Damrubriok.
Honderd Eon en Twintigste Jaargang.
Zaterdag 19 Juli.
Wenken voor Lend- en
Tuinbouwers.
FEUILLETON.
Niet te koop.
PASTUK.ORST.
Als we op onze wandelingen een blik wer-
jien op wat er alzoo In de bloemenwereld ia
zien, bemerken we, dat o. a. de dahlia's
reeds bedenkelijk Hoog worden. Ik zeg be
denkelijk, omdat zji er ons op wijzen, dat
zoo langzamerhand de herfst in 't zich komt.
En al hebben we in onze jeugd op school ge
leerd en ook metterdaad ondervonden, dat de
herfst om velerlei redenen valt te prijzen, we
weten ook, dat de zomer, het tijdperk, waarop
we leder voorjaar onze noop gevestigd heb
ben, reeds weer achter den rug is en de genie
tingen van het buitenleven tot het verledene
behooren.
Een dergelijke herfstbode deed deze week
zijn entrée op het redactleburcau van de Alk-
maarsche Courant in den vorm van een pro
gramma van het onderwijs aan de Rijkstuin-
bouwwiintersdiooT te AMcmaar, met beleefd
verzoek eens een en ander aangaande deze in
richting aan Ihefc publiek te willen medc-
dcelen em bijl deze willen we dan aan dit
verzoek voldoen, vooral omdat nog zoo dik
wijls blijkt, dat vele menschen niet op de
hoogte zijn met doel en strekking van deze en
dergelijke inrichtingen, die voor en na In
verschillende plaatsen van ons land zijn ver
rezen en waarvan het aantal zich nog steeds
uitbreidt.
Met mag als bekend worden verondersteld,
dat de Regeering sedert de laatste 25 h 3(X ja
ren, vooral op aandrang van de land- en tuin-
bouwende bevolking van ons land zelve, po
gingen in het werk heeft gesteld, ónder "de
land- en tuinbouwers wetenschappelijke ken
nis, hun vak betreffende, te verspreiden.
Aanvankelijk trachtte men dit doel te berei
ken door het houden, van voordrachten, doch
al spoedig bleek, dat men op deze wipe het
doel nier zou bereiken. Men ging daarom
over tot het Inrichten van cursussen, het op-
lelden van leerkrachten daarvoor, ten slotte
tot het stichten van land- en tuinbouwwinter-
scholen en binnenkort kan men am algeheele
reorganisatie van het land- en tuinbouwon-
derwija verwachten.
Tot de inrichtingen, waar de voor de prak
tijk bestemde leerlingen op dit oogenbhk de
meest volledige, of wil men liever de minst
onvolledige opleiding voor het vak kunnen
verkrijgen, moet men de land- en tuinbonw-
winterscholen rekenen.
In de artt. 2 en 3 van het reglement voor
de land- en tuinbouwwinterscholen lezen
we:
„Het doel van het onderwijs, dat aan de
wintereehool wordt gegeven, is aan aanko
mende land- of tuinbouwers op weinig kost
bare Wijze de noodlilge theoretische kennis
van het land- of tuinbouwbedrijf te verstrek
ken.
Het onderwijs draagt in hoofdzaak den
land- of tuinbouwbedrijf in de provincie of
stempel' van vakonderwijs. Daarbij! wordt re
kening gehouden met de behoeften van het
de streek, binnen welke de school ia geves
tigd."
De bedoeling met de stichting van een land-
of tuinbouwschool ia dus geweest, in de eer
ste plaats te voldoen aan dc behoefte, om
vakonderwijs te ontvangen voor de bevolking
van een bepaalde streek; ambachtsscholen
dus, waarvan in de eerste plaats gebruik zou
kunnen worden gemaakt aoor leerlingen uit
de onmiddellijke omgeving. De drang tot
stichting van dergelijke scholen is dan ook
niet het minst uitgegaan van de bevolking
van zoo'n streek en dat gebeurt nog. De
kweekers van Naarden-Bussum ijveren sterk
voot de oprichting van een tuinbouwschool
aldaardie van de Betuwe verlangen er een te
Nijmegen, enz. En als we nu eens nagaan,
welke leerlingen de verschillende land- en
tuinbouwscholen bezoeken, dan zien we een
merkwaardig verschijnsel. 'Naar de land
bouwscholen gaan bijna uitsluitend leerlin
gen, uit den landbouwersstand voortgeko
men, een niet-landbouwer is daar een rara
wis, een zeldzame vdgeil. Op vele tuinbouw
scholen ia juist bet omgekeerde het geval. Op
38)
de school te Alkmaar b.v. treft men niet een
root aantal leerlingen aan van.kweekers uit
e Lan'genldijlken en uit Kennemerlaud
en voor deze ia de school toch ia de eerste
plaat» gesticht doch het grootste aantal
der leerlingen zijn zoons of dochters van
menschen, die met dea tuiabouw niets hebben
uit te staan. Wat voor Alkmaar geldt, is
ook waar voor de meeste andere tuinbouw
scholen; die te Lisse maakt misschien een
uitzondering, doch het aantal leerlingen al
daar is bedroevend klein in verhouding tot
het groote aantal kweekers in de bollenstreek.
Het zou interesant zijn al de oorzaken' te
kennen want er zijn meer dan één die
aanleiding tot dit verschijnsel hebben gege
ven. Kleven, ex gebroken aan het onderwijs
dit ia zeer zeikcr het geval de Regeering
en de aan de inrichting verbonden leerkrach
ten zullen praktische wenken gaarne -ter harte
nemen. Of moet het tuinbouwonderwiia de-
zeilde periode doormaken van het ambachts-
onderwijs, dat in zijn prillejeugd voortdurend
had te kampen tegen net vooroordeel em de
tegenwerking van dc praktijk?
Een paar zaken wil ik nog ondex de aan
dacht brengen. Merkwaardig is hot, dat kwee
kers, die zelf theoretisch tuinbouwondexwijs
hebben: genoten,, het ook voor hun zoons, die
in het vak gaan, wensclielijk achten; terwijl
ik van menig oud-leerling mocht hooren, dat
Hij voel nut ondervond, ziji het dan ook niet
direct na het verlaten van de school van het
onderwijs, dat hij had ontvangen. En dan
een feit is het, dat in de streken, die op tuin
bouwgebied in de laatste jaren wereldver
maardheid hebben gekregen, de vooruitgang
voornamelijk is bewerkt door die tuinders, die
niet van ouder tot voorouder uit het ituiabouw-
vak zijn voortgekomen. Boskoop en Aalsmeer
zijn daarvan sprekende voorbeelden. Zal b.v.
de cuiltuur aan de Langedijken gewijzigd
moeten worden of het nooüig of wetiche»
lijk is iaten we hier buiten bespraking dan
zal dat niet in de eerste plaats geschieden
door de menschen, die van oudsher Langedij-
Ikcxs waren, een feit overigens, waarover we
ons niet al te zeer behoeven te verwonderen en
waarvoor gemakkelijk de oorzaken zijn op te
sporen.
Xeeren we thans tot hat eigenlijke doel van
ons schrijven terug, dan willen we vermelden,
dat de leertijd aan de winterscholeui twee
winterhalfjaren duurt. In den zomer gaan de
leerlingen in dc praktijk Bovendien wordt
ia den winter een gedeelte van den leertijd bq^
steed aan practische lessen op den senooituin
of in de omgeving.
Tot de eerste klasse der school worden al
leen toegelaten zij,'die bij den aanvang van
het schooljaar den leeftijd van 10 jaren heb
ben bereikt en die door het afleggen van een
openbaar examen, af te nemen door den direc
teur em de leeraren, de bewijzen leveren, dat
zij de kundigheden bezitten, vereischt om het
onderwijs met vrucht te kunnen volgen.
Eenige kennis van de praktijk van den tuin
bouw wordt vereischt.
Zij, die bij den aanvang van het schooljaar
den, leef tijd van 15 jaren hebben bereikt, kun
nen, als zij overigens aan. de in de beide vori
ge inca's gestelde eischen voldoen, tot de
schoof worden1 toegelaten met vergunning van
den Directeur-Generaal. iDeze vergunning is
door tussohenkomst van den Directeur der
school te verkrijgen.
De eischen van toelating zijn zoodanig, dat
iemand, die. de. gewone lagere school heeft
dooxloopen, kan voldoen. Intusschen is eenige
meerdere ontwikkeling van belang. Behalve
de vakken, die in onmiddellijk verband staan
met de praktijk van den tuinbouw, wordt aan
de school ook onderwijs gegeven in boekhou
den, Engelsche en Duiiache taal em handelsr
correspondentie
Om aan liet onderwijs in beide laatstge
noemde vakken, te kunnen' deelnemen, moet
men bij: de toelating eenige kennis van de bei
de talen bezitten.
Het schoolgeld' bedraagt voor 't volgen
van alle lessen, 10 gulden per winterhalfjaar,
terwijl voor boeken voor de beide 'klassen te
zamen een bedrag van ongeveer 30 wordt
vereischt.
Aangifte Voor het eerstvolgend toelatings
examen moet plaats hebben voor 15 Sept. bij
dem Directeur.
Tem slotte makem we nog melding van de
volgende Ministerieele beschikking.
Belanghebbemdén worden er opmerkzaam
op gemaakt dat van Rijkswege enkele toelagen
tot nader te bepalen bedragen' beschikbaar
zulilem worden gesteld, ten' einde jongelieden
van gloeden aanleg, die het onderwijs aan de
Hij begon nu te twijfelen of dc demon van
het werk wel zoo machtig was als hij veron
derstelde. Menschen, die zoo'n drukte over
hun werk maakten, waren niet zeker van zich
zelf. Zij waren luidruchtig, om hun moed op
te houden, en anderen te verschalken. De
rook sloeg hem als een beleediging in het ge
zicht. en zijn lippen waren droog en stoffig.
Hij keerde zich om, plukte primula's en at
zc op. I lun sap verfrischte zijn lippen en deed
zijn moed herleven. Hij was nog zijn eigen
meester, ofschoon hij nooit zoo hongerig in
zijn leven geweest was. Maar weer voelde hij
liet stukje papier in zijn zak. Hij kreunde hul
peloos, en liep den rijweg over de heide op,
die stoffig bruin was van het stuiven van de
mijn. Er was een draad-omheining om de ge
bouwen en een bate
dea: „Trevu»e-ir
bouwen en een bord op een ppal met de woor
ÉipqpH
behalve voor zaken." Dat gaf hem lu Ieder
uj. Cceu toegang
geval uitstel. 1 lii leunde over liet hek en keek
naar het verschillende werk van de mijn. I let
erts werd naar boven gebracht en op kleine
wagentjes geplaatst. Mannen met witte pet
ten duwden de wagentjes langs een smal
platform op palen, en wierpen den inhoud in
een vergaarbak, die de balken In beweging
bracht. Dat zou zijn werk zijn, vermoedde hij,
den gelieelen dag en iederen dag de wagen
tjes achteruit en vooruit duwen op net geluid
van een fluit te beginnen en te eindigen, dc
eene week voor en de andere na, voor twaalf
gulden per week.
De mannen met hun witte petten Henen
koortsachtig heen en weer, en bestuurden hun
tyruu met een voorkomen, ulsof zij' zichzelf
schoot wenschen te volgen «n wier ouders of
voogUen niet of slechts gedeeltelijk In staat
zijn, de (kosten daarvan te dragen, daartoe in
de heieigenheid te «tellen1.
Zlf, die voor een dezer toelagen In aanmer
king wenschen te komen moeten zich schriften
'lijk aanmelden bij den Directeur der school,
bij' wien tevens nadere inlichtingen kunnen
worden bekomen.
DE ZITS TOKKEN VOOR DE
KUIKENS.
Vrij naar 'f Engellsch van Roland Pertwee
door T. de R.
Nadruk verboden.
Toen Raymond Warrant eenmaal had uit
gevonden, dat Nina Ware toch eigenlijk „je"
was, stak deze luchthartige jonge maai van
wal om eerst sehoo schip te maken in den
„romel" die hem omringde, alvorens de rus
tige huwelijkszee te gaan bevaren.
Enkelen van dien „rommel" waren heel ge
schikt. Ze beantwoordden zijn brieven met
beminnelijke wenschen voor zijn toekomst en
wat vergetelheid' voor het verleden. Anderen
waren moeilijker en gaven' hem nog heel wat
drukte. En het was met een hart vol goede
voornemens en een asdilade vol asch, dat hij
zich zelf tien slotte vrij genoeg beschouwde
voor een eerlijke vrijage. Mistellen stak zijn
geweten hem toch wel een beetje, toen bij voor
't allereerst Nina's handje in zijne hand nam,
dat zij' zoo vol vertrouwen daarin wegstopte.
Och ten slottle was hij ook al weer niet zoo
veel erger 'dan andere mannen en in Nina's
oogen zeker oneindig heter dan dè anderen.
Maar hoe het ook zij, voor Nina was hij een
en elkander feliciteerden- met hun slavernij
tegen twaalf gulden per week. Zij leden aan
den waan, dat zij iets wijs en wezenlijk be
langrijks deden. Lugg wist, dat telkens de een
of ae ander van hen een straal van helder
heid zou hebben, en zich zou bedrinken om
die te verdooveh. Zij moesten öf voortgaan met
de wagentjes voort te duwen, öf dronken wor
den, om te vergeten, dat zij op hun rug in
de zon op de heide konden liggen, of tevreden
langs het strand kouden slenteren. Dichtbij
klonk de kreet der balken, brutaal triomfee-
rend,
„Juist goed voor hem! Juist goed voor
hem 1 J uist goed voor hem
Dat zeiden ze, als ze een man in hun
macht gekregen hadden.
Lugg wist, dat Rosewaroe niet alleen iu
deze mijnonderneming was!» 1 lij had eenige
der andere directeuren van de maatschappij
gezien, toen deze pas was opgericht;
dikbuikige mannen uit Londen In geklecdu
us én met hoogen hoed, die ïondliepeu en met
tun wandelstokken iu de stapels afval stie
ten en „zoo" zeiden. Zij hadden de mijn aan
den gang gebracht en konden ze weer doen
stilstaan. Vanuit hun kantoren la I.ouden kim
den /.IJ met één penneatrcek al dit trlomiee-
rend geraas doen ophouden.
Achter de mijn verhief zich in dc verte ccn
heuvel, gekroond door een ouden aarden wal.
Lugg had gehoord, dat de wal duizenden ja
ren geleden gemaakt was dóór woeste, naak
te mannen. Hij was er lang, voordat er aan
de miin gewacht werdhij zou er zijn, dacht
hij, als de mijn vergeten was.
Een zwart uitziende man met grof katoe
nen broek en een buis, dat eens wit was ge-»
wecst, met een oliekan met lange tuit in zijn
hand, kwam buiten de omheining. Lugg riep
hem en zeide: „Ik wilde den opzichter spre
ken."
Do man keek hem aan en zeide: „Kom dan
binnen."
„Neen!" zei Lugg, achteruit gaande. Een-
en al liefde eni zorg eni (kleine attentie*. Niet*
was goed genoeg voor (haar eni op haar stortte
hij al de liefde eni zorg uit van een berouwvol
hart. Eu al» zij hem naar zijn verleden vroeg
en hi| losjesweg antwoordde, dat er nooit iets
ernstigs was geweest, en hij dan den dankba
ren blik in haar oogen zag, dan beloofde hij
zichzelf een voorbeeldig echtgenoot te zullen
worden. En zooals hij zich ontpopte iln den
tijd van hun verloving, was hij werkelijk ver
wonderlijk lief en zorgzaam.
Dien. avond' vóór zijn trouwen gaf hij aan al
zijtai vrienden een afscheidsdiner en, hoe
vreem'd ze 't ook vonden, 'hij beloofde daar,
dat' N'iina dc eenige zou zijn, die ooit zijn lief
de zou bezitten.
Een van hen, Bryant die lichtelijk aange
schoten was, deed nieiis anders dan met over
slaande stem zingen„Besluiten zijn er om te
worden verbroken. Besluiten' zijln als pastij-
korst bedoeld om te worden verbroken." De
heele afBdheidsfuiiif bleek een mislukking te
zijn. Zijn vrienden sdheneni hem niet meer zoo
dich tbij als vroeger.
Raymond' eni INïna trouwden en acht welken
van een groot', oneindig schijtaend gduk volg
den, die net zoo lang durden, totdat het de
naties goed dacht oorioig te maken. Midden
in den nacht bereikje hem eien telegTam, dat
hem opriep en een paar uur later had' hij zich
weggerukt uit armen, die hem niet wilden los
laten en reisde hij naar Kent om te worden
gedrild. Zware maanden van training volg
den; d'e wereld was niet langer een plaats,
waar man em vrouw samen' woonden, maar
was in twee 'helften verdeeld, met mannen aan
de 'eene zijde en vrouwen aan de andere en een
ren de dieugden. van haar, die naar hem zat te
verlangen. Iu al die maanden kon hij maar
vier dagen thuis zijn: de laatste maal vlak
vóór hij naar Gallipofi vertrok. Dat was een
vreeselijke dag tragisch in zijn ernst en
van hen beiden wps Nina de dapperste.
„O, liefste ilk zal je zóó missen," snikte
hij. En zij, met haar 'kopje, snikkend verbor
gen op zijn schouder, „ja, mis me, toe, blijf me
'missen..'
„Zul je goed' voor je zelf zorgen, dat je niet
order omnibussen of auto's (komt?"
„En jij?"
„Ik zal teurgkomen
vergeet het niet. Ik
kom terug ik héb je immers zoo noodig."
Zij nam zijln hoefd, het in hare airmen wie
gend. „Je bent zoo'n goede man vo«r me ge
weest, altijd."
„En je bent zoo klein, veel ie klein om al
leen te wordjen achtergelaten zoo faeeie-
maal alleen
Zij trok zijü hoofd dichterbij en begon:
„Raymisschienmaar hij hoorde 't
niet eni begon weer: „En als je nu eens ziek
wordt1'en ik zal zoo ver weg zijn
Ze aarzelde even. „Ik zal niet ziek worden,
natuurlijk niet. Ik ben nooit ziek ik zal al
leen steeds aan je denken, steeds op je wach
ten."
En om wat hij had gezegd, fluisterden
haar Tippen niet het geheim uat in haar was,
en Raymond reisde ver weg -en wist het
niet.
lm de eerste weken was hij in een toestand
van diepe melancholie, waaruit niets hem
scheen te kunnen redden. En al de andere sol
daten vonden hem een suffen kerel. En toen
eens zijn kolanel hem daarover aansprak,
antwoor dde hij
„lk weet, dat ik een ezel ben, kolonel. Maar
een man kan niet helpen, dat hij zijn vrouw
mist. We zijn maar acht weken getrouwd ge
weest, en toen moest ik al weg."
„ja, ik weet al die soort van dingen wel,"
antwoordde zijn kolonel iets zachter. „Maar
we zijn hier ten slotte toch ook niet op een
pic-nic en bedenk, dat jij niet de eenige
bent."
Het gesprek hielp hem. wel, gaf hem in
zicht in zich zelf; hij ontdekte dat door zelf
vroolijk te zijn, hij de vroolijkheid van ande
ren in de hand had. Velen, die hij tot dien tijd
voor saaie kerels had aangezien, ontpopten
zich als vlotte lui, met wie 't prettig samen
zijn was. En gaandeweg werden de gesprek
ken lichter, zooals dat gaat tusschen mannen,
wanneer alles, wat verfijning zou kunnen aan
brengen, achterwege blijft, 's Avonds, wan
neer hij alleen was, en kiekjes van vrouw en
huis bekeek, die hij altijd bij zich droeg, fluis
terde hij haar toe: „Er is toch geen kwaad
maal binnen, twijfelde hij er aan, of hij er
ooit weer uit zou komen.
De man lachte en ging weg.
Daarna kwam de opzichter uit zijn kan
toor. Hij was een vlug, vastberaden man met
borstelige wenkbrauwen.
„Wat wil je?" zei hij scherp tot Lugg.
Lugg gaf hem het stukje papier door het
traliewerk.
Het gezicht van den opzichter veranderde
onder het lezenzoo groot was de macht van
Rosewarne's schrift. „O", zei hij, en al lezen
de, stak hij zijn hand uit om het hek te ope
nen. Maar Lugg week achteruit. Nadat hij
liet papier gegeven had, was hij weer meester
van zich zelf.
„Dat kan u houden," zei hij„en wat
hij verder zei behoeft niet geschreven te wor
den. De opzichter bleef sprakeloos staan, en
voordat hij zich hersteld had, was Lugg bui
ten zijn bereik. De kreet der balken verhief
zich tot een gillend
„Weggegaan! weggegaan 1 weggegaanI"
Op een korten afstand van de mijn ging
Lugg zitten en wischte zich het voorhoofd
af.
„Oocde hemel 1" zei hij tot zijn hond, „dat
was op het kantje af, Nick I"
Vermoeid en hongerig, maar weer een vrij
man, stond hij op, trok ziiu riem wat meer
aan, en volgde ccn spoor aoor de heide. Een
halt uur loojxm bracht hem in het gezicht
van het huisje te Tregiffian. Hier zag hij,
dat iets gebeurde. Een paard en wagen ston
den op den straatweg en twee mannen droe
gen iets in het huisje. Toen hij dichterbij
kwam, zag Lugg, dat het Maydenstone en
de jonge Steven Jelbart waren. Hier, dacht
hij, was iets voor hem te doen, en hij ver
haastte zijn stap in het vooruitzicht van een
maaltijd. Maydenstone en de jonge Jelbart
waren vroeg in den middag uit Porth Enys
weggereden, en gingen onderweg bij de boer
derij aan, om wat beddegoed en meubelen
nu» te nemen, die voor den winter uit het
in een beetje luchthartig gepraat, Want van
binnen ben ik je zoo trouw als een man maar
kan zijn,"
Ze schreef hem vroolijke, opgewekte brie
ven en altjjd stond er in hoe goed ze zich voel
de; hoe gezond en sterk ze was. Al haar brie
ven waren zoo. Maanden lang waren ze zoo
eweest, zeifa toen de dokter verre van tevre-
ien was over haar toestand. Zij en haar zus-
r hadden er bijna om gekibbeld.
„Hij moei het weten, Nina."
„Neen, ik wil hei niet," had ze stampvoe-
nd geantwoord. „Begrijp je dan niet hoe
vreeselijk het is die tijdingen te krijgen, ala
je niet wèg kunt, als je je plicht moet doen?"
„Maar hij zou misschien verlof kunnen krij
gen."
Een verlangenden blik kwam in Nina's
oogen.
„Dat is zoo zeker niet. En stel je voor, dat
het hem niet werd toegestaan. Dat zou nög
erger zijn."
„Het lijkt wel of je liever niet wilt, dat hij
't zal weten."
„Of ik liever niet wil, dat hij 't weet?" riep
ze, mét schitterende oogen. „Afijn heele wezen
snakt ernaar, dat hij 't zal weten. Maar ver
dient hij niet iets, nu nij al die maanden in
dat vreeselijke oord moet leven voor ci»3?"
Liet was een vreeselijk oord waar Raymond
was; het leven daar was bijna onmogelijk. Da
laatst weken hadden ze weinig te cioea, wat
alles in die hitte nog ondragelijker maakte. Ln
de buurt van. een stad waren ze ingekwar
tierd-en die halve beschaving daarvan werk
te opwekkend op hen. En ondanks zich zelf
kon Raymond niet helpen, dat het gevoel
van blijdschap daar hem goed deed. Als ze
daar waren, aten ze goed. dronken ze goed,
zijn heele stemming werd beter.
Op zekeren avond zat hij met een vriend te
eten in een restaurant. En onophoudelijk gle
den zijn oogen in de richting van een ander
tafeltje, waaraan een opzichtig gekieed, jong
meisje zat, dat hem scheen te wenken met
haar oogen.
En toen de avond kwam iu Raymond laat
in den nacht terug was iu zijn tent, herinner
de hij zich met wrevel Je tekoricg van. een
Zuidelijken nacht, het Oostersche maanlicht,
zijn lange, lange eenzaamheid en onthouding
en dien kus...."
Den volgenden morgen aan 't ontbiit kwam
een officier hem. tegen met een telegram in de
hand. „ik heb je gisteravond overal gezocht.
Dit telegram kwam. Gelukgewenste;!:, üoori"
Telegrammen in oorlogstijd komen ia 'i le
ger niet in keurige enveloppe». Ze worden
geseind van het dichtstbijzijnde telefoonstati
on. En dus is de inhoua eigendom van den
heeleu stal.
„ik heb een klein zoontje voor je. Wij zen
den onze liefde aan zijn vader. Nina
Dat was het eerste. Een tweede was van
haar zuster en buitensporig lang. Het meid-
de verder, dat ze eenige dagen tusschen leven
en dood had gezweefd, maar dat alle gevaar
nu was verdwenen.
„Goed nieuws, hè?" vroeg de adjudant.
Maar Raymond Warrant antwoordde niet.
Hij wandelde uit zijn tent en stond te staren
over de wijde uitgestrektheid van de zand
woestijn. Hij stond zoo een langen langen
tijd. I oen stond plotseling zijn Kapitein, dien
hij niet had hooren aankomen, achter hem.
„Kijk eens hier, jongen," zei hij. „Van
morgen kwam het bévei drie officieren naai'
huis te zenden voor de instructie van recru-
ten. Zou dat jou mei passen? Naar huis toe.
en wat daar bij hoort?"
Toen kreeg Raymond Warrant ineens z'n
stem terug en lachte.
„Neen," snikte hij. „Neen ik wil niet
naar huis. Ik heb 't niet verdiend naar huis
te gaan. O God, waarom wordt een mcaseh
toch niet doodgeschoten in den oorlog
AAN DE'(DAMMERS!
Met Üadk voor de ontvangen opl. van pro
bleem 555 (eindspel)
S tand.
Zw. 27, 35, 39.
W. 28, 45 en dam op 3.
Oplossing.
1. 28—22 1. 27 18.
2. 3-9 2. 18'23.
(op 18—22 volgt 9 17, (zw. 39—
44), w. 27—22 (zw. 44—50 gedW.),
w.r 226 (zw. 3540) w. 45 34
(zw. 5045) w. 61
huisje waren weggenomen, om ze voor het
vocht te bewaren. Maydenstone had de mees
te van zijn boeken weer in de pakkisten ge
legd, waaruit Lugg ze hem had helpen ha
len, en gaf ze bij juffrouw Rowe in bewaring.
Hij wilde niet te veel dingen naar het huisje
brengen, omdat hij voelde, dat hij een proef
nam, die mogelijk niet gelukken zou.
De Blanchards, vervuld met de gedachte
aan het Groote Boek, keurden het plan met
warmte goed. Mevrouw Blanchard legde ook
een bijzondere beteekenis in haar handdruk.
Maydenstone lachte, toen hij den handdruk
terug gaf; het hoorde niet tot zijn plan om
sentimenteel te zijn. Hij wilde zich zelf loe
ren kennen, ontdekken waarvoor hij goed was.
Terwijl hij naar zijn nieuw huis op de heide
reed, werd zijn geest aangenaam bezig ge
houden met plannen maken voor zijn dag-
verdeeling. Hij verheugde zich in het voor
uitzicht, zich zelf te moeten helpen, zijn kamer
stoffen, meubelen wrijven, maaltijden .gereed
maken; uit ieder dezer handelingen hoopte
hij nieuw en persoonlijk genoegen' te putten
zijn beste krachten te beproeven op de gewone
werkzaamheden van het leven, en daarvan de
zinnebeeldig^ schoonheid te ondervinden.
Lugg kwam juist van pas, om het huisje
ln orde te helpen maken. Juffrouw Jelbart
had al een flink vuur in den haard aange
legd, en Lugg zette een grooten ketel met wa
ter op. Hij toonde veel verstand te hebben van
de behandeling van'de kachel; op het goede
oogenblik deea hij er kleine stukjes brem in
en legde een rij turven neer cm te dragen,
die goed zouden zijn als alles binnenin ver
brand was. Hij had een merkwaardige min
achting voor ae andere bijzonderheden van
huishouding. Eens had hij een huisje ge
huurd en het ondraaglijk lastig gevonden.
Daar het weer koud was en hij geldgebrek
had, had hij het greotste dee! "an de trap
voor brandhout gebruikt, voer Jat teja woe
dende huisbaas hem de aeur uitzette
(Wiiut vervolgd.)
f VII»
ne iini
aki
ing gi
Toen hij buiten de stad1 in het open veld
'kwam was hij meer dan ooit gedrukt door het
denkbeeld van geregeld werk. Een dozijn mo
gelijke manieren om zijn brood te verdienen
kwamen hij hem op. Als hij gebleven .was,
waar hij stond, waren etr misschien vreemde
lingen gekomen, die een gids wilden hebben.
Op dit oogenblik werd er misschien aan de
kade een schoener gelost,, waar gebrek aan
werklieden was. Hij weifelde. Zou hij terug
gaan? Toen voelde hij het stukje papier in
zijn zak. Neen, hij had zich overgegeven; hij
moest hot doorzetten.
Thans bracht do wind hom het geluidl der
bolken over.
„Hoer*! hoera 1 hoorn!" zeiden ze. Dat
moest het genot van don arbeid zijn, waar
over da predikant «prak. Hij werd overvallen
door een koude rilling, en ging hij de haag
zitten, -Zijn hond kwam treurig naar hem toe
en likte zijn hand,
„We zitten or aan vast, Hielks ze hébben
ons dat ia zeker," mompelde hij terwijl hij
den bond' aan dé ooren trok.
Een windvlaag veranderde den klank der
halken zoodat zij zeiden:
„MaoJk voort 1 maalk voort!"
Roods onder do botoovering van het werk
stond Lugg werktuigelijk gehoorzaam op on
liep don wog verder. Nu 'kon hij do mijnge-
bouwon zien, met tinnen daken opóón ge
bouwd togen den kant van het dal. Het zon
licht word bezoedeld door een rookpluim uit
don grooton ijzeren schoorsteen, Als het met
d'e mijn goed bleef gaan, zouden zij weldra
een machinehuis bouwen en steenen schoor-
«teanen. Eter vandaan kon Lugg de balken
zien, moer dan een dozijn, die in razende
haast nuk ter elkander r««en en daalden. Met
een soort Van verontwaardiging zag hij, dat
zij door stoom in plaats van door water
kracht werkten. Dat maakte hem nog som
berder.
„Wat een geraas! wat een geraas 1 wat
een geraas 1" zeiden ze, met belachelijke zelf
verheffing.
„O, 't is goed," zei Lugg met oen knikje;
„je kunt wachten".
Dit jaar komen we regelmatig lang» een
boerderij waar twee troepjes wit Leghorn
kuikens sinds April rondloopen, Echter loopt
het eene troepje in een ren bij de groote hoen-
dors in en beschikt het andere oVer een af
zonderlijke, eveneens afgesloten (gelegenheid.
Het behoeft zeker geen betoog, dat de kui
kens van de eerste groep imeer beten dan eten
krijgen en na 8, 4 weken bleek al spoedig,
'hoe zeer zo bij de 2de groep achter aan kwa
men., Tot dusver schijnt het den eigenaar
niets geleerd te hebben al zullen we het hem
binnenkort eens bij ©en vergelijking van de
tweo toompjes duidelijk maken. Ons heeft
het voor de aooveeiste maal duidelijk ge
maakt 'met hoe bedroevend weinig kennis
van zaken en met hoe geringe opmerkzaam
heid het pluimvee door velen nog verzorgd
wordt, terwijl we er tevens telkens onze stel
ling in bevestigd] zien, dat alleen al door een
meer doelmatige verzorging de pluimveeteelt
ten onzent veel moer baten zal kunnen af
werpen dan thans roods het geval is.
Zoo willen we thans eens over de zitstok-
iken voor de kuikens schrijven, waar tegen
ook nog maar al te dikwijls gezondigd wordt.
Dat dit laatste inderdaad het geval is, kan
door iedereen die wel eens hoenders in han
den of op zijn bord krijgt, gemakkelijk waar
genomen worden. Het (borstbeen bij de kui
kens bestaat grootendoefs uit kraakbeen, dat
eerst later door den toevoor van een kalksa-
menstelling in harden beenvoirm overgaat.
Gaan de kuikens nu „roesten" op die akelige
dunns, dikwijls ronde zitstokken, welke men
gewoonlijk in de hoenderverblijven aantreft,
waarbij het nog week© borstbeen op die stok
ken komt te rusten, dan zal hier öf een fer
me deuk in komen öf het zal krom groeien.
Hierdoor worden de inwendige organen in
hun ontwikkeling beperkt en dit benadeelt
hun legvormogous. Ook als tafelhoen zal hun
dit schaden. Betast nu eens het borstbeen der
hoenders, die in uw handen komen en u zult
inzien, dat we in onze uitspraak hierboven
niet te ver zijn gegaan.
Laat men de kuikens op den bodem zitten,
dan is dit ook niet goed'. Ze zuilen op en te
gen eikaar kruipen, daardoor te veel warmte
ontwikkelen, waardoor de kans op kou-vatten
en straks do .„snot" aanmerkelijk vergroot
wordt. Om van het vervuilen door het in den
most verblijven maar niet te spreken.
Breng daarom in d'e kuikenvenbljjven zit-
stokken aan, welke niet al te ver van den bo
dem verwijderd zijn, zoodat het geen vliege
niers-toeren vereischt om ze te bereiken.
Neem deze zitstokken in den vorm van z.g.
schroten, in een breedte van G8 e.M.
Laat daar de kuikens op rusten, aoodra ze
5, 6 weken oud zijn.
En we verzekeren u, dat dte nadeelen, welke
we hierboven opsomden voor hen, die dezen
raad willen opvolgen, niet zullen bestaan.
*e«