Gekocht
BofldTrd en Twinstigste Jaargang.
Woensdag 4 Dec.
Stremming verkeer.
Kostwinners vergoeding
FB U I L L E T O N.
Afzwaaien.
s
Stadsnieuws
ui. i»i».
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
ran ALKMAAR brengen ter algemeene ken
nis dat
DE HOOGE BRUG IN DEN
HOEVERWEG
ran 10 tot en met 12 DECEMBER a s. voor
liet verteer met iHe soorten van voertuigen
iu< afgesloten.
AH" iar, 2*December 1918.
gemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
bij vertrek met onbepaald, (klein) v&lof, vrij
willig nablijven, vrijwilligen terugkeer ondêr
it wapenen, opkomst bij den vrijwilligen
Un in en dfr dienstver
vulling bij den vrijwilligen landstorm.
De verwanten van den dienstplichtige, die
of na 14 November 1918 met onbepaald
ein) verlof is vertrokken of zal vertrekken-,
Mijven, zoo zij in ,het genot zijn van'koatwin-
nersverg ding, de vergoeding genieten gedu
rende nog dertig dagcp na den dag van ver
trek met verlof.
Vt der vergoeding over genoemd
tijdvak van 30 dagen mag slechts geschieden
daartoe een bijzondere reden bestaat in
verband met de gezinsbehoeften. Als bijzon
dere reden geldt niet de vermeerdering der
witgai n vgens <ic thuiskomst van den
dlenstplichti
De verwanten van den dienstplichtige, dje
vrijwillig onder de wapenen vertoeft, behou
den voorloopig aanspraak op kostwinners
vergoeding.
De duur van het vrijwillig verblijf onder
de wapenen kan zoowel voor hen, die geen
joniie I iijk gdnu 1 bben gemaakt van de>
relegénheid om met onbepaald (klein) ver
lof ti 'verhekken-, als voor hen, die van onbe
paald (klein) verlof vrijwillig onder de wa-
lenen- terugkeeren, gesteld worden- op minder
tan 1 maand.
Ingeval het vrijwillig verblijf onder de wa
penen na terugkeer van onbepaald (klein)
verlo korter dan óén maand duurt, wordt de
kostwinnersvergoeding alleen uitgekeerd over
het tijdvak van het vrijwillig verblijf onder de
wapenen. De dertig dagen vergoeding na,
vertrek niet verlof wordt derhalve ten aanzien
'van vrijwillig teruggekeerde dienstplichtigen
alleen dan opnieuw genoten-,, indien zij na
hun i u wedei een maand
omlei* de wapenen hebben- doorgebracht. Voor
lea echter, die teruggekeerd- zijn om bij den-
vrijwilligen landstorm op'te komen, gelden
de bepalingen, voorkomende aan het slot de
zer bekendmaking.
Ten1 aanzien van de dienstplichtigen, die
fan de gelegenheid om met onbepaald' (Klein)
verlof te vertrekken, geen gebruik hebben ge-
mjakt, doch vrijwillig blijven nadienen, wordt
Vergoeding uitgekeerd over de dertig da-
pen. volgende op net einde van hun vrijwillig
verblijf onder de wapenen, ook al duurt dat
Iwrter dan één maand.
De verwanten- van den dienstplichtige, die
op het tijdstip, waarop het onbepaald (klein)
verlof voor hem aanvangt, reefls in het genot
is.van bijzonder verlof, kunnén er in het alge-
ineen geen aanspraak op maken, dat de hun
toegekende vergoeding nog wordt uitgekeerd
over de dertig dagen na den ingang van het
pnbepaald (kiein) verlof. Evenwel kan ook in
Zoodanig geval nog over vermeide dert'g da
gvergoeding worden uitgekeerd, wanneer
iet betreft een gezin, dat aan de vergoeding
nog cenigen tijd dringend behoefte heeft.
Dienstvervulling hij den vrijwilligen land-
vorfy geeft op den bestaanden voet aanspraak
op kostwinnersvergoeding zoowel ten aanzien
van vrijwilligers bij den landstorm als ten
aanzien' van dienstplichtigen van de militie,
ie landweer of den landstorm, die van onbe
paald (klein) verlof terugkeerden om bij d-en
vrijwilligen landstorm onder de wapenen te
"omen.
In geval van dienstvervulling bij den vrij
willigen landstorm van korteren duur dan
4 weken- mag in het algemeen de vergoeding
alleen worden uitgekeerd over het tijdvak van
die dienstvervulling. Aan de verwanten van
Raar Sat Engelsch vuut Charles Carvices
BE
„Ja," zei Andrey zacht, „ik zal het doen.
jWaar is hij
„Daar ginder- tusschen de heesters, hij
-wacht tot hij geroepen wordt. Zal ik hem roe
pen?"
„Neen, nog niet 'Hij moet nog niet komen;
als zij eens plotseling binnenkwam en hem
eens zag zonder- voorbereid t» zijn O, daar
la zij," zei ze -toen Sylvia's stem gehoord
Weid; ze k\yam zingende beneden.
„Daar is Lord Lorrimore, Sylvia," zei An
drey een weinig bevend.
Sylvia uitte eeh kreet van blijdschap.
„O, hoe prettig!" en haar zaent klein hand-
te vatte de zijne. „En hoe onverwacht, niet
waar Andrey?"
„Ja," zei Andrey, „En Lord Lorrimore
Wt eigen-lijk voor een zaak die jou aan-
|lat."
„Mij? Is er iets niet goed met de opera?
Heeft de directeur geweigerd mij opnieuw te
tngageerenWat is het? Waarom kijkt u zoo
ernstig? U kunt mij geen heel kwade tijding
brengen, Lord- Lorrimore, want ik heb alle
kwade tijdingen al gehad; en al de personen
die ik liefheb Andrey en Mercy en u als ik
dat wel zeggen- mag, zijn bij mij, veilig en
*el Wa-t is er?
„Het is goede tijding," stamelde Lord
lorrimore, maar Andrey'gaf hem een wenk
zwijgen.
„Ja lieve," zei ze, terwijl ze haar arm om
Sylvia heen sloeg, „het is een goede tijding,
lord Lorrimore is vanavond aangekomen
den dienstplichtige, die van onbepaald (klein)
vearlof is teruggekeerd om onder de wapenen
te komen bij den vrijwilligen landstorm,
wordt echter nog gedurende 30 dagen na den
dag, waarop de dienstvervulling fs geëindigd,
de' kostwinnersvergoeding ui-tg^ceerd, voor
welke de verwanten io aanmerking zijn geko
men tijdens die dienstvervulling. Hierbij doet
het niet ter zake, op welk tijdstip hef aanvan
kelijk verleend onbepaald (klein) verlof in
ging, en ook niet hoelang de dienstvervulling
bij den vrijwilligen landstorm duurde
Aknaar, 30 November 1918.
De Burgemeester,
G. RIPPuNO.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en' WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ken
nis dat heden op de gemeente-secretarie ter
visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek
met bijlagen van D, 'Heinstman, smid aldaar,
om vergunning tot het oprichten van eene
smederij in bet perceel HEUL, Wijk A,
No. 34.
Bezwaren tegen deze oprichting -kunnen
worden ingediend ten raad huize dezer ge
meente, mondeling op DINSDAG 17 DE
CEMBER e.k., 's voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende
drie dagen vóór gemelden dag kan de verzoe
ker en- hij, die bezwaren heeft ingebracht, op
de secretarie dezer gemeente van de terzake
ingekomen schrifturen kennis nemen.
Alkmaar, den 3 December 1918. x
.Burgemeester en- Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Kijkduin, 12 November.
Een militair zend ons e enige' bladen uit
zijn dagboek betrekking hebbende op de demo
bilisatie.
Zaterdagnacht kwam ik hier aan, van ver
lof terug. Helt was een1 heele toer, en gaf heel
oii' a.ii 'lvi u, miju b< i vinden,
dat ze bovendien, om enkele grieplijders een
rustiger slaapplaats te verschaffen, nog had
den verplaatst.
Het zal zoowat één uur zijn geweest, toen ik
lag en misschien twee. toen ik sliep, want rfa
mij kwamen nog andere verlofgangers bin
nen, die zoó gelukkig waren geweest een
lampje te vinden, waarbij ze nu heel knus
zatem te keuvelen, onderwijl een gedeelte van
hun meegebrachte „schore" verorberend.
l'oerv een wakker 'geworden kamergenoot
een heer gedreigd had de babbelaars oen ster
in hun hoofd te zullen gooien met zijn „kis-
sie's" schenem ze te begrijpe/i, hoe vervelend
ze waten, en- betrokken- ze, toch nog onder -ge
zellig discours, hunne wolletjes.
Mijn lezer is waarschijnlijk geen- soldaat
geweest, maar toch zal hij zich misschien wel
eenigermate kunnen voorstellen, hoe ik mij
Zondagmorgen gevoelde, toen ik, na korten
nacht, voor 't' eerst weer wakker werd in de
rommel van een kazernekamer. Wij, in ons
taaltje, noemen1 dat: brakkig. Maar dat zal
voor de meesten wel onverstaanbaar zijn. In
den loop van d'iem ochtend kwamen «de eerste
alarmeerende berichten over de revolutie-ge
beurtenissen in- Duitschland, over de wapen
stilstand, en dé dan onmogelijk meer ver-affe
démobilisatie van ons Hollanasch leger. Wij,
bleven onder dat alles nogal sceptisch, en
spatten met de officieren, die al begonnen hun
koffers te pakken, voor den afreis naar de
Burgermaatschappij.
Dat zal wel gekomen zijn, doordat dien
dag hoofdzakelijk alleen- jonge lichting op
het font was, die toch nog niet „afzwaait."
Maar, met diat al, we begrepen, dat het „kort
werd".
Zondagnacht eni Maandagmorgen vóór den
hanvaug van den dienst kwamen de meeste
ouderen, vooral landstormers die hier in d'en
omtrek wonen, weer binnepen die menschen,
die bij een spoedige demobilisatie veel meer
onmiddellijk belang hebben dan wij, jon-geren,
deden niet anders, dan spreken over het aan
staande „huistoc.
Wat merk je dan nas, als het zoo teneinde
schijnt te loopen, goed, met welke een tegenzin
die menschen hebben rondgeloopen in het sol
datenpak en hoe ze terug verlangen naar hun
gezin, naar hun werk,'om alles, wat zoo ge
leden heeft door den oorlog, te herstellen-.
En om weer in- te leven- eni dat oude huise
lijke samenzijn. Als dan de regedringen van
alle landen maar zorgen dat rust eni vrede
weerkeeren.
Maandag kwam het eerste bericht van- dé
aanstaande démobilisatie. Met blijde gefich-
-ten liepen ze over de gangen en kamers. En
wat gnuifden ze, toen- de fourier zei: „Nu-ja,
met een vreemd, wonderlijk verhaal zoo
vreemd en zoo wonderlijk, dat het haast on
waarschijnlijk en onmogelijk lijkt. Denk je
dat het zou kunnen- aanhooren, Sylvia?"
Haar stem werd zachter en teederder. „Soms
is groofe vreugde even moeilijk te dragen als
een groot verdriet. Soms hoorerrwij dat een
peraoon dien wij verloren hebben verloren
voor altijd, zooals wij dachten nog in le
ven is
Zij- zweeg, verschrikt door de uitdrukking
die zich op Sylvia's gezicht vertoonde. Het
was een blik van iemand die hoopt, maar niet
durft te gelooven.
„Wat wat is het?" hijgde zij, terwijl
haar gezicht steeds witter werd.
,,/ulke wonderlijke dingen gebeuren
waarheid is soms vreemder dan inbeelding,"
stamelde Lorrimore, hij kwam naar haar ïoe
in geval zij eens mocht flauw vallen.
„Wijl hebben verhalen gelezen van men
schen, die wij dachten dat gedood waren
op het slagyeld, en veilig en wel terugkwa
men, weet ie."
Sylvia schrikte; zij sloot haar oogen een
oogenblik en zij dachten dat het meisje zou
vallen, want zij wankelde; zij greep Audrey's
arm.
Het is Jack!" fluisterde zij. „U u hebt
ehoord dat dat hij niet dood is*niet
oodl O God! houd mij niet in spanning!"
smeekte zij, de handen wringende en zij zag
van den een naar den ander met een uitdruk
king in de oogen, die Lorrimore het hoofd
deed afwenden.
„Houd mij geen oogenblik meer in
spanning! ik kan het niet uithouden 1 Ik
..roomde dat hij nog leeft. Vraagt het aan
Mcrcy, zij zal u vertellen dat ik-het gedroomd
heb. O, Jack! Jack!"
„Lieve," riep Lorrimore uit, „dat buis dat
eigenlijk ia het een hertaling van wat we aT
wistendémobilisatie op nader te bepalen da
tum.
Honendi was hun lachen maar de blijd
schap klonk er in dtoor. Avonds, toch altijd
nog éen tikje officieel, kwam de fourier met
de majoor, eeni bundel groote bedrukite en be
schreven vellen in de hand, in de kamers be
kend maken, dat ieder, die in aanmerking
kwam mei onbepaald- te verstrekken, moest
zorgen zijd uitrusting bier «niet thuis te heb
ben.
„Maar wie komen er in aanmerking!"
schreeuwden ze; en hij toen
schreeuwen ze; en hij toen, itoch ook zijn blijd
schap om het einde niet langer kunnende ver
bergen: Lees de krant 1 lees de krant 1
Ze lazen de krant, maar die bracht nog
geenl definitief nieuws. Toch, de overmoedi-
gen, eni wie is er in zulke dagen niet over
moedig. ze telden hun „wachten nog" en de
verlofpannen.
Nog zooveel Ien. dan 1 dano,
sommigen in hun geluk, konden het niet zeg
gen, en. ze riepen en joelden maar, en her
haalden tegen, ieder met een -blij- gezicht
t wordt kort't wórdt kort I
Vanochtend bracht d< facteur het ochtend
blad! van „De Telegraaf' En daar stond het
invan- 14 tot 19 November. Een gejuich
steég op; ze sloegen elkaar op de schouders
en dansten in 't rond in uitgelaten vreugde.
„Nu wordt het jiiet kort meer, nu is het al
kort I" „Ik kom niet meer op wacht I" „Nog
twee... nog drie pannen!" De onder-officic-
ren, anders hoog, maar die zich nu al half
burger gevoelden, kwamen in overhemd en
met ongekamde haren erbij, om ook dat lang
gewachte, eni nu toch zoo plotselinge nieuws
te lezen. En ze juichten mee eni zongen.
Het bleef kalm den heelen morgen. Er werd
meerde lijn getrokken dan anders, maar niet,
om op de stroózak te liggen, half in dut, half
wakker om in
HPI te kruipen, als
er onraad komt. Neen, bij «reepjes stonden ze
tc praten, over de burgerpet, „die ze nu al kon
den, ruiken", over hun werk, dat zoo l'ang al
te wachten lag Zelfs voor den sergeau! van
de week, die anders zoo lastig en gevreesd is,
kropen- ze niet schuil't was voor hem ook im
mers ijselijk, ijselijk kort.
Te midden van al die verheugde, opgetogen
menschen, zie je er een enkele loopen met een
strak, ernstig gezicht, stil met gedwongen
aand.'eht zijn wei! v •ie" end. (I
joelend met dé groote hoop. Dat zijn zij, die
geen- werk hebben en die het erin zien, dat zij
„blijven" moetent
Het bleef lang kalm. Maar togen- den mid
dag, op onze kamer, toen werd) het ze te mach
tig. Ze konden het. niet langer inhouden; hun
onzegbaar gevoel van blijdschap en jolei-t. Ze
begonnen elkaar te plagen, te duwen, te
schudden. Baldadig werden ze ten slotte, tot
het gevaarlijke toe. Banken, een' paar ver
dwaalde stoelen-, bladen en- onderstellehi van
de tafels, schalen, scnoemen, kussens vlogen
onze uit
en van de
zorgvul
dig niét touw en ijzerdra^ bijeengebonden
waren en. het al ?oo lang haddien. uitgehou
den. werden nu meedoogenloos wild door el
kaar geschud eh plat 'lagen ze daar tenslotte
op de gore vloer, met kopkusséns eni dekens
als 't ware een model vormend' voor een stil
leven!: démobilisatie.
De officier van de wacht kwam, doch het
lawaai verminderde maar ternauwernood, en
als hij weer heenging, dan joelde het weer op,
die innige, echte blijdschap om dat weg gaan,
wèg, wèg, om er nooit meer in te komen.
Het eten. ging, tegen verwachting kalm-;
het eenige een incident is het eigenlijk niet
te noemen was, dat iemandl alweer'om in
zij-n blijdschap iets te kunnen, schreeuwen
„honger!" riep. We kregen direct brood bij
onze middagpot, die toch goed en1 voldoende
was, alsof we nog leefden in de dagen, toen
het verlof was ingetrokken.
Ook na de maaltijd, in de cantine bleef het
kalm. Er werd veel op de piano gespeeld, en
er werd meegezongen; allerlei moppen maar
telkens draaide het toch weer uit op: Als de
vrede komt
Een paar maal begon er een:
„Maar ee'maal kooi' de tijd
Damme de rotzooi gaan verlate!"
maar dat sloeg niet meer in.
Vanavond zijn de meesten naar de stad'ge
gaan, zoodat ik verwacht, dat het een dronke-
mansboel zal 'worden op de kamer. Wat vind
ik-het jammer, dat ze hun mooie blijdschap
om de verlossing nu juist moeten bezoedelen
door het gebruik van sterken drank en dat ze
hun langgewachte thuiskomst bedreven door
de borrels, die ze zeker zullen drinken,
i Morgen gaan er al heel wat naar huis, en
we je hebben gebracht, was wel van hem;
maar een andere man had het aangetrokken
en en, begrijp je
„Roep hem," fluisterde Andrey, die de tra
nen over haar wangen voelde rollen.
Lorrimore ijlde naar .de trap van het terras
en riep: „Neville!"
Een kloeke gestalte kwam over het grasveld
'aangekropen en het volgend oogenblik lag
Sylvia in zijn armen, schreiend, lachend, zijn
naam fluisterend, met haar kleine, bevende^
handjes tastende naar zijn breede schouders
om zich te overtuigen dat hij het was, vleesch
en bloed haar Jack en niét een geest 1
Lorrimore ging met Andery weg.
„Ach, de Hemel gave dat ik half zoo geluk
kig was als deze twee!" fluisterde bij.
HOOFDSTUK Xyi.
Eindelijk maakh Sylvia zich los uit -»
men en zij stonden elkaar aan te zien en toen
was het of Neville ontstelde; hij kreeg eën
vuurroode kleur. Hij had haar eigenlijk nog
n et gezien.
In de eerste bestorming hadden zij elkaar
kr nauwernood aangeksken, en nu ja, hij
had zich de Sylvia voorgesteld zooals hij zien
d'e herinnerde, het slanke meisje mef haar
meisjésfiguurtje en gezicht en manieren en
spreekwijzen dat was de Sylvia, die hij had
verlaten en verwacht had weer te zien, en in
-laats daarvan stond daar voor hem een liefe
lijke,
kleed, met hals en" armen wit als marmer.
uiterst liefelijke vrouw, uitstekend ge-
Kon deze prinses zijn „boschmeisje" zijn
zijn kleine Syl?
Haar schoonheid, gratie en gedistingeerd
"wlig<
meeste mannen, voelde bij zich verlegen, ver
voorkomen vervulden hem met ontzag en leg
den hem een' verbaasd stilzwijgen op. Als ae
de rest fn vier groepen'; maar allen voor a.t.
Dinsdag. Ik behoor tot de laatsten; ik kan de
kameraden, waarmee ik genoegen en ongenoe
gen altijd met heeler harte heb gedeeld „de
kluft af zien1 hobbelen" beladen met ransels
en de weinige kleedingstukken, die ze mee
moet-en nemen. Ik mag over hun feestelijk
afzwaaien nog een paar dagboekbladen
schrijven, eni die bewaren ais zoovele aange
name herinneringen aan een onaangename
periode van mijn leven.
13 November.
Gisteravond, toern ik dit bovenstaande ge
schreven had, was het tijd-geworden riaar het
fort terug te keeren. Het was niet druk in de
stad, wat ik niet had verwacht. Slechts hier
en daar liepen-, in het stikdonker van de on
verlichte straten, rijen soldaten en matrozen,
met meiden gearmd, luid zingend, niets dan
liedjes van de vrede, en spottend over de lich
tingen, die nog niet „nokken" mochten.
Op de -kamer, daar hadden ze een borrel
op, Meer niet. Ze waren maar weinig wan
ordelijk. Alleen-: zingen en- nog eens zingen;
af en toe een- luide schreeuw, zooals ze den
geheelen dag al hadden gedaan.
Toen het licht werd uitgedraaid! kwam
even- weer de lust tot baldadigheid boven,-
maar zeker waren de meesten vermoeid van
de emoties van dezen heer lij kén «dag: ze slie
pen. spoedig in. Maar 's nachts om even- drie
uur begon de pret eerst recht. Ze waren wak
ker geworden door het „porren" van de lui
die op wacht zaten en rustten niet, voor ook
k<
de bewoners van de naburige «kamers wakker
waren, Nu werden Jampen, brandend en wel
over en- weer geslingerd- en tenslotte met een
plank zoo plat geslagen als eem scholletje.
Papier en stinkend -vuilnis lag te branden en
smoken op den grond en daaromheen stonden
ze te dansen als om een vreugdevuur, totdat
het eensklaps werd gebluscht door een juist
geworpen- emmer met water of bijeengegaarde
restjes koffie van den. vorigen dag. Zoo bleef
liet en- joelen en zingen, niet daartusscben,
als ze hun vermoeide kelen- even tot rust lieten
komen, het tellen van de uren nog, totdat het
zeven uur was en de hoornblazer „de fran-
sche" nog eens blies, voor het laatst. Voor het
laatstr dat is het, wat ze nu herhalen, bij
allcf wat ze doen voor het laatst het
kucliie wegspoelden met de slappe koffie,
voor het laatst hun portie „karresmeer" klet
sen tegen1 het.zolderinggewclf, bij! de porties
van'14 en-'13 oudere lichtingen, die daar
hangen, al zoolang als stomme -getuigen van
de uitbundige soldatenjool in de dagen- „als
het kort wordt."
Dan 't laatste appel, waarop natuurlijk
„allen present" zij-n, pakken- ze hun boeltje in,
en, als grasmaaiers in den zomer, gaan ze,
den rommel in een deken geknoopt, naar de
rustkamer, die nog gesloten is, zoodat ze In
de tochtige gang blijven' zitten- op hun plunje
pretmakend en zenuwachtig lachend, om de
minst belachelijke dingen soms blij als! ze zijn,
omdat het nu zoo'kort is, zoo kort. dat er
een uren meer te tellen zijn nu. Als de rust-
amer geopend wordt, mogen ze binnen ko
men, één voor één, maar door hun haast
wordt het al heel gauw zoo'n wanordelijke
boel, dat onze goedmoedige fourier wel, uit
onmacht daar iets tegen- te doen-, heel schap
pelijk moet zijn, en- niet zoo nauw kijkt, oï er
soms iets aan mankeert, een monddeksel, een
meseen paar schoenen.
Ik heb ze niet de -kluft zien afgaan, de
jongens van mijn kamer, en- dat spijt me.
meer dan ik kan zeggen. Ik had ze zoo graag
bij de poort allen een hand ten afschcjd gege
ven, maar, ik bekleedde bij de inspectie een
geweldig gewichtige functie en kon dus on
mogelijk gemist worden.
Vanmiddag en vanavond! -was het akelig
stil in de groote holle kamers. Een- droefgees
tig gezicht was het: die dubbele lange rijen
leege zwarte kribben, die nu zoovele maanden
de glorie geweest waren van de talrijke lijn
trekkers van talrijke lichtingen. Het doet wer
kelijk weemoedig aan, bij het zien- van die lee
ge kribben, te beden-ken-: ja, die, en- die, waar
mee ik zooveel heb meegemaakt, misère, en
soldatenjool, wij zien in neel ons verder lieven
«elkaar misschien niet jveer. Maar dit eene
weet ik toch heel, heel zeker: het gevoel van
kameraadschap, van saamhoorigheld, dat wij
in de mobilisatie hebben leeren kennen-, dal is
onverwoestbaar; dfrt blijft, als de heerlijke
vrucht* van samen-lijden1 ensamen-
kankeren.
14 November.
Aan den weg, dwars door de weiden van
Noord-Noordljolland, ligt een dorpje, nietig
en klein, bekneld tusschen duinen en- dijk.
Nietiger nog dan overdag ligt het daar in
den laten avond-. Maar even' zijaf, dam- staat
de slanke sterke lichttoren, recht verrijzend
uit de lage weiden. Die draagt nu voor het
schrikt zelfs, terwijl hij tintelde en gloeide
van hartstochtelijke liefde. Zij merkte de plot
selinge verandering in zijn wijze van doen
niet op en trok hem met beide handen in de
hare ae kamer in.
„Kom bij het licht en laat mij je zien,
Jack," zei ze en haar stem trof hem bijna
evenzeer als de verandering in haar voorko
men gedaan had. De stem was voller, zachter
geworden en toch even lief als altijd. „Kom
bij het licht en, laat mij je duidelijk zien,
Jack laat eens zien of ik vergeten ben hoe
je was. Ach, ach!" en1 zij' begon te schreien
d e zonderlinge vermen-ging waardoor een
viouw verlichting kan geven aan een hart
o vervol van' vreugde. „Hoe kon je zoo wreed
wezen? Neen, neen, geen woord van ver
wijt nu niét en nooit I Maar als je eens
wist hoe zeer ik geleden heb!" zij huiverde.
„Ik deed het voor je bestwil," stamelde hij,
,,Ja, ja, je dacht dat ik in betere hancleh in
vallen was. Je ziet hoe ik je gedachten karne-
zen, Jack. Maar hoe kon ik beter verzorgd
worden dan zooals jij het deed? Ach, Wat wa
ren wij gelukkig! Ben je liet vergeten? Neen,
ach neen, dat ben je niet! Ik herinner mij al
les alles, Jack het geringste, onbedui
dendste gesprek dat wij ooit gehad hebben in
die woeste, stille streek. Laat mij je toch eens
bekijken. Wat zie je bruin! Ja ilf geloof
dat je zwaarder en orootcr geworden' ben
of zijn de mannen hier misschien kleiner?
O Jackjou weer bij mij te hebbenen zr
sloeg de handen voor 't gezicht. „Toe verte
mij nu alles wat.er gebeurd is. Ben je nog
lang in het kamp gebleven en," zij lachte
„heb je een boel goud gevonden, Jack?"
Hij schud'de glimlachend het hoofd.
„Neen. mijn geluk heeft mij met joh verla
ten, Syl."
„Syl," fluisterde zij. „Niemand heeft mij
eerst weer haar diamanten kroon, hoog boven
het donkere land. De lichten zwaaien statig
door de lucht als molenwieken.
In het fort is het no-g steeds de démobilisar
tie-wa-nordeeen- wanorde, welke zich geen
burger in kan denken, die niet zelf in 't apen-
pakje heef-t rondgeloopen-. Op Deel VI en
Staf III staan de kribben vierhoog, zoodat dé
bewoner van hefbovenste wolletje met de vin
gers de oude zwart geworden- klodders boter
van het plafond gewelf kon krabben'.
Tot na middernacht bleef het een wartoel
wij alle holbewoners zaten, met slaperige ge
zichten sommigen, rechtop in hun bed, en,
die morgen zouden afzwaaien., liepen
schreeuwend- en zingend over de kamers en
ramden alle kribben, pas weer opgebouwd, in
elkaar, zonder een oogenblijk meelij te hebben
met een- arme slaapkop, aie haastig weg
vluchtte naar veiliger slaapsteê. Het kon niet
erg genoeg I
Een groote lamp werd uit de „Beer" ge
haald en leeggegoten, en weldra verspreidden
de dekens, die, op dé vlammen geworpen, een
scherpe rookstank. Nog was het niet mooi ge
noeg, de kop-kussens moesten erbij I
Den volgenden morgen zwaaide ik af, na
't vele hanclefi-drukken en 't groeten en wui
ven „hobbelde ik de kluft af", zwaar beladen
mei de pakkinge, die ifc meekreeg.
Dit was de laatste dag van mijn soldaten*-
leven, dat veel leelijks en gro'fs, maar ook veel
moois en innigs, had gebracht in mijn leven.
Eu dat mijn geloof versterkt had bbvenal,
mijn zoo vaak wankelend geloof in den goe-
ineiisch.
dei}
DE ORDE VAN GOEDE
TEMPELIEREN.
Voor de loge „Op hoop van Zegen" no. 38
van de 1. O. G. L alhier trad Zaterdag
avond in het gebouw De Unie op de heer
üzuret, van Amsterdam, die voorzitter der
aid. Nederland.
De beer P v. d. Veer sprak een koilt ope
ningswoord!, waarna de iieeren Gebr. Vink,
van den Haag en Haarlem, deaanwezigen
vergastten op populaire muziek op de violon
cel met pianobegeleiding, waarvoor een ap
plaus hunne bel'ooning was.
1/aarna was het woord aan den heet Uze-
rit, die sprak over het onderwerp: „Wat
dan?"
Bij het kiezen1 van dit onderwerp hadden de
gebeurtenissen der laatste weken nog niet
plaats gegrepen-. De wapenstilstand was nog
in een; ver verschiet geweest. Als spr. nu het
onderwerp nog moest opgeven, zou het zijn:
„Wat nu?"
Ja, wat nu? De wereldvrede, zeifis dé vrede
is uog ver. Van de internationale machten is
tiog lcdit weinig werkzaamheid' te bespeu
ren. De wetenschap, als no. één dier machten,
heeft zij den oorlog vootkomen en- de Verbroe
dering bevorderd? Integendeel, zij beeft hem
vreesclijker gemaakt, tot schande van ons al
len. Want alle menschen die thans leven,
zulten dOor onze nakomelingen als schuldig
aail den oorlog worden aangewezen.
Heeft de godsdienst den oorlog verkort?
Neem! Spr. wees op de Polen, die van hunne
pas herkregen vrijheid misbruik maken- door
de onderdrukking der joden, omdat die een
anaeren godsdienst hebben.
Ook de revoluitiomnairt macht bleek on
machtig den oorlog tegen te houden of te
verkorten of die verbroedering, grooter .te
maken.
Welke internationale macht kan dan- iets
ten. goedé verrichten? Het moet zijn een- idé
aal, dat £llen nastreven.
Naastenliefde? Zij' is 20 eeuwen' gepredikt
en toch kregen we nog den grooten oorlog.
Misschien, zal zij. flog eens,, heerschen- maar
dat helpt nu niet. Wij: moeten iets hebben, dait
in de afzienbare toekomst iets goeds belooft.
We moeten hebben1 eeni ideaal, waarvoor wij
allen kunnen strijden tegen- den vijand aller
menschen, Europeanen, zwarten- en blanken,
de sterke drank. Deze is de grootsite schula
aan den oorlog.
8pr. wist, dat menigeen dit zou ontkennen,
of als zij al een-ige schuldi van den drank aan
den oorlog aannemen, meenen zij dat die zoo
gering is, dat zij niet in aanmerking kan ko
men1. Dat men deze schuldi niet inziet, komt
doordat de tegenwoordige menschen door
trokken zijn van drank, zwaar verhypothe
keerd zijn door den dirank, zooals 'n groot ge
leerde dat zei. De matige drinkers, die nooit
onbekwaam zijtn, maar toch geregeld hun
glaasje gebruiken, houden de «drinkgewoon
ten in^tand.
De drank doet datgene, wat dén- niensch
het slechtst maakt, hiji verstikt het goede in
hem. Spr. wees hierbiji op de overvolle gevan-
ooit zoo genoemd behalve jij, Jack, mijn lie
ve, beste broeder!"
Neville bloosde, dat woord „broeder" hin
derde hem. Hij vergat dat hij het was, die
dien naam het eerst bedacht had.
„Mijn geluk heeft mij verlaten, Syl," zei hij,
„en ik ben even arm uit Verloren Hoop ver
trokken als ik er kwam." -
„Ochzei ze met de liefste, teederste sym
pathie. „Vertel verder, Jack!" en zij trok hem
op de sofa naast zich.
Hij gaf verslag van zijn lotgevallen sedert
hun scheiding, behalve die welke in verband
stonden met het vinden van het testament, en
Sylvia luisterde met groote belangstelling.
„Arme Jack!" fluisterde zij, zijn hand stree-
lende, maar wat kan dat schelenJe bent hier
hier en je zit vlak naast mij! Ach! denk je
dat ik straks zal ontwaken en merken dat al
les een droom geweest is en ze keek treurig
tot hem op.
„Ik deed mij zelf juist dezelfde vraag," ant-
wofdde Neville, „liet is - het is zoo moeilijk
te gelooven, dat die bevallige en vorstelijke
dame Syl is."
Zij stond op en maakte een buiging vóór
hem.
„Was ik eeneen wilde kat, een wilde
meid, Jack?" vroeg ze lachend.
„Je was het liefste Hij zweeg
ora Stella ben, mijn-
BH „Maar
't is waar dat je
„De beroemde Sig
heer," zei ze lachend. „Herinner ie je nog hoe
ik voor ie zat te zingen bij de claim, Jack en
hoe je mijn stem roemde? Ik heb er sedertdien'
-lijil reu goed gebruik van gemaakt. Je zult
mii wel eens hoor enizingenf als je heel vrien
delijk wilt zijn, mijnheer, en als je belooft mij
hooit, nooit meer te verlaten, maar altijd een
huiseiliken broeder voor mij te zijn."
Weder betrok Neville's gezicht.
m mil
i