dit verzoen de hadr met het opgesloten lev». Ze krade de-overburen en die groetten ook terug; als ze naaiwerk bij h» afleverde dan altijd ev» naprat» bleef, bleek 't dat zij voor nie mand onderdeed in het kranra der voorbij gangers; ze kende de meest» uit 't hoofd door de kleeding, voorspelde in welk costuum dezelfd» in d» winter voorbij zoud» ko- m», wist van hun betrekking, van hun ziek ten, hun verloving hun huwelijk. Ze woon de er al zoolang kon, als ze e» effen naaistrook onder handen had, die ze zonder oogenhulp, louter met de vingertoppm han teerde, werken zijwaarts kijk» tegelijk. Vooral in schemertijd zat ze in stille luister houding onledig volgde het gebabbel, dat diep in haar hoofd voortduüurde gaande bleef over de voorbijgangers, die, w dii: avonduur, volg»s haar phantasieën all» uitgingen voor pleizier; naar tooneel, con cert, bioscope, familie café; ze zag h» zitten met hun meisje, met hun jong», ver zon al maar gesprekk» speelsche klein" tooneeltjes, die haar lieve stilte vulden. Pijn lijk voelde ze dan haar vere»zaming kwam soms zelfs in opstand tegen de dood», voor wie zij zich had opgeofferd. Ze was nu op e» leeftijd, waarop ze, vóór e» spiegel, zich verbeeldde om d» mond oog» de trekk» van haar moeder te bespeur». Toch bleef ze hop»ze k»de er wel die, ouder, in e»zelfde e»tonig voortbestaan nog een kans gekregen eindelijk e» bestemming in hun leven gevond» haddra. En telkens als ze hoorde van e» nieuwe verloving onder de kennissen, gaf'ze opnieuw geld uit voor klee ding toilet; ze had voor de huid haar crème voor haar mantel de kleur die bi; haar oog» paste; met een nagelvijltje paste zij e» e<gra methode van manicure toe; ze had voor de w»kbrauw» e» zwartsel c» penseeltje, zocht in modeplaten altijd 't eerst naar nieuwe snufjes voor dames van baar leeftud raadpleegde, alle» voor eig» kleeding, met e» naaister. Op 'n middag kwam Li» oploop», haar vrtendin; die had e» zuster over van haar man, e» jong koket ding, die in haar kleinsteedsch stadje altijd veel bekijks had, en toch weinig proliteerde; er war» bij baar thuis ge» gelegrahedra om veel uit te gaan; ze heette Aas; was altijd in het zwart ge- opzichtig maakte dan lichte kleur»; e» pcdietje zij sprak van kleed, dat nog meer ot chikertje wimpelde met lokk»de vlagge- tini» op haar horst. Li» had haar Rotter dam lat» zi». Gisteravond war» ze met hun beid» in het Gebouw geweest aan den Schiedamsch» Singel. En Ans^iad dadelijk bekijk gehad. Teg»over hun tafeltje had n heer, die den heel» avond alle» geblev» was, haar gefixeerd, geglimlacht, als zij be steld» ook weer 'n consumptie nagenom» to» zij afgerek»d hadd», ook dadelijk d» kellner aangeroepen. Buit» was hij h» gevolgd, had, to» zij d» drukken Binnra- weg voorbij war», op den still» Westersin- gel 'n paar maal gekucht to» zij met Ans opzettelijk was blijv» staan in het donker moeilijk oogde naar den grond, alsof hun iets ontvali» was, had hij direct e» zaklan taarntje getrokk» ra bijgelicht. Ze hadd» om den schijn te redüra nog 'n poosje ge zocht. tot hij met zijn lichtje hoogcr mikte hun topgezicht» gezien had. Heel gezellig hadd» ze met hun drieëndoorgeloop», 't Was 'n leuke vrat, 'n heer, je kon't hoor» aan zijn spraak ongetrouwdrijk moest hij zijn, want to» hij sprak van uitgaan, kon hij overdag net zoo goed als 'e avonds; 't was dus ge» gewone kantoorklerk, maar bepaald iemand met eig» zaak; hij wilde vandaag al den heel» dag met Ans naar Scheveningra maar die was vanmorg» vroeg al wegge gaan: die werd bij familie in Arnhem ver wacht; ze zei to» maar dat ze niet kon; doch hij hield aan de afspraak werd -ten slotte e» ontmoeting bij de muziektent op het Heemraadspkin, om acht uur van avond. „Ga jij nou, me>dl" besloot Li». „Ik?" Haar weigering was oprecht. „Ga jij nou zegg» dat mejuffrouw Col- bertEn weer proestte Li» uit om d» naam, di» ze gisteravond met Ans voor d» vreemdeling verzonnen had„dat mejuf frouw Colhert vanmorg» onverwachts de stad uit moestje verzint maar wat van 'n telegram of zool" in je 't niet gek?" vroeg de trouwde, die al met zichzelve. beslot» had. „Waarom?... Je gaat er toch alle» maar he»|".... En luidruchtiger, om e» plotseling» inval: „Wie weet, vraagt-ie jou niet om mee uit te gaanl" „Schel uit zeg I" Toch was de naaister blij dat dezelfde gedachte, die haar tot e» be sluit gebracht bad, ook bij Li» was opgeko men. 't Sche» haar toe alsof de kans van sla- fen plotseling grooter was geword». Ze lev» nog 'n tijdje babbel». Li» hemelde het heertje op plaagde haar vrtendin met e» trouwdag, waardoor ze a! de broers zusters met e» rijkelui'» woning in het Wes- it» met twee di»stbod» overtrof. Weer alle» geblev» zette de naaister zich voor de trapnaaimachine, maar het werk gelukte haar niet meer. Ze ontliep het kantoortje dwaalde doelloos door de twee kamers die ine» liep»ze schikte kuss»s op de canapé, verzorgde de franje van ge haakte stoelversiering», bracht nieuwe luditvulling in de plooi» der .gordijn» waagde zich aan tuinmanskunst bij de boe ketjes, waarmee ze vóór achter haar suite sierde, 't Was of ze ihèm aanstonds al hier verwachtte. Voor 't eerst bekeeij ze zonder hoed' zich in dra spiegel nog eens voor den tweed» spiegel ze trok gezicht» schrok van haar eig» luid» lach. Het middageten smaakte niet; teg» haar ewoonte in dronk ze vandaag erbijd'r keel leef ook na elke nieuwe teug weer droog sche»' vernauwd. Ze at, omdat de klok ge- slag» had ra eindigde op den tijd, waarop ze anders haar maaltje had geget»; nu lag de helft nog op 't bordtoch stond ze op. Ze kleedde zien met overleg, veranderde 'n paar maal, tot ze eindelijk haar duurste goed aan had nog was ze te vroeg. Bang voor visite, aan wie ze den pronk van haar beste kleeding niet uitleggm kon, sloot ze de deur en ging zacht de trap af. Buit» waardeerde ze voor 't eerst de weldaad van de duisternis. Ze ontweek lantaarnlicht winkels en zocht voor e» omweg stille atrattó-Ze liep ingetog», maar niets ont- ting haar. Als ze e»1 heer zag nader», be- acht ze dat hij, ook te vroeg, denzelfd» om weg had gekozen, ontroerde, durfde, als hi; passeerde, niet opzi», maar keek, als hi voorbij was, voorzichtig om. 't Zweet brak haar uit, haar keel bleef toegekneld als voor e» groot» angst; toch uren had ze zoo wel will» loop». To» ze e» kerktor» hoorde, voelde ze teg» het corset het kloppen van haar hart. Dadelijk versnelde ze haar loop stak over, recht uit naar 't Heem raadsplein. De e»zaamheid'duisternis in het plantso» rondom de verlat» muziek tent schrikt» haar niet af; ze dacht niet aan kerels, die achter struik» verborg»,* plots overvall» kond». Elke gedaante, die ze daar sluiprade zag, was hij boeide haar. Hoe dichter ze naderde hoe meer ze aan het lantaarnlicht van d» Nieuw» Binnen weg ontkwam, vond ze hulp in de donkerte; ze stelde zich voor dat hij, door de duisternis misleid, haar voor Ans houd» en onver wachts met e» omhelzing overvall» zou. Eraeklaps stond hij voor haar. Ze herkende hem aan den hoed; 'n groe ne, had Li» gezegd. En zoo overviel naar zijn verschijning, dat ze dadelijk omkeek of met soms achter haar ook ander» plots uit den grond opgestaan war». Hij bukte 'n weinig voorover om haar in 't gezicht te zi» en tastte, aarzel»d naar dra rand van vijn hoed. „Maar ik ben juffrouw Colbert niet!" Zoo- a ze 't gezegd) had, voelde ze de onhan digheid, waardoor zé zélve 't eerstdadelijk e» aistdnd tussch» hun beid» gemaakt had. „Dus U kent ze?" vroeg hij, zonder in haar persoon belangstelling te toonea „O ja, ze is 'n heele goeie vrtendin van me!" Omdat ze instinctmatig begreep zijn nieuwsgierigheid1 te moeten prikkel», wadi tie ze cv» hoopte het verlor» terrein te herwinnen. ,En is ze hier ook in de buurt?" Ze ontkende met een eiikei hoofdschudd» loeroogde naar zijn gezicht; maar de avond, dse hier nacht was, bemoeilijkte baar. „Maar komt ze dan nog?" Zijn verlang» naar de ander prikkelde haar; ofschoon eerst van plan niet te spreken over de reis naar Arnhem om d» o'nbckrade e» pijnlijke ontnuchtering te bespar» Ans niet te blameer», besloot ze, plots op eig» voordeel bedacht, andersom e», nu weer door de donkerte begunstigd, verzon ze leugraa er bij verergerde de schuld van de ander: 't meisje waarop mijnheer wachtte, was niet zoo aardig als ze er uitzagmijn heer was ook de eerste niet, di» ze er had will» In laten.loópen;ze was getrouwd ook;... verwachtte haar man vanavond in Rotterdam had haar met e» leugffltje over een reis nAar Arnhem hierhe» ge stuurd Ze voelde 't slechte van haar ge drag, maar ze klampte zich aan haar eerste kans vast. „Ze heet geraeene juffrouw Col bert, dat heeft ze ook zoo maar gezegd!" be sloot ze, om hem geheelal teg» Ans op te stok». „En stuurde ze U!" Hij keek voor 't eerst In haar oog». „Jaja!" Ze voelde zijn adem omdat hij voorovergehukt stond drong zich naar hem op. „Dus zoo slecht is ze niet o! ze wil mij toch niet voor gèk lat»komen?" Ze schrok -van zijn kalmte en van dra langzam» toon, waarop hij enkele woord» beklem toonde. „Da's te zegg»"hakkelde ze„ik kom uit m'n eig»!" i Even dacht hij er over haar in haar dg» woord» te vang». Maar, in-e»s beslot», deed hij 'n stap achteruit wierp haar voor de voeten: „Als d'e andere dame zoo slecht is toch 'n goeie vri»din van U, dan heb ik de eer U ook te groet» I" Mete» keerde hij zich om ging zonder d» hoed af te nemra: Als vastgeschrokk» aan den grond, keek ze hem na 'tot zijn gestalte één met de zwarte omgeving geworden was. To» ze alleen overbleef, beving haar dadelijk de angst, dat uit straf voor haar zond» laster, leugens onkuische verlangens God en de duivel van achter de struik» kerels op haar kond» afsturen. Haastig vluchtte ze naar het win kellicht van den nieuw» Binnenweg. En weer opgenom» in d» somber» gang van haar celebataire lev», behield ze voor zich aan haar eerste rendez-vous e» herinnerin die haar steeds lief bleef opbeurde in sleur van haar dagelijksch bestaan. Ze had ge» wrok teg» Ans, teg» LI» nog minder teg» hem. Ze was voor het weinige dankbaar. Hij eindelijk hij had met haar ge sprok». (Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie. Be opname in dene rubriek bewijst geenszins, dat de Redactie er mede instemt.) Geachte Redactie. Wil mij vergunn» nog ev» uw naschrift op mijn stukje van 21 dezer te beantwoord». Gij begint met te zeggen, dat ik naar uwe me»ing e»e verkeerde conclusie uit uw hoofdartikel van 19 October getrokk» heb wel op grond daarvan, dat ik de kwestie van het gebrek aan scheepsruimte uitsluitend uit het oogpunt van e»e Nederlandsche aangelegenheid beschouw. welnu, voor e»e beschouwing uitsluitrad uit dat oogpunt bestaat alle red». Immers de beide eerste zinsned» van uw hoofdartikel stempel» uw betoog tot e»e an.i. zeer juiste waarschuwing aan het Nederlandsche Volk om zich door het nader» van den vrede niet te lat» verleid» tot e» ongemotiveerd op timisme juist daarin ligt zijne groote ver- di»ste. Tot zoover gaan wij volkom» ae- coord. Waar ik echter teg» opkom, is de aange haalde zinsnede „Veel scheepsruimte" enz. Immers uit deze zeer ruim gestelde bewering me»de ik te tnog» afleiden, juist omdat ook uw hoof dartikel zich tob het Nederland sche Volk richt dat gij niet rek»t op de teruggave van onze in beslag genom» sche pen onmiddellijk na het sluiten van d» vrede. Dat mijn indruk juist is, me» ik te mog» afleid» uit den aanvang van de derde zin snede van jjw naschrift, waar ik lees „Afge- scheid» van de vraag of dit wel zoo spoedig en spontaan zal geschied»" »z. Daar de bedoeling van mijn ingezond» stuk was de aandacht te vestig» op de mogelijkheid, dat Uw hoofdartikel den indruk zou wekk», d^t we «ns op een nieuw en' dan ongehoord (im mers in vredestijd gepleegd) onrecht van de zijde der geassocieerderegeering» voor te bereiden en ons daarin te schikken hadd», greep ik naar de pra Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat ook zonder een nieuw» (en alsdan geheel onver- dedigbar») aanslag op onze handelsvloot- psruimte voorloopig aan het inter nationale handelsverkeer ontfrokk» zal blij ver'; dit neemt echter niet weg, dat wij van het oogenblik af, waarop de vréde gesloten is, over onze geheele nationale tonnomaat moeten kunnen beschikk», omdat op dat oogenblik zelfs het zwakste voorwradsel voor uitoefe ning van het z.g. angarie-recht is verdwenen. 1 let is de zaak reeds thans er voor te zorg», dat die nationale tonnenmaat voorloopig uit sluitend voor nationale doeleind», met name voor de voedselvoorziening van ons volk, woAe gebezigd; immers: het hemd is nader dan de rok. Hierop de aandacht te vestigen is het doel van dit ra van mijn vorig schrijven. Bij, voorbaat mijn dank voor de plaatsing. Hoogachtend G. SNELLEN, Luitenant-Kolonel b. d. Alkmaar, 24 October 1918. (De geachte inzender schijnt ons nog steeds te will» overtuigen^ dat wij bij het schrijven van ons hoofdartikel van Zaterdag 19 October iets anders bedoeld hebb» dan wij in werkelijkheid tneradra te moet» weer- gev». In de alinea: „Veel adheepsruimte zal noo dig zijn om troep» oorlogsmaterialen naar Amerika, Engeland en Koloniën terug te brengen het is begrijpelijk, dat deze scheepsruimte vooreerst aan het handelsver keer zal onttrokk» word»", zoekt hij nog steeds e» toespeling op de waarschijnlijk heid, dat de Entente onze in beslag genom» scheepsruimte niet onmiddellijk up den 'oor log zal terug gev». Wij Willen nogmaals verzeker», dat wij bij het sehrijv» van de bewuste clausule geen oogenblik gedacht hebb» aan het onbillijke van het angarie-recht aan de vraag of de Entente daaraan na den oorlog zal blijv» vasthoud». Wij beschouwd» het wereldverkeer omdat wij de invloed daarvan op de prijz» wenach- t» na te gaan. niet van de scheepsruimte van Nederland al le». Wij willen inzender evenwel gaarne gele genheid geven zijn meening over het angarie- recht net optreden van Amerika Enge land in verband met onze scheepsruimte na der in het licht te stellen. Wat dit „recht" betreft geven wij gaarne toe, dat wanneer de Ent»tc na het teekeuen van den vrede onze schep» niet onmiddellijk terug geeft waaraan wij, zooals wij reeds opmerkten, ernstig twijfelen Nederland in een ongunstige conditie komt, doordat het niet zooveel en zoo spoedig zal kunnen aan voeren als voor de voorziening van ons volk wel wenschelijk is. Red. Alkm. Git) Heiloo, 25 October 1918. Geachte Redactie, U zult mij ongetwijfeld wel e»' kleine plaatsruimte will» afstaan ter beantwoor ding van het ingezond» stuk der Heilooër slagers in Uw nummer van Donderdag j.l. Iic zal zoo vrij zijn aan de hand van dat stuk U eraige gegev»s te verschaften waar uit U zal blijk»; dat deze slagers niet zulke onschuldige slafhtoffers van distributie-wil- lekeur zijn- als waarvoor zij zich wel gaarne schijn» uit te gev». Dat bij deze heer» slechts in totaal 33 stukk» vleesch gevond» zijn is onjuist. Bij den slager P. vonden wij 9 stukk» (spierstukk» muizen) benev»s 3 rib stukken »i 1 borststuk, bij den slager Re. 11 stukk» (spierstukk» muiz») bij d» slager Ro. 13 spierstukk» muiz». En nu spreek ik nog niet een6 van de gevond» ton gen emmers schaaltjes met vet. Bij den slager P. trof ik ribstukk» borststukken met veel vet aan. Die hadd» toch zeker -niet achtergehoud» daardoor aan de distributie onttrokken mog» word», te meer daar ik uitdrukkelijk last had gege ven, het vette vleesch voor de distributie klant» te bestexnm». Wat betreft het door particulieren aan de slagers ter bewaring gegev» vleesch het mij schriftelijk opgevra van de nam» dier particulieren; dit is zeer zeker geheel anders gegaan dan heer» slagers thans wel gelie ven voor te stellen Mij was van het door particulier» in be ng geven van vleesch niets bekend en toen ik het achtergehoud» vleesch bij den slager P. ontdekte verzekerde deze mij, dat het vleesch van hem zelf was en, werd er over particulier» niet gesprok», ook later niet tegenover den gemeenteveldwachter. Eerst later zijn de slagers blijkbaar op e» lumineus idee gekomen en werd een briefje met e»i tweetal nam» van particulier» in geleverd. In hoeverre die particulieren aan deze kwestie debet zijn, wil ik thana niet beoor deel». Steeds hebb» heer» slagers mij dm in druk gegeven, dat al het vleesch verkocht was nimmer te mij gevraagd wat er met het vleesch, dat overbleef moest gebeur». In principe heb ik er natuurlijk ge» be zwaar tegen, dat, wanneer de tijd van vrij» verkoop gekomen is (Zaterdags na 5 uur), particulier» vleèsch koopen en dit d» sla gera lat» inzouten of rook», maar dan moet er behoorlijke contróle zijn. To» deze contróle was ingesteld een der slagers mij aanbood e» stukje vleeach, in den vrij» handel betrokken, voor mij te rook» heb ik hierin toegestemd. Wat bij goe de eontróle iedere» toegestaan is, is toch ze ker ook d» directeur van het distributie* bureau veroorloofd. Het is niet waar, zegg» de slagers, dat hft achtergehouden vlees» voor 75 person» had kunn» di»» omdat aan niemand vleesch is geweigerd. Zeker, maar van het overgeblev» vete vleesch hadd» 75 perso nen. die nu minder kwaliteit kreg», kunnen profiteer». De heer» slagers zegg», dat het niet waar is, dat de nier geslachte koeten over* wegend tot de A. klasse behoor». Zij, kom» tot het resultaat van 2 tot klasse Al, 4 tot klasse A 2, 3 tot klasse A 3, 1 tot klasse B 1, 2 tot klasse C 1 één tot klasie D 1. Mijn-< heer de 'Redacteur, het kan zijn, dat ik slecht reken» geleerd heb, maar ik kom ook uit bo venstaande gegev»s tot de conclusie dat er van de 13 dier»; 9 tot de A. klasse behoo- r» wat toch zeker wel het overwegende deel is. Wat betreft het gratis beschikbaar stelle» van era slagersbedrijf, natuurlijk héb ik dit nimmer gew»scht. Ik w»sch alle» het vleesch zoo goedkoop mogelijk te léver» en de verkrijgbaarstelling over verschillende winkels de verdeel» waar de slagers niet voor tc vindra zijn, daar zij bij verkoop in vcrschillrade winkels meer dan nu will» verdirara. Maar het publiek is hiervan de dupe sommig» moet» zeer groote afstaan drai afleggen om vleeach te bekom» dat r<, anders in hun onmiddellijke nabijheid zoutten, kunnèn verkrijg». Maar wanneer de slager Re. het vleesch it zijn winkel krijgt zoif hij ge» tijd meer heb ben om op zijn land te werk». De heer» slagers durvra mij beschuldi gen de schuld te zijn van het bedervra van het vet van de koei», welke in de tentoanrui- lingsweek geslacht zijn. Het vet dat ik Womsdags aantrof was zwart bevuild ra het is bij mij nog steeds de groote vraag of dit het van de geslachte dier» afkomstige vet is geweest ra of ik nies proces-verbaal had moet» lat» opmaken volgras artikel 15 der distributiewet 1916. In ail» gevalle was dit vet e» hoeveel heid van slechts 17 K.G. van 2 koei» de vroegere éigenaren dier dier» mog» over deze hoeveelheid een oordeel veil» onoordeelkundig öehandeld. Ik gaf evenwel d» vrachtrijder last het mede naar Alkmaar te nem» Doordat den volgradm dag de vrachtrijder, met het oog» op de tentoonstel ling, niet reed en hij den daarop volgend» dag zijn order vergat, bleef dit vet langer dan noodig was t» stadhuize. Zooals ge zegd veel was cr daardoor al niet meer aan te bedervra. Dat het distributiebedrijf niet voor vol- doradc meel voor worstbereiding zorgt is heel logisch. Het distributiebedrijf mag daarvoor geen meel gev» ra als de slagers toch worst met meel mak»; dan zou ik wel eens graag willen wet» waar dat meel vandaan komt. Thans zijn de ministcrieele inzicht» ge wijzigd en heb ik voor worstbereiding boefe- weitmeel aangevraagd. Dat er van de 80 gezian» waaraan goed koop vleescji moet worden geleverd, slechts 35 om hun rantsoen geweest zijn bewijst slechts dat de verdiensten van de heer» slagers nog zoo slecht niet zijn geweest. Niet door mij maar door de commissie Is naar dc mogelijkheid gevraagd, het vleesch 15 ct. per pond te verlag». De heer» sla gers kunnen zoogenaamd geen crat op den thans vastgesteld» prijs lat» vallra. Maar het is mij bekend, dal zij onderling cautie ge steld hebben dat wie het vleesch voor Ta- geren prijs zou verkoop», dra inzet zou ver spel». En tra Plotte mijnheer de Redacteur wordt door heer» slagers opgemerkt dat er nog vele zak» zijn welke voorziening vragra vóór het noodig is, een zekere groep van bur gers door zoograaamd onjuiste gegevens in discrediet te brengen. Zeker, er zijn nog vele zak» welke voor ziening vragen en ik bra, wanneer het publiek slechts wil medewerk», alle dag» bereid in het belaag der Heiloosche bevolking werk zaam te zijn. Mijn streven is blijft er op geridit het vleesch goedkooper dan tot nu toe m in alle slagerswinkels beschikbaar te steil». Het zijn, in tegenstelling van andere ne ringdoraden, hier steeds de slagers geweest, die op allerlei manieren getracht hebb», een goede distributieregeling onmogelijk te maken. Van de slagers ondervindt het distributie bedrijf steeds de grootst mogelijke tegrawer- king en deze heerem mog», voortaan wel eens bedenk», dat de slagers esr voor het pu bliek zijn en niet het publiek voor de slagers Dankrad voor de plaatsruimte. H. SUK, Dir. distr. bedr. (Wij meenra, dat de Heilooër vleeschtnl- sère thans van alle zijd» belicht is sluit» daarom de discussie. Red. Alkm. Crt.) UIT VEENHUIZEN. De ongelukkige smokkelwaren. Diepe, nachtelijke stilte heerscht in '4 vre dige Veenhuizen. Opeens ongewone drukte op straat. Oe- loop van mannen, geroezemoes van stemm». Menschen ontwaken uit hun droomerigen dommelslaap. Tracht» oorzaak der stoor*!» rf Fn u/pur nr/t#

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 9