Damrubriok. Honderd Eon en Twintigste Jaargang. Zaterdag 19 Juli. Wenken voor Lend- en Tuinbouwers. FEUILLETON. Niet te koop. PASTUK.ORST. Als we op onze wandelingen een blik wer- jien op wat er alzoo In de bloemenwereld ia zien, bemerken we, dat o. a. de dahlia's reeds bedenkelijk Hoog worden. Ik zeg be denkelijk, omdat zji er ons op wijzen, dat zoo langzamerhand de herfst in 't zich komt. En al hebben we in onze jeugd op school ge leerd en ook metterdaad ondervonden, dat de herfst om velerlei redenen valt te prijzen, we weten ook, dat de zomer, het tijdperk, waarop we leder voorjaar onze noop gevestigd heb ben, reeds weer achter den rug is en de genie tingen van het buitenleven tot het verledene behooren. Een dergelijke herfstbode deed deze week zijn entrée op het redactleburcau van de Alk- maarsche Courant in den vorm van een pro gramma van het onderwijs aan de Rijkstuin- bouwwiintersdiooT te AMcmaar, met beleefd verzoek eens een en ander aangaande deze in richting aan Ihefc publiek te willen medc- dcelen em bijl deze willen we dan aan dit verzoek voldoen, vooral omdat nog zoo dik wijls blijkt, dat vele menschen niet op de hoogte zijn met doel en strekking van deze en dergelijke inrichtingen, die voor en na In verschillende plaatsen van ons land zijn ver rezen en waarvan het aantal zich nog steeds uitbreidt. Met mag als bekend worden verondersteld, dat de Regeering sedert de laatste 25 h 3(X ja ren, vooral op aandrang van de land- en tuin- bouwende bevolking van ons land zelve, po gingen in het werk heeft gesteld, ónder "de land- en tuinbouwers wetenschappelijke ken nis, hun vak betreffende, te verspreiden. Aanvankelijk trachtte men dit doel te berei ken door het houden, van voordrachten, doch al spoedig bleek, dat men op deze wipe het doel nier zou bereiken. Men ging daarom over tot het Inrichten van cursussen, het op- lelden van leerkrachten daarvoor, ten slotte tot het stichten van land- en tuinbouwwinter- scholen en binnenkort kan men am algeheele reorganisatie van het land- en tuinbouwon- derwija verwachten. Tot de inrichtingen, waar de voor de prak tijk bestemde leerlingen op dit oogenbhk de meest volledige, of wil men liever de minst onvolledige opleiding voor het vak kunnen verkrijgen, moet men de land- en tuinbonw- winterscholen rekenen. In de artt. 2 en 3 van het reglement voor de land- en tuinbouwwinterscholen lezen we: „Het doel van het onderwijs, dat aan de wintereehool wordt gegeven, is aan aanko mende land- of tuinbouwers op weinig kost bare Wijze de noodlilge theoretische kennis van het land- of tuinbouwbedrijf te verstrek ken. Het onderwijs draagt in hoofdzaak den land- of tuinbouwbedrijf in de provincie of stempel' van vakonderwijs. Daarbij! wordt re kening gehouden met de behoeften van het de streek, binnen welke de school ia geves tigd." De bedoeling met de stichting van een land- of tuinbouwschool ia dus geweest, in de eer ste plaats te voldoen aan dc behoefte, om vakonderwijs te ontvangen voor de bevolking van een bepaalde streek; ambachtsscholen dus, waarvan in de eerste plaats gebruik zou kunnen worden gemaakt aoor leerlingen uit de onmiddellijke omgeving. De drang tot stichting van dergelijke scholen is dan ook niet het minst uitgegaan van de bevolking van zoo'n streek en dat gebeurt nog. De kweekers van Naarden-Bussum ijveren sterk voot de oprichting van een tuinbouwschool aldaardie van de Betuwe verlangen er een te Nijmegen, enz. En als we nu eens nagaan, welke leerlingen de verschillende land- en tuinbouwscholen bezoeken, dan zien we een merkwaardig verschijnsel. 'Naar de land bouwscholen gaan bijna uitsluitend leerlin gen, uit den landbouwersstand voortgeko men, een niet-landbouwer is daar een rara wis, een zeldzame vdgeil. Op vele tuinbouw scholen ia juist bet omgekeerde het geval. Op 38) de school te Alkmaar b.v. treft men niet een root aantal leerlingen aan van.kweekers uit e Lan'genldijlken en uit Kennemerlaud en voor deze ia de school toch ia de eerste plaat» gesticht doch het grootste aantal der leerlingen zijn zoons of dochters van menschen, die met dea tuiabouw niets hebben uit te staan. Wat voor Alkmaar geldt, is ook waar voor de meeste andere tuinbouw scholen; die te Lisse maakt misschien een uitzondering, doch het aantal leerlingen al daar is bedroevend klein in verhouding tot het groote aantal kweekers in de bollenstreek. Het zou interesant zijn al de oorzaken' te kennen want er zijn meer dan één die aanleiding tot dit verschijnsel hebben gege ven. Kleven, ex gebroken aan het onderwijs dit ia zeer zeikcr het geval de Regeering en de aan de inrichting verbonden leerkrach ten zullen praktische wenken gaarne -ter harte nemen. Of moet het tuinbouwonderwiia de- zeilde periode doormaken van het ambachts- onderwijs, dat in zijn prillejeugd voortdurend had te kampen tegen net vooroordeel em de tegenwerking van dc praktijk? Een paar zaken wil ik nog ondex de aan dacht brengen. Merkwaardig is hot, dat kwee kers, die zelf theoretisch tuinbouwondexwijs hebben: genoten,, het ook voor hun zoons, die in het vak gaan, wensclielijk achten; terwijl ik van menig oud-leerling mocht hooren, dat Hij voel nut ondervond, ziji het dan ook niet direct na het verlaten van de school van het onderwijs, dat hij had ontvangen. En dan een feit is het, dat in de streken, die op tuin bouwgebied in de laatste jaren wereldver maardheid hebben gekregen, de vooruitgang voornamelijk is bewerkt door die tuinders, die niet van ouder tot voorouder uit het ituiabouw- vak zijn voortgekomen. Boskoop en Aalsmeer zijn daarvan sprekende voorbeelden. Zal b.v. de cuiltuur aan de Langedijken gewijzigd moeten worden of het nooüig of wetiche» lijk is iaten we hier buiten bespraking dan zal dat niet in de eerste plaats geschieden door de menschen, die van oudsher Langedij- Ikcxs waren, een feit overigens, waarover we ons niet al te zeer behoeven te verwonderen en waarvoor gemakkelijk de oorzaken zijn op te sporen. Xeeren we thans tot hat eigenlijke doel van ons schrijven terug, dan willen we vermelden, dat de leertijd aan de winterscholeui twee winterhalfjaren duurt. In den zomer gaan de leerlingen in dc praktijk Bovendien wordt ia den winter een gedeelte van den leertijd bq^ steed aan practische lessen op den senooituin of in de omgeving. Tot de eerste klasse der school worden al leen toegelaten zij,'die bij den aanvang van het schooljaar den leeftijd van 10 jaren heb ben bereikt en die door het afleggen van een openbaar examen, af te nemen door den direc teur em de leeraren, de bewijzen leveren, dat zij de kundigheden bezitten, vereischt om het onderwijs met vrucht te kunnen volgen. Eenige kennis van de praktijk van den tuin bouw wordt vereischt. Zij, die bij den aanvang van het schooljaar den, leef tijd van 15 jaren hebben bereikt, kun nen, als zij overigens aan. de in de beide vori ge inca's gestelde eischen voldoen, tot de schoof worden1 toegelaten met vergunning van den Directeur-Generaal. iDeze vergunning is door tussohenkomst van den Directeur der school te verkrijgen. De eischen van toelating zijn zoodanig, dat iemand, die. de. gewone lagere school heeft dooxloopen, kan voldoen. Intusschen is eenige meerdere ontwikkeling van belang. Behalve de vakken, die in onmiddellijk verband staan met de praktijk van den tuinbouw, wordt aan de school ook onderwijs gegeven in boekhou den, Engelsche en Duiiache taal em handelsr correspondentie Om aan liet onderwijs in beide laatstge noemde vakken, te kunnen' deelnemen, moet men bij: de toelating eenige kennis van de bei de talen bezitten. Het schoolgeld' bedraagt voor 't volgen van alle lessen, 10 gulden per winterhalfjaar, terwijl voor boeken voor de beide 'klassen te zamen een bedrag van ongeveer 30 wordt vereischt. Aangifte Voor het eerstvolgend toelatings examen moet plaats hebben voor 15 Sept. bij dem Directeur. Tem slotte makem we nog melding van de volgende Ministerieele beschikking. Belanghebbemdén worden er opmerkzaam op gemaakt dat van Rijkswege enkele toelagen tot nader te bepalen bedragen' beschikbaar zulilem worden gesteld, ten' einde jongelieden van gloeden aanleg, die het onderwijs aan de Hij begon nu te twijfelen of dc demon van het werk wel zoo machtig was als hij veron derstelde. Menschen, die zoo'n drukte over hun werk maakten, waren niet zeker van zich zelf. Zij waren luidruchtig, om hun moed op te houden, en anderen te verschalken. De rook sloeg hem als een beleediging in het ge zicht. en zijn lippen waren droog en stoffig. Hij keerde zich om, plukte primula's en at zc op. I lun sap verfrischte zijn lippen en deed zijn moed herleven. Hij was nog zijn eigen meester, ofschoon hij nooit zoo hongerig in zijn leven geweest was. Maar weer voelde hij liet stukje papier in zijn zak. Hij kreunde hul peloos, en liep den rijweg over de heide op, die stoffig bruin was van het stuiven van de mijn. Er was een draad-omheining om de ge bouwen en een bate dea: „Trevu»e-ir bouwen en een bord op een ppal met de woor ÉipqpH behalve voor zaken." Dat gaf hem lu Ieder uj. Cceu toegang geval uitstel. 1 lii leunde over liet hek en keek naar het verschillende werk van de mijn. I let erts werd naar boven gebracht en op kleine wagentjes geplaatst. Mannen met witte pet ten duwden de wagentjes langs een smal platform op palen, en wierpen den inhoud in een vergaarbak, die de balken In beweging bracht. Dat zou zijn werk zijn, vermoedde hij, den gelieelen dag en iederen dag de wagen tjes achteruit en vooruit duwen op net geluid van een fluit te beginnen en te eindigen, dc eene week voor en de andere na, voor twaalf gulden per week. De mannen met hun witte petten Henen koortsachtig heen en weer, en bestuurden hun tyruu met een voorkomen, ulsof zij' zichzelf schoot wenschen te volgen «n wier ouders of voogUen niet of slechts gedeeltelijk In staat zijn, de (kosten daarvan te dragen, daartoe in de heieigenheid te «tellen1. Zlf, die voor een dezer toelagen In aanmer king wenschen te komen moeten zich schriften 'lijk aanmelden bij den Directeur der school, bij' wien tevens nadere inlichtingen kunnen worden bekomen. DE ZITS TOKKEN VOOR DE KUIKENS. Vrij naar 'f Engellsch van Roland Pertwee door T. de R. Nadruk verboden. Toen Raymond Warrant eenmaal had uit gevonden, dat Nina Ware toch eigenlijk „je" was, stak deze luchthartige jonge maai van wal om eerst sehoo schip te maken in den „romel" die hem omringde, alvorens de rus tige huwelijkszee te gaan bevaren. Enkelen van dien „rommel" waren heel ge schikt. Ze beantwoordden zijn brieven met beminnelijke wenschen voor zijn toekomst en wat vergetelheid' voor het verleden. Anderen waren moeilijker en gaven' hem nog heel wat drukte. En het was met een hart vol goede voornemens en een asdilade vol asch, dat hij zich zelf tien slotte vrij genoeg beschouwde voor een eerlijke vrijage. Mistellen stak zijn geweten hem toch wel een beetje, toen bij voor 't allereerst Nina's handje in zijne hand nam, dat zij' zoo vol vertrouwen daarin wegstopte. Och ten slottle was hij ook al weer niet zoo veel erger 'dan andere mannen en in Nina's oogen zeker oneindig heter dan dè anderen. Maar hoe het ook zij, voor Nina was hij een en elkander feliciteerden- met hun slavernij tegen twaalf gulden per week. Zij leden aan den waan, dat zij iets wijs en wezenlijk be langrijks deden. Lugg wist, dat telkens de een of ae ander van hen een straal van helder heid zou hebben, en zich zou bedrinken om die te verdooveh. Zij moesten öf voortgaan met de wagentjes voort te duwen, öf dronken wor den, om te vergeten, dat zij op hun rug in de zon op de heide konden liggen, of tevreden langs het strand kouden slenteren. Dichtbij klonk de kreet der balken, brutaal triomfee- rend, „Juist goed voor hem! Juist goed voor hem 1 J uist goed voor hem Dat zeiden ze, als ze een man in hun macht gekregen hadden. Lugg wist, dat Rosewaroe niet alleen iu deze mijnonderneming was!» 1 lij had eenige der andere directeuren van de maatschappij gezien, toen deze pas was opgericht; dikbuikige mannen uit Londen In geklecdu us én met hoogen hoed, die ïondliepeu en met tun wandelstokken iu de stapels afval stie ten en „zoo" zeiden. Zij hadden de mijn aan den gang gebracht en konden ze weer doen stilstaan. Vanuit hun kantoren la I.ouden kim den /.IJ met één penneatrcek al dit trlomiee- rend geraas doen ophouden. Achter de mijn verhief zich in dc verte ccn heuvel, gekroond door een ouden aarden wal. Lugg had gehoord, dat de wal duizenden ja ren geleden gemaakt was dóór woeste, naak te mannen. Hij was er lang, voordat er aan de miin gewacht werdhij zou er zijn, dacht hij, als de mijn vergeten was. Een zwart uitziende man met grof katoe nen broek en een buis, dat eens wit was ge-» wecst, met een oliekan met lange tuit in zijn hand, kwam buiten de omheining. Lugg riep hem en zeide: „Ik wilde den opzichter spre ken." Do man keek hem aan en zeide: „Kom dan binnen." „Neen!" zei Lugg, achteruit gaande. Een- en al liefde eni zorg eni (kleine attentie*. Niet* was goed genoeg voor (haar eni op haar stortte hij al de liefde eni zorg uit van een berouwvol hart. Eu al» zij hem naar zijn verleden vroeg en hi| losjesweg antwoordde, dat er nooit iets ernstigs was geweest, en hij dan den dankba ren blik in haar oogen zag, dan beloofde hij zichzelf een voorbeeldig echtgenoot te zullen worden. En zooals hij zich ontpopte iln den tijd van hun verloving, was hij werkelijk ver wonderlijk lief en zorgzaam. Dien. avond' vóór zijn trouwen gaf hij aan al zijtai vrienden een afscheidsdiner en, hoe vreem'd ze 't ook vonden, 'hij beloofde daar, dat' N'iina dc eenige zou zijn, die ooit zijn lief de zou bezitten. Een van hen, Bryant die lichtelijk aange schoten was, deed nieiis anders dan met over slaande stem zingen„Besluiten zijn er om te worden verbroken. Besluiten' zijln als pastij- korst bedoeld om te worden verbroken." De heele afBdheidsfuiiif bleek een mislukking te zijn. Zijn vrienden sdheneni hem niet meer zoo dich tbij als vroeger. Raymond' eni INïna trouwden en acht welken van een groot', oneindig schijtaend gduk volg den, die net zoo lang durden, totdat het de naties goed dacht oorioig te maken. Midden in den nacht bereikje hem eien telegTam, dat hem opriep en een paar uur later had' hij zich weggerukt uit armen, die hem niet wilden los laten en reisde hij naar Kent om te worden gedrild. Zware maanden van training volg den; d'e wereld was niet langer een plaats, waar man em vrouw samen' woonden, maar was in twee 'helften verdeeld, met mannen aan de 'eene zijde en vrouwen aan de andere en een ren de dieugden. van haar, die naar hem zat te verlangen. Iu al die maanden kon hij maar vier dagen thuis zijn: de laatste maal vlak vóór hij naar Gallipofi vertrok. Dat was een vreeselijke dag tragisch in zijn ernst en van hen beiden wps Nina de dapperste. „O, liefste ilk zal je zóó missen," snikte hij. En zij, met haar 'kopje, snikkend verbor gen op zijn schouder, „ja, mis me, toe, blijf me 'missen..' „Zul je goed' voor je zelf zorgen, dat je niet order omnibussen of auto's (komt?" „En jij?" „Ik zal teurgkomen vergeet het niet. Ik kom terug ik héb je immers zoo noodig." Zij nam zijln hoefd, het in hare airmen wie gend. „Je bent zoo'n goede man vo«r me ge weest, altijd." „En je bent zoo klein, veel ie klein om al leen te wordjen achtergelaten zoo faeeie- maal alleen Zij trok zijü hoofd dichterbij en begon: „Raymisschienmaar hij hoorde 't niet eni begon weer: „En als je nu eens ziek wordt1'en ik zal zoo ver weg zijn Ze aarzelde even. „Ik zal niet ziek worden, natuurlijk niet. Ik ben nooit ziek ik zal al leen steeds aan je denken, steeds op je wach ten." En om wat hij had gezegd, fluisterden haar Tippen niet het geheim uat in haar was, en Raymond reisde ver weg -en wist het niet. lm de eerste weken was hij in een toestand van diepe melancholie, waaruit niets hem scheen te kunnen redden. En al de andere sol daten vonden hem een suffen kerel. En toen eens zijn kolanel hem daarover aansprak, antwoor dde hij „lk weet, dat ik een ezel ben, kolonel. Maar een man kan niet helpen, dat hij zijn vrouw mist. We zijn maar acht weken getrouwd ge weest, en toen moest ik al weg." „ja, ik weet al die soort van dingen wel," antwoordde zijn kolonel iets zachter. „Maar we zijn hier ten slotte toch ook niet op een pic-nic en bedenk, dat jij niet de eenige bent." Het gesprek hielp hem. wel, gaf hem in zicht in zich zelf; hij ontdekte dat door zelf vroolijk te zijn, hij de vroolijkheid van ande ren in de hand had. Velen, die hij tot dien tijd voor saaie kerels had aangezien, ontpopten zich als vlotte lui, met wie 't prettig samen zijn was. En gaandeweg werden de gesprek ken lichter, zooals dat gaat tusschen mannen, wanneer alles, wat verfijning zou kunnen aan brengen, achterwege blijft, 's Avonds, wan neer hij alleen was, en kiekjes van vrouw en huis bekeek, die hij altijd bij zich droeg, fluis terde hij haar toe: „Er is toch geen kwaad maal binnen, twijfelde hij er aan, of hij er ooit weer uit zou komen. De man lachte en ging weg. Daarna kwam de opzichter uit zijn kan toor. Hij was een vlug, vastberaden man met borstelige wenkbrauwen. „Wat wil je?" zei hij scherp tot Lugg. Lugg gaf hem het stukje papier door het traliewerk. Het gezicht van den opzichter veranderde onder het lezenzoo groot was de macht van Rosewarne's schrift. „O", zei hij, en al lezen de, stak hij zijn hand uit om het hek te ope nen. Maar Lugg week achteruit. Nadat hij liet papier gegeven had, was hij weer meester van zich zelf. „Dat kan u houden," zei hij„en wat hij verder zei behoeft niet geschreven te wor den. De opzichter bleef sprakeloos staan, en voordat hij zich hersteld had, was Lugg bui ten zijn bereik. De kreet der balken verhief zich tot een gillend „Weggegaan! weggegaan 1 weggegaanI" Op een korten afstand van de mijn ging Lugg zitten en wischte zich het voorhoofd af. „Oocde hemel 1" zei hij tot zijn hond, „dat was op het kantje af, Nick I" Vermoeid en hongerig, maar weer een vrij man, stond hij op, trok ziiu riem wat meer aan, en volgde ccn spoor aoor de heide. Een halt uur loojxm bracht hem in het gezicht van het huisje te Tregiffian. Hier zag hij, dat iets gebeurde. Een paard en wagen ston den op den straatweg en twee mannen droe gen iets in het huisje. Toen hij dichterbij kwam, zag Lugg, dat het Maydenstone en de jonge Steven Jelbart waren. Hier, dacht hij, was iets voor hem te doen, en hij ver haastte zijn stap in het vooruitzicht van een maaltijd. Maydenstone en de jonge Jelbart waren vroeg in den middag uit Porth Enys weggereden, en gingen onderweg bij de boer derij aan, om wat beddegoed en meubelen nu» te nemen, die voor den winter uit het in een beetje luchthartig gepraat, Want van binnen ben ik je zoo trouw als een man maar kan zijn," Ze schreef hem vroolijke, opgewekte brie ven en altjjd stond er in hoe goed ze zich voel de; hoe gezond en sterk ze was. Al haar brie ven waren zoo. Maanden lang waren ze zoo eweest, zeifa toen de dokter verre van tevre- ien was over haar toestand. Zij en haar zus- r hadden er bijna om gekibbeld. „Hij moei het weten, Nina." „Neen, ik wil hei niet," had ze stampvoe- nd geantwoord. „Begrijp je dan niet hoe vreeselijk het is die tijdingen te krijgen, ala je niet wèg kunt, als je je plicht moet doen?" „Maar hij zou misschien verlof kunnen krij gen." Een verlangenden blik kwam in Nina's oogen. „Dat is zoo zeker niet. En stel je voor, dat het hem niet werd toegestaan. Dat zou nög erger zijn." „Het lijkt wel of je liever niet wilt, dat hij 't zal weten." „Of ik liever niet wil, dat hij 't weet?" riep ze, mét schitterende oogen. „Afijn heele wezen snakt ernaar, dat hij 't zal weten. Maar ver dient hij niet iets, nu nij al die maanden in dat vreeselijke oord moet leven voor ci»3?" Liet was een vreeselijk oord waar Raymond was; het leven daar was bijna onmogelijk. Da laatst weken hadden ze weinig te cioea, wat alles in die hitte nog ondragelijker maakte. Ln de buurt van. een stad waren ze ingekwar tierd-en die halve beschaving daarvan werk te opwekkend op hen. En ondanks zich zelf kon Raymond niet helpen, dat het gevoel van blijdschap daar hem goed deed. Als ze daar waren, aten ze goed. dronken ze goed, zijn heele stemming werd beter. Op zekeren avond zat hij met een vriend te eten in een restaurant. En onophoudelijk gle den zijn oogen in de richting van een ander tafeltje, waaraan een opzichtig gekieed, jong meisje zat, dat hem scheen te wenken met haar oogen. En toen de avond kwam iu Raymond laat in den nacht terug was iu zijn tent, herinner de hij zich met wrevel Je tekoricg van. een Zuidelijken nacht, het Oostersche maanlicht, zijn lange, lange eenzaamheid en onthouding en dien kus...." Den volgenden morgen aan 't ontbiit kwam een officier hem. tegen met een telegram in de hand. „ik heb je gisteravond overal gezocht. Dit telegram kwam. Gelukgewenste;!:, üoori" Telegrammen in oorlogstijd komen ia 'i le ger niet in keurige enveloppe». Ze worden geseind van het dichtstbijzijnde telefoonstati on. En dus is de inhoua eigendom van den heeleu stal. „ik heb een klein zoontje voor je. Wij zen den onze liefde aan zijn vader. Nina Dat was het eerste. Een tweede was van haar zuster en buitensporig lang. Het meid- de verder, dat ze eenige dagen tusschen leven en dood had gezweefd, maar dat alle gevaar nu was verdwenen. „Goed nieuws, hè?" vroeg de adjudant. Maar Raymond Warrant antwoordde niet. Hij wandelde uit zijn tent en stond te staren over de wijde uitgestrektheid van de zand woestijn. Hij stond zoo een langen langen tijd. I oen stond plotseling zijn Kapitein, dien hij niet had hooren aankomen, achter hem. „Kijk eens hier, jongen," zei hij. „Van morgen kwam het bévei drie officieren naai' huis te zenden voor de instructie van recru- ten. Zou dat jou mei passen? Naar huis toe. en wat daar bij hoort?" Toen kreeg Raymond Warrant ineens z'n stem terug en lachte. „Neen," snikte hij. „Neen ik wil niet naar huis. Ik heb 't niet verdiend naar huis te gaan. O God, waarom wordt een mcaseh toch niet doodgeschoten in den oorlog AAN DE'(DAMMERS! Met Üadk voor de ontvangen opl. van pro bleem 555 (eindspel) S tand. Zw. 27, 35, 39. W. 28, 45 en dam op 3. Oplossing. 1. 28—22 1. 27 18. 2. 3-9 2. 18'23. (op 18—22 volgt 9 17, (zw. 39— 44), w. 27—22 (zw. 44—50 gedW.), w.r 226 (zw. 3540) w. 45 34 (zw. 5045) w. 61 huisje waren weggenomen, om ze voor het vocht te bewaren. Maydenstone had de mees te van zijn boeken weer in de pakkisten ge legd, waaruit Lugg ze hem had helpen ha len, en gaf ze bij juffrouw Rowe in bewaring. Hij wilde niet te veel dingen naar het huisje brengen, omdat hij voelde, dat hij een proef nam, die mogelijk niet gelukken zou. De Blanchards, vervuld met de gedachte aan het Groote Boek, keurden het plan met warmte goed. Mevrouw Blanchard legde ook een bijzondere beteekenis in haar handdruk. Maydenstone lachte, toen hij den handdruk terug gaf; het hoorde niet tot zijn plan om sentimenteel te zijn. Hij wilde zich zelf loe ren kennen, ontdekken waarvoor hij goed was. Terwijl hij naar zijn nieuw huis op de heide reed, werd zijn geest aangenaam bezig ge houden met plannen maken voor zijn dag- verdeeling. Hij verheugde zich in het voor uitzicht, zich zelf te moeten helpen, zijn kamer stoffen, meubelen wrijven, maaltijden .gereed maken; uit ieder dezer handelingen hoopte hij nieuw en persoonlijk genoegen' te putten zijn beste krachten te beproeven op de gewone werkzaamheden van het leven, en daarvan de zinnebeeldig^ schoonheid te ondervinden. Lugg kwam juist van pas, om het huisje ln orde te helpen maken. Juffrouw Jelbart had al een flink vuur in den haard aange legd, en Lugg zette een grooten ketel met wa ter op. Hij toonde veel verstand te hebben van de behandeling van'de kachel; op het goede oogenblik deea hij er kleine stukjes brem in en legde een rij turven neer cm te dragen, die goed zouden zijn als alles binnenin ver brand was. Hij had een merkwaardige min achting voor ae andere bijzonderheden van huishouding. Eens had hij een huisje ge huurd en het ondraaglijk lastig gevonden. Daar het weer koud was en hij geldgebrek had, had hij het greotste dee! "an de trap voor brandhout gebruikt, voer Jat teja woe dende huisbaas hem de aeur uitzette (Wiiut vervolgd.) f VII» ne iini aki ing gi Toen hij buiten de stad1 in het open veld 'kwam was hij meer dan ooit gedrukt door het denkbeeld van geregeld werk. Een dozijn mo gelijke manieren om zijn brood te verdienen kwamen hij hem op. Als hij gebleven .was, waar hij stond, waren etr misschien vreemde lingen gekomen, die een gids wilden hebben. Op dit oogenblik werd er misschien aan de kade een schoener gelost,, waar gebrek aan werklieden was. Hij weifelde. Zou hij terug gaan? Toen voelde hij het stukje papier in zijn zak. Neen, hij had zich overgegeven; hij moest hot doorzetten. Thans bracht do wind hom het geluidl der bolken over. „Hoer*! hoera 1 hoorn!" zeiden ze. Dat moest het genot van don arbeid zijn, waar over da predikant «prak. Hij werd overvallen door een koude rilling, en ging hij de haag zitten, -Zijn hond kwam treurig naar hem toe en likte zijn hand, „We zitten or aan vast, Hielks ze hébben ons dat ia zeker," mompelde hij terwijl hij den bond' aan dé ooren trok. Een windvlaag veranderde den klank der halken zoodat zij zeiden: „MaoJk voort 1 maalk voort!" Roods onder do botoovering van het werk stond Lugg werktuigelijk gehoorzaam op on liep don wog verder. Nu 'kon hij do mijnge- bouwon zien, met tinnen daken opóón ge bouwd togen den kant van het dal. Het zon licht word bezoedeld door een rookpluim uit don grooton ijzeren schoorsteen, Als het met d'e mijn goed bleef gaan, zouden zij weldra een machinehuis bouwen en steenen schoor- «teanen. Eter vandaan kon Lugg de balken zien, moer dan een dozijn, die in razende haast nuk ter elkander r««en en daalden. Met een soort Van verontwaardiging zag hij, dat zij door stoom in plaats van door water kracht werkten. Dat maakte hem nog som berder. „Wat een geraas! wat een geraas 1 wat een geraas 1" zeiden ze, met belachelijke zelf verheffing. „O, 't is goed," zei Lugg met oen knikje; „je kunt wachten". Dit jaar komen we regelmatig lang» een boerderij waar twee troepjes wit Leghorn kuikens sinds April rondloopen, Echter loopt het eene troepje in een ren bij de groote hoen- dors in en beschikt het andere oVer een af zonderlijke, eveneens afgesloten (gelegenheid. Het behoeft zeker geen betoog, dat de kui kens van de eerste groep imeer beten dan eten krijgen en na 8, 4 weken bleek al spoedig, 'hoe zeer zo bij de 2de groep achter aan kwa men., Tot dusver schijnt het den eigenaar niets geleerd te hebben al zullen we het hem binnenkort eens bij ©en vergelijking van de tweo toompjes duidelijk maken. Ons heeft het voor de aooveeiste maal duidelijk ge maakt 'met hoe bedroevend weinig kennis van zaken en met hoe geringe opmerkzaam heid het pluimvee door velen nog verzorgd wordt, terwijl we er tevens telkens onze stel ling in bevestigd] zien, dat alleen al door een meer doelmatige verzorging de pluimveeteelt ten onzent veel moer baten zal kunnen af werpen dan thans roods het geval is. Zoo willen we thans eens over de zitstok- iken voor de kuikens schrijven, waar tegen ook nog maar al te dikwijls gezondigd wordt. Dat dit laatste inderdaad het geval is, kan door iedereen die wel eens hoenders in han den of op zijn bord krijgt, gemakkelijk waar genomen worden. Het (borstbeen bij de kui kens bestaat grootendoefs uit kraakbeen, dat eerst later door den toevoor van een kalksa- menstelling in harden beenvoirm overgaat. Gaan de kuikens nu „roesten" op die akelige dunns, dikwijls ronde zitstokken, welke men gewoonlijk in de hoenderverblijven aantreft, waarbij het nog week© borstbeen op die stok ken komt te rusten, dan zal hier öf een fer me deuk in komen öf het zal krom groeien. Hierdoor worden de inwendige organen in hun ontwikkeling beperkt en dit benadeelt hun legvormogous. Ook als tafelhoen zal hun dit schaden. Betast nu eens het borstbeen der hoenders, die in uw handen komen en u zult inzien, dat we in onze uitspraak hierboven niet te ver zijn gegaan. Laat men de kuikens op den bodem zitten, dan is dit ook niet goed'. Ze zuilen op en te gen eikaar kruipen, daardoor te veel warmte ontwikkelen, waardoor de kans op kou-vatten en straks do .„snot" aanmerkelijk vergroot wordt. Om van het vervuilen door het in den most verblijven maar niet te spreken. Breng daarom in d'e kuikenvenbljjven zit- stokken aan, welke niet al te ver van den bo dem verwijderd zijn, zoodat het geen vliege niers-toeren vereischt om ze te bereiken. Neem deze zitstokken in den vorm van z.g. schroten, in een breedte van G8 e.M. Laat daar de kuikens op rusten, aoodra ze 5, 6 weken oud zijn. En we verzekeren u, dat dte nadeelen, welke we hierboven opsomden voor hen, die dezen raad willen opvolgen, niet zullen bestaan. *e«

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 5