De Brandstoüsncuininissic Alkmaar
ttouiif fan ia 'tojpllal
ftar
m
a
m
m
m
a
m
a
a
m
a
a
s
m
m
m
m
m
a
m
m
m
m
m
m
m
m
a
a
m
m
a
a
a
a
a
m
IJsland'* bekoring.
Damnibriek,
H
9
m
H
m
m
Et
§x
S
lil
M
3
B
U
g
M
Hoflderd Efii ei Twlnstifste Jnrgaig.
Za tenia? 11 Jam.
Militie, Landweer en
Landstorm.
FEUILLETON.
s*
m
O
li
m
"wê
O
Teeltregeling 1919.
i m»
bericht, dat op Bon 7b H H.L. GASCOKES
WORDT BESCHIKBAAR GESTELD
Tevens deelt zij mede, dat met hèt oog op de
huidige schaarschte aan Brandstolen, op de
nog achterstallige bons niet de brandstollen
kunnen verstrekt worden, welke daarop zijn
beschikhaar gesteld. Vervallen verklaard wor
den dezen echter niet, doch vermoedelijk zal
de Commissie binnen eemge dagen in staat
zijn, te berichten dat korte turt daarvoor in
de plaats zal worden geleverd.
De slechte aanvoer en de geringe voorraad
stellen haar niet in staat op het oogenblik
een grootere distributie uit te schrijven, doch
gezien de onderhandelingen met het buiten
land, welke een gunstig verloop betteffende
den koleninvoer schijnen te hebben, hoopt zij
binnen een niet al te lang tijdsverloop, een
grootere hoeveelheid beschikbaar te stellen,
lntusschen is, wat van algemeens bekendheid
mag worden geacht, de grootste zuinigheid
geboden. Terwijl hen die nog voorraad heb
ben, beleefd wordt verzocht, zoomin mogelijk
van deze distributie gebruik te makem.
Door het keveren van een V, H.L gascokes
vertegenwoordigend V* E-H. blijft op boa
7b nog een te goed bestaan van lL E.H. waar
voor later een vervangingsbon wordt ver
strekt.
De prijs is thuisbezorgd 0.85 p. H.L.
De prijs is afgehaald 0.7714 p. X H.L.
Met gemeentelijke toeslagbon 0.57%
thuisbezorgd.
Met gemeenctlijke toeslagboa f 0.50 afge
haald.
Bestellingen st: h r i f t e 1 jj k te doen aan
den VEKtENlGDEN-BRANDSTOFFEN-
HANDEL, KONINGSTRAAT 6.
Voor afhalen bestaat gelegenheid aan het
zelfde adres van 9—12 en van 14 uur.
Namens de Brandstoffen-Commissie.
J. H. JACOB SE,
Dir.-Ada.
De BUKGEMEESTER van ALKMAAR
maakt bekend, dat geen nadere verlenging
zal plaats nebben van den diensttijd bij de
militie of de landweer of van oen dienst
plicht bij den landstorm van hen, voor wie
die diensttijd of dienstplicht werd verlengd
tot 31 Cecember 1918.
Voor zoover de hierbedoelde personen be
hoorden tot de militie of de landweer,* be
hoor en zij van 1 Januari 1919 at tot den
landstorm (tenzij "ie wat zich bij uitzon
dering kan voor doen in 1918 ol vroeger
40 jaar zijn geworden).
De meesten hunner zijn,, in het geaot van
het onbepaald (klein) verlof, hun als mili
tie- ot lauüweerplichtige verleend. Ook nadat
zij landstormplichtige zijn geworden, wordt
dat verlof voorloopig geacht voort te duren
en blijven zij overeenkomstig de gestelde of
nader vast te stellen regelen de gelegenheid
genieten om onder de wapenen terug te kee-
ren. Diegenen hunner, die nog onder de wa
penen zijn, kunnen 'ook als landstormplichti
ge voorloopig- onder de wapenen blijven
De hierbedoelde dienstplichtigen van de
militie of de landweer blijven voorts zoo
lang niet het tegendeel wordt bepaald in
gedeeld bij het onderdeel van de weet macht,
waarbij zij als militie- of landweerplichtigc
laatstelijk ingedeeld waren. Eveneens blijven
de in hun zakboekjes vermelde plaatsen van
opkomst van kracht, zoolang niet anders
wordt feep&rid.
Voor zooveel de mliiU betreft, geldt het
hier dienstplichtigen, in hoofdzaak oehooren-
de:
bij de bereden "korpsen tot de lichtingen
1906, 1907, 1908, 1909 en 1910;
bij de korpsen pactserfort-artillerie en tor-
pedisten tot de lichtingen 1906, 1907, 1908,
1909, 1910,1911 en 1912;
bij de zeemilitie tot de lichtingen 1909,
1910, 1911, 1912 en 1913.
Voor zooveel de landweer betreft, geldt het
in hoofdzaak de landweerlichtingen 1907,
1908, 1909, 1910, 1911, 1912 en 1913.
Wat den landstorm aangaat, strekte de
dienstplichtverlenging zich uit over de jaar
klassen van 1898 en vroegere jaren. Ten
aanvfes *ass dis tetf tSim JaarHoww JwSso©-
teade landstormpüehtteeö is de dienstplicht
met 31 December 1918 ia zija vallen ©in
vang geëindigd.
Niettemin blijft v^rloopig ©ek veer date®
onder wekere voorvaar den "de gelegenheid
openstaan om ©ader de wapenen te bigvea
of terug ie keere®. Hiervoor moet dan eea
verbintenis als vrijwilliger fey 4« Umkttom,
worden gesloten.
Dit laatste geldt ook voor degenen, die
wegens hun leeftijd bij hun ontslag mt der
militie- of landweerdienst niet tot den land
storm komen te behoorea. Bedoelde verbin
tenis kan worden aangegaan bij het korps,
waarbij belanghebbende laatstelijk diende.
Zij loopt over den nog resteerendeu duur van
de tegenwoordige buitengewone omstandig
heden, wat evenwel niet verhindert, dat ai
verbondene reeds vóór het eindigen van di.
omstandigheden met onbepaald (klein) ver
lof zal kunnen vertrekken overeenkomstig dj
voor dienstplichtigen geldende regelen.
Het ontslag uit den dienst van de militie
of de landweer of van den dienstplicht bij
den landstorm van de hiervóór bedoelde per
sonen heeft geen invloed op het genot van
kostwinnersvergoeding en andere vergoedin
gen, zooals dit thans geregeld is.
Alkmaar, 10 Januari 1919.
De Burgemeester,
G. RIPPING.
Novelle van Wilhelm Poeck.
12)
De Goede Hoop lag in het fjord voor an
ker. Men was druk bezig met het hitladen.
-Twee leden der scheepsbemanning laadden
de vaten met de haailevers in de jol, de ande
ren rolden de aan land gebrachte vaten in de
traanloods. Zij zweetten. Hun- leeren kleeren
dropen yan liet vet. Voor de deur der traan
loods stond Jens Nielsen, vettig glanzend als
altijd en naast hem Björn. Jens Nielsen pafte
uit een korte pijp, noteerde op een stuk pa
pier het aantal vaten en keek zeer vergenoegd.
„Dat was een goed idee van je Björn. Een
vervloekt' verstandig idee. Alleen de levers te
vangen en de visschen over boord te werpen.
Er bestaat een verhaal, Björn, van een ouden
koning, die in een visch een gouden ring ge
vonden had. De haai is zoo'n visch. Ha, na,
haIeder haai heeft een gouden ring ia zijn
lijf, dat is zijn lever."
Björn had inmiddels met krijt eenige cijfers
op de loodsdeur gekrabbeld.
„Ik reken de winst van den vangtijd dit
jaar op 3000 rijksdaalders," zei hij. „Name
lijk, als het weer goed blijft en wij steeds goe
den vischerond vinden."
„Pak flink aan, Mar. Hier zijn handen aoo^
dig." riep de Eidergans. „Hoera, van avond
regent 't schellingen en morgen vroeg gaat 't
v/eer naar zee."
„Je bent» een duivdsche kerelBjörn," zei
Art 10. Aan de houders van tuinbouwbe
drijven, grooter dan 60 Are, wordt voorloopig
kennis gegeven, welke oppervlakte zij mogen
bebouwen met tuinbouwgewassen. Een defi
nitief vergunningsbewijs wordt bun eerst uit
gereikt, nadat zal zjja gebleken, dat een na te
noemen percentage van de oppervlakte van
het bedriji met voedingsgewasten is beteeld.
Dit percentage wordt vastgesteld als volgt
voor tuinbouwbedrijven van 60 Are tot
1 H.A. 10 pet
voor tuinbouwbedrijven van 1 H.A. tot
2 H.A. 20 pet.;
voor tuinbouwbedrijven boven 2 H.A. 25
procent.
Tot de voedingsgewassen worden gerekend
late aardappelen, de na te noemen-soorten
vroege aaraapelen, peulvruchten, om den rij
pen korrel voor consumptie geteeld (zooals
bruine, gele en witte boonen, grauwe, groene
en vale erwten) wiaterkoolzaad es granen.
Van de vroege aardappelen is slechts geoor
loofd de teelt van Eerstelingen, Schotsche
muizen, Schoolmeesters, Duiische of Hoiu.na-
sche muizen, Milords, Kralen en Blauwpitten.
Bij de berekening van de oppervlakte der
bedrijven, noodig voor de toepassing van het
eerste lid van dit artikel, worden met meege
rekend grasland, boomkweekerijen, bloemis
terijen, bloembollevelden, aspergevelden, ra-
barberveiden, de oppervlakte bedekt met vast
glas, zoomede de oppervlakte bedekt met plat
gias, voor zooverre (lit zonder verwisseling
een geheel jaar op dezelfde plaats dienst doet,
insgelijks boomgaarden en fruitiuinen, niet
later aangelegd dan in 1915, in gras liggend
ot op normaie wijze onderbeplam met aames-
sen, kruisbessen of atruikvormen.
Om dus te weten te komen, welk gedeelte
van zijn bedrijf een tuinbouwer moet bestem
men voor den teelt van voedingsgewassen,
begint hij met van de totale oppervlakte ai te
trekken de oppervlakte in gebruik voor de in
al. 2 van art 10 genoemde doeleinden. Van
de rest moet boven aangegeven percentage
worden beteeld met den in art. 10 genoemde
voedingsgewassen. Men zal inzien, dat door
de bepaling, dat slechts de helft van de groe
pen C. en H. met G mag worden beteela, en
alles met H., men recht kan hebben, om meer
van groep H. te verbouwen, dan men in '17
'18 verbouwde en verder, dat men de recuten,
4ie men krachtens art. 5 zou hebben, niet ten
volle kan uitoefenen, tengevolge van de bepa
ling in art. 10, dat minstens een bepaald per
centage van de oppervlakte van het bedriji be
teeld mo°t zijn met voeuingspewassen.
Onderstaande voorbeelden mogen dit nader
toelichten.
Een tuinbouwer gebruikte van zijn bedrijf,
groot 4 H.A., 1 H A, voor de teelt van vroege
aardappelen m 3 H.A. voor de teelt van ge
wassen uit de groepen G. en H. Daar zijti be
drijf grooter is dan 2 H.A., moet hij in 1919
dus 1 H.A. bestemmen voor de teelt van voe
dingsgewassen. Van de resteerende 3 H.A.
mag hij 75 pet. of 2,25 H.A. gebruiken voor
de teelt van gewassen uit de groepen G. en H.
Doch hij mag ook 1 H.A. vroege aardappelen
telen. 2,25 H.A +1 H.A. 3 25 H.A. en
zooveel land heeft hij niet over. Hij snoet nu
öf de oppervlakte voor de vroege aardappelen
óf die voor de gewassen uit G. en H. vermin
deren. in geen geval mag hij meer dan 1.125
H.A. voor de teelt van gewassen uit groep G.
bestemmen.
Een tweede voorbeeld. Een tuinbouwer had
1917 sa 1® 4 SLA. «!s>
bouwd: 1 HA, vroege aardappele®,
H A
vroege kool (groep H,), l'ÏÏI béwaarkèol
(groep H.)„ 1 H.A. peea (groep H.) Voor
1919 moet hij 1 H,a, afstaan voor de teelt
VM V0êdiagsge-«asse®. Hij mag verder vol
gens de teeïtrégeliag verbouwen 1 H.A, wroe-
g® aardappelen, 75 Ara vroege koel, 75 Are
bew&arkooi en 75 Are peen: te 3,25
H.A. Ook deze moet mi van de teelten 'in
krimpen. De teelt van vroege kool mag hij
evenwel uitbreiden tot 1.125 H.A., terwijl hij
op de geheele 2,25 H.A, gewassen«uit groep
H. mag zetten.
Nog een voorbeeld.
Iemand had op zijn bedrijf, groot pl.m. 150
Are geteeld:
vr. koolsoorten, ,vr. aard. voedincsgew.
in 1917 104 A. 40 A. 4
in 1918 75 A. 35 A. 38 A.
gemiddeld 90 A. 38 A. 21 A.
Voor 1919 moet hij, omdat zijn bedrijf van
12 H.A. groot is, 20 pet. van de opper
vlakte of 30 Are bciteinmgn voor voedings
gewassen. Hij mag weder 38 Are vroege
aardappelen telen en 75 pet. van 90 Are
68 Are met gewassen uit de groepen G. en
H. Vroege koolsoorten behooren tot groep
G en hoewel hij alleen gewassen uit die groep
in 1917 en '18 verbouwde, mag hij daarvoor
in 1919 slechts de helft van 68 Are 34
Are
gewassen
groep H moet worden beteeld.
Ook mag hii de geheele 68 Are met gewassen
uit
Jens mesmui lend. „Ik heb nooit een IJslander
gezien, die zoo goed kan rekenen. Je moest
eigenlijk koopman zijn geworden, jongen. In
het Noorden hebben ze nu een handelsmaat
schappij met aandeden opgericht."
„Dat weet ik," zei Björn. „Maar hun schip
zit op het strand."
„En het zal daar blijven zitten. De IJslan-
ders weten hoe zij lengvisch moeten vangen
en talk uitbraden. Maar van handelszaken
hebben zij niet het minste verstand."
„Zij zullen het wel leeren."
„Wat duivel zullen ze! Waar moesten dan
wij Denen blijven? Hallo, jullie schelvisch-
etere maakt wat voort. Als de vaten er in zijn,
scheiden wij met werken uit. En dan krijg je
geld." i
„Traangeld," zei de Eidergans vergenoegd.
„Wij maken er een vroolijken avond van,"
riep een ander. Het was een vierkante, blonde
reus met groote, blanke hoektanden en armen
als eikenbalken. Men noemde hem Walrus-Ei-
rik. Een kleine, magere vrouw met een kind
op den arm en twee anderen aan haar boeze
laar stoad bij een hoek der loods. Dat was
zijn vrouw. Zij wachtte op hem. Haar vroo-
lijk gezicht betrok op eens.
„Mar moet meekomen. Heb je nieuwe
liederen, Mar? Wij willen zingen en punch
drinken."
„Wees maar niet treurig, Groa," zei Björn,
„ik zal er wel op letten, dat je man zich ver
standig gedraagt. „Ziet eens hier, stoppel
kopjes, weet jullie wat dit is?" Hij had twee
blanke schellingen uit zijn zak gehaald en
drukte die de kinderen in de hand.
„Gij hadt ze morgen vroeg moeten uitbeta-
gebruiken, terwijl de andere helft met
'I groep H
uit groep H betelen. Slechts 8K Are van de
34 Are, voor gewassen uit groep G bestemd,
mag gebruikt worden voor de teelt van sjalot
ten, selderij en peterselie.
Nu is bij echter nog maar met 68 -f- 38
106 Are klaar, terwijl "hij, na aftrek van de
30 Are voor voedingsgewassen nog 120 A.
over had. V^at moet hij nu met de 14 over
blijvende Aren doen?
De teeltregeling geeft hierop geen ant
woord. Ik zou zeggen, als hij op deze 14 Are
voedingsgewassen teelt, kan hij geen last
krijgen, üok de verbouwer kan hiertegen
geen bezwaar hebben. Kiest hij b.v. vroege
aardappelen, dan kan hij hierop altijd nog
een nagewas laten volgen. (Zie hieronder art
6, b en f).
Volgens art. 6 toch is het in de artt 2 tot
en met 5 bepaalde niet van toepassing
a. Op de teelt voor eigen gebruik in dezelf
de gemeente van vroege aardappelen en
groenten, alsmede die van bloemen ei\
andere siergewassen in moes- of groente
tuinen, sier tuin en en parken.
b. Op de teelt van peen, knollen, boeren
kool, savoyekool en stamslaboonen, welke
als nagewas van aardappelen, bloembol-'
lea of* granen worden "verbouwd.
c. Op de teelt van tabak in kassen.
d. Op de teelt van tabak voor eigen gebruik
tot ten hoogste 25 M'. per bedrijf.
e. Op de teelt van groenten onder glas.
f. Op den verbouw van gewassen van
groep H, als tusschenteelt op gebruikelij
ke wijze tusschen tuinbouwgewassen, of
als nateelt er van, behoudens het bepaal
de in artikel 5, sub k.
Voor de bedrijven, die in den loop der ja
ren geen verandering hebben ondergaan, is
de berekening dus niet zoo moeilijk. Voor de
bedrijven, die wel verandefd zijn, of die men
wil veranderen zijn afzonderlijke bepalingen
gemaakt.
Zoo lezen we in art. 5 onder t:
de teelt van vroege aardappelen is toege
staan tot 100 pet. van den gemiddelden ver
bouw over 1917 eo '18. Bovendien is de ver
bouw toegestaan op aa 1 Aug. 1918 ge
scheurd grasland, mits niet aangewezen jn-
gevolge art. 1 der Scheurwet 1918, onder
voorwaarde, dat in hetzelfde bedrijf eene ten
minste tweemaal zoo groote oppervlakte niet
scheurplichtig grasland, evenefes na 1 Aug.
1918 gescheurd, met goed houdbare late
aardappelen, erwten of bruine boonen wordt
bebouwd.
Heeft iemand dus voor uitbreiding van zijn
bedrijf b.v. 3 H.A. land gescheurd, dan mag
daarvan slechts 1 H.A. voor de teelt vau
vroege aardappelen worden gebruikt; de an
dere 2 H.A. moet beteeld worden met late
aardappelen, erwten of bruine boonen. Nu is
het vorige jaar gebleken, dat vroege aardap
pelen eea goed gewas is voor pas gescheurd
land. En nu zou de verbouwer graag die 2
H.A. ook voor vroege aardappelen willen ge-
bruiken.
Nu heeft de Directeur van het Productie
kantoor reeds te kennen gegeven, dat hij er
geen bezwaar tegen heeft, dat iemand, die
grasland moet scheuren, de voedingsgewas-
en de beperkte gewassen (b.v. kool of vroege
brengt op zijn bestaande bouw- of tuinland,
en de beperkte gewassen, (b.v. kool of vroege
aardappelen), waarop hij recht heeft, bene
vens de vrije gewassen naar het te scheuren
land. Mij dunkt, dan zal hij er ook wel geen
bezwaar tegen hebben, dat iemand, die vrij-
len, zei hij tot Jens Niellsen. „Zij zullen
zich vol drinken en wij kunnen niet wachten
met het uitvaren,"
„Ei wat," zei de kleine koopman, zij zullen
wel weer nuchter worden. Zij hebben twee
weken achtereen zwaar werk gedaan, een
vroolijke avond is hun wel te gunnen."
Daar de visschers hun punch van Jens be
trokken, zou si edits een volmaakte schaaps
kop deze meening hebben kunnen bestrijden.
Björn hield zich dus stil.
Natuurlijk gebeurde het, zooals hij had voor
speld. In plaats van'dat de Goede Hoop in
alle vroegte was uitgezeild, lag zij voormid
dags nog in het fjord. Eindelijk kwamen de
mannen grommend en met heete hoofden
aansukkelen. Op den vroolijken avond was
een soortgelijke morgen gevolgd. Björn had
heel ernstige woorden moeten gebruiken en
menig ruw antwoord moeten slikken.
Alleen de Eidergans was niet meegekomen.
Die lag als een gestrande zeehond op een
hoop zeegras in Wairus-Eirik's hut en was
door geen macht ter wereld wakker te krijgen
geweest
Björn had Mar toen gevraagd of hij' zijn
plaats op de Goede Hoop wilde innemen.
Mar bedacht zich niet lang en ging op het
voorstel in. Om zijn gelag te kunnen betalen,
maakte hij met den koopman de schikking,
dat deze zijn achterstallig loon bij Finnur
zou innen, liet zich het overschot daarvan ge
ven, droeg hem op, zijn paard door een jon
gen naar de Oddufhoeve te laten brengen en
waggelde aan Bjöm's zijde naar de boot.
Op de lange, rollende, grijze golven schom
melt zich de IJslandsche dag. Hij zwaait zich
wfIRg lan? acfimrtL rralts Soat. Hag dus es-
ze bovengenoemde bouwer recht, om 2 H A.
van ziju oude bouwland voor de teelt van
vroege aardappelen te gebruiken, dan kan f
die overbrengen op het nieuw gescheurde
laad, doch is dan verplicht, de 2 H.A. van
zijn oude bouwland voor de teelt van de in
art. 5 leti i genoemde voedingsgewassen te
bestemmen.
Is hij met dezen ruil niet tevreden, dan kan
art. 11 hem misschien helpen. Daarin toch
lezen we:
Voor, nieuwe bedrijven, ontstaan door
ontginning, scheuren van niet scheurplichtig
grasland, of splitsing van grootere bedrijven,
aaneenvoeging van landerijen, te voren bij
verschillende personen in gebruik of anders
zins, kunnen desgevraagd buitengewone ver
gunningsbewijzen worden afgegeven, hoog
stens voor dezelfde oppervlakte als aan daar
mede overeenkomende bedrijven in dezelide
gemeente wordt toegestaan. Zulks mag al
leen geschieden door den Directeur van het
Prov. Productiekantoor.
Door verwisseling van gebruiken, tenge
volge van -verkoop, vererving, verhuring of
anderszins, ontstaat geen nieuw bedrijf als
bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Ik wil er dadelijk op attent maken, dat in
art. 11 wordt gesproken van de vorming van
een nieuw bedrijf, terwijl in het bovenaan
gehaalde sprake was vaa uitbreiding van
een bestaand bedrijf. De eigenaar hiervan
kan zich dus niet#op art. 11 beroepen.
Art. 5. k. De aanleg of de uitbreiding van
boomgaarden of fruittuinen wordt toegestaan,
onder voorwaarde, dat in 1919 als onder
vrucht late aardappelen, granen of peulvruch
ten zullen worden geteeld.
Aanleg of uitbreiding van boomkweekerijen
en bloemisterijen mag slechts geschieden op
land, dat reeds in 1918 op rechtmatige wijze
met tuinbouwgewassen was beteeld.
Aanplanting van griend-, téen- en wishout
mag alleen geschieden op gronden door den
Directeur van het Prov. Productiekantoor on
geschikt bevonden voor den verbouw van voe
dingsgewassen.
Het is duidelijk, dat deze bepalingen zijn
gemaakt om te voorkomen, dat gronden, die
geschikt zijn voor de teelt van voedingsgewas
sen, daaraan worden onttrokken.
Volgens art. 7 is de verbouw van vlas ge
oorloofd op grasland, geen kunstweide of Ha
verland zijnde en waarop voor of op l Mei
1919 geen scheurplicht is gelegd.
Voor deze teelt wordt echter een vergun
ningsbewijs vereischt.
Art. 8. Door of vanwege den Minister kun
nen, in afwijking van bovenstaande bepalin
gen, ten behoeve van bepaalde gebieden of
daarvoor in aanmerking komende bedrijven,
vergunningsbewijzen voor de teelt van de in
artt. 2 en 3 dezer beschikking genoemde ge
wassen worden gegeven. Ook kan door of
vanwege den Minister de afgifte van vergun
ningsbewijzen worden geweigerd of wel aan
een verbouwen een vergunningsbewijs worden
afgegeven tot eene kleinere of grootere opper
vlakte dan waarop d$ze volgens bovenstaande
bepalingen recht zoude hebben.
Ik wil gelooven, dat de Beverwijkers zich op
grond van bovenstaande bepaling tot den Mi
nister hebben gewend, met verzoek, voor hen
van de teeltregeling af te wijken. Het zou mij
verwonderen, indien zij gronden konden aan
voeren, die eèn afwijking van de teeltregeling
rechtvaardigen.
Art. 9. Splitsing van een landbouwbedrijf
op een zoodanige wijze, dat daaruit een nieuw
tuinbouwbedrijx ten name van den houder van
het geheele bedrijf of een ander zou ontstaan,
geeft geen recht ojp grootere vergunning voor
celui
Dit artikel behoeft m.i." geen nadere toelich-
den verbouw van bet ïerkte gewassen dan voor
het_oorspronkelijke bedrijf gold.
ting.
En hiermede meen ik iets te hebben bijgedra
gen aan de verduidelijking van deze nieuwe
regeling. Niet voor de eerste maal in deze
oorlogsjaren wordt", hiermede een beroep ge
daan op de land- en tuinbouwers, om mede te
werken aan de voedselvoorziening van het Ne-
derlandsche volk. Er wordt opnieuw van hen
etn offer geëischt. Laten zij bedenken, dat
niettegenstaande dit ook in vorige jaren is
geschied, het land- en tuinbouwbedrijf, dat
zeer loonend is geweest. Van harte hopen wij,
voor hen en voor ons, dat het voor de laatste
maal is geweest.
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen opl. van pro
bleem ao. 528 (auteur Kleute).
Stand.
Zw. 1, 3, 4, 5, 7, 8, 12, 13, 18, 22, 28,
dam op 50.
W. 14, 15, 21, 24, 25, 26, 27, 29, 31, 33,
36, 38, 39, 42, 49.
Oplossing.
om al» een echte jongen. Hij heeft slechts
één oog, dat is de zon. Zijn ommezwaai is
geweldig, hij duurt van middernacht tot mid
dernacht. Slechts een kort uur is hij gewoon
te rusten, maar zelfs din ziet men zijn gele
lokken uit het winderige bed fladderen. Ne
velreuzinnen komen comwijlen uit verwijder
de onbekende oorden aanzweven, - bouwen
grijze muren om hem heen en dreigen hem in
boeien te slaan. Dë storm steekt somtijds op
en spuwt hem zout schuim in het gezicht.
Groenachtig glanzende kristallen zeemon
sters komen aanzwemmen, afzonderlijk en
ook in scharen, en flonkeren hem met hun ijs-
oogen vijandig aan. Maar hij schiet zijn
vlammenspeer door de gedrochten heen, slaat
met zijn gouden hand op den nek der zee en
danst op de ijslijven een huppeldans.
Op de lange, grijze, rollende golven schom
melt een goed IJslandsch schip. Als 'een toe
happende hond heeft het werpanker zich in
den taaien leembodem vastgeklemd. Dat laat
niet los, evenmin als de ketting waaraan het
ligt, want zij zijn beide van Zweedsch ijzer.
De zee klotst tegen de dikke planken, de be
zaan knarst in den wind, de hamer van den
kuiper klinkt op de hoepels der vaten, de
vangmessen glinsteren in de zon en de haaien
happen, om zich heen en slaan met de staar
ten. Zij doen dat op den bodem uit hebzucht
en op het dek uit verdriet. De mannen denken
aan de blanke daalders in de geldkist van
Jens Nielsen en Björn denkt aan de blonde
dochter van de Oddurhoeve.
De mannen verkondigen ruwe aardigheden
en ziin zeer vergenoegd. Ze verlustigen zich
aan Mar's in t rijmen bedreven tong, die 't
1.
14—9
3 14.
2.
15-10
2.
4 15.
3.
38—32
3.
28 48.
4.
39-34
4
48 19,
5.
21—16
3.
50 28,
6.
lö-U
7 16,
7,
29—23
7,
18 :29,
8,
27 20
8,
15 24.
9.
25—20
9.
24 15.
10.
26—21
10.
16 :27.
11.
31 2! en1 wint.
Verschillende oplossers gaven hun bewoiH
dering te kennen voor deze mooie opgave.
Goede opl. ontvingen wij van ae heerrn:
W. Blokdijk, P. Dekker, D. Gerling, J. Hout-
kooper te Alkmaar, P. de Groot Jbz. te War-
menhuizen, H. E. Lantinga, Haarlem, A.
Keppel, Noord-Scharwoude.
COMBINATIES.
Men spele de volgende aardige slagwen
dingen eens aandachtig na. Men zal dan weer
zien, hoeveel moois het damspel bevat.
Zw. 7, 9, 12, 13, 17/20, 25, 39.
W. 28, 32, 33, 35, 37, 38, 44, 45, 47, 48.
Wit kan in dezen stand winnen1 door:
1. 32—27 1. 39:50.
2 35—30 2. 25 34.
3. 28—231 3. 50:42.
4. 23 3 4. 42 J 33, 29 of 24.
5. 3 (5 s. -f- dam.)
In den tweeden stand*
ÜP
wm
Zw. 3, 17, 18, 22. 24, 25, 26.
W. 28, 31/35, 37, 41.
Speelde wit:
1. 32—27.
Zwart vreesde 2721 en speelde daaro*
1. 3-8?
2. 37—32 2. 26 46.
3. 28—3 3. 46 :30.
4. 23:3 4. 22:31.
5. 3:20! 5. 25:14.
6. 35 24en wint.
TWee mooie stukjes. Beide van onzen
vriend P. Kleute Jr. uit den Haag.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 529 van P. de Groot: Tbz te
Warmenhuizen.
ui n
Mm
mm
Zw. 11, 12, 14, 21, 24, 26 en dam op 9.
W. 23, 25, 34. 35, 37, 39, 42, 43, 45.
Opl. voor of op 15 Januari b. v. a. blad.
VOOR SCHAAKLIEFHEBBERS.
We laten hier de opl. volgen van de beide
opgaven uit onze vorige rubriek.
dichtslaan der vaten met versmaten begeleidt.
Zij spreken over hun vrouwen en kinderen ea
zij lachen over den haai, over zijn nutteloos
slaan met de staart, over zijn vraatzucht
zijn domheid. Ja, men kan mooie verhalea
van de haaivangst doen.
Walrus-Eirik, die een oude haaivanger is,
weet er bijvoorbeeld een, die men eenvoudig
voor een leugen zou hebben moeten verkla
ren, als hij het geval niet zelf had beleefd.
„Drie jpar geleden was ik als vanger ia
Groenland," vertelt hij. „Daar vangt men den
haai ook 's winters. Ér wordt een gat in het
ijs geslagen, een maag van een zeehond daar
in gehangen en als er een haai komt, wordt
hij er met een haak uitgetrokken, 'k Heb er op
die manier wel honderden gevangen. Luister
nu. Wij, dat wil zeggen ik, twee Denen ea
een paar traanverslinders van Eskimo's staan
met den haak bij het wrak en loeren of er ook
een beest naar boven komt. Ja, er komt er
een. Wij haken aan en trekken jongens wat
moesten wij trekken! en wat denk jullie
wel, dat wij omhoog halen? Een haai en
daaraan heeft heeft zich een tweede vastgebe
ten en als wij de beide kameraden naar boven
halen, worden zij door een derde opgeslikt
Toen hadden we er drie."
Maar zulk sterk visscherslatijn kan de be
manning der Goede Hoop niet verduwen.
Walrus-Eirik moet zich, ofschoon hij de
sterkste is. zeer onmalsche opmerkingen laten
welgevallen. De bewering, dat zijn verhaal
een leugen is, zoo dik als een walvisch, is
nog een zeer zachtzinnige.
(Wordt vervolgd)
bij
H£
nim