Niet te koop. F KU1LLET0N. Honderd Eau eo Twintigste Jaargang, Zaterdag 2 Augustus. i'aryscke brieven. Wenken voor Land- en Tuinbouwers. Gemengd Nieuws. a®, ie©. m®. (Van onin ljanjsc/un correspondent) 23). Nadruk verboden). Parijs, 21 juli my. Het jonge meisje. Op een dag die toevalligerwijs voor idij door veel herinneringen, droeve en blijde, een aparte dag was, op een dag dat men zich eenzaam voelt, ver van zijn „thuis", kreeg ik een brief van een jong meisje dat mij niet ketille en dat ik niet ken of ouii kennen zal Die brief waa voor mij vuu veel meer betee- kenis dan dit jonge meisje begrijpt of ooit be grijpen zal, want die brief was vol mooie dingen waarvan het meisje niet eens wist dut ze mooi waren. Ik zou bijna zeggendaarom juist waren ze mooi. Feitelijk schaamde lk mij voor mijn laat ste u Panjsclien brief die zoo heelemaal niet „mooi" wus op de manier van liet meisje, maar; bitter, een beetje wrang ca vol onzui verheid. Maar.... het leven in Farijs ia met altijd even zuiver en licht en.... woorden zoo- ala van dit onbekende meisje komen niet iede- reu dag tot ons. Argeloos en doordingend en zuiverend. ik geloof dat dit meisje een goede moeder heett en ik geloof dat zij dat ook eenmaal zelf zijn /.al. Maar, ik moet U een „Parijsche brief" schrijven nietwaar, en daar ik werktuigelijk nujii in iel getiteld heb: „liet jonge meisje', mout ik u wel schrijven over het Parijsche jonge meisje..., Moet ik hegiuueu met te zeggen dat ze niet alle hier zijn zooals de „tango-girladie ik in mijn vorigen brief besehreei en dat er hier veie, vele zijn die hard werken in stoffige, heet',1 -1fellere met weinig levensvreugd en uie hun beetje lieve leveustroest zoeken 111 wat tee- deiticiü, die dikwijls misbruikt en wat liefde die dikwijis verguisd wordt? Kleine moede mlainettes met hun hooge schorre stemmetjes IJlt tóch zijn 'de twee uitersten vaa jonge vrouwen hier: het mondaine toonaangevende meisje en de midinette en daartusscüen in: de overgroots meerderheid der jonge meisjes die tot nuu zeventiende jaar op pensionaat zijn, opdat ze hun jeugd in gezonder sfeer mogen doorbrengen dau de Parijsche en die daar van de kleine religeuses die moederlijke zorgen moeten krijgen, die hun eigen moeder door de noodlottige dwang der omstandig heden hun niet altijd geven kan. liet jonge meisje der overgroote middeu- klassö wordt zeer conventioneel, dus slecht opgevoed. Wordt hl 01 niet uitgehuwelijkt en wordt hl of niet gelukkig hl naar ham ka rakter sterk of zwak, goed of slecht ls en voor de middelmatiger»... hl nuar de omstan digheden (waar het jonge meisje hier moge lijk door haar onvolledige opvoeding minder zuiver tegenover staat dan de jonge vrouw in andere lauden), gunstig of ougustig zijn. Als kameraad heeft de „jongen zouner zus ter" niets aan het jonge meisje hier. lf.n de voor deze tilden nog zeldzame Frausche „ge ëmancipeerde intellcctuccle" vrouw wordt door den Pranschman daarom als vrouw niet gewaardeerd omdat hij haar in dat bestaan niet begrijpen kan en omdat inderdaad de eigenaardige psyche der middelmatige Fran sdie vrouw meer verwrongen schijnt te wor den door emancipatie dan die harer noorde lijk zusters, wier iatelligcgtk minder beperkt vrouwelijk lijkt te kunnen zijn. De werkende jonge vrouw, ik bedoel de jonge vrouw die hier buiten haar bijzonder vrouwelijk terrein is getreden uit noodzaak of om andere redenen, artistes, femmes de science, ouvièreu lijdt veelal zeer onder het afmattende van het leven hier. De petit-bonrgeoise zal hier ook na haar huwelijk gewoonlijk in haar mans zaken te werken hebben omdat dit bedienden uit spaart ca omdat de petite-bourgeoisie (veel- al van boerschen zuinigen aard en afkomst) geld wil verdienen om eenmaal te kunnen lui eren. Vee) vrouwen hebben geen tijd om kin deren te krijgen I Doordat dit volk temperamentvoller is dan vele andere en de huwelijksomstandigheden moeilijker, is hier de positie van de alleen staande vrouw ongewisser en het aantal ille gitieme verhoudingen is zeer groot en neemt nog toe sinds de oorlog het aantal huwbare mannen met twee miliioeii verminderde. Bovendien ia het leven hier eenzamer en harder voor het alleenstaande ongefortuneer de meisje dan waar ook elders, hu daar er zoo een enorm groot contingent van Parijs uit de provincie afkomstig ia en niet langer dan hoogstens gedurende twee generaties in Parijs leeft, wreekt zich dat aan de gestel len, die atavistisch bestemd waren voor het landleven en niet de nerveuze taaiheid en weerstand hebben der stadsnaturen van de oud-l'arijsche geslachten. iict jonge meisje verder der midden-klasse met wat fortuin geldt nog steeds voor „bien- élevée", wel opgevoed, als zij „onwetend" is, althans een soort naïviteit met gratie weet te dragen. Zij kiest geen beroep. Zooals ik reeds zeide is de conventioneele Parijsche vrouw voor haar huwelijk en in het begin daarvan als „kameraad" niet veel waard eu het mecreudeel der oude Parijze- caars heeft niet de behoefte of niet de macht haar daartoe eenmaal te brengen. Hij prefe reert in bet „goede'.' Frausclie huwelijk zijn vrouw te vereeren als gratie-volle eeuwig- jeugdige meesteres van zijn hart eu zijn huis eu ais zoodanig is de Pransche gelukkige jonggehuwde goede vrouw der grauüe-Dour- géoisie al even beperkt en.... volmaakt als on ze over-grootmoeüerse. Docli de zorgen van liet moderne leven van den mau kan zij beter door „afleiding" dan door een medeleven en begrijpen lenigen. ik sprak nu van de goede Fransche huwe lijken omdat ik niet heb witten spiekeu vau de afdwalingen waartoe liet gebrek aan huwe- lijk$-/o/w aanleiding geelt. De oorlog eu de meer besproken degeneratie waren ia deze groote machten. lk eindig met... het Parijsche „jonge meis je dat een goede moeder lieeit". Wij weten echter allen dat dit een ras van vrouwen is dat staat boven alle toestanden eu omstan digheden vau tijd of iaud en of' wij ook lezen van de oud-Komeinsche moeder en haar dochter, of van Madame de sevigné, of de schooue Madame de Uruignan, levensdin gen vau Amaiia Dietrich eu Charitas Bia- seliof of dat wij om ons heen zien in onzen eigen kling of wat verder afdit is een ras van vrouwen dat mijn jeugdige pen hier niet denkt te schrijven- Leu ras dat voor zichzelf zwijgend spreekt, het ras van die vrouwen die unrner meer macht hadden dan welke andere, niet alleen over een „Jean Christcrffe", een Uoetiie of Beethoven, maar over de heele wereld van groote en simpele naturen, de vrouwen die zijn: gravin ot werkvrouw, gehuwd of onge huwd, maar die instinctief geven wat de we reld noodig heeft aan ware „eeuwige vrouwe lijkheid." Deze kaste van vrouwen bestaat ook in Parijs, deze groep van duizenden „ware" vrouwen. Maar, om meer dan éen reden, o.a. ook omdat deze anonyme moeders en doch ters-van-moeders aan geen land gebonden zijn, schrijft uw Parijsche briefschrijver over deze vrouwen niet. Echter was éen hunner de aanleiding tot het schrijven van dezen brief. STéFAN. De vraag zou gedaan kunnen worden of de meerdere of mindere voederwaarde der verschillende grassoorten ook invloed moet uitoefenenen bij1 de keuze der graszaden. Aangaande de voederwaarde van de ver schillende grassoorten zou men ingelicht kun nen worden: lo. door de menschen van de praktijk; 2o. door de wetenschappelijke beoe fenaren van den landbouw; 3o. door de schei kundige analyse. Nu is het oordeel van de boeren over de voederwaarde van de verschillende grassoor ten in verschillende streken van ons land zeer ongelijk. Laat ik liever beginnen met te zeg- gen dat de practicus de verschillende gras soorten niet kent bij name, hoogstens een paar, die hij liever niet in zijn weiden ziet, ook nog een enkele, die op sommige landerijen sterk op den voorgrond treedt, b.v. het biauw- gra§, Dit gras komt veel voor op veenachtige gronden, die 's winters dikwijls onder water staan. In sommige streken van ons land loopt men hoog met dit gewas, ik wil gelooven, omdat het een groote portie geeft, de boer op de Frlesche kiel moet er evenwel niets van hebben. Voedcrproeven met de verschillende grassoorten afzonderlijk zijn nooit gehouden en om verschillende redenen zou dit ook vrij wel onmogelijk zijn of aanleiding kunnen ge ven tot het trekken van zeer verkeerde concïu- slün. De landbouwwetenschap staat cr even slecht, zoo niet slechter voor dan de practi- sche boeren. Zij heeft, naar de bewering of het vermoeden van sommige, haar wetensennp van „hooien zeggen" en aeze aldus opge daan. Zij heeft van de boeren gehoord dat de ze hooisoort beter is dan die, cn, daar zij de namen d?r verschillende grassoorten wel kent, op grond van deze beweringen uitge maakt of een grassoort al of niet een groote scheikundige een definitieve aanspraak kun- voedingswaarde bezat. Ten slotte zou dan de nen doen. I lij toch kan immers nauwkeurig bepalen welke en' hoeveel voedingsstoffen er in de verschillende grassoorten voorkomen. Nu zijn van de afzonderlijke grassen Hechts weinig analyses bekend en deze betreffen dan alleen nog maar de halmen en niet de onder grassen, ode toch ook, en soms zelfs in hooge mate? een deel van liet voedsel uitmaken. Bo vendien kan de scheikundige samenstelling van eenzelfde grassoort zeer verschillend zijn naar gelang van de groeivoorraden en den tijd, waarop het gras gemaaid wordt, dezelf de grassoort zal in het begin van haar groei periode heel anders van samenstelling zijn dan op het tijdstip van rijpheid. De analyse doet ons slechts enkele groepen van stoften, die in liet voedsel voorkomen, kennen. Zoo komt het looizuur, dat de planten bevatten en dat eerder als een vergif dan als voedsel moet worden beschouwd, onder de stikstofvrije extractieistoifen voor. Wat door de scheikun dige wordt aangeduid als ruw vet, bestaat voor een gedeelte slechts uit werkelijk vet en voor een ander deel uit b. v. harsachtige stof fen. Eindelijk geeft de scheikundige analyse tot nog toe geen of zeer weinig gegevens om trent de verteerbaarheid. Alles te zatnen ge nomen kan men gerust zeggen dat de waarde van liet scheikundig onderzoek der voedings stoffen, evenals die van het scheikundig on derzoek van den bodem, te hoog is aangesla gen. En nu geef ik het woord aan den heer Rau- werda zelf, om mededeeling te doen van zijn wijze van beoordeel ing van de waarde der verschillende weidegrassen, door hem ge noemd een „Beoórdeeling op exterieur". „Aldus meen ik de methode te mogen aan duiden, met behulp waarvan ik mij sedert ja ren een oordeel vorm over de waarde der weideplanten. Ik acht die omschrijving niet onjuist, omdat zij uitgaat van uiterlijk waar neembare eigenschappen, om daaruit conclu sies af te leiden omtrent de practische bruik baarheid. Evenals bij de beoordeeling van het exterieur van dierffr tracht zij zooveel moge lijk alle uiterlijk waarneembare kenmerken in rekening te brengen. De volgende eigenschappen komen daar voor in aanmerking: 1. Al of niet vroege ontwikkeling. 2. Bloeitijd. 3. Geneigdheid tot zaaduitval. 4. Geproduceerde massa.- 5. Hoeveelheid halmen. 6. Floeveelheid ondergras. 7. Al of niet hardstengelig. 8. Graad van fijnheid der halmen. 9. Graad van fijnheid van het ondergras. 10. Al of niet langhalmig. 11Nawas. 12. Wijze van uitstoeling en invloed op de zodevorming. 13. Overige gunstige of ongunstige eigen schappen." Door toetsing aan deze eigenschappen heeft dè heer Rauwerda nu voor zich uitgemaakt of een grassoort tot de goede of tot de slechte weideplanten gerekend moet worden. „Over het algemeen", zegt hij dan verder „komt de waardeering waartoe deze methode leidt, vrij goed overeen met die der Frieache praktijk'. „Deze methode van beoordeellng kan ook met succes worden gebruikt voor de niet-gras sen. Ais voorbeelden mogen hier volgen enke le typische resultaten, welke zij oplevert voor enkele vlinderbloemigen. Witte klaver: niets dan fijn onder- gras dat nooit te lang en nooit hardstengelig wordt en in groote hoeveelheid aanwezig is. Zij geeft een krachtigea nawas en is voor weide- en hooiland een uitstekende plant, ook als zodesluiter. R o o d e klaver: vrij veel fijn onder gras, tevens vrij veel grof en tamelijk hard stengelig, bovengraa. De nawas is krachtig Bosjesvormer. Basterdklaver: staat tn groeiwijze tusschen witte en roode klaver in de stengels kruipen eerst over den grond en heffen zich dan op. Levert dus weinig anders dan boven- gras dat echter zeer bladrijk is en minder grof dan van roode klaver. Nawas niet krach tig- nopperupsgklaver. Groeiwijze de zelfde als van basterdklaver. Het gewas is fijn en bladrijk, vooral onder ander boven- gras, waar het hoofdzakelijk als ondergras is te beschouwen. Goede nawas, maar één- Jarig. DE RUI. Al negen, hen niaaudvu Lvboen de hoen ders hun veerenpakje. gedragen, het wordt tijd, dat het eens vernieuwd wordt. De wind heeft zich cr- onder gestoken en er danig in huisgehouden, regen sloeg er op en door en deed de veeren in het nat gewor den stof vervuilen, mijt en luis hebben zich, ondanks alle genomen voorzorgen, te knabbe len gezet, waardoor de gaafheid der veeren ook al in meer of mindere mate geleden heeft, 'n vechtpartijtje heeft al menige veer doen wegstuiven en dan met zoo'n gehavend pakje weer een guur najaar en een kouden winter in? Dat gaat immers nietl En moeder Natuur, de onnavolgbare, die steeds bewondering af dwingt en met meer ontzag vervult, hoe ver der men in haar diepste wezen doordringt, moeder natuur heeit ook hiervoor weer haar maatregelen getroffen en laat de hoenders hun versleten pakje uittrekken om hun er een gloednieuw weer voor terug te geven. Dat is nu de rui. Gewoonlijk loopt de rui-periode van Juli tot September, terwijl de maanden Augustus en September een vlot verloop der rui het meest bevorderen. Augustus geeft immers de warmste dagen, dat de veerschachten snel doet uitdrogen, zoodat de veeren, dood, zonder eenigen glans, gemakkelijk uit de cellen vallen. In het verloop der rui zitten echter dik wijls groote verschillen. Bet nieuwe veeren- dek eischt veel van het lichaamsgestel der dieren en naarmate deze meer veerkracht be zitten, naarmate ze jong of oud, sterk oi zwak zijn, zal de rui ook meer of minder snel verloopen. Zóó kan de rui aanpakken, dat de daarmede gewoonlijk gepaard gaande lusteloosheid in haar verschijnselen wel eens aan ziekte doet denken. Men spreekt van de z.g.n. ruiziekte. Kam en kinlellen verbleeken en schrompe len in en met hen verdwijnt ook de opgewekt heid en levenslust. Dan wordt het oppassen. Meer dan ooit moet men de dieren voor regen en tocht be schutten, omdat hun zoo ontbloot lichaam daar niet zooveel weerstand aan kan bicden als anders. Een hooge temperatuur en een droge lucht gesteldheid blijft altijd het ideale rui-weer. Bij de eene hen zal men zien, dat deze na genoeg tegelijk zijn voeeren laat vallen, ter wijl een andere dit weer in tempo's doet. Krachtig moeten de dieren in de ruiperiode gevoed worden. Gebruikt men week voer, dan geve men dit zoo warm mogelijk, waardoor men 8 a 4 maal iets bloem van zwavel doet. Met het geven van groenvoer zij men vooral ook niet te zuinig. Een tikje ijzervitriool in 't drinkwater bewijst ook al goede diensten. Dit verstrekke men als volgt: Men lost 25 tot 30 gram ijzervitriool in 1 liter water op. Van die oplossing mengt men dan dagelijks één eierlepel op één Liter drinkwater. Tenslotte zorge men er steeds voor de hok- ken en hoenders zooveel mogelijk mijt- en luiiviij te houden. Op het plaatsje waar de hoenders gewoonlijk hun zon- en zandbad nemen, strooit men een flinke portie tabaks- zand. En dan maar verder hopen op moot weer! GENEESMIDDEL TEGEN™ MOND- EN KLAUWZEER. Gister hadden wij een onderhoud met den heer M. M. Witvliet, Nassaukade 127, Am sterdam, tijdelijk te Egmond, over een door hem uitgevonden middel tegen het mond- en klauwzeer. Wij hadden over dit middel gunstige re sultaten gehoord, maar stonden sceptisch te genover deze uitvinding, omdat reeds zoo velen zich aan nuttelooze uitvindingen ge waagd hebben. Het onderhoud met den heer Witvliet ves tigde echter de overtuiging, dat het in het al gemeen belang is, dat men van zijn middel ernstig kennis neemt en er wetenschappelijke, controleerbare proeven mee neemt. De heer Witvliet verlangt niet liever. Hij zond zijn uitvinding reeds naar de Staatscom missie, maar deze liet tot nog toe, zooais meermalen door dergelijke commissies ge schiedt, niets van zich hooreu. De zaak is echter belangrijk genoeg. Hel toenemende mond- en klauwzeer berokkent groote schade en de sterfiegevaïlen tengevol ge van deze ziekte nemen toe. Het zou een belangrijke bevordering van onze nationale welvaart boteekenen, wanneer het middel tegen deze voor onze vecsiapei zoo nadeelige ziekte was uitgevonden. Het komt ons daarom gewenscut voor, dat „Hollands Noorderkwartier" en de „Bond van Zuivelfabrieken" als krachtige organisa ties in Noord-Holland de uoodige aandrang op de Staatscommissie uitoefenen, um de we tenschappelijke waarde van heit middel zoo spoedig mogelijk vast te stellen. Ook de Vereeniging van Oud-leerlingen der Landbouwwinterschooj te Schagen en de Rundveefokvereeniging kunnen in dezen veel doen. De heer Witvliet stelde tot nu toe zijn mid del, dat, naar hij beweert, heilzaam snel werkt in gevallen waar er levensgevaar door groote benauwdheid en kortademigheid be staat, gratis beschikbaar. Proefnemingen zijn dus niet kostbaar en aan het gebruik is niet het minste gevaar ver bonden. De heer Witvliet, die zich' deed ken nen als een zeer ernstig mensch, verklaarde ons althans, dat ook hij het middel, ten be wijze der onschadelijkheid, had ingenomen. Wij willen nog medecleeien, dat wii een 10-tal verklaringen lazen van landbouwers, bijna alle gedateerd in de maand Juli 1919, dus van zeer rcccnten datum, waaruit bleek, dat zij het middel met yeel succes hadden toe gepast. Uit de verklaringen, bleek ons, dat het be houd van veel dieren een gevolg was van de toepassing van het middel. Ook komt daarin uit, dat het middel zeer vlug werkt, de gene- zing wordf in één week verkregén. Wij hopen daarom, dat met den meesten speed de wetenschappelijke wsarde van het middel wordt vastgesteld. Blijkt het te zijn, wat thans reeds zeer veel landbouwers getuigen, dan kan het niet vlug genoeg, tot vermecrdering»van onze melkpro ductie, op groote schaal voor onzen gehselea veestapel aangewend worden. GEVAARLIJKE ÏNDIViDUêN GEARRESTEERD. De landbouwer F. te Hoensbroek, bi^iierkte op de Hoeve Muis, dat een paar - personen eenige kippen trachtten te vangen, waarop hij de hulp inriep van agent Custers, die, hoe wel niet in dienst, zich in het veld bevond. Toen de agent, die in burgerkleeding was, zich als politieman bekend maakte, bracht een der kippendieven hem met een ploerten- dooder eeri slag op het hoofd toe, zoodat hij bloedend neerviel. Inmiddels schoten de landbouwer F., de zoon van den agent en diens hond te hulp, waarop na hevig velzet de arrestatie van een der bandieten kon plaats vinden, terwijl de andere, hoewel gewond, wist te ontvluchten. De gearresteerde was evenwel zoo gewond, dat ook voor hem ge neeskundige hulp werd ingeroepen, terwijl Zij spraken af, dat Esther en Kitty bij de Jelbarts zouden logeeren, totdat Maydenstone voor de noodige formaliteiten gezorgd had. Zooals Esther zei „Het is niet noodig de gewoonte nog meer te beleedigen; we hebben ons doel bereikt. We beginnen frisch, zonder dat we door een reputatie gehinderd worden." Ze was nog een beetje ongerust, dat hun huwelijk verandering zou brengen in de le venswijze die hij voor zich zelf geko?.en*had. (Wnrdit vervolgd.) 45) HOOFDSTUK XXI. „Intu'sschen" zei Maydenstone, „geloof ik dat het beter is dat we trouwen." Esther maakte zich zachtjes uit zijn. armen los eu droogde haar oogen., „Dat is een andere zaa'k" zei zeen die niet in haast geschikt kan worden. Laten we eerst alles o.pruimen en dan kunne we er rustig over praten". Zij had de zaak met haar vader zoo uitste kend zelf behandeld1, dat hij voelde, dat 'hij haar veilig haar gang kon laten gaan. Zij hoorde niet tot de soort van vrouwen, die door vleierij gewonnen worden, maar aan dan ande ren kant zou zij toch ook niet trachten hem te ontwijken door uit te stellen. Of zij hem al of niet het antwoord zou geven, dat hij hoopte, ze zou ten minste naar hem luisteren. Hij haalde dus water voor haar, en zo veegdo de keu'ken aan, en ondterzopht zijn gereedschap pen en voorraad, om een lijst op te maken van de dingen die zij voor hem noodig aohtte. Hij dacht dat deze opmerkzaamheid slechts bo teeken kon dat zij voor goed met hein af gedaan had en zijn zaken behoorlijk in orde wilde achterlaten. „Kitty", zei ze, toen zo haar haar handen gewassöhen had i neen kom buiten de deur, „scheur je jurk, plas in het water, speel mot hot vuur, doe alles wat je maar wilt. We heb ben een heel akeligen droom gehad maar we zijn nu wakker. We zullen niet weer inslapen, behalve waar de sterren ons zien kunnen en zoo zullen we altijd heerlijke droomen hebben. „Vergeef me" zei ze tot ilaydenstone, „maar ik kan eenvoudig niet ernstig zijn." „Ik verlang niet ernstig te zijn", zei hij; „maar ik wensch deze zaak geregeld te zien". Zij antwoordde hem niet en als van zelf gingen zij naar den heuvel, alsof wat zij te zoggen hadden op oen hooge plek en ia de op .n lucht moest gezegd worden. „Esther Itóaewarne, wil je me trouwen?" vroeg Maydenstone vast, zoodra zij gezeten w.aren. Zij a ar zeide een oogenblik, en zei toen „Is het noodig dat we trouwen? Natuurlijk •kunnen we niet samen blijven wonen, als we 't niet doen, maar ben je er beel zeiker van dat we bet moeten doen, of zelfs dat we samen moeten blijven leven? Voor mij zelf sprekend zei zij met een lacb. „O, ik 'geloof wel <lat je van me houdt en ik weet zeker dat ik graag je vrouw zou zijn, maar voel je niet 'dat we door brouwen, misschien iets 'beters verliezen „Neen, i!k gevoel zoo iets volstrekt niet." „Ik weet niet of je wel geheel begrijp wat ik bedoel," zei ze na-eenige ©ogenblikken st il zwijgen. „Zie je niet welke kans wij hebben? Ik geloof niet, dat er ergens twee menschen bestaan die zoo duidelijk zien als wij het op 'dit oogenblik doen, het vreeselijke kwaad dat ontstaat door menschen die zich daaraan overgeven. Zes of zeven jaar geleden zou va- deir hemel en aarde bewogen 'hebben bij de minste godnehto aan wreedheid jegens oen kind van wien ook orr nu zie je wat hij liever wil verdragen dan eon» schandaal in zijn huis te hebben. Hij had alle recht Kitty op te nemon on nu dadelijk met haar weg te gaan, maar hij is zulk 'n slaaf van zijn positie geworden, dat hij het niet durft te doen. Wij zijn sterk omdat het ons niet kan schelen, om dat wij niets te verliezen hebben, en dut weet hij. Ik ben eigenlijk ook bang", ging ze wat weifelend voort, „dat, omdat ik me in de oogen van enkele domme on kwaaddenkende menschen gecompromitteerd heb je vindt, dat we trouwen moeten, om bun den mond te stoppen", „Ik zie de kans', die wij hebben", zei hij zonder op haar laatisten zin acht te slaan, „maar voor mij zelf sprekend geloof ik dat wij ze verdubbelen als man en vrouw". „Je hebt mijn twijfel niet weggenomen", hield ze aan, terwijl ze hem slim aankeek, „is het om hetgeen de menschen zullen zeggen om mijn naam te redden?" „Ik word boo», als ja dist nog eens zegt". „Goed dan, i'k zal 'het niet me ar zeggen maar je ziet hoe vreeselijk het voor me zijn zou als je me op die manier verkeerd be greep Ik zou me dood schamen. Het zou om je eigen woorden te gebruiken je er letterlijk in halen zijn". „Ik vind je een zeer verstandig mensche- lijk wezen met het recht je eigen onvoorzich tigheden te begaan en er de gevolgen van te dragen", zei hij glimlachend. „Dut is alles wat ik wil", zei ze opgewekt; „ik ben zoo blij dat je op die wijze aan me kunt denken. Het staat dus vast dat er, be halve uit verkiezing, geen reden i« waarom ik Kitty niet mee zou nemen en voor mijzelf een huishouden zou opzetten, alsof i'k -je nooit gezien had „Neen 'behalve uit verkiezing". „Er is iets anders Kitty en ik hebben genoeg gold om ons zeüf behoorlijk te onder houden, op diat punt behoef je niet 'bang te zijn. Ik heb omgoyeer 48000 gulden van me zelf, die mijn grootvader me heeft nagelaten, daarenboven „O, nis hot je belieftviel hij smeokend in. „Weos niet dwaas" zei zo met een blik van licht gekwotsto verbuzinig, die hem beschaamd 1 maakte over zijn ©ogenblikkelijke zwakheid; „zio jo niet dat ik het duldélljk vastgesteld wil hebben dat, als we trouwen, we het doen omdat wo hot verkiezen en niet omdat we door vrees of behoorlijkheid er too gedwon gen worden, of om eenig andere reden van die soort? ik wil eindelijk vasten grond onder mo hebben. Het heeft zoo lang geduurd zou je mo ten huwelijk gevraagd hebben ais dit niet gebeurd was?" vroeg zij hem plotse ling. Hij keo'lc haar in de heldere oogen en be grijpend dat iets anders dan de waarheid een beleediging volXr haar oprechtheid zijn zou, zei hij „Neen, nooit". „Omdat" hield zij vol. Hij wuifde met zijn hand in de richting van Forth Enys. Zij draaide haar hoofd om alsof zo terug wilde zien naar een gevaar waaraan zo ontsnapt was. „0 ik begin pas te begrijpen, welk een vloek het was", zei ze zacht, „hoe het mij be zat, zjooals je zeide. En. een klein kind' heeft me vrij gemaakt! Ik ben besloten wat ik met Trevase doen zal", ging ze voort. „Waar- schijnlijik zal vader me de moeite besparen; hij is zeer nauwgezet in zaken, die hij be grijpt en 'hij zal voelen dat Herbert schade loos gesteld moet worden. Maar in ieder ge val als hij hert niet doet, zal ik het doen. Je moet niet denken dat i'k geloof dat Herbert er gretig op zal ingaan; hij is even onzelf zuchtig als ais jij bent. Ik zal het hem voorstellen dat hij dat voor mij doen kan. De verplichting zal aan mijn kant zijn. Herbert past er zoo uitstekend voor; hij gelooft in alles; misschien is- dat zijn,bestemming. Het kan je toch niet schelen, dat ik Herbert een gunst vraag?" „Mijn lieve kind, ik zal Herbert mijn ge- heele verdere leven dankbaar zijn." „Heel goed, dan zal ik met je trouwen zoo gauw als je maar wilt". Hij nam alleen de vrijheid haar hand naar zijn lippen te 'brengén. Verdere verzekering was niet noodig. Ails ze gaf, gaf zo royaal en hij 'begreep, dat ze hem te meer zou liefheb ben, omdat hij een stemming eerbiedigde, waarin haar aandoeningen in bedwang ge houden worden. „Wo moeten veel voor Kitty doen", zei ze, toen ze naar het huisje teruggingen; „wo heb ben haar alles te danken. I'k twijfel er aan of' we er in zullen slagen haar het gebeurde te doen vergeten", „Ze schijnt nu vroolijk genoeg". „Ja maar ze heeft niet vergeton; ofschoon ♦als je het haar vroeg, zou ze waarschijnlijk jokkon of beweren niet te weten waarover je sprak. Is dat niet het ergste van alles dat ze al moet geleerd hebben, dat er dingen zijn die ze niet moet zeggen? Maar ik geloof toch, dat wo haar bijtijds gekregen hebben." „Zal je vader weer probeer en, haar van ons weg te halen?" „Neen" zei Esther met 66n verachtelijken ldank in haar stem; „hij kan geen schandaal hébben vooral niet vlak voor de opening van het Instituut. Het Iran hem niet schelen, dat de menschen praten dat kan hij ook niet voorkomen en eigenlijk spijt het hem niet, dat eir een gelegenheid is om zijn onver schilligheid te toonen voor wat de menschen zeggen, maar hij trekt een grens bij het ge rechtshof, en dat zou het hier worden. Hij 'heeft een waarlijk bijgloovige angst voor de we iik denk, omdat hij er in gelooft. Hij weit, wanneer hij verslagen is, en hij zal er nu al zijn aandacht aan wijden, de zaken zoo goed mogelijk te doen schijnen, en dat zal hij uitstékend doen. O, dat zal je zien." Maydenstone was zoo gélukkig dat hij voel de, dat hij medelijden kon hebben met Ros«- warne en dat zei hij. „Waarom?" zei Esther; „is hij niet van twee lastposten -egelijk 'bevrijd? Hij be schouwde me altijd als een mislukking waar het zijn lievelingsplannen betrof, en Kitty' maakte hem beschaamd". „Kom, Esther, hij houdt werkelijk veel van je „Ja, dat weet i'k. Maar we hebben niet be paald getwist. Hij heeft niet gezegd wat hij werkelijk voelde, maar wat hij voelde, dat hij zeggen moest. Het was een nieuwe ervaring voor hem. Als hij over den eersten schok heen is, geloof ik dat 'hij blij zal zijn dat dit ge beurd is. Ik vermoed dat hij eerst wat op zijn stuk zal staan, maar bij weet heel goed dat hij Kitty en mij zien kan; wanneer hij wil, en de achting voor zich zelf zal verbazend rijzen door de wetenschap dat Kitty good behandeld wordt. Het zal me zeer verbazen ais we later niet op beter voet komen dan ws ooit geweest zijn."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 5