DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
m
m
a
m
m
m
m
a
m
1
m
m
m
a
a
m
m
m
i
m
a
m
a
m
m
sa
w
11
si n
V
£n;
m
I B
a
i W fi
m
n
m
m
a
m
m
u
m
i;i lii
1
Gekocht
Damrubriek.
H
H
£S
B
y
B
B
Cl
W
M
II
1.' i
1
i i
I 1
ii
IJ .li
3
B
If
I DL
WÊ lüi
m m
g| p. g
ii
B
i
i i
1918
FE DILL ETON.
i
i
No. 287
Honderd en twintigste Jaargang.
Abonnementsprijs hij Ydornltbetalinf p. 3 maanden f LB5. fr. p. postf 1,90. Bewijsnummers 5 et Advertentieprijs 15 et. p. regel, grootere letters naar piaatsrnimte. Br.fr. N.ï. Boek- en Handelsdrnjrkerij Herms. Coster 5 Zn., Toerden C 9, Tel. 3
ZATERDAÜ 7 DECEMBER.
Over weekdieren en Yisscken.
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
JBs
KRABBEN.
Overal wordt gestreden de strijd om het
bestaan op aarde, waar de menschen elkan
der verdringen en vermoorden, omdat de een
den ander in den weg staalt of 'concurrentie
aandoet; in de toppen der boomen, waar tal
van gevleugelde en ongevleugelde insecten
worden weggepikt door de bevederde bewo
ners of elkander bekampen, overrompelen' en
doodenin de aarde, waar de mol wroet, om
de gangen op te sporen van engerlingen' en
wormen, die door hup eeuwigdurig geknaag
het leven van zoovele planten trachten te on
dermijnen.; in het luchtruim, waar gieren1 en
wouwen hun grijpklauwen en gebogen sna
vels sjeeds gereed hebben1 ,om zwakkere na-
lurgenooten ten eigen bate te niet te doen en
eindelijk op den zeebodem en onder water,
waar zoovele duizenden diersoorten in milli-
arden exemplaren altijd en altijd gereed- zijn,
om dood en' verderf te stichten onder eigen
soortgenooten of onder andere dieren, die met
hén de diepte bewonen. Overal strijd op leven
en dood; overal listighe;d bij mensch en bij
dier, om te trachten als overwinnaar uit het
strijdperk te treden.
Een teer en zwak dier wordt verorberd
door een sterker beest, dat straks'weder zal
verhuizen na&r de maag van een nog sterke
ren vijand. t
Overbekend is het verhaal van den gevan
gen snoek, die een karper had ingeslokt,
waarin een baarsje gevonden werd met een
vorentje in zijn maag. Bij nog nader onder
zoek zou misschien de voren eenige wormpjes
in zich gehad hebben.
Doch als de listigste staat daar de mensch,
die met zijn vangwerktuig den vijfden moord
begaat.
Zoo leeft er geent dier, of het heeft vijanden,
die het op zijn leven hebben yoorzien. En wee
het machtelooze slachtoffer, wanneer het geen
verdedigingswapenen heeft, om den aanval te
kunnen afweren.
Zulke weerlooze schepselen zijn tegenover
zeesterren em krabben' vele schelp- en schaal
dieren, inzonderheid oesters en mosselen. De
visschers,-die zich bezig houden met het van
gen van dergelijke weekdieren, vreezen' die
vijanden zeer en zouden, o zoo gaarne, af
doende middelen in het werk stellen-, om de
banken van deze zeeschuimers te bevrijden.
Doch gewoonlijk kunnen1 ze daartegen niet
veel1 uitrichten, vooral niet' tegen' de krabben,
die zich gemakkelijk kunnen bewegen.
De Krab, en we hebben hier het oog op de
meest bekende soort, de Gewóne Zeekrab
(Cancer pagurus), is ook al een' zonderling
gevormd dier. Beziet men het van boven, dat,
schijnt het slechte te bestaan uit het schild
vati het kopborststuk, waaruit aan de voor
zijde de op stelen geplaatste oogen en kleine
sprieten te voorschijn treden, alsmede de poo
ien, waarvan het voorste paar steeds van
scharen is voorzien, welke soms zeer groot en
zwaar zijn.
Aan de benedenzijde ziet men dè monddee-
len met de tasters en kaakpooten, en het ach
terlijf tusschep de wortels der pooten. Het
achterlijf is als een klep over een sleuf geit «pi
en is bij de mannetjes lang en smal, doch bij
de wijfjes breed. De schalen van de zeekrab
ben zijn donker van kleur, zeer groot en glad.
In de scharen hebben de krabben een verba
zende kracht. Wee u, zoo ze u aan. dien vinger
te pakken krijgen', want ze knijpen, u het bloed
door het vel, de beidé leden van iedere schaar
zijn met sterke spieren verbonden, waardoor
het mogelijk is zulk een groote krachtsontwik
keling te bewerken. Die schareh zijn voor de
krab uiitstekende grijpwerktuigen, waarmede
ze haar prooi aanvat en zeer goed vasthoudt.
Wat een last veroorzaken ae krabben niet
aan de bengelaars, die met poer- of hengel
stok de visschen trachten te verschalken.
Nauwelijks heeft het aas den grond bereikt, of
onze veelvraat (want de krab schijnt ook zH-
Naar bat Engelsch «au Charles Garvice.
05)
Hij keerde zich om en vatte haar hand.
„Ja, ik moet gaan, ik moet met mijn broer
praten. Maar ik wil graag morgen komen."
Hij keek haar strak aan alsof hij lust had
haar hand te kussen zooals Jordan de hand
van Andrey gekust had. maar hij liet haar los
zonder dit te doen en liep naar de deur.
„Neville gaat mee," zei Jordan verge-
nöegdhij had een kleur gekregen door zijn
zegepraal. „Tot morgen, liefste," fluisterde
hij. En hij volgde Neville naar het terras.
Lord Marlow keetk naar de beide meisjes en
liet een gerekt gefluit hooren.
.„Goede hemel!" riep hij uit, „wat een fa-
miliepartijtje! Een gelukkige broeder-reunie!
Ik dacht, dat wij hier naar toe gegaan waren
óm een paar dagen rustig en kalm door te
brengen en in plaats daarvan is er geen eind
aan de agitatie. Neville terug, Lorrimore op
het punt naar Afrika te vertrekken en zijn
ontmoeting hier mèt JordanOp mijn woord,
mooi is het niet van jullie mij alleen en zonder
hulp al die dingén te laten dragen! Wij heb
ben mijn vrouw broodnoodig, Andrey. Ik wist
nauwelijks wat ik moest zeggen1 of hoe ik den
vrede bewaren moest en ik was nog bang dat
ik mij tusschen de partijen moest plaatsen en
de slagen opvangen. Nu, als mijn vrouw
hier geweest was, zou je eens gezien hebben
hoe hoog men tegen haar moet opzien. Het is
'den óf nooit verzadigd1 te zijn) werpt zich op
hef bosje wormen of op het aas aan het hen
gelsnoer en verorbert het in tamelijk korten
tijd. Haalt ment de poer uit het waiter, dan
houdt de krab stevig vast en is er niet anders
dab met geweld van te verwijderen. De vis
schen, boos geworden, slingert het dier ge
woonlijk met kracht op den bodem van de boot
of tegeni de steenglooiing, doch bezorgt zich
hierdoor ook dikwijls #chade aan zijn visch-
tuig.
De krab'is een1 zonderlinge loopster. Ge
woonlijk gaat het dier met lachverwekkende
bewegingen achteruit of zijwaarts, doch bijna
nimmer vooruit. Nadert men een- exemplaar,
of wil men het vangen, dan weet het bedreig
de dier zich met opgesperde kaken zeer behen
dig in het zand' of in het slib te werken-. Het
gemakkelijkst vangt men ze, door ze in een
stulq's aas, dat aan een touwtje gebonden
is, te latent bijten, op welke wijze men ze dan
zonder moeite kan ophalen.
Bij de krabben is het herstellingsvermogen
tamelijk groot, zij het dan ook al minder sterk
dan bij dë zeesterren. Verliest het dier door
geweld een van zijn scharen, of een' gedeelte
er van, dan groeit ook dit lichaamsdeel tame
lijk spoedig weer aan en opnieuw kan het ver
woestingen aanrichten onder zijn medeschep
selen. Bij oesters en mosselen wordt een do-
scharen tusschen de schelpen gestoken en met
de andere worden de stukken' vleesch er uit
gescheurd eni naar de mondholte gebracht,
totdat de gehecle weeke inhoud yerorberd is;
hierna konjt weer eeni ander exemplaar aan de
orde, om even: gewis als slachtofïer te vallen.
Dat zou men de krabbetjes niet aanzeggen,
als ze zoo voortschuiven over het onder 't zee
water begroeide gedeelte van' onze steenglooi
ingen!
't Levert dan een- koddig gezicht op, ze met
rukken hare achter- en zijwaartsche bewegin
gen te zieni maken, waarbij het eene exemplaar
soms kennis moet maken met de scharen van
het andere.
De jonge, d.w.z. de heel jonge krabben zal
men op het eerste gezicht af niet kennen. De
voortplanting heeft' aldus plaatsuit de eieren
van de krab komen zonderlinge larven te
voorschijn, die voorzien zijn van groote ste
kels op rug en voorhoofd; gedurige vervellin-
gen hebben een' gedaante verwisseling tenge
volge, waardoor de jonge exemplaren langza
merhand bp de volwassen krabben beginnen
•te gelijken.
De heremietkrab is een nog zonderlinger
dier dan de gewone krab, daar zij in het be
zit is van een tamelijk lang achterlijf, hetwelk
ze gewoonlijk verbergt ih een hoorn of schelp
van het een of ander zeedier, 't Is al een zeer
t>o{sierlijk gezicht,'zoo uit een' groot slakken
huis of uit een hoorn te zien steken dfe beide
scharen, de pooten' en de steeltjes met de
oogen. van de heremietkrab.
Wordt de woning, die steeds op den tocht
medegenomen wordt; wat klein, dan gaat het
dier .voort, totdat het een grootere woning op
zijn weg ziet liggen, om dan plotseling te ver
huizen. In een1 oogenblik is de verandering
van woning geschied en het dier heeft dan een
huis, d^t er wellicht heel anders uitziet dan
het voorgaande, zoodat men zou wanen met
een geheel ander dier te doen te hebben.
Schade doen ze, groote schade aan mossel
en oesterteelt, zeesterren en krabben beide!
Waar ze in talrijke exemplaren voorkomen,
daar vindt men op den zeebodem gewoonlijk
niets dan ledige schelpen, als zoovele bewij
zen' der verwoestingen. En dit kwaad is niet
gemakkelijk xe keeren. Wel werkt de Regee
ring mede door te verbieden, dat dergelijke
dieren wier in zee geworpen worden, wanneer
ze met oesterkor of ander vischtuig zijn opge
haald.
Dienen zeesterren wel voor bemesting, ook
krabben worden- wel fijngemalen en dén als
krabbenmeel ter vervanging van kunstmest
verkocht.
J. DA ALDER Dz.
juist iets waar ze dol op is. Ze had Neville
en Jordan niet samen laten vertrekken
om elkaar te vermoorden. O lieve, ik vraag je
vergiffenis/' viel hij zich, zelf in de rede,
want Sylvia had de handen samen gevouwen
en een kreet geuit en ze was doodsbleek ge
worden, „ik vraag je nederig vergiffenis, het
is alles onzin, n en ze zijn best met
elkaar, maai, erkelijk Neville keek zoo som
ber en Lorrimore nog somberder als het kan
zoodat ik ieder oogenblik een vechtpartij
verwacht. Maar dat Neville eindelijk .terug
gekomen is en dat u een oude kennis van hem
is! Daar moet u ons eens alles van vertel
len
„Maar van avond niet," zei Andrey vrien
delijk en zij trok Sylvia's arm door den hare
en ging met haar de kamer uit.
Sylvia viel op het bed in haar eigen kamer
neer en toen Andrey naast het bed neer
knielde, vertelde zij haar de geschiedenis van
het kamp Verloren Hoop, maar piet zonder
nu en dan te stamelen en tranen te storten en
beurtelings plotseling rood en bleek te wor
den.
„Het is wonderlijk!" riep Andrey uit. „O,
ik begrijp wat je voelde toen je hem zooeven
weerzag. Maar waarom noemde jullie elkaar
broer en zuster?"
„Omdat wij het waren," zei Sylvia wee
moedig. „Hij was een broeder voor mij 1 Wel
ke broeder zou meer hebben kunnen doen?
Denk eens aan!"
„Ja, ja," stemde Andrey toe. „Maar nu
ben je geen broer en zuster meer, fluisterde
Sylvia werd eerst vuurrood, toen héél bleek.
Ik ik was nog zoo'n kind." zei ze ge-
Van de opgescheurde graslanden verbouw
de gewassen wordt in het regeeringsrapport
het volgende gemeld.
Aardappelen. De resultaten hiermede zijn
dit jaar in het algemeen zeer gunstig geweest
en velen beschouwen ze dan ook als het meest
geschikste eerste gewas. Van de opbrengst
wordt evenwel de kwantiteit meer geroemd
dan de kwaliteit. De aardappelen profiteeren
in hooge mate van het opgehoopte planten-
voedsel.
Waar een te geil graangewas kan verwacht
worden met kans op legeren, kan men zeer
goed aardappelen verbouwen. Enkele bericht
gevers spreken van gevallen, waar wat holte
of ziéke knollen voorkwamen, doch de ligging
der perceelen en het weer zullen hierbij wel
van invloed geweest zijn.
Mijn persoonlijke ervaring zegt mij dat
ook diwijls verkeerd pootgoed is gebruikt. De
door mij in vorige artikels beschreven aard
appelziekten openbaarden zich op bijna alle
velden in meerdere of mindere mate. Een
daarvan „de „lakschurft", veroorzaakt de vor
ming van vele kleine aardappelen, die men
zoo mooi als poteré kan gebruiken, wegens
hun grootte, maar die de ziektekiemen nfede-
dragen en het volgende jaar ook gezonde
planten besmetten. Veel beter is het daarom,
groote aardappels voor poters te gebruiken
en deze desnoods door te snijden. Op de schil
mogen geen' lakachtige stippels voorkomen,
deze toch dragen de sporen van de ziekte in
zich.
Bieten kunnen ook als een- geschikt eerste
gewas genoemd worden. In sommige streken
met sterke suikerbietenteelt is het wel gebruik,
om in gewone tijden in gescheurd grasland
bjeten te verbouwen. De teelt is door kans op
•vreterij' of minder goede opkomst iets minder
zeker dan die van aardappelen. Op sommige
perceelen is door genoemde oorzaken wel na
deel berokkend. Bij .laat scheuren heeft men
de tneeste kans op een nadeeligen invloed-
van de droogte.
Erwten* De teelt van dit gewas is steeds
wat riskant en vooral het weer is van grooten
invloed op de resultaten.
Over het algemeen zijn de uitkomsten op
gescheurd grasland dit aar goed geweest en
sommige berichtgevers vestigen dan ook de
aandacht op erwten als een geschikt ggwas.
Vroeg' gescheurde perceelen gaven weer de
beste resultaten. In Zeeland, waar veel erwten
op gescheurd grasland waren verbouwd, was
de oogst zeer goed.
Stamboorwn. Hoewel van stamboonen, al
is het een gewas, dat niet in de allereerste
plaats in aanmerking komt, toch behoorlijke
resultaten mógen verwacht worden, is 'de
oogst dit jaar zeer tegengevallen. Voor een
belangrijk deel is dit echter een gevolg van
buitengewone omstandigheden gewèest; ii.l.
van droog en schraal weer in -het begin van
de groeiperiode en van vreterij. Op de laat
gescheurde perceelen kwamen de meeste mis
lukkingen voor. Men mag aannemen, dat bij
meer gunstige omstandigheden de teelt heel
wat beter resultaten zou opgeleverd hebben.
Haver werd veel verbouwd. De uitkomsten
zijn zeer verschillend geweest. Soms mislukte
het gewas vrijwel, doch elders waren de re
sultaten weer zeer goed. Laat ploegen, droog
te in het voorjaar en vooral vreterij' waren
veelal de oorzaken van een misgewas.
Legeren kwam weinig voor; door de droog
te werd het gewas niet welig. De kans op lé
geren is in normale jaren vrij wat grooter,
vooral op vruchtbaren grond.
Rogge is niet veel verbouwd. Op zandgron
den, die niet te nat zijn,- is rogge dit jaar een
jeschikt gewas gebleken. Vroeg scheuren,
iefst in den herfst, is gewenscht.
Tarwe werd ook weinig verbouwd. De re-'
jaagd, „en hij was zoo groot I Ik ik ben
zeker akelig gegroeid! Zoo straks zoo
straks dacht ik dat ik niet verder, dan zijn
schouder reikte. Ja, ik ben zeker gegroeid
veranderd."
Andrey lachte zachtjes.
„Ja, en dat vond hij ook," zei ze. „Hij
keek je aan alsof hij zijn oogen niet gelooven
kon. Hij moet gedacht hebben, dat het een
visioen was," zij trok haar hoofd achteruit
als een vogel en keek; bewonderend naar het
mooie gezichtje. „O wat is het alles wonder
lijk! E>en hemel zij dank dat hij je gevonden
ueeit. Hij zal niet weer heengaan; hij kan
zijn zuster,niet verlaten!"
Sylvia kreeg een gezicht als vuur, zij be
dekte het met de handen toen zij er aan
dacht hoe zij hem op het terras in de armen
gevlogen was. Had zij hem gekust? Zij wist
het niet het was v/el waarschijnlijk. An
drey streek haar liefkoozend over het weel
derige donkere haar.
„O wat moet je van avond gelukkig zijn,
lieve!" fluisterde zij.
„Ja neen ik weet het niet," stamelde
Slvia. Toen stond zij op met een schrik.
„Ik moet het aan Mercy gaan vertellen," zei
ze. „Wacht hier even op mij, Andrey. „Ik
ik moet met je praten ik wou dat je mij
zei wat ik doen moet. O, ik weet het zelf
niet!" En met een droevig zuchtje, een ver
zuchting van een bevend hart, dat op den
rand staat öf van een groot geluk èf van
een groote teleurstelling, verliet zij de kamer.
Mercy was wakker en schrikte op toen Syl
via binnen kwam.
„Wat is er?" vroeg ze bijna op een toon
van schrik.
na
sultaten waren ongelijk, doch vreterij' kwam
nog al voor en de kans op legeren is bij deze
graansoort op gescheurd grasland vrij groot.
Gerst kwam te weinig voor om conclusies te
kunnen trekken.
Koolzaad en vlas kunnefa op grond ook van
vroegere ervaringen dooreengenomen wel
als een geschikte eerste vrucht genoemd wor
den.
Enkele andere gewassen, als veldboomn,
werden te weinig geteeld' om een oordeel te
kunnen uitspreken
Tot zoover het' regeeringsverslag over de
resultaten in het algemeen.
Van elke provincie wordt nog een overzicht
van de uitkomsten gegeven voor de verschil?
lende deelen, met een vermelding van de
grondsoorten, waarop de teelten hebben
plaats gehad. Het verslag over de provincie
'Noord-Holland is wel wat heel kort.
Toetsen wij onze ervaringen aan het boven
vermelde met betrekking tot de gemeente Alk
maar, dan kunnen we het volgende mededee-
len:
Aardap-peles 'gaven een matige, soms zelfs
selchte opbrengst.
Een gunstige uitzondering maakten) de
perceeltjes van de volkstuintjes in de Huis-
waarderpolder. D't lanl werd voor 'h et tweede
jaar bebouwd en vele pereceelen g&.. i een
opbrengst van 4 H.L. per Are.
De graansoorten hadden veel van de vogels
te lijden; vooraf gerst en haver. Eigenaardig
is dat zé de logge, die op een perceel aan den
Westêrweg stond, onaangeroerd lieten. Dit
zou een aanwijzing kunnen zijn, dat dit ge
was boven andere is te verkiezen. Misschien
zal de vogelschade voor elk der verbouwers
ook verminderen, indien meerdere perceelen
met graan worden beteelt. Een enkel perceel
gaf en slechte opbrengst daar zeker door dén
slechten bemestingstóestand van deü bodem;
behalve kort stroo vertoonde dit gewas 'ook
een.hollen stand. 'j
DL bruine boonen hebben in het begin van
droogte en later van harden wind te lijtien
gehad. Toen de weersomstandigheden beter
werden, herstelde hét gewas zich yrij spoedig
boven verwachting. Op vele terreinen had de
oogst goed geslaagd kunnen zijn, indien Sep
tember en October droog, zonnig weer hadden
gegeven.
Erwten, groene zoowel als vale, gaven een
matige opbrengst.
AAN DE DAMMERS!
Met. dank.voor de ontvangen opl. van pro
bleem no. 523 (auteur Kleute.)
Stand.
Zw. 5, 7, 8, 9, 12, 14, 17, 18, 23, 36 en
dam op 26.
W. 20, 30, 33, 34, 35, 38, 39, 41, 43, 46,
47, 49, 50.
Óp lossing.
1. 3329 1. 23 34.
2. 28—22 2, 17 :1S.
3.32:12 3 21:43.
4. 12—8 4, 2:13.
5. 42—38 5. 43 32-
6. 37:28 6. 26:45.'
7. 44—40 7. 46 23.
8 40:9 8. 14:3.
9. 25:5!
Goede opl. ontvingen wij van de heeren:
W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling, Ji, Hout-
kopper te Alkmaar, H. E. Lantinga, Haarlem.
UIT DEN MEESTERWEDSTRIJD.
De heer Kleute kon Zondag j.l. niet aan de
wedstrijden deelnemen wegéns ziekte. As.
Zondag hoopt hij; echter weer van de partij te
zijn.
Uit combinatie-oogpunt was dé partij
Springer-Vos van j.l. Zondag, de voornaam
ste. Ma den 14en ze{ van wit was de volgende
stand' ontstaan.
„Ik heb je een nieuwtje te vertellen
groot nieuws, Mercy," zei Sylvia. „Óver
Jack. meen ik. Welnu hij is nietniet dood.
Hij is terug! Niet praten, lieve; laat mij je
alles op mijn eigen manier vertellen."
Mercy luisterde stilzwijgend met Sylvia's
beide handen in de hare; haar groote, droe
vige oogen waren vol sympathie op haar ge
vestigd, totdat Sylvia kwam aan netgeen in
de salon was gebeurd.
„En hij is volstrekt niet Jack, maar o!
Mercy, zijn naam is Neville Lynne, de broe
der van Sir Jordan."
Mercy liet Sylvia's banden los en uitte een
zwakken kreet.
„Zijn broeder?" zei ze fluisterend met wit
te lippen en een verschrikte, ontstelde uit
drukking in de oogen.
„Ja," zei Sylvia. „Hij is Neville Lynne
van Lynne Court. Geen wonder dat je ver
haard bent! Het was net als een bliksem
straal voor mijn oogen, zoo onverwacht; ik
ben er nog verblind van. Maar wat ben je
koud, Mercy lief," zei ze eensklaps, want
Mercy's hand, die ze gevat had, wat als ijs.
Mercy viel achterover in haar kussen ai
met afgewend hoofd zweeg zij zoo lang, dat
Sylvia zich angstig over haar heenboog.
„Hoe onnadenkend van mij!" zei ze, „ik
had moeten wachten tot morgen niet bij
je aankomen met al die opwindende dingen,
terwijl je moe bent van de reis,"
„Neen, neen," zei Mercy zacht, „je had het
recht het mij dadelijk te vertellen dadelijk
Sylvia. Ik moet morgen terug naar Londen
morgen ochtend met den eersten trein.
„Terug naar Londen? Mij nu juist verla
ten?" riep Sylvia verpletterd van schrik.
&m\
mm
ZW. 3/9, 12/16, 18/21, 23, 24.
W. 27, 28j 30, 32, 33, 35/45, 48, 49.
Vos beging nu de fout te spelen 20—25?
Wit won toen een schijf-of sloeg op dam
door:
15. 28—22! 15. 25 :.34.
ié. 40:2o 15. 15:24.
22—17 17./ 21—26.
om schijf verlies te ontgaan
17.
18.
19.
20.
21.
17—11
37—31
44—40
33 2.
18.
19.
20.
6 17.
2ó 46.
46 28.
Acht zetten later speelde zwart weer
20—25 en nu was die zet weer fout. Er ont
stond toen-n.1. deze stand:
Zw. 3, 4, 8, 9, 13, 16/19, 23, 24, 25.
W. 26, 27, 28, 32, 34, 35, 38, 42, 48, 49
en dam op 2.
Nu maakte wit de partij uit door;
30 34—30 30. 25 34.
31. 27—21, 31. 16:27.
32. 32 12 32. .23 43.
33. 12:14 33. 9:20.
34. 48:19 34. 13:24.
35. 2:30!
Heel mooi door wit gespeeld.
Ter o;
Ptób
Voor deze week:
van P. Kleute Jr. den Haag.'
jfëiïL JMB
„Ja, ja, ik moet!" zei Mercy op bijna stren
gen toon. „Laat mij nu alleen, lieve. Ik ver
heug mij o ik verheug mij zoo over je
geluk dat weet je wel; maar ja ik ben
moe. Ga nu heen Sylvia.'
Zii sprak op zoo smekepden toon, t en
Sylvia naar eèn kus gaf en naar Andrey
terug keerde.
„Mercy is ziek heel ziek vrees ik," zei ze
ernstig. „Ik geloof, dat ze nauwelijks begreep
o het was onnadenkend van mij haar van
avond te storen, Andrey ik moet morgen een
dokter halen."
„Ja, zeker," stemde Andrey toe. „Arme
Mercy! Wij zullen haar samen oppassen,
zoodat ze spoedig weer beter wordt. Maar
■*ij zal ook ziek worden, lieve, als je niet n. ar
>ed gaat en slaapt. Jk bent koortsachtig
Kijk, ik ben bijna klaar met uitkleeden." Zij
had een peignoir aangedaan, 'terwijl Sylvia
weg was. „En je moet mij toesta, n je té ■el
pen Ik val niet anders! Wat neb je toch
beelderig haar! Ik heb het nog noöit los ge
zien, en hoe vreselijk lang!"
Sylvia liet haar hoof cl zoo hangen, dat
het iiaar haar gezicht bedekte.
„Het maakte hem boos," 'zei ze fluisterend
„Hij zei dat het in de pudding .-.wam en in
zijn oogen," zij lachte zachtjes. Zij dacht aap
dén dag toen hij haar gedragen had «ver
den stroom.
Andrey lachte.
„Dat was echt als een boer," zd ze
schalksch. „Ik wou wel eens veten of het
hem nog boos zou maken, er. of hij klagen
zou al kwam het. in zijrr -ogen.''
„Neen, zeg dat nietl" fluisterde Sylvia bij
na onhoorbaar.
k
COURANT.
Zl]
i
■V
I"'