DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Groots Naiaar
Gekocht
No. 258
Honderd en twintigste Jaargang.
2 NOVEMBER.
FECILLETOK.
ftbonnementspriis bij vooruitbetaling p. 3 maanden f 1,65, fr. p. post 11,90-
ZATERDAG
5 ct. Rdyertentieprijs 15 ct. p. regel grootere letters naar plaatsruimte. Br. fr. f?.?. Boek- en Bandelsdrufekerti Hem». Coiter lu foordam CI» lei. 3
een onderwijzer of [een©
onderwijzeres.
Oyof weekdieren en risschen.
Het halssnoer.
iAKJ DB ZESDE GEMEENTESCHOOL
és facet J„ Kits) wordt GEVRAAGD
VfeMtoi k. Bij g«edkeurinff én faafste-
jk vastgestelde regeling aanvamgsj aarwed-
850, voer Ma onderwijzere# f 875, met 9
§«rtecf. y«rk. vaa f 100. Voor hoofdakte bo-
Vonéiea f 200. Evmtuesle tegwnoetk. huis-
huur 150. Weddeverhooging volgen» de
wet vaa 23 Februari 1918 niet inbegrepe»
Stukken u| te zenden aan hat
Muur vóór 16 November a.»>
BUROEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen tar algemeene
kennis, dat ter gelegenheid van de GROOTE
NAJAARSVEEMARKT op DINSDAG 5 en
WOENSDAG 6 NOVEMBER het vee,
hetwelk niet per vaartuig naar de markt
wordt gebracht, alleen aangevoerd mag
worden
La aye den Helder ««ben weg»
over de Helleotrbrag en
ever de Frleeehe Brug.
Aanroer van Toe over de Geestor-
brng, de Flenwlanderalngelbrng, de
Kmmabrng, de Sehermervlotbrng en
de beide Butleke Toetbrnggen la ver.
beden.
Het Tee, over de Boompoortnbrng
bij het Zeglln naar de markt gebracht, moet
den weg volgen langs de Voormeer en de
Bierkade, over de Schermervletbrug en langs
den Kanaaldijk naar de Friesche brug.
Taartnlgen met voor de markt bestemd
vee mogen uitsluitend gelost worden
aan de JBLanaalkade, De ligplaatsen
nullen daor dan Havenmeester worden aan
gewezen.
Bij de Texelselte., de HeilooÖr* en
de Friesche brng en aan de Kanaal,
kade zal het aan te voeren vee door des
kundigen warden enderzeckt.
In het algemeen mag geen vee ter markt
geplaatst worden zender voorafgaand des
kundig onderzoek an dee DINSDAGS niet
vóór des MIDDAGS TWAALF U0R en dee
WOENSDAGS niet vódr das MORGENS
ZES UUR.
Alkmaar, den 29 October 1913.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
6. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
„POEREN."
De Leidsche „peueraar", beschreven' door
Hildehrand, ia algemeen bekend, 't Is dan
ook niet voor hm, dat aandacht gevraagd
wordt, maar voor de kustbewoners der Zui
derzee, die dikwijls uit „puren" of „poeren"
gaan. Tn gedachte maken we een tochtje me
de, om te zien, hoe alles er toegaat. Zie,
daar ligt het tamelijk smalle bootje, waarme
de we straks op korten afstand van den wal
het werk zullen verrichten, 't Vaartuigje ligt
nu nog op het droge, maar wanneer de vloed
opkomt, zal 't spoedig vlot zijn. Er moet dan
ook eerst nog voor het noodige aaa gezorgd
worden, en dat is te vinden in de zandbank.
Men gebruikt hiervoor pieren, dat zijn dikke
wonnen, veel gelijkende op aardwormen, doch
korter en dikker en levende in den zeebodem.
De visschers hebben een voifc met vier breede
tanden meegebracht, die „piervork" genoemd
wordt. Evenals de aardwormen de verzwol
gen aaitje op de welbekende wijze door de
Nuv Ijé Sagitedt «as Char lm
T6)
Andrey schudde het hoofd zonder het van
het kussen op te heffen.
„Neen, dat is het niet. Het kan mij nu niet
schelen wat er met hem gebeurd is. Ik meen
niet, dat
„Ik geloof dat ik wel weet wat je meent;
Lord Lorrimore is terug
Met een wanhopig gebaar hief Andrey het
hoofd op. „Het zou beter zijn als hij nooit
teruggekomen was," zei ze. „Ik ben verloofd
met Sir Jordan Lynne."
Sylvia schrikte.
„O, arme Lord Lorrimore!" fluisterde zij,
terwijl de tranen haar in de oogen kwamen.
„Lynne is dat
„De halfbroeder van Neville."
„Hoe vreemd! Maar toch, lieve Andrey,"
zij boog zich over haar heen en streek teeder
over haar haary „je moet je niet zoo ongeluk
kig voelen. Je kunt er toch niets aan doen,
dat je den eenen man liefhebt in plaats van
den ander. Dat is toch jou schuld niet."
Andrey huiverde bij het woord „liefhebt".
„Ja, dat is het wel," zei ze, „het is alles
mijn schuld. Ik ben zoo vreemd en harteloos
geweest als je mij genoemd hebt en nu word
ik gestraft gestraft F
aarsopening uitwerpen en massa's gekrulde
aardhoopj® in ide humusrijke weiden o
werpen, evenzoo zien wij; op den bij1 ebl
droogvallenden zeebodem talrijke krulletjes
liggen, op dezelfde wijze als bij de aardwor
men. Hier beginnen ide visschers te delven,
wat niet zoo'n gemakkelijk werkje is, want de
natte grond zuigt, als het ware, het werktuig
vast. Gedurig worden evenwel pieren gevon
den, die tijdelijk in een ouden klomp bewaard
worden. Als de visschers oordeelen, dat er
„zat pieren" zijn, begeven we ons in het boot
je, om, in afwachting van het vloedgetijde,
de „poeren" in gereedheid te brengen. De
pieren moeten nu aan wollen draden worden
geregen, wat een1 vies werkje is, daar men een
stopnaald door de volle lengte van de pieren-
lichamen moet heemverken, wat niet zonder
protest van de kronkelende wormen gebeurd.
Heeft men zoo een twintig beesten aan een
langen sa jetdraad, dan worden' ze tot een
bosje vereenigd en gebonden aan een touwtje
van een paar meters lengte, dat weer aan een
korten hengelstok is bevestigd. Meer is er
niet noodig.
Zoo zijn eindelijk eenige „poeren" in ge
reedheid gebracht, en weldra zal met 'het werk
aangevangen kunnen worden. De zandbank
wordt weldra verzilverd door een laagje wa
ter, dat er over komt spoelen, en tal van zee
zwaluwen en meeuwen verschijnen' met het
opkomende water, om er het een en ander,
wat van hare gading is, uit te visschen.
Spoedig komt er beweging in het bootje, en
we worden nu voorteeboomd naar een diepe
re plaats, waar ook bij ebbe nog water blijft
staan. Hier is de waard, zooals de ondiepte
genoemd wordt, begroeid met zeegras (Zosté-
ra marina) en- hier wordt de dreg uitgewor
pen. Van golfslag is hier weinig of niets te
bespeuren1, wat ook te danken is aan dat zee
gewas, en hier leven gaarne palingent, botten,
scharren en andere visschen' op den zee
bodem.
Ziezoo, het visschen kan beginnen. Elk
der visschers neemt een „poer", die op een
hengel gelijkt, doch dobber en hoek ontbreken
er aan, zoodat het voor den oningewijde wel
een raadsel is, hoe men er visch mede vangen
kan. 't Duurt niet lang, of een der poeren
wordt opgehaald, en een oogenblik later
spartelt en kronkelt reeds een dikte paling op
den bodem van het bootje, 't Is nog veei ge
makkelijker dan met eeai hoek te viasdiea,
want onmiddellijk gaat ds poer weer te wa
ter, en men is geheel vrij, om, als bij het ge
wone hengelen, den hoek los te maken, wat
door den weerhoek soms een lastig werkje is,
en aan opnieuw te „azen". Daarbij krijgt
men de dieren nog geheel ongeschonden aan
boord.
Hoe het mogelijk is, de visschen aldus te
vangen Ze willen ia de dikke wormen hap
pen, doch, terwijl ze er in bijten, blijven de
fijne tandjes achter de wolhaartjes
sajetdraad haken, en zoo wondt het
van
den'
mogelijk,
iige rewe-
den begeerden bult met een behendige
ging binucn boord te hanen
Nu nog enkele palingen en een paar kleine
botten gevangen zijn, worden wij, leeten op
het poergebied, uitgenoodigd, onze krachten
eens aan het werk te beproeven. Op gevaar
of, van door de visschers uitgelachen te wor
den, nemen we ock een vischtuig ter hand.
Feti der visschers zegt ons, dat het aas „van
en den grond moet gehouden worden en
dat men moet kunnen voelen, of er iets aan
den poer „tornt".
N*, het blijkt dan al spoedig, dat het ge
voel in deze ook ontwikkeld moet worden, wij
voelen telkens „tornen", en bij het ophalen
vangen niets, terwijl de visschers bijna
nimmer te vergeefs uittrekken.
Eindelijk voelt mijn makker iets zwaars bij
het ophalen, doch hij: rukt te hard, slingert
den poer veel te hoog. en aan de andere zijde
van het bootje ploft de paling, zoo het er een
geweest is, weer te water. Gaarne zouden on
ze visschers in lachen' uitgebarsten zijn, doch
ze trachten zooveel mogelijk de stilte te be
vorderen, wat voor eene goéde vangst noodig
is. Dat ze evenwel veel genoegen hebben,
blijkt wel uit de gedwongen' bewegingen en
De bediende kwam aan de deur om te zeg
gen dat het rijtuig voor was.
„Ik Aoet weg/' zei Sylvia. „Je komt im
mers, nietwaar?"
„Ja, ik zal meegaan," antwoordde Andrey,
haar oogen afdrogende. „Ik kan achter in de
loge even goed schreien als ergens elders.
Achzou er iemand ooit zoo ongelukkig ge
weest zijn als ik!"
„Ja, ik denk het wel," zei Sylvia onhoor-,
baar, toen zij dacht aan het oogenblik toon
zij Jack zag vallen en dat andere, toen zij zijn
jas bij haar brachten en haaf vertelden diat
hij dood was.
Toen zij zwijgende naar de opera reden,
herinnerde zij zich de hartstochtelijke woor
den, die Lord Lorrimore gesproken had, toen
hij zooeven was weggestormd. Hij had haar
gevraagd Andrey te redden als zij kon. Maar
waarvan moest zij haar redden? Toch zeker
niet van Sir Jordan Lynne, met wien Andrey
zou gaan trouwen en wel vrijwillig en naar
haar eigen keus? Een vaag onaangenaam ge
voel bezwaarde haar; ze zou Andrey zoo
graag eenige vragen gedaan hebben, maar zij
kon het niet over zich verkrijgen nog meer
pijn te voegen bij het leed, waaronder haar
boezemvriendin klaarblijkelijk gebukt ging.
HOOFDSTUK XXXVI.
De oude juffrouw Persons stortte tranen
van vreugde toen haar te kennen gegeven
werd dat de lange, blonde man met het brui-
zeker zullen ze er later op terugkomen.
Ha, daar voel ik ook iets aan mijn poer
trekken, en nu ik ophaal, blijft er ook een dier
aanhangen. Doch hoe ik ook schud, de 'ge
vangene wil het pierenbosj-c niet verlaten. Bij
de visschers valt steeds dadelijk paling of bot
in de boot; bij mij klampt het voorwerp zich
als verwoed aan het aas vast. 't Blijkt dan
ook weldra, dat ik geen visch, maar een tame
lijk sterk ontwikkeld exemplaar van de ge
wone zeekrab heb gevangen, die met haar
stevige scharen het aas vasthoudt en met
haa rkaken1 het vleesch van mijn pieren ver
orbert. Hoè ik ook ruk en welke middelen ik
ook in het werk stel, ik kan mijn aas niet ver
lossen van den booze, ook zélfs niet, nu ik
haar weder in het zeewater houd, meenende,
dat ze gaarne de vrijheid1 terug zal begeeren.
Het beest wil zijn dorado niet verlaten, en
alleen met behulp van de visschers kan ik
mijn vischtuig vrij krijgen. Fluisterend word
ik spottend genoemd „de krabbennieper",
wat ik mij, „hufter" in het vak, maar laat wel
gevallen.
'Spoedig zijn we weer alle vier aan het
visschen, en, ofschoon door de visschers wel
vijfmaal zooveel wordt buitgemaakt als door
ons, bemerken we toch, dat we reeds vorde
ringen maken, want af en toe krijgen we een
visch boven water en een paar malen reeds
haalden we er een binnen boord. Als we af
en toe het werk eens medemaakten, zouden we
stellig „gewikste poerders" worden.
't Is wel een1 aardige ui tspanning, op deze
wijze te visschen, doch velen, zullen zeker het
klaarmaken van de „poeren", hetr'„rijgen"
der wormen, een vies en' walgelijk baantje
vinden. Doch 't hoort er nu eenmaal bij.
Als we ongeveer drie uren gepoerd hebben,
vangen we zoo goedi als niets meer Wat de
vangst heeft opgeleverd? Hoofdzakelijk pa
lingen, naar gis van de visschers ongeveer
vier kilo. Verdei zijn het platvisseben, botten,
schollen en) scharren, die men, bij een) weinig
studie, wel uit elkander kan kennen.
Platvisschen worden deze dieren genoemd,
omdat ze van redhts nam links platgedrukt
schijnen te zijn. De rugvin staat op den scher
pen kant van het lichaam en de oogen vindt
men aan de gekleurde bovenzijde. Deze vis
schen zijn dus asymmetrisch. Aan de eene
zijde, die men ten onrechte' den onderkant
noemt, zijn zij wit, aan de andere zijde donker
gekleurd, zoodat ze niet opgemerkt worden,
wanneer ze op dec zeebodem liggen. De bot
en de schol nu hebben de oogen aan de lin
kerzijde van het lichaam.
De eerste is op de rugzijde blauwachtig,
maar eenkleurig; de schol heeft roode vlekken
op een meer bruinachtigen grond. De schar
heeft de oogen naar rechts en. veelt meer ruw
aan, dan de beide andere. Bovendien hebben
we ook nog gevangen eenige visschen. die op
palingen' gelijken, doch minderwaardig zijn.
De visschers noemen ze maggi®, doch ze
heeten Puitaal (Gadus lota) en kenmerken
zich bijzonder door groengek leurde graten.
En dan hebben we nog mijn eerste vangst,
de zeekrab, die mij den weg tot het voelen
tornen heeft gewezen en daarom uit dank
baarheid vrij gelaten' wordt. Trouwens, zoo'n
krab is een zeer merkwaardig dier, waarover
we een1 volgenden keer nog het een en ander
wenscheu mede te deelen.
J. DAALDER Dz.
door
P. RASKIN.
Daar lag het weer, op haar toilettafel, on
beschermd zoo voor het gappen.
Opnieuw taxeerde hij de waarde en wéér
hooger dan den vorlgen keer op zijn rond
gang door het deftige huis, waarin hij we
kelijks de staan- en hangklokken moest op
winden en regelen;w ant elke week schiep
hij zich nieuwere en' duurdere phantasieën,
waarvoor hij telkens den prijs van het ju
weelensieraad verhoogde. Zaakkundig was
hij niet. In dienst van een eenvoudigen horlo
gemaker had hij' genoeg van het vak afgezien,
om op besch;den voet een eigen winkel te
ne gezicht haar „Jonker Neville" was en ver
welkomde hem met een gemengd gevoel van
en eerbitd, dat het bezwaard
lart van den armen Neville luid deed klop
pen van vreugde.
„Wat! Heere, Jonker Neville!" riep zij na
de eerste verrassing, „het is of het gisteren
was dat u en freule Audrey naar het raam
van de portierswoning placht te sluipen en
dan een gil gaf, alleen voor het plezier mij op
mijn stoel te doen opspringen van schrik."
„U kon prachtig opspringen, juffrouw Par
sons," zei Neville met een glimlach; „en de
eerste vijf minuten was u heel boos; daarna
nu ja om aan die boosheid een einde te
maken, liet u ons binnenkomen en gaf ons
zoo'n heerlijke koek van u te eten. Weet u
nog wel?"
D eoude vrouw knikte en
prettige herinneringen.
lachte bij die
een Turk was u, Jonker Neville, en
freule Andrey was haast precies even kwaad
een echte wilde meid had u van haar ge
maakt. Hemel 1 wat zal ze blij zijn u weer te
zien 1 Den laatsten keer dat ze hier was, deed
ze niets dan over u praten en zich afvragen
waar u toch wezen zou. God zegene haar!
Zij is het mooiste jonge meisje geworden van
de wereld Zij denkt zeker niet dat u 'hier is,
precies als in den ouden tijd."
Neville zuchtte.
„Jordan gaat trouwen?" ging zij voort,
terwijl zij het kleine slaapkamertje in en uit
liep dat zij bezig was voor hem in orde ta
openen. Omdat zijn vader in dienst was ge
weest van den baron had deze den zoon voort
geholpen en hem de verzorging van zijn uur
werken toevertrouwd. Met eerbied en schroom
had de jonge winkelier zijn eersten rondgang
door de patriciërs-woning gedaan. Haj voelde
op zich de verplichting rusten de traditie
voort te zetten van zijn vader, die jarenlang
eerlijk en trouw had gediend; hij was be
leefd en onderdanig, ook tegenovdr het per
soneel, ging uit den weg voor het schoot
hondje der barones en raakte niet anders dan
met verzorgde en eerbiedige tastende vingers
aan de oudfriesche gangklok en de pendules
in Renaissance en Lodcwijkstijlen. De klank
van het speelwerk klonk hem in dé ruime hal
toe als de muziek van zijn vak, die hij in het
e winkeltje van zijn baas nooit ver-
vroei
moed had. 't Was hem als een ontdekking,
een geluksopenbaring in eigen bedrijf. En
met de wekelijksche behandeling en naloop
van zijn metalen en fijngeaderde -patiënten,
groeide in hem de vertrouwelijkheid met
mooie dingen, het verlangen naar luxe, de
ontevredenheid met zijn bestaan, de zucht
naar uitbreiding van zijn wintel, clientele,
van zijn winsten. Om ook rijk te worden, zou
hij notabelen tot klant moeten hebben, en
daarvoor aan zijn winkd een' juwelierszaak
moeten verbinden; misschien het weinig loo-
nende bedrijf van klokken-, horloges- en
wekkertjesverkoop en reparatie heelemaal op
zij zetten, alleen met paarlen, juweelen dia
manten viel nik te maken en rijk te worden.
Sinds droomde hij van groofëche bestellin
gen, van den omzet in armbanden, halssnoe
ren en ringen, waardoor hij ja *t et-me jaar
de schulden, die hij voor den nieuwen opzet
gemaakt had, al zon afbetalen en in elk vol
gend jaar een rijke winst overhouden. Het
vooruitzicht van weelde, elke week door zijn
rondloop in het paleis van den baron opnteuw
aangewakkerd, verontrustte en overrompelde
hem zoo, dat hij, om spoediger zijn doel te
bereiken, er over nadacht hoe zijn plan uit te
voeren zonder 't aangaan van schulden En
met zijn telkens groeiende toekomstplannen
vermeerderde ook de waarde van het bals-
snoer, dat hij weer op het marmeren tafelblad
achterloos neergeworpen! zag, 't Zou, bere
kende hij vandaag, wel voldoende zijn om
hem mei één slag er boven op te kunnen hel
pen En hier werd het Verlies vaa kralen,
die men zoo wein'g te tellen; sdheea. niet ge
voeld, misschien niets eens opgemerkt, Toen
hij de pendule verzorgd had, woog hij het
snoer op de hand; hij hield het in volle leng
te uit, Tiet voor het raam het daglicht er op
vallen en bezag het dubbelbeeld er van in
den spiegel. De glimlach liet niet los van
zijn lippen, zelfs niet van zijn ooghoeken.
Het bezit van den kostbaren buit ontvoerde
hem zoozeer, dat hij zijn waakzaamheid ver
gat en niet lette op de aangrenzende gang.
Maar 't bleef stil op de bovenverdieping. De
familie had hij bij elkander gezien in den
tuin. Even, stak hij, om zijn prooi te bezitten,
het snoer in zijn zak. IDaddijk hoorde hij oen*
vreemd gerucht, legde 't sieraad weer 'neer
en hervatte voor den schoorsteenmantel zijn
arbeid. Er kwam niemand. De vreugde over
den, schat, dien hij reeds in eigen zak had ge
voeld, trok hem weer naar het marmeren ta
felblad en de zekerheid alleen te zijn, her
nieuwde zijn moed. Opzettelijk opende hij de
kamerdeur zoo ver mogelijk," om het geheele
huis te kunnen beluisteren, 't Bleef overal
stil. En in zijn helderen misdadigerskop ont
wikkelde zich, als op een' film, het zekere ver
loop van zijn opsporing en straf, als hij nu
brutaal gapte; natuurlijk zou hij worden
verdacht; geen, Vreemde kwam en ontkwam
zoo vrij als hij; enal mocht hem 'n tijdlang
geheimhouding gelukken, dan zou hij zien
door de opening
zelf verraden, lm
van een nieuwe zaak toch
rui moest stelen en zij hier
diefstal niet gewaar worden,
waarmee hier in huis
stelde hem.' nu
moesten., den
De on'
voor
niet meer gerust"; dingen, die eerst schijnbaar
verwaarloosd' worden, bedacht hij, krijgen
dikwijls hun waarde als men ze mist, vooral
wanneer ze ten' offer vallen aaa dieven en
maken.
Neville knikte ernstig,
„Het heeft ons allen verbaasd, omdat Sir
Jordan zooveel ouder is dan freule Andrey;
niet dat hij er zoo oud uit ziet. U hebt hem
zeker al gezien, Jonker.Neville?"
„Neen", zei Neville. De toon waarop hij
dit zeide deed juffrouw Persons stilstaan met
een kussensloop in haar hand en hem aankij
ken.
„O hemel, ja 1 Ik herinner het mij", zei ze.
„Nu, Lang niet iedereen kan met Sir Jordan
omgaan. Hij is nu een heel groot man, Jonker
Neville, en wij zien hem niet veel Eten laat
sten keer dat hij; hier voorbij kwam, ben ik
naar buiten gegaan en heb hem beleefd ge
groet, maar ik denk dat hij zich mij niet her
innerde en dat is heel natuurlijk ook",
voegde zij er bij, alsof zij wilde verklaren dat
het geen klacht was. „Hij was mijn lieveling
niet, zooals u, dat weet u wel! Hemel, wat
ben ik blij u te zien! Als freule Andrey nu
hier was, zou het volmaakt zijn, om zoo te
zeggen. Hebt u haar nog niet gezien, Jonker
Neville?"
„Nog niet, juffrouw Persons", zei hij; „ik
wensch op oogenblik niemand te zien en
door niemand gezien te worden. U moet mij
laten doorgaan voor uw neef die op zee ge
weest is of zoo iets van dien aard, voor een
poosje tenminste.
De oude vrouw knikte na een oogenblikje
te hebben nagedacht.
„Wat u zegt zal gebeuren, Jonker Neville",
bovendien, de achteloosheid kon geveinsd en
aangewend zijn tot een list, om zijn eerlijk
heid te beproeven. Op eens viel 't hem iaop
zijn beurt listig gebruik makend van hun
veiwendheid en onverschilligheid voor luxe-
voorwerpen, besloot hij re stelen, zonder de
'barones een gemis te verbot zakenals zij
maar een' snoer had; ze toonde er immers
toch, geen hart en 'geen' oog voor; liet 't rond
slingeren; kwam er in haar verwendheid: van
rijke vrouw nooit toe, sieraden die ze eéa
keer bij ontvangst had bewocdera, later op
nieuw met belangstelling te bezienzij gespte
en ontgespte 't snoer jarenlang zonuer aan
dacht voor de kralen zonder argwaan
over hun echtheid'Met 'n valsch sieraad,
juichte hij, leefde en) pronkte zij ev'en. rijk.
Besloten tot omruiling enl vervalschini
knipte hij 'n paar schateltjes los, stek
parel bij, zich en kocht naar deze grootte
valsche, tot hij de lengte van het halssnoer
hereikt had.' n Paar weken., later ging hij, op
op den dag van zijn klokkendiensi, met zijn
gereed gekomen' sieraad naar zijn eenigsten
aristocratiscbm klant en ruilde, toen hij het
eigendom der barones weer onbeheerd li
zag, halssnoer met halssnoer De geüi1
was zoo treffend, dat hij zich niet haastte
het huis te verlaten hij zou de komst der ba
ron® en haar betasting van het nieuwe hals
sieraad hebben durven trotseeren. Beneden
bleef hijn gesprek met den huisknecht, alsof
de plaats van zijn misdaad hem vasthield.
In zijn verlangen naai vertrouwelijkheid, om
dat de druk van het geheim: hor. feteiérda,
deelde hij den ander mede. wat hij zeife nog
aan geea vrouw had) gezegd, dat hij ziia der
de kind wachtte.
„Ik zal meer woonruimte moeten hébben",
verzekere hij, otn dé oprichting van zijn
nieuwe zaak voor te b reiden.
„Pas maar op" schertste de ander, „als je
zoo voortgaat wil geen huisbaas je nebben."
Lachend was hij vertrokken.
Op 'n afstand had hij nog op straat voor
een winkel staan loeroogea, of nii niet aan
onrustige beweging in eoi rondom het defüige
huis, de ontdekking van zijn daad km be
speuren. Maar deur en vensters bleven ge
sloten niemand verscheen om hem te wenken,
hem uit te vragen of htm, als een goeden
vertrouwde, naar politie ie sturen. Hij li
'a paar straten om en passeerde even later
woning,- die hem niet los liet, opnieuw. Het
alarmgeroep, wat hij hoorde, kwam alleen
"Tij ging een café binnen,
1de ux zijn keel en nog
W. 1 hij
uit zijn binnenste. 'Hij
nog
omdat hij droog voel
zonder slijm bleef, ook na 'n paar glazen.
Hij wist dat alles wat hij op zijn tong nemen
zou, even droog weer uit zijn mond te voor
schijn zou komen en begreep nu de reden
van de proef, volgen» welke men in vroeger
tijd, zooalö hij in een Zondagsblad had ge
lezen, verdachten enkele boonen 'n poos in
den mond houden liet; hij zou ook op het ar
gument van de drooggcbleven boonen ver
oordeeld worden. Dien avond doorliep hij
haastig de courant, maar vond geen vermel
ding van den diefstal gemaakt. Den volgen
den morgen verwachtte hij aan politiebu-
reaux een aankondiging en belooningsprijs
voor dengene, die de justitie op het spoor
brachtmaar nergens zag hij nieuwsgierigen,
in een praatkringetje bijeengegroept voor 'n
post. Na 'n paar dagen begon hij aan zijn
succ® te gelooven. En. toen hij 'n week latei'
weer zijn klokkengang deed door het huis.
het valsche snoer weer op 'het marmeren blad'
liggen» zag, alsof de baron® het nog gisteren
avond! gedragen had, gevoelde hij zién geheel
en al veilig. iHiji vond zelfs in de onverschil
ligheid der rijken, die er niets om schenen te
geveni of ze echte of valsche juweelen droe
gen, een reden iter geruststelling van eigen
geweten. Nu de baron®, beredeneerde hij,
niets miste was ze niet beroofd en was er van
stelen geen sprake; hij had nu alleen maar
geruild en daardoor twee menschen gehol
pen hhhr aan een halssnoer, dat voor haar
pronkdienBt dezelfde Vaarde had1 als 't vori-
fe en zichzelvea aan een kans rijk te worden,
'en slotte suste hij zijn gewéten volkomen
met het voornemen om later, als zijn juwe-
zei ze met de onvoorwaardelijke
gehoor
zaamheid van een oude bediende. „Ik
lipce g
de. „Ik heb
echt een neef gehad die naar zee is gegaan,
maar ik vrees dat hij verdronken is. O, we®
niet bang, Jonker Neville; ik kan mijn mond
g® loten houden zooals mijnheer Trale wel
weet."
Het kleine slaapkamertje onder het rieten
dak was zoo zuiver als goud en rook lekker
naar levendel en Neville sliep voor het eerst
in langen tijd uitstekend, 's Morgens keek hij
wat rond om het hutje en vond een plek die
een tuintje had kunnen wezen, maar nu was
het niets dan een wildernis vol onkruid en hij
hield zich overdag bezig met spitten en het
een weinig in orde te maken tot groot ver
driet en smart van jufrouw Parcons; en d®
avonds zette hij zijn zwarten hoed op, goed
over zijn voorhoofd getrokken en liep de
plaats op, iedere plek was rijk aan herinne-
'ngen aan zijn jongenstijd. Hi;'
Ïaar uur in de herberg do<
'rale over de dagen van weleer zat te praten;
ringen aan zijn jongenstijd. Hij bracht een
aar uur in de herberg door, waar hij met
de dage
progra
lang volgde. Als iemand hem gevraagd had
dit was het programma dat hij bijna een week
waarom hij zijn tijd verbeuzelde te Lynne,
had hij het hein niet kunnen zeggen; en iede-
ren dag herinnerde hij zich zelf dat hij weg
mp®t. Zijn beetje geld was aan het verdwij
nen langzaam maar zeker en hij mo®t
de wereld ingaan en' trachten wat te verdie
nen op de een of andeie wijze.
(Wordt vervolgd).
ALKMAARSCHE COURANT
MMP MjLIMBSMaMaaMsmMflM
'n
iiaig v/vti ut uagui van wlivu z<ai ut paivuj