Een plaatsje in de zon®
In so Twlnstigste Jaargang.
Zaterdag 8 Mei.
H.H. Winkeliers.
Uitbetaling vergoedingen
wegens kostwinnerNchap.
De vervulling
lol.
mi».
H.H. Winkeliers worden eraan herinnerd
opgaven te doen van de niet verlangde arti
kelen voor MAAND AO 5 MEI a.a., des mid
dags 12 uur. -
Uitreiking Normaal-Margarlne-
kaarten.
De WAARN. DIRECTEUR van het DIS
TRIBUTIEBEDRIJF deelt mede dsi aan hen,
dit itceds NORMAAL-MAROARIN EK AAR-
TEN ontvingen, op vertoon van het lichaam
de roude kaart en de rd? d Jïïw i? u
NIEUWE NORMAAL-MARGARINEKAAR-
TEN zullen worden verstrekt
De afgifte hiervan geschiedt van 5 Mei tot
Mei a.s., van 's morgens 9 tot 1
Distributiebedrijf,
uur, aan
Paardenmarkt, Afd
9 Mei a.s., van 's mori
■ÉÉÉHÉIfl
De Waarn. Directeur van
het Distributiebedrijf voornoemd,
C. H. SCHNEIDERS.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
de UITKEERING der VERGOEDING, loo
pbode over het tijdvak van 26 APRIL TOT
EN MET 5 MEI, zal plaats hebben ten Stad-
huize op DINSDAG 6 MEI a.s., voor zooveel
de LANDWEER en den LANDSTORM aan
gaat van des namiddags 2 tot 2% uur, en
voor zooveel de MILITIE aangaat van 2
tot 3 uur.
Alkmaar, den 3en Mei 1919.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPINO.
BUROEMEESTER en WETHOUDERS
van ALKMAAR brengen ter algemeene ken
nis, dat in het Gemeenteblad v. Alkmaar zijn-
opgenomen de Besluiten van den Raad dief
Gemeente van 20 Februari en 27 Maart LI.,
waarbij zijn vastgesteld:
le. Eene VERORDENING voor de school
voor Voorbereidend Middelbaar Tech
nisch Onderwijs te Alkmaar (Gemeente
blad No. 628);
2e.'Eene VERORDENING tot wijziging
van de Algemeens Politieverordening
der gemeente Alkmaar (Oemeenteblad
No. 630);
welke verordeningen, heden afgekondigd, go-
durende drie maanden ter Gemeente-Secreta
rie ter lezing zijn nedcrgclegd en aldaar te-
;en betaling van resp. 0.25 en 0.05 in af-
Iruk zijn verkrijgbaar gesteld.
Alkmaar, 1 Mei 1919,
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
O. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris,
reep schaduwaan de andere zijde waar de
blik vrij ging over de velden heen speelden
ecoi paar kinderai to den barren zongloed op
den grasrand.
Caroline liep langaaaffi, prwr»a4 het ge
not en de rust van deze kieïne wandeling,jflie
wel de eenige zou zijn, den geheelen dag. iHet
warme zomerwindje aaide lang» haar wan»
gen
Het leek IcÜ la de sdiemedge btktoawia-
kei. waar de blonde, blozend-jonge vrouw
achter de toonbank stond. „Morgen, juffrouw
Lina," groette zij vriendelijk. Een klein kind,
mollig en blond als de moeder, hing aan haar
rokken, zeurde met zachte drensgeluldjes om
opgenomen te worden.
„Stil maar liefje", weerde de vrouw het af,
„aanstonds hoori" cn met een trekje van
deelneming in haar gelukkig gezicht vroeg
zii1
*En .hoe is het vandaag met uw moeder,
juffrouw Lina?"
„Ocii, het zelfde," zei Carodn® een beetje
onwillig, „net als altijd."
„Zou dat nou ncoit tenia wat beter wor»
den
„Dat kan immers niet beter worden 1 Na
een beroerte!" i t t.
De jonge vrouw schudde het hoofd, mee-
wariflf.
„Wat heeft zoo'n mensch nu an d'r leven?
Dié was toch veel beter dood!"
Een vlammende kleur sloeg Carolina naar
de wangen, een schrikbonring klopte in haar
keel. Zij weerde pra vreemde geduchte weg ei
zedil id tz:
„Moeder is niét ongelukkig,'maar zij
sloeg haar oogen neer.
Het kleine kind had zich aan zijn moeder
omhooggewerktjiet kroop in haar urmen ule
het omvingen; De moeder lachte, „Rakker!"
En zij kuste het. En op vr»oUjk*B toon m
vroeg zij weer:
„En komt uw verlooide Zondag weer
over?"
„Zondag niet Hij moet ook wtJ eens
zijn ouders toe, ziet u?" antwoordde Caroli
na, met de schuwe verlegenheid, die haar in
de vele jaren van wachtend verloofd-rijn was
eigen, geworden, wanneer men élt onderwerp
aanroerde.
,,'t Is wel jammer dat uw moeder hulp
behoevend is 't Ia zóó tóch maar wachten op
het einde, hè?" zei de vrouw, hartelijktoe-
doelend, maar wat onhandig.
„Ik zouik kan Moeder niet aan iMf
lot overlaten," antwoordde Ctoöllna d«lf, en
zij voelde een stekende warmte SOftu Üssaf
OOgen die ze niet opsloeg.
De vrouw had1 het kind nu hoog to haar
armen getild. Het kraaide, greep naar baar
hoofd, kuste haar. Carolina .zag hxl aan,
zwijgend, strak. Toen nam zij haar mand met
het brood' en keerde zich. naar de deur. „Dag
juffrouw," groette ze.
„Dag juffrouw Lina," groette dc jonge
vrouw vroolijk terug, en tof het bind: „zwaai
maar zwaai maar met je handje
'Met moede beeneu sleepte Carolina rich
den hcctcn. weg over. Er was eer. loooen
zwaarte in haar lijf, en haar hart woog zwaar
van bitterheid ai verlangen.
„Een kindo'n kind! En een eigen
door
M1ARIE SCHMITZ.
In het kleine kamertje scheen dc zon groe
nig-getemperd door de neergelaten jalouziëa,
Dc ramen stonden op een kier en lieten geur
van zomer binnen en het ruchtig getjilp van
vogels in het kleine tuintje.
Caroline rolde de ziekenstoel tot voor het
eene raam, waar haar moeder door de kieren
de jalouzie-latjes kon uitzien in het fel-zonnl-
ge buiten. Een zacht windje voer door de
roode stokrozen en deed de bloemblaadjes
trillen: op den roodsteencn muurrand, onder
de wuiverige takken van den gouden regen,
zat de poes van de buren en staarde met ge
nepen oogen in den lichten dag.
„Zit u nu goed zoo, moeder?" vroeg zij,
zich heenbuiigend over de ineengedoken
vrouw. In haar stem was dezelfde zachtheid
als in haar zorgend gebaren en over haat
stil gezicht. Zij schikte de kussens nog wat
beter, vouwde de doek wat dichter over tnoe-
der's altijd koude beenen.
„Jaja jamurmelde de oude
vrouw met trage tong, '„'t is goed zoo." Zij
keek omhoog, moeilijk, cn ze trachtte den be-
ver'gen scheefgezakt en mond te dwingen tot
een lachje vriendelijk dankbaar.
Carol kuste haar. „En dan aanstonds een
lekker kopje koffie he?" vroeg zij met de
zelfde zachte teederheid. Zij richtte zich op
uit haar gebogen houding en streek het glad
de bruine haar naar achteren. Er was een
groote moeheid, over haar gezicht, dat zijn
fi ischfaeid en jeugd verloren had in de zorge
lijke plooien die den mand omlaag trokken.
In de oogen was de glans gedoofd.
Zij ging met stille bedrijvigheid in de ka
mer heen en Weer, zette het ontbijtgoed in
elkaar en nam het mee. In de kleine keuken,
die langs het tuintje was uitgebouwd, scheen'
de zon onbelemmerd naar binnen. Het was er
warm. Zij deed de deur open, stapte naar bui
ten, snoof den kruidigwarmen zomergeur op.
Tegen de deurpost geleund bleef zij een
oogenblik zoo staan, genietend zonder ge
dachten, het schrale bovenlijf wat ingebogen.
Toen werd zij zich een groeiend verlangen be
wust nu loopen, de velden inzonder doel
zoo maarin die heerlijke koestering van
de zonnewarmte, onder dat diepe stralende
blauw. Maar het kon niet, het kon nooit, be
halve zoo'n enkele keer wanneer Jan eens
over was op een Zondag en een buurvrouw
een uurtje op Moeder kwam passen. Zij'
zuchtte terwijl zij weer naar binnen ging; als
dit nog maar het ergste was van al de dingen
die zij wenschte en nooit kreeg
Zij haakte de boodschappenmand van den
muur en om de kamerdeur heenbuigend zei zij
naar binnen;
„Ik ga even naar den bakker, Moeder. Ik
ben dadelijk terug"
Zij wachtte een oogenblik.
Langzaam lichtte de oude vrouw het hoofd
op, knikte. „Goedkind bracht zij
moeilijk uit. De trillende rechterhand schokte
even op de donkere deken.
Buiten lag de siille dorpsweg te blakeren
in de overdadigheid van zon. De lage huis
jes aa d'eeae kant wierpen nog een «smalte
huisje! Zou voor haar dat dan nooit komen?
Wat waren in dat doellooze wreede wacfata
al een kostelijke jaren vergaan!
Zij staarde de lichte weiden over, met
brandende oógen, zonder ie-zien. En toch was
er niets anders mogelijk dan dit wachten
Hoe dikwijls had zjji niet tea andere moge
lijkheid overwogen, en even vaak verworpen.
Toch trouwen cn moeder meenemen naar de
stadMoeder, die niet meer loopen kon of
zich (bewegen, wier eenlg geluk nog bestond
in het zoetjes den tuin in öf den op gereden
te worden1 in haar rolstoel. Moeder op een
bovenhulsje to de stad? Het kon niet, het
kon immers niet! En ook: den heden -dag was
ze bezig met moeder, die voor alles hulp be
hoefde, hoe zou dat moeten gaan wanneer zij
haar eigen huishouden en misschien eens kin
deren' had? Het was alweor in denranfden
cirkelgang dat haar gedachten rondliepen,
zoekend een uitweg, waar geen uitweg was.
Zij stiet de huisdeur open en trad de srht-
nerkoele gang in. Vreemd dof-stil was plotse
ling de schemering om haar hoofd na de
schamelïng van het geweldige zonlicht buiten.
In de keuken zette Carolina de mand met
het brood op de tafel neer. Haar armen vielen
slap langs 'haar lijf, haar beenen trilden als
van een geweldige inspanning. Zij' liet zich
neerzakken op de keukenstoel en haar moe bo
venlijf steunend op het tafeltje, staarde zij
met strakke blinde oogen naar tuiten in bel
zon-doortrilde zomerblauw. Te heftiger en
beklemmender ziedde hei in haar op, liet
schroeiend-heete verlangen, bet krampfe door
haar ineengestrengelde vingers, het drong de
warme tranen in haar starende oogen.
Uit de huiskamer klonk Moeders kuchje,
moeilijk en gebroken. Een siddering rilde
over Carolina's ontdaan gezicht, ta een' 6mar-
tclijken grimas vertrok haar bevende mond
Dan, met een schok gooide zij rich voorover,
haar hoofd, waarin de snikken schokten, in
haar armen. Het was of eindelijk onweerhou-
den uit haar losbrak al wat immer was be
dwongen, al wat daar aan opstandig verlan
gen had bedolven gelegen onder haar sim
pele berusting. En terwijl zij, zonder dwang
of beperking, zich gaan liet op deze uitstroo-
ming van haar smart werd heel haar wezen
doorbrand van deze ééne wensch, hard-hef-
tig, voor 't eerst vervat in klare woorden van
„O was 't maar uitwas 't maar uitIk
kan niet langer wachtenKwam er maar
een eind aan.
otgwi owloopen: *t was of al wat ótaar ai»
warm gevoel In naar had geleefd, was ge
stold ondei de Ijzige verstarring van haar
diepe ontsteltenis.
De buurvrouw bOug het todfd om de dssre
„Kjnd kom nou. Je kaft tf toch roei wy
blijven." Carolina antwoordde niet, wraktoi-
elijk liepen haar beauew, de buurvrouw «loot
deur. -
„Nou l» z» dood,® fiuUtettte Carolhw, mü
strfiKKc oogtn, voor zith htm.
,,Zc heeft rust," zei de 'buurvrouw zadhl.
Carolina schudde het hoofd, zwijgend. Toen
begon het in de starre stilte van haar innerlijk
te gonzen.
„N'u ia ze dood en ik heb 'I' gewild I Nu
is ze dooden ik heb 't gewild
In de achterkamer, die wonderlijk leeg teek
zonder moeder In haar rolstoel, zette zij zich,
de handen in de schoot, starend, zonder
woorden én zonder tranen.
Zoo zat zij nog toen de Jonge man haastig
en tóch stil de kamer binnenkwam. „Jas'
dacht zij terwijl /ij hem hoorde komen en zij
lichtte het hoofd op om hem aan te zien. Zijn
eenvoudig gezicht was vreemd ontdaan In
eerlijke ontsteltenis, maar zachte innigheid
straalde warm uit zijn oogen,
„IJentje", fluisterde hij-, en zijn armen gin
gen naar haar uit. Zij liet zich kussen, pas
sief, immer nog ohder den ban van haar lijde
lijke strakheid.
Hij streelde haar glade bruine baar, toen
sprak zacht zijn sim aan hanr oor:
„Kind, te moet ttoto-n dat het goed Is zoo.
Metder was etld «N w hrtfl wl
Seteden ons moei net tem» nog
eglnnen".
Toen kwam een siddering haar ifjf door
schokken, jopg een blosje naar hanr wangen,,
in haar oogen groeide e«n brandende don
kerte.
„Nee" zei ze hard m keH mei zoo wonder-
ljjlc' rauw cn vèr klinkende stem, dat haarzelf
het geluld als de stem van een ander In de
ooren klonk, „Nee" zei zc nog cejis, dof en
huiverend.
„Lh ut je?" vraagde de jonge man outfield,
haar handen vastgrijpend.
'Maar zij rukte zien los, heftig. Beft wilde
verwarring etoc,. over haar nis örn vloedgolf
Haar gezichl verkrampte in ontzetting, hum
handen wrong zij ineen. En met een schok
zich voorovcrwfrj«r-.d over do titel b' «a.
haar hoofd sceriMuzatd to htss ahom»,
de ze In hortende woorden laar jamuuT int,
li,mr "rltonnkli'ciri, terwijl Óo awtn dr-rt»
den door haar llijl
„Hei kan ntethet. faöt nooit weer
miijn schuld is 't.doordat ik niet meer
wachten wou.... Xoen tob tl g'iÉoppt
dat ze dood zo» g»#a Ik Stoft) «mun gw®*
den drie dagen' gcl«deo heb ik erom ge
beden m nu1 laar handen wrongen
als In lichamelijke pijn, haar oogen, tóad
van tranen, staarden en zagen niet.
De jonge man kwant iiafiêi haar, beschroomd
en ontsteld, en legde -n hniid op haar tril
lenden gebogen rug. .L'onile" atamekte bij
smekend, wees toch ntet
Maar zij schudde hem at, zoo rauw-beslist,
zoo: star, wanhopig besloten, dat zij een stap
terug trad
„Nee" zd zé, zocals ze begonnen wa», en
moeilijk worstelend om beheepchïng, „Het
kan ijnaiera ntet meer. Ik wil nietik
ik mag nietmaar uitbarstend plots, on-
bf-heerscht, In duldelooae wanhoop, kreet ze:
„Ga dan toch wegga dan
Laagzaaiu g'ttg hij, vei„lagtèu. „Ik kom te
rug" zei hij zadit, „morgen".
Carolina zag hrm na, star eu stom, zij
hoorde ztjn woorden ill naar ziel verklinken.
Maar hoog en koud als een winternacht was
daarboven het weten van deze boete, haj'r op
gelegd, dat voor haar liefde geen morgen ko
men zou.
'Door de neergelaten' gordijnen zeefde het
licht van den grijzen zoifierdag tot vaalheid
gedempt naar binnen. Het legde "m grijze
effenheid over alle dingen In de kleine kamer,
die verrustigd stonden Itt de stilte van den
dood.
In de voorkamer, waar de tafel was wegge
haald, stond op schragen de kist, half onder
het zwaar-zwarto kleed,
Zij lag zoo rustig, de Moeder, in de emde-
lijke ontspannenheid na het lange lijden, en
heï leek wel of zij in dezen vredigen dood de
gemeenzaamheid met het leven; herwonnen
had.
Roerloos, de witte handen ineengeklemd,
maar in het vaalwitte gezicht de krampjg-
vertrokken mond, de star-wijde oogen één
levende ontzetting, stond Carolina naast haar
doode moeder. Zij schreide niet, geen mild en
warm verdriet deed baar hart trillen, te
Uit het Engelscfi door A, Mc. OILLRAY.
Nadruk verboden,
De deur, waarhoven „Inlichtingen" te lezen
aloud, werd met een vaart open geduwd en
c Ti figuurtje in wit hield stand voor de kldne
b irrière daarachter.
„Is meneer Carthew te sproken?" vroeg de
dame met een impertinente etem.
„Ja, dame", gar het jonge klerkje ten ant
woord, „maar mij te vet teuton li iwuki toe ie
laten, die niet van tevoren belet heet. ge
vraagd. 't Is vandaag maildag
„Wat kan mij dien maildag schelen 1 Breng
mij dadelijk naar Meneer Carthew. Meteen
drukte rij tegen het afsluithek]e aan, doch
Thontas tortelt hield haar beleefd, maar 1* -
slist tegen.
„Het is verboden, dame, maar ilk wil wel
even meneer Carthew waarschuwen. Eén
oogenblik!"
Geërgerd bleef de juffrouw adjter het tra-
liedeurtje wachten en meteen begon het getik
der typemachines opnieuw, dat even door het
ongewone gesprek was verstomd.
De wachtende had den tijd het personeel te
overzien en hoewel zij onverschillig was voor
„werkende" meisjes, bleek haar aandacht even
getrokken te worden naai een tijn vrouwen
figuurtje dichtbij, waarvan het hoofdje als
doof een stralenkrans van gouden haren werd
omgeven. Ijverig betikte het de velletjes pa
pier vóór zich. De bezoekster kon niet nalaten
haar aan te spreken, toen ziji op verzoek van
den teruggekeerden klerk het kantoor moest
doorschrijden.
„Wordt u niet „beu" van dit gruwelijke ge
tik, dit verveldende werk?"
„Dat hoor ik niet meer," klonk het koel te
rug. „Het is nu eenmaal mijn werk en degene,
die niet van zijn werk houdt, is ran dwaas."
„La, la, la, is u altijd van diere tongriem
gesnedenSpreekt u ook zoo tegen uw chef?
Tk zal hem er -ï aaar vragen, ha, ha!'
Met hoogmoedig air stapte ze de klerken
voorbij naar 't privé kantoor v;uf den chef.
Nauwelijks was Thomas terug, of miss Frere,
het blonde typistetje, riep:
„O, Tommy, maak eens wat lucht, al te
veel „Rimmel" is slecht voor onze zenuwen
Het lichte sarcasme in haar stem deed het
jonge klerkje glimlachen; hij was haar zeer
toegedaan, alhoewel hij schuw alles verborg,
wat er in zijn hart brandde. Hij' was zoo
jong-nog en zij zoo ver boven hem-verheven
„De dief keek erg kwaad," vertelde hij
zacht, doch miss Frere typte weer heftig ver
der, zoodat Tommy mismoedig zijn werk
eveneens opnam.
Over miss Frere's gezichtje was een wolk
gegledenzij wist nauwelijks wat 'zij uitvoer
de. De mtoutes verstedfifflri M^xjc^ie la» ze
van baar horloga-amMUxl ai reed» ruim
dertig, totdat eindelijk uit den veraten hoek
van ue zaal geluid werd opgevangen. En het
waa nog maar alleen het openen van ew> deur
«n Lei tegeiliik luid toeslaan van een andere,
„Ik geloot dat ze gaat", fluisterde Tommy
ijverig; „ze verdwijnt lang» de particuliere
trap, we krij'gai dus geen extra geurtjes
„Rimmel" meer; zal ik gauw uw thee halen?"
Matjorie «uitfat niet naar he.nl te lui*leren,
maar nam met inspanning de geluiden waar,
Opeens weerklonk de clectri«ni> bel twee
keer; feeken voor haar om naar 't privé kan
toor te gaan, 2)1 kerk naar de klok toen ze
opstond, zichzelf afvragend, hoeveel brieven
'klaar konden zijn binnen veertig minuten,
voor de Indische post.
„En nu hebt u nog geen thre gehad," prut
telde Tommy bezorgd, .,en nu krijgt u cr ook
geen meer, t is een ichandel"
„Laat maar!" mompelde zij, greep naar
haar vulpen en haastle zich weg.
Gewend om met één oogopslag het varlee-
rend1 humeur van den man daarbinnen te
laxéeren, zonk het hart haaf In de schoenen,
toen haar blik den ziine ontmoette,
Zijn haren zaten woest dooréénhard stond
zijn mond, evenals zijn staalblauwe oogen:
met een'driftig gebaar stond hij van den stoel
op bij haar binnentreden en wees haar haar
gewone plant» aan.
„Zeven, vóórdat tiet ba!! uur om ia, toto»
Frere, dus beaat u I"
Hlf aprak met bijna ruwe slemzijn heele
houding had te!» uitdagends en Wil verre
Van a«flfï£Sf*r4Ïiiir p ö«t *rs,.n!.-«t. teeh
was ci deaondftnk» bi» boeiends aan dezen
man van kracht. Op zijn gezicht viel nu geen
spoor van vriendelijkheid ir ontdekken, en
het was in dergelijke oogenblikken, dat de bui
tenwereld dezen man bijna Haatte, vooral Ook
omdat „me«" nu ren ma»1 re«»t kor, uitstsan
dat hij, Jonge man, zich in uiterst korten tijd
een succesvolle positie had weten ie bemachti
gen zonder huip van anderen. Hij bezat de
gave zich van goede employé'» op zijn kantoor
ie voorzien, minder nog door bijzonder hoogs
loonen dan wel door een elgenaardigen in-
dividueelen invloed, en had het personeel
eenmaal de eerste dagen vol beklemming
doorgemaakt dan raakte het plotseling ver
tiouwd en bieef men. Marjorle Frere was
reeds sedert Viji jaren typist'' hij "nrthew en
zij zou Laar pi*ats alt;! hebben willen rullen
voor te ie»", «ook Ai was naar «algrls matig j
hoog.
Zij waf atêï biMS^ «roor Sl«"W9ll(!geil,
maaf 'ttfkw nret t.uatacu». tos iVg, zooais nu,
baioorïg %m te kijken omi kwt siies vflö parii-
culieren aards die niet met zijn, zaken in di
rect verband' itomd-n.
'Ziji ging kalm xdten, al hn«t KfWcgingen
hield zc in bedwang. Zij maakte baar block
note's to orde, terwijl Carthew zonder naar
haar te kijken1, brieven op zijn schrijftafel
rel) if te. Toen begon hij, met zichtbare inspan
ning, te dicteeren, twintig mimiteri lang en
op den gewrar.sehien tijd was de corresponden
tie !n orde en bracht Tommy zc creor ue
post.
„Ziezoo, dat is ook alweer klaar. Ik heb nu
nog wat voor u, dat meteen kan afgedaan
worden' voer morgen morgen weet
iemand' of foe® eigenlijk ten „morgen"
wacht
Niet gewend aan dergelijke zwartgallige
opmerkingen, bleet' hei ion ge meisje afwach
ten wat komen ZOU. Carthew stond met een
Oli-cangestoken sigaret furechen zijn tanden
voor het haardvuur; het was oer. grijze, kille
Maartdag; het meisje voelde ziel) gedrukt.
Ongemerkt nam de chef zijn bediende op, zijn
blik werd zachter, terwij! hij In gepplus ver
viel. Een vrouw had hem dien Taifoen middag
getart en hij zag zich geroepen een, probleem
op te toseii, wat hij op geen stukken na over-
fte vrouw, die nu tegenover hem zat, die
zi n dagelljksche metgezel was, nu reals voor
j:- ren, had hem zelfs geen enkele maal geür-
gt rd, alhoewel zij tocli steeds haar persoon
lijkheid hod- weien te bewaren, Carthew achtte
haar daarom boog en prees zich/elf gelukkig,
w int hoevele heeren klaagden niet over hunne
typistes, over haar hysterische buien en las
ten. HIJ had nooit eenige scene met ttliM Fre
re gehndwas hij slecht gehumeurd, wat
maar al te vaak voorkwam, dan. bezat rij' een
mateloozen tact, zicii/olt vore ztjn buien te
vrijwaren en ht iu tever» eruit te hc-par.
Plotseling staakte hij zijn gedachtengang;
zijn sigaret aansteketuf, begon hij :t
„Binnen een week hebben we Pasdien, juf
frouw Frere; hoe 'lang wen reilt u eruit te
gaan en waar gaai: u lieen?"
„Ik ga naar mijn vader to Cornwall, me
neer Carthew."
„Zóó, zóó, ik ken dat gedeelte ook. En
woont daar uwe moeder?" Hij voelde opeens
hoe dwaas het was, dat hij nu paa vernam
dat zijn typiste nog een moeder had. Maar
hij was verlegen mei zichzelf. Hij wou pra
ten over een aangelegenheid, die hem dwars
zat; die hiji alleen dit kalme, helder-denkende
meisje wou toevertrouwen, zonder te weten
hoe er mee te beginnen.
„Miss Frere, miss Frere, geeft u eens een
raad aan een man, die een groote stommiteit
heeft begaan
Verwonderd, doch ook met groote sympa
thie keek zij' naar haar chef op, en zei
zachtjes:
„Als ik 't kan
„Een reuze-stomme streek, miss Frere, in
derdaad; ik zie geen uitweg, het was geen
grapje, toen ik zinspeelde op de onzekerheid
van een volgenden dag U weet, dat ik
getrouwd' bén en te Northwood woon, maar
eigenlijk heb ik geen thuis!"
Marj'orie luisterde onbewegelijk, waarop
hij doorging:
„Wat gebeurt er met een man, die wel een
vrouw heeft, maar geen thuisHij slaagt
erin zijn leven te verknoeien, en dat deed ik
„Zij" wa.' hier zooeven
Marjor sloeg onwillekeurig haar oogen
neer.
„Zij deugt niet, heeft mij uitgezogen, maar
ik heb er genoeg van nu lx doorzie hnar. Zij
gaat nu mijn vrouw er in betrekken Ik vind
dat ellendig. Mijn vrouw ia door en door
goed'; was ze misschien iets minder braaf ge
weest, dan wa» alles anders geloopen. We
hebben geen 'kiuderen, en noewel ik geen bra
ve Hendrik ben, heb ik getracht haar steeds
met alles te ontzien. Nu eant er plotseling
een publiek schandaal gebeuren. Ik heb uit
gerekend, dat de andere over vier-en-twintig
uren bij' haar kan zijn., want zij moet van
avond optreden in éte der balls we tobben
du» op hmchffiö de poppet, aan 't domen. Dit
eweest. Ziet u nu wel
zit en kan ik daaruit
alles wa» niet
in wat moeilijkheden
geraket
„ja," nöiwoorde sus Sire*, „ja, ga dtteart
nam Northwood n vertel alto» areuC
Hij keek haar verbluft aan en sprak
..Alles goed en wel, maar u kent mijn vrouw
niet; tteftr deze zaken vertellen, beter kent heb
zelfde al» vloeken in de kerk! Goête ncineïI
ik vod ai haar rechtmatige verontwaardiging
over me komen I tk heet een «terke man, maar
daaloe ontbreekt mij' de kracht."
„Het is de eenige manier en u zult 'i doen,
meneer Cflrtiiew," sprak Marjorle met zeke
ren pathos, opslaande.
Het trof hem, hoe moot cte was; lumlddds
vervolgde hij:
..O, ii beseft niet, wat u mij oplegt. U be
seft niet hoe zij vnn een kerel als ik een nieti
ger worm maakt."
„Maai dat is u ook geweest" Viel ze met
beslistheid in; „het ia soms heel gezond voor
ons om eens vierkant tegenover ons zelve ge
plaatst te worden om precies" hier sloeg
plotseling haar stem even om, maai' dapper
ging ze door „om precies te weten waar
we daan en wat we waard zijn."
„Zoo is dat uw oordeeU dat Ik ©en
worm ben," vroeg hij plagend.
„U vond zelf dien titel uit," antwoordde
rij, „mnar u doet wat tt doen moet nog vóór
den nacht, nietwaar?"
Hij schudde ontkennend.
Een uitdrukking van ergere!» vloog baiuf
oyer 't gezicht
„Diw u is te bang, ren man als ui"
„Hemd! wie had dat achter haar go-
zocht," mompelde hij in zichzelf ra krak met
bcwondcrinr naar haar hartstocht el iik< ge
zicht. Doch haar ontging die blik, vochtende
al» zij was mot tets teers iets diep», in hanr-
zdve, dat nooit door hem begrepen zou wor
den. Opeens vroeg hij met oen lichte stemver-
anderlng. haastig:
„Al: itr doe, wai U mij Oplegt, 451' wat
voor een man de grootste ix-proevlng is; Ho
ver joeg hij zich een kogel door 't hoofd
kunt u er dan voor instaan, dat ik slagen
zal."
Zij begreep hem niet recht.
„Ik bereken mijn kansen, mlsa Frere, kunt tt
mij zekerheid' geven, dat ik er goed doof
kom
Zij sekttööc kaar teoofd, !;»rf gezichtje bre
trok; ze werd moe door de ;nsp-,iining dezer
minuten. Zij w&a ten stette rr.r.hr em «awn-
dig mrnschje ra stO'.d onvoorbereid voor do
grdolt waarheden, die nu opeens zoo Inge
wikkeld schonen.
„Ik -koa n '.s waarborgen," zet ze, lang-
raam rids naar-do dear kgfvrad; „u moet
doen, wat u doen moet."
Hij gi rap haaf bij den pols en sprak ge
jaagd en hetsch:
„1 alen we ran overeenkomst aangaan. JIJ,
jij kieln teer wezentje, Jij' hebt een zekere
macht over me verkregen. Jij hebt een groot
din;, v u nu- verlangd, maar als 'i mislukt
en fit ben er haast zekér van zul jij mij dan
niet alleen laten?"
..ïk begrijp u nietliamclde ze, „lik zal
blijven zooals ik ben, ooi dl zou u niet siw
gea."
„Dat Is niet voldoende," ging LIJ hartstoch
telijk verder, „N: cn. i'k wi! rau overeenkomst
met u sluiten. In mijn leven heb ik -mg nooit
eerder dan nu ecu vrouw ontmoet, die uxij
zoo -uiver de waarheid zei als u. Als ik nu
dal doe, wat u me oplegt, zoadci goed resul
taat er mee te bereiken, dan beu ik eüendiger
dan ooit: wilt u dan mij troosten, wl.lt u dan
C'irawnll eraan geven vu met mij zoeken
n, ar een „plaatsje in de zon?'
Er kwam geen afsdtuw1 in haar oogen,
m ch in haar stemslechte een oumiskeubaaf
waas van droefheid.
„Ik zou veel voor u willen- doen, meneer
Carthew, maar dat. wat u vraagt, zou ik voor
g« un man over hebucn, „Doe geen kwaad, op-
ill I: goed eruit voortkome."
Zij zei het zacht draaide toen meteen de
deur open, waarachter zij' gerulfidiloos ver-
driéën. Hnar onderdanig vriendje in het bu«
5< ui keck met bevreemding naar haar; hij
lil -ld een vraag in en beantwoordde hanr
k( el„goeden dag" met een stillen hoofdi-
knik. inpiaais van regelrecht naar 't elation
u' h'ina, 'oent Marjorle dc «cvn vau den
Tlieems. Üp een «til plekje schouwde zij lan
gen tijd hel watervlak af, was zoo in gradneh-
len verloren, dat zij niet den naderenden
agent bemerkte, Me! tranen in de oogen keek
ze hem opeens in het gezicht en hati glim-
lacbertd zei ze:
,,'t Is goed. hoor, ik ga weg, wees maar
niet bezorgd."
Meteen verdween zij met een stevigen pas,
dc duisternis in, stadwaarts.
De eerstvolgende dagen verscheen Carthew
niet op zijn bureau. Na den derden dag
kwam een bevriende klerk met een open brief
op miss Frere toeloonen:
„Lees eens, jufrouw, meneer Cartbraw zit
in Parijs."
„O," zei het meisje met een kleine verba
zing, „en sedert wanneer?"
,.Dat staat er niet bij, waarschijnlijk sedert
Zondag en hij komt vooreerst niet terug,
blijft wel een maand op reis. En hij schrijft
tevens, dat we een week yacantie krijgen, hij
noemt uw naam heelemaal niet."
„O. zoo," gaf rij verstrooid ten antwoord',
terwijl ze naar haar plaats terugging. Al
lerlei gedachten joegen haar door 't hoofd.
Met wie was hij Wie hielp hem het plaatsje
in de zon te vinden, dat haar was aangebo
den Hoe slecht van hem haar niets te
laten hooren. Het was nu immers haar recht.
Meteen glimlachte zij, Carthew erkende nog
al veel „rechten!"
De dagen der week krópen traag voorbiji;
eindelijk brak de dag der vacantie aan. En
op den eersten morgen in haar eigen ontving
zij een groot couvert met vreemden postzegel
uit Parijs. Zij kende het handschrift met.
Haar teleurstelling was zoo hevig, dat ze
eerst na een paar uur den moed vond den
vreemden brief te openen. Binnenin echter
vond rij de belooning. Zij' las:
Lieve miss Frere, u zult verwonderd zijn
een brief van mij te ontvangen, die mij' kwijt
van een even noódzakelijken als aangenamen
plicht. Mijn man heeft mij alles verteld, wat
er tusschen hem en u is gesproken. Hij: kwam
naar huis, direct na dat gesprek, en nu ben
ik niet hem in Parijs en ons nieuwe leven is
begonnen. Precies onder woorden brengen,
wat dat zeggen wil, kan i'k niet, maar ik
wéét, dat wij beiden u alles te danke» toto
Mgljr
Ill