Niet te koop.
F KU1LLET0N.
Honderd Eau eo Twintigste Jaargang,
Zaterdag 2 Augustus.
i'aryscke brieven.
Wenken voor Land- en
Tuinbouwers.
Gemengd Nieuws.
a®, ie©. m®.
(Van onin ljanjsc/un correspondent)
23).
Nadruk verboden).
Parijs, 21 juli my.
Het jonge meisje.
Op een dag die toevalligerwijs voor idij
door veel herinneringen, droeve en blijde, een
aparte dag was, op een dag dat men zich
eenzaam voelt, ver van zijn „thuis", kreeg ik
een brief van een jong meisje dat mij niet
ketille en dat ik niet ken of ouii kennen zal
Die brief waa voor mij vuu veel meer betee-
kenis dan dit jonge meisje begrijpt of ooit be
grijpen zal, want die brief was vol mooie
dingen waarvan het meisje niet eens wist dut
ze mooi waren. Ik zou bijna zeggendaarom
juist waren ze mooi.
Feitelijk schaamde lk mij voor mijn laat
ste u Panjsclien brief die zoo heelemaal niet
„mooi" wus op de manier van liet meisje,
maar; bitter, een beetje wrang ca vol onzui
verheid. Maar.... het leven in Farijs ia met
altijd even zuiver en licht en.... woorden zoo-
ala van dit onbekende meisje komen niet iede-
reu dag tot ons. Argeloos en doordingend en
zuiverend.
ik geloof dat dit meisje een goede moeder
heett en ik geloof dat zij dat ook eenmaal
zelf zijn /.al.
Maar, ik moet U een „Parijsche brief"
schrijven nietwaar, en daar ik werktuigelijk
nujii in iel getiteld heb: „liet jonge meisje',
mout ik u wel schrijven over het Parijsche
jonge meisje...,
Moet ik hegiuueu met te zeggen dat ze niet
alle hier zijn zooals de „tango-girladie ik
in mijn vorigen brief besehreei en dat er hier
veie, vele zijn die hard werken in stoffige,
heet',1 -1fellere met weinig levensvreugd en uie
hun beetje lieve leveustroest zoeken 111 wat tee-
deiticiü, die dikwijls misbruikt en wat liefde
die dikwijis verguisd wordt?
Kleine moede mlainettes met hun hooge
schorre stemmetjes
IJlt tóch zijn 'de twee uitersten vaa jonge
vrouwen hier: het mondaine toonaangevende
meisje en de midinette en daartusscüen in:
de overgroots meerderheid der jonge meisjes
die tot nuu zeventiende jaar op pensionaat
zijn, opdat ze hun jeugd in gezonder sfeer
mogen doorbrengen dau de Parijsche en die
daar van de kleine religeuses die moederlijke
zorgen moeten krijgen, die hun eigen moeder
door de noodlottige dwang der omstandig
heden hun niet altijd geven kan.
liet jonge meisje der overgroote middeu-
klassö wordt zeer conventioneel, dus slecht
opgevoed. Wordt hl 01 niet uitgehuwelijkt en
wordt hl of niet gelukkig hl naar ham ka
rakter sterk of zwak, goed of slecht ls en
voor de middelmatiger»... hl nuar de omstan
digheden (waar het jonge meisje hier moge
lijk door haar onvolledige opvoeding minder
zuiver tegenover staat dan de jonge vrouw in
andere lauden), gunstig of ougustig zijn.
Als kameraad heeft de „jongen zouner zus
ter" niets aan het jonge meisje hier. lf.n de
voor deze tilden nog zeldzame Frausche „ge
ëmancipeerde intellcctuccle" vrouw wordt
door den Pranschman daarom als vrouw niet
gewaardeerd omdat hij haar in dat bestaan
niet begrijpen kan en omdat inderdaad de
eigenaardige psyche der middelmatige Fran
sdie vrouw meer verwrongen schijnt te wor
den door emancipatie dan die harer noorde
lijk zusters, wier iatelligcgtk minder beperkt
vrouwelijk lijkt te kunnen zijn.
De werkende jonge vrouw, ik bedoel de
jonge vrouw die hier buiten haar bijzonder
vrouwelijk terrein is getreden uit noodzaak
of om andere redenen, artistes, femmes de
science, ouvièreu lijdt veelal zeer onder het
afmattende van het leven hier.
De petit-bonrgeoise zal hier ook na haar
huwelijk gewoonlijk in haar mans zaken te
werken hebben omdat dit bedienden uit
spaart ca omdat de petite-bourgeoisie (veel-
al van boerschen zuinigen aard en afkomst)
geld wil verdienen om eenmaal te kunnen lui
eren. Vee) vrouwen hebben geen tijd om kin
deren te krijgen I
Doordat dit volk temperamentvoller is dan
vele andere en de huwelijksomstandigheden
moeilijker, is hier de positie van de alleen
staande vrouw ongewisser en het aantal ille
gitieme verhoudingen is zeer groot en neemt
nog toe sinds de oorlog het aantal huwbare
mannen met twee miliioeii verminderde.
Bovendien ia het leven hier eenzamer en
harder voor het alleenstaande ongefortuneer
de meisje dan waar ook elders, hu daar er
zoo een enorm groot contingent van Parijs
uit de provincie afkomstig ia en niet langer
dan hoogstens gedurende twee generaties in
Parijs leeft, wreekt zich dat aan de gestel
len, die atavistisch bestemd waren voor het
landleven en niet de nerveuze taaiheid en
weerstand hebben der stadsnaturen van de
oud-l'arijsche geslachten.
iict jonge meisje verder der midden-klasse
met wat fortuin geldt nog steeds voor „bien-
élevée", wel opgevoed, als zij „onwetend" is,
althans een soort naïviteit met gratie weet te
dragen. Zij kiest geen beroep.
Zooals ik reeds zeide is de conventioneele
Parijsche vrouw voor haar huwelijk en in het
begin daarvan als „kameraad" niet veel
waard eu het mecreudeel der oude Parijze-
caars heeft niet de behoefte of niet de macht
haar daartoe eenmaal te brengen. Hij prefe
reert in bet „goede'.' Frausclie huwelijk zijn
vrouw te vereeren als gratie-volle eeuwig-
jeugdige meesteres van zijn hart eu zijn huis
eu ais zoodanig is de Pransche gelukkige
jonggehuwde goede vrouw der grauüe-Dour-
géoisie al even beperkt en.... volmaakt als on
ze over-grootmoeüerse. Docli de zorgen van
liet moderne leven van den mau kan zij beter
door „afleiding" dan door een medeleven en
begrijpen lenigen.
ik sprak nu van de goede Fransche huwe
lijken omdat ik niet heb witten spiekeu vau de
afdwalingen waartoe liet gebrek aan huwe-
lijk$-/o/w aanleiding geelt. De oorlog eu de
meer besproken degeneratie waren ia deze
groote machten.
lk eindig met... het Parijsche „jonge meis
je dat een goede moeder lieeit". Wij weten
echter allen dat dit een ras van vrouwen is
dat staat boven alle toestanden eu omstan
digheden vau tijd of iaud en of' wij ook lezen
van de oud-Komeinsche moeder en haar
dochter, of van Madame de sevigné, of de
schooue Madame de Uruignan, levensdin
gen vau Amaiia Dietrich eu Charitas Bia-
seliof of dat wij om ons heen zien in onzen
eigen kling of wat verder afdit is een
ras van vrouwen dat mijn jeugdige pen hier
niet denkt te schrijven-
Leu ras dat voor zichzelf zwijgend spreekt,
het ras van die vrouwen die unrner meer
macht hadden dan welke andere, niet alleen
over een „Jean Christcrffe", een Uoetiie of
Beethoven, maar over de heele wereld van
groote en simpele naturen, de vrouwen die
zijn: gravin ot werkvrouw, gehuwd of onge
huwd, maar die instinctief geven wat de we
reld noodig heeft aan ware „eeuwige vrouwe
lijkheid."
Deze kaste van vrouwen bestaat ook in
Parijs, deze groep van duizenden „ware"
vrouwen. Maar, om meer dan éen reden, o.a.
ook omdat deze anonyme moeders en doch
ters-van-moeders aan geen land gebonden
zijn, schrijft uw Parijsche briefschrijver over
deze vrouwen niet. Echter was éen hunner de
aanleiding tot het schrijven van dezen brief.
STéFAN.
De vraag zou gedaan kunnen worden of
de meerdere of mindere voederwaarde der
verschillende grassoorten ook invloed moet
uitoefenenen bij1 de keuze der graszaden.
Aangaande de voederwaarde van de ver
schillende grassoorten zou men ingelicht kun
nen worden: lo. door de menschen van de
praktijk; 2o. door de wetenschappelijke beoe
fenaren van den landbouw; 3o. door de schei
kundige analyse.
Nu is het oordeel van de boeren over de
voederwaarde van de verschillende grassoor
ten in verschillende streken van ons land zeer
ongelijk. Laat ik liever beginnen met te zeg-
gen dat de practicus de verschillende gras
soorten niet kent bij name, hoogstens een
paar, die hij liever niet in zijn weiden ziet,
ook nog een enkele, die op sommige landerijen
sterk op den voorgrond treedt, b.v. het biauw-
gra§, Dit gras komt veel voor op veenachtige
gronden, die 's winters dikwijls onder water
staan.
In sommige streken van ons land loopt
men hoog met dit gewas, ik wil gelooven,
omdat het een groote portie geeft, de boer op
de Frlesche kiel moet er evenwel niets van
hebben. Voedcrproeven met de verschillende
grassoorten afzonderlijk zijn nooit gehouden
en om verschillende redenen zou dit ook vrij
wel onmogelijk zijn of aanleiding kunnen ge
ven tot het trekken van zeer verkeerde concïu-
slün.
De landbouwwetenschap staat cr even
slecht, zoo niet slechter voor dan de practi-
sche boeren. Zij heeft, naar de bewering of
het vermoeden van sommige, haar wetensennp
van „hooien zeggen" en aeze aldus opge
daan. Zij heeft van de boeren gehoord dat de
ze hooisoort beter is dan die, cn, daar zij de
namen d?r verschillende grassoorten wel
kent, op grond van deze beweringen uitge
maakt of een grassoort al of niet een groote
scheikundige een definitieve aanspraak kun-
voedingswaarde bezat. Ten slotte zou dan de
nen doen. I lij toch kan immers nauwkeurig
bepalen welke en' hoeveel voedingsstoffen er
in de verschillende grassoorten voorkomen.
Nu zijn van de afzonderlijke grassen Hechts
weinig analyses bekend en deze betreffen dan
alleen nog maar de halmen en niet de onder
grassen, ode toch ook, en soms zelfs in hooge
mate? een deel van liet voedsel uitmaken. Bo
vendien kan de scheikundige samenstelling
van eenzelfde grassoort zeer verschillend zijn
naar gelang van de groeivoorraden en den
tijd, waarop het gras gemaaid wordt, dezelf
de grassoort zal in het begin van haar groei
periode heel anders van samenstelling zijn
dan op het tijdstip van rijpheid. De analyse
doet ons slechts enkele groepen van stoften,
die in liet voedsel voorkomen, kennen. Zoo
komt het looizuur, dat de planten bevatten en
dat eerder als een vergif dan als voedsel moet
worden beschouwd, onder de stikstofvrije
extractieistoifen voor. Wat door de scheikun
dige wordt aangeduid als ruw vet, bestaat
voor een gedeelte slechts uit werkelijk vet en
voor een ander deel uit b. v. harsachtige stof
fen. Eindelijk geeft de scheikundige analyse
tot nog toe geen of zeer weinig gegevens om
trent de verteerbaarheid. Alles te zatnen ge
nomen kan men gerust zeggen dat de waarde
van liet scheikundig onderzoek der voedings
stoffen, evenals die van het scheikundig on
derzoek van den bodem, te hoog is aangesla
gen.
En nu geef ik het woord aan den heer Rau-
werda zelf, om mededeeling te doen van zijn
wijze van beoordeel ing van de waarde der
verschillende weidegrassen, door hem ge
noemd een „Beoórdeeling op exterieur".
„Aldus meen ik de methode te mogen aan
duiden, met behulp waarvan ik mij sedert ja
ren een oordeel vorm over de waarde der
weideplanten. Ik acht die omschrijving niet
onjuist, omdat zij uitgaat van uiterlijk waar
neembare eigenschappen, om daaruit conclu
sies af te leiden omtrent de practische bruik
baarheid. Evenals bij de beoordeeling van het
exterieur van dierffr tracht zij zooveel moge
lijk alle uiterlijk waarneembare kenmerken in
rekening te brengen.
De volgende eigenschappen komen daar
voor in aanmerking:
1. Al of niet vroege ontwikkeling.
2. Bloeitijd.
3. Geneigdheid tot zaaduitval.
4. Geproduceerde massa.-
5. Hoeveelheid halmen.
6. Floeveelheid ondergras.
7. Al of niet hardstengelig.
8. Graad van fijnheid der halmen.
9. Graad van fijnheid van het ondergras.
10. Al of niet langhalmig.
11Nawas.
12. Wijze van uitstoeling en invloed op de
zodevorming.
13. Overige gunstige of ongunstige eigen
schappen."
Door toetsing aan deze eigenschappen heeft
dè heer Rauwerda nu voor zich uitgemaakt of
een grassoort tot de goede of tot de slechte
weideplanten gerekend moet worden.
„Over het algemeen", zegt hij dan verder
„komt de waardeering waartoe deze methode
leidt, vrij goed overeen met die der Frieache
praktijk'.
„Deze methode van beoordeellng kan ook
met succes worden gebruikt voor de niet-gras
sen. Ais voorbeelden mogen hier volgen enke
le typische resultaten, welke zij oplevert voor
enkele vlinderbloemigen.
Witte klaver: niets dan fijn onder-
gras dat nooit te lang en nooit hardstengelig
wordt en in groote hoeveelheid aanwezig is.
Zij geeft een krachtigea nawas en is voor
weide- en hooiland een uitstekende plant, ook
als zodesluiter.
R o o d e klaver: vrij veel fijn onder
gras, tevens vrij veel grof en tamelijk hard
stengelig, bovengraa. De nawas is krachtig
Bosjesvormer.
Basterdklaver: staat tn groeiwijze
tusschen witte en roode klaver in de stengels
kruipen eerst over den grond en heffen zich
dan op. Levert dus weinig anders dan boven-
gras dat echter zeer bladrijk is en minder
grof dan van roode klaver. Nawas niet krach
tig-
nopperupsgklaver. Groeiwijze de
zelfde als van basterdklaver. Het gewas is
fijn en bladrijk, vooral onder ander boven-
gras, waar het hoofdzakelijk als ondergras
is te beschouwen. Goede nawas, maar één-
Jarig.
DE RUI.
Al negen, hen niaaudvu Lvboen de hoen
ders hun veerenpakje. gedragen, het wordt
tijd, dat het eens vernieuwd wordt.
De wind heeft zich cr- onder gestoken en
er danig in huisgehouden, regen sloeg er op
en door en deed de veeren in het nat gewor
den stof vervuilen, mijt en luis hebben zich,
ondanks alle genomen voorzorgen, te knabbe
len gezet, waardoor de gaafheid der veeren
ook al in meer of mindere mate geleden heeft,
'n vechtpartijtje heeft al menige veer doen
wegstuiven en dan met zoo'n gehavend pakje
weer een guur najaar en een kouden winter
in?
Dat gaat immers nietl En moeder Natuur,
de onnavolgbare, die steeds bewondering af
dwingt en met meer ontzag vervult, hoe ver
der men in haar diepste wezen doordringt,
moeder natuur heeit ook hiervoor weer haar
maatregelen getroffen en laat de hoenders
hun versleten pakje uittrekken om hun er een
gloednieuw weer voor terug te geven.
Dat is nu de rui.
Gewoonlijk loopt de rui-periode van Juli
tot September, terwijl de maanden Augustus
en September een vlot verloop der rui het
meest bevorderen.
Augustus geeft immers de warmste dagen,
dat de veerschachten snel doet uitdrogen,
zoodat de veeren, dood, zonder eenigen
glans, gemakkelijk uit de cellen vallen.
In het verloop der rui zitten echter dik
wijls groote verschillen. Bet nieuwe veeren-
dek eischt veel van het lichaamsgestel der
dieren en naarmate deze meer veerkracht be
zitten, naarmate ze jong of oud, sterk oi
zwak zijn, zal de rui ook meer of minder
snel verloopen.
Zóó kan de rui aanpakken, dat de daarmede
gewoonlijk gepaard gaande lusteloosheid in
haar verschijnselen wel eens aan ziekte doet
denken. Men spreekt van de z.g.n. ruiziekte.
Kam en kinlellen verbleeken en schrompe
len in en met hen verdwijnt ook de opgewekt
heid en levenslust.
Dan wordt het oppassen. Meer dan ooit
moet men de dieren voor regen en tocht be
schutten, omdat hun zoo ontbloot lichaam
daar niet zooveel weerstand aan kan bicden
als anders.
Een hooge temperatuur en een droge lucht
gesteldheid blijft altijd het ideale rui-weer.
Bij de eene hen zal men zien, dat deze na
genoeg tegelijk zijn voeeren laat vallen, ter
wijl een andere dit weer in tempo's doet.
Krachtig moeten de dieren in de ruiperiode
gevoed worden. Gebruikt men week voer, dan
geve men dit zoo warm mogelijk, waardoor
men 8 a 4 maal iets bloem van zwavel doet.
Met het geven van groenvoer zij men vooral
ook niet te zuinig. Een tikje ijzervitriool in 't
drinkwater bewijst ook al goede diensten. Dit
verstrekke men als volgt: Men lost 25 tot 30
gram ijzervitriool in 1 liter water op. Van
die oplossing mengt men dan dagelijks één
eierlepel op één Liter drinkwater.
Tenslotte zorge men er steeds voor de hok-
ken en hoenders zooveel mogelijk mijt- en
luiiviij te houden. Op het plaatsje waar de
hoenders gewoonlijk hun zon- en zandbad
nemen, strooit men een flinke portie tabaks-
zand.
En dan maar verder hopen op moot weer!
GENEESMIDDEL TEGEN™
MOND- EN KLAUWZEER.
Gister hadden wij een onderhoud met den
heer M. M. Witvliet, Nassaukade 127, Am
sterdam, tijdelijk te Egmond, over een door
hem uitgevonden middel tegen het mond- en
klauwzeer.
Wij hadden over dit middel gunstige re
sultaten gehoord, maar stonden sceptisch te
genover deze uitvinding, omdat reeds zoo
velen zich aan nuttelooze uitvindingen ge
waagd hebben.
Het onderhoud met den heer Witvliet ves
tigde echter de overtuiging, dat het in het al
gemeen belang is, dat men van zijn middel
ernstig kennis neemt en er wetenschappelijke,
controleerbare proeven mee neemt.
De heer Witvliet verlangt niet liever. Hij
zond zijn uitvinding reeds naar de Staatscom
missie, maar deze liet tot nog toe, zooais
meermalen door dergelijke commissies ge
schiedt, niets van zich hooreu.
De zaak is echter belangrijk genoeg. Hel
toenemende mond- en klauwzeer berokkent
groote schade en de sterfiegevaïlen tengevol
ge van deze ziekte nemen toe.
Het zou een belangrijke bevordering van
onze nationale welvaart boteekenen, wanneer
het middel tegen deze voor onze vecsiapei
zoo nadeelige ziekte was uitgevonden.
Het komt ons daarom gewenscut voor, dat
„Hollands Noorderkwartier" en de „Bond
van Zuivelfabrieken" als krachtige organisa
ties in Noord-Holland de uoodige aandrang
op de Staatscommissie uitoefenen, um de we
tenschappelijke waarde van heit middel zoo
spoedig mogelijk vast te stellen.
Ook de Vereeniging van Oud-leerlingen
der Landbouwwinterschooj te Schagen en de
Rundveefokvereeniging kunnen in dezen veel
doen.
De heer Witvliet stelde tot nu toe zijn mid
del, dat, naar hij beweert, heilzaam snel
werkt in gevallen waar er levensgevaar door
groote benauwdheid en kortademigheid be
staat, gratis beschikbaar.
Proefnemingen zijn dus niet kostbaar en
aan het gebruik is niet het minste gevaar ver
bonden. De heer Witvliet, die zich' deed ken
nen als een zeer ernstig mensch, verklaarde
ons althans, dat ook hij het middel, ten be
wijze der onschadelijkheid, had ingenomen.
Wij willen nog medecleeien, dat wii een
10-tal verklaringen lazen van landbouwers,
bijna alle gedateerd in de maand Juli 1919,
dus van zeer rcccnten datum, waaruit bleek,
dat zij het middel met yeel succes hadden toe
gepast.
Uit de verklaringen, bleek ons, dat het be
houd van veel dieren een gevolg was van de
toepassing van het middel. Ook komt daarin
uit, dat het middel zeer vlug werkt, de gene-
zing wordf in één week verkregén.
Wij hopen daarom, dat met den meesten
speed de wetenschappelijke wsarde van het
middel wordt vastgesteld.
Blijkt het te zijn, wat thans reeds zeer veel
landbouwers getuigen, dan kan het niet vlug
genoeg, tot vermecrdering»van onze melkpro
ductie, op groote schaal voor onzen gehselea
veestapel aangewend worden.
GEVAARLIJKE ÏNDIViDUêN
GEARRESTEERD.
De landbouwer F. te Hoensbroek, bi^iierkte
op de Hoeve Muis, dat een paar - personen
eenige kippen trachtten te vangen, waarop hij
de hulp inriep van agent Custers, die, hoe
wel niet in dienst, zich in het veld bevond.
Toen de agent, die in burgerkleeding was,
zich als politieman bekend maakte, bracht
een der kippendieven hem met een ploerten-
dooder eeri slag op het hoofd toe, zoodat hij
bloedend neerviel. Inmiddels schoten de
landbouwer F., de zoon van den agent en
diens hond te hulp, waarop na hevig velzet
de arrestatie van een der bandieten kon plaats
vinden, terwijl de andere, hoewel gewond,
wist te ontvluchten. De gearresteerde was
evenwel zoo gewond, dat ook voor hem ge
neeskundige hulp werd ingeroepen, terwijl
Zij spraken af, dat Esther en Kitty bij de
Jelbarts zouden logeeren, totdat Maydenstone
voor de noodige formaliteiten gezorgd had.
Zooals Esther zei
„Het is niet noodig de gewoonte nog meer
te beleedigen; we hebben ons doel bereikt.
We beginnen frisch, zonder dat we door een
reputatie gehinderd worden."
Ze was nog een beetje ongerust, dat hun
huwelijk verandering zou brengen in de le
venswijze die hij voor zich zelf geko?.en*had.
(Wnrdit vervolgd.)
45)
HOOFDSTUK XXI.
„Intu'sschen" zei Maydenstone, „geloof ik
dat het beter is dat we trouwen."
Esther maakte zich zachtjes uit zijn. armen
los eu droogde haar oogen.,
„Dat is een andere zaa'k" zei zeen die niet
in haast geschikt kan worden. Laten we eerst
alles o.pruimen en dan kunne we er rustig
over praten".
Zij had de zaak met haar vader zoo uitste
kend zelf behandeld1, dat hij voelde, dat 'hij
haar veilig haar gang kon laten gaan. Zij
hoorde niet tot de soort van vrouwen, die door
vleierij gewonnen worden, maar aan dan ande
ren kant zou zij toch ook niet trachten hem te
ontwijken door uit te stellen. Of zij hem al of
niet het antwoord zou geven, dat hij hoopte,
ze zou ten minste naar hem luisteren. Hij
haalde dus water voor haar, en zo veegdo de
keu'ken aan, en ondterzopht zijn gereedschap
pen en voorraad, om een lijst op te maken
van de dingen die zij voor hem noodig aohtte.
Hij dacht dat deze opmerkzaamheid slechts
bo teeken kon dat zij voor goed met hein af
gedaan had en zijn zaken behoorlijk in orde
wilde achterlaten.
„Kitty", zei ze, toen zo haar haar handen
gewassöhen had i neen kom buiten de deur,
„scheur je jurk, plas in het water, speel mot
hot vuur, doe alles wat je maar wilt. We heb
ben een heel akeligen droom gehad maar we
zijn nu wakker. We zullen niet weer inslapen,
behalve waar de sterren ons zien kunnen en
zoo zullen we altijd heerlijke droomen hebben.
„Vergeef me" zei ze tot ilaydenstone, „maar
ik kan eenvoudig niet ernstig zijn."
„Ik verlang niet ernstig te zijn", zei hij;
„maar ik wensch deze zaak geregeld te zien".
Zij antwoordde hem niet en als van zelf
gingen zij naar den heuvel, alsof wat zij te
zoggen hadden op oen hooge plek en ia de
op .n lucht moest gezegd worden.
„Esther Itóaewarne, wil je me trouwen?"
vroeg Maydenstone vast, zoodra zij gezeten
w.aren.
Zij a ar zeide een oogenblik, en zei toen
„Is het noodig dat we trouwen? Natuurlijk
•kunnen we niet samen blijven wonen, als we
't niet doen, maar ben je er beel zeiker van dat
we bet moeten doen, of zelfs dat we samen
moeten blijven leven?
Voor mij zelf sprekend zei zij met een
lacb. „O, ik 'geloof wel <lat je van me houdt
en ik weet zeker dat ik graag je vrouw zou
zijn, maar voel je niet 'dat we door brouwen,
misschien iets 'beters verliezen
„Neen, i!k gevoel zoo iets volstrekt niet."
„Ik weet niet of je wel geheel begrijp wat
ik bedoel," zei ze na-eenige ©ogenblikken st il
zwijgen. „Zie je niet welke kans wij hebben?
Ik geloof niet, dat er ergens twee menschen
bestaan die zoo duidelijk zien als wij het op
'dit oogenblik doen, het vreeselijke kwaad dat
ontstaat door menschen die zich daaraan
overgeven. Zes of zeven jaar geleden zou va-
deir hemel en aarde bewogen 'hebben bij de
minste godnehto aan wreedheid jegens oen
kind van wien ook orr nu zie je wat hij
liever wil verdragen dan eon» schandaal in
zijn huis te hebben. Hij had alle recht Kitty
op te nemon on nu dadelijk met haar weg te
gaan, maar hij is zulk 'n slaaf van zijn positie
geworden, dat hij het niet durft te doen. Wij
zijn sterk omdat het ons niet kan schelen, om
dat wij niets te verliezen hebben, en dut weet
hij.
Ik ben eigenlijk ook bang", ging ze wat
weifelend voort, „dat, omdat ik me in de
oogen van enkele domme on kwaaddenkende
menschen gecompromitteerd heb je vindt,
dat we trouwen moeten, om bun den mond te
stoppen",
„Ik zie de kans', die wij hebben", zei hij
zonder op haar laatisten zin acht te slaan,
„maar voor mij zelf sprekend geloof ik
dat wij ze verdubbelen als man en vrouw".
„Je hebt mijn twijfel niet weggenomen",
hield ze aan, terwijl ze hem slim aankeek, „is
het om hetgeen de menschen zullen zeggen
om mijn naam te redden?"
„Ik word boo», als ja dist nog eens zegt".
„Goed dan, i'k zal 'het niet me ar zeggen
maar je ziet hoe vreeselijk het voor me zijn
zou als je me op die manier verkeerd be
greep Ik zou me dood schamen. Het zou om
je eigen woorden te gebruiken je er letterlijk
in halen zijn".
„Ik vind je een zeer verstandig mensche-
lijk wezen met het recht je eigen onvoorzich
tigheden te begaan en er de gevolgen van te
dragen", zei hij glimlachend.
„Dut is alles wat ik wil", zei ze opgewekt;
„ik ben zoo blij dat je op die wijze aan me
kunt denken. Het staat dus vast dat er, be
halve uit verkiezing, geen reden i« waarom
ik Kitty niet mee zou nemen en voor mijzelf
een huishouden zou opzetten, alsof i'k -je
nooit gezien had
„Neen 'behalve uit verkiezing".
„Er is iets anders Kitty en ik hebben
genoeg gold om ons zeüf behoorlijk te onder
houden, op diat punt behoef je niet 'bang te
zijn. Ik heb omgoyeer 48000 gulden van me
zelf, die mijn grootvader me heeft nagelaten,
daarenboven
„O, nis hot je belieftviel hij smeokend
in.
„Weos niet dwaas" zei zo met een blik van
licht gekwotsto verbuzinig, die hem beschaamd
1 maakte over zijn ©ogenblikkelijke zwakheid;
„zio jo niet dat ik het duldélljk vastgesteld
wil hebben dat, als we trouwen, we het doen
omdat wo hot verkiezen en niet omdat we
door vrees of behoorlijkheid er too gedwon
gen worden, of om eenig andere reden van
die soort? ik wil eindelijk vasten grond onder
mo hebben. Het heeft zoo lang geduurd
zou je mo ten huwelijk gevraagd hebben ais
dit niet gebeurd was?" vroeg zij hem plotse
ling.
Hij keo'lc haar in de heldere oogen en be
grijpend dat iets anders dan de waarheid een
beleediging volXr haar oprechtheid zijn zou,
zei hij
„Neen, nooit".
„Omdat" hield zij vol.
Hij wuifde met zijn hand in de richting
van Forth Enys. Zij draaide haar hoofd om
alsof zo terug wilde zien naar een gevaar
waaraan zo ontsnapt was.
„0 ik begin pas te begrijpen, welk een
vloek het was", zei ze zacht, „hoe het mij be
zat, zjooals je zeide. En. een klein kind' heeft
me vrij gemaakt! Ik ben besloten wat ik met
Trevase doen zal", ging ze voort. „Waar-
schijnlijik zal vader me de moeite besparen;
hij is zeer nauwgezet in zaken, die hij be
grijpt en 'hij zal voelen dat Herbert schade
loos gesteld moet worden. Maar in ieder ge
val als hij hert niet doet, zal ik het doen. Je
moet niet denken dat i'k geloof dat Herbert
er gretig op zal ingaan; hij is even onzelf
zuchtig als ais jij bent. Ik zal het hem
voorstellen dat hij dat voor mij doen kan. De
verplichting zal aan mijn kant zijn. Herbert
past er zoo uitstekend voor; hij gelooft in
alles; misschien is- dat zijn,bestemming. Het
kan je toch niet schelen, dat ik Herbert een
gunst vraag?"
„Mijn lieve kind, ik zal Herbert mijn ge-
heele verdere leven dankbaar zijn."
„Heel goed, dan zal ik met je trouwen zoo
gauw als je maar wilt".
Hij nam alleen de vrijheid haar hand naar
zijn lippen te 'brengén. Verdere verzekering
was niet noodig. Ails ze gaf, gaf zo royaal en
hij 'begreep, dat ze hem te meer zou liefheb
ben, omdat hij een stemming eerbiedigde,
waarin haar aandoeningen in bedwang ge
houden worden.
„Wo moeten veel voor Kitty doen", zei ze,
toen ze naar het huisje teruggingen; „wo heb
ben haar alles te danken. I'k twijfel er aan of'
we er in zullen slagen haar het gebeurde te
doen vergeten",
„Ze schijnt nu vroolijk genoeg".
„Ja maar ze heeft niet vergeton; ofschoon
♦als je het haar vroeg, zou ze waarschijnlijk
jokkon of beweren niet te weten waarover je
sprak. Is dat niet het ergste van alles dat
ze al moet geleerd hebben, dat er dingen zijn
die ze niet moet zeggen? Maar ik geloof toch,
dat wo haar bijtijds gekregen hebben."
„Zal je vader weer probeer en, haar van ons
weg te halen?"
„Neen" zei Esther met 66n verachtelijken
ldank in haar stem; „hij kan geen schandaal
hébben vooral niet vlak voor de opening
van het Instituut. Het Iran hem niet schelen,
dat de menschen praten dat kan hij ook
niet voorkomen en eigenlijk spijt het hem
niet, dat eir een gelegenheid is om zijn onver
schilligheid te toonen voor wat de menschen
zeggen, maar hij trekt een grens bij het ge
rechtshof, en dat zou het hier worden. Hij
'heeft een waarlijk bijgloovige angst voor de
we iik denk, omdat hij er in gelooft. Hij
weit, wanneer hij verslagen is, en hij zal er nu
al zijn aandacht aan wijden, de zaken zoo
goed mogelijk te doen schijnen, en dat zal hij
uitstékend doen. O, dat zal je zien."
Maydenstone was zoo gélukkig dat hij voel
de, dat hij medelijden kon hebben met Ros«-
warne en dat zei hij.
„Waarom?" zei Esther; „is hij niet van
twee lastposten -egelijk 'bevrijd? Hij be
schouwde me altijd als een mislukking waar
het zijn lievelingsplannen betrof, en Kitty'
maakte hem beschaamd".
„Kom, Esther, hij houdt werkelijk veel van
je
„Ja, dat weet i'k. Maar we hebben niet be
paald getwist. Hij heeft niet gezegd wat hij
werkelijk voelde, maar wat hij voelde, dat hij
zeggen moest. Het was een nieuwe ervaring
voor hem. Als hij over den eersten schok heen
is, geloof ik dat 'hij blij zal zijn dat dit ge
beurd is. Ik vermoed dat hij eerst wat op zijn
stuk zal staan, maar bij weet heel goed dat
hij Kitty en mij zien kan; wanneer hij wil, en
de achting voor zich zelf zal verbazend rijzen
door de wetenschap dat Kitty good behandeld
wordt. Het zal me zeer verbazen ais we later
niet op beter voet komen dan ws ooit geweest
zijn."