IB lil FEUILLETOS Zater<!-»u" 22 Föbr. Wenken voor Land- en I umdoMwèrs, n idee, Mobiiisatitvherinneriugeu^ M» 4» Uooqmq Effi 80 IviostlgstQ Jwrianf. Wie met eenige aandacht in het voorjaai zijn grond spit, zal ougetwijield oaarin aau- trenen een 01 me®aere exemmar® van eai rups, aardacuug grijs van kleur, soms eemgszins groeuacnug van tint, 'op den rug een duDhele wiuueiuju en aan weerssanteu daarvan een auat^e gegollüe overiangscue lijnaan de nuiszijde geeiwit. Meestal trett men deze rups aau w-, 01 spiraalvormig opge rold. Li] heeit een vrij üarde üuidnekieeoiug, zoodat het doodtrappen met schoen ol klomp nog niet eens zoo gemakkelijk gaat Ook treit men, vooral als net spitten wat laat in het voorjaar plaats heeft, wel eens de licht» bruin gekleurde pop, die uit deze rups ontstaat, aan. De vlinder zelve is bij de meeste men schen, ook zelis bij land- en tuinbouwers, zoo goed als niet hekend, hoewel zij volstrekt niet moeilijk te vinden is, als snee haar maar een maal gezien neeit. Bij dag houdt rij ascfe meestal schuil onder iaaggroeiende planten, 's nacnts vliegt ztj uit JL& ©stoort dan ook tot die vlinderiamiliej die betond is. oadsr den naam van „uii®.Haar lengte bedraagt m.M., de vlucnt pl.m. 45 m.M. De voorvleu gels zijn ascukleurig grijs of bruinasntig, met hier en, daar donkerder teekeningenue acntervieugels zijn bij hét mannetje witacn- tig, oij het wijtje bruinachtig grijs» 't U- cuaam zeil is oruinachtig grij® De eerste vimuers komen soms reeds in Mei,,®-vera® gedurende den geneelen zomer te voorscaijn, sums tot in Uctooer. De vrouwelijke uilen leg gen naar eieren in den grond. Ongeveer veer tien dagen later komen uit deze eieren de rup sen te voorsemjn. Daar de vlinders niet aiie gelijktijdig verschijnen, kan men in den grond ook rupsen van verschillende grootte aantreden. De oudste verpoppen voor den winter, de jongere generaties overwinteren ais rups. Deze rupsen zijn onder vercctutiea- de namen oekend, haar eigenlijk® naam ae aarurups, doen in verschil kade streken vaa Ons ïanu wordt zij anders gfinoeasd, sa Nd.- -houaud „scueerwonn." De schade <fe dsns ru^&eu aaunuiten, kan zeer gt®©te rip. In het ua4aar vreten zij aaa tk 'jonge wortels van net wintergraan, vooral aan dié van rog ge en tarwe, maar ook aaa de wortels van koolzaad en koolpianten. Men vindt ze inge vreten in aardappels, mangelwortels, koolra pen en knollen." uoch ook op andere gewas sen heboen zij. het gemunt, zooals op sla en andijvie. Niet alleen vreten zij van deze be wassen de wortels af, doch 's nacnts komen zij dikwijls boven den grond, om ook de no- venaardsche, meer malscüe deelen te verslin den. Up andijviebedden kan men dikwnls heel wat planten zien wegvallen. Bij aaur# king blijken de planten los op des grond te staan. Steekt men bij zoo n plant de hand in den grond en licht men deze op, dan. zal men meestal den boosdoener ontdekken, le gen den winter trekken de rupsen metsial die per den grond in. Tegen dele kwaal is geen kruid gewassen. Het beste middel is de natuurlijke vijanden zooveel mogelijk te sparen. Vleermuizen ma ken jacht op de vlinders. Spitsmuizen, mol len, roeken, spreeuwen, kwikstaarten en roof- kevers eten de rupsen. Sluiowespen en sluip- vliegen leggen hun eieren in het ruosenli- chaam, dat door de maden, die zich uit deze eieren ontwikkelen, wordt opgegeten. Ook varkens en kippen eten de rupsen Als bestrij dingsmiddel wordt ook aangegeven hei diep omploegen en met kaïniet bemesten van den bodem. Een ander insed; dat in weilanden, op bouwland en in tuinen groote schade kan aanrichten is de emelt, ook hamel of grauwe worm genoemd. Het is de made Van een lang pootmug. Deze muggen vliegen in den zo mer, gewoonlijk reeds in 't begin van juni, in groote zwermen over de velden, waar de lar ven in 't voorjaar in den grónd leefden Zij leggen haar eieren soms op de akkers, waa>- zij als larven leefden, maar meestal op ande re akkeis/ Soms worden zij door den wind over groote uitgestrektheden weggevoerd Zoo kan het gebeuren, dat een akker, die het Naar het Fraasch vh« Victor GbcrbulTaz. 5) Den volgende ochtend, bij het krieken van den dag, kwam hij aan te Pont d'Ain, Zijn bescheiden bagage stuurde hij voor zich uit en zelf begaf hij zich te voet naar Saligneux, met dienzclfden hulsttak in de hand, dien hij nu al veertig jaar geleden in het kreupelhout aldaar gesneden en nog steeds zorgvuldig bewaard had. Ieder heeft toch wel een greintje poëzie in zichzelfs zoo iemand" als Jean Têtcrol. Het beloofde een prachtige dag te zijn en zijn heele gemoed was dan ook in feeststemming; hij had een gevoel als een gevangene, die nu eindelijk weer eens in vrijheid van de natuur genieten mag, of van één van Gods uitverko ren volk, wien een blik op het Beloofde Land gegund wordt, nadat hij jarenlang aan de pyramiden van de Farao's gewerkt heeft. Ja, wat hij op dat oogenblik voelde, liet zich het best in- dichtmaat uitdrukken, jnaar dit had dan een ander voor hem moeten doen. Hij was niet alleenzijn herinneringen vergezelden hem. Ze hadden hem nooit in den steek gelatenvroeger waren ze met hem den ladder opgeklommen, ze hadden mee kalk en zandsteen bewerkt, muren bepleisterd, versieringen aangebracht, tal van kwitanties geteekend qp lange, ingewikkelde intrest-bere keningen gemaakt Op dat oogenblik gonsden ze hem om de ooren als een zwerm bijen en vertelden hem van allerlei geschiedenissen. Onder de menschen en- dieren, die hij te genkwam, overal meende de heer Têterol ou de kennissen op te merken. De kleinste ter reinveranderingen: een heuveltje met een ka pelletje er op; drie groote noteboómea, can een moeras heen; een kromming vjtn den ^etelfjk omdat het voor ven onsre- zeer ia het teven is geye.oe velen L_n ondergang, voor menigeen hun geluk! Al thans hier in het nietig Nederlanaje, waar reeda lang de oorlogsklank® in de vergetel heid waren weggestorven, brachten woorden mobilisatie m oorlog eec.e panisch® schrik teweeg! Vooral onvergetelijk voor hen- die de mobilisatie met al haar wel en wee en vooral wee aan den lijve hebben ondervonden Zij, die in den vroeg*» morgen van 1 Au gustus 1914 het twijfelachtig genoegen heb ban gehad om,.in plaste met vacantie naar buitèi,- hun schreden naar de militaire ver zamelplaats te moeten richten, zullen dien dag wel nooit en nimmer uit 't geheugen ver liezenDe ochtend was grauw toen ut mijn schrede naar de Qfarje Nassaukazerae richt te; en,, met gemengde gevoelens had ik af scheid genomen van velen van hen die mij dierbaar waren Ging men dan niet de onze kerheid tegemoet? Wist men wat op dien dag de volgende brengen zou, was niet rondom ons een vulkaan tosgehaiyep dte zij.© 'rei ende -lava van bruut oorlogsgeweld' ook over ons landje kon uitstorten! Zeker* i?, dat op den1 dag, dat alom in. den lande 4é kokken- somber en doodseh beierden, vier. die klok ken als doodsklokken, in de ooren rallen heb ben geklonken, en, dat allen, de moedigste® evengoed, door de ernst van het oogenblik em algemeen zwijgen werd ©pgetegd" Nog door voel ik de diepe tragiek van het oogenblik, ik zie -in- drommen vaders ras huisgezinnen, weer andere jonge frissehe kerels zich naar de eone jaar reel last ma dwe éfems laad eea volgend jaar van de plaag verRchotuc. blijit. Er is mij e«n geval bekend van een tuinderij, waar in het voorjaar de jonge bloemkoólpïastea in een bak voortdurend werden weggevreten. Men kon niet eea hand vol grond uit den bak ©pttgmaa, of mea trof ex emelt in aan. Plotseling kwam ck plaag tot staande emelten, voor zoover zij men verdelgd waren, warm verpopt es vraten niet meer. tva dsea tijd trof msó noch in dkn nas, aocB op andere plaatsen in des tuin, weoer eutetee aa». De uit <te poppen, te voor- acnijn genomen iangpootmuggea hadden ouj&uaar een ander oord voor het teggea van nuu eieren uitgekozen. De vraag bfijit nog Dcstaan, waar de eerste emelten-vandaan wa ren gesomen. Verondersteld werd, dat de eieren met oen paaraemest, die in den bak was georuikt, wareu aangevoerd. Ook Kan een zwerm langpootmuggea juist dezen baK, ois ten btsthuue en verwarmde plaats, als tuj uitstek geschikt voor het leg gen van nuu eieren uitgeKozen hebben. Iedere wijfjesmug legt ei van uuu tui 23Ö, su hoop jes van twee oi drie. Hieruit komen denzeii- den stomer de manen te voorsurijü, die «ss- stond bun vernielingswerk aanvangen en dat tot het volgenue voorjaar voortzetten. Alteen vorst van ecnige ütieckeiiia kan hen voo, een oogenoiiK net werk doen staken. Alle gewas sen, zelis rozen en jonge coniferen zijn van hun gading, ia mei or in 't begin van juni heest even onaer den grond in esja bruine co con de verpopping plaats. Na ongeveer 2 we ken werkt ae pop zien met behulp van aan het acnterlijf voorkomende sick-em ongeveer halverwege uoven den grond, Spoedig daarna komt de mug uit de pop te voorschijn. Alleen met behulp van zijn natuurlijke vij anden, dezeitde ais voor de ritnaald en de aardrups zijn genoemd, kan dit insect bestre den worden. Proi. Kitzema Bos meent, dat de onoordeelkundige uitroeiing van dm mol in sommige streken van oils land aanleiding is geweest tot uitoreiding van de plaag der emelten. Een feit is, aai duizenden! dezer die ren door mollen en spitsmuizen Worden ver delgd. Vele vogels azen zoo wel op de muggen als op de maden. Up sommige plaatsen heeft men goede resultaten verkregen met iospui- |i tingen van benzine in den grond. Op kleine j terreinen kan dit middel wegebt met succes }ieper8oned de aameil vaa hea Ae ZKh worden toegepast. Op wtiianam heeft men va^hun ïmm geprobeescï «i zu w -och to r. 'du duwend*** l' n neer zij beven den grom md ïwace geregeldgehoipm.-, want '9 middage was aües landronea dood te drukkau dmm vaa wapeti8 m tmorstes» l Hier werd evenwel een tome, teeracisüge im& arm weej. ym ggg m üf' Qadermtes, due wm er w een bekend* figuur uit ds aritaocratiedaê we- verwacft». reld'kalm m rustig in't burger zija beurt af- 'wachten terwijl ©ai- bediende achter hem ktee- wordt op de wet- ee teuw^iuden dMWjjta d,jng eiC- van den militairen dienst uit rekru- groote Khade aaagerichi'door de kat'ven van .nr.,aren ja bewaring houdt. Spoedig zou hier- den meikever. Deze larven worden eng «run- ;n verandering komen,. Geani veeren bedje zou gen genoemd. Zn hebben drie a var jaar uoc- h tot slaapfteê 3 was ^trasten wat men zag. Verder vandaar dat men rn tten grond dikwijls en- de binnenplaats was men paarden voor gerhogen van verschalende grootte aantreft. d!W!st aaD^ keM3a. p Een- kolonel kreeg e® oud tam karrenvoer- secten, is ook de volwassen meikever zaer dm d compagnieskar nafi'n moeder duw niet d e bus U te laten kazerne begeven, die zich sombmder dan ooit noodgedwongens tegen den dreigenden hem-el afteekmt. Neemt zijl,.Gauw mi briefkaartje op gooi® dat ik bleef. Hoevele van die korte be richten zijn er door vel® in die dag® al niet verzonden, het mie vol hoop, heit andere vol leed. En, hoevele kaart® werd® lat® door e® tegenbericht weer vernietigd. Zoo ging het ook ntjj. Laat ia dm middag werd gewapend appèl geblazen daar ging het de poort uit zon der te wet® waarheenVoor hen die d® tni- litakeiidi«Mt niet hebben meegemaakt m al- th'arss niet in deze omstandigned®, is het moeielijk zich een <knkl>eeld te vorm® van de moedeloosheid' die zich van den mefksch meeat® maakt wanneer hij den geheel®, dag als e® h®fc wordt opgejaagd zonder doel noch red® noch plaats te wet®. Wij ma-- cheerd® dus door de stad, tot eindelijk het commando „halt" weerklonk. En daar ston- ,d® wij ,voor een school. Wij er in, daar bleek het dat wij er d® nacht moest® door- br®g®. Wij maakten het ons zoo comfortabel mo gelijk, de e® tussen® een _pain„ oaak®, de and® op den. grond, enz. En zoo .bleven wij d® avond era d® nacht afwacht®. Wat e® marteling echter, te zijn m de plaats waar al len wonen die je di®oaar zijm ze in zglke omstandign®® niet eén oog®iniik te sunn® zi®. Maar eindelijk kwam de v®iossing. 't Werd zes uur m het bleek dat dé keuk®- wag® met eten niet Kwsïm. De he®® militai ren werd® opro®ig, want niets te gevoeliger dan e® soidat®jKaag m daar kwam dan, f®, het ®ev' vel, dat wilden gaan ©ten, tot sa avond® a» Aigmeese vreugde natuur- die ümis IH uur daar op e® stoep een vad® niet met opeenge- dta v®trekken klemde fanden mgeshoud® leed afscheid 01 u* pimd® dan geea rijd waa de geheele van zijn diepgsschokte vrouw, terwijl het school leeggeloop®, kleine wicht dat rij op de arroem houdt rijn J Nadat wij d® volgend® dag wed® sa de kleine armpjes om' vaders hals legt. niet we- kazerne war® teruggekeerd ea over versriul' t®d, niet Het evolg w®d gegev®, liet hij ieelte van d® Schuttersweg, waar wij e armpjes om vaders hals legt met we- kazerne war® reruggeKwm en uvcvciauiii- niet begrijpend al dit plotselinge leed! j lende kamers waren vexdeeio, voorzien van is al ernst tran® wat m® ziet, het is ijzeren kribb®, strclbzakk® dekens (®n w®lde vöor dien tijd) kreg® wij, net of het gewone diensctijdi was, garmzoemkenst, zoo als marcheer® op de biim®piaata, enz', wat natuurlijk ook tot heel wat gemopper aanlei ding gaf, daar allen niet het minst de landweermann®, de meeumg war® toege- schadelijk Heele groep® van loofboom® worden 'dikwijin in kort® tijd totaal kaal ge vreten. Komen to em j mn do©r gunstigs om- siandigh®® veel meikev®s tot ontwikkeling, dan is er kans, dat er na verloop van drs® vier jar® wéder e® groot aantal is. Men spreekt in die strek® dan ook van „keverja-: ren." De vraag is gedaan, of het weer ge® in- j| vloed op de ontwikkeling van dsze susect® heeft. Natuurlijk is dit het geval. Zoowel in d® zomer als in den wint® kan het weer in vloed uitoefenen op de ontwikkeling 'der in- w,.To^w SiJÏÏ secten, zoowel ten goede als t® kwade Veten ïf J 1' 'e meen®, dat er in strenge winters e® groot e® dik opeengepakte m®- aantal wordt gedood. Uit is niet het geval. •eninenigte, s^an te wacht®, reikhalzend De meeste mséctenlarven kunnen mf vrij mtzi®d naar vadere of zoons, familieled®, groote koude heel goed verdragen o! weten uieuwsgierig te wet® wat er van huti zou ge- zich daartegen te beveiligen. Veel meer ster- gorden zijn Vel® gingen echt® mistrepst ven er ia winters'mei sterk afwisselende tem- hmswaarts, daar elke troepenverplaatsing Februari b.v. veel mooie da- PlotselmbT 4 g£aeim P^ais vond. Zij peraturen. Geeft g®, dan kom® er reeds vele larv® uit hun winterverblijf te voorschijn E® koude dag in Maart, waarop de temperatuur eeaige gra den beneden het vriespunt daalt, is voor ve len dan noodlottig. Ook e® winter als wij thans doorlev®, kan heel wat insect® vass het leven beroov®. door J J. N. EXTER. 1 Augustus 1914. Dim dag zal menige® onvergetelijk in het geheugm blijv®, onv®- al leed wat m® hoort. Trekk® daar niet als symbool van1 de ko mende ontwrichting van handel industrie honderden paarden op om t® dienste van het leg® te worden gesteld? Het is al somberheid wat men ziet! - Op de groote binnmplaats aangekomen, daan dat Zij wél waren gekom® om de gr®- zie ik hier en daar tafeltjes waar adm'mistra- i zen 4e bewak® en Neêrlands amtraliteii te heip® handhaven, maar niet om «oidaatje re gaan speten net m higgs®" sOo&'m rij het nomd® Euiin, spoedig zou dMrvmsdaisg ia ko men en vel® zuil® daajma wei wear naar d®garnizoensdienst prlasgd hri^cm. Dat feieek jreate den vftigeBén é&g. H1LVEESUM. Op majas agenüda M. 4 Augustus '14 vkfd ik ai. Sast wigeadg; het kan soms raar gaan op dew wereld,al thans in den militair® dienst Nadat wsjj ons aanvankelijk verblijd hadden op de mogelijk heid om nog 3 maanden in Amsterdam te kunnen blijven met het oog op d® opleiding van jongere lichting®, die nu ook v®vroega onder de wapenen werden geroep®, werd onzen verwaenting® danig ae bod slag® door de mededaeikg dat ochtend naar Hilversum zoudea aftnarchee- r®. Ev®tjes loopen van Amst®dam naar Hilversum, dat terwijl je in geeo jar® „dienst'" hebt gedaan, te ge® pretje. Wij werden ieder van 120 scherpe „pie pers" (patronen) voorzien, ëen aoodrafion (busje gehakt van 250 gram) dat vóór aan komst bij de meest® al leeg waa, twee pak jes beschuit, au zoo vertrolsk® wij al» fast- di®® beladen naar Hilversum; circa 600 man sterk. En dit alles zonder nog in de' ge legenheid te zijn geweest onze ouders of huis genoot® hi vsa in n te dsn. f wij gewoon in garnizoen" lag® net als jn vredestijd in ce plaats Waar de meest® onzer woonden, m ieder du# 's middags 's avonds thuis kwam eten, zal menigeen wel raar opgekeken hebben toen man oi zoonlief niet op d® gewonen tijd verscheen Nu. eer. klein iharschje was 'i niet, des avonas half acht kwam® we in Hilversum aan, natuurlijk doodmoe. We werd® daar op een open grasveld aan den Schuttersweg ■jpgewajznt door om en a.s. bat.üjoE8comman- daut, overste Van Wagieadonk, dis een goed hart voor zijn manschappen, bleek te bezitten, hij waa 4®minste vol medelijden voor ons. beklaagde ons dat zóóver door ons moest worden „geloopen" ging geweldig teke® dat er bij zoe'n mars® niet eens e® hospi taalwagen aanwezig was en ge® dokter mee- gekom®. De troep was echter nog in de beste stemming, zelfs al te nest, want toen op e® gegeven oogenblik de jong®s in e® al te geeetdriftigB btü sea hoera o* Hm com mandant aanhieven, vond onze va... r-overste het niet onraadzaam ons aan het „gewi®t" dm „ernst" van d® toestand te herinne- r®. „De tijden zijn nu ie ernstig om hoera te roep®, roep hoera als de toestand t® einde is." Aldus onze overste. Deze eerste k®nismaking had ons geleerd dat wij e® overste met e® hart voor zijn „jongens troff®, maar die op 't oogmblik het Jand" had aan all® wat „burger" was Eenjge dames he®®, hoogstens e® stuk of tti®, stond® op den weg naar onz® rus tend® trqep te kijken, to® onze baas h® in de gat® kreeg. „Uit d® weg die burgera daar!" En to® daaraan niet spoedig genoeg het geheele ge- HBlB rust ten, op groot® afstand afzetten. Zoo werd 't dan half neg® toen wij eindelijk voor ,- rdeéld had een God van een kapitein. Teen wij fa.l. all® van e® bos stroo als nachtleger voorzien war®, kwam hij zelf aan de jon- g®& wagen of rij wel alles hadden wat nco- aig was en werden bioodjes met ham uit gedeeld, ter leniging van de doorgestane vermoei®issen. D® volg®den dag werd een gedeelte echter, waaronder ik, in een andere school ondergebracht, en onder bevel van e® and®® compagniescommandant Unze lege ring bestond uit e® paar bos stroo m ver- d® ge® dek®s, tot einde Augustus zijn wij dan ook niet uit de kleer® geweest. Dezelfde kle®en waarwii den „dienst" mee deden, moesten ons ook 'e nachts voor de koude be hoed®. Doch een militair moet alles kunnen verdragen, dus ook koude. Het verblijf in Hilversum is ons door de bevolking ten ze®ste veraang®aamd. Zonder twijfel is het voor vel® de aar.gmaam.ete verblijfplaats ge weest die rij gedurende da mobilisatie gehad hebb®. De inwoner e hebben al het mogelijke ge daan om ons het leven zoo aangenaam mo gelijk te maken. In de tuin® dèr villa's wer den tafels stoel® ter dispositie van de militairen gesteld, ook schrijfgereedschap etc. En zat men 'n oogenblik, dan kwam de gast heer of gastvrouw e® praatje maken, piet e® vurig rijpaard van de Amsterdamsche rijtuig-maafechappij wend gespaan®, waar door 't dier, de ongewone bespanning niet gewoon, op hol sloeg en tuig en compagnies- kar vernielde. Het was een druk gewriemel van hospiaal- cn keulaiwag®#, allé mogelij ke militaire afdeeling®, eea komen gaan om het verstand bij te verliezen. En, na een dag vol vermoeienissen, van trappenloop®, enz. gingen we 'e avond® „onder de wol" het hoofd vol van on#ameahaag®dte gedacht®, wisten niet of zij ze ooit terug zouden zien wilden hun nog e® laatst vaarwel toeroep®1, i Zou d® volg®den dag de oorlogsgod' zijn scepter ook niet ov® ons landje kunnen zwaai®?! Zoo stonden we d® volgenden dag gerad- braakt en onuitgeslap® Op. in afwachting van ons lot. De reg® druilde neder, en wij zat® als bibberende mussch® onder de v®- anda van de can tine, ons e®igste genoe- iijkste? hemkom®. Daar kreeg ik bericht dat ik in A'dam bleef, ik zou rekruten africht®. Overgröote blijdschap, ik zou dus hi® blijv®, weg, waar e® fontein stond; het blauwach tig waas, dat de morgen aan dan komoa omgai dit alles had hij steeds meegevoerd met de oogen der herinnering. Een ummezieir stond hij stil, om vas een bloeiend boekweitveld te geniet® en van ctn boschje tfilde moerbeien en sprak te!k®s tot zijn omgeving: „Ja, ik ben 't wel!" Dan ging hij maar weer verder. Met welbehag® schop te hij af en toe met den voet het stof van d® weg op en het kwam hem voor, dat dit blan ker was dan overal elders; ook meende hij, zijn spoor in te herk®n®. Hij keek eens naar zijn stola „Was h nu gister® of eergister®," vroeg hij dien af, ,dat jij ik,hi® doorgetrokken zijn We ging® naar Parijs, met ons bundel tje op den rug, al wat we bezatèn in een knapzak bij ons drag®d Weet jè nog wel?" En of zijn stok het wist Ineens zag hij daar voor zich oprijz® d® spitsen klokk®toren van Salign®x die met zijn zinken dakbedekking oogv®blindend 'schitterde in de zon Die tor® ncrk®de, die klok begroette hem en de weerhaan, die bo ven op ae spits prijkte, begon met de vleugels te slaan, deed cfen bek wijd op® verkon- MHÉrteMitt la digde over heel het departem®t: „Jean Têterol is terug!" "Ia oen begon het in Jcan Têterol tc zing® en te juich®! Di® dag was hij djcht®, mu- sicus al wat m® maar wilde. E® teleurstelling wachtte hèm, to® hij met zijn zwar®. gelijkmatig® stap d® groo- ten dorpsweg betrad. Nog net als vroeger was de weg wat steil-oploopend, kronkelend, slecht geplaveid, maar tot zijn groot verdriet nam hij er toch eenige verandering in waar. Er stonden ni®we huiz® op het markt plein had men e® school ne®gezet, tegen over een raadhuis met vierkante zuil®, dat hem over het geheel al ze® onsmaakvol ge bouwd leek. Hij had rijn Salign®x wilen weenri®, xoo&ls hij bet verlat® had, met alle# nog ■redes op z'n plaats en de menschen vol ver lang® naar hem uitkijkend. Hij hield halt bij een „stap", waar hij drie meid® bezig zag, haar linnengoed uit te spoel®. D® ..stap herkende hij heel goed, maar de meid® niet en dit nam hij haar haast kwalijk. E® heele troost was 't hem intussch®, dat hij de koei®1, die hem voorbij kwam®, tenminste wél scheen te herk®n®, want die brave die ren lijk® immer# alle op elkaar hebb® zöo'n verr®, star®den blik, die zeker steeds uitgaat naar e® visio® van lekk®, malsch gras. i E® groote ongerustheid lrr/<sm ov® hem. Hij vroeg zich af, of de bewoners van Saligneux zich in hun verni®wingswoede misschi® ook niet e® ander® pastoor aan geschaft hadd®, dat zou zijn rek®ing dan wel leelijk in de war stur®. Hij trad de herberg binn®, om zijn ont bijt te gebruik®, maar allereerst vroeg hij naar abt Miraud. Gode zij dank, was die nog in lev®! „Maart', voegde de waard bij, „hij wordt wel oud, hij is erg krom." „Hoe kom je bij! Zoo'n flinke man!" „Hij is al ruim zeventig, mijnheer." „Zeventig!" riep de heer Jcan Têterol. „Och, de menschen schijn® zich hier niet goed te kunnen houden Maar de herbergier, die een vooruitstre vende geest scheen, antwoordde nu leuk: „Och, als deze pastoor dood is, dan komt er weer een anderZe zijn toch allemaal pre cies hetzelfde. En ied® gaat zoo op z'n beurt. Wij ook, mijnheer." „Wij ook! Wij ookhoud je opmer king® vóór je, man," mompelde de heer Tê terol,.met een schuin® blik naar den waard, wims uiterlijk hem nu al heel weinig be viel; Jean Têterol voelde immers totaal ge® lust, om al te gaan om daar ook maar in 't minst aan h®inn®d te wórd®. „Heeft de abt nog altijd zijn oude Marian ne bij zich?" „Öe oude Marianne? Die kien ik niet," ante Verder wemelde het van .militaire tetnuz®, waar me:: alles kost krijgt» vaat sea militair hart in salsa ocaataadigtedm saar verlangt. Ne®, hoe zwaai' de Malïéteaéi ook op o&ts gedrukt moge hébfem. meaaaad, di£ tol voor recht heeft gehad Mij' verman ais kwartier hebben, zai 3sze wtsmsMijto sast haar mozame '£E zorgzame fowomara vergetea. Vel® der bewoner® stelden er ®au gsssoe- gen in om telkme in de oaagevkg van onze kwartieren (meestal ariiolea) te kom® infor meer® of wij wel van 'I noodige war® voor zien, en menige jonge dame heeft zich met de bezorging van briev® voor post en an derszins belast. Maar zooals 't meestal ia de wereld gaat, het goede duurt meestal te kort, ook bi® zou weldra 't uur van v®trek voor ons aaa- biek®. 't Was dan ook. to® ik dit vertrek, voelde aankom®, ik «it heimwee en als door e® onweerstaanbare macht tot Amsterdam werd aangetrokken. Een geweldig verlangen naar mijn moeder, die erg onder mijn vertrek leed (ik was de eenigsi ov®geblevene) deed mij besluit® het kantonnement, bewaking strenge ord®s t® spijt, te verlat®. Ik moest zou haar nog eenmaal vóór mijn vertrek naar 't Veldleger (Brabant) zien. Nu moet m® niet v®geten dat de treinverbinding toen heel slecht was -de controle zeer streng. Ik ging dus naar Amsterdam en, bij aan komst bleek, o teleurstelling, dat de' geheele familie in Hilversum zat. We hadden elkan der gekruist. Dus wat nu! Kans om ze in Hilversum-te treffen was met meer, dus' maar hun t®ugkomst afwacht®. Tegen 12 uur n.m. kwam® ze terug, ze hadden den ge in zoeken, ze schrokk® |j|want ieder had zoo d® oorlog in hét hoofd, dat m® dikwijls vergat dat t hier nog vrede was. Ik kreeg dan ook van mijn vader een ge weldig hoogdravende speech te hooren ov® „trouwe plichtsbetrachting en vaderlandslief de," hij schilderde mij zoo'n prachtig beeld van „ellendige plichtsverzaking" dat ik me al in gedachten voor den krijgsraad zag en de trommels van 't vuurpeloton al in mijn hoofd hoorde rommelen. Ónder de gegeven omstandigheden kon ik den nacht dan ook niet thuis doorbreng®. Het Vaderland riep, dus ik moest naar mijn Garnizoen Hilver sum. heel® avond loopei niet weinig mij tfiuis te treffen, zijn woord de de ander, terwijl hij weer tot werk terugkeerde. Verbeeld je: e® h®bergier, die niet eens de oude Marianne k®de! En die 't nog al voor hield, dat de pastoor op het punt van heengaan ?ou zijnl Ne®, die was ook niet waard, om v®der fen woord mee te spreken, dacht Têterol. En zoodra hij ontbét® had, begaf hij zich naar de pastorie. Hij hoefde niet naar den weg te vragen eu in i minst ook gt en moeite te aoen, om zich di® te binnen te br®g®. Hij belde en het was niet de oude Marianne, die hem lcwóm op®do®; daar was c® gel dige red® voor: zij was vijf®twintig jaar dood. De heer Tê*®ol keek evén met doordrin gend® blik de onbekende meid aan, die hem, met de hand op de klink van de aeur, naar zijn naam vroeg. To® liep hij e® corridor door, tot hij aan e® glaz® deur kwam, die toegang gaf tot d® tuin. Links e® muur met leiboomen, rechts e® groote vogelkooi, in het midd® perkjes met gro®t® achterin e® bijenkorf. Ja, zoo was 't wél. Ma&r al was de tuin nu ook nag®oeg dezelfde geble ven, die hem beplantte, was heel wat veran derd. Gelijk de waard gezegd had, ging de oude pastoor gebogen. Op dat oogenblik was hij bezig zijn kippen te voeren; hij riep ze met bevende stem en de heer Têterol merkte, dat één van de be®en wel eenigszins zijn dienst weigerde. Toch h®k®de hij den abt aan zijn glimlach, die diens gelaat de uit drukking verleende van e®die veel goed ge daan, maar veel ondankbaars ondervond® heeft. „Met wi® heb ik de e® te sprek® vroeg de oude man, terwijl hij zijn bezoeker op e® bank deed plaats nemen zelf teg®over hem ging zitt® aan een stem® tafel met wel wat wankelbaar evenwicht. De bij® zwermden om h® he®, zond® het hun evenwel lastig te mak®: d® oud® geastelijke eerbiedigden ze zefoer da bezoe ker boezemde haar vrees in, De heer Têterol zat met de vingers op de tafel te trommelen. „Kijk mij eens goed aan. Herkent u mij niet, mijnhe® de pastoor?" vroeg hij einde lijk. „Neem mij niet kwalijk, ik ben een beetje bijziende." „Hebt u dan Jcan Têterol vergeten?" „Jean Têterol?" herhaalde abt Miraud. Hij raadpleegde eens even zijn geheugen, maar kon er geen Jcan Têtcrol ontdekken. „Herinnert u zich niet meer een vondeling, waarover u zich ontfermde eu wien u een plaatsje als tuinmansjong® bij Baron de Sa ligneux hebt bezorgd?" „Ja, wacht eens ev® nu herinner ik mij di® wel, maar wat is dat ook lang geleden. Die kwajongen! Op een goeden dag is hij er vandoor gegaan en heeft nooit meer iets van zich laten hooreri. Ik had altijd gedacht, dat hij in het hospitaal zou eindig®; hij geloof de noch aan Uod, noch aan dén duivel." „Ge® van beiden hebb® zich om hem bekommerd. Maar gelukkig heeft hij een brar ven man ontmoet, aie zich over hem ontferm de, hem heeft leeren werk® en hem in staat stelde in zijn onderhoud te voorzien. Die bra ve man was ik. En door mij heeft Jean Tête rol zijn weg door het leven kunn® vinden. Hij is nu wéi ge® millionair geword®, maar hoe zou dit.nu ook kunnen? De milli- o®en groei® je maar niet op d® rug! Maar toch beweegt hij zich tegenwoordig vrij ge makkelijk, mijnheer de pastoor. En kijk een# hier: op den dag, dat hij de wijde wereld in trok, hebt u den kwajongen twee daalders ge gev®. Hier hebt u ze. Het rijn nog precies dezelfde. Hij geeft ze u echt® niet weerom, hij wil ze ter herinnering aan u bewaren; maar die twee daalders hebb® rent® afge worpen. Mijnheer de pastoor, ik heb altijd mijn schuld® betaald. Hi® rijn vijfhond®d franc voor uw armen." Bïoxdi vacKolgd JfcU

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 5