li s fü n Hü" m 8 m n m m n u n m m 3 B 1 Niet te koop. Damrubriek. iü 18 H IX B B. B Honderd Een en Twintigste Jaargang. Zaterdag 5 Juli. Alkmaarscbe Huishoud en industrieschool. JbJb) IJ ILL ET Oh. M m HU T Wenken voor Land- en Tuinbouwers. ft JLnntMto «nnglltw voor da 2-jarige Op* leiding tot UUINllti>Ul>lklJ{iDlUA of ntJXfilluiJliSXRU en cursussen In teekenen en handwerken op VrJJdog 11 Juli 34 our, In het gebouw Hork. plain. Inlichtingen worden gitarne verstrekt door de Directrice J. F. BEUMER. J. 5. te Broek op Langedljk. Vrücg ge zaaide andijvie heeft werkelijk veel neiging om door te ach ie ten. Omdat andij vie een herfstgewas ia, zaait men zoo iaat mogelijk, d. i, omtreeka den Jangaten da,g of St. Jan (24 Juni). Natuurlijk bealiaaen de weersom standigheden in deze cn die zijn dunkt mij, dit jam ui üw voordeel geweest, als ge ten minste niet a 1 te vroeg hebt gezaaid ca veel hebt begoten. Op de ingevolge de Scheurwet omgebroken weilanden worden nog al wat aardappels ver bouwd, zoowel late ala vroege. Reeds meer dere keuren wees ik op de verschillende ziek ten, waardoor dit gewaa aangetast kan won den, ziekten, die vooral de laatste jaren meer bekend zijn geworden en waarvan men vrij zeker weet, dat zij langzamerhand den onder gang van onze aardappelaoorteu bewerken. Tot dusver heeftenen geen aidoernl middel Ier bestrijding gevonden. Meel andera staan we tegenover een ziekte, die sedert 1845 ia ons land bekend ia, en die menigmaal de aardappeloogst met gchccle vernietiging heeft bedreigd. Deze ziekte, die we langen lijd hebben gekeild als de eenige, die voor de aardappelcuituur te vreezen was, kennen we in zijn aard en wezen volkomen, en wat meer zegt, sedert eenige jaren hebben we een mid del, om haar zoo goed als met volkomen ze kerheid te bestrijden, beter nog, te voorko men. Deze ziekte wordt veroorzaakt door ecu schimmelplantje. Dergelijke plantjes kun nen ook voorkomen op roggebrood, of op schoenen, die op een vochtige plaats bewaard worden. Zij bestaan uit een groot aantal fijne draden, die zich in alle richtingen over het aangetaste lichaam verspreiden, dommi ge dezer draden verheffen zich en vormen een duidelijk zichtbare, wollige massa. Aan het einde van deze rechtopstaande draden vormen zich verdikkingen, die, als zij rijp zijn, openbarsten en waaruit een aantal stoi- fijne korreltjes te voorschijn komen. Deze korreltjes noemt men sporen. Deze sporen kunnen liet aanzijn geven aan nieuwe schim melplanten. Vooral bij vochtig, warm weer, ontwikkelen zij zich snel. Het zal nu duide lijk zijn, hoe de aardappelziekte in zoo korten tijd zich zoo sterk kun verbreiden. Waar de eerste sporen vandaan komen, is niet be kend, hebben zij zich tot schimmelplanten ontwikkeld, dan kan de wind du nieuwge vormde sporen gemakkelijk in alle richtingen dom verstuiven. Opgemerkt dient nog te worden, dat de schimmel zich aan den ouder kant van het blad vestigt, eerst het loof aan tast, cn ook door kan dringen tot de knollen. Niet aangetaste knollen, ook al zijn ze afkom stig vuu' zieke Biuclen, kunnen een volgend jaar gerust als pootgoed worden gebruikt. Aangetaste knolfen zijn zoowel voor de con- t mptte, als voor de voortplanting, onbruik baar. Uit het bovenstaande blijkt, dat men de ziekte kun bestrijden door aanwending van een middel, dat óf de op de bladeren vallende sporen doodt, öf de uit de sporen gevormde zwamdradeu belet, het blad binnen ie drin- gaeu. Werkelijk heeft men dusdanige midde len gevonden; ze zijn afkomstig uit f rankrijk, wam men er de druiveboomeu mede bespuit en bekend onder den naam van Bourgoudi- 28) „De Balnoon mijn werkt prachtig," zei Herbert. „Ja, die man zei. dat de laatste hoeveel heid erts 1700 pond tin per ton bevatte." Daar Esther niets antwoordde, zei hij: ,,'t Schijnt je niet veel te kunnen schelen." „Ik heb plezier in de machinerieën, en ik zhe graag de menschen aan het werk, maar ik gelooi niet, dat ik er veel om geef, wat er van de stof wordt of wat het waard is." I ierbert liet haar het stukje erts zien. „.Die bruinachtige kristallen zijn alle tin,'-' zei hij. Op dit oogenblik, terwijl hun hoofden dicht bij elkander gebogen waren, en hun handt tn elkaar op het stukje erts raakten, ontmoetten zij Maydenstone. Hij ging op zijde, iom hen .voorbij te laten gaan, en nam zijn pe t af, toen Esther boog. „Wie was dat?" vroeg Herbert, het Btukje in zijn ,zak stekend. „Hij i s een vriend van dé Blanchards een n mijn heer Maydenstone, een schrijver." „Logetxt hij hier?" „Ja, hij heft kamers gehuurd op het ter ras." i Slechts .het feit, dat zij juist van het huis je kwamen, maakte dat zij er niet bijvoeg de, „maar hij denkt er over, om op Tregil- fiau te gaan wonen." „Wat merkwaardig," zei Herbert. Heb je hem ontm oet ik bedoel, is hij bij je thuis geweest „O ja; vader heeft hem een bezoek ge bracht, en hij heeft zes weken geleden bij ons gegeten," zei disther, want ze was verbaasd over dat er zoo'n korten tijd verloopen was sedert haar kennismaking met Maydenstone, pap sl Mor sche en Bordeatwche pap. Het eerste wordt bereid uit kopervitriool en waervrije soda, liet laatste uit kopervitriool en geblusclite kalk. Daar watervrije soda op het oogenblik wel niet te krijgen zal zijn. is de aanwending van Bourgondische pap uitgesloten en zal men zich tot Bordeauache pap moeten bepa len. Ik laat hier volgen de bereidingswijze, zooals die is aangegeven door den Pnytopa- thöloglschen dienst. Men trachtte deze tnie uit het hööld te leeren, doch doet verstandi ger, haar bij het maken van Bordeauache steeds te raadplegen, ipersulfa atof kopervitriool koope men van handelnarc, die leveren onder contróle van de Rijkslandbouwproefstations mei ga rantie van zuiverheid en van een kopergehalte van 25 procent. Het Is te verkrijgen tn den vorm van groote blauwe kristallen en als oeder. In den laalsten vorm lost het gemak- elijker op, doch het kan dan ook door den verkooper gemakkelijk met waardelooze be standdelen worden vermengd. Het ls tegen woordig te verkrijgen tegen 80 cent per K.O. Als kalk gebruike men pinna kluitkalk, zoo als die bij handelaars In bouwmaterialen Is te verkrijgen. Deze kalk wordt met 1/1 van zijn gewicht aan water gebluscht. Neemt men meer water, dan krijgt men dadelijk een pap. De gebluschte kalk wordt dooi" een zeef van sterntjes cn «andere grofkorrelige onzuiver heden ontdaan. Voor de bereiding van 1 H.L. Bordeauache pap heeft men nood iff t K.O. kopervitriool, V« K.O. ongebluachte 1 KG. gebluschte kalk zuiver water, en 2 houten vaten waar van één minstens 1 H I inhoud moei hebben. Het andere mag kleinei zijn. In deze vaten worden bij 50 en 100 L. merkteekens ge maakt. Metalen vaten ol tobben mogen niet gebruikt worden. In het kleine vat lost men het kopervitriool op In 50 L. water. Wil uien snel werken, dan kan men ook ongeveer 8 L. kokend water nemen en wanneer slka opge lost ls. daarbij nog 42 L. koud water voegen. De gebluschte en gezeefde kalk woidt in een emmer omgeroerd met water tot een dun ne kalkbrij. Door een zeef giet men deze in liet vat van 100 L. inhoud en voegt er water bij, tot 50 L. is verkregen. Nu giet men on der omroeren de vitriooloplossing met een dunne straal in de kalkmelk, Mi-u verkrijgt nu een pap, waarin een 'lichtblauwe neersl; lang in zwevenden toestand blijft cn nti spoedig bezinkt. Wanneer men een blank geschuurd mes in de pap houdt, mag zich daarop geen koper afzetten. Mocht dil wél het geval zijn dan moet nog zooveel kalkmelk worden, toege voegd, dat zich geen koper meer op blank ijzer afzet. Nauwkeuriger kan men de deug delijkheid van de pan bepalen met behulp van een stukje rood lakmocspapier. Is de pap goed, dan moet dit roode papiertje bij indom peling In de pap zwak blauw worden ge kleurd. Voor het verstuiven van deze pap is een sproei machine of palverisahur noodig. Hier van bestaan verschillende systemen, die in zooverre met elkaar overeenkomen, dat de in gebrachte vloeistof door luchtdruk in een fijne verdoel ing wordt uitgedreven. Het meest wordt gebruikt een rugpulverisateur, die een inhoud heeft van 15 16 L. De in houd van zoo'n pulvericateur kan in onge veer oen kwartier worden verspoten. Het vlugst werki men met 2 werklieden, waarvan een de vloeistof klaar maakt en in de sproeiers schept, terwijl de andere spuit. De hoeveelheden, die gebruikt worden, zijn In de onderschelden streken van ons land zeer verschillend. In Friesland gebruikt men van 450 tot 900 L„ gemiddeld 600 L per H.A. Als nu Icdercneen, die wil gaan sproeien, alvast zijn zaakjes voor elkaar gaat maken, dan wil ik in een volgend artigcl nog enkele bijzonderheden vermelden. Zoolang er kans op regen is behoeft men met sproeien niet tc beginnen, het zou toch geen doel treffen. iet door K9THE MIJSSCHE. (Nadruk verboden.) In het vale schemerlicht van de olielamp zaten ze aan de tafel, gebogen over bun bor den dampend eten, man en vrouw; rondom hen Idng zwijgen en alleen de vorken tikkel- den helder op in de stilte; af en toe klonk welluidende muziek van bijna kokend water. Dim, luid-op schaterlachte de vrouw, de witte tanden gaaf en gezond blinkend tus- en wist, dat ze dieo zoo lang mogelijk had doen schijnen. „Heb je geen aangenamen Indruk gekre gen?" „Och. dat weet ik niet. Daar heb ik niet aan gedacht. Hij praat wel wat te hoog voor mij." „Wat voor dingen schrijft hij?" „Hij schrijft voornamelijk voor couranten en tijdschriften, geloof ik. Er is een boek van hem ergens bij ons thuis, maar ik beb het niet gelezen." Den geheelen tijd vond ze het wel wat vervelend, dat Maydenstone haar en haar neef zoo dicht bij elkaar gezien had, omdat zij niet van een dubbelzinnige.houding hield Herbert's verstandige belangstelling in al les, waar zij voorbij kwamen, maakte hem onverschillig voor haar afgetrokkenheid. „Het is niet onwaarschijnlijk dat ik bij de volgende verkiezing candidaat voor het par lement zal zijn," zei hij als verontschuldi ging, dat hij over spoorwegprijzen was blij ven praten met een man die op een kolen veld werkte; „en men kan niet te goed be kend zijn met plaatselijke behoeften en be langen." Zij hoorde de inlichting zwijgend aan en hij zei: i8? Geloof je niet, dat het een goed plan Voor je zelf of voor het land?" »or je s Hij lachte goedhartig. „Ik ben pedant genoeg om te denken, dat het voor beiden goed kan zijn," zei hij: „maar ik bedoel meer, wat vind jij er van?" „Ik ben bang, dat ik niets van politiek weet." „Maar je ziet toch in, dat het een manier is, om tot onderscheiding te komen?" „O, ja. Ik weet zeker, dat je eenmaal 'ets groots zult doen." „Er zijn niet zoo heel veel gelegenheden voor iemand, die niet rijk Is, Esther/' zei hij mistig, schen de volle lippen: „Vandaag kwam van der Veer hier, m'n vroegere buurjongen i Da's een kerel, Jan, hij kan jou maken en breken. Hij liet me een kattevel zien, pikzwart, en daar kon ik een bont van krijgen, een praeht- bont, maar duur was 't-te d'r meel Ha, hal" Hoog sloeg ze de ronde armen in de lucht en rekte zich lang. behageiljk uit, nóg na- lachend om de breede bont van kattchaar en den langen jachtopziener, Kleintjes in elkaar gedoken, geelbleek In t lamplicht, staarde de man haar aan. Zijn oógen boorden diep in de hare, inspectee rend, wantrouwend, om al haar blijde luid ruchtigheid. Maar de vrouw bleef hem klaar-lachend aanzien met lntar groote oogen vol licht en tintelend leven. Dim zakte z'n hoofd weer neer op de borst en Hij mompelde wat voor zich heen. Zijn vrouw was gezond, jong en sterk en h Ij, hij was een ki uk, een ellendige zwakke kerel. Hij kon d'r vader »wel wezen! Wóórom had ze plezier gehad, omdat van der Veer er was geweest. In gedachten hoorde hij haar schertsen en lachen met dien ander. Z'n handen trilden en knepen zenuwachtig sa men langzaam hief hij net hoofd omhoog en keek weer naar de vrouw, die blij-bedrrjvig de tafel afruimde, één en al zonnigheid. „Zéo, ben je wakker? Je gaat toch nou nog «iet slapen, wei?" grapte ze goedig, maar quasi-ooos. Als een uitgelaten kina sloeg zc met haar schort vlak lang» z'n ge zicht >en trok hem recht overeind met h&er sterke armen. Een prikkelende geur van frissche buiten lucht streek langs hem heen en hij trok haar dicht naar zich toe: „Zeg, Eef. jij zal die bont hebben, boor je? Maar laat die kerel hier niet meer komme; ik kau hm niet zien!" Haar ooges vulden zich weer met fijne flikkeringen en ze plaagde: „Hé. ouwe, jij bent jaloeracb en geen beetje ook!" Haar stem sloeg over in eer zangdeuntje en haar voeten tripten geleidelijk mee cn de maat yan liet wijsje. Steeds sneller draaide /e op haar hielen- in 't rond. al maar zingend,, het hoofd meewiegend in lichten kadans. Toen plotseling, stoof de man overeind en greep haar wik! bij den arm; zijn vinger» Hemidcu «tijf om hei weeke vketói en hij schudde haar nerveua en heftig. Em blos van inspanning kleurde zijn wangen, heesch klonken zijn woorden bjj haar oor „No», zeg op, zeg op, wat heb iemet hémSpreek nou 'sl'' Wantrouwt klonk hoog uit boven de ge forceerde luchtigheid van "zijn otcm. Maar de vrouw rukte zich vol bruisende overmoed loa. draaide weer rond, zoo lustig, dat haar de haren in blijde wappering oïn het hoofd zwierden; toen sprong ze lenig op hem ai, greep z'n magere schouders en lach te hem luid en jodelend in 't gericht: „Domme jongen - - hoe kom je er bij, wat haal je ia je hoofd Meteen sleepte ze hem mee in haai cnre- geimatigen daas tot hij eindelijk hijgend ea benauwd hoestend pp een ttoel neerzakte. Z'n trillende handen zochten steun, z'n schouders; schokten «li bevend tastte hij nqar zijn borst, zóó, m zijn moede houding leek hij cea zieke, een afgeleefde man. Ai haar medelijden g ing tot hem uit. Wat was t' ie oud nu7,e lierionerde zich haar grootvader, die ook vaak zóó gezeten had in een leunstoel, de hinden tegen de borst go- drukt. Vlug atond ze op en haalde wat water om hem te laten drinken; maar hij weerde haar korzelig-kort af; in z'n hart brandde nog fel de haat; zij was jong, fleurig en levenslustig, hij voelde zich dood-op, zonder krachten, een wrak. En weer ging z'n denken uit naar dien ander, die óók blij was en het leven, het sterke leven In zich voelde bruisen. Argwanend spiedde hij van tusschen z'n oogleden naar Eef, die met gloeiende wangen en verwarde haren tegenover hem zat. Wat was ze flink en frisch Zijn vrouw! De angst liet hem niet los; hij zag hen sa men; den vreemde en Eef, zijn vrouw, overal en' altijd I Hii kon zc niet meer winder elkan der denken. Hij martelde zijn h vrees voor eenzaamheid en icrsens af en verlatenheid maakte zich van hem meester, O, als zij ook eens angst mocht kennen en die eeuwig-lachende oogen eens stonden wijd-opgesperd, verglaasd van schrik en pij nigende benauwdheid I Hóór leven vergleed blij ea rustig, hóór lachen klonk door het huis „Neen, dut is waar/' gaf ae toe. Rospannel, waar de Trevelyains woonden als de overlevenden van een macht, die in haar laatste toevluchtsoord teruggedreven is, lag ongeveer acht mijlen van Port Enys, op de begioeide helling van een dal, dat aan de Porthlèw-baai uitliep. Men kw.am bij het huis door een esschenlaan, die drie Icwart mijl lang was. Indertijd was hun groei belemmerd, zoo dat groote takken horizontaal groeiden, die bijna een overwelving van den weg vormden, maar nu groeiden de boomen ongeregeld uit, zooals dat gebeurt na een inmenging in de natuur, die niet volgehouden wordt. Slechts 'n smalle strook land aan weerszijden van de laan behoorde nu nog aan de T'revelyans, en het was een geliefkoosd tijdverdrijf van den kolonel, om bezoekers mee te nemen naar het hooge punt achter het huis en de uitgestrekte gronden aan te wijzen, die door de verkwis ting of onbekwaamheid van zijn voorouders in helder en klaar als muziek, en hl), hij leed omdat hij angstig was, omdat hij haar wan trouwde en beducht was voor een mogelijk alleen-blijven'. En hij herinnerde zich hoe Eef, toen hij haar de reden vroeg van haar opgewekt-zijn, nóg luider m luchtiger dan anders had ge lachen: „Nóg niet vertel ik 't je; nee ouwe, nóg met zal je 't weren l" andere handen waren overgegaan. Hij zei, dat zijn eigen toestand voldoende verklaard en verontschuldigd was met zes wóórden, „de zoon van een jongeren zoon," Trotschtop zijn onbekwaamheid verhuurde hij! zelf zijne klei ne, bezwaarde bezitting aan een tioer, die on middellijk achter het huis woonde. In een der schuren werd een rijk gebeeldhouwde, zeven tiende eeuwsche statiekoets bewaard met lede ren veeren, en hooge, smalle wielen. De boer mocht vreemdelingen een kleinigheid vragen, om de koets te laten zien en kolonel Trevelyan bracht hem in de war door de zeggen, dat hij hun voor drie stuivers meer kon toonen, hoe een arme heer er uitzag. Rospannel was een uitverkoren plek voor picnics, en op algemee- ne feestdagen leunde kolonel Trevelyan op zijn tuinhek en keek naar het volk, „den op komenden vloed," zooals hij het noemde, en besprak hun praten en manieren met een of anderen jongen man van 't district, dien hij met zijn kostbare bescherming en verheffende herinneringen vereerde. De kolonel was uit den dienst gegaan na 'n ongelukkig voorval aarom toch dat .geheimzinnige? Een k ouden wintermiddag moest Eef naar de stad; ze kon 's avonds laat pas met het lokaal-treintje naar huis komen. Dan moest ze nog een half uur loopen langs de spoorlijn en er wae geen lichte maan. Jan maakte be zwaar, maar Eef lachte haar ouden bekenden lach en zei„Ik beu niet bang, ouweNooit geweest I M ij n stelen zc niet Stralend stond ze vóór hem, maar in haar jólige vrooiijkheld merkte ze niet hoe in rijn oogen êen vreemd licht flikkerde. jan zweeg even; dan viel hij plotseling uit: „O, jij, jij vroolijke Frans, kom hier en zeg me, toe, zeg me waarom je zoo blij, bent de laatste dagen I" Z'n ®ten had zich gaandeweg verzacht tot smeekend vleien1, maar Eef, plagerig de oogen toeknijpend, schudde met haar blonde hoofd ai maar: nee, nee, nee! Hij bleef aandringen, maar plaagziek zweeg ze; toen keerde hij zich met een rui om eu haalde schijnbaar onverschillig de schou der» op. Wacht maar! .Hij zou zijn maatregelen wel nemen, al was hü een stumper. Moeat hij met zich laten sollen? 's Avonds had hij zijn plan kiaar; ook zij zou de angst kennen, gelijk hij die de laatste dagen herhaaldelijk had gekend. Dat leefde er maar lustig op los, dat zong en dat lachte dun iieelen dag en h ij, hij leed met lichaam en ziel. Z (j moest au ook maar eens ieerem wat ellende waal En zich haar woorden herinne rend' mompelde hij „H'm„ jij niet bang, nóóit bang. Maar nou zal je bang rijn, nou zal je 't weten I" Dien avond sloop hij, tegen tienen naar de spoorlijn en ging gehurkt zitten achter de z'n hoofd brandden de hersenen als vuur, dat z'n denken verteerde. Maar toen' hij de starheid van haar oogen zag breken en tie holle donkerte glanzig werd van tranen, terwijl heftig haar lichaam schok te, strekte hij ala een gebro'kene de handen uit en wrong zich uit z'n keel een hecsche lach, hél opklinkend in de benauwde stilte. Toen1 rukte hii de deur open' cn holde waan zinnig naar buiten, den nacht tegemoet dichte elzestruiken. Hier, langs dit boschje n. iest komen; ver'rekte hij z'n hals uit en speurde in de massieve donkerte. Hij huiverde van kou, maar dat had hij er wel voor over au£st moest ze kennen, angst, net als hij 1 de verte kwam Eef kwiek aangestapt; haar rappe voeten deden het grim dan even klonk de tik van haar hakken op dé at kraken, rails. Hjj glunderde: daar stak ze de "lijn over Zéé zou ze bh het boschje zim. Eef liep te peinzen straks zou ze 't Jan maar zeggen ze zou 'm niet langer plagen. Nu zou haar leven anders, nog blijer wor- ueni Ze richtte haar lichaam hoog óp: a, dat 't dan toch waèr was gewordenZe had' al gedacht, dat dat wonder nooit zou gebeuren I Eau nu.... Door den stillen winteravond klonk plotse ling schril haar stem als een kreet van pijn; f F werd achterover gesleurd, haar handen beurden open aan ae stekelige braamstrui ken; in de duisternis zag ze twee scherpe, iichteude oogen; rij zag ze vlak boven haar gericht, herkende ze: ze waren van hem, dien ze verrassen wilde na al h «r plagerijen Hij lachte met breed vertrokken mond en trok naar ruw overeind: „Kom. waar blijf je nou, je bent toch niet bang. Nou, vroolijke nans, waar blijf je nou?" De vrouw zweeg, wezenloos i>ep ze mee naar huis, hun huis; als een kind liet ze zich hóed en mantel afdoen en staarde in starre strakheid voor zich. In haar oogen was de blije lach gestorven. En weer herhaalde hij met telkens ernsti gcr drang: „Toe, zeg nou's wat, zit daar nou niet zoo slaperig, zég nou 'e watl" I oen vloog ze op en vlak vóór hem staand, gilde ze in wilde wanhoop hem in 't gezicht: „Ons kind, o, ons kind- J ij hebt 't ver- moord, jij zélf, jij 1" De man stond daar, verslagen en versuft. Z ij n kind Dót had haar dus de blijheid ge geven; dót was het geweest I Hij voelde hoe hg daar stond, voor haar: !af, klein-jaloersch't was alsof telkens z ij n lichaam kleiner werd en 't hare grooter. Hij werd gedwongen, in die groote, holle oogen te /Jen; een benauwende anggt kneép- hem de keel toe. omdat die oogen hem aanstaarden vol leed, als een zwijgend verwijt. Hij wilde vluchten, maar zijn voeten' wei gerden te gaan. Zwaar hingen z'n armen neer en al maar zag hij in die zwarte pupillen. 'Hij wilde spreken, hij kón niet; het zwijgen hing rondom die twee als een dreigement. In Aan de Dammers I ■Met dank voor de ontvangen opl. van pro bleem no. 553 (auteur Bouiquin.) Stand: Zw. 7/10, 12, 14, 17, 18, 20, 21, 22, 24, 25. 27. 31, 35. ,*■23 28 29, 32, 33, 34, 36, 38, 42, 44, 46, 47, 50. Oplossing: 1. 4237 1. 31 :42. 2. 34—30 2. 25 34. 3. 29:40 3. 18:29. 4. 44—39 4. 35 44. 5. 36—31 5. 27:36. 6. 32—27 6. 21 34. 7- 50:19 7. 14 32 (2 slaat.) 8. 33 11 (6 sch. 8. 17 6. 9. 47 7: Goede opl. ontvingen ij van de heeren W. Blokdijk, R. W. T. Bosman, P. Dekker, D. Gerling te Alkmaar. J. Toepoel, Sint Pan- craa en H. E. Lantinga, Haarlem. Vbn 't vorig probleem ontvingen wij nog een goede opl. van den heer P. J. N. Wijker te Alkmaar. ORIGINEELE SLAGWENDINGEN. Die zijn inderdaad aangebracht in de twee vólgende standen van den heer P. Kleute Jr. Zw. 13, 14, 19, 23, 24 en dam op 16. W. 27, 28, 30, 32, 33, 34, 3J, 38, 44, 50. Hier wint wit in drie zetten. 1. 33^-29 1. 24 33 (5 sch.) 2. 34—29 2. 16:24 (3 sch.) 3. 29 38. De volgende stand is ingewikkeld aan de Indische grens, waarbij hij meer moed dan bekwaamheid getoond had, en hij koester de de grootste verachting voor kanonniers en sappeurs. „Weldra," zei hiji, „zal de dienst ge daan worden door de oudste studenten van de kostscholen." Hij las alleen radikale couran ten, en groette het aannemen van ieder demo cratisch besluit met een'sombere voldoening, als een stap nader tot hetgeen hij, „den val" noemde. De bloedverwantschap, ja zelfs de kennis making tusschen de Trevelyan's en Rosewar- ne"s was nog slechts zeven jaar oud. Herbert had' in den eersten gloed van zijn liberalisme er op aangedrongen, Rosewarne, die toen we duwnaar was, een bezoek te brengen. Rose warne, die dankbaar was voor de verstandige waardeering van den jongen man voor zijn plannen, verdroeg de onbeschaamde beleefd heid van den kolonel, en was in staat hem een dienst te bewijzen inzake een hypotheek. Na Esther's eerste bezoek op Rospannel zeide ko lonel Trevelyan: „Herbert, je bent verstandiger dan ik dacht." ■Maar in dien tijd had Herbert geen zelf zuchtige of zelfs sentiménteele beweegrede nen, en het huwelijk, dat het gevolg was van zijn vriendschap met Rosewarne verbaasde -snz oSinso oq "jpz mag m?p aaom puBUöin ter van kolonel Trevelyan, Blanche, had dén leeftijd van zeven en dertig jaar bereikt, zon der eenige neiging tot het huwelijk te toonen. Zij was zeer bevriend met de familie van haar schoonzuster, de Willoughby's, vooral met den ouden lord Launceston, en bracht een groot deel van haar tijd door op hun buiten goed aan den oever van de Devon. Haar broe der te Rospannel bezocht zij slechts zelden. Herbert sprak met zijn tante over Rosewarne en wekte haar nieuwsgierigheid op. Zij kwam over, en bjnnen een week vertelde ze haar' Él Zw, 2, 6, 7, 14, 16, 21, 24, 26, 35 en dam op 25. W. 11, 28, 32, 33, 36, 37, 39, 43, 44, 47, 50. Wint wint door: 1. 47-41 1. 6 17. 2. 44—40 2. "35 44. 3. 28—22 3. 17:28. 4. 33:22 4. 44:33. 5. 32—27 5. 25:31. 6. 50—45 6. 21 32. 7. 36 9! Inderdaad verrassend! de manier niet prettig, waarop mevrouw Tre velyan van haar sprak als de overwinnende Goth, en zij kon den dwazen trots van den kolonel op zijn heerachtige onbruikbaarheid, niet verdragen'. In den grond van haar hart benijdde zij hun Rospannel en de gelegenheid, die rij niet aangrepen, om een bezig en waar dig, ofschoon eenvoudig leven te leiden. Het prachtige oude huis en de prettige omgeving gaven haar den indruk van een toevluchts oord, en het leek haar belachelijk, dat kolonel Trevelyan zich beroofde van de bezigheid, die hij juist noodig had, door de boerderij te ver huren'. Toen Esther en Herbert in het gezicht kwamen van het huis, vonden zij den kolonel leunend op het kleine hek, dat het particuliere bezit van Rosepannel scheidde van de boer derij en de laan. Hij nam zijn hoed af en kwam naar hen toe, tot Herbert op zijn gewo nen toon van zorgelooze bitterheid zeggqnd: „Ik denk dat je wel een of anderen kerel zult vinden rondscharrelen, die voor de paarden kan zorgen," ofschoon hij zeer goed wist, dat er bijna zeker een bevoegd man tot zijn be schikking was. Zij gingen de kleine, acntlioe- kige vestibule met witte paneelen binnen, en mevrouw Trevelyan kwam naar hen toe met die slachtofferachtige kalmte die beteekenen moest: „Al heb ik afstand gedaan, ik ken, hoop ik, nog de plichten der gastvrijheid." In werkelijkheid was zij- niet ontevreden tiiet haar toestand. Zooals zij zeide, „staan wij als een teeken voor dit geslacht", en haar geldmidde len waren niet zoo bekrompen, dat zij haar beletten liefdadigheid tot te oefenen jegens een half dozijn van de slechtste dorpsbewoners, die haar achter haar rug uitlachten. Het ge- heele huis maakte den indruk van iets, dat bewaard bleef als een aanschouwelijke les in vergeten manieren. Aan de 'wanden van de slaapakmer, waar Esther haar handen wasch- te, hingen stukken tapijt, niet mooi en alleen geschikt om stof te verzamelen. (Wordt vervolgd.) Wo. ISO. 1919 „Zoo?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 5