Gekocht BofldTrd en Twinstigste Jaargang. Woensdag 4 Dec. Stremming verkeer. Kostwinners vergoeding FB U I L L E T O N. Afzwaaien. s Stadsnieuws ui. i»i». BURGEMEESTER en WETHOUDERS ran ALKMAAR brengen ter algemeene ken nis dat DE HOOGE BRUG IN DEN HOEVERWEG ran 10 tot en met 12 DECEMBER a s. voor liet verteer met iHe soorten van voertuigen iu< afgesloten. AH" iar, 2*December 1918. gemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. bij vertrek met onbepaald, (klein) v&lof, vrij willig nablijven, vrijwilligen terugkeer ondêr it wapenen, opkomst bij den vrijwilligen Un in en dfr dienstver vulling bij den vrijwilligen landstorm. De verwanten van den dienstplichtige, die of na 14 November 1918 met onbepaald ein) verlof is vertrokken of zal vertrekken-, Mijven, zoo zij in ,het genot zijn van'koatwin- nersverg ding, de vergoeding genieten gedu rende nog dertig dagcp na den dag van ver trek met verlof. Vt der vergoeding over genoemd tijdvak van 30 dagen mag slechts geschieden daartoe een bijzondere reden bestaat in verband met de gezinsbehoeften. Als bijzon dere reden geldt niet de vermeerdering der witgai n vgens <ic thuiskomst van den dlenstplichti De verwanten van den dienstplichtige, dje vrijwillig onder de wapenen vertoeft, behou den voorloopig aanspraak op kostwinners vergoeding. De duur van het vrijwillig verblijf onder de wapenen kan zoowel voor hen, die geen joniie I iijk gdnu 1 bben gemaakt van de> relegénheid om met onbepaald (klein) ver lof ti 'verhekken-, als voor hen, die van onbe paald (klein) verlof vrijwillig onder de wa- lenen- terugkeeren, gesteld worden- op minder tan 1 maand. Ingeval het vrijwillig verblijf onder de wa penen na terugkeer van onbepaald (klein) verlo korter dan óén maand duurt, wordt de kostwinnersvergoeding alleen uitgekeerd over het tijdvak van het vrijwillig verblijf onder de wapenen. De dertig dagen vergoeding na, vertrek niet verlof wordt derhalve ten aanzien 'van vrijwillig teruggekeerde dienstplichtigen alleen dan opnieuw genoten-,, indien zij na hun i u wedei een maand omlei* de wapenen hebben- doorgebracht. Voor lea echter, die teruggekeerd- zijn om bij den- vrijwilligen landstorm op'te komen, gelden de bepalingen, voorkomende aan het slot de zer bekendmaking. Ten1 aanzien van de dienstplichtigen, die fan de gelegenheid om met onbepaald' (Klein) verlof te vertrekken, geen gebruik hebben ge- mjakt, doch vrijwillig blijven nadienen, wordt Vergoeding uitgekeerd over de dertig da- pen. volgende op net einde van hun vrijwillig verblijf onder de wapenen, ook al duurt dat Iwrter dan één maand. De verwanten- van den dienstplichtige, die op het tijdstip, waarop het onbepaald (klein) verlof voor hem aanvangt, reefls in het genot is.van bijzonder verlof, kunnén er in het alge- ineen geen aanspraak op maken, dat de hun toegekende vergoeding nog wordt uitgekeerd over de dertig dagen na den ingang van het pnbepaald (kiein) verlof. Evenwel kan ook in Zoodanig geval nog over vermeide dert'g da gvergoeding worden uitgekeerd, wanneer iet betreft een gezin, dat aan de vergoeding nog cenigen tijd dringend behoefte heeft. Dienstvervulling hij den vrijwilligen land- vorfy geeft op den bestaanden voet aanspraak op kostwinnersvergoeding zoowel ten aanzien van vrijwilligers bij den landstorm als ten aanzien' van dienstplichtigen van de militie, ie landweer of den landstorm, die van onbe paald (klein) verlof terugkeerden om bij d-en vrijwilligen landstorm onder de wapenen te "omen. In geval van dienstvervulling bij den vrij willigen landstorm van korteren duur dan 4 weken- mag in het algemeen de vergoeding alleen worden uitgekeerd over het tijdvak van die dienstvervulling. Aan de verwanten van Raar Sat Engelsch vuut Charles Carvices BE „Ja," zei Andrey zacht, „ik zal het doen. jWaar is hij „Daar ginder- tusschen de heesters, hij -wacht tot hij geroepen wordt. Zal ik hem roe pen?" „Neen, nog niet 'Hij moet nog niet komen; als zij eens plotseling binnenkwam en hem eens zag zonder- voorbereid t» zijn O, daar la zij," zei ze -toen Sylvia's stem gehoord Weid; ze k\yam zingende beneden. „Daar is Lord Lorrimore, Sylvia," zei An drey een weinig bevend. Sylvia uitte eeh kreet van blijdschap. „O, hoe prettig!" en haar zaent klein hand- te vatte de zijne. „En hoe onverwacht, niet waar Andrey?" „Ja," zei Andrey, „En Lord Lorrimore Wt eigen-lijk voor een zaak die jou aan- |lat." „Mij? Is er iets niet goed met de opera? Heeft de directeur geweigerd mij opnieuw te tngageerenWat is het? Waarom kijkt u zoo ernstig? U kunt mij geen heel kwade tijding brengen, Lord- Lorrimore, want ik heb alle kwade tijdingen al gehad; en al de personen die ik liefheb Andrey en Mercy en u als ik dat wel zeggen- mag, zijn bij mij, veilig en *el Wa-t is er? „Het is goede tijding," stamelde Lord lorrimore, maar Andrey'gaf hem een wenk zwijgen. „Ja lieve," zei ze, terwijl ze haar arm om Sylvia heen sloeg, „het is een goede tijding, lord Lorrimore is vanavond aangekomen den dienstplichtige, die van onbepaald (klein) vearlof is teruggekeerd om onder de wapenen te komen bij den vrijwilligen landstorm, wordt echter nog gedurende 30 dagen na den dag, waarop de dienstvervulling fs geëindigd, de' kostwinnersvergoeding ui-tg^ceerd, voor welke de verwanten io aanmerking zijn geko men tijdens die dienstvervulling. Hierbij doet het niet ter zake, op welk tijdstip hef aanvan kelijk verleend onbepaald (klein) verlof in ging, en ook niet hoelang de dienstvervulling bij den vrijwilligen landstorm duurde Aknaar, 30 November 1918. De Burgemeester, G. RIPPuNO. HINDERWET. BURGEMEESTER en' WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene ken nis dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met bijlagen van D, 'Heinstman, smid aldaar, om vergunning tot het oprichten van eene smederij in bet perceel HEUL, Wijk A, No. 34. Bezwaren tegen deze oprichting -kunnen worden ingediend ten raad huize dezer ge meente, mondeling op DINSDAG 17 DE CEMBER e.k., 's voormiddags te elf uur en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen vóór gemelden dag kan de verzoe ker en- hij, die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente van de terzake ingekomen schrifturen kennis nemen. Alkmaar, den 3 December 1918. x .Burgemeester en- Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Kijkduin, 12 November. Een militair zend ons e enige' bladen uit zijn dagboek betrekking hebbende op de demo bilisatie. Zaterdagnacht kwam ik hier aan, van ver lof terug. Helt was een1 heele toer, en gaf heel oii' a.ii 'lvi u, miju b< i vinden, dat ze bovendien, om enkele grieplijders een rustiger slaapplaats te verschaffen, nog had den verplaatst. Het zal zoowat één uur zijn geweest, toen ik lag en misschien twee. toen ik sliep, want rfa mij kwamen nog andere verlofgangers bin nen, die zoó gelukkig waren geweest een lampje te vinden, waarbij ze nu heel knus zatem te keuvelen, onderwijl een gedeelte van hun meegebrachte „schore" verorberend. l'oerv een wakker 'geworden kamergenoot een heer gedreigd had de babbelaars oen ster in hun hoofd te zullen gooien met zijn „kis- sie's" schenem ze te begrijpe/i, hoe vervelend ze waten, en- betrokken- ze, toch nog onder -ge zellig discours, hunne wolletjes. Mijn lezer is waarschijnlijk geen- soldaat geweest, maar toch zal hij zich misschien wel eenigermate kunnen voorstellen, hoe ik mij Zondagmorgen gevoelde, toen ik, na korten nacht, voor 't' eerst weer wakker werd in de rommel van een kazernekamer. Wij, in ons taaltje, noemen1 dat: brakkig. Maar dat zal voor de meesten wel onverstaanbaar zijn. In den loop van d'iem ochtend kwamen «de eerste alarmeerende berichten over de revolutie-ge beurtenissen in- Duitschland, over de wapen stilstand, en dé dan onmogelijk meer ver-affe démobilisatie van ons Hollanasch leger. Wij, bleven onder dat alles nogal sceptisch, en spatten met de officieren, die al begonnen hun koffers te pakken, voor den afreis naar de Burgermaatschappij. Dat zal wel gekomen zijn, doordat dien dag hoofdzakelijk alleen- jonge lichting op het font was, die toch nog niet „afzwaait." Maar, met diat al, we begrepen, dat het „kort werd". Zondagnacht eni Maandagmorgen vóór den hanvaug van den dienst kwamen de meeste ouderen, vooral landstormers die hier in d'en omtrek wonen, weer binnepen die menschen, die bij een spoedige demobilisatie veel meer onmiddellijk belang hebben dan wij, jon-geren, deden niet anders, dan spreken over het aan staande „huistoc. Wat merk je dan nas, als het zoo teneinde schijnt te loopen, goed, met welke een tegenzin die menschen hebben rondgeloopen in het sol datenpak en hoe ze terug verlangen naar hun gezin, naar hun werk,'om alles, wat zoo ge leden heeft door den oorlog, te herstellen-. En om weer in- te leven- eni dat oude huise lijke samenzijn. Als dan de regedringen van alle landen maar zorgen dat rust eni vrede weerkeeren. Maandag kwam het eerste bericht van- dé aanstaande démobilisatie. Met blijde gefich- -ten liepen ze over de gangen en kamers. En wat gnuifden ze, toen- de fourier zei: „Nu-ja, met een vreemd, wonderlijk verhaal zoo vreemd en zoo wonderlijk, dat het haast on waarschijnlijk en onmogelijk lijkt. Denk je dat het zou kunnen- aanhooren, Sylvia?" Haar stem werd zachter en teederder. „Soms is groofe vreugde even moeilijk te dragen als een groot verdriet. Soms hoorerrwij dat een peraoon dien wij verloren hebben verloren voor altijd, zooals wij dachten nog in le ven is Zij- zweeg, verschrikt door de uitdrukking die zich op Sylvia's gezicht vertoonde. Het was een blik van iemand die hoopt, maar niet durft te gelooven. „Wat wat is het?" hijgde zij, terwijl haar gezicht steeds witter werd. ,,/ulke wonderlijke dingen gebeuren waarheid is soms vreemder dan inbeelding," stamelde Lorrimore, hij kwam naar haar ïoe in geval zij eens mocht flauw vallen. „Wijl hebben verhalen gelezen van men schen, die wij dachten dat gedood waren op het slagyeld, en veilig en wel terugkwa men, weet ie." Sylvia schrikte; zij sloot haar oogen een oogenblik en zij dachten dat het meisje zou vallen, want zij wankelde; zij greep Audrey's arm. Het is Jack!" fluisterde zij. „U u hebt ehoord dat dat hij niet dood is*niet oodl O God! houd mij niet in spanning!" smeekte zij, de handen wringende en zij zag van den een naar den ander met een uitdruk king in de oogen, die Lorrimore het hoofd deed afwenden. „Houd mij geen oogenblik meer in spanning! ik kan het niet uithouden 1 Ik ..roomde dat hij nog leeft. Vraagt het aan Mcrcy, zij zal u vertellen dat ik-het gedroomd heb. O, Jack! Jack!" „Lieve," riep Lorrimore uit, „dat buis dat eigenlijk ia het een hertaling van wat we aT wistendémobilisatie op nader te bepalen da tum. Honendi was hun lachen maar de blijd schap klonk er in dtoor. Avonds, toch altijd nog éen tikje officieel, kwam de fourier met de majoor, eeni bundel groote bedrukite en be schreven vellen in de hand, in de kamers be kend maken, dat ieder, die in aanmerking kwam mei onbepaald- te verstrekken, moest zorgen zijd uitrusting bier «niet thuis te heb ben. „Maar wie komen er in aanmerking!" schreeuwden ze; en hij toen schreeuwen ze; en hij toen, itoch ook zijn blijd schap om het einde niet langer kunnende ver bergen: Lees de krant 1 lees de krant 1 Ze lazen de krant, maar die bracht nog geenl definitief nieuws. Toch, de overmoedi- gen, eni wie is er in zulke dagen niet over moedig. ze telden hun „wachten nog" en de verlofpannen. Nog zooveel Ien. dan 1 dano, sommigen in hun geluk, konden het niet zeg gen, en. ze riepen en joelden maar, en her haalden tegen, ieder met een -blij- gezicht t wordt kort't wórdt kort I Vanochtend bracht d< facteur het ochtend blad! van „De Telegraaf' En daar stond het invan- 14 tot 19 November. Een gejuich steég op; ze sloegen elkaar op de schouders en dansten in 't rond in uitgelaten vreugde. „Nu wordt het jiiet kort meer, nu is het al kort I" „Ik kom niet meer op wacht I" „Nog twee... nog drie pannen!" De onder-officic- ren, anders hoog, maar die zich nu al half burger gevoelden, kwamen in overhemd en met ongekamde haren erbij, om ook dat lang gewachte, eni nu toch zoo plotselinge nieuws te lezen. En ze juichten mee eni zongen. Het bleef kalm den heelen morgen. Er werd meerde lijn getrokken dan anders, maar niet, om op de stroózak te liggen, half in dut, half wakker om in HPI te kruipen, als er onraad komt. Neen, bij «reepjes stonden ze tc praten, over de burgerpet, „die ze nu al kon den, ruiken", over hun werk, dat zoo l'ang al te wachten lag Zelfs voor den sergeau! van de week, die anders zoo lastig en gevreesd is, kropen- ze niet schuil't was voor hem ook im mers ijselijk, ijselijk kort. Te midden van al die verheugde, opgetogen menschen, zie je er een enkele loopen met een strak, ernstig gezicht, stil met gedwongen aand.'eht zijn wei! v •ie" end. (I joelend met dé groote hoop. Dat zijn zij, die geen- werk hebben en die het erin zien, dat zij „blijven" moetent Het bleef lang kalm. Maar togen- den mid dag, op onze kamer, toen werd) het ze te mach tig. Ze konden het. niet langer inhouden; hun onzegbaar gevoel van blijdschap en jolei-t. Ze begonnen elkaar te plagen, te duwen, te schudden. Baldadig werden ze ten slotte, tot het gevaarlijke toe. Banken, een' paar ver dwaalde stoelen-, bladen en- onderstellehi van de tafels, schalen, scnoemen, kussens vlogen onze uit en van de zorgvul dig niét touw en ijzerdra^ bijeengebonden waren en. het al ?oo lang haddien. uitgehou den. werden nu meedoogenloos wild door el kaar geschud eh plat 'lagen ze daar tenslotte op de gore vloer, met kopkusséns eni dekens als 't ware een model vormend' voor een stil leven!: démobilisatie. De officier van de wacht kwam, doch het lawaai verminderde maar ternauwernood, en als hij weer heenging, dan joelde het weer op, die innige, echte blijdschap om dat weg gaan, wèg, wèg, om er nooit meer in te komen. Het eten. ging, tegen verwachting kalm-; het eenige een incident is het eigenlijk niet te noemen was, dat iemandl alweer'om in zij-n blijdschap iets te kunnen, schreeuwen „honger!" riep. We kregen direct brood bij onze middagpot, die toch goed en1 voldoende was, alsof we nog leefden in de dagen, toen het verlof was ingetrokken. Ook na de maaltijd, in de cantine bleef het kalm. Er werd veel op de piano gespeeld, en er werd meegezongen; allerlei moppen maar telkens draaide het toch weer uit op: Als de vrede komt Een paar maal begon er een: „Maar ee'maal kooi' de tijd Damme de rotzooi gaan verlate!" maar dat sloeg niet meer in. Vanavond zijn de meesten naar de stad'ge gaan, zoodat ik verwacht, dat het een dronke- mansboel zal 'worden op de kamer. Wat vind ik-het jammer, dat ze hun mooie blijdschap om de verlossing nu juist moeten bezoedelen door het gebruik van sterken drank en dat ze hun langgewachte thuiskomst bedreven door de borrels, die ze zeker zullen drinken, i Morgen gaan er al heel wat naar huis, en we je hebben gebracht, was wel van hem; maar een andere man had het aangetrokken en en, begrijp je „Roep hem," fluisterde Andrey, die de tra nen over haar wangen voelde rollen. Lorrimore ijlde naar .de trap van het terras en riep: „Neville!" Een kloeke gestalte kwam over het grasveld 'aangekropen en het volgend oogenblik lag Sylvia in zijn armen, schreiend, lachend, zijn naam fluisterend, met haar kleine, bevende^ handjes tastende naar zijn breede schouders om zich te overtuigen dat hij het was, vleesch en bloed haar Jack en niét een geest 1 Lorrimore ging met Andery weg. „Ach, de Hemel gave dat ik half zoo geluk kig was als deze twee!" fluisterde bij. HOOFDSTUK Xyi. Eindelijk maakh Sylvia zich los uit -» men en zij stonden elkaar aan te zien en toen was het of Neville ontstelde; hij kreeg eën vuurroode kleur. Hij had haar eigenlijk nog n et gezien. In de eerste bestorming hadden zij elkaar kr nauwernood aangeksken, en nu ja, hij had zich de Sylvia voorgesteld zooals hij zien d'e herinnerde, het slanke meisje mef haar meisjésfiguurtje en gezicht en manieren en spreekwijzen dat was de Sylvia, die hij had verlaten en verwacht had weer te zien, en in -laats daarvan stond daar voor hem een liefe lijke, kleed, met hals en" armen wit als marmer. uiterst liefelijke vrouw, uitstekend ge- Kon deze prinses zijn „boschmeisje" zijn zijn kleine Syl? Haar schoonheid, gratie en gedistingeerd "wlig< meeste mannen, voelde bij zich verlegen, ver voorkomen vervulden hem met ontzag en leg den hem een' verbaasd stilzwijgen op. Als ae de rest fn vier groepen'; maar allen voor a.t. Dinsdag. Ik behoor tot de laatsten; ik kan de kameraden, waarmee ik genoegen en ongenoe gen altijd met heeler harte heb gedeeld „de kluft af zien1 hobbelen" beladen met ransels en de weinige kleedingstukken, die ze mee moet-en nemen. Ik mag over hun feestelijk afzwaaien nog een paar dagboekbladen schrijven, eni die bewaren ais zoovele aange name herinneringen aan een onaangename periode van mijn leven. 13 November. Gisteravond, toern ik dit bovenstaande ge schreven had, was het tijd-geworden riaar het fort terug te keeren. Het was niet druk in de stad, wat ik niet had verwacht. Slechts hier en daar liepen-, in het stikdonker van de on verlichte straten, rijen soldaten en matrozen, met meiden gearmd, luid zingend, niets dan liedjes van de vrede, en spottend over de lich tingen, die nog niet „nokken" mochten. Op de -kamer, daar hadden ze een borrel op, Meer niet. Ze waren maar weinig wan ordelijk. Alleen-: zingen en- nog eens zingen; af en toe een- luide schreeuw, zooals ze den geheelen dag al hadden gedaan. Toen het licht werd uitgedraaid! kwam even- weer de lust tot baldadigheid boven,- maar zeker waren de meesten vermoeid van de emoties van dezen heer lij kén «dag: ze slie pen. spoedig in. Maar 's nachts om even- drie uur begon de pret eerst recht. Ze waren wak ker geworden door het „porren" van de lui die op wacht zaten en rustten niet, voor ook k< de bewoners van de naburige «kamers wakker waren, Nu werden Jampen, brandend en wel over en- weer geslingerd- en tenslotte met een plank zoo plat geslagen als eem scholletje. Papier en stinkend -vuilnis lag te branden en smoken op den grond en daaromheen stonden ze te dansen als om een vreugdevuur, totdat het eensklaps werd gebluscht door een juist geworpen- emmer met water of bijeengegaarde restjes koffie van den. vorigen dag. Zoo bleef liet en- joelen en zingen, niet daartusscben, als ze hun vermoeide kelen- even tot rust lieten komen, het tellen van de uren nog, totdat het zeven uur was en de hoornblazer „de fran- sche" nog eens blies, voor het laatst. Voor het laatstr dat is het, wat ze nu herhalen, bij allcf wat ze doen voor het laatst het kucliie wegspoelden met de slappe koffie, voor het laatst hun portie „karresmeer" klet sen tegen1 het.zolderinggewclf, bij! de porties van'14 en-'13 oudere lichtingen, die daar hangen, al zoolang als stomme -getuigen van de uitbundige soldatenjool in de dagen- „als het kort wordt." Dan 't laatste appel, waarop natuurlijk „allen present" zij-n, pakken- ze hun boeltje in, en, als grasmaaiers in den zomer, gaan ze, den rommel in een deken geknoopt, naar de rustkamer, die nog gesloten is, zoodat ze In de tochtige gang blijven' zitten- op hun plunje pretmakend en zenuwachtig lachend, om de minst belachelijke dingen soms blij als! ze zijn, omdat het nu zoo'kort is, zoo kort. dat er een uren meer te tellen zijn nu. Als de rust- amer geopend wordt, mogen ze binnen ko men, één voor één, maar door hun haast wordt het al heel gauw zoo'n wanordelijke boel, dat onze goedmoedige fourier wel, uit onmacht daar iets tegen- te doen-, heel schap pelijk moet zijn, en- niet zoo nauw kijkt, oï er soms iets aan mankeert, een monddeksel, een meseen paar schoenen. Ik heb ze niet de -kluft zien afgaan, de jongens van mijn kamer, en- dat spijt me. meer dan ik kan zeggen. Ik had ze zoo graag bij de poort allen een hand ten afschcjd gege ven, maar, ik bekleedde bij de inspectie een geweldig gewichtige functie en kon dus on mogelijk gemist worden. Vanmiddag en vanavond! -was het akelig stil in de groote holle kamers. Een- droefgees tig gezicht was het: die dubbele lange rijen leege zwarte kribben, die nu zoovele maanden de glorie geweest waren van de talrijke lijn trekkers van talrijke lichtingen. Het doet wer kelijk weemoedig aan, bij het zien- van die lee ge kribben, te beden-ken-: ja, die, en- die, waar mee ik zooveel heb meegemaakt, misère, en soldatenjool, wij zien in neel ons verder lieven «elkaar misschien niet jveer. Maar dit eene weet ik toch heel, heel zeker: het gevoel van kameraadschap, van saamhoorigheld, dat wij in de mobilisatie hebben leeren kennen-, dal is onverwoestbaar; dfrt blijft, als de heerlijke vrucht* van samen-lijden1 ensamen- kankeren. 14 November. Aan den weg, dwars door de weiden van Noord-Noordljolland, ligt een dorpje, nietig en klein, bekneld tusschen duinen en- dijk. Nietiger nog dan overdag ligt het daar in den laten avond-. Maar even' zijaf, dam- staat de slanke sterke lichttoren, recht verrijzend uit de lage weiden. Die draagt nu voor het schrikt zelfs, terwijl hij tintelde en gloeide van hartstochtelijke liefde. Zij merkte de plot selinge verandering in zijn wijze van doen niet op en trok hem met beide handen in de hare ae kamer in. „Kom bij het licht en laat mij je zien, Jack," zei ze en haar stem trof hem bijna evenzeer als de verandering in haar voorko men gedaan had. De stem was voller, zachter geworden en toch even lief als altijd. „Kom bij het licht en, laat mij je duidelijk zien, Jack laat eens zien of ik vergeten ben hoe je was. Ach, ach!" en1 zij' begon te schreien d e zonderlinge vermen-ging waardoor een viouw verlichting kan geven aan een hart o vervol van' vreugde. „Hoe kon je zoo wreed wezen? Neen, neen, geen woord van ver wijt nu niét en nooit I Maar als je eens wist hoe zeer ik geleden heb!" zij huiverde. „Ik deed het voor je bestwil," stamelde hij, ,,Ja, ja, je dacht dat ik in betere hancleh in vallen was. Je ziet hoe ik je gedachten karne- zen, Jack. Maar hoe kon ik beter verzorgd worden dan zooals jij het deed? Ach, Wat wa ren wij gelukkig! Ben je liet vergeten? Neen, ach neen, dat ben je niet! Ik herinner mij al les alles, Jack het geringste, onbedui dendste gesprek dat wij ooit gehad hebben in die woeste, stille streek. Laat mij je toch eens bekijken. Wat zie je bruin! Ja ilf geloof dat je zwaarder en orootcr geworden' ben of zijn de mannen hier misschien kleiner? O Jackjou weer bij mij te hebbenen zr sloeg de handen voor 't gezicht. „Toe verte mij nu alles wat.er gebeurd is. Ben je nog lang in het kamp gebleven en," zij lachte „heb je een boel goud gevonden, Jack?" Hij schud'de glimlachend het hoofd. „Neen. mijn geluk heeft mij met joh verla ten, Syl." „Syl," fluisterde zij. „Niemand heeft mij eerst weer haar diamanten kroon, hoog boven het donkere land. De lichten zwaaien statig door de lucht als molenwieken. In het fort is het no-g steeds de démobilisar tie-wa-nordeeen- wanorde, welke zich geen burger in kan denken, die niet zelf in 't apen- pakje heef-t rondgeloopen-. Op Deel VI en Staf III staan de kribben vierhoog, zoodat dé bewoner van hefbovenste wolletje met de vin gers de oude zwart geworden- klodders boter van het plafond gewelf kon krabben'. Tot na middernacht bleef het een wartoel wij alle holbewoners zaten, met slaperige ge zichten sommigen, rechtop in hun bed, en, die morgen zouden afzwaaien., liepen schreeuwend- en zingend over de kamers en ramden alle kribben, pas weer opgebouwd, in elkaar, zonder een oogenblijk meelij te hebben met een- arme slaapkop, aie haastig weg vluchtte naar veiliger slaapsteê. Het kon niet erg genoeg I Een groote lamp werd uit de „Beer" ge haald en leeggegoten, en weldra verspreidden de dekens, die, op dé vlammen geworpen, een scherpe rookstank. Nog was het niet mooi ge noeg, de kop-kussens moesten erbij I Den volgenden morgen zwaaide ik af, na 't vele hanclefi-drukken en 't groeten en wui ven „hobbelde ik de kluft af", zwaar beladen mei de pakkinge, die ifc meekreeg. Dit was de laatste dag van mijn soldaten*- leven, dat veel leelijks en gro'fs, maar ook veel moois en innigs, had gebracht in mijn leven. Eu dat mijn geloof versterkt had bbvenal, mijn zoo vaak wankelend geloof in den goe- ineiisch. dei} DE ORDE VAN GOEDE TEMPELIEREN. Voor de loge „Op hoop van Zegen" no. 38 van de 1. O. G. L alhier trad Zaterdag avond in het gebouw De Unie op de heer üzuret, van Amsterdam, die voorzitter der aid. Nederland. De beer P v. d. Veer sprak een koilt ope ningswoord!, waarna de iieeren Gebr. Vink, van den Haag en Haarlem, deaanwezigen vergastten op populaire muziek op de violon cel met pianobegeleiding, waarvoor een ap plaus hunne bel'ooning was. 1/aarna was het woord aan den heet Uze- rit, die sprak over het onderwerp: „Wat dan?" Bij het kiezen1 van dit onderwerp hadden de gebeurtenissen der laatste weken nog niet plaats gegrepen-. De wapenstilstand was nog in een; ver verschiet geweest. Als spr. nu het onderwerp nog moest opgeven, zou het zijn: „Wat nu?" Ja, wat nu? De wereldvrede, zeifis dé vrede is uog ver. Van de internationale machten is tiog lcdit weinig werkzaamheid' te bespeu ren. De wetenschap, als no. één dier machten, heeft zij den oorlog vootkomen en- de Verbroe dering bevorderd? Integendeel, zij beeft hem vreesclijker gemaakt, tot schande van ons al len. Want alle menschen die thans leven, zulten dOor onze nakomelingen als schuldig aail den oorlog worden aangewezen. Heeft de godsdienst den oorlog verkort? Neem! Spr. wees op de Polen, die van hunne pas herkregen vrijheid misbruik maken- door de onderdrukking der joden, omdat die een anaeren godsdienst hebben. Ook de revoluitiomnairt macht bleek on machtig den oorlog tegen te houden of te verkorten of die verbroedering, grooter .te maken. Welke internationale macht kan dan- iets ten. goedé verrichten? Het moet zijn een- idé aal, dat £llen nastreven. Naastenliefde? Zij' is 20 eeuwen' gepredikt en toch kregen we nog den grooten oorlog. Misschien, zal zij. flog eens,, heerschen- maar dat helpt nu niet. Wij: moeten iets hebben, dait in de afzienbare toekomst iets goeds belooft. We moeten hebben1 eeni ideaal, waarvoor wij allen kunnen strijden tegen- den vijand aller menschen, Europeanen, zwarten- en blanken, de sterke drank. Deze is de grootsite schula aan den oorlog. 8pr. wist, dat menigeen dit zou ontkennen, of als zij al een-ige schuldi van den drank aan den oorlog aannemen, meenen zij dat die zoo gering is, dat zij niet in aanmerking kan ko men1. Dat men deze schuldi niet inziet, komt doordat de tegenwoordige menschen door trokken zijn van drank, zwaar verhypothe keerd zijn door den dirank, zooals 'n groot ge leerde dat zei. De matige drinkers, die nooit onbekwaam zijtn, maar toch geregeld hun glaasje gebruiken, houden de «drinkgewoon ten in^tand. De drank doet datgene, wat dén- niensch het slechtst maakt, hiji verstikt het goede in hem. Spr. wees hierbiji op de overvolle gevan- ooit zoo genoemd behalve jij, Jack, mijn lie ve, beste broeder!" Neville bloosde, dat woord „broeder" hin derde hem. Hij vergat dat hij het was, die dien naam het eerst bedacht had. „Mijn geluk heeft mij verlaten, Syl," zei hij, „en ik ben even arm uit Verloren Hoop ver trokken als ik er kwam." - „Ochzei ze met de liefste, teederste sym pathie. „Vertel verder, Jack!" en zij trok hem op de sofa naast zich. Hij gaf verslag van zijn lotgevallen sedert hun scheiding, behalve die welke in verband stonden met het vinden van het testament, en Sylvia luisterde met groote belangstelling. „Arme Jack!" fluisterde zij, zijn hand stree- lende, maar wat kan dat schelenJe bent hier hier en je zit vlak naast mij! Ach! denk je dat ik straks zal ontwaken en merken dat al les een droom geweest is en ze keek treurig tot hem op. „Ik deed mij zelf juist dezelfde vraag," ant- wofdde Neville, „liet is - het is zoo moeilijk te gelooven, dat die bevallige en vorstelijke dame Syl is." Zij stond op en maakte een buiging vóór hem. „Was ik eeneen wilde kat, een wilde meid, Jack?" vroeg ze lachend. „Je was het liefste Hij zweeg ora Stella ben, mijn- BH „Maar 't is waar dat je „De beroemde Sig heer," zei ze lachend. „Herinner ie je nog hoe ik voor ie zat te zingen bij de claim, Jack en hoe je mijn stem roemde? Ik heb er sedertdien' -lijil reu goed gebruik van gemaakt. Je zult mii wel eens hoor enizingenf als je heel vrien delijk wilt zijn, mijnheer, en als je belooft mij hooit, nooit meer te verlaten, maar altijd een huiseiliken broeder voor mij te zijn." Weder betrok Neville's gezicht. m mil i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5