Zaterdag 29 Maart.
1871.
FEUILLETON
n idee.
Damnibriek.
riündoiQ Een sa Iwiostigste Jaaigang.
Straatsburg'een ij^ar na de
capitulatiei)
(Uit: In Dcutschcn binden, Skizzén und
Tericnreisen von Julius Rodenberg).
Er is een jaar verloopen sedert den dag,
dat ik op een boerenwagen van Wendenheim
af de wallen van Straatsburg naderde. Treu
rig en moeielijk was de weg; de heldere zon
scheen, op rookendc puinhoopen, op ruïnen,
die dreigden in te storten, op bleeke gezich
ten, die de sporen droegen van de doorge
stane ellende. Wij reden door straten, waar
nauwelijks één huis onbeschadigd 'was geble
ven, en kwamen door andere, die geheel in
een puinhoop waren veranderd. Overal wa
ren de dakeh stuk geschoten, de verdiepin
gen doorzeefd, voor de toegangen naar de
kelders lagen de mesthoopen; de deuren der
huizen waren met planken dichtgespijkerd en
de ramen met stroozakken of matrassen toe
gestopt. In onregelmatige lijn hingen van de
voorgevels der huizen, hier heel hoog, daar
iicei Irag. de lantaarns, die in den na*cht haar
licht hadden verspreid over de rampzalige
stad, haar branden en haar namelooze be
proevingen. De reuk van ontbinding woei
den binnentredende uit deze straten tegen, en
een dof gevoel van schrik maakte zich van
hem meester, wanneer hij de verwoestingen
rondom zich zag; een bange vrees overviel
hem, wanneer hij er aan dacht, wat hier tot
voor weinige uren zijn medeinenschen voor
onnoemelijks geleden hadden Het hotel,
waarin wij toen onzen intrek namen, was
half vernield, een granaat van meer dan 100
pond gewicht was door het dak gevlogen, en
had door alle verdiepingen heen tot beneden
toe geweldige gaten geslagen; de kostbare
meubelen, de vergulde spiegels, de trumeaux,
het vaatwerk, porselein en glas versplinte
rend en de trappen, de gangen, de vloeren
bedekkend met scherven en flarden en puin.
Een tweede bom was in den voorwand gesla
gen, en zoo zat men in dit hotel eigenlijk bui
ten en légde, als men slapen wilde, zijn hoofd
in den letterlijken zin des woords op de asch.
Sedert is veel veranderd en verbeterd. De
zon van dezen herfst, die nog eenmaal vrien
delijk en zacht gebroken is door de storm
achtige even'nachtswolken, schijnt weer op
een nieuw geregeld leven, en de blauwe he
mel omspant menig eerwaardig en menig
schilderachtig beeld in deze oude „wonder-
schoone" stad. Straatsburg keert langzamer
hand tot zich zelf terug, en wij, die het zoo'n
pijn gedaan hebben, slaan met ingehouden
adem bijna als bij een zieke, elk teeken der
verlichting der toenadering gade en ons
wordl het daarbij wel te moedè. Nieuw lé
ven bloeit op uit de ruïnen We zien de puin
hoopen om ons heen verdwijnen, overal
wordt opgeruimd, wordt gehamerd, geklopt,
gebouwd Menig schoon en deftig huis is al
weer klaar, om andere, die nog in aanbouw
zijn, zijn stellages getimmerd. De café's op
het Broglieplein zijn reeds lang weder ge
opend De kopjes rammelen, de gasten roepen
en de kellners in hun lange, witte schorten
antwoorden, alsof er niets gebeurd was en
deze luchtige paviljoens uit glas en ijzer nog
twaalf maanden geleden niet het droevige
tooneel van den brand geweest waren, zwart
van rook. Het stadhuis heeft zijn gaten en
openingen \vcer hersteld, de woning van den
prefect wordt gebouwd. Daar, waar een jaar
;eléde,Q het arme vrouwtje in de Steingasse
aar huis zocht en de Pruisische landweer
man, die daar op wacht stond, haar met' tra
nen in de oogen en met een beweging van de
hand naar de rookendc puinhoopen zeide:
„Ja mocacrtje, weningen zijn hier niet meer"
- daar is nu hamer cn troffel onafgebroken
bezig dc omnibussen naar Schiltigheim en
Bischhcim rallen voorbij, de marktwagens
komen, de boeren zitten in tijdelijk gebouwde
houten tenten, tot hunne oude stamkroegen,
die daarachter gemaakt worden, klaar zijn
en zoo, als net in deze licvi„ geteisterde voor
stad is, zoo is het in de Kranenburger, in die
van den Weissén Turni overal. Alles draagt
een frisscheren, meer hoop gevenden aan
blik: men ziet, dat het werk opschiet.
Maar daarom wjllen wij ons geen illusies
vormen. Als alle huizen en paleizen, die wij
neergeschoten, verwoest en verbrand fiebben,
reeds lang weer zullen opgericht zijn, schoo
ner, heerlijker dan tevoren, dan zal het gevoel
h;
1). Nu Straatsburg wederom in Fransche
handen is, leek het ons niet onaardig voor de
iki<
vertalen uit het jaar 1871, waarin de Duit
lezers der Alkmaarsche Courant een stukje te
t j
sche journalist Julius Rodenberg de indruk-
kenken weergaf, die de hoofdstad van den
Beneden-Elzas en hare bevolking op hem
maakten, kort nadat het Rijksland onder
Duitsch bestuur was gekomen.
Naar het Fransch van Victor Cherbuliez.
26)
Dus stond! hij op, nam de pen, schreef het
stuk over en teekende al wat er maar verlangd
werd. Toen hij daarmee klaar was, bekeek hij
de toppen van zijn vingers eens, als om zich
te overtuigen,, dat de leelijke inkt van den heer
Têterol die niet besmet had, waarna hij ver
trekken ging.
„Mijnheer dé baron," sprak de heer Tête
rol nu niet meer spotend ,,'n acte onder
hands geteekend, heeft dezelfde waarde als
een door de wet bezegelde. Ofschoon ik de
beste vrienden ben met den heer Pointal, heb
ik toch nooit kunnen velen, dat hij dén neus
had in mijn zaken, behalve dat het in som
mige gevallen noodzakelijk was. Als u het dus
goed vindt, zullen we er geen notaris in mem
gen.' Die heeren zijn gewoon de zaken zoo
langwijlig en ingewikkeld te maken. U is
edelman, ik heet Têterol: als fatsoenlijke lui
tegenover elkaar is onze handteekening goud!
waard."
Dit zeggende stak hij den heer de Salig-
van afkeer, van deemoediging, van vernede
ring nog voortduren, dat de harten van onze
L'zasse. broederen scheidt van de onze. Van
haat te spreken, zou te veel zijnmaar een
doffe druk rast op de gemoedéren. zonder
hoop ziet het tegenwoordig levende geslacht
de toekomst tegemoet, en wrevelig volgt het
de noodzakelijkheden van het oogenblik.
Van etn volledige verzoening kan mijns in
ziens geen sprake zijn; de tijd zal veel doen
om de tegenstelling te verzachten, maar eerst
onze, kinderen zullen ten volle den zegen van
het gebeurde begrijpen. Nu staat nog tus-
schen ons het bittere gevoel, dat den over
wonnene bedrukt in het aangezicht van zijn
overwinnaar. Vernederd komen de Straats
burgers zich voor. Sedert 200 jaar heeft men
hun zonder ophouden gezegd, dat de Fran
sche de „groote" natie is, we mogen er hun
geen verwjjt van maken, dat zij het geloofd
hebben, want wij zelven droegen er het mees
te toe bij, dit geloof te verbreiden. We mogen
niet boos op hen zijn, wij het allerminst, dat
ze er trotsch op waren tot Frankrijk te be-
hooren ;want wij hebben hen veriaten in het
uur van den'nood.-Arm Straatsburg! Arme
Elzas! Welk onrechtvaardig lot koos uit,
juist u, gij heerlijk land, gij schoone stad, tot
zulk een groote mate van ellende cn van mar
telaarschap. Wat. hebt gij gezondigd, wat was
uw misdaad, om zóó te móeten lijden? Twee
hondera jaar geleden met geweld, met list,
met een bloedend hart té moeten worden los
gescheurd van Duitschland, opdat wij u
tweehonderd jaar 'later later te vuur en te
zwaard zouden kunnen heroveren, een slag
veld vol lijken, een uitgebrande plaats vol
ruïnen! Als hier van een schuld sprake kan
zijn, dan ligt de aanvang daarvan bij ons.
Wij hebben dep 'Elzas, wij hébben. Straats
burg in dm steek gelaten, toen men' om hulp
riep. We hebben meer op te bouwen dan
slechts hun huizen, ook aan hun harten heb
ben wij ons bezondigd; en dat is moeielijker
goed te maken.
Laten wij daarom niet wanhopen. Laten
wij onvermoeid zijn in onze liefde en onzen
goeden wil. Het is waar, dat wij ons niets
mogen laten welgevallen, zelfs al zouden
we het willen Geduldig, maar niet zwak
mogen wij ons toonenwant mén zou de
zwakheid bedenkelijke beweegredenen toe
dichten. Laten wij het niet ontveinzen, dat
onze broederen ons tot op zekéren graad als
indringers, ja als vijanden beschouwen. Hun
hart hangt aan Frankrijk, aan dat gedeemoe-
digde en verloren Frankrijk, en terwijl zij
zijn ongeluk beschouwen als een deel van
hun ongeluk, geven ze er nog steeds de voor
keur aan, te treuren met den treurende, liever
dan in te stemmen met den triomf dergenen,
die een tweehonderdjarigen smaad gedelgd,
een tweehonderdjarige schuld ingelost heb
ben Onze sympathie voor de Straatsburgers
zal er niet minder om zijnwij eeren veeleer
dien trek van aanhankelijkheid cn trouw en
trots in het ongeluk, die voor een verre soe-
komst ook voor ons het beste belooft. Hoe
laag en gemeen zouden de zielen moeten zijn
van hen, die. gisteren nóg door alle banden
van het stoffelijk en geestelijk bestaan ten
nau\yste met den verslagene verbonden, he
den mét de overwinnaars aan de feesttafel
zouden willen aanzitten! Neen, iaten wij
hun smart en hun terughoudendheid eeren,
laten wij achting hebben voor elk zwart
kleed en voor elk gesloten huis, dat wij hier
ontmoeten. Het zou er&er zijn voor Duitsch
land dan voor Straatsburg, als het n u al an
ders was, nu na nog nauwelijks een jaar. -
Vol moeieiijkheden, rijk aan ontberingen
van den gevoeligsten aard ..s de post van hen,
die het moederland als "ambtenaar of op een
andere wijze als vertegenwoordiger zijner be
langen hterheen gezonden heeft.
De soldaat in het vijandelijk land is het
niet anders gewoonhij verwacht geen kame
raadschappelijke vriendelijke tegemoetko
ming, en wat hij noodig heeft, heeft hij ge
leerd zich te verschaffen. Maar reeds de poli
tic agent in zijn leeren helm met de keizerlijke
„W" en de lange, donkerblauwe Berlijnsche
jas is in zeker opzicht te beklagen. „Als ik
n Bcnijn een dag vrij had", zeide één van
hen tot mij „dan was het een góede dag voor
me; hier, als ik in een bierhuis kom, kijkt
men mij scheel aan, schuift aan alle kanten
achteruit en laat mij alleen aan de tafel zit
ten." - Wie denkt niet aan Egmond en de
Spaansche soldaten in Brussel? En dan
eerst de burgerlijke ambtenaren, wier aantal
hier natuui'lijk zeci aanzienlijk is! Reeds de
Duitscher. die hier slechts op bezoek is, heeft
waar hij gaat of staat, te worstelen met een
onvriendelijkheid, ja wife wrt een opzette
lijke onbeleefdheid, die er niet aangenamer
door wordt, dat hij haar psychologisch ver
klaren kan. Men bedient Item, maar met te
genzin men geeft hem in de winkels, wat hij
hebben wil, maar men geeft het hem met een
gezicht, dat duidelijk zegt, dat men het lie
ver niet deed. Hier zit ik nu wem; in een ho
tel, evenals leen jaar geleden: de muren zijn
hersteld, het plafond is er weer, tapijten lig-
en op den vloer, vergulde spiegels hangen
oven de sierlijke latafel. Geen spoor meet
herinnert aan wat er een jaar geleden ge
weest is de bedden zijjt van een echt Fran
sche luxe, de table-d'hóte is voortreffelijk. En
toch herinnert mij iedere blik van den huis-
i knecht, van den portier, van het kamermeisje
e.t van aen hotelier zeif. dat ik slechts ge
duld word. En als dat reeds zoo voelbaar is
voor den tijdelijk aanwezige, hoeveel te meer
moet dan degene, dien het ambt hier voor
goed bindt onder zulk een behandeling lij
den Men zou met de tanden knarsen, wan
neer men niet steeds tot zich zelf zeiWe zijn
in Straatsburg! We zijn veroordeeld geduld
to hebbenhet is onze plicht, onze heilige
plicht, door deze voortdurende zelfopoffe
ring goed te maken, wat onze vaderen aan den
Elzas en aan Straatsburg gezondigd hebben.-
Iedere ambtenaar moet zich hier toeschouwen
als een zendeling van het Duitsche volk, van
bet Duitsche vaderland. Persoonlijk moet
iedere Elzasser hier gewonnen worden door
ieder persoonlijk, het is een moeielijk, lang
zaam werk, maar ik zou trjij al zeer moeten
vergissen, wanneer niet alle Duitsche ambte
naren a lhier hun taak waai dig hadden begre
pen en bereid waren met aangeboren plichts
gevoel te vervullen.. Men moet een blik slaan
in de nieuw georganiseerde post om de
nauwkeurigheid en de orde van deze ontzag
lijke organisatie evenzeer te bewonueren, als
de lankmoedigheid te erkennen, waarmede de
ambtenaren optreden tegenover de soms wer
kelijk onverdragelijke manieren der Straats
burgers In hoogere mate geldt dit nog voor
de rechtbanken, die na een ongehoorden stil
stand in de rechtszaken van meer dan een
jaar nu den eersten October de rechtspleging
heropend hebben. En wat, zullen we! de pro
fessoren en de onderwijzers te doen krijgen
met deze on tem barb jeugd, die driekleurige
strikken aan de petten draagt en er werk van
maakt de Marseillaise te zingen om hun
meesters het leven zuur te makenSiecftts die
schoonste, Duitsche .burgerdeugd, het plichts
gevoel, zal het met zulke moeieiijkheden klaar
jspelen en tot heil van den Elzas de verove
ring en de hereeniging voltooien in hoe
langen of hoe korten tijd, dat kan men voor
uit niet zeggen.
Maar de leidende gedachte, die in niemand
ten waimcr vertegenwoordiger heeft gevon
den dan in Bismarck zelf, zooals zij op ons
als mensch reeds haar indruk gemaakt had
nog vóór wij haar konden nagaan in de toe
standen alhier, schijnt ook politiek de eenig
juiste te zijn, nadat wij bij een langer ver
blijf menschen en dingen nader hebben be
schouwd.
Die Pruisische soldaat, die gedurende ae
belegering van Straatsburg een Franse' n
gewonde bij de operatie nmest helpen, had
ongetwijfeld gelijk, toen hij den .chirurg, die
hem vermaande oen gewonde niet te laten val
len, antwoordde: „Wat een Pruis eenmmiss
zijn handen heeft, dat houdt hij vast". Maar
met het vasthouden alleen is het niet gedaan
Dat heeft onze groote rijkskanselier wel inge
zien en voortreffelijk uitgesproken, ft n hij,
z mal niet woordelijk, 'dan toch naar de be
te eken is. het wachtwoord gaf, dat er voor hst
nieuwe Rijksland, zelfs al zou het ten koste
van het oude zijn, geschieden moest, wat er
maar geschieden kon Naar dit principe
wordt hier te werk gegaan Dc schadeloos
stelling wordt deh betrokken burgers dezer
stad toegestaan volgens een waarlijk groot-
sche maatstaf. Nog ligt het puin van den
„nieuwen tempel" op de plaats van den
branddaarboven wijst een ledig portaal met
het door de rook zwart geworden opschrift
„Bibliotheca" alles aan, wat er overgebleven
i3 van de eens zoozeer vermaarde Straatsbur
ger bibliotheek, en reeds vullen zich in het
naburige keizerlijk slot de zalen met d- mee
we letterkundige schatten, die zijn toege
vloeid uit alle landen en alle steden en uit
geen stad rijkelijker dan uit Weener: (Een en
kele uitgeverszaak, die van Braumüllcr, heeit
1003 deelen gezonden) Geheel Duitsch
land, en waar in het buitenland maar een
Duitsch hart klopt, helpt dit Straatsburg
weer opbouwen, dat allen zoozeer hebben
liefgehad, en een van zijn schitterendste en
duurzaamste gedenktor km zal de nieuwe
Duitsche universiteit zijn. Straatsburg zal
weer worden, wat het eens en zoo lang met
eere geweest iseen schuilplaats en een zetel
van Duitsche beschaving, van Duitsche we
tenschap. Talloos zijn voor het oogenblik de
misnoegden, talloos dc uitgewekenen, die het
cude vaderland den rag toekeeren, om hei
twijfelachtige lot van Frankrijk te deelen..
Dlzc toestand kan echter niet eeuwig duren;
de rede, het gezonde menschenverstand en
ae Elzasser heeft daar een goede portie van
zai eindelijk tot zijn recht komen. Ik
hoorde dezer dagen twee Straatsburgers in
ce Fransche taal want ze houden er van
Fransch met elkaar te spreken, „a cause des
Prussiens" debatteerea over de lelijk
heden, waarmede die arme griffiers bij de
rechtbank zullen te kampen hebben, die
voortaan Duitsch moeten schrijven. „Men
kan van hen niet verlangen", riep de een,
„dat ze de taal van het hof van Weimar
schrijven", waarop de ander antwoordde:
„Men heeft, ook vroeger niet vaji (ren ver
langd, dei deze taal van de 1 rausche acadé
mie schreven."
Het gelui der domklokken, die toenmaals
tijdens het beleg verstomd waren, dreunt met
neux de hand toe, die deze wel drukken moest.
Têterol deed hem uitgeleide tot aan het hek,
gelijk hij over het geheel de uiterste beleefd
heid in acht nam tegenover zijn adellijken
gast.
Allen in huis, die het tweetal zagen- voorbij
gaan, begrepen wel dat hun heer iets bijzon
ders verricht had, zoozeer straalde hij van op
gewondenheid. Zijn neusgaten en zijn longen
zette hij zoo wijd uit, dat hij haast geen lucht
over liet voor den baron en voor heel zijn om
geving. In zijn blik stond te lezen, dat er een
wereldschokkende gebeurtenis van hem zou
uitgaan en wel niet meer of minder, dan dat
zijn zoon en erfgenaam in het huwelijk zou
treden met de eenige dochter vau baron de
Saligneux. Zijn verlangen was dit, hij had 't
zoo gewild
Op het gelaat van den baron lag een heel
andere uitdrukking; wie hem eens nauwkeurig
had gadegeslagen; op zijn terugweg naar Sa
ligneux, zou zeker waargenomen hebben, dat
de baron wel tevreden, maar niet hoogmoedig
keek.
Gelukkig voor hem was Gravin de Juines
niet in den sa
Maar de talri
hem met den b
on, toen hij daar binnentrad,
ke familieportretten schenen
ik als in verhoor te nemenniet
zonder eenige bitterheid klonk het half luid
poëtisch is ui zijn herinnering staat levend
voor hem op, als hij deze klokken hoort. Eu
voor het huis te staan, waar nu een marmeren
gedenkplaat verkondigt: „Hier woonde
Goethe 1770- 1771"; door de Kramergasse
te gaan, .langs dezs» weg, vyasrap Duitsch»
lands groot gewandeld heeft, toen-
voor het eerst de dom in zijn jtaasehc overwel
digende heerlijkheid voor het oprees - hier
op den hoek naar het gebouw te zien, nu de
Hirschapotheek en daarnaast een coiffeurs-
■wtokel, toen het eethuis," waarin Goethe's be
roemd tafelgezelschap bijeenkwam of
daarboven van de domüaok naar beneden te
z'en op de vrije Duitsche landen, waai hit
Zwarte Woud en de Vogezen elkaar weer
broederlijk grce'en en waar middendoor in
prachtige breedte de Rijn stroomt in den
avondzonneglans en tot zich zelf te zeg
gen dat alles is Duitsch, Duitsch, Duitsch
v/elk een zaligmakend gevoel! welk een ge
luk! En wie van ons zou hebben gedacht, het
nog eenmaal te beleven?
K. HART Sz.
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
Indertijd vermeldde ik de pogingen, die
men op den Proef- en Schooltuin m het werk
had gestelek om de opbrengst van enkele
vroege aaraappelsoorten te verboogen. Ten
einde het goed begrijpen van het volgende te
bevorderen, wil ik die pogingen nog even in
't kort herhalen
In den zomer van 1015 werden op den tuin
voor het eerst vroege aardappelen geteeld.
Bij het rooien daarvan werden rait de soorten
Schotsche niuizen en Duke of York, kortweg
meestal Duken genoemd, de beste stoelen uit
diepen en wonderbaren metalen klank mij te
gemoet. Welk Duitsch hart zou bij dien klank
niet trillen! Alles, wat schoon en heilig en
van zijn lippen:
„Je hebt makkelijk pratenIndertijd hadt je
niet, zooals ik, rekening te houden met het
nieuwe Frankrijk."
En, terwijl hij zich even bepaalde tot een
mooi p'astelportret, dat in het penant hing,
sprak hij heel zacht voor zich heen
„Wees maar niet boos, liefstehet huwelijk
is nog niet gesloten."
IX.
De almanak wees 10 December. De heer
Têterol was al met het krieken van den dag
opgestaan, om naar Pont d'Ain -te sturen het
rijtuig, dat zijn zoon, zijn trots, zijn oogappel,
naar het Witte Huis moest voeren. Bijna in
geen drie jaar had hij hem gezien; al dien tijd
was bij het iongmensch in beslag genomen
door zijn studies, door zijn reizen; Lionel
had nog geen enkelen keer gezien, hoe zijn
vader daar ingericht was. Maar nu kon hij de
nieuwe woning, zien, in haar volle glorie.
Het was 't prachtigste weer van de wereld
geen wolkje dreef aan den hemel, of alles in
ae feestelijke stemming ons jongmensch ont
vangen wilde.
Iri koortsige spanning telde de heer Têterol
als 't ware de minuten. Hij stapte op en neer
gezocht, om de aardappels, daarvan afkoms
tig, te bewaren als pootgosd voor het volgen
de jaar. Nu is dat niets bijzonders, ieder wel
denkend tuinder doet dat. Juist, en dan gooit
hij de aldus verzamelde aardappels door
elkaar en poot ze het volgende voorjaar op de
gewone wijze uit. En bij het rooien gaat hij
weer uitzoeken, enz. Hij moet voortdurend
aan het uitzoeken blijven. Staakt hij dit uit
zoeken, met een vreemd jvoord selecteeren
genoemd,
weer even
piet op vooruit gegaan,
ge kweekers, dat zij met deze zoogenaamde
massa-selectie goede resultaten hebben be
reikt; nauwkeurige onderzoekingen hebben
bewezen, dat men met deze manier van doen,
onverschillig op welk gewas zij w -dt toege
past, geen blijvende vertoeteraagm kan Be
werken. Het eenige 'middel daartoe is de
stamselecüe. Op den proefteüi werd üu& als
volgt toegepast: Elke uitgezochte stoei kreeg
een nummer cn heette in het vervolg „selectie
1, 2, 3" enz. De aardappels, van elke stoel
afkomstig, werden afzondei djk bewaard en m
1916 op eén rij uitgepoot. We kregen dus zoo
veel rijen, als er in 1915 stoelen waren uit
gezocht. Bij het rooien werd de opbrengst
van elke rij gewogen en gedeeld door het aan
tal stoelen van elke rij Stoelen, die beneden
een vooraf bepaald gemiddeld gewicht, b.v.
10 K.G. opbrachten, werden niet voor voort
teling aangehouden Zoo vielen al dadelijk
eenige nommers af. Aangenomen werd, dat
zij de groote opbrengst van het vorige jaar
a'aa toevallige omstandigheden flank reu, al
thans, dat z.j de goede eigenschap niet-erfe
lijk bezaten. De aardappels van de aange
houden rijen werden weder afzonderlijk be
waard en in 't voorjaar van 1917 weder' op
afzonderlijke rijen dtgezet Bij het oogsten
werd weder gehandeld als in 1916, weer vte
len enkele zwakke broeders af. Zoo waren in
het voorjaar van 1918 van de Schotsche mui
zen nog over de selecties no 28, 22, 21, 15,
12 en 9 Van de Duke of York de nos. 13, 10,
8, 6 en 1 De aardappels van elke selectie wa
ren di^ts afkomstig van één enkele knol, die de
„stamvader" was van de knollen van elke 'ij
vandaar dat men in dit geval spreekt van
„stamselectie."
En nu spreekt het van zelf, dat men ook
we! eens wilde weten, of al dat selecteeieu
iets had geholpen, of al dat werk nu dooi
een hoogere opbrengst beloond was gewo,
den Om dat te weten te komen, werden de
eselecteerde poters m 1918 naast een pai
ijtje ongeselecteerdfe, van een kweeker af
komstig, gezet. De rijen werden alle leven
lang gemaakt en op de rijen kwamen even
veel stoelen. Poten en rooien van alle rijen
had op denajelfden tijd plaats. De uitkom u
was de volgende
Schotsche muizen.
Aantal regel». Opbr. per legei
selectie no. 28 8 19.25 k.G
22 8 20.4 K.G,
21 8 IS,6 K.G.
15 19.3 K.a
12 8 21.25 K.G.
9 10 26.1 KG.
«selecteerd 10 20.7 K.Q.
/olledigheidshalve zij vermeld, dat in bo
venstaand staatje alleen de opbrengst aan
groote aardappelen is gerekem
Uit dit resultaat blijld, dat sectie no. 9 de
ongeselecteerde belangrijk overtreft, doch dat
d« andere in geringe mate boven de ugese
lecteerde uitkomen of er nog eenigszius bene
den blijven. Er is derhalve alleen voor no. 5
in zijn salon, nu eens spelende met zijn han
den en dan weer naar de deur kijkende waar
door binn enzou treden het liefste, het dier
baarste, het kostbaarste wat h- had, vóór i
na zijn geldschijvenhier had hij zich voor
zichzelf nooit goed rekenschap van gegeven,
want er zijn van die vragen, die maar beter
onbeantwoord blijven.
Eindelijk hoorde hij het hek opengaan en
rolde er. een rijtuig binnen langs het kiezel
van de oprijlaan.
Zijn eerste ingeving was ijlings zijn „prins
van Wales" tegemoet te snellen maar toen
bedacht hij zich ook weer, want hij vond, dat
dit niet overeen te brengen was met de on
schendbaarheid van zijn vaderlijke waardig
heid. Onbewegelijk bleef hij dus staan en
hield den adem in. Het volgend oogenblik
trad een rank en slank jongmensch binnen,
flink hoog van gestalte, wel' wat bleek, maar
met helderen, vurigen blik: en regelrecht
wierp hij zich in zijn vaders armen. Die
drukte hem beurtelings heel dicht tegen zich
aan en hield1 hem dan weer op eer afstand
om toch eens goed van hem te genieten. Einde
lijk trok hij hem mee voor den spiegel en zei:
aanieidmg, om daarmede de verdere cultuur
voort te zetten. Opgemerkt dient nog te wor-,
den, dat de geselecteerde Schotten vergeleken
werden mei Schotten vau een anderen kwc.--
IMsr atkoinstitg, en niet met oiigeselectemte
aardappelen van den turn /.elven, wat m. L d*
proef zuiverder had gemaakt.
Duke of York.
Aantal regel* Opbr. pet regel
selectie no. 1 8 27 K.G.
6 8 21.5 K.G.
8 8 25.5 K.G.
lü 8 18.7 K.G.
"13 8 26.7 K-G.
ongeselecteerd 8 20.1 K.G.
Met uitzondering van no. 10 hebben dus
alle selecties een hoogere opbrengst gegeven
dan de ongeselecteerde partij. Vooral de nos.
1 en 13 munten er ver boven uit.
Van de in 1916 op den tuin gekweekte Du-
ken werden wederom eenige stoelen uitge
zocht, waarvan de nakomelingen in 1918 met
ongeseledeerde werden vergeleken. Ook hier
onder waren een paar regels, die door een
hoogere opbrengst uitmuntten, zoodat daar
mede de proef zal worden voortgezet.
Alsalgemeene opmerking voegt bet ver
slag van den tuin aan feze proef net volgen
de toe: „Bij deze proei behoort te worden
aangeteekend, dat bij het toepassen der in
vorige jaren gedane selecties meer uitsluitend
op de opbrengst, doch te weinig op het voor
komen aer verschillende, in de laatste jaren
bestudeerde ziekten is gelet. Hierin is in
1918 verandering gebracht, doordat van alle
belangrijke soorten vroege aardappelen in
verschillende streken stoelen 'gekozen zijn,
die uitmuntten in opbrengst en die tevens vrij
zijhalthans voor zoover zulks waarneem
baar was van ziekten en welke gerooid
zijn op plaatsen, waar in de onmiddellijke
omgeving ook geen andere zieke stoelen wer
den waargenomen De knollen van deze stoe
len zijn afzonderlijk bewaard en worden in
1919 op groote 1 afstanden uitgeplant op
land, waai tot heden nog geen aardappelen
gegroeid zijn.
Langs dien weg hopen wij niet alleen ras
sen met een grooi productievermogen te krij-
;en, doch tevens ziektevrije partijen op te
weeken.
Het is de moeite waard, de noodige aan
dacht aan deze proef te schenken. Slechts
door bovengenoemde wijze van werken zal
men in staat zijn, onze erkend goede aardap
pelrassen voor achteruitgang, ten slotte voor
ondergang te behoeden. Bijna iedereen toch
weet te sprekén van aarclappelsoorten, die
in zijn jeugd beroemd waren, doch tegen
woordig zoo goed als verdwenen ^ijn.
De oorlog is voorbij, hopen we ten minste,
en slechts door een zoo hoog mogelijke opvoe-
onderwerp door den Rijkstuinbouw-
W. Noord-Holland te Alkmaar
kaar
kunnen1
ring van de productie in de komende tijden
zal het mogelijk zijn, de achterstand, ver
oorzaakt in de oorlogsjaren, weder in" te ha
len. Hiervoor is echter noodig, dat men be
schikt over eerste klas zaai- en pootgoed, en
dit kan niet zonder bizondere zorg worden
verkregen.
Voor iemand met eenige ondernemings
geest is in dit opzicht wel iets te bereiken; hij
behoeft daarvoor volstrekt niet bizonder we
tenschappelijk aangelegd te zijn. De werk
zaamheden, aan dit selecteeren verbonden,
kunnen dóór elk ernstig kweeker worden ver
richt. Zij eischen inspanning, geduld en mis
schien financiëele opofferingen, doch deze
zullen zeer zeker ruimschoots worden ver
goed. Meer en meer wint de gedachte veld,
dat de keuring van gewassen te velde belang
rijk n toet worden uitgebreid, ter bekom mg
aootgid
Dit laatste geldt vooral ten opzichte van de
pi «i- .-..te c, mede ten
gevolge van onvoldoende bemesting, b geble
ken, welke nadeelige gevolgen de „nieuwe
aardappelziekten" op ie opbrengst van dit
ewas uito iea No kort geleden is ovei
litH
lecraar voor
een lezing gehóuden. De belangstelling van
de tuinders was toen niet groot. Dat is v/el
jammer. De teelt van vroege aardappelen is
voor deze provinciën van groot belang, en ik
kan belanghebbenden, die van 4ït onderwerp
meer willen weten, wel den emstigen raad
geven, zich eens tot bowngenoemden amfete
naar te wenden met hei verzoek, zijn lezing
eens, zij het dan ook op een andere plaats in
het ambtsgebied, te herhalen. Zij zullen ze
ker een gewillig oor vinden voor hun verzoek.
ben zelfde proef als bij de aardappelen
werd in 1917 begonnen met enkele sóórten
slaboonen. Deze prdef werd in 191'8 voortge
zet, doch leverde aog geen bevredigend resul
taat op, zoodat de proef in 1919 zal worden
herhaald.
AAN DE DAMMERS!
Met dank voor de ontvangen opl, van pro
bleem no. 539 (auteur P. Kleute).
Stand.
Zw. 2, 3, 4, 7, 8, 9, 16, 26, 30.
W. 19, 22, 27, 28, !?3, 34, 37, 38, 39.
Oplossing.
1 2721 1. 16 18 (2 slaan)
2. 19 13 2. 8:19.
3. 28- 23 3. 18 :29 (gedw.)
waarna hij zijn zoon naar de eetkamer
bracht, waar nu Lionel1 een smakelijk maal
a-:in, want hij had zijn ontbijt al gebruikt en
Zou nooit afwijken van zijn gewone matigheid.
I ij ging vlaktegenover zijn jongen zittem
met de ellebogen op tafel, en overstelpte hem
met vragenof hij goed geslapen had1 in den
nachttreinof hij ook eenige ontroering ge
voeld had, toen hii voor 't eerst den toren van
Saligneuen zag; of hij nu net zoo goed
Duitsch als Engelsch kende; of 't waar was,
dal het groen im Engeland veel' frisscher is
'dan ergens anders; of de koning van Pruisen
nooit den helm afzette; hoeveel auditeurs er
waren aan den Staatsraad en wat het trakte
ment van de auditeurs eerste klasse, van de
leden van den Raad en van de afdeelings-
iten V
Hij hiekf maar niet
presidenten, tiras,
smachtte telkens naar" het antwoord. Dan
met zijn verhoor en
hoorde hij dit aan, net als men naar een opera
luistert, waarvan de muziek meer interesseert
dan de woorden. Het was er hen. ook feitelijk
enkel om te doen de stem van zijn „prins van
Wales" te hooren, die dan ook een mooie, hel
dere, aangename klank had.
werd opgediend. Hij zelf nam daar geen deel
(Wordt vervolgd.)
JU 7*. l»i»
.«Vrat-.