Een plaatsje in de zon® In so Twlnstigste Jaargang. Zaterdag 8 Mei. H.H. Winkeliers. Uitbetaling vergoedingen wegens kostwinnerNchap. De vervulling lol. mi». H.H. Winkeliers worden eraan herinnerd opgaven te doen van de niet verlangde arti kelen voor MAAND AO 5 MEI a.a., des mid dags 12 uur. - Uitreiking Normaal-Margarlne- kaarten. De WAARN. DIRECTEUR van het DIS TRIBUTIEBEDRIJF deelt mede dsi aan hen, dit itceds NORMAAL-MAROARIN EK AAR- TEN ontvingen, op vertoon van het lichaam de roude kaart en de rd? d Jïïw i? u NIEUWE NORMAAL-MARGARINEKAAR- TEN zullen worden verstrekt De afgifte hiervan geschiedt van 5 Mei tot Mei a.s., van 's morgens 9 tot 1 Distributiebedrijf, uur, aan Paardenmarkt, Afd 9 Mei a.s., van 's mori ■ÉÉÉHÉIfl De Waarn. Directeur van het Distributiebedrijf voornoemd, C. H. SCHNEIDERS. De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de UITKEERING der VERGOEDING, loo pbode over het tijdvak van 26 APRIL TOT EN MET 5 MEI, zal plaats hebben ten Stad- huize op DINSDAG 6 MEI a.s., voor zooveel de LANDWEER en den LANDSTORM aan gaat van des namiddags 2 tot 2% uur, en voor zooveel de MILITIE aangaat van 2 tot 3 uur. Alkmaar, den 3en Mei 1919. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPINO. BUROEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene ken nis, dat in het Gemeenteblad v. Alkmaar zijn- opgenomen de Besluiten van den Raad dief Gemeente van 20 Februari en 27 Maart LI., waarbij zijn vastgesteld: le. Eene VERORDENING voor de school voor Voorbereidend Middelbaar Tech nisch Onderwijs te Alkmaar (Gemeente blad No. 628); 2e.'Eene VERORDENING tot wijziging van de Algemeens Politieverordening der gemeente Alkmaar (Oemeenteblad No. 630); welke verordeningen, heden afgekondigd, go- durende drie maanden ter Gemeente-Secreta rie ter lezing zijn nedcrgclegd en aldaar te- ;en betaling van resp. 0.25 en 0.05 in af- Iruk zijn verkrijgbaar gesteld. Alkmaar, 1 Mei 1919, Burgemeester en Wethouders voornoemd, O. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris, reep schaduwaan de andere zijde waar de blik vrij ging over de velden heen speelden ecoi paar kinderai to den barren zongloed op den grasrand. Caroline liep langaaaffi, prwr»a4 het ge not en de rust van deze kieïne wandeling,jflie wel de eenige zou zijn, den geheelen dag. iHet warme zomerwindje aaide lang» haar wan» gen Het leek IcÜ la de sdiemedge btktoawia- kei. waar de blonde, blozend-jonge vrouw achter de toonbank stond. „Morgen, juffrouw Lina," groette zij vriendelijk. Een klein kind, mollig en blond als de moeder, hing aan haar rokken, zeurde met zachte drensgeluldjes om opgenomen te worden. „Stil maar liefje", weerde de vrouw het af, „aanstonds hoori" cn met een trekje van deelneming in haar gelukkig gezicht vroeg zii1 *En .hoe is het vandaag met uw moeder, juffrouw Lina?" „Ocii, het zelfde," zei Carodn® een beetje onwillig, „net als altijd." „Zou dat nou ncoit tenia wat beter wor» den „Dat kan immers niet beter worden 1 Na een beroerte!" i t t. De jonge vrouw schudde het hoofd, mee- wariflf. „Wat heeft zoo'n mensch nu an d'r leven? Dié was toch veel beter dood!" Een vlammende kleur sloeg Carolina naar de wangen, een schrikbonring klopte in haar keel. Zij weerde pra vreemde geduchte weg ei zedil id tz: „Moeder is niét ongelukkig,'maar zij sloeg haar oogen neer. Het kleine kind had zich aan zijn moeder omhooggewerktjiet kroop in haar urmen ule het omvingen; De moeder lachte, „Rakker!" En zij kuste het. En op vr»oUjk*B toon m vroeg zij weer: „En komt uw verlooide Zondag weer over?" „Zondag niet Hij moet ook wtJ eens zijn ouders toe, ziet u?" antwoordde Caroli na, met de schuwe verlegenheid, die haar in de vele jaren van wachtend verloofd-rijn was eigen, geworden, wanneer men élt onderwerp aanroerde. ,,'t Is wel jammer dat uw moeder hulp behoevend is 't Ia zóó tóch maar wachten op het einde, hè?" zei de vrouw, hartelijktoe- doelend, maar wat onhandig. „Ik zouik kan Moeder niet aan iMf lot overlaten," antwoordde Ctoöllna d«lf, en zij voelde een stekende warmte SOftu Üssaf OOgen die ze niet opsloeg. De vrouw had1 het kind nu hoog to haar armen getild. Het kraaide, greep naar baar hoofd, kuste haar. Carolina .zag hxl aan, zwijgend, strak. Toen nam zij haar mand met het brood' en keerde zich. naar de deur. „Dag juffrouw," groette ze. „Dag juffrouw Lina," groette dc jonge vrouw vroolijk terug, en tof het bind: „zwaai maar zwaai maar met je handje 'Met moede beeneu sleepte Carolina rich den hcctcn. weg over. Er was eer. loooen zwaarte in haar lijf, en haar hart woog zwaar van bitterheid ai verlangen. „Een kindo'n kind! En een eigen door M1ARIE SCHMITZ. In het kleine kamertje scheen dc zon groe nig-getemperd door de neergelaten jalouziëa, Dc ramen stonden op een kier en lieten geur van zomer binnen en het ruchtig getjilp van vogels in het kleine tuintje. Caroline rolde de ziekenstoel tot voor het eene raam, waar haar moeder door de kieren de jalouzie-latjes kon uitzien in het fel-zonnl- ge buiten. Een zacht windje voer door de roode stokrozen en deed de bloemblaadjes trillen: op den roodsteencn muurrand, onder de wuiverige takken van den gouden regen, zat de poes van de buren en staarde met ge nepen oogen in den lichten dag. „Zit u nu goed zoo, moeder?" vroeg zij, zich heenbuiigend over de ineengedoken vrouw. In haar stem was dezelfde zachtheid als in haar zorgend gebaren en over haat stil gezicht. Zij schikte de kussens nog wat beter, vouwde de doek wat dichter over tnoe- der's altijd koude beenen. „Jaja jamurmelde de oude vrouw met trage tong, '„'t is goed zoo." Zij keek omhoog, moeilijk, cn ze trachtte den be- ver'gen scheefgezakt en mond te dwingen tot een lachje vriendelijk dankbaar. Carol kuste haar. „En dan aanstonds een lekker kopje koffie he?" vroeg zij met de zelfde zachte teederheid. Zij richtte zich op uit haar gebogen houding en streek het glad de bruine haar naar achteren. Er was een groote moeheid, over haar gezicht, dat zijn fi ischfaeid en jeugd verloren had in de zorge lijke plooien die den mand omlaag trokken. In de oogen was de glans gedoofd. Zij ging met stille bedrijvigheid in de ka mer heen en Weer, zette het ontbijtgoed in elkaar en nam het mee. In de kleine keuken, die langs het tuintje was uitgebouwd, scheen' de zon onbelemmerd naar binnen. Het was er warm. Zij deed de deur open, stapte naar bui ten, snoof den kruidigwarmen zomergeur op. Tegen de deurpost geleund bleef zij een oogenblik zoo staan, genietend zonder ge dachten, het schrale bovenlijf wat ingebogen. Toen werd zij zich een groeiend verlangen be wust nu loopen, de velden inzonder doel zoo maarin die heerlijke koestering van de zonnewarmte, onder dat diepe stralende blauw. Maar het kon niet, het kon nooit, be halve zoo'n enkele keer wanneer Jan eens over was op een Zondag en een buurvrouw een uurtje op Moeder kwam passen. Zij' zuchtte terwijl zij weer naar binnen ging; als dit nog maar het ergste was van al de dingen die zij wenschte en nooit kreeg Zij haakte de boodschappenmand van den muur en om de kamerdeur heenbuigend zei zij naar binnen; „Ik ga even naar den bakker, Moeder. Ik ben dadelijk terug" Zij wachtte een oogenblik. Langzaam lichtte de oude vrouw het hoofd op, knikte. „Goedkind bracht zij moeilijk uit. De trillende rechterhand schokte even op de donkere deken. Buiten lag de siille dorpsweg te blakeren in de overdadigheid van zon. De lage huis jes aa d'eeae kant wierpen nog een «smalte huisje! Zou voor haar dat dan nooit komen? Wat waren in dat doellooze wreede wacfata al een kostelijke jaren vergaan! Zij staarde de lichte weiden over, met brandende oógen, zonder ie-zien. En toch was er niets anders mogelijk dan dit wachten Hoe dikwijls had zjji niet tea andere moge lijkheid overwogen, en even vaak verworpen. Toch trouwen cn moeder meenemen naar de stadMoeder, die niet meer loopen kon of zich (bewegen, wier eenlg geluk nog bestond in het zoetjes den tuin in öf den op gereden te worden1 in haar rolstoel. Moeder op een bovenhulsje to de stad? Het kon niet, het kon immers niet! En ook: den heden -dag was ze bezig met moeder, die voor alles hulp be hoefde, hoe zou dat moeten gaan wanneer zij haar eigen huishouden en misschien eens kin deren' had? Het was alweor in denranfden cirkelgang dat haar gedachten rondliepen, zoekend een uitweg, waar geen uitweg was. Zij stiet de huisdeur open en trad de srht- nerkoele gang in. Vreemd dof-stil was plotse ling de schemering om haar hoofd na de schamelïng van het geweldige zonlicht buiten. In de keuken zette Carolina de mand met het brood op de tafel neer. Haar armen vielen slap langs 'haar lijf, haar beenen trilden als van een geweldige inspanning. Zij' liet zich neerzakken op de keukenstoel en haar moe bo venlijf steunend op het tafeltje, staarde zij met strakke blinde oogen naar tuiten in bel zon-doortrilde zomerblauw. Te heftiger en beklemmender ziedde hei in haar op, liet schroeiend-heete verlangen, bet krampfe door haar ineengestrengelde vingers, het drong de warme tranen in haar starende oogen. Uit de huiskamer klonk Moeders kuchje, moeilijk en gebroken. Een siddering rilde over Carolina's ontdaan gezicht, ta een' 6mar- tclijken grimas vertrok haar bevende mond Dan, met een schok gooide zij rich voorover, haar hoofd, waarin de snikken schokten, in haar armen. Het was of eindelijk onweerhou- den uit haar losbrak al wat immer was be dwongen, al wat daar aan opstandig verlan gen had bedolven gelegen onder haar sim pele berusting. En terwijl zij, zonder dwang of beperking, zich gaan liet op deze uitstroo- ming van haar smart werd heel haar wezen doorbrand van deze ééne wensch, hard-hef- tig, voor 't eerst vervat in klare woorden van „O was 't maar uitwas 't maar uitIk kan niet langer wachtenKwam er maar een eind aan. otgwi owloopen: *t was of al wat ótaar ai» warm gevoel In naar had geleefd, was ge stold ondei de Ijzige verstarring van haar diepe ontsteltenis. De buurvrouw bOug het todfd om de dssre „Kjnd kom nou. Je kaft tf toch roei wy blijven." Carolina antwoordde niet, wraktoi- elijk liepen haar beauew, de buurvrouw «loot deur. - „Nou l» z» dood,® fiuUtettte Carolhw, mü strfiKKc oogtn, voor zith htm. ,,Zc heeft rust," zei de 'buurvrouw zadhl. Carolina schudde het hoofd, zwijgend. Toen begon het in de starre stilte van haar innerlijk te gonzen. „N'u ia ze dood en ik heb 'I' gewild I Nu is ze dooden ik heb 't gewild In de achterkamer, die wonderlijk leeg teek zonder moeder In haar rolstoel, zette zij zich, de handen in de schoot, starend, zonder woorden én zonder tranen. Zoo zat zij nog toen de Jonge man haastig en tóch stil de kamer binnenkwam. „Jas' dacht zij terwijl /ij hem hoorde komen en zij lichtte het hoofd op om hem aan te zien. Zijn eenvoudig gezicht was vreemd ontdaan In eerlijke ontsteltenis, maar zachte innigheid straalde warm uit zijn oogen, „IJentje", fluisterde hij-, en zijn armen gin gen naar haar uit. Zij liet zich kussen, pas sief, immer nog ohder den ban van haar lijde lijke strakheid. Hij streelde haar glade bruine baar, toen sprak zacht zijn sim aan hanr oor: „Kind, te moet ttoto-n dat het goed Is zoo. Metder was etld «N w hrtfl wl Seteden ons moei net tem» nog eglnnen". Toen kwam een siddering haar ifjf door schokken, jopg een blosje naar hanr wangen,, in haar oogen groeide e«n brandende don kerte. „Nee" zei ze hard m keH mei zoo wonder- ljjlc' rauw cn vèr klinkende stem, dat haarzelf het geluld als de stem van een ander In de ooren klonk, „Nee" zei zc nog cejis, dof en huiverend. „Lh ut je?" vraagde de jonge man outfield, haar handen vastgrijpend. 'Maar zij rukte zien los, heftig. Beft wilde verwarring etoc,. over haar nis örn vloedgolf Haar gezichl verkrampte in ontzetting, hum handen wrong zij ineen. En met een schok zich voorovcrwfrj«r-.d over do titel b' «a. haar hoofd sceriMuzatd to htss ahom», de ze In hortende woorden laar jamuuT int, li,mr "rltonnkli'ciri, terwijl Óo awtn dr-rt» den door haar llijl „Hei kan ntethet. faöt nooit weer miijn schuld is 't.doordat ik niet meer wachten wou.... Xoen tob tl g'iÉoppt dat ze dood zo» g»#a Ik Stoft) «mun gw®* den drie dagen' gcl«deo heb ik erom ge beden m nu1 laar handen wrongen als In lichamelijke pijn, haar oogen, tóad van tranen, staarden en zagen niet. De jonge man kwant iiafiêi haar, beschroomd en ontsteld, en legde -n hniid op haar tril lenden gebogen rug. .L'onile" atamekte bij smekend, wees toch ntet Maar zij schudde hem at, zoo rauw-beslist, zoo: star, wanhopig besloten, dat zij een stap terug trad „Nee" zd zé, zocals ze begonnen wa», en moeilijk worstelend om beheepchïng, „Het kan ijnaiera ntet meer. Ik wil nietik ik mag nietmaar uitbarstend plots, on- bf-heerscht, In duldelooae wanhoop, kreet ze: „Ga dan toch wegga dan Laagzaaiu g'ttg hij, vei„lagtèu. „Ik kom te rug" zei hij zadit, „morgen". Carolina zag hrm na, star eu stom, zij hoorde ztjn woorden ill naar ziel verklinken. Maar hoog en koud als een winternacht was daarboven het weten van deze boete, haj'r op gelegd, dat voor haar liefde geen morgen ko men zou. 'Door de neergelaten' gordijnen zeefde het licht van den grijzen zoifierdag tot vaalheid gedempt naar binnen. Het legde "m grijze effenheid over alle dingen In de kleine kamer, die verrustigd stonden Itt de stilte van den dood. In de voorkamer, waar de tafel was wegge haald, stond op schragen de kist, half onder het zwaar-zwarto kleed, Zij lag zoo rustig, de Moeder, in de emde- lijke ontspannenheid na het lange lijden, en heï leek wel of zij in dezen vredigen dood de gemeenzaamheid met het leven; herwonnen had. Roerloos, de witte handen ineengeklemd, maar in het vaalwitte gezicht de krampjg- vertrokken mond, de star-wijde oogen één levende ontzetting, stond Carolina naast haar doode moeder. Zij schreide niet, geen mild en warm verdriet deed baar hart trillen, te Uit het Engelscfi door A, Mc. OILLRAY. Nadruk verboden, De deur, waarhoven „Inlichtingen" te lezen aloud, werd met een vaart open geduwd en c Ti figuurtje in wit hield stand voor de kldne b irrière daarachter. „Is meneer Carthew te sproken?" vroeg de dame met een impertinente etem. „Ja, dame", gar het jonge klerkje ten ant woord, „maar mij te vet teuton li iwuki toe ie laten, die niet van tevoren belet heet. ge vraagd. 't Is vandaag maildag „Wat kan mij dien maildag schelen 1 Breng mij dadelijk naar Meneer Carthew. Meteen drukte rij tegen het afsluithek]e aan, doch Thontas tortelt hield haar beleefd, maar 1* - slist tegen. „Het is verboden, dame, maar ilk wil wel even meneer Carthew waarschuwen. Eén oogenblik!" Geërgerd bleef de juffrouw adjter het tra- liedeurtje wachten en meteen begon het getik der typemachines opnieuw, dat even door het ongewone gesprek was verstomd. De wachtende had den tijd het personeel te overzien en hoewel zij onverschillig was voor „werkende" meisjes, bleek haar aandacht even getrokken te worden naai een tijn vrouwen figuurtje dichtbij, waarvan het hoofdje als doof een stralenkrans van gouden haren werd omgeven. Ijverig betikte het de velletjes pa pier vóór zich. De bezoekster kon niet nalaten haar aan te spreken, toen ziji op verzoek van den teruggekeerden klerk het kantoor moest doorschrijden. „Wordt u niet „beu" van dit gruwelijke ge tik, dit verveldende werk?" „Dat hoor ik niet meer," klonk het koel te rug. „Het is nu eenmaal mijn werk en degene, die niet van zijn werk houdt, is ran dwaas." „La, la, la, is u altijd van diere tongriem gesnedenSpreekt u ook zoo tegen uw chef? Tk zal hem er -ï aaar vragen, ha, ha!' Met hoogmoedig air stapte ze de klerken voorbij naar 't privé kantoor v;uf den chef. Nauwelijks was Thomas terug, of miss Frere, het blonde typistetje, riep: „O, Tommy, maak eens wat lucht, al te veel „Rimmel" is slecht voor onze zenuwen Het lichte sarcasme in haar stem deed het jonge klerkje glimlachen; hij was haar zeer toegedaan, alhoewel hij schuw alles verborg, wat er in zijn hart brandde. Hij' was zoo jong-nog en zij zoo ver boven hem-verheven „De dief keek erg kwaad," vertelde hij zacht, doch miss Frere typte weer heftig ver der, zoodat Tommy mismoedig zijn werk eveneens opnam. Over miss Frere's gezichtje was een wolk gegledenzij wist nauwelijks wat 'zij uitvoer de. De mtoutes verstedfifflri M^xjc^ie la» ze van baar horloga-amMUxl ai reed» ruim dertig, totdat eindelijk uit den veraten hoek van ue zaal geluid werd opgevangen. En het waa nog maar alleen het openen van ew> deur «n Lei tegeiliik luid toeslaan van een andere, „Ik geloot dat ze gaat", fluisterde Tommy ijverig; „ze verdwijnt lang» de particuliere trap, we krij'gai dus geen extra geurtjes „Rimmel" meer; zal ik gauw uw thee halen?" Matjorie «uitfat niet naar he.nl te lui*leren, maar nam met inspanning de geluiden waar, Opeens weerklonk de clectri«ni> bel twee keer; feeken voor haar om naar 't privé kan toor te gaan, 2)1 kerk naar de klok toen ze opstond, zichzelf afvragend, hoeveel brieven 'klaar konden zijn binnen veertig minuten, voor de Indische post. „En nu hebt u nog geen thre gehad," prut telde Tommy bezorgd, .,en nu krijgt u cr ook geen meer, t is een ichandel" „Laat maar!" mompelde zij, greep naar haar vulpen en haastle zich weg. Gewend om met één oogopslag het varlee- rend1 humeur van den man daarbinnen te laxéeren, zonk het hart haaf In de schoenen, toen haar blik den ziine ontmoette, Zijn haren zaten woest dooréénhard stond zijn mond, evenals zijn staalblauwe oogen: met een'driftig gebaar stond hij van den stoel op bij haar binnentreden en wees haar haar gewone plant» aan. „Zeven, vóórdat tiet ba!! uur om ia, toto» Frere, dus beaat u I" Hlf aprak met bijna ruwe slemzijn heele houding had te!» uitdagends en Wil verre Van a«flfï£Sf*r4Ïiiir p ö«t *rs,.n!.-«t. teeh was ci deaondftnk» bi» boeiends aan dezen man van kracht. Op zijn gezicht viel nu geen spoor van vriendelijkheid ir ontdekken, en het was in dergelijke oogenblikken, dat de bui tenwereld dezen man bijna Haatte, vooral Ook omdat „me«" nu ren ma»1 re«»t kor, uitstsan dat hij, Jonge man, zich in uiterst korten tijd een succesvolle positie had weten ie bemachti gen zonder huip van anderen. Hij bezat de gave zich van goede employé'» op zijn kantoor ie voorzien, minder nog door bijzonder hoogs loonen dan wel door een elgenaardigen in- dividueelen invloed, en had het personeel eenmaal de eerste dagen vol beklemming doorgemaakt dan raakte het plotseling ver tiouwd en bieef men. Marjorle Frere was reeds sedert Viji jaren typist'' hij "nrthew en zij zou Laar pi*ats alt;! hebben willen rullen voor te ie»", «ook Ai was naar «algrls matig j hoog. Zij waf atêï biMS^ «roor Sl«"W9ll(!geil, maaf 'ttfkw nret t.uatacu». tos iVg, zooais nu, baioorïg %m te kijken omi kwt siies vflö parii- culieren aards die niet met zijn, zaken in di rect verband' itomd-n. 'Ziji ging kalm xdten, al hn«t KfWcgingen hield zc in bedwang. Zij maakte baar block note's to orde, terwijl Carthew zonder naar haar te kijken1, brieven op zijn schrijftafel rel) if te. Toen begon hij, met zichtbare inspan ning, te dicteeren, twintig mimiteri lang en op den gewrar.sehien tijd was de corresponden tie !n orde en bracht Tommy zc creor ue post. „Ziezoo, dat is ook alweer klaar. Ik heb nu nog wat voor u, dat meteen kan afgedaan worden' voer morgen morgen weet iemand' of foe® eigenlijk ten „morgen" wacht Niet gewend aan dergelijke zwartgallige opmerkingen, bleet' hei ion ge meisje afwach ten wat komen ZOU. Carthew stond met een Oli-cangestoken sigaret furechen zijn tanden voor het haardvuur; het was oer. grijze, kille Maartdag; het meisje voelde ziel) gedrukt. Ongemerkt nam de chef zijn bediende op, zijn blik werd zachter, terwij! hij In gepplus ver viel. Een vrouw had hem dien Taifoen middag getart en hij zag zich geroepen een, probleem op te toseii, wat hij op geen stukken na over- fte vrouw, die nu tegenover hem zat, die zi n dagelljksche metgezel was, nu reals voor j:- ren, had hem zelfs geen enkele maal geür- gt rd, alhoewel zij tocli steeds haar persoon lijkheid hod- weien te bewaren, Carthew achtte haar daarom boog en prees zich/elf gelukkig, w int hoevele heeren klaagden niet over hunne typistes, over haar hysterische buien en las ten. HIJ had nooit eenige scene met ttliM Fre re gehndwas hij slecht gehumeurd, wat maar al te vaak voorkwam, dan. bezat rij' een mateloozen tact, zicii/olt vore ztjn buien te vrijwaren en ht iu tever» eruit te hc-par. Plotseling staakte hij zijn gedachtengang; zijn sigaret aansteketuf, begon hij :t „Binnen een week hebben we Pasdien, juf frouw Frere; hoe 'lang wen reilt u eruit te gaan en waar gaai: u lieen?" „Ik ga naar mijn vader to Cornwall, me neer Carthew." „Zóó, zóó, ik ken dat gedeelte ook. En woont daar uwe moeder?" Hij voelde opeens hoe dwaas het was, dat hij nu paa vernam dat zijn typiste nog een moeder had. Maar hij was verlegen mei zichzelf. Hij wou pra ten over een aangelegenheid, die hem dwars zat; die hiji alleen dit kalme, helder-denkende meisje wou toevertrouwen, zonder te weten hoe er mee te beginnen. „Miss Frere, miss Frere, geeft u eens een raad aan een man, die een groote stommiteit heeft begaan Verwonderd, doch ook met groote sympa thie keek zij' naar haar chef op, en zei zachtjes: „Als ik 't kan „Een reuze-stomme streek, miss Frere, in derdaad; ik zie geen uitweg, het was geen grapje, toen ik zinspeelde op de onzekerheid van een volgenden dag U weet, dat ik getrouwd' bén en te Northwood woon, maar eigenlijk heb ik geen thuis!" Marj'orie luisterde onbewegelijk, waarop hij doorging: „Wat gebeurt er met een man, die wel een vrouw heeft, maar geen thuisHij slaagt erin zijn leven te verknoeien, en dat deed ik „Zij" wa.' hier zooeven Marjor sloeg onwillekeurig haar oogen neer. „Zij deugt niet, heeft mij uitgezogen, maar ik heb er genoeg van nu lx doorzie hnar. Zij gaat nu mijn vrouw er in betrekken Ik vind dat ellendig. Mijn vrouw ia door en door goed'; was ze misschien iets minder braaf ge weest, dan wa» alles anders geloopen. We hebben geen 'kiuderen, en noewel ik geen bra ve Hendrik ben, heb ik getracht haar steeds met alles te ontzien. Nu eant er plotseling een publiek schandaal gebeuren. Ik heb uit gerekend, dat de andere over vier-en-twintig uren bij' haar kan zijn., want zij moet van avond optreden in éte der balls we tobben du» op hmchffiö de poppet, aan 't domen. Dit eweest. Ziet u nu wel zit en kan ik daaruit alles wa» niet in wat moeilijkheden geraket „ja," nöiwoorde sus Sire*, „ja, ga dtteart nam Northwood n vertel alto» areuC Hij keek haar verbluft aan en sprak ..Alles goed en wel, maar u kent mijn vrouw niet; tteftr deze zaken vertellen, beter kent heb zelfde al» vloeken in de kerk! Goête ncineïI ik vod ai haar rechtmatige verontwaardiging over me komen I tk heet een «terke man, maar daaloe ontbreekt mij' de kracht." „Het is de eenige manier en u zult 'i doen, meneer Cflrtiiew," sprak Marjorle met zeke ren pathos, opslaande. Het trof hem, hoe moot cte was; lumlddds vervolgde hij: ..O, ii beseft niet, wat u mij oplegt. U be seft niet hoe zij vnn een kerel als ik een nieti ger worm maakt." „Maai dat is u ook geweest" Viel ze met beslistheid in; „het ia soms heel gezond voor ons om eens vierkant tegenover ons zelve ge plaatst te worden om precies" hier sloeg plotseling haar stem even om, maai' dapper ging ze door „om precies te weten waar we daan en wat we waard zijn." „Zoo is dat uw oordeeU dat Ik ©en worm ben," vroeg hij plagend. „U vond zelf dien titel uit," antwoordde rij, „mnar u doet wat tt doen moet nog vóór den nacht, nietwaar?" Hij schudde ontkennend. Een uitdrukking van ergere!» vloog baiuf oyer 't gezicht „Diw u is te bang, ren man als ui" „Hemd! wie had dat achter haar go- zocht," mompelde hij in zichzelf ra krak met bcwondcrinr naar haar hartstocht el iik< ge zicht. Doch haar ontging die blik, vochtende al» zij was mot tets teers iets diep», in hanr- zdve, dat nooit door hem begrepen zou wor den. Opeens vroeg hij met oen lichte stemver- anderlng. haastig: „Al: itr doe, wai U mij Oplegt, 451' wat voor een man de grootste ix-proevlng is; Ho ver joeg hij zich een kogel door 't hoofd kunt u er dan voor instaan, dat ik slagen zal." Zij begreep hem niet recht. „Ik bereken mijn kansen, mlsa Frere, kunt tt mij zekerheid' geven, dat ik er goed doof kom Zij sekttööc kaar teoofd, !;»rf gezichtje bre trok; ze werd moe door de ;nsp-,iining dezer minuten. Zij w&a ten stette rr.r.hr em «awn- dig mrnschje ra stO'.d onvoorbereid voor do grdolt waarheden, die nu opeens zoo Inge wikkeld schonen. „Ik -koa n '.s waarborgen," zet ze, lang- raam rids naar-do dear kgfvrad; „u moet doen, wat u doen moet." Hij gi rap haaf bij den pols en sprak ge jaagd en hetsch: „1 alen we ran overeenkomst aangaan. JIJ, jij kieln teer wezentje, Jij' hebt een zekere macht over me verkregen. Jij hebt een groot din;, v u nu- verlangd, maar als 'i mislukt en fit ben er haast zekér van zul jij mij dan niet alleen laten?" ..ïk begrijp u nietliamclde ze, „lik zal blijven zooals ik ben, ooi dl zou u niet siw gea." „Dat Is niet voldoende," ging LIJ hartstoch telijk verder, „N: cn. i'k wi! rau overeenkomst met u sluiten. In mijn leven heb ik -mg nooit eerder dan nu ecu vrouw ontmoet, die uxij zoo -uiver de waarheid zei als u. Als ik nu dal doe, wat u me oplegt, zoadci goed resul taat er mee te bereiken, dan beu ik eüendiger dan ooit: wilt u dan mij troosten, wl.lt u dan C'irawnll eraan geven vu met mij zoeken n, ar een „plaatsje in de zon?' Er kwam geen afsdtuw1 in haar oogen, m ch in haar stemslechte een oumiskeubaaf waas van droefheid. „Ik zou veel voor u willen- doen, meneer Carthew, maar dat. wat u vraagt, zou ik voor g« un man over hebucn, „Doe geen kwaad, op- ill I: goed eruit voortkome." Zij zei het zacht draaide toen meteen de deur open, waarachter zij' gerulfidiloos ver- driéën. Hnar onderdanig vriendje in het bu« 5< ui keck met bevreemding naar haar; hij lil -ld een vraag in en beantwoordde hanr k( el„goeden dag" met een stillen hoofdi- knik. inpiaais van regelrecht naar 't elation u' h'ina, 'oent Marjorle dc «cvn vau den Tlieems. Üp een «til plekje schouwde zij lan gen tijd hel watervlak af, was zoo in gradneh- len verloren, dat zij niet den naderenden agent bemerkte, Me! tranen in de oogen keek ze hem opeens in het gezicht en hati glim- lacbertd zei ze: ,,'t Is goed. hoor, ik ga weg, wees maar niet bezorgd." Meteen verdween zij met een stevigen pas, dc duisternis in, stadwaarts. De eerstvolgende dagen verscheen Carthew niet op zijn bureau. Na den derden dag kwam een bevriende klerk met een open brief op miss Frere toeloonen: „Lees eens, jufrouw, meneer Cartbraw zit in Parijs." „O," zei het meisje met een kleine verba zing, „en sedert wanneer?" ,.Dat staat er niet bij, waarschijnlijk sedert Zondag en hij komt vooreerst niet terug, blijft wel een maand op reis. En hij schrijft tevens, dat we een week yacantie krijgen, hij noemt uw naam heelemaal niet." „O. zoo," gaf rij verstrooid ten antwoord', terwijl ze naar haar plaats terugging. Al lerlei gedachten joegen haar door 't hoofd. Met wie was hij Wie hielp hem het plaatsje in de zon te vinden, dat haar was aangebo den Hoe slecht van hem haar niets te laten hooren. Het was nu immers haar recht. Meteen glimlachte zij, Carthew erkende nog al veel „rechten!" De dagen der week krópen traag voorbiji; eindelijk brak de dag der vacantie aan. En op den eersten morgen in haar eigen ontving zij een groot couvert met vreemden postzegel uit Parijs. Zij kende het handschrift met. Haar teleurstelling was zoo hevig, dat ze eerst na een paar uur den moed vond den vreemden brief te openen. Binnenin echter vond rij de belooning. Zij' las: Lieve miss Frere, u zult verwonderd zijn een brief van mij te ontvangen, die mij' kwijt van een even noódzakelijken als aangenamen plicht. Mijn man heeft mij alles verteld, wat er tusschen hem en u is gesproken. Hij: kwam naar huis, direct na dat gesprek, en nu ben ik niet hem in Parijs en ons nieuwe leven is begonnen. Precies onder woorden brengen, wat dat zeggen wil, kan i'k niet, maar ik wéét, dat wij beiden u alles te danke» toto Mgljr Ill

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 9