DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
ZATERDAG 26 0CT0BER.
Haar eerste Rendez-rous.
Bio 252
HontWd i/winligHfo' .|»ai
October-jmijmering
»qL
Ingezonden Stukken.
Provinciaal Nieuws
«:t
1918.
T is alle dagen duister
en 't zwerk met floers bezet,
terwijl de zon haar luister
aau ieders oog onttrekt
Hoe kan zij heerlijk stralen,
als zij haar goudstof strooit
en de natuur doet pralen
in rijken dos getooid!
Thans houdt ze zich verborg»,
dooft haar eigen licht,
ja, sluit zelf menig morgen
haar hemelpoorten dicht
Soms doet zij die 's nachts open,
wanneer de grage maan
tracht wat van 't licht te koop»,
dat de aarde is ontgaan.
Is zij vermoeid van t staren
op jut gruwzaam krijgsgeweld,
dat rééds een viertal jaren
die wereld heeft ontsteld?
Schaamt zij zich voor de lag»,
door de techniek bedacht,
om 't moorden te doen slagen
in 't groot en onverwacht?
Zou 't dwaas zijn, te vermoed»
dat zij, de levensbron,
het oog op 't beestig woed»
niet langer richten kon?
Dat zij 't gelaat met red»
wendt van de aarde af,
geenziha een „Hof van Edra"
veeleer een reuzengraf?
Of 3$ al Jf/ oorlog hat^
en smachten naar de vree,
daar houdt in doen en lat»
de zon ge» reekning meê.
Ons rest slechts lijdzaam wacht»
en, in de donkerheid,
al lezende te tracht»
verstaan van onz» tijd.
Keer weder, lieve vrede!
keer weder, dagvorstin!
breng beter dagen mede,
meer lichtbroederzin.
Mocht maar alvast voor all»
die gasverbruikers zijn,
't rantso» wat ruimer vallm,
licht werd dan de onlust klein.
C. W. B.
door P. KAèSKIM.
(Nadruk verbod».)
Na den dood van haar moeder, die zij, on
gehuwd geblev», had verzorgd en verpleegd',
liet zij in het vere»zaamde bestaan, dat nu
haar deel was geword», verlang»s toe, die
zij vroeger dadelijk verjaagd hebb» zou.
Aangewezen op de beperktheid van e» éta
gewoning, waarin ze om haar boven- be-
ned»buren zich nog voor elke luidruchtig
heid in acht moest nemen, verdirade ze met
naaiwerk binnenshuis haar onderhoud. Ze
had niemand die mee inwoondevader was al
overleden to» de oudste van de kindered
hem nog niet miss» kon en daarna war»
één voor één de broers zusters 't huis uit
getrouwd. Met moeder was zij to» verhuisd
naar kleiner. Nu zette zij alle» de zorg voor
de meubeltjes, die haar gelat» werd»,
voort, 'n Zijkamertje had ze voor haar werk
plaats ingericht; ze noemde 't haar kantoor
tje. De trapmachine stond naast de vraster-
bank, in 't eerste licht van 't raam. Ze had
uitzicht in een drukke straat en dit verzoen
de hadr met het opgesloten lev». Ze krade
de-overburen en die groetten ook terug; als
ze naaiwerk bij h» afleverde dan altijd
ev» naprat» bleef, bleek 't dat zij voor nie
mand onderdeed in het kranra der voorbij
gangers; ze kende de meest» uit 't hoofd
door de kleeding, voorspelde in welk costuum
dezelfd» in d» winter voorbij zoud» ko-
m», wist van hun betrekking, van hun ziek
ten, hun verloving hun huwelijk. Ze woon
de er al zoolang kon, als ze e» effen
naaistrook onder handen had, die ze zonder
oogenhulp, louter met de vingertoppm han
teerde, werken zijwaarts kijk» tegelijk.
Vooral in schemertijd zat ze in stille luister
houding onledig volgde het gebabbel, dat
diep in haar hoofd voortduüurde gaande
bleef over de voorbijgangers, die, w dii:
avonduur, volg»s haar phantasieën all»
uitgingen voor pleizier; naar tooneel, con
cert, bioscope, familie café; ze zag h»
zitten met hun meisje, met hun jong», ver
zon al maar gesprekk» speelsche klein"
tooneeltjes, die haar lieve stilte vulden. Pijn
lijk voelde ze dan haar vere»zaming
kwam soms zelfs in opstand tegen de dood»,
voor wie zij zich had opgeofferd. Ze was nu
op e» leeftijd, waarop ze, vóór e» spiegel,
zich verbeeldde om d» mond oog» de
trekk» van haar moeder te bespeur». Toch
bleef ze hop»ze k»de er wel die, ouder, in
e»zelfde e»tonig voortbestaan nog een
kans gekregen eindelijk e» bestemming in
hun leven gevond» haddra. En telkens als ze
hoorde van e» nieuwe verloving onder de
kennissen, gaf'ze opnieuw geld uit voor klee
ding toilet; ze had voor de huid haar
crème voor haar mantel de kleur die bi;
haar oog» paste; met een nagelvijltje paste
zij e» e<gra methode van manicure toe; ze
had voor de w»kbrauw» e» zwartsel
c» penseeltje, zocht in modeplaten altijd 't
eerst naar nieuwe snufjes voor dames van
baar leeftud raadpleegde, alle» voor
eig» kleeding, met e» naaister.
Op 'n middag kwam Li» oploop», haar
vrtendin; die had e» zuster over van haar
man, e» jong koket ding, die in haar
kleinsteedsch stadje altijd veel bekijks had, en
toch weinig proliteerde; er war» bij baar
thuis ge» gelegrahedra om veel uit te gaan;
ze heette Aas; was altijd in het zwart ge-
opzichtig maakte dan
lichte kleur»; e» pcdietje zij sprak van
kleed, dat nog meer ot
chikertje wimpelde met lokk»de vlagge-
tini» op haar horst. Li» had haar Rotter
dam lat» zi». Gisteravond war» ze met
hun beid» in het Gebouw geweest aan den
Schiedamsch» Singel. En Ans^iad dadelijk
bekijk gehad. Teg»over hun tafeltje had n
heer, die den heel» avond alle» geblev»
was, haar gefixeerd, geglimlacht, als zij be
steld» ook weer 'n consumptie nagenom»
to» zij afgerek»d hadd», ook dadelijk
d» kellner aangeroepen. Buit» was hij h»
gevolgd, had, to» zij d» drukken Binnra-
weg voorbij war», op den still» Westersin-
gel 'n paar maal gekucht to» zij met Ans
opzettelijk was blijv» staan in het donker
moeilijk oogde naar den grond, alsof hun iets
ontvali» was, had hij direct e» zaklan
taarntje getrokk» ra bijgelicht. Ze hadd»
om den schijn te redüra nog 'n poosje ge
zocht. tot hij met zijn lichtje hoogcr mikte
hun topgezicht» gezien had. Heel gezellig
hadd» ze met hun drieëndoorgeloop»,
't Was 'n leuke vrat, 'n heer, je kon't hoor»
aan zijn spraak ongetrouwdrijk moest hij
zijn, want to» hij sprak van uitgaan, kon hij
overdag net zoo goed als 'e avonds; 't was
dus ge» gewone kantoorklerk, maar bepaald
iemand met eig» zaak; hij wilde vandaag al
den heel» dag met Ans naar Scheveningra
maar die was vanmorg» vroeg al wegge
gaan: die werd bij familie in Arnhem ver
wacht; ze zei to» maar dat ze niet kon;
doch hij hield aan de afspraak werd -ten
slotte e» ontmoeting bij de muziektent op het
Heemraadspkin, om acht uur van avond.
„Ga jij nou, me>dl" besloot Li».
„Ik?" Haar weigering was oprecht.
„Ga jij nou zegg» dat mejuffrouw Col-
bertEn weer proestte Li» uit om d»
naam, di» ze gisteravond met Ans voor d»
vreemdeling verzonnen had„dat mejuf
frouw Colhert vanmorg» onverwachts de
stad uit moestje verzint maar wat van 'n
telegram of zool"
in je 't niet gek?" vroeg de
trouwde, die al met zichzelve. beslot» had.
„Waarom?... Je gaat er toch alle»
maar he»|".... En luidruchtiger, om e»
plotseling» inval: „Wie weet, vraagt-ie jou
niet om mee uit te gaanl"
„Schel uit zeg I" Toch was de naaister blij
dat dezelfde gedachte, die haar tot e» be
sluit gebracht bad, ook bij Li» was opgeko
men. 't Sche» haar toe alsof de kans van sla-
fen plotseling grooter was geword». Ze
lev» nog 'n tijdje babbel». Li» hemelde
het heertje op plaagde haar vrtendin met
e» trouwdag, waardoor ze a! de broers
zusters met e» rijkelui'» woning in het Wes-
it» met twee di»stbod» overtrof.
Weer alle» geblev» zette de naaister
zich voor de trapnaaimachine, maar het
werk gelukte haar niet meer. Ze ontliep het
kantoortje dwaalde doelloos door de twee
kamers die ine» liep»ze schikte kuss»s
op de canapé, verzorgde de franje van ge
haakte stoelversiering», bracht nieuwe
luditvulling in de plooi» der .gordijn»
waagde zich aan tuinmanskunst bij de boe
ketjes, waarmee ze vóór achter haar suite
sierde, 't Was of ze ihèm aanstonds al hier
verwachtte. Voor 't eerst bekeeij ze zonder
hoed' zich in dra spiegel nog eens voor
den tweed» spiegel ze trok gezicht»
schrok van haar eig» luid» lach.
Het middageten smaakte niet; teg» haar
ewoonte in dronk ze vandaag erbijd'r keel
leef ook na elke nieuwe teug weer droog
sche»' vernauwd. Ze at, omdat de klok ge-
slag» had ra eindigde op den tijd, waarop
ze anders haar maaltje had geget»; nu lag
de helft nog op 't bordtoch stond ze op. Ze
kleedde zien met overleg, veranderde 'n paar
maal, tot ze eindelijk haar duurste goed aan
had nog was ze te vroeg. Bang voor
visite, aan wie ze den pronk van haar beste
kleeding niet uitleggm kon, sloot ze de deur
en ging zacht de trap af.
Buit» waardeerde ze voor 't eerst de weldaad
van de duisternis. Ze ontweek lantaarnlicht
winkels en zocht voor e» omweg stille
atrattó-Ze liep ingetog», maar niets ont-
ting haar. Als ze e»1 heer zag nader», be-
acht ze dat hij, ook te vroeg, denzelfd» om
weg had gekozen, ontroerde, durfde, als hi;
passeerde, niet opzi», maar keek, als hi
voorbij was, voorzichtig om. 't Zweet brak
haar uit, haar keel bleef toegekneld als voor
e» groot» angst; toch uren had ze zoo
wel will» loop». To» ze e» kerktor»
hoorde, voelde ze teg» het corset het kloppen
van haar hart. Dadelijk versnelde ze haar
loop stak over, recht uit naar 't Heem
raadsplein. De e»zaamheid'duisternis in
het plantso» rondom de verlat» muziek
tent schrikt» haar niet af; ze dacht niet aan
kerels, die achter struik» verborg»,* plots
overvall» kond». Elke gedaante, die ze
daar sluiprade zag, was hij boeide haar.
Hoe dichter ze naderde hoe meer ze aan
het lantaarnlicht van d» Nieuw» Binnen
weg ontkwam, vond ze hulp in de donkerte;
ze stelde zich voor dat hij, door de duisternis
misleid, haar voor Ans houd» en onver
wachts met e» omhelzing overvall» zou.
Eraeklaps stond hij voor haar.
Ze herkende hem aan den hoed; 'n groe
ne, had Li» gezegd. En zoo overviel naar
zijn verschijning, dat ze dadelijk omkeek of
met soms achter haar ook ander» plots uit
den grond opgestaan war».
Hij bukte 'n weinig voorover om haar
in 't gezicht te zi» en tastte, aarzel»d naar
dra rand van vijn hoed.
„Maar ik ben juffrouw Colbert niet!" Zoo-
a ze 't gezegd) had, voelde ze de onhan
digheid, waardoor zé zélve 't eerstdadelijk
e» aistdnd tussch» hun beid» gemaakt
had.
„Dus U kent ze?" vroeg hij, zonder in
haar persoon belangstelling te toonea
„O ja, ze is 'n heele goeie vrtendin van
me!" Omdat ze instinctmatig begreep zijn
nieuwsgierigheid1 te moeten prikkel»,
wadi tie ze cv» hoopte het verlor» terrein
te herwinnen.
,En is ze hier ook in de buurt?"
Ze ontkende met een eiikei hoofdschudd»
loeroogde naar zijn gezicht; maar de
avond, dse hier nacht was, bemoeilijkte baar.
„Maar komt ze dan nog?"
Zijn verlang» naar de ander prikkelde
haar; ofschoon eerst van plan niet te spreken
over de reis naar Arnhem om d» o'nbckrade
e» pijnlijke ontnuchtering te bespar»
Ans niet te blameer», besloot ze, plots op
eig» voordeel bedacht, andersom e», nu
weer door de donkerte begunstigd, verzon ze
leugraa er bij verergerde de schuld van de
ander: 't meisje waarop mijnheer wachtte,
was niet zoo aardig als ze er uitzagmijn
heer was ook de eerste niet, di» ze er had
will» In laten.loópen;ze was getrouwd
ook;... verwachtte haar man vanavond in
Rotterdam had haar met e» leugffltje
over een reis nAar Arnhem hierhe» ge
stuurd Ze voelde 't slechte van haar ge
drag, maar ze klampte zich aan haar eerste
kans vast. „Ze heet geraeene juffrouw Col
bert, dat heeft ze ook zoo maar gezegd!" be
sloot ze, om hem geheelal teg» Ans op te
stok».
„En stuurde ze U!" Hij keek voor 't eerst
In haar oog».
„Jaja!" Ze voelde zijn adem omdat hij
voorovergehukt stond drong zich naar
hem op.
„Dus zoo slecht is ze niet o! ze wil mij toch
niet voor gèk lat»komen?"
Ze schrok -van zijn kalmte en van dra
langzam» toon, waarop hij enkele woord»
beklem toonde.
„Da's te zegg»"hakkelde ze„ik
kom uit m'n eig»!" i
Even dacht hij er over haar in haar dg»
woord» te vang». Maar, in-e»s beslot»,
deed hij 'n stap achteruit wierp haar voor
de voeten: „Als d'e andere dame zoo slecht is
toch 'n goeie vri»din van U, dan heb ik
de eer U ook te groet» I" Mete» keerde hij
zich om ging zonder d» hoed af te nemra:
Als vastgeschrokk» aan den grond, keek
ze hem na 'tot zijn gestalte één met de zwarte
omgeving geworden was. To» ze alleen
overbleef, beving haar dadelijk de angst, dat
uit straf voor haar zond» laster, leugens
onkuische verlangens God en de duivel
van achter de struik» kerels op haar kond»
afsturen. Haastig vluchtte ze naar het win
kellicht van den nieuw» Binnenweg. En
weer opgenom» in d» somber» gang van
haar celebataire lev», behield ze voor zich
aan haar eerste rendez-vous e» herinnerin
die haar steeds lief bleef opbeurde in
sleur van haar dagelijksch bestaan.
Ze had ge» wrok teg» Ans, teg» LI»
nog minder teg» hem.
Ze was voor het weinige dankbaar.
Hij eindelijk hij had met haar ge
sprok».
(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie.
Be opname in dene rubriek bewijst geenszins,
dat de Redactie er mede instemt.)
Geachte Redactie.
Wil mij vergunn» nog ev» uw naschrift
op mijn stukje van 21 dezer te beantwoord».
Gij begint met te zeggen, dat ik naar uwe
me»ing e»e verkeerde conclusie uit uw
hoofdartikel van 19 October getrokk» heb
wel op grond daarvan, dat ik de kwestie
van het gebrek aan scheepsruimte uitsluitend
uit het oogpunt van e»e Nederlandsche
aangelegenheid beschouw.
welnu, voor e»e beschouwing uitsluitrad
uit dat oogpunt bestaat alle red». Immers
de beide eerste zinsned» van uw hoofdartikel
stempel» uw betoog tot e»e an.i. zeer juiste
waarschuwing aan het Nederlandsche Volk
om zich door het nader» van den vrede niet
te lat» verleid» tot e» ongemotiveerd op
timisme juist daarin ligt zijne groote ver-
di»ste. Tot zoover gaan wij volkom» ae-
coord.
Waar ik echter teg» opkom, is de aange
haalde zinsnede „Veel scheepsruimte" enz.
Immers uit deze zeer ruim gestelde bewering
me»de ik te tnog» afleiden, juist omdat
ook uw hoof dartikel zich tob het Nederland
sche Volk richt dat gij niet rek»t op de
teruggave van onze in beslag genom» sche
pen onmiddellijk na het sluiten van d» vrede.
Dat mijn indruk juist is, me» ik te mog»
afleid» uit den aanvang van de derde zin
snede van jjw naschrift, waar ik lees „Afge-
scheid» van de vraag of dit wel zoo spoedig
en spontaan zal geschied»" »z. Daar de
bedoeling van mijn ingezond» stuk was de
aandacht te vestig» op de mogelijkheid, dat
Uw hoofdartikel den indruk zou wekk», d^t
we «ns op een nieuw en' dan ongehoord (im
mers in vredestijd gepleegd) onrecht van de
zijde der geassocieerderegeering» voor te
bereiden en ons daarin te schikken hadd»,
greep ik naar de pra
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat ook
zonder een nieuw» (en alsdan geheel onver-
dedigbar») aanslag op onze handelsvloot-
psruimte voorloopig aan het inter
nationale handelsverkeer ontfrokk» zal blij
ver'; dit neemt echter niet weg, dat wij van
het oogenblik af, waarop de vréde gesloten is,
over onze geheele nationale tonnomaat moeten
kunnen beschikk», omdat op dat oogenblik
zelfs het zwakste voorwradsel voor uitoefe
ning van het z.g. angarie-recht is verdwenen.
1 let is de zaak reeds thans er voor te zorg»,
dat die nationale tonnenmaat voorloopig uit
sluitend voor nationale doeleind», met name
voor de voedselvoorziening van ons volk,
woAe gebezigd; immers: het hemd is nader
dan de rok.
Hierop de aandacht te vestigen is het doel
van dit ra van mijn vorig schrijven.
Bij, voorbaat mijn dank voor de plaatsing.
Hoogachtend
G. SNELLEN,
Luitenant-Kolonel b. d.
Alkmaar, 24 October 1918.
(De geachte inzender schijnt ons nog
steeds te will» overtuigen^ dat wij bij het
schrijven van ons hoofdartikel van Zaterdag
19 October iets anders bedoeld hebb» dan
wij in werkelijkheid tneradra te moet» weer-
gev».
In de alinea: „Veel adheepsruimte zal noo
dig zijn om troep» oorlogsmaterialen
naar Amerika, Engeland en Koloniën terug
te brengen het is begrijpelijk, dat deze
scheepsruimte vooreerst aan het handelsver
keer zal onttrokk» word»", zoekt hij nog
steeds e» toespeling op de waarschijnlijk
heid, dat de Entente onze in beslag genom»
scheepsruimte niet onmiddellijk up den 'oor
log zal terug gev».
Wij Willen nogmaals verzeker», dat wij
bij het sehrijv» van de bewuste clausule geen
oogenblik gedacht hebb» aan het onbillijke
van het angarie-recht aan de vraag of de
Entente daaraan na den oorlog zal blijv»
vasthoud».
Wij beschouwd» het wereldverkeer omdat
wij de invloed daarvan op de prijz» wenach-
t» na te gaan.
niet van de scheepsruimte van Nederland al
le».
Wij willen inzender evenwel gaarne gele
genheid geven zijn meening over het angarie-
recht net optreden van Amerika Enge
land in verband met onze scheepsruimte na
der in het licht te stellen.
Wat dit „recht" betreft geven wij gaarne
toe, dat wanneer de Ent»tc na het teekeuen
van den vrede onze schep» niet onmiddellijk
terug geeft waaraan wij, zooals wij reeds
opmerkten, ernstig twijfelen Nederland in
een ongunstige conditie komt, doordat het
niet zooveel en zoo spoedig zal kunnen aan
voeren als voor de voorziening van ons volk
wel wenschelijk is.
Red. Alkm. Git)
Heiloo, 25 October 1918.
Geachte Redactie,
U zult mij ongetwijfeld wel e»' kleine
plaatsruimte will» afstaan ter beantwoor
ding van het ingezond» stuk der Heilooër
slagers in Uw nummer van Donderdag j.l.
Iic zal zoo vrij zijn aan de hand van dat
stuk U eraige gegev»s te verschaften waar
uit U zal blijk»; dat deze slagers niet zulke
onschuldige slafhtoffers van distributie-wil-
lekeur zijn- als waarvoor zij zich wel gaarne
schijn» uit te gev».
Dat bij deze heer» slechts in totaal 33
stukk» vleesch gevond» zijn is onjuist.
Bij den slager P. vonden wij 9 stukk»
(spierstukk» muizen) benev»s 3 rib
stukken »i 1 borststuk, bij den slager Re. 11
stukk» (spierstukk» muiz») bij d»
slager Ro. 13 spierstukk» muiz». En nu
spreek ik nog niet een6 van de gevond» ton
gen emmers schaaltjes met vet.
Bij den slager P. trof ik ribstukk»
borststukken met veel vet aan. Die hadd»
toch zeker -niet achtergehoud» daardoor
aan de distributie onttrokken mog» word»,
te meer daar ik uitdrukkelijk last had gege
ven, het vette vleesch voor de distributie
klant» te bestexnm».
Wat betreft het door particulieren aan de
slagers ter bewaring gegev» vleesch het
mij schriftelijk opgevra van de nam» dier
particulieren; dit is zeer zeker geheel anders
gegaan dan heer» slagers thans wel gelie
ven voor te stellen
Mij was van het door particulier» in be
ng geven van vleesch niets bekend en
toen ik het achtergehoud» vleesch bij den
slager P. ontdekte verzekerde deze mij, dat
het vleesch van hem zelf was en, werd er over
particulier» niet gesprok», ook later niet
tegenover den gemeenteveldwachter.
Eerst later zijn de slagers blijkbaar op e»
lumineus idee gekomen en werd een briefje
met e»i tweetal nam» van particulier» in
geleverd.
In hoeverre die particulieren aan deze
kwestie debet zijn, wil ik thana niet beoor
deel».
Steeds hebb» heer» slagers mij dm in
druk gegeven, dat al het vleesch verkocht was
nimmer te mij gevraagd wat er met het
vleesch, dat overbleef moest gebeur».
In principe heb ik er natuurlijk ge» be
zwaar tegen, dat, wanneer de tijd van vrij»
verkoop gekomen is (Zaterdags na 5 uur),
particulier» vleèsch koopen en dit d» sla
gera lat» inzouten of rook», maar dan
moet er behoorlijke contróle zijn.
To» deze contróle was ingesteld een
der slagers mij aanbood e» stukje vleeach,
in den vrij» handel betrokken, voor mij te
rook» heb ik hierin toegestemd. Wat bij goe
de eontróle iedere» toegestaan is, is toch ze
ker ook d» directeur van het distributie*
bureau veroorloofd.
Het is niet waar, zegg» de slagers, dat hft
achtergehouden vlees» voor 75 person»
had kunn» di»» omdat aan niemand
vleesch is geweigerd. Zeker, maar van het
overgeblev» vete vleesch hadd» 75 perso
nen. die nu minder kwaliteit kreg», kunnen
profiteer».
De heer» slagers zegg», dat het niet
waar is, dat de nier geslachte koeten over*
wegend tot de A. klasse behoor». Zij, kom»
tot het resultaat van 2 tot klasse Al, 4 tot
klasse A 2, 3 tot klasse A 3, 1 tot klasse B 1,
2 tot klasse C 1 één tot klasie D 1. Mijn-<
heer de 'Redacteur, het kan zijn, dat ik slecht
reken» geleerd heb, maar ik kom ook uit bo
venstaande gegev»s tot de conclusie dat er
van de 13 dier»; 9 tot de A. klasse behoo-
r» wat toch zeker wel het overwegende
deel is.
Wat betreft het gratis beschikbaar stelle»
van era slagersbedrijf, natuurlijk héb ik dit
nimmer gew»scht. Ik w»sch alle» het
vleesch zoo goedkoop mogelijk te léver» en
de verkrijgbaarstelling over verschillende
winkels de verdeel» waar de slagers niet
voor tc vindra zijn, daar zij bij verkoop in
vcrschillrade winkels meer dan nu will»
verdirara. Maar het publiek is hiervan de
dupe sommig» moet» zeer groote afstaan
drai afleggen om vleeach te bekom» dat r<,
anders in hun onmiddellijke nabijheid zoutten,
kunnèn verkrijg».
Maar wanneer de slager Re. het vleesch it
zijn winkel krijgt zoif hij ge» tijd meer heb
ben om op zijn land te werk».
De heer» slagers durvra mij beschuldi
gen de schuld te zijn van het bedervra van
het vet van de koei», welke in de tentoanrui-
lingsweek geslacht zijn.
Het vet dat ik Womsdags aantrof was
zwart bevuild ra het is bij mij nog steeds
de groote vraag of dit het van de geslachte
dier» afkomstige vet is geweest ra of ik nies
proces-verbaal had moet» lat» opmaken
volgras artikel 15 der distributiewet 1916.
In ail» gevalle was dit vet e» hoeveel
heid van slechts 17 K.G. van 2 koei»
de vroegere éigenaren dier dier» mog»
over deze hoeveelheid een oordeel veil»
onoordeelkundig öehandeld. Ik gaf evenwel
d» vrachtrijder last het mede naar Alkmaar
te nem» Doordat den volgradm dag de
vrachtrijder, met het oog» op de tentoonstel
ling, niet reed en hij den daarop volgend»
dag zijn order vergat, bleef dit vet langer
dan noodig was t» stadhuize. Zooals ge
zegd veel was cr daardoor al niet meer aan
te bedervra.
Dat het distributiebedrijf niet voor vol-
doradc meel voor worstbereiding zorgt is heel
logisch. Het distributiebedrijf mag daarvoor
geen meel gev» ra als de slagers toch worst
met meel mak»; dan zou ik wel eens graag
willen wet» waar dat meel vandaan komt.
Thans zijn de ministcrieele inzicht» ge
wijzigd en heb ik voor worstbereiding boefe-
weitmeel aangevraagd.
Dat er van de 80 gezian» waaraan goed
koop vleescji moet worden geleverd, slechts 35
om hun rantsoen geweest zijn bewijst slechts
dat de verdiensten van de heer» slagers
nog zoo slecht niet zijn geweest.
Niet door mij maar door de commissie Is
naar dc mogelijkheid gevraagd, het vleesch
15 ct. per pond te verlag». De heer» sla
gers kunnen zoogenaamd geen crat op den
thans vastgesteld» prijs lat» vallra. Maar
het is mij bekend, dal zij onderling cautie ge
steld hebben dat wie het vleesch voor Ta-
geren prijs zou verkoop», dra inzet zou ver
spel».
En tra Plotte mijnheer de Redacteur wordt
door heer» slagers opgemerkt dat er nog
vele zak» zijn welke voorziening vragra
vóór het noodig is, een zekere groep van bur
gers door zoograaamd onjuiste gegevens in
discrediet te brengen.
Zeker, er zijn nog vele zak» welke voor
ziening vragen en ik bra, wanneer het publiek
slechts wil medewerk», alle dag» bereid in
het belaag der Heiloosche bevolking werk
zaam te zijn.
Mijn streven is blijft er op geridit het
vleesch goedkooper dan tot nu toe m in alle
slagerswinkels beschikbaar te steil».
Het zijn, in tegenstelling van andere ne
ringdoraden, hier steeds de slagers geweest,
die op allerlei manieren getracht hebb»,
een goede distributieregeling onmogelijk te
maken.
Van de slagers ondervindt het distributie
bedrijf steeds de grootst mogelijke tegrawer-
king en deze heerem mog», voortaan wel
eens bedenk», dat de slagers esr voor het pu
bliek zijn en niet het publiek voor de slagers
Dankrad voor de plaatsruimte.
H. SUK,
Dir. distr. bedr.
(Wij meenra, dat de Heilooër vleeschtnl-
sère thans van alle zijd» belicht is sluit»
daarom de discussie. Red. Alkm. Crt.)
UIT VEENHUIZEN.
De ongelukkige smokkelwaren.
Diepe, nachtelijke stilte heerscht in '4 vre
dige Veenhuizen.
Opeens ongewone drukte op straat. Oe-
loop van mannen, geroezemoes van stemm».
Menschen ontwaken uit hun droomerigen
dommelslaap. Tracht» oorzaak der stoor*!»
rf Fn u/pur nr/t#