t
Honderd sn Twlnstigsto Jaargang.
Dinsdag: 31 Dec.
Nieuwjaarswensch.
Ochtendnevelen.
De landbouw in 1918.
Om tooneal in 1918.
Hm. 895. 1918.
Aan het eind van het dorp stond een ar
moedig hutje. Daarin woonaen een nijdige,
ontevreden vrouw en een meisje. De vrouw
ging uit werken in het dorp en het kind
zwiert den ganschen dag rond, er zag nie
mand naar om. Maar er zat geen slechte
aard in het kind, dus het kwaad, dat er op
straat te leeren valt, trok haar niet genoeg
aan, om het na te volgen. Het was een
sciirauder kind en daar zij met werkte, had.
zij den tijd om over alles na te denken wat
ze zag. het meest viel haar op, dat alle men-
schen, oud ot jong, altijd klaagden dat ze
niet gelukkig waren. Zelts de jongeren zei
den at: „Ja, ais ik mijn zin maar had gekre
gen" of ze hoorde jongens en meisjes zeg
gen: „Die ik hehben wil, krijg ik toch nooit."
Ln toch riepen de menseden bij iederen
Nieuwjaarsdag elkaar toe: „Veel geluk dit
jaarl" Lena dacht dat ze er in hun hart wel
bij zouden voegen: „Maar je krijgt bet toch
nooit."
Ln toen kwam langzaam, al duidelijker en
vaster de gedachte in haar hoofd: „Het is
hun eigen schuld, dat ze niet gelukkig zijn."
Eens, het was winter, liep ze langs twee
mannen, die bij elkaar stonden te praten.
De een, die in de stad werkte, vertelde, dat hij
van zijn baas gedaan had gekregen en nu
niet wist, hoe hij met vrouw en kinderen aan
ui kost moest komen. „Och, het timmervak
was mijn zin ook met, ik zal nooit een goed
werkman worden, ik had naar zee gewild,
maar ja, als je vader het niet wil."
En toen kwam plotseling tot rijpheid in
haar kinderhoofdje:
„Als ik weet, wat ik wil, zal ik het doorzetten.
Ik wil niet ongelukkig worden zooals die an
deren."
Lenigen tijd later speelde ze met een buur
meisje, dat een nieuwe jurk aan had. Vol be
wondering sprong ze cm haar heen en tel
kens weer dacht ze: „Hè, om dat te kunnen,
zoo n moois jurk in elkaar zetten." Toen op
eens kwam het in haar op: „lk wil naaister
worden." En toen ze thuiskwam, riep ze.
„Iante, ik wil naaister worden."
„Ha, ha," lachte tante, „jij, die niets kaa."
„Dan zal ik het leeren.
„Dat kan je hegrijpen, leeren kost geld
Tante zweeg en Lena zweeg, maar in den
trek om den mond en in den slik in de oogen
van het kind stond duidelijk te lezen: „list
zal tóch gebeuren."
„Als ik er geld voor moet hebben, zal ik
het verdienen." Dat was haar eerste gedach
te, dadelijk daarop liep ze het heele lange
dorp ai, huis aan üuis vragend; „Heb je ook
werk voor me." De meesten lachten, omdat
ze wisten, dat het kind nooit iets geleerd had,
maar eindelijk kwam ze bij een boerin, die
haar aannam om 's morgens met bet kind op
en neer te rijden. Ze zou alleen den middag-
kost en een paar boterhammen verdienen
feen geld. Dat was een teleurstelling, maar
ena liet zich door niets uit het vele. slaan.
Ze spaarde haar boterhammen op en ver
kocht die aan kinderen uit het dorp voor een
cent, en al ging ze dan ook mei een honge
rige maag naar bed, haar doel had ze be
reikt, en de centen bewaarde ze in een hollen
boom in het bosch.
Eens, toen ze na het eten nog wat bij de
boerin bleef, ging deze zitten naaien.
„Vrouw", vroeg Lena opeens, „hoeveel
kost zoo'n naald?"
„Kind," lachte de vrouw, „wat wou je
daarmee
„lk wil ook naaien leeren."
„Nu goed, kom dan maar bij me zitten, ik
heb nog wel een oude lap. Ik vind het goed,
dat je wat leeren wilt." En zoo leerde Lena
naaien zonder geld, en toen ze eindelijk aan
de goede boerin vertelde, dat ze haar boter
hammen verkocht en zoo geld opspaard, zei
dc vrouw: „Dat geld zullen we gebruiken
om een'jurk voor je te koop® en die, zuilen
we zelf naaien."
Zoo kreeg Lena een jurk, die ze zelf ge
maakt had. De boerin kreeg schik in het kind
en zorgde dat ze wat ondergoed kreeg en
toen ging ze naar een klant in de stad om
daar voor dag en nacht als kindermeisje te
dienen. In haar vrije uren leerde ze naaien
en eindelijk was haar vurigste wensch ver
vuld en kon ze zich vestigen als naaister.
En toen ze in de stad was, zag ze nog veel
meer dan op het dorp, dat bijna alle men-
schen ongelukkig waren en klaagden. Ze zag
heele huisgezinnen tot armoede vervallen,
omdat de vader van verdriet aan den drank
was geraakt; ze zag, hoe er huisgezinnen
honger leden, omdat de vader geen lust in
zijn vak had, vfant hij had zijn zin niet ge
kregen; ze zag rijke jongelui, die zich ver
slingerden uit moedeloosheid, omdat ze hun
zin niet hadden gekregen; ze zag huishou
dens, waarvan de man altijd uitliep, omdat
hij niet de vrouw had gekregen die hij lief
had; ze zag gezonde vaders en moeders, die
ziekelijke kinaeren hadden, omdat het een
huwelijk was van twee menschen, die beiden
uit teleurstelling en moedeloosheid een ander
hadden getrouwd, dan die ze liefhadden.
Ze zag huishoudens, waarin man en vrouw
beiden hun heele leven goed en vlijtig waren
geweest en waarvan het grootste gedeelte der
kinderen den verkeerden weg opging of
niets werden dan nullen in de maatschappij,
omdat ze uit een huwelijk zonder liefde ge
boren waren; ze zag jongens die in hun lief
de tegengewerkt waren door de ouders en
toen met de algeheele onverschilligheid van
een teleurgestelde hartstocht zich in de ar
men van de eerste de beste wierpen en zoo
langzaam al verder en verder zonk™ en
voor het leven verloren gingen. Ze leerde
kinderen kennen, bij wie het zaad van me
lancholie ingeboren was, door de teleurstel
ling van een der ouders en die zich hun le
ven lang ongelukkig voelden zonder reden.
Maar er waren heel enkelen, die midden
in de gevaren en tegenspoeden des levens
fier rechtop bleven als een vaste rots, om
wier kruin de stormen kunnen bulderen, die
hem niet deren. En dat waren de kinderen
van de enkelen, die niet lauw en lam berust
hadden in hun noodlot, die de kracht van
fit® wfl bewaart m groetend firiMgi toot
heel het verdere nageslacht.
En als ze de vervallen wezens tegenkwam,
waarop de maatschappij met minachting
neerziet, dacht zij verder ai de vraag rees in
haar op: „Wat ben je geweest als jongen en
wat was je misschien wel geworden, als je
wensch® vervuld waren!"
En toen ze zag, hoe die honderden in het
kleine stadje en misschien duizenden en mil-
lioenen daarbuiten over de gansche aarde
rondliepen als schimmen van de menschen,
die ze hadden kunnen zijn, to™ nam zij zich
voor: „Ik wil gelukkig wezen."
En ae tijd kwam, dat ze den jongen leerde
kennen dien ze liefkreeg. Zwaar was de strijd
van beide kanten. De Bezwaren die de oude
ren aanvoerden, schenen onoverkomelijk, fel
werden ze tegengewerkt, lang werden ze ge
scheiden, maar de beide grootste machten
van het leven, liefde en energie, die iederen
strijd winnen, wonnen ook dezen. En als
ze dan later in hun gezellig thuis zaten, ver
telden ze aan hunne kinderen: „Niet ieder
heeft een bijzondere gave gekregen, die hem
naar boven werkt in het leven, maar ieder
heeft de kracht gekregen om te bereiken, wat
zijn vurigste wenscht is, door alles heen en
tegen allen in."
En als ze den Nieuwjaarsdag vierden, brie
pen ze niet hunne vrienden toe: „Veel geluk
worde u geschonken! maar
Heb den wil om gelukkig te worden.
H. D. 1 B.
Voor dit Oudejaarsavondnummer hebben
wij van verschillende zijden bijdragen ont-
yangen.
Prof. mr. J. A. van Hamel, wien wij vei-
zochten een terugblik op het afgeloopen jaa>
en een blik in de toekomst te slaan wat den
economischen toestand van ons land in ver
band met het belang van den middenstand
betreft, zond ons het volgende artikel.
Men kan van die morgeus hebben, die er
zoo grauw ea mistig uitzien, dat niemand
weet, hoe de dag verder worden zal. Blijft
het naar, druilerig, kil of trekken aanstonds
de wolken uit elkaar en komt de zon nog
door?
In zulk een tijd leven wij thans. D@ nacht
van den oorlog is voorbij Maar wie aan
stoads het gloren van een vrooüjker vredes
tijd had verwacht^ fcontó bedrog-en uit. D?
zorgen zijn nog niet van és lucht. Wij kun
nen slechts bopea, dat 'i straks opklaart.
Indien wij de 'ifsnsdsén voor Üm aanstaan
den tijd, waarnaa» Nederland .oakt, is één
moeten samenvatten, dan us het in het
woord: vrijheid*
Vrijheid van handel m bedrijf* Ziedaar
wat vooral ons laad rksageuéeir nondrg heed
dan ooit, zal het kunnen blijven ademen.
De oorlogstijd heeisft om de vrijheid afge
leerd, of Issverhij hesft &a& gz'srrd, wat hei
is zonder vrijheid te zijn. Hij heeft ons ge
leerd, hoe 't geheele volk er onder lijdt, wan
neer de handel aan banden wordt gelegd.
Nadat de zee had opgehouden wy te zijn,
en nadat ook den spoorwegaanvoer vaa
uit 't buitenland door tal van verbodsbepa
lingen en belemmeringen w®rd gehinderd,
is de vruchtbare werking van vraag en aan
bod stop gezet.
Invoer hield op, een regelmatige bezigheid
te zijn, en is een ellendige strijd met moei
lijkheden geworden.
De handelaar werd de slaaf van de luimen
des toevals. En deze slavernij viel nog heel
wat zwaarder, dan de macht, die hij van den
anderen kant gewonnen heeft. Want wel is
op haar beurt de verhouding tegenover 't pu
bliek geheel veranderd, en kwam de leveran
cier als aangebeden machthebber tegenover
een schaar eerbiedig vragende afnemers te
staan. Maar wie zou niet liever den tijd te-
rugwenschen, waarin de vrije concurrentie
stellig den handelaar meer van de koopers
afhankelijk maakte, doch waar hij tevens
door den vrijen aanvoer tot ruimen omzet
werd in staat gesteld?
Want heeft de ervaring niet geleerd, dat
groote omzet meer waard is dan hooge prij
zen?
Na de onvrijheid in het buitenlandsche
verkeer, is die in het binnenland gekomen.
Beperkende bepalingen en beperkende toe
standen zonder tal. Prijs-en distributieregê-
lingen, controle en gebondenheid. Het is ons
alles door den nood opgelegd geworden.
Maar des te heviger is er ook onder gezucht
Zoo is er een dampkring /an onvrijheid ont
staan, waarin alles ten slotte kwijnt en ver
zuurt. Had ooit iemand nog er aan getwijfeld
of het verkeersleven in onvrijheid tieren kan,
hij zal nu wel beter zijn ingelicht. En had
ooit iemand er aan getwijfeld, of het alge
meen belang der massa bij een levendig han
delswezen is gediend, hij kan daarvan nu ook
zekerheid hebben erlangd.
De handelsstand, de middenstand, zij mo
gen onder de, soms onvermijdelijke, oorlogs
bepalingen nebben geleden. het publiek
zelf is er nog veel erger m dupe van ge
weest.
En nu in de toekomst?
Het 6taat te vreezen, dat de vrijheid niet
zoo spoedig terugkeert, als wel eens was ge
dacht.
De vrijheid van buitenland staat nog stop
en meer dan ooit leven onze importeurs in dt
moeilijkheden, die door blokkade, grensslui-
ting, N. O. T. bepalingen, internationale
overeenkomsten en spoorweggebreken in bet
leven geroepen zijn.
Meer dan ooit ook nog lijdt het binnenland
onder de bestaande tekorten aan tal van goe
deren en waren, zoodat 't distributiewee
doorduren moet.
De waarheid wordt nu eerst recht gevoeld
dat vrijheid alleen door overvloed in 't leven
blijven kan.
Er is zeer zeker van allerlei kant aan de
onvrijheid verdiend, door clandestienen han
del, fancy-prijzen, handig® handel enz.
Maar wat is er daarentegen niet aan ver
loren gegaan! Hoevelen hebben hunne zaken
moeten zien verloopen, en konden bijna slui
ten gaanHoevelen hebben nu nog bovendien
den strop van met duurgekochte voorraden
opgescheept te zijn, en elk oogenblik een
groote daling der prijzen te moeten duchten
Wij zien voor den n ij veren handelsman en
winkelier credietmoeilijkheden in 't ver
schiet, waarvan men zich afvraagt of hij er
zich zonder vreemde hulp doorheen kan
slaan.
En nu komt de vrede daar, maar de
heropening der vrije wegen brengt die nog
nSef. De tnogmflKeaen Mffvm aan Set rwff-
aoeneeren, gaan het misschien nog veel erger
doenBeperkte toevoer van grondstoffen be
dreigt de binnenlandscbe nijverheid. Beper
kingen in de scheepvaart en het spoorwegvei
keer, den binnenlandschra handel en den
export. De banden kunnen nog niet geslaakt
Ook de distributie en de overheid® inmen
ging gaan haren gang.
Nog ziet de vredesdag er voor ons allen
veel minder zonnig uit, dan menigeen had
gehoopt.
Nooit echter is een woord van zwaarmoe
digheid van pas, of er naast moet tevens naar
den opgewekter toon gezocht
Dien toon, wij vinden hem erin, met voor
't nieuwe jaar aan allen, aan ons land her
nieuwde vrijheid toe te wenschen, en verlos
alk
gr*
eigen hand. De internationale regelingen der
sing van alles wat knelt
Voor een groot deel hebben wij dit niet in
mogendheden beschikken over ons economisch
lot. Moge daarginds, te Londen en Parijs,
verstaan worden dat vooral een klem han-
delsland als het onze, zonder vrijheid ver
schrompelen moet.
Ten deele evenwel kunnen wij de vrijheid
ook zelve weer verwerven. Namelijk: door
met kloeke energie ons aan de omstandighe
den aan te passen en door de moeilijkheden
heen te slaandoor ons toe te leggen op bin-
nenlandsche productie zooveel die maar mo
gelijk is, en door met een verstandige buiten
landsche politiek te trachten zooveel vrijheid
en medewerking van de groote mogendheden
te erlangen, als maar te bereiken valt.
In beide opzichten kunnen wij zelve nog
heel wat verbeteren en doen! Er heerscht
daarin nog heel wat slapheid en gebrek aan
doorzicht. Toch: „Slechts hij verdient de vrij
heid en het leven, die ze dagelijks te verove
ren heeft."
't Is dus geen lijdelijken wensch, maar een
wensch tot eigen inspanning, wanneer men
den Nederlanders voor 1919 toewenscht
vrijheid van beweging, van bedrijf en van
verkeer.
VAN HAMEL.
Bij het eindigen van het jaar 1918 bestaat
voor den landbouw, wel meer dan ooit te vo
ren, reden de gedachten te laten gaan over
het verleden, het heden en de toekomst.
In de crisisjaren 1883—-1896 had de Ne-
derlandsche landbouw geleerd op eigen bee-
nen te moeten staan en op eigen hulp te zijn
aangewezen. Overproductie van landbouw
producten in opkomende landbouwgebieden-
in andere werelddeel®, daling van den zil-
verkoers, overstrooming van onze markten
met buitenlacdsch graan en vleesch, zucht
naar protectie bij machtige nabuurstaten
waren zooveel factoren die de toenmalige cri
sis hadden bewerkt en den Nederlandschen
landbouwer noodzaakten tot dien harden
strijd om het bestaan, waarin velen vielen en
de anderen werden gestempeld tot menschen.
die geheel op eigen kracht moesten steunen.
Zij werden de stoere individualisten die alle
kansen waagden tegen onzekere toekomst. De
zelfde eigenschap die velen onder hen ontoe
gankelijk maakte voor de vorderingen van de
wetenschap zoolang die voor hem niet even
wijdig liepen met hun belang.
Een eigenschap, vaak in hun nadeel uitge
legd, maar inderdaad voortgevloeid uit hun
veelal geisoleerd leven, hun voortdurende
zorg tegen vee- en plantenziekten, droogte of
misgewas en de onverbiddelijke werking van
vraag en aanbod, die hun als vergoeding voor
arbeid en risico, winst of verlies zou brengen.
Door een en ander is psychologisch de ver
houding van den landbouw tot de gemeen
schap of omgekeerd zeer goed verklaarbaar.
De oorlog 187071 bracht de Duitsche een
heid, deze de Duitsche macht en opleving van
industrie. Dit had enorm® invloed op den
Nederlandschen landbouw. Was Nederland
te voren aangewezen voor uitvoer van zuivel
producten naar het westen, toen werd ons
land de plaats waar goedkoop Amerikaansch
graan in spek, vleesch en zuivel omgezet en
dit, wat er natuurlijk veel te veel was, naar 't
Oosten werd uitgevoerd. Herhaaldelijk werd
van die Oostelijke zijde door middel van hoo-
gere invoerrechten getracht een deel van die
winsten machtig te worden en eieren land
bouw kunstmatig op te heffen. Tevergeefs.
Steeds faalde' iedere poging in die richting
doordat de steeds vermeerderende koopkracht
van den Duitschen arbeider verhoogde prij
zen toeliet te betalen en invoer uitlokte. Het
groote afzetgebied was oorzaak dat hier on
gelimiteerd kon geprouceerd. wat met behulp
van hulpmest, buitenlandscn graan en nieu
were landbouwtechniek ijverig werd gedaan
en leidde tot een goed loonend bedrijf.
Dezelfde toevoeren van Amerikaansch en
ander graan tegèn betrekkelijk lage prijzen
noodzaakten land^- en tuinbouw om te zien
naar andere cultures die ook naar het oosten
plaatsing vonden tegen meer loonende prij
zen dan met graan het geval zou zijn ge
weest.
Dit beloop had tengevolge een opbloeiïng
van den landbouw die alle kenteekenen van
gezonde ontwikkeling droeg en die, merk
waardigerwijze, door velen in ons land niet is
geschat op de juiste waarde die ze had met be
trekking rot de algemeene welvaart.
De niet te onderschatten beteekenis van een
opkomende industrie en van een bloeiende
transitohandel leidden de aandacht af van het
belangrijk aandeel dat een bloeiende land
bouw aan het algemeen welvaren moest heb
ben, Echter zou dit veranderen bij het uitbre
ken van den wereldoorlog in 1914 en zou ook
de landbouw deelen in de verrassing niet bui
ten de gemeenschap te staan. Was voorheen
de bodem object voor geldbelegging, produc
tiemiddel voor den gebruiker of wel was hij
beide tegelijk, waarmede, tot zekere hoogte,
naar believen gehandeld kon worden en alles
hiernaar was ingericht, plotseling wordt die
bodem de plaats waar 7 miljoen zielen zich
moeten behelpen. Dit leidde tot ingrijpen van
de regeering ten einde alles wat met de voe
ding van mensch en dier verband1 hield ter
beschikking te kunnen krijgen en werd door
gevoerd met zooveel mógelijk erkenning van
net eigendomsrecht op bodem en producten
Alleen de vrije beschikking over beide kon nie
gelaten, zou niet een' deel van de bevolking
aan gebrek zijn overgeleverd geworden. Een
beroep op den gemeenschapszin van den land
bouw werd, in het algemeen gesproken, niet te
vergeefs gedaan.
De organisaties gaven hunne medewerking
en kunnen, waar het fout ia geloopen, voor dia
foute» niet aansprakelffk1 gesteld worden. De
regeering erkende dat dut ingrijpen alleen
verdediging kon vinden in de noodzaak der
omstandigheden, die het economisch leven op
gebied van handel en industrie reeds hadden
ontwricht en het ook bij den landbouw zouden
doen.
Hier was spoedig alle theorie grauw. De
pogingen van de regeering door goed loonen
de prijzen de productie in bepaalde richting
te sturen zijn, hoe goed bedoeld ook, van ver
schillende zijde veroordeeld. Dat de praktijk
ze zou hebben veroordeeld had wel niemand
edacht. Ieder systeem n.l. dat niet opge-
uwd is op den basis van „vraag ea aan
bod" staat wankel. Alle prijszetting is een
kwestie van verhoudingen en aangezien deze
nu eenmaal geen neiging hebben in het econo
misch leven blijvend te willen zijn, deugt ue
prijsverhouding spoed'g weer niet en geeft
aanleiding tot ongewenschte bedrijfsverschui-
ving die alle goede bedoelingen weer geheel of
gedeeltelijk te niet doet.
Het gebrekkig functioneer® van sommige
maatregelen, de vele gdeeltelijke mislukkin
gen, de nergens te beheersthen smokkel- en
„ettinghandel. het hamsteren dat die handel
mogelijk maakte, de gebrekkige distributie,
voor haar taak niet berekend, waren zooveel
factoren die een groot deel van den land
bouw, die aanvankelijk wel medewerkte,
sceptisch en bitter stemde.
Gevolg dat bij het uitbreken van den vrede
gretig ingang vond de optimistische verwach-
ing aat alles wel los zou loopen, tal van
maatregelen konden opgeheven en het einde
van de misère nabij was.
Blijkens het nemen van eenige beschikkin
gen heeft ook deze regeering dit perspectief
gemeend te zien.
Hierbij was gerekend op een herleving van
het economisch leven over heel de wereld als
of er niets was gebeurd.
Als allen begonnen te produceer® en het
verkeer zich herstelde zou het veelgenoemde
aanpassingsvermogen zich allerwege do®
De landbouw zal goed' KeKbeo uit te zien,
de gelegenheid moet® vatt® waar dit moge
lijk is. Veel zal er van de kracht® gevergd
word® hetzij lang of kort gewerkt wordt,
in ieder g e v a I zal in de naaste toe
komst veel zip te do®. Hier kan de prak
tijk het antwoord geven op veel vragen, waar
gelden alle gehate distributiewee overbo
dig mak®. Voorloopig schijnt de werkelijk
heid in volslagen tegenspraak met die ver
wachtingen. Uitgezonderd misschi® de prac-
tische Amerikan® Japanners schijnt bij
alle naties ter wereld op niet produceer® te
word® aangestuurd.
De groote kapitaalvernietiging geduimde
4 jaren oorlog, die door hard aanpakt®
afschaffing van uitgav® voor militairiEine
nog beheerscht had' kunn® word®, schijnt
gevolgd te worden door e® toenemende ver
warring die weinig minder belooft dan alge
heele vernietiging voor het slag® waarvan,
bek®d het zeepbelachtig karakter van het be
grip „kapitaal" alle faktoren aanwezig zijn.
Hier is ruimte voor optimisme pessimis
me.
De eerst® meen® dat landbouwproduct®,
speciaal die van de veehouderij, in de naaste
toekomst duur moet® blijv® door de groote,
niet spoedig aan te vullen, tekort® aan vee
Dit schijnt juist. Er tegen kan opgemerkt
worden dat dit niet te bezien is los van poli
tiek economische, soc.-economische interna-
tionaal-economische verhouding®. Tal van
vrag® do® zich hi® voor, waarvan wij
voorshands de beantwoording moet® af
wacht®.
Zal Engeland aan de domincions de lang
begeerde prefer®tieele recht® voor land
bouw andere product® kunn® onthou
den? Zal Duitschland' uiteravall® welke
zal de koopkracht zijn van de respectieve ver
armde deel®? Zal het beste deel aanvankelijk
bij de Entente word® getrokken en vinden
wij, n®tralen, daar e® ongecontroleerd af
zetgebied'? Zal de Panamadoorvaart, waar
van door den oorlog het resultaat nog niet ten
volle tot uit'ng kwam, vaa invloed zijn op
agrarische en andere verhoudingen in Euro
pa? Hoe zal in de toekomst door de gealli
eerd® het internationaal geldverkeer gere
geld worden. Hierbij te'denk® aan het to®-
maals beteek®ende bedrag, waarmede in
Duitschland de goud® standaard werd inge
voerd allen die met dit machtige land wil
den handeldrijv®, hunne muntkwestie later
op ongeleg® tijdstippen schadeloos hadden
te regelen.
En welke zal binnen ons land de ver
houding zijn tussch® den landbouw het
geheel? Zullen Amsterdam Rotterdam de
plaats behouden in den transitohandel als
tot dusver? Zal de industrie vrij kunn® wer
ken? Beide laatste vrag® br®g®, ontken
nend beantwoord, ons tot deze vraag. Aan
hoeveel mensch® kan Nederland als land-
bouwstaat met beperkt® export een bestaan
aanbieden? Een landbouw, werk®d voor bin-
nenlandsche behoefte alleen, zou een rudi
ment word® van wat hij geweest is en aan de
algeme®e welvaart bitter weinig bijdragen.
Nu zijn er nog wel perspectievm voor hen
die beslist aan optimisme willen doen. Voor
d® landbouw als zoodanig blijft altijd be
staan e® elasticiteit in het bedrijf, die in de
slechtste periodes er, als het ware, de levens
kracht van uitmaakte. De wel is waar wat ver
ouderd schijnende wet van „vraag en aanbod"
kan verhouding® scheppen waarbij menschen
die verkiez® te zijn vlijtig, spaarzaam en een
voudig e® sterke kans geboden wordt "in d®
landbouw. De onverwoestbare zucht e® onaf
hankelijk plaatsje te veroveren, waar de groo
te massa hém toch niet om zou benijden,
schept een stand van kleine landbouwers die
de kern vorm® van een altijd doorgaande
vernieuwing die ook hier noodzakelijk is; een
agrarisch proces dat de eer geniet nog door
ge® enkele steekhoudende theorie met succes
te zijn veroordeeld.
Reden tot optimisme, maar dan speciaal
voor den landbouw, zou zijn dat deze onver
nietigbare levenskracht in ruime mate aanwe
zig is bij den sterk individualistisch aange-
legden Hollander. Dit stemt hoopvol, bij veel
wat weinig verwachting biedt.
Tijd®s den voedselnood was de landbouw
op die plaats waar de minste klapp® vielen,
bijna zeker is te verwacht® dat na den oorlog
toestanden moeten intreden waarbij de lancf-
bou op de slechtste plaats zal komen met al
de daaraan verbond® schade voor het alge
meen.
Niet denkbeeldig is de verwachting dat
landverhuizing het gevolg kan zijn van hevi
ge storingen op economisch gebied. De crisis
na 1880 leerde dit ook. Dit beteekende veelal
verbetering voor de vertrokkenen; echter was
het afvloei® van de beste, meest ondernemen
de krachten, voor de achtergeblev®® niet
als winst te boek®.
In tussch® breekt het ni®we jaar 1919 aan.
de theorie dit schuldig blijft.
Hierin ligt voor ctea landbouw era red®
tot optijaiazse. D. DE BOER Dz.
De belangstelling in onze Nederlandsche
tooneelspeelkunst is groeiende daarom
will® wij voor h®, die zich tot deze mooie
kunst voel® aangetrokken e® overzicht ge
ven van hetgeen er op dit gebied alzoo in
't afgeloopen jaar is voorgevall®.
Beginn® wij echter met eenige algemeene
opmerking®.
De oorlogsjaren zijn voor de tooneelge-
zelsciiapp®'in vele opzicht® moeilijke ge
weest, vooral ook met betrekking tot ds bui
tenlandsche stukk® en 't verplicht zijn tot
be lal® van hcogtre gagas es veel hoogere
exploitatiekosten. Maar over gebrek aan 5@=
zoék hebb® de schouwburgen zeker niet te
klag® gehad. De menschen wild® ontspan
ning. De sombere gestalten van distribute
en ranisoraeering móest® e® poosje verge-
t® worden. Uit d® aard der zaak voelde het
gros der mrascfara zich meer aangetrokken
tot het lichtere vroolijke g®re. De variété,
revues ea lichte amusementskunst, alsmeds.
de bioscoop deden de ernstig werkende too
neelgezelschappea meermalen afbreuk.
In de positie van den tooneelspeler (en
speelster) moet nog zeer veel ten goede ver
anderd word®. O. i. zuil® de acteurs ea
actrices er dan alleen in kmm® slag® vele
van hunne billijke eischm te zi® ingewilligd,
wanneer zij zich veel veel krachtiger or
ganiseer®.
E® kwestie die momrateel zeer urgent is,
is de schouwburgnood wel speciaal in
Amsterdam. Vooral nu het Paleis voor
Volksvlijt verkocht ia aan e® variété-maat-
Hierioor is de Stadsschouwburg te Am
sterdam feitelijk geword® de eenige vol-
do®de ingerichte ge!eg®heid, Wij voorzien
strijd om dit gebouw "der gemeente. Eenige
uitstekend ingerichte nieuw etheaters zoud®
in onze hoofdstad geea overbodige wèeiae
zijn.
Met groote voldoening zij.hier verder ge
constateerd de opbloei het naar yor®
breng® van onze Nederlandsche tooneel-
schrijfkuBsf, 't Is de jeugdige, energieke di
recteur van „Het Holstadtoóneel," de heer
Cor van der Lugt Melsert geweest, die alles
in 't werk heeft gesteld, de speelbaarheid van
producten van eig® bodem, duidelijk te be-
wijz®. Eu in zijn prachtig openingsseizoen
is hij daar uitstek®d in geslaagd.
Het voornaamste wat in 1918 bij de ver
schillende gezelschappen is gepresteerd wil-
1® wij thans de revue laten passeer®. Wij
zullen ons bepalen tot de volgende oezel
schapp®; Het Ned. Tooneei, N V. Het Too
neei "(dir. W. Royaards), N V. Tooneelver-
eeniging (dir. Heyermans, Musch van der
Horst V Het Hollandsch Tooneei (dir Louis
de Vriés), Het Grool-Tooneel (dir. van Dal-
sum, Arbous, Hissink Gilhuijs). In den
Haag het Hofstad-Tooneel in Rotterdam
„het Rotterdamscb Tooneelgezelschap (iir.
van Eijsden Tartaud).
,Jiet Ned 1 aantel" begon het jaar 1918
natuurlijk met de traditicneele opvoering van
„Gijsbrecht van Aanstel," in een geheel nieu
we ®sceneering van den nieuwen regisseur
Eduard Ver kade Onverdeelde lof mocht de
ze opvoering niet verwerven, al was er veel
te waardeeren. De opvatting van Verkade -u
de titelrol kon de echte Amsterdammers, die
zooveel jar® lang van Schoonhov® hadd®
gezi® en bewonderd, niet bekoren.
De Gijsbrecht werd al gauw gevolgd door
e® reprise van „Het kind van de liefde" van
H®ry Bataille. E® bepaald succes was dit
niet. Mevr. Mann en Gimberg gav® zich
we® geheel. Maar er waren zeer zwakke
lekken in de bezetting. Theo Frenkel jr. ra
',ary van Wijk hadden veel te zware rollen
In e® wederopvoering van „De duivel"
was Verkade weer op volle kracht. J. de Jong
nam daarna afscheid van 't tooneei in de
Demi-monde.
Vrijwel e® mislukking was daarna de op
voering van Willem van Oranje" van Mevr.
H. Laman Trip—de Beaufort. Verkade ver
greep zich hierin aan de titelrol.
Onder regie van A. W. Stellwagen Jr.
volgde daarop Melle de Belle-Isle, ook a1
ge engrootsch gebeuren. Rika Hopper, Henri
Eerens, Charles Gilhuys Marie rioltrop
gav® er hun beste kracht® aan.
Volgde het jubileum van Cor Schulze, dm
algemeen geachlen komiek van het Leidsche
plein. Hij werd warm gehuldigd als Heinz
Hagedoorn in „De Jpnggezellenbond." Jam
mer dat hij slechts kort daarna voor goed
uit dit leven werd weggerukt.
Onder Verkade's regie kwam daarna het
drama van Paul Claudel „De Gijzelaar
voor 't voetlicht. Louis Bouwmeester kon
daarin als de prefect Turelure geen nieuwe
triomf® vier®, 't Geheel ken slechts mato
voldo®.
Tegra 't einde van 't seizoen werd® „De
ernst van ernst" „Zijn eenige vrouw", het
aardige blijspel van den Deen Magnuss®
nog eens voor d® dag gehaald.
Een succes tot slot was „Hein Roekoe" van
Jan Fabricius. met zijn prachtig eerste be
drijf schitterend spel van Louis Bouw
meester, Rika Hopper Willem van der
Veer.
Verkade begon het nieuwe seizo® met re
prises van „De duivel", „De Rechte lijn,"
„Marguerite Gautier", stukken, die ook hier
m de kermisweek zijn opgevoerd.
Met het nieuwe stuk „Onweer" kwam
Strindberg weer op het repertoire. E® idéale
vertolking had dit stuk kunn® redden. Maar
de bezetting was zwak, vooral in den „man",
gespeeld door Verkade.
Bovendi® toonde 't publiek zich nog niet
rijp voor Strindberg. M® ging daarna weer
over tot reprises. Eerst „Pygmalion", hel be-
k®de successtuk van G. B. Shaw, waari i
Mevr. Lobo triomf® had gevierd. Nu werd
de rol van Elise gespeeld door Mien Puy-
maer van Twist, die G. Lobo niet kon do®
vergeten. E® nieuw Shaw-stuk kwam daarna
op 't repertoire, n.l. „Trouwen" (Getting
Married). In vele opzichten was 't een goede
uitvoering, maar op d® duur kon 't stuic
zich toch niet handhav®. Nogmaals werd
e® ander Shaw-stuk gespeeld n.l. Candida,
insult. tuut
t