IB lil
FEUILLETOS
Zater<!-»u" 22 Föbr.
Wenken voor Land- en
I umdoMwèrs,
n idee,
Mobiiisatitvherinneriugeu^
M» 4»
Uooqmq Effi 80 IviostlgstQ Jwrianf.
Wie met eenige aandacht in het voorjaai
zijn grond spit, zal ougetwijield oaarin aau-
trenen een 01 me®aere exemmar® van eai
rups, aardacuug grijs van kleur, soms
eemgszins groeuacnug van tint, 'op den rug
een duDhele wiuueiuju en aan weerssanteu
daarvan een auat^e gegollüe overiangscue
lijnaan de nuiszijde geeiwit. Meestal trett
men deze rups aau w-, 01 spiraalvormig opge
rold. Li] heeit een vrij üarde üuidnekieeoiug,
zoodat het doodtrappen met schoen ol klomp
nog niet eens zoo gemakkelijk gaat Ook treit
men, vooral als net spitten wat laat in het
voorjaar plaats heeft, wel eens de licht» bruin
gekleurde pop, die uit deze rups ontstaat,
aan. De vlinder zelve is bij de meeste men
schen, ook zelis bij land- en tuinbouwers, zoo
goed als niet hekend, hoewel zij volstrekt niet
moeilijk te vinden is, als snee haar maar een
maal gezien neeit. Bij dag houdt rij ascfe
meestal schuil onder iaaggroeiende planten,
's nacnts vliegt ztj uit JL& ©stoort dan ook tot
die vlinderiamiliej die betond is. oadsr den
naam van „uii®.Haar lengte bedraagt
m.M., de vlucnt pl.m. 45 m.M. De voorvleu
gels zijn ascukleurig grijs of bruinasntig,
met hier en, daar donkerder teekeningenue
acntervieugels zijn bij hét mannetje witacn-
tig, oij het wijtje bruinachtig grijs» 't U-
cuaam zeil is oruinachtig grij® De eerste
vimuers komen soms reeds in Mei,,®-vera®
gedurende den geneelen zomer te voorscaijn,
sums tot in Uctooer. De vrouwelijke uilen leg
gen naar eieren in den grond. Ongeveer veer
tien dagen later komen uit deze eieren de rup
sen te voorsemjn. Daar de vlinders niet aiie
gelijktijdig verschijnen, kan men in den
grond ook rupsen van verschillende grootte
aantreden. De oudste verpoppen voor den
winter, de jongere generaties overwinteren
ais rups. Deze rupsen zijn onder vercctutiea-
de namen oekend, haar eigenlijk® naam ae
aarurups, doen in verschil kade streken vaa
Ons ïanu wordt zij anders gfinoeasd, sa Nd.-
-houaud „scueerwonn." De schade <fe dsns
ru^&eu aaunuiten, kan zeer gt®©te rip. In
het ua4aar vreten zij aaa tk 'jonge wortels
van net wintergraan, vooral aan dié van rog
ge en tarwe, maar ook aaa de wortels van
koolzaad en koolpianten. Men vindt ze inge
vreten in aardappels, mangelwortels, koolra
pen en knollen." uoch ook op andere gewas
sen heboen zij. het gemunt, zooals op sla en
andijvie. Niet alleen vreten zij van deze be
wassen de wortels af, doch 's nacnts komen
zij dikwijls boven den grond, om ook de no-
venaardsche, meer malscüe deelen te verslin
den. Up andijviebedden kan men dikwnls
heel wat planten zien wegvallen. Bij aaur#
king blijken de planten los op des grond te
staan. Steekt men bij zoo n plant de hand
in den grond en licht men deze op, dan. zal
men meestal den boosdoener ontdekken, le
gen den winter trekken de rupsen metsial die
per den grond in.
Tegen dele kwaal is geen kruid gewassen.
Het beste middel is de natuurlijke vijanden
zooveel mogelijk te sparen. Vleermuizen ma
ken jacht op de vlinders. Spitsmuizen, mol
len, roeken, spreeuwen, kwikstaarten en roof-
kevers eten de rupsen. Sluiowespen en sluip-
vliegen leggen hun eieren in het ruosenli-
chaam, dat door de maden, die zich uit deze
eieren ontwikkelen, wordt opgegeten. Ook
varkens en kippen eten de rupsen Als bestrij
dingsmiddel wordt ook aangegeven hei diep
omploegen en met kaïniet bemesten van den
bodem.
Een ander insed; dat in weilanden, op
bouwland en in tuinen groote schade kan
aanrichten is de emelt, ook hamel of grauwe
worm genoemd. Het is de made Van een lang
pootmug. Deze muggen vliegen in den zo
mer, gewoonlijk reeds in 't begin van juni, in
groote zwermen over de velden, waar de lar
ven in 't voorjaar in den grónd leefden Zij
leggen haar eieren soms op de akkers, waa>-
zij als larven leefden, maar meestal op ande
re akkeis/ Soms worden zij door den wind
over groote uitgestrektheden weggevoerd
Zoo kan het gebeuren, dat een akker, die het
Naar het Fraasch vh« Victor GbcrbulTaz.
5)
Den volgende ochtend, bij het krieken van
den dag, kwam hij aan te Pont d'Ain, Zijn
bescheiden bagage stuurde hij voor zich uit
en zelf begaf hij zich te voet naar Saligneux,
met dienzclfden hulsttak in de hand, dien hij
nu al veertig jaar geleden in het kreupelhout
aldaar gesneden en nog steeds zorgvuldig
bewaard had.
Ieder heeft toch wel een greintje poëzie in
zichzelfs zoo iemand" als Jean Têtcrol. Het
beloofde een prachtige dag te zijn en zijn
heele gemoed was dan ook in feeststemming;
hij had een gevoel als een gevangene, die nu
eindelijk weer eens in vrijheid van de natuur
genieten mag, of van één van Gods uitverko
ren volk, wien een blik op het Beloofde Land
gegund wordt, nadat hij jarenlang aan de
pyramiden van de Farao's gewerkt heeft.
Ja, wat hij op dat oogenblik voelde, liet
zich het best in- dichtmaat uitdrukken, jnaar
dit had dan een ander voor hem moeten
doen. Hij was niet alleenzijn herinneringen
vergezelden hem. Ze hadden hem nooit in
den steek gelatenvroeger waren ze met hem
den ladder opgeklommen, ze hadden mee kalk
en zandsteen bewerkt, muren bepleisterd,
versieringen aangebracht, tal van kwitanties
geteekend qp lange, ingewikkelde intrest-bere
keningen gemaakt
Op dat oogenblik gonsden ze hem om de
ooren als een zwerm bijen en vertelden hem
van allerlei geschiedenissen.
Onder de menschen en- dieren, die hij te
genkwam, overal meende de heer Têterol ou
de kennissen op te merken. De kleinste ter
reinveranderingen: een heuveltje met een ka
pelletje er op; drie groote noteboómea, can
een moeras heen; een kromming vjtn den
^etelfjk omdat het voor ven onsre-
zeer ia het teven is geye.oe velen L_n
ondergang, voor menigeen hun geluk! Al
thans hier in het nietig Nederlanaje, waar
reeda lang de oorlogsklank® in de vergetel
heid waren weggestorven, brachten woorden
mobilisatie m oorlog eec.e panisch® schrik
teweeg! Vooral onvergetelijk voor hen- die de
mobilisatie met al haar wel en wee en vooral
wee aan den lijve hebben ondervonden
Zij, die in den vroeg*» morgen van 1 Au
gustus 1914 het twijfelachtig genoegen heb
ban gehad om,.in plaste met vacantie naar
buitèi,- hun schreden naar de militaire ver
zamelplaats te moeten richten, zullen dien
dag wel nooit en nimmer uit 't geheugen ver
liezenDe ochtend was grauw toen ut mijn
schrede naar de Qfarje Nassaukazerae richt
te; en,, met gemengde gevoelens had ik af
scheid genomen van velen van hen die mij
dierbaar waren Ging men dan niet de onze
kerheid tegemoet? Wist men wat op dien dag
de volgende brengen zou, was niet rondom
ons een vulkaan tosgehaiyep dte zij.© 'rei
ende -lava van bruut oorlogsgeweld' ook over
ons landje kon uitstorten! Zeker* i?, dat op
den1 dag, dat alom in. den lande 4é kokken-
somber en doodseh beierden, vier. die klok
ken als doodsklokken, in de ooren rallen heb
ben geklonken, en, dat allen, de moedigste®
evengoed, door de ernst van het oogenblik em
algemeen zwijgen werd ©pgetegd" Nog door
voel ik de diepe tragiek van het oogenblik, ik
zie -in- drommen vaders ras huisgezinnen,
weer andere jonge frissehe kerels zich naar de
eone jaar reel last ma dwe éfems laad eea
volgend jaar van de plaag verRchotuc.
blijit. Er is mij e«n geval bekend van een
tuinderij, waar in het voorjaar de jonge
bloemkoólpïastea in een bak voortdurend
werden weggevreten. Men kon niet eea hand
vol grond uit den bak ©pttgmaa, of mea trof
ex emelt in aan. Plotseling kwam ck
plaag tot staande emelten, voor zoover zij
men verdelgd waren, warm verpopt es vraten
niet meer. tva dsea tijd trof msó noch in dkn
nas, aocB op andere plaatsen in des tuin,
weoer eutetee aa». De uit <te poppen, te voor-
acnijn genomen iangpootmuggea hadden
ouj&uaar een ander oord voor het teggea van
nuu eieren uitgekozen. De vraag bfijit nog
Dcstaan, waar de eerste emelten-vandaan wa
ren gesomen. Verondersteld werd, dat de
eieren met oen paaraemest, die in den bak was
georuikt, wareu aangevoerd.
Ook Kan een zwerm langpootmuggea juist
dezen baK, ois ten btsthuue en verwarmde
plaats, als tuj uitstek geschikt voor het leg
gen van nuu eieren uitgeKozen hebben. Iedere
wijfjesmug legt ei van uuu tui 23Ö, su hoop
jes van twee oi drie. Hieruit komen denzeii-
den stomer de manen te voorsurijü, die «ss-
stond bun vernielingswerk aanvangen en dat
tot het volgenue voorjaar voortzetten. Alteen
vorst van ecnige ütieckeiiia kan hen voo, een
oogenoiiK net werk doen staken. Alle gewas
sen, zelis rozen en jonge coniferen zijn van
hun gading, ia mei or in 't begin van juni
heest even onaer den grond in esja bruine co
con de verpopping plaats. Na ongeveer 2 we
ken werkt ae pop zien met behulp van aan
het acnterlijf voorkomende sick-em ongeveer
halverwege uoven den grond, Spoedig daarna
komt de mug uit de pop te voorschijn.
Alleen met behulp van zijn natuurlijke vij
anden, dezeitde ais voor de ritnaald en de
aardrups zijn genoemd, kan dit insect bestre
den worden. Proi. Kitzema Bos meent, dat de
onoordeelkundige uitroeiing van dm mol in
sommige streken van oils land aanleiding is
geweest tot uitoreiding van de plaag der
emelten. Een feit is, aai duizenden! dezer die
ren door mollen en spitsmuizen Worden ver
delgd. Vele vogels azen zoo wel op de muggen
als op de maden. Up sommige plaatsen heeft
men goede resultaten verkregen met iospui- |i
tingen van benzine in den grond. Op kleine j
terreinen kan dit middel wegebt met succes }ieper8oned de aameil vaa hea Ae ZKh
worden toegepast. Op wtiianam heeft men va^hun ïmm
geprobeescï «i zu w -och to r. 'du duwend*** l' n
neer zij beven den grom md ïwace geregeldgehoipm.-, want '9 middage was aües
landronea dood te drukkau dmm vaa wapeti8 m tmorstes» l Hier werd
evenwel een tome, teeracisüge im& arm weej. ym ggg m
üf' Qadermtes, due wm er w een bekend* figuur uit ds aritaocratiedaê we-
verwacft». reld'kalm m rustig in't burger zija beurt af-
'wachten terwijl ©ai- bediende achter hem ktee-
wordt op de wet- ee teuw^iuden dMWjjta d,jng eiC- van den militairen dienst uit rekru-
groote Khade aaagerichi'door de kat'ven van .nr.,aren ja bewaring houdt. Spoedig zou hier-
den meikever. Deze larven worden eng «run- ;n verandering komen,. Geani veeren bedje zou
gen genoemd. Zn hebben drie a var jaar uoc- h tot slaapfteê 3
was ^trasten wat men zag. Verder
vandaar dat men rn tten grond dikwijls en- de binnenplaats was men paarden voor
gerhogen van verschalende grootte aantreft. d!W!st aaD^ keM3a. p
Een- kolonel kreeg e® oud tam karrenvoer-
secten, is ook de volwassen meikever zaer dm d compagnieskar
nafi'n moeder duw niet
d e bus U
te
laten
kazerne begeven, die zich sombmder dan ooit noodgedwongens
tegen den dreigenden hem-el afteekmt. Neemt
zijl,.Gauw mi briefkaartje op
gooi® dat ik bleef. Hoevele van die korte be
richten zijn er door vel® in die dag® al niet
verzonden, het mie vol hoop, heit andere vol
leed. En, hoevele kaart® werd® lat® door
e® tegenbericht weer vernietigd. Zoo ging
het ook ntjj.
Laat ia dm middag werd gewapend appèl
geblazen daar ging het de poort uit zon
der te wet® waarheenVoor hen die d® tni-
litakeiidi«Mt niet hebben meegemaakt m al-
th'arss niet in deze omstandigned®, is het
moeielijk zich een <knkl>eeld te vorm® van de
moedeloosheid' die zich van den mefksch
meeat® maakt wanneer hij den geheel®, dag
als e® h®fc wordt opgejaagd zonder doel
noch red® noch plaats te wet®. Wij ma--
cheerd® dus door de stad, tot eindelijk het
commando „halt" weerklonk. En daar ston-
,d® wij ,voor een school. Wij er in, daar
bleek het dat wij er d® nacht moest® door-
br®g®.
Wij maakten het ons zoo comfortabel mo
gelijk, de e® tussen® een _pain„ oaak®, de
and® op den. grond, enz. En zoo .bleven wij
d® avond era d® nacht afwacht®. Wat e®
marteling echter, te zijn m de plaats waar al
len wonen die je di®oaar zijm ze in zglke
omstandign®® niet eén oog®iniik te sunn®
zi®. Maar eindelijk kwam de v®iossing.
't Werd zes uur m het bleek dat dé keuk®-
wag® met eten niet Kwsïm. De he®® militai
ren werd® opro®ig, want niets te gevoeliger
dan e® soidat®jKaag m daar kwam dan,
f®, het ®ev'
vel, dat
wilden gaan ©ten, tot sa avond®
a» Aigmeese vreugde natuur-
die ümis
IH uur
daar op e® stoep een vad® niet met opeenge- dta v®trekken
klemde fanden mgeshoud® leed afscheid 01 u* pimd® dan geea rijd waa de geheele
van zijn diepgsschokte vrouw, terwijl het school leeggeloop®,
kleine wicht dat rij op de arroem houdt rijn J Nadat wij d® volgend® dag wed® sa de
kleine armpjes om' vaders hals legt. niet we- kazerne war® teruggekeerd ea over versriul'
t®d, niet
Het
evolg w®d gegev®, liet hij
ieelte van d® Schuttersweg, waar wij
e armpjes om vaders hals legt met we- kazerne war® reruggeKwm en uvcvciauiii-
niet begrijpend al dit plotselinge leed! j lende kamers waren vexdeeio, voorzien van
is al ernst tran® wat m® ziet, het is ijzeren kribb®, strclbzakk® dekens (®n
w®lde vöor dien tijd) kreg® wij, net of het
gewone diensctijdi was, garmzoemkenst, zoo
als marcheer® op de biim®piaata, enz', wat
natuurlijk ook tot heel wat gemopper aanlei
ding gaf, daar allen niet het minst de
landweermann®, de meeumg war® toege-
schadelijk Heele groep® van loofboom®
worden 'dikwijin in kort® tijd totaal kaal ge
vreten. Komen to em j mn do©r gunstigs om-
siandigh®® veel meikev®s tot ontwikkeling,
dan is er kans, dat er na verloop van drs®
vier jar® wéder e® groot aantal is. Men
spreekt in die strek® dan ook van „keverja-:
ren."
De vraag is gedaan, of het weer ge® in- j|
vloed op de ontwikkeling van dsze susect®
heeft. Natuurlijk is dit het geval. Zoowel in
d® zomer als in den wint® kan het weer in
vloed uitoefenen op de ontwikkeling 'der in- w,.To^w SiJÏÏ
secten, zoowel ten goede als t® kwade Veten ïf J 1' 'e
meen®, dat er in strenge winters e® groot e® dik opeengepakte m®-
aantal wordt gedood. Uit is niet het geval. •eninenigte, s^an te wacht®, reikhalzend
De meeste mséctenlarven kunnen mf vrij mtzi®d naar vadere of zoons, familieled®,
groote koude heel goed verdragen o! weten uieuwsgierig te wet® wat er van huti zou ge-
zich daartegen te beveiligen. Veel meer ster- gorden zijn Vel® gingen echt® mistrepst
ven er ia winters'mei sterk afwisselende tem- hmswaarts, daar elke troepenverplaatsing
Februari b.v. veel mooie da- PlotselmbT 4 g£aeim P^ais vond. Zij
peraturen. Geeft
g®, dan kom® er reeds vele larv® uit hun
winterverblijf te voorschijn E® koude dag in
Maart, waarop de temperatuur eeaige gra
den beneden het vriespunt daalt, is voor ve
len dan noodlottig. Ook e® winter als wij
thans doorlev®, kan heel wat insect® vass
het leven beroov®.
door J J. N. EXTER.
1 Augustus 1914. Dim dag zal menige®
onvergetelijk in het geheugm blijv®, onv®-
al leed wat m® hoort.
Trekk® daar niet als symbool van1 de ko
mende ontwrichting van handel industrie
honderden paarden op om t® dienste van het
leg® te worden gesteld? Het is al somberheid
wat men ziet! -
Op de groote binnmplaats aangekomen, daan dat Zij wél waren gekom® om de gr®-
zie ik hier en daar tafeltjes waar adm'mistra- i zen 4e bewak® en Neêrlands amtraliteii te
heip® handhaven, maar niet om «oidaatje re
gaan speten net m higgs®" sOo&'m rij
het nomd®
Euiin, spoedig zou dMrvmsdaisg ia ko
men en vel® zuil® daajma wei wear naar
d®garnizoensdienst prlasgd hri^cm.
Dat feieek jreate den vftigeBén é&g.
H1LVEESUM. Op majas agenüda M. 4
Augustus '14 vkfd ik ai. Sast wigeadg; het
kan soms raar gaan op dew wereld,al
thans in den militair® dienst Nadat wsjj ons
aanvankelijk verblijd hadden op de mogelijk
heid om nog 3 maanden in Amsterdam te
kunnen blijven met het oog op d® opleiding
van jongere lichting®, die nu ook v®vroega
onder de wapenen werden geroep®, werd
onzen verwaenting® danig ae bod
slag® door de mededaeikg dat
ochtend naar Hilversum zoudea aftnarchee-
r®. Ev®tjes loopen van Amst®dam naar
Hilversum, dat terwijl je in geeo jar®
„dienst'" hebt gedaan, te ge® pretje.
Wij werden ieder van 120 scherpe „pie
pers" (patronen) voorzien, ëen aoodrafion
(busje gehakt van 250 gram) dat vóór aan
komst bij de meest® al leeg waa, twee pak
jes beschuit, au zoo vertrolsk® wij al» fast-
di®® beladen naar Hilversum; circa 600
man sterk. En dit alles zonder nog in de' ge
legenheid te zijn geweest onze ouders of huis
genoot® hi vsa in n te dsn. f
wij gewoon in garnizoen" lag® net als
jn vredestijd in ce plaats Waar de meest®
onzer woonden, m ieder du# 's middags
's avonds thuis kwam eten, zal menigeen wel
raar opgekeken hebben toen man oi zoonlief
niet op d® gewonen tijd verscheen
Nu. eer. klein iharschje was 'i niet, des
avonas half acht kwam® we in Hilversum
aan, natuurlijk doodmoe. We werd® daar
op een open grasveld aan den Schuttersweg
■jpgewajznt door om en a.s. bat.üjoE8comman-
daut, overste Van Wagieadonk, dis een goed
hart voor zijn manschappen, bleek te bezitten,
hij waa 4®minste vol medelijden voor ons.
beklaagde ons dat zóóver door ons moest
worden „geloopen" ging geweldig teke®
dat er bij zoe'n mars® niet eens e® hospi
taalwagen aanwezig was en ge® dokter mee-
gekom®. De troep was echter nog in de
beste stemming, zelfs al te nest, want toen op
e® gegeven oogenblik de jong®s in e® al
te geeetdriftigB btü sea hoera o* Hm com
mandant aanhieven, vond onze va... r-overste
het niet onraadzaam ons aan het „gewi®t"
dm „ernst" van d® toestand te herinne-
r®. „De tijden zijn nu ie ernstig om hoera te
roep®, roep hoera als de toestand t® einde
is." Aldus onze overste.
Deze eerste k®nismaking had ons geleerd
dat wij e® overste met e® hart voor zijn
„jongens troff®, maar die op 't oogmblik
het Jand" had aan all® wat „burger" was
Eenjge dames he®®, hoogstens e® stuk
of tti®, stond® op den weg naar onz® rus
tend® trqep te kijken, to® onze baas h® in
de gat® kreeg. „Uit d® weg die burgera
daar!" En to® daaraan niet spoedig genoeg
het geheele ge-
HBlB rust
ten, op groot® afstand afzetten. Zoo werd 't
dan half neg® toen wij eindelijk voor
,- rdeéld had een God van een kapitein. Teen
wij fa.l. all® van e® bos stroo als nachtleger
voorzien war®, kwam hij zelf aan de jon-
g®& wagen of rij wel alles hadden wat nco-
aig was en werden bioodjes met ham uit
gedeeld, ter leniging van de doorgestane
vermoei®issen. D® volg®den dag werd een
gedeelte echter, waaronder ik, in een andere
school ondergebracht, en onder bevel van e®
and®® compagniescommandant Unze lege
ring bestond uit e® paar bos stroo m ver-
d® ge® dek®s, tot einde Augustus zijn wij
dan ook niet uit de kleer® geweest. Dezelfde
kle®en waarwii den „dienst" mee deden,
moesten ons ook 'e nachts voor de koude be
hoed®. Doch een militair moet alles kunnen
verdragen, dus ook koude. Het verblijf in
Hilversum is ons door de bevolking ten
ze®ste veraang®aamd. Zonder twijfel is het
voor vel® de aar.gmaam.ete verblijfplaats ge
weest die rij gedurende da mobilisatie gehad
hebb®.
De inwoner e hebben al het mogelijke ge
daan om ons het leven zoo aangenaam mo
gelijk te maken. In de tuin® dèr villa's wer
den tafels stoel® ter dispositie van de
militairen gesteld, ook schrijfgereedschap etc.
En zat men 'n oogenblik, dan kwam de gast
heer of gastvrouw e® praatje maken, piet
e® vurig rijpaard van de Amsterdamsche
rijtuig-maafechappij wend gespaan®, waar
door 't dier, de ongewone bespanning niet
gewoon, op hol sloeg en tuig en compagnies-
kar vernielde. Het was een druk gewriemel
van hospiaal- cn keulaiwag®#, allé mogelij
ke militaire afdeeling®, eea komen gaan
om het verstand bij te verliezen. En, na een
dag vol vermoeienissen, van trappenloop®,
enz. gingen we 'e avond® „onder de wol" het
hoofd vol van on#ameahaag®dte gedacht®,
wisten niet of zij ze ooit terug zouden zien
wilden hun nog e® laatst vaarwel toeroep®1,
i Zou d® volg®den dag de oorlogsgod' zijn
scepter ook niet ov® ons landje kunnen
zwaai®?!
Zoo stonden we d® volgenden dag gerad-
braakt en onuitgeslap® Op. in afwachting
van ons lot. De reg® druilde neder, en wij
zat® als bibberende mussch® onder de v®-
anda van de can tine, ons e®igste genoe-
iijkste? hemkom®. Daar kreeg ik bericht dat
ik in A'dam bleef, ik zou rekruten africht®.
Overgröote blijdschap, ik zou dus hi® blijv®,
weg, waar e® fontein stond; het blauwach
tig waas, dat de morgen aan dan komoa
omgai dit alles had hij steeds meegevoerd
met de oogen der herinnering.
Een ummezieir stond hij stil, om vas een
bloeiend boekweitveld te geniet® en van ctn
boschje tfilde moerbeien en sprak te!k®s tot
zijn omgeving: „Ja, ik ben 't wel!" Dan ging
hij maar weer verder. Met welbehag® schop
te hij af en toe met den voet het stof van d®
weg op en het kwam hem voor, dat dit blan
ker was dan overal elders; ook meende hij,
zijn spoor in te herk®n®. Hij keek eens naar
zijn stola
„Was h nu gister® of eergister®," vroeg
hij dien af, ,dat jij ik,hi® doorgetrokken
zijn We ging® naar Parijs, met ons bundel
tje op den rug, al wat we bezatèn in een
knapzak bij ons drag®d Weet jè nog wel?"
En of zijn stok het wist
Ineens zag hij daar voor zich oprijz® d®
spitsen klokk®toren van Salign®x die met
zijn zinken dakbedekking oogv®blindend
'schitterde in de zon Die tor® ncrk®de, die
klok begroette hem en de weerhaan, die bo
ven op ae spits prijkte, begon met de vleugels
te slaan, deed cfen bek wijd op® verkon-
MHÉrteMitt
la
digde over heel het departem®t:
„Jean Têterol is terug!"
"Ia
oen begon het in Jcan Têterol tc zing®
en te juich®! Di® dag was hij djcht®, mu-
sicus al wat m® maar wilde.
E® teleurstelling wachtte hèm, to® hij
met zijn zwar®. gelijkmatig® stap d® groo-
ten dorpsweg betrad. Nog net als vroeger
was de weg wat steil-oploopend, kronkelend,
slecht geplaveid, maar tot zijn groot verdriet
nam hij er toch eenige verandering in waar.
Er stonden ni®we huiz® op het markt
plein had men e® school ne®gezet, tegen
over een raadhuis met vierkante zuil®, dat
hem over het geheel al ze® onsmaakvol ge
bouwd leek.
Hij had rijn Salign®x wilen weenri®,
xoo&ls hij bet verlat® had, met alle# nog
■redes op z'n plaats en de menschen vol ver
lang® naar hem uitkijkend. Hij hield halt bij
een „stap", waar hij drie meid® bezig zag,
haar linnengoed uit te spoel®. D® ..stap
herkende hij heel goed, maar de meid® niet
en dit nam hij haar haast kwalijk. E® heele
troost was 't hem intussch®, dat hij de
koei®1, die hem voorbij kwam®, tenminste
wél scheen te herk®n®, want die brave die
ren lijk® immer# alle op elkaar hebb®
zöo'n verr®, star®den blik, die zeker steeds
uitgaat naar e® visio® van lekk®, malsch
gras. i
E® groote ongerustheid lrr/<sm ov®
hem. Hij vroeg zich af, of de bewoners van
Saligneux zich in hun verni®wingswoede
misschi® ook niet e® ander® pastoor aan
geschaft hadd®, dat zou zijn rek®ing dan
wel leelijk in de war stur®.
Hij trad de herberg binn®, om zijn ont
bijt te gebruik®, maar allereerst vroeg hij
naar abt Miraud. Gode zij dank, was die nog
in lev®! „Maart', voegde de waard bij,
„hij wordt wel oud, hij is erg krom."
„Hoe kom je bij! Zoo'n flinke man!"
„Hij is al ruim zeventig, mijnheer."
„Zeventig!" riep de heer Jcan Têterol.
„Och, de menschen schijn® zich hier niet
goed te kunnen houden
Maar de herbergier, die een vooruitstre
vende geest scheen, antwoordde nu leuk:
„Och, als deze pastoor dood is, dan komt
er weer een anderZe zijn toch allemaal pre
cies hetzelfde. En ied® gaat zoo op z'n beurt.
Wij ook, mijnheer."
„Wij ook! Wij ookhoud je opmer
king® vóór je, man," mompelde de heer Tê
terol,.met een schuin® blik naar den waard,
wims uiterlijk hem nu al heel weinig be
viel; Jean Têterol voelde immers totaal ge®
lust, om al te gaan om daar ook maar in
't minst aan h®inn®d te wórd®.
„Heeft de abt nog altijd zijn oude Marian
ne bij zich?"
„Öe oude Marianne? Die kien ik niet," ante
Verder wemelde het van .militaire tetnuz®,
waar me:: alles kost krijgt» vaat sea militair
hart in salsa ocaataadigtedm saar verlangt.
Ne®, hoe zwaai' de Malïéteaéi ook op o&ts
gedrukt moge hébfem. meaaaad, di£ tol voor
recht heeft gehad Mij'
verman ais kwartier
hebben, zai 3sze wtsmsMijto sast haar
mozame '£E zorgzame fowomara vergetea.
Vel® der bewoner® stelden er ®au gsssoe-
gen in om telkme in de oaagevkg van onze
kwartieren (meestal ariiolea) te kom® infor
meer® of wij wel van 'I noodige war® voor
zien, en menige jonge dame heeft zich met
de bezorging van briev® voor post en an
derszins belast.
Maar zooals 't meestal ia de wereld gaat,
het goede duurt meestal te kort, ook bi®
zou weldra 't uur van v®trek voor ons aaa-
biek®. 't Was dan ook. to® ik dit vertrek,
voelde aankom®, ik «it heimwee en als door
e® onweerstaanbare macht tot Amsterdam
werd aangetrokken. Een geweldig verlangen
naar mijn moeder, die erg onder mijn vertrek
leed (ik was de eenigsi ov®geblevene) deed
mij besluit® het kantonnement, bewaking
strenge ord®s t® spijt, te verlat®. Ik moest
zou haar nog eenmaal vóór mijn vertrek
naar 't Veldleger (Brabant) zien. Nu moet
m® niet v®geten dat de treinverbinding toen
heel slecht was -de controle zeer streng.
Ik ging dus naar Amsterdam en, bij aan
komst bleek, o teleurstelling, dat de' geheele
familie in Hilversum zat. We hadden elkan
der gekruist. Dus wat nu! Kans om ze in
Hilversum-te treffen was met meer, dus'
maar hun t®ugkomst afwacht®. Tegen 12
uur n.m. kwam® ze terug, ze hadden den ge
in zoeken, ze schrokk®
|j|want
ieder had zoo d® oorlog in hét hoofd, dat
m® dikwijls vergat dat t hier nog vrede
was. Ik kreeg dan ook van mijn vader een ge
weldig hoogdravende speech te hooren ov®
„trouwe plichtsbetrachting en vaderlandslief
de," hij schilderde mij zoo'n prachtig
beeld van „ellendige plichtsverzaking" dat ik
me al in gedachten voor den krijgsraad zag
en de trommels van 't vuurpeloton al in mijn
hoofd hoorde rommelen. Ónder de gegeven
omstandigheden kon ik den nacht dan ook
niet thuis doorbreng®. Het Vaderland riep,
dus ik moest naar mijn Garnizoen Hilver
sum.
heel® avond loopei
niet weinig mij tfiuis te treffen,
zijn
woord de de ander, terwijl hij weer tot
werk terugkeerde.
Verbeeld je: e® h®bergier, die niet eens
de oude Marianne k®de! En die 't nog al
voor hield, dat de pastoor op het punt van
heengaan ?ou zijnl Ne®, die was ook niet
waard, om v®der fen woord mee te spreken,
dacht Têterol.
En zoodra hij ontbét® had, begaf hij zich
naar de pastorie. Hij hoefde niet naar den
weg te vragen eu in i minst ook gt en moeite
te aoen, om zich di® te binnen te br®g®.
Hij belde en het was niet de oude Marianne,
die hem lcwóm op®do®; daar was c® gel
dige red® voor: zij was vijf®twintig jaar
dood.
De heer Tê*®ol keek evén met doordrin
gend® blik de onbekende meid aan, die hem,
met de hand op de klink van de aeur, naar
zijn naam vroeg. To® liep hij e® corridor
door, tot hij aan e® glaz® deur kwam, die
toegang gaf tot d® tuin. Links e® muur met
leiboomen, rechts e® groote vogelkooi, in
het midd® perkjes met gro®t® achterin
e® bijenkorf. Ja, zoo was 't wél. Ma&r al
was de tuin nu ook nag®oeg dezelfde geble
ven, die hem beplantte, was heel wat veran
derd. Gelijk de waard gezegd had, ging de
oude pastoor gebogen. Op dat oogenblik was
hij bezig zijn kippen te voeren; hij riep ze
met bevende stem en de heer Têterol merkte,
dat één van de be®en wel eenigszins zijn
dienst weigerde. Toch h®k®de hij den abt
aan zijn glimlach, die diens gelaat de uit
drukking verleende van e®die veel goed ge
daan, maar veel ondankbaars ondervond®
heeft.
„Met wi® heb ik de e® te sprek® vroeg
de oude man, terwijl hij zijn bezoeker op e®
bank deed plaats nemen zelf teg®over
hem ging zitt® aan een stem® tafel met wel
wat wankelbaar evenwicht.
De bij® zwermden om h® he®, zond®
het hun evenwel lastig te mak®: d® oud®
geastelijke eerbiedigden ze zefoer da bezoe
ker boezemde haar vrees in,
De heer Têterol zat met de vingers op de
tafel te trommelen.
„Kijk mij eens goed aan. Herkent u mij
niet, mijnhe® de pastoor?" vroeg hij einde
lijk.
„Neem mij niet kwalijk, ik ben een beetje
bijziende."
„Hebt u dan Jcan Têterol vergeten?"
„Jean Têterol?" herhaalde abt Miraud. Hij
raadpleegde eens even zijn geheugen, maar
kon er geen Jcan Têtcrol ontdekken.
„Herinnert u zich niet meer een vondeling,
waarover u zich ontfermde eu wien u een
plaatsje als tuinmansjong® bij Baron de Sa
ligneux hebt bezorgd?"
„Ja, wacht eens ev® nu herinner ik mij
di® wel, maar wat is dat ook lang geleden.
Die kwajongen! Op een goeden dag is hij er
vandoor gegaan en heeft nooit meer iets van
zich laten hooreri. Ik had altijd gedacht, dat
hij in het hospitaal zou eindig®; hij geloof
de noch aan Uod, noch aan dén duivel."
„Ge® van beiden hebb® zich om hem
bekommerd. Maar gelukkig heeft hij een brar
ven man ontmoet, aie zich over hem ontferm
de, hem heeft leeren werk® en hem in staat
stelde in zijn onderhoud te voorzien. Die bra
ve man was ik. En door mij heeft Jean Tête
rol zijn weg door het leven kunn® vinden.
Hij is nu wéi ge® millionair geword®,
maar hoe zou dit.nu ook kunnen? De milli-
o®en groei® je maar niet op d® rug! Maar
toch beweegt hij zich tegenwoordig vrij ge
makkelijk, mijnheer de pastoor. En kijk een#
hier: op den dag, dat hij de wijde wereld in
trok, hebt u den kwajongen twee daalders ge
gev®. Hier hebt u ze. Het rijn nog precies
dezelfde. Hij geeft ze u echt® niet weerom,
hij wil ze ter herinnering aan u bewaren;
maar die twee daalders hebb® rent® afge
worpen. Mijnheer de pastoor, ik heb altijd
mijn schuld® betaald. Hi® rijn vijfhond®d
franc voor uw armen."
Bïoxdi vacKolgd
JfcU