DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. m m a m m m m a m 1 m m m a a m m m i m a m a m m sa w 11 si n V £n; m I B a i W fi m n m m a m m u m i;i lii 1 Gekocht Damrubriek. H H £S B y B B Cl W M II 1.' i 1 i i I 1 ii IJ .li 3 B If I DL WÊ lüi m m g| p. g ii B i i i 1918 FE DILL ETON. i i No. 287 Honderd en twintigste Jaargang. Abonnementsprijs hij Ydornltbetalinf p. 3 maanden f LB5. fr. p. postf 1,90. Bewijsnummers 5 et Advertentieprijs 15 et. p. regel, grootere letters naar piaatsrnimte. Br.fr. N.ï. Boek- en Handelsdrnjrkerij Herms. Coster 5 Zn., Toerden C 9, Tel. 3 ZATERDAÜ 7 DECEMBER. Over weekdieren en Yisscken. Wenken voor Land- en Tuinbouwers. JBs KRABBEN. Overal wordt gestreden de strijd om het bestaan op aarde, waar de menschen elkan der verdringen en vermoorden, omdat de een den ander in den weg staalt of 'concurrentie aandoet; in de toppen der boomen, waar tal van gevleugelde en ongevleugelde insecten worden weggepikt door de bevederde bewo ners of elkander bekampen, overrompelen' en doodenin de aarde, waar de mol wroet, om de gangen op te sporen van engerlingen' en wormen, die door hup eeuwigdurig geknaag het leven van zoovele planten trachten te on dermijnen.; in het luchtruim, waar gieren1 en wouwen hun grijpklauwen en gebogen sna vels sjeeds gereed hebben1 ,om zwakkere na- lurgenooten ten eigen bate te niet te doen en eindelijk op den zeebodem en onder water, waar zoovele duizenden diersoorten in milli- arden exemplaren altijd en altijd gereed- zijn, om dood en' verderf te stichten onder eigen soortgenooten of onder andere dieren, die met hén de diepte bewonen. Overal strijd op leven en dood; overal listighe;d bij mensch en bij dier, om te trachten als overwinnaar uit het strijdperk te treden. Een teer en zwak dier wordt verorberd door een sterker beest, dat straks'weder zal verhuizen na&r de maag van een nog sterke ren vijand. t Overbekend is het verhaal van den gevan gen snoek, die een karper had ingeslokt, waarin een baarsje gevonden werd met een vorentje in zijn maag. Bij nog nader onder zoek zou misschien de voren eenige wormpjes in zich gehad hebben. Doch als de listigste staat daar de mensch, die met zijn vangwerktuig den vijfden moord begaat. Zoo leeft er geent dier, of het heeft vijanden, die het op zijn leven hebben yoorzien. En wee het machtelooze slachtoffer, wanneer het geen verdedigingswapenen heeft, om den aanval te kunnen afweren. Zulke weerlooze schepselen zijn tegenover zeesterren em krabben' vele schelp- en schaal dieren, inzonderheid oesters en mosselen. De visschers,-die zich bezig houden met het van gen van dergelijke weekdieren, vreezen' die vijanden zeer en zouden, o zoo gaarne, af doende middelen in het werk stellen-, om de banken van deze zeeschuimers te bevrijden. Doch gewoonlijk kunnen1 ze daartegen niet veel1 uitrichten, vooral niet' tegen' de krabben, die zich gemakkelijk kunnen bewegen. De Krab, en we hebben hier het oog op de meest bekende soort, de Gewóne Zeekrab (Cancer pagurus), is ook al een' zonderling gevormd dier. Beziet men het van boven, dat, schijnt het slechte te bestaan uit het schild vati het kopborststuk, waaruit aan de voor zijde de op stelen geplaatste oogen en kleine sprieten te voorschijn treden, alsmede de poo ien, waarvan het voorste paar steeds van scharen is voorzien, welke soms zeer groot en zwaar zijn. Aan de benedenzijde ziet men dè monddee- len met de tasters en kaakpooten, en het ach terlijf tusschep de wortels der pooten. Het achterlijf is als een klep over een sleuf geit «pi en is bij de mannetjes lang en smal, doch bij de wijfjes breed. De schalen van de zeekrab ben zijn donker van kleur, zeer groot en glad. In de scharen hebben de krabben een verba zende kracht. Wee u, zoo ze u aan. dien vinger te pakken krijgen', want ze knijpen, u het bloed door het vel, de beidé leden van iedere schaar zijn met sterke spieren verbonden, waardoor het mogelijk is zulk een groote krachtsontwik keling te bewerken. Die schareh zijn voor de krab uiitstekende grijpwerktuigen, waarmede ze haar prooi aanvat en zeer goed vasthoudt. Wat een last veroorzaken ae krabben niet aan de bengelaars, die met poer- of hengel stok de visschen trachten te verschalken. Nauwelijks heeft het aas den grond bereikt, of onze veelvraat (want de krab schijnt ook zH- Naar bat Engelsch «au Charles Garvice. 05) Hij keerde zich om en vatte haar hand. „Ja, ik moet gaan, ik moet met mijn broer praten. Maar ik wil graag morgen komen." Hij keek haar strak aan alsof hij lust had haar hand te kussen zooals Jordan de hand van Andrey gekust had. maar hij liet haar los zonder dit te doen en liep naar de deur. „Neville gaat mee," zei Jordan verge- nöegdhij had een kleur gekregen door zijn zegepraal. „Tot morgen, liefste," fluisterde hij. En hij volgde Neville naar het terras. Lord Marlow keetk naar de beide meisjes en liet een gerekt gefluit hooren. .„Goede hemel!" riep hij uit, „wat een fa- miliepartijtje! Een gelukkige broeder-reunie! Ik dacht, dat wij hier naar toe gegaan waren óm een paar dagen rustig en kalm door te brengen en in plaats daarvan is er geen eind aan de agitatie. Neville terug, Lorrimore op het punt naar Afrika te vertrekken en zijn ontmoeting hier mèt JordanOp mijn woord, mooi is het niet van jullie mij alleen en zonder hulp al die dingén te laten dragen! Wij heb ben mijn vrouw broodnoodig, Andrey. Ik wist nauwelijks wat ik moest zeggen1 of hoe ik den vrede bewaren moest en ik was nog bang dat ik mij tusschen de partijen moest plaatsen en de slagen opvangen. Nu, als mijn vrouw hier geweest was, zou je eens gezien hebben hoe hoog men tegen haar moet opzien. Het is 'den óf nooit verzadigd1 te zijn) werpt zich op hef bosje wormen of op het aas aan het hen gelsnoer en verorbert het in tamelijk korten tijd. Haalt ment de poer uit het waiter, dan houdt de krab stevig vast en is er niet anders dab met geweld van te verwijderen. De vis schen, boos geworden, slingert het dier ge woonlijk met kracht op den bodem van de boot of tegeni de steenglooiing, doch bezorgt zich hierdoor ook dikwijls #chade aan zijn visch- tuig. De krab'is een1 zonderlinge loopster. Ge woonlijk gaat het dier met lachverwekkende bewegingen achteruit of zijwaarts, doch bijna nimmer vooruit. Nadert men een- exemplaar, of wil men het vangen, dan weet het bedreig de dier zich met opgesperde kaken zeer behen dig in het zand' of in het slib te werken-. Het gemakkelijkst vangt men ze, door ze in een stulq's aas, dat aan een touwtje gebonden is, te latent bijten, op welke wijze men ze dan zonder moeite kan ophalen. Bij de krabben is het herstellingsvermogen tamelijk groot, zij het dan ook al minder sterk dan bij dë zeesterren. Verliest het dier door geweld een van zijn scharen, of een' gedeelte er van, dan groeit ook dit lichaamsdeel tame lijk spoedig weer aan en opnieuw kan het ver woestingen aanrichten onder zijn medeschep selen. Bij oesters en mosselen wordt een do- scharen tusschen de schelpen gestoken en met de andere worden de stukken' vleesch er uit gescheurd eni naar de mondholte gebracht, totdat de gehecle weeke inhoud yerorberd is; hierna konjt weer eeni ander exemplaar aan de orde, om even: gewis als slachtofïer te vallen. Dat zou men de krabbetjes niet aanzeggen, als ze zoo voortschuiven over het onder 't zee water begroeide gedeelte van' onze steenglooi ingen! 't Levert dan een- koddig gezicht op, ze met rukken hare achter- en zijwaartsche bewegin gen te zieni maken, waarbij het eene exemplaar soms kennis moet maken met de scharen van het andere. De jonge, d.w.z. de heel jonge krabben zal men op het eerste gezicht af niet kennen. De voortplanting heeft' aldus plaatsuit de eieren van de krab komen zonderlinge larven te voorschijn, die voorzien zijn van groote ste kels op rug en voorhoofd; gedurige vervellin- gen hebben een' gedaante verwisseling tenge volge, waardoor de jonge exemplaren langza merhand bp de volwassen krabben beginnen •te gelijken. De heremietkrab is een nog zonderlinger dier dan de gewone krab, daar zij in het be zit is van een tamelijk lang achterlijf, hetwelk ze gewoonlijk verbergt ih een hoorn of schelp van het een of ander zeedier, 't Is al een zeer t>o{sierlijk gezicht,'zoo uit een' groot slakken huis of uit een hoorn te zien steken dfe beide scharen, de pooten' en de steeltjes met de oogen. van de heremietkrab. Wordt de woning, die steeds op den tocht medegenomen wordt; wat klein, dan gaat het dier .voort, totdat het een grootere woning op zijn weg ziet liggen, om dan plotseling te ver huizen. In een1 oogenblik is de verandering van woning geschied en het dier heeft dan een huis, d^t er wellicht heel anders uitziet dan het voorgaande, zoodat men zou wanen met een geheel ander dier te doen te hebben. Schade doen ze, groote schade aan mossel en oesterteelt, zeesterren en krabben beide! Waar ze in talrijke exemplaren voorkomen, daar vindt men op den zeebodem gewoonlijk niets dan ledige schelpen, als zoovele bewij zen' der verwoestingen. En dit kwaad is niet gemakkelijk xe keeren. Wel werkt de Regee ring mede door te verbieden, dat dergelijke dieren wier in zee geworpen worden, wanneer ze met oesterkor of ander vischtuig zijn opge haald. Dienen zeesterren wel voor bemesting, ook krabben worden- wel fijngemalen en dén als krabbenmeel ter vervanging van kunstmest verkocht. J. DA ALDER Dz. juist iets waar ze dol op is. Ze had Neville en Jordan niet samen laten vertrekken om elkaar te vermoorden. O lieve, ik vraag je vergiffenis/' viel hij zich, zelf in de rede, want Sylvia had de handen samen gevouwen en een kreet geuit en ze was doodsbleek ge worden, „ik vraag je nederig vergiffenis, het is alles onzin, n en ze zijn best met elkaar, maai, erkelijk Neville keek zoo som ber en Lorrimore nog somberder als het kan zoodat ik ieder oogenblik een vechtpartij verwacht. Maar dat Neville eindelijk .terug gekomen is en dat u een oude kennis van hem is! Daar moet u ons eens alles van vertel len „Maar van avond niet," zei Andrey vrien delijk en zij trok Sylvia's arm door den hare en ging met haar de kamer uit. Sylvia viel op het bed in haar eigen kamer neer en toen Andrey naast het bed neer knielde, vertelde zij haar de geschiedenis van het kamp Verloren Hoop, maar piet zonder nu en dan te stamelen en tranen te storten en beurtelings plotseling rood en bleek te wor den. „Het is wonderlijk!" riep Andrey uit. „O, ik begrijp wat je voelde toen je hem zooeven weerzag. Maar waarom noemde jullie elkaar broer en zuster?" „Omdat wij het waren," zei Sylvia wee moedig. „Hij was een broeder voor mij 1 Wel ke broeder zou meer hebben kunnen doen? Denk eens aan!" „Ja, ja," stemde Andrey toe. „Maar nu ben je geen broer en zuster meer, fluisterde Sylvia werd eerst vuurrood, toen héél bleek. Ik ik was nog zoo'n kind." zei ze ge- Van de opgescheurde graslanden verbouw de gewassen wordt in het regeeringsrapport het volgende gemeld. Aardappelen. De resultaten hiermede zijn dit jaar in het algemeen zeer gunstig geweest en velen beschouwen ze dan ook als het meest geschikste eerste gewas. Van de opbrengst wordt evenwel de kwantiteit meer geroemd dan de kwaliteit. De aardappelen profiteeren in hooge mate van het opgehoopte planten- voedsel. Waar een te geil graangewas kan verwacht worden met kans op legeren, kan men zeer goed aardappelen verbouwen. Enkele bericht gevers spreken van gevallen, waar wat holte of ziéke knollen voorkwamen, doch de ligging der perceelen en het weer zullen hierbij wel van invloed geweest zijn. Mijn persoonlijke ervaring zegt mij dat ook diwijls verkeerd pootgoed is gebruikt. De door mij in vorige artikels beschreven aard appelziekten openbaarden zich op bijna alle velden in meerdere of mindere mate. Een daarvan „de „lakschurft", veroorzaakt de vor ming van vele kleine aardappelen, die men zoo mooi als poteré kan gebruiken, wegens hun grootte, maar die de ziektekiemen nfede- dragen en het volgende jaar ook gezonde planten besmetten. Veel beter is het daarom, groote aardappels voor poters te gebruiken en deze desnoods door te snijden. Op de schil mogen geen' lakachtige stippels voorkomen, deze toch dragen de sporen van de ziekte in zich. Bieten kunnen ook als een- geschikt eerste gewas genoemd worden. In sommige streken met sterke suikerbietenteelt is het wel gebruik, om in gewone tijden in gescheurd grasland bjeten te verbouwen. De teelt is door kans op •vreterij' of minder goede opkomst iets minder zeker dan die van aardappelen. Op sommige perceelen is door genoemde oorzaken wel na deel berokkend. Bij .laat scheuren heeft men de tneeste kans op een nadeeligen invloed- van de droogte. Erwten* De teelt van dit gewas is steeds wat riskant en vooral het weer is van grooten invloed op de resultaten. Over het algemeen zijn de uitkomsten op gescheurd grasland dit aar goed geweest en sommige berichtgevers vestigen dan ook de aandacht op erwten als een geschikt ggwas. Vroeg' gescheurde perceelen gaven weer de beste resultaten. In Zeeland, waar veel erwten op gescheurd grasland waren verbouwd, was de oogst zeer goed. Stamboorwn. Hoewel van stamboonen, al is het een gewas, dat niet in de allereerste plaats in aanmerking komt, toch behoorlijke resultaten mógen verwacht worden, is 'de oogst dit jaar zeer tegengevallen. Voor een belangrijk deel is dit echter een gevolg van buitengewone omstandigheden gewèest; ii.l. van droog en schraal weer in -het begin van de groeiperiode en van vreterij. Op de laat gescheurde perceelen kwamen de meeste mis lukkingen voor. Men mag aannemen, dat bij meer gunstige omstandigheden de teelt heel wat beter resultaten zou opgeleverd hebben. Haver werd veel verbouwd. De uitkomsten zijn zeer verschillend geweest. Soms mislukte het gewas vrijwel, doch elders waren de re sultaten weer zeer goed. Laat ploegen, droog te in het voorjaar en vooral vreterij' waren veelal de oorzaken van een misgewas. Legeren kwam weinig voor; door de droog te werd het gewas niet welig. De kans op lé geren is in normale jaren vrij wat grooter, vooral op vruchtbaren grond. Rogge is niet veel verbouwd. Op zandgron den, die niet te nat zijn,- is rogge dit jaar een jeschikt gewas gebleken. Vroeg scheuren, iefst in den herfst, is gewenscht. Tarwe werd ook weinig verbouwd. De re-' jaagd, „en hij was zoo groot I Ik ik ben zeker akelig gegroeid! Zoo straks zoo straks dacht ik dat ik niet verder, dan zijn schouder reikte. Ja, ik ben zeker gegroeid veranderd." Andrey lachte zachtjes. „Ja, en dat vond hij ook," zei ze. „Hij keek je aan alsof hij zijn oogen niet gelooven kon. Hij moet gedacht hebben, dat het een visioen was," zij trok haar hoofd achteruit als een vogel en keek; bewonderend naar het mooie gezichtje. „O wat is het alles wonder lijk! E>en hemel zij dank dat hij je gevonden ueeit. Hij zal niet weer heengaan; hij kan zijn zuster,niet verlaten!" Sylvia kreeg een gezicht als vuur, zij be dekte het met de handen toen zij er aan dacht hoe zij hem op het terras in de armen gevlogen was. Had zij hem gekust? Zij wist het niet het was v/el waarschijnlijk. An drey streek haar liefkoozend over het weel derige donkere haar. „O wat moet je van avond gelukkig zijn, lieve!" fluisterde zij. „Ja neen ik weet het niet," stamelde Slvia. Toen stond zij op met een schrik. „Ik moet het aan Mercy gaan vertellen," zei ze. „Wacht hier even op mij, Andrey. „Ik ik moet met je praten ik wou dat je mij zei wat ik doen moet. O, ik weet het zelf niet!" En met een droevig zuchtje, een ver zuchting van een bevend hart, dat op den rand staat öf van een groot geluk èf van een groote teleurstelling, verliet zij de kamer. Mercy was wakker en schrikte op toen Syl via binnen kwam. „Wat is er?" vroeg ze bijna op een toon van schrik. na sultaten waren ongelijk, doch vreterij' kwam nog al voor en de kans op legeren is bij deze graansoort op gescheurd grasland vrij groot. Gerst kwam te weinig voor om conclusies te kunnen trekken. Koolzaad en vlas kunnefa op grond ook van vroegere ervaringen dooreengenomen wel als een geschikte eerste vrucht genoemd wor den. Enkele andere gewassen, als veldboomn, werden te weinig geteeld' om een oordeel te kunnen uitspreken Tot zoover het' regeeringsverslag over de resultaten in het algemeen. Van elke provincie wordt nog een overzicht van de uitkomsten gegeven voor de verschil? lende deelen, met een vermelding van de grondsoorten, waarop de teelten hebben plaats gehad. Het verslag over de provincie 'Noord-Holland is wel wat heel kort. Toetsen wij onze ervaringen aan het boven vermelde met betrekking tot de gemeente Alk maar, dan kunnen we het volgende mededee- len: Aardap-peles 'gaven een matige, soms zelfs selchte opbrengst. Een gunstige uitzondering maakten) de perceeltjes van de volkstuintjes in de Huis- waarderpolder. D't lanl werd voor 'h et tweede jaar bebouwd en vele pereceelen g&.. i een opbrengst van 4 H.L. per Are. De graansoorten hadden veel van de vogels te lijden; vooraf gerst en haver. Eigenaardig is dat zé de logge, die op een perceel aan den Westêrweg stond, onaangeroerd lieten. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn, dat dit ge was boven andere is te verkiezen. Misschien zal de vogelschade voor elk der verbouwers ook verminderen, indien meerdere perceelen met graan worden beteelt. Een enkel perceel gaf en slechte opbrengst daar zeker door dén slechten bemestingstóestand van deü bodem; behalve kort stroo vertoonde dit gewas 'ook een.hollen stand. 'j DL bruine boonen hebben in het begin van droogte en later van harden wind te lijtien gehad. Toen de weersomstandigheden beter werden, herstelde hét gewas zich yrij spoedig boven verwachting. Op vele terreinen had de oogst goed geslaagd kunnen zijn, indien Sep tember en October droog, zonnig weer hadden gegeven. Erwten, groene zoowel als vale, gaven een matige opbrengst. AAN DE DAMMERS! Met. dank.voor de ontvangen opl. van pro bleem no. 523 (auteur Kleute.) Stand. Zw. 5, 7, 8, 9, 12, 14, 17, 18, 23, 36 en dam op 26. W. 20, 30, 33, 34, 35, 38, 39, 41, 43, 46, 47, 49, 50. Óp lossing. 1. 3329 1. 23 34. 2. 28—22 2, 17 :1S. 3.32:12 3 21:43. 4. 12—8 4, 2:13. 5. 42—38 5. 43 32- 6. 37:28 6. 26:45.' 7. 44—40 7. 46 23. 8 40:9 8. 14:3. 9. 25:5! Goede opl. ontvingen wij van de heeren: W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling, Ji, Hout- kopper te Alkmaar, H. E. Lantinga, Haarlem. UIT DEN MEESTERWEDSTRIJD. De heer Kleute kon Zondag j.l. niet aan de wedstrijden deelnemen wegéns ziekte. As. Zondag hoopt hij; echter weer van de partij te zijn. Uit combinatie-oogpunt was dé partij Springer-Vos van j.l. Zondag, de voornaam ste. Ma den 14en ze{ van wit was de volgende stand' ontstaan. „Ik heb je een nieuwtje te vertellen groot nieuws, Mercy," zei Sylvia. „Óver Jack. meen ik. Welnu hij is nietniet dood. Hij is terug! Niet praten, lieve; laat mij je alles op mijn eigen manier vertellen." Mercy luisterde stilzwijgend met Sylvia's beide handen in de hare; haar groote, droe vige oogen waren vol sympathie op haar ge vestigd, totdat Sylvia kwam aan netgeen in de salon was gebeurd. „En hij is volstrekt niet Jack, maar o! Mercy, zijn naam is Neville Lynne, de broe der van Sir Jordan." Mercy liet Sylvia's banden los en uitte een zwakken kreet. „Zijn broeder?" zei ze fluisterend met wit te lippen en een verschrikte, ontstelde uit drukking in de oogen. „Ja," zei Sylvia. „Hij is Neville Lynne van Lynne Court. Geen wonder dat je ver haard bent! Het was net als een bliksem straal voor mijn oogen, zoo onverwacht; ik ben er nog verblind van. Maar wat ben je koud, Mercy lief," zei ze eensklaps, want Mercy's hand, die ze gevat had, wat als ijs. Mercy viel achterover in haar kussen ai met afgewend hoofd zweeg zij zoo lang, dat Sylvia zich angstig over haar heenboog. „Hoe onnadenkend van mij!" zei ze, „ik had moeten wachten tot morgen niet bij je aankomen met al die opwindende dingen, terwijl je moe bent van de reis," „Neen, neen," zei Mercy zacht, „je had het recht het mij dadelijk te vertellen dadelijk Sylvia. Ik moet morgen terug naar Londen morgen ochtend met den eersten trein. „Terug naar Londen? Mij nu juist verla ten?" riep Sylvia verpletterd van schrik. &m\ mm ZW. 3/9, 12/16, 18/21, 23, 24. W. 27, 28j 30, 32, 33, 35/45, 48, 49. Vos beging nu de fout te spelen 20—25? Wit won toen een schijf-of sloeg op dam door: 15. 28—22! 15. 25 :.34. ié. 40:2o 15. 15:24. 22—17 17./ 21—26. om schijf verlies te ontgaan 17. 18. 19. 20. 21. 17—11 37—31 44—40 33 2. 18. 19. 20. 6 17. 2ó 46. 46 28. Acht zetten later speelde zwart weer 20—25 en nu was die zet weer fout. Er ont stond toen-n.1. deze stand: Zw. 3, 4, 8, 9, 13, 16/19, 23, 24, 25. W. 26, 27, 28, 32, 34, 35, 38, 42, 48, 49 en dam op 2. Nu maakte wit de partij uit door; 30 34—30 30. 25 34. 31. 27—21, 31. 16:27. 32. 32 12 32. .23 43. 33. 12:14 33. 9:20. 34. 48:19 34. 13:24. 35. 2:30! Heel mooi door wit gespeeld. Ter o; Ptób Voor deze week: van P. Kleute Jr. den Haag.' jfëiïL JMB „Ja, ja, ik moet!" zei Mercy op bijna stren gen toon. „Laat mij nu alleen, lieve. Ik ver heug mij o ik verheug mij zoo over je geluk dat weet je wel; maar ja ik ben moe. Ga nu heen Sylvia.' Zii sprak op zoo smekepden toon, t en Sylvia naar eèn kus gaf en naar Andrey terug keerde. „Mercy is ziek heel ziek vrees ik," zei ze ernstig. „Ik geloof, dat ze nauwelijks begreep o het was onnadenkend van mij haar van avond te storen, Andrey ik moet morgen een dokter halen." „Ja, zeker," stemde Andrey toe. „Arme Mercy! Wij zullen haar samen oppassen, zoodat ze spoedig weer beter wordt. Maar ■*ij zal ook ziek worden, lieve, als je niet n. ar >ed gaat en slaapt. Jk bent koortsachtig Kijk, ik ben bijna klaar met uitkleeden." Zij had een peignoir aangedaan, 'terwijl Sylvia weg was. „En je moet mij toesta, n je té ■el pen Ik val niet anders! Wat neb je toch beelderig haar! Ik heb het nog noöit los ge zien, en hoe vreselijk lang!" Sylvia liet haar hoof cl zoo hangen, dat het iiaar haar gezicht bedekte. „Het maakte hem boos," 'zei ze fluisterend „Hij zei dat het in de pudding .-.wam en in zijn oogen," zij lachte zachtjes. Zij dacht aap dén dag toen hij haar gedragen had «ver den stroom. Andrey lachte. „Dat was echt als een boer," zd ze schalksch. „Ik wou wel eens veten of het hem nog boos zou maken, er. of hij klagen zou al kwam het. in zijrr -ogen.'' „Neen, zeg dat nietl" fluisterde Sylvia bij na onhoorbaar. k COURANT. Zl] i ■V I"'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1918 | | pagina 5