ISG08 lil.
B
Honderd een en twintigste Jaargang.
Zaterdag 18 October.
Farjysclie brieven.
FEUT L L E T 0
Knusten en Wetenschappen.
Bui ton land.
(Van onzen Parijschen correspondent).
(Nadruk verboden.)
Parijs, 13 October 1919.
Van twee Industrieën.
N a t u u r 1 ij k scbriji ik u allereerst over
den „öaiou van üe Auto." üeeu enkele exposie-
tie nier gal nnj in baar gebed zoo 'n zuiver
beeld van mouerne energienerveus, gecom
primeerd, van die „stalengratie, die baar
sciioonneid vindt in baar zinrijkheid zelve.
Geen enkel tentooustellmgspubliek bier
gat mij tot nogtoe zoo een voimaakt geken-
scnetst beeld eener moderne energieke
meuscbbeid. iusscneu de duizenden en nog
eens duizenden saamgegroepte auto a in de
immense nai van bet „urand Palais" bewe
gen zien de duizenden van koopera en ver-
koopers voort, beu volmaakte organisatie,
voortreilijke cbtaiogiseering, een strenge
doeiinaugiieid in deze ganscbe enorme teu-
toousteiuugsonderneinmg maken bet mogenjk
dat kooper en verkooper elkaar zonder moeite
treilen en zicb zonder stoornis gezamenlijk
coucentreereu op bet doel van bun onder-
boud. under deze reusachtige tqutooustel-
lings-overkappiug worden aldus in een
kwartier nonderden zaken atgesioten van mil-
Uuuueu aan waarde, de sciurjiniacuuies wer
ken onopuoudcujk, teicgrau.iacn vertrekken
en komen zonder ophouden iu en bet is van
ecu wonderlijke bekoring te bedenken dat bet
eiudetooze gedempte stemmengegons, mur
melend als een zee, gevormd wordt door bet
sucidenkend brein van deze duizenden en
uog eens duizenden die zijn: de intelligente
samenstellers van net zeer mannelijke, steeds
gesublimeerde, steeds vervolmaakte, steeds
vereenvoudigde moderne vervoermiddel; de
auto.
De donkere mannefiguren, de gezichten
veelal mager, veelal verstrakt en geeuerveerd
nog door den oorlog, de donkere tiguren, alle
als van éeu type, stram naar elkander over-
gebogen, redeueeren snel en doelmatigen zij
reeksen bun gedachten in een logtsui bijna
rytmnisch, doelbewust voortspreken.
Wat de wagen betrelt; de carosserieën zijn
allengs onbelangrijker geworden, ook in de
oogeu van bet grooter publiek, ben carosse-
rie moet goed zijn, correct, dat is al. tiet we
zen, de k e r n van den wagen is het mecha
nisme, de chassis met baar samenstel van zui
ver werkende, volkomen correspondeerende
oordeeleu, en de belangstelling voor dit
mechanisme wordt hier in Frankrijk, vooral
sinds de moderne oorlog de groote tech
nieken nader onder 't oog der massa bracht,
de interesse biervoor, zeg ik, wordt
bier te lande een volksdeugd.... Eerbied voor
den arbeid, voor constructie, voor intelligen
tie in 't algemeen; onderlinge waardeering...
dit zijn dunkt mij de gevolgen van zoo een
populair-worden eener hoogstaande indus
trie.
„Nieuws" is er niet veel op technisch ge
bied. De vereenvoudiging neemt gaandeweg
al subliemer vormen aan. Als eenige reclame
zien wij dan ook telkens vermeld„dit of dat
gesupprimeerd",dit of dat vervangen door
eenvoudiger constructie"„dit of dat ge
combineerd. ter vereenvoudiging" enz.
Op bandengebied echter wordt gepropa
geerd de nieuwe „pneu-plein", de gevulde
rubberband, die voor camions, vrachtauto's
binnenkort, in dubbel achterstel, wel de
band zal worden.
Voor toeristen-auto's een nieuw soort ban
den met zeer dikke rubber-applicaties, ter ver
vanging van metaal-bescherming.
De electrische auto blijft betrekkelijk een
zeldzaamheid. Alom echter perfectionneering
vooral der „ontsteking."
Verder is er een neiging tot ontwerpen van
kleiüe, goedkoope, doch goede toeristenau-
to's met een minimum van „onderhoud" en
een minimum van „averii"-kansen. Gevolg
der personeelschaarschteil „Help your self!"
Het viel mij in de bovengalerijen op hoe
zeer de rijwiel-industrie echter (nier in
Frankrijk overigens ook zeer impopulair) bij
ne onze acmar staar.
Deze geheele expositie heeft bij mij een
sterke indruk achtergelaten. Het ia goed in
deze tijden van ontzenuwing een groot le
vend vizioen van „den Arbeid" te krijgen. De
„Salon de l'Auto" gaf mij die in volmaakte
schoonheid.
....Dezer dagen ontmoette ik één der veer
tig ingenieurs van de verwoeste mijnen van
Lens. Na een diner toonde hij ons de foto's
der „fosses": de mijnschachten met gebou
wen... vóór.., en:... na.
Zijn explicaties bij de foto's van vóór den
oorlog riepen ons het heele schitterend geor
ganiseerd bedrijf voor oogen, waaraan
gansch een stad verbonden was, met scho
len, vereenigmgen, parken, sportvelden enz.
En het bedrijf "zelf dat machtig leefde om
en in de geniaal geconstrueerde mijnschach
ten. De wijze waarop men hieruit b.v. het
water verwijderd hield is het resultaat van
een welhaast even vindingrijke als soliede
gedachteustudie. De constructie der elevators,
der machines, der onderaardsche galerijen
en gangen is van een vindingrijkheid Frank
rijk waardig.... eo waardig aan den Duit-
schen industrieelen geest, die hier zelf een
maal zooveel machines voor leverde, ontwik
kelende emconslrueerende wat Frankrijk ont
wierp.
Genoeg... het zal volle tien jaren duren
voordat het groote euvel hersteld is. De mijn
schachten vol water, doch ook vol verborgen
explosiestoffen, de gebouwen ingestort tot
bergen vormloos puin, waaruit kromgetrok
ken enorme stalen onderdeden steken, van
elevatoren, rails, van staalbruggenbouw, van
wagons.... het opruimingswerk ia alleen al
een reuzenarbeid. Hiervan vertelde ons de
kleinere donkera Fransche ingenieur met
kernachtige zinswendingen en zijn relaas
sdiitferde van bon-mots toen hij d«t tegvu-
woerdigea staat var» zijn mijnJtolinie beschreef
en zijn oogen schitterden van fijnen philosoü-
schea Fraaschca humor.... e» van tranen.
STéFAN.
Doop Qfaïfes G twice
Vrij naar bet Engdsch.
53)
„O, het is niets-" zei ze. „Mijnheer Strong
had een handschoen opgeraapt op het kan
toor van mijnheer Crayson en mijnheer Cray-
son zei, dat het er een van mij was. Maar het
■was niet zoo", voegde zij' er lachend bij.
„Ik heb mijn handschoen niet uitgedaan op
het kantoor van mijnheer Craysonniet voor
dat ik thuis was."
„Juist", zei Lycett. „Dan zal hij van een
ander geweest zijn. Ik heb dien dag heel wat
bezoek gehad. Goeden morgen, lord Dol-
lington.
Clarence gaf hem weer een koel knikje,
toen bleef hij een oogenblik naar zijn laar
zen staan kijken en plotseling, zóó plotse
ling, dat mevrouw Warner er van ontstelde,
vroeg hij:
„Herinnert ge u misschien den dag nog
toen u naar het kantoor van mijnheer Cray;
son ging, mevrouw?"
„Den dag? O ja, nu herinner ik het mij!
Het was op een Woensdag, den 30sten van
de vorige maand." Zij glimlachte. „Ik ben
altijd heel precies met het betalen van de
huur. En ik ben zelf gegaan, omdat ik over
een paar reparaties met mijnheer Crayson
wou spreken."
„Juist, juist", zei Clarence. „Nu mag ik u
niet langer ophouden."
Zij scneidden en Clarence ging naar de
Hall. Daar hoorde hij, dat sir Ralph nog
niet terug was; Clarence liep in gemelijke
stemming het park door. Hij was opgewon
den. zijn geheele persoon kwam in opstand
bij het denkbeeld van sen huwelijk tusschm
„NIE
ARIO JUBILEUM
LEVEN ORPHEUS".
zal
Zooals bekend geacht mag worden
boven genoemd koor volgende week Dinsdag
21 Oct. „Das Lied von der Glocke" uivoe
ren, gedicht von Fr. von Schiller, muziek van
Max Bruch.
Hier onder volgt een beschrijving van het
mooie werk
„Het lied van lief en leed in het menschen-
leven, van wel en wee in de menschenmaat-
schappij. Wat wonder, dat meer dan één
componist zich door den rijkdom van dich
terlijke ontboezemingen en schilderingen in
de meest welluidende vormen en klanken, die
aanleiding gaf zoowel tot gevoelige, als tot
krachtige toonzetting.
Het gedicht, mij Schiller reeds eenige jaren
in voorbereiding, onderging zijn voltooiing
in 1799 en werd gedrukt in de Musenalmanak
van .1800. Het ontstond dus in een tijdperk
van beroering in heel Europa, van nationalen
en internationalen strijd en verwikkelingen,
wat menige ontboezeming in het tweede ge
deelte van het werk verklaart waardeering
van orde en vaderlandsliefde, afschuw van de
oproergruwelen der redeloos geworden
menschheidl.
De dichter schildert alles, wat hem op het
hart ligt, naar aanleiding van de geschiede
nis van net gieten van een klok, door den
meester klokkegieter verteld. Doordat het
klokgelui de meest treffende episoden uit
menschelijk en maatschappelijk gebeuren be
geleidt, heeft de klokkegieter telkens gelegen
heid, daarover uit te weiden. De kunstig ge
regelde gedachtenloop maakt, dat iedere
nieuwe bewerking, voorbereiding of fase in
het ontstaan van de klok aanleiding wordt tot
poëtische behandeling van een nieuwen,
eveneens aan den vorigen aansluitenden le
venstoestand van den mensch. Daardoor
wordt wel de draad der gedachten logisch
voortgesponnen, maar de opeenvolgende
Stemmingen staan niet in onmiddellijk ver
band met elkaar, en men moet het werk dus
meer als 'n reeks afzonderlijke schilderingen
dan als een aaneenschakeling van in elkaar
vloeiende atemmings- of gebeurtenis-illustra
ties opvatten. In dit opzicht is het min of
meer te vergelijken met Haydn's „Jahreszei-
ten',. Kan men dit een „Oratorium pastora
le" noemen, in de meer letterlijke beteekenis,
men zou „die Glocke" een Oratorium pasto
rale van het menschelijk leven kunnen heeten.
Constance en Lycett Crayson. Hij verdacht
den man van hij wist zelf niet wat. Wat
beteekende het geval met dien handschoen?
Waarom zag de man er uit alsof hij plotse
ling beschuldigd werd van een vrceselijke
misdaad? En toch misschien deed hij dien
Lycett gruwelijk onrecht aan. Moest hij niet
naar hem toegaan en onderzoeken of 't waar
was wat hij tegen hem had? Ja natuurlijk,
dat is het wat een gentleman behoorde te
doen.
Hij liep snel naar het dorp en naar den
achteringang van het oude huis, waar Lycett
een half uur geleden was binnengegaan en
zoo haastig, dat hij vergeten had de tuindeur
op slot te doen. Clarence ging de deur in en
het pad op naar het kantoor. Hij. was op het
punt aan te kloppen aan de glazen deur, toen
hij Lycett Crayson op een stoel zag zitten met
een handschoen voor zich op tafel. Hij staar
de daarnaar met dezelfde uitdrukking als
toen mevrouw Warner hem had aangespro
ken, en plotseling nam hij den handschoen
op en ging huiverend naar den haard.
Clarence gaf gehoor aan de ingeving van
het oogenblik en klopte; de handschien viel
uit Lycett's hand op den haard en hij draaide
zich om. Clarence deed de deur dadelijk
open en trad binnen.
„Het spijt mij, dat ik u storen moet, mijn
heer Crayson", zei hij iet zijn temerige stem,
„maar ik wou u zoo graag even spreken."
„Zeker, lord Dollington, zeker! Ga zitten
als ik u verzoeken mag."
Clarence nam een stoel bij het vuur, zoo
dat Lycett den handschoen niet kon zien en
Clarence er de oogen op gevestigd had met
dien indolenten, onverschilligen blik, dien
menschen van zijn stand, zelfs de minst slim-
men, in staat schijnen dadelijk te kunnen ver-
toonen. Hij was van plan veranderd. Hij
wist zeker, dat deze man hem de waarheid
niet zeggen zou.
,.Ik wou u wat vrager, over dat stuk land,
dat sir John mijn vader heeft aangeboden.
Beide muziekwerken bereiken echter pas hun
hoogtepunt, waar zij het pastorale karakter
verlaten, dus tegen het slot: in de Jahres-
zeiten, waar de mensch in den omloop van
het jaar zijn eigen levensgang, dood en her
rijzenis erkent; in „die Glocke", waar de
klok, stralend uit zijn hulsel te voorschijn ko
mend, onder het gejubel der omstanders in
zijn luchtgebied geheschen, tot symbool
wordt van eendracht, vreugde en vrede der
menschheid Van het oogenblik af, dat de
meester zijn werk in alle heerlijkheid1 voor
zijn oogen ziet verschijnen, treedt een gewij
de jubelstemming in, die in het slotkoor cul
mineert.
De uitspraken van den meester, die telkens
de voorgang van de werkzaamheden aandui
den staan bekend als de „Mcisterprüche".
Deze zijn steeds aan eenzelfde solist (de bas)
opgedragen; de overigë solopartijen en ko
ren stellen geen bepaalde personen of men-
schengroepen voor; daar alle uitweidingen
eigenlijk als ontboezemingen van den dichter
moeten worden opgevat was de componist
geheel vrij in de bewerking .voor soli, ensem
bles en koor.
Een klok wordt gegoten in een leemen
vorm, die in een diepe kuil geplaatst en met
daarin gestookt vuur van te voren hard is
gebrand De vorm bestaat uit een kern, en
een mantel, die de kern op eenigen afstand
omgeeft. In de tusschenruimte laat men de
uit koperen tin samengesmolten klokkespijs
vloeien, na de afkoeling wordt de mantel
stuk gehamerd, en de klok laat gemakkelijk
van de binnenste kern los.
Het latijnsche motto, dat Schiller boven
zijn gedicht plaatst, is ontleend aan het rand
schrift van een groote klok in de Domkerk
v»n Schaffhausen, dat ook wel, soms iets ge
wijzigd, op andere klokken te vinden is. Het
bclcckmc: „de levenden roep ik saam, ora dc
gestorvenen klaag ik, het hemelvuur breek
ik." Dit laatste ziet op dé hecrschende over
tuiging, dat het luiden dhr klok het inslaan
van den bilksem zou koeren.
Het gedicht spreekt verder te veel voor
zichzelf, dan dat het noodig zou zijn, het na
het bovenstaande, vers voor vers na te gaan
men zij slechts indachtig, dat telkens de klok
kegieter, die eigenlijk alles heet te zeggen, in
werkelijkheid het woord aan den dichter
overdraagt, en het later herneemt, Ge
boorte, liefde, echt, leven en streven in het
gezin, voorspoed, rampen (brand), berusting
en dood ziedaar de reeks der schilderin
gen, die aan ons voorbijtrekken. In het twee
de gedeelte staan in hoofdzaak de zegen van
de maatschappelijke orde en de vloek van het
breken daarmee tegenover elkaar. Ter wille
van de muzikale bewerking heeft de compo
nist echter de scheiding van le en 2e deel
wat naar voren geschoven; waarschijnlijk
vond hij het minder gewenscht, het le deel
met een grafkoor te laten eindigen, 't zou een
te droevig slot zijn voor de wel ernstige,
maar overigens blijmoedige levensschilde
ring.
Dc componist heeft wel gebruik, maar geen
misbruik gemaakt van klokkespel- of klokge-
lui-imitatie Hij geeft meer karakter dan na
bootsing. Meermalen houdt hij rekening met
het feit, dat een klok met verdikten rand in
tegenstelling van een bei met dunnen rand,
niet als deze naklinkt in den aangeslagen
toon, maar in een veel dieperen; dat dus
naast en na een hogeren slagtoon een diepere
galmtoon te onderscheiden valt. En dezen
galmtoo% vindt men vaak terug in de diepe^
lang doorklinkende tonen van stemmen, of
instrumenten (b v, tusschenspel, introductie,
voorspel, grafkoor, orgelpunten in dc lage
stemmen, slotkoor).
Bruch's muziek heeft altijd, ook weer hier,
een .nelodietiich en natuurlijk verloop, nooit
staat men verbaasd over een plotselinge wen
ding cf modi Ir. ie, 't is altijd alsof het zoo,
en niet anders moest zijn. Eigenlijke Leit-mo-
tjeven gebruikt hij niet. Wel jceert de Meis-
tersprachsmelodie vaak, in gevarieerden, ge-
trarisponeerden of verkorten vorm terug; Het
meest volledig vindt men haar in den aan
vang („Fest gemauert") en als inleiding tot
hot slotkoor, hier in jubelvorm begeleid
Jetzo mit der Kraft"),
Nog wil ik op enkele punten de aandacht
vestigen.
Het tusschenspel tusschen de regels:
„Durmisst die Welt am Wanderstabe" en
„Fremd kehrt er heim" geeft dc hoorder gele
genheid zich in te denken in de rondzwer
vingen van den jongeling, die, vreemd ge
worden aan 't ouderlijk huis, daarin terug
keert.
Wij hadden er toen geen zin inmaar het
grenst aan onze beschutting voor het wild
en ik wou wel, dat mijn vader het kocht. Laat
mij s.v.p. eens zien hoe groot het is en hoe
de vorm is."
„Ik kan het u dadelijk zeggen", zei Lycett.
Hij stond op en ging naar een actekastje en
Clarence bukte vlug, greep den handschoen
en stak hem im den zak, bijna zonder van
houding te veranderen.
„Ongeveer veertig acres", zei Lycett, toen
hij het stuk had ingekeken.
„O, dank uIk zal er met mijn vader over
spreken."
Hij stond op en keek rond.
„Geheel verlaten, dit oude huis, behalve
dat kantoor, mijnheer Crayson."
„Ja. Mijnheer Strong vond het woonhuis
niet veilig meer. Ik moet zien, het weldra te
laten verbouwen."
„Ja-" mompelde Clarence. „Goeden mor
gen, mijnheer Crayson. Derangeer u niet, ik
zal mijn weg wel vinden."
Toen hij' weg was, streek Lycett Crayson
met de hand over het voorhoofd. Zijn hoofd
duizelde. Er was iets dat hij vergeten had;
wat was het ook weer? De handschoen 1 O
ja- Hij draaide zich dadelijk om naar het
vuur; hij zag den handschoen niet; hij had
hem zeker in het vuur geworpen en hij was
verbrand. Met een zucht van verlichting zonk
hij in een stoel en trok eenige papieren naar
zich toe.
Sir Ralph reisde bijna zonder oponthoud
door en kwam op de Hall aan in een toestand
zoowel geestelijk als lichamelijk, die geen be
schrijving nooaig heeft. Hij wist dat het be
sluit van Agnes onveranderlijk was; hij had
geen poging gedaan er verandering in te
brengen. Zij had gesproken van straf; hij
was ook gestraft. Zijn zonde had zich zelf
geopenbaard; de Nemesis voor dergelijke
zonde, ofschoon langzaam, was eindelijk ge
komen en hij begreep, dat, hoewel de molen
Verder: -melodie en begeleiding van de so
praansolo: „Lieblich in der Braute Locken";
net snorren van het spinnewiel in de schilde
ring van het huiselijk leven, het jagende
brandkoor met zijn klagend einde en de
voortzetting daarvan in de ijle, als 't ware
verlaten klinkende altsolo; het trage, breede
grafkoor, dat met het klokgelui afwisselt.
De rusttijd ia het werk, in welken de klok
moet afkoelen, wordt door den dichter ge
vuld met beschouwingen over het huiselijk
en feestelijk genot en gebruik van den vallen
den avonddit deel is een pastorale in 't
klein en door den componist ook als zooda
nig bewerkt. Het loopt over in het verheer
lijkingskoor van de maatschappelijke orde,
welk koor geheel in Mendelsohnachen stijl is
geschreven. In het daaropvolgend tria
„Holder Friede" is Bruch echter weer zich
zelf. In de verheerlijking der nachtelijke
stilte klinken een paar maten uit het Kerst
lied: Stille Nacht, heilige Nacht.
Na dezen rusttijd beveelt de meester, den
mantel stuk te slaan (hamerend rythmus in 't
accomp.). De gedachtengang wordt nu ge
leid naar het misbruik van de klok, als de op
stand1 den mensch tot redeloos dier verlaagt.
In dieze voor solo en koor bewerkte scène is
een gejaagd marschthema ingewerkt.
Als de klok schitterend te voorschijn komt,
hoort man in de begeleiding een stevig ju-
belmotief. Na den loop en wijding der klok
begint het breed1 opgezette slotgedeelte, waar
bij het koor geheel doorweven of overbouwd
wordt door het solokwartet. Het eigenlijke
slotkoor daarvan, aanvangend met de
Meistenspruchmelodie onder levendige, pa
relendie begeleiding is voor een deei "ok 'zeif
opgezet op een onderlaag van stukken dezer
melodie.
De indeeling is als volgit:
I. 't Gereed' maken van d<ea vorm.
Meditatie: Alle ernstige arbeid ga
gepaard met overleg en nadenken.
II. Het smeltvuur.
Meditatie': De bestemming van de
Klok.
III. Het metaal en het zuiveren van de
klokspijs.
Meditatie: De jeugd en de ontwa
kende liefde.
IV. Het onderzoek van 't mengsel.
Meditatie: Het huwelijk en 't ge
zinsleven.
V. De gietproef. Men begint met 't gie
ten.
Meditatie: De brand. Tegenspoed.
VI. Het gieten, is afgeloopen. Bezorgd
heid.
Meditatie: Het sterven der moeder.
VII. Het werk ligt stil.
Meditatie: De rusttijden in den dla-
gelijkschen arbeid., De zegen van
vrede en orde.
VIII. Het stukslaan van den vorm.
Meditatie: De schrikkingen
revolutie.
IX. Inspectie. Het doopen der klok.
Meditatie: De bestemming van de
klok.
X. Het eerste klokgelui. Vrede!
EEN FANTASTISCH PLAN.
Op het Congres van het Britschc Genoot
schap voor Wetenschappen, dat onlangs te
Portsmouth gehouden werd,' kwam een En-
gelsch geleerde met een fantastisch plan voor
den dag. Sir Parsaons, zooals deze utopist
genaamd is, wil op nauwkeurig te bepalen
plaatsen groote schachten van 20 K.M. diep
te in de aarde maken; de uit deze „schoor-
steenen" opstijgende rookwolken zouden vol
doende zijn om menschen en dieren te ver
warmen en alle industrieën van de noodige
warmte kunnen voorzien. In Italië moet reeds
een proefneming op dit gebied gedaan zijn.
Echter werkt men over een enkelen schacht
niet minder dan 85 jaren en de kosten bedra
gen 125 millioen francs. Het plan komt ons
Ietwat te Jules Veme-achtig voor en we zul
len ons voorloopig nog wel met de stakende
mijnwerkers moeten behelpen I
HAAR-UITVAL NA GRIEP.
In de „Zeitschrift ,für Physikalische und
Diatetische Therapie" .handelt Dr. Haggen-
müller het uitvallen van het haar na griep.
Klinisch en anatomisch is deze haar-uitval
niet te onderscheiden van die, welke optreedt
na typhus en dergelijke ziekten Alle griep-
lijders hebben last van dit verschijnsel, echter
in zeer verschillende mate. Het ernstigste doet
zich dit voor bij griep-patiënten, die buiten
gewoon hevige koortsen hadden; zij verlie
zen dikwijls 1700 haren per dag. Meestal
treedt deze haar-uitval 2 a 3 maanden na de
ziekte op en vooral personen tusschen de
20 en 30 jaar zijn er aan onderhevig. Ook de
nagels worden soms aangetast en vertoonen
diepe kloven en groeven, die eerst langza
merhand verdwijnen.
EEN NIEUW VET.
DANSEN TEGEN DE KOU.
Daar de Fransche impressario's gelooven,
dat Parijs in den aanstaanden winter geen
kolen zal hebben en*daarom kou zal moeten
lijden, hebben zij besloten een dansseizoen te
openen, zooals men nog nimmer gezien heeft.
Zij gelooven, dat iedereen in Parijs dezen
winter zal moeten dansen om door lichaams
beweging warm te blijven en in overeenstem
ming daarmede treffen zij hun voorbereidin
gen. lederen dag worden er nieuwe dansge
legenheden geopend. Ieder restaurant zal ge
legenheid tot dansen geven, terwijl dit voor
den oorlog slechts in enkele bijzondere res
taurants het geval was. Het Apollo-theater
zal in een danspaleis herschapen worden. In
de Folies Bergeres worden geen voorstellin
gen meer gegeven en dit welbekende theater
is thans eveneens een danspaleis. In de Rue
Tilist bij de Place de TEloile zal binnenkort
hcj -iderigste danspaleis worden geopend^
dat op het vaste land bekend is. Gp het dak
zal een tuin worden ingericht, de eerste die
in Frankrijk bekend is. Verder komen er 3
I groote restaurants en in iedere zaal zal een
orkest spelen en gelegenheid tot dansen ge
geven worden. Ieder, die hier komt om te
dansen, zal in avondtoilet moeten zijn en de
gelegenheid tot dansen zal tot 7 uur 's mor
gens gegeven worden. E>egenen, die den ge-
heelen nacht blijven dansen, kunnen een ont
bijt krijgen.
Zoogenaamde American Bars rijzen in
Parijs ais paddestoelen uit den grond. Tot
op het oogenblik van den wapenstilstand wa
ren er misschien een half dozijn American
Bars, waar men een cocktail kon krijgen. Nu
zijn er tusschen de 45 en 50, alle pas ge
opend en voor het meenendeel in het midden
van dte alad, tusschen de Place de la Concor
de en1 de Opera in plaats van, zooals men
zou mogen verwachten, op Montmartre. Ve
len van deze bars hebben zalen, waar men
eveneens kan 'dansen en gedemobiliseerde sol
daten treden op als dansmeesters, die aan de
Parijsche heele en halve wereld de moderne
dansen als Fox Trot, One Step en Shimmy
zulen leeren. Deze dansmeesters kunnen voor
hun lessen eiken prijs maken, die zij verlan
gen. 500 francs is het gewone honorarium
voor het leeren van den Fox Trot of de Shim
my in 5 lessen. Je*1 ge Amerikanen, die, voor
dat zij met het leger ^aar Frankrijk kwamen,
kantoorbediende of winkelbediende waren,
staan nu aan het hoofd van groote danspa
leizen in Parijs.
EEN HANDDOEK ALS CHèQUE.
Onlangs werd op een Amerikaansche Bank
(natuurlijk!) een dièpue in den vorm van een
handdoek aangeboden en wat meer zegt, be
taald. Bij den eigenaar van een groote wasch-
inrichting was een heer gakdmem, die om een
Oods langzaam maalt, hij het zeer fijn doet.
Hij had Constance verlo, n. Had hij haar
voor altijd verloren? Hij durfde zichzelf die
vraag niet voorleggen toen hij eenzaam in
zijn kamer zat, vervolgd door de wanhopige
stem van de vrouw, die hem weggezonden
had. Hij had niets gebruikt sedert zijn
komst 'vroeg in den morgende spijzen, die
juffrouw Waring boven gezonden had, ble
ven onaangeroerd op tafel staanhij kon zelfs
niet rooken en hij hij zat maar in het vuur te
staren en trachtte zijn straf te dragen als een
man. Nu en dan dacht hij aan Lycett Cray
son. Hij had af te rekenen met dien mijn
heer. Maar dat had geen haast. Het kwam
geen enkel oogenblik bij hem op dat Constan
ce zelfs luisteren zou naar een huwelijksaan
zoek van L-ycett Crayson.
Het begon donker te worden; hij schelde
niet om licht en niemand durfde het hem uit
zich zelf te brengen; maar weldra kwam de
knecht zeggen, dat .lord Dallington een be
zoek kwam brengen.
Sir Ralph had lust hem niet te ontvangen;
maar hij herinnerde zich, dat juffrouw Wa
ring hem had verteld dat Clarence er bijna
iederen dag geweest was; hij stond dus op
en ging naar beneden.
„Zoo, Clarence!" zei hij. Clarence schrik
te toen hij hem aanzag, want sir Ralph was
verzwakt door zijn ziekte en zijn uitputtende
gedachten en aandoeningen en hij was niet
meer dan de schaduw van hetgeen hij ge
weest was. „Wou je mij spreken? Kom in
de bibliotheek."
Zij traden binnen, sir Ralph wees hem een
stoel aan en leunde zelf tegen den schoor-
mantel.
„Wat is er?" vroeg hij. „Je bent hier iede
ren dag geweest, hoor ik."
Toen hij deze vraag deed, merkte hij op,
dat Clarence ook veranderd waser was iets
ernstigs over hem gekomen, dat den ouderen
man verraste en een weinig amuseerde.
„Ja", zei Clarence, zonder zijn gewonen
temerigen toon en met een ernst, die in over
eenstemming was met zijn gezicht. „Ik wou
je alleen spreken over Constance."
„Wat is er met haar?" vroeg sir Ralph
kortaf.
„Zij gaat trouwen met Lycett Crayson",
antwoordde Clarence.
Sir Ralph sprong overeind.
„Dat is een leugen 1" zei hij met een gezicht
zoo zwart als een onweerswolk. „Neem mij
niet'kwalijk, maar je vergist je, Clarence!"
„Neen, ik vergis mij niet.Ik heb haar in
Londen gesproken en ze heeft het mij zelf
verteld."
De roode streep in sir Ralph's oogen gloei
de, hij zag hem aan.
„Ze moet krankzinnig zijn", siste hij tus
schen de tanden.
„Dat heb ik haar ook gezegd. En luister
eens, Ralph#, hij boog zich volijverig voor
over, „jij moet. he verhinderen jij bent ge
noodzaakt het te verhinderen je bent haar
voogd."
Sir Ralph lachte bitter.
„Wat helpt dat? Denk je dat ze naar mij
zou luisteren, voogd of geen voogd?"
„Zij zij had je lief!" zei Clarence met
een vuurroode kleur.
Sir Ralph's lippen trilden, hij zelf kreeg
een kleur.
„Dat deed zij. E>e Hemel is mijn getuige,
dat deed zij. Maar ik heb haar verloren
dat is mijn verdiende loon. Ik was haar niet
waard. Ik bedroog haar. Ik ben gestraft.
Maar spjeken we daarover niet meer. Ik
zou het niet begrijpen." Een oogenblik stil
te» toen ging hij voort, alsof de woorden hem
in de keel bleven steken: „Te gaan trouwen
met Lycett Crayson! Ach! hij is een beter
mensen dan ik. Neen, dat is hij niet; hij is
een verradelijke hand, een dief en een glui
perd
Clarence boog zich voorover met nog meer
vuur.
-
ssf:*i, iSj'ISf.
De „Umschau" wijst op het groote belang
ran 't cohune-vet, dat uit Amerika afkomstig
is en wel uit de vruchten der cohune-boom,
welke veel overeenkomst vertoont met
druiven; echter is de vetkern omgeven door
een zeer harde schaal, die een druk van 1800
pond kan uithouden. Vandaar de gr ote
moeilijkheid om de schaal te verbrijzelen
zonder den kern, die 75 pot. vet bevat, te ver
nielen. Thans is hiervoor een machine ge
vonden, die dit kunstwerk verricht. Het vet
vertoont veel overeenkomst met het palmvet
en is zeer geschikt voor de fabricatie van
zeep. Echter is het ook uiterst voedzaam en
zuiver van smaak. In Britsch Honduras zijn
groote bosschen cohune-boomen, zoodat hier
nog heel wat te exploiteeren valt.
DUTTSCHE OORLOGSSCHEPEN
VOOR DE KOOPVAARDIJ.
Een groote scheepswerf te Danzig heeft
van de Duitsche Rijkswerf twee nieuwe groo
te torpedo-booten aangekocht, waarin de
machine en inwendige deelen nog niet ge
plaatst waren. De werf denkt deze schepen
om te bouwen tot handelsvaartuigen. Hoewel
de lichte bouw der torpedobooten hiervoor
weinig geschikt is, meent men aan dit be
zwaar tegemoet te kunnen komen door in
wendig versterkingen aan te brengen. Hun
groote selheid is natuurlijk een belangrijk
voordeel.
^nrdt vervolgd