ISG08 lil. B Honderd een en twintigste Jaargang. Zaterdag 18 October. Farjysclie brieven. FEUT L L E T 0 Knusten en Wetenschappen. Bui ton land. (Van onzen Parijschen correspondent). (Nadruk verboden.) Parijs, 13 October 1919. Van twee Industrieën. N a t u u r 1 ij k scbriji ik u allereerst over den „öaiou van üe Auto." üeeu enkele exposie- tie nier gal nnj in baar gebed zoo 'n zuiver beeld van mouerne energienerveus, gecom primeerd, van die „stalengratie, die baar sciioonneid vindt in baar zinrijkheid zelve. Geen enkel tentooustellmgspubliek bier gat mij tot nogtoe zoo een voimaakt geken- scnetst beeld eener moderne energieke meuscbbeid. iusscneu de duizenden en nog eens duizenden saamgegroepte auto a in de immense nai van bet „urand Palais" bewe gen zien de duizenden van koopera en ver- koopers voort, beu volmaakte organisatie, voortreilijke cbtaiogiseering, een strenge doeiinaugiieid in deze ganscbe enorme teu- toousteiuugsonderneinmg maken bet mogenjk dat kooper en verkooper elkaar zonder moeite treilen en zicb zonder stoornis gezamenlijk coucentreereu op bet doel van bun onder- boud. under deze reusachtige tqutooustel- lings-overkappiug worden aldus in een kwartier nonderden zaken atgesioten van mil- Uuuueu aan waarde, de sciurjiniacuuies wer ken onopuoudcujk, teicgrau.iacn vertrekken en komen zonder ophouden iu en bet is van ecu wonderlijke bekoring te bedenken dat bet eiudetooze gedempte stemmengegons, mur melend als een zee, gevormd wordt door bet sucidenkend brein van deze duizenden en uog eens duizenden die zijn: de intelligente samenstellers van net zeer mannelijke, steeds gesublimeerde, steeds vervolmaakte, steeds vereenvoudigde moderne vervoermiddel; de auto. De donkere mannefiguren, de gezichten veelal mager, veelal verstrakt en geeuerveerd nog door den oorlog, de donkere tiguren, alle als van éeu type, stram naar elkander over- gebogen, redeueeren snel en doelmatigen zij reeksen bun gedachten in een logtsui bijna rytmnisch, doelbewust voortspreken. Wat de wagen betrelt; de carosserieën zijn allengs onbelangrijker geworden, ook in de oogeu van bet grooter publiek, ben carosse- rie moet goed zijn, correct, dat is al. tiet we zen, de k e r n van den wagen is het mecha nisme, de chassis met baar samenstel van zui ver werkende, volkomen correspondeerende oordeeleu, en de belangstelling voor dit mechanisme wordt hier in Frankrijk, vooral sinds de moderne oorlog de groote tech nieken nader onder 't oog der massa bracht, de interesse biervoor, zeg ik, wordt bier te lande een volksdeugd.... Eerbied voor den arbeid, voor constructie, voor intelligen tie in 't algemeen; onderlinge waardeering... dit zijn dunkt mij de gevolgen van zoo een populair-worden eener hoogstaande indus trie. „Nieuws" is er niet veel op technisch ge bied. De vereenvoudiging neemt gaandeweg al subliemer vormen aan. Als eenige reclame zien wij dan ook telkens vermeld„dit of dat gesupprimeerd",dit of dat vervangen door eenvoudiger constructie"„dit of dat ge combineerd. ter vereenvoudiging" enz. Op bandengebied echter wordt gepropa geerd de nieuwe „pneu-plein", de gevulde rubberband, die voor camions, vrachtauto's binnenkort, in dubbel achterstel, wel de band zal worden. Voor toeristen-auto's een nieuw soort ban den met zeer dikke rubber-applicaties, ter ver vanging van metaal-bescherming. De electrische auto blijft betrekkelijk een zeldzaamheid. Alom echter perfectionneering vooral der „ontsteking." Verder is er een neiging tot ontwerpen van kleiüe, goedkoope, doch goede toeristenau- to's met een minimum van „onderhoud" en een minimum van „averii"-kansen. Gevolg der personeelschaarschteil „Help your self!" Het viel mij in de bovengalerijen op hoe zeer de rijwiel-industrie echter (nier in Frankrijk overigens ook zeer impopulair) bij ne onze acmar staar. Deze geheele expositie heeft bij mij een sterke indruk achtergelaten. Het ia goed in deze tijden van ontzenuwing een groot le vend vizioen van „den Arbeid" te krijgen. De „Salon de l'Auto" gaf mij die in volmaakte schoonheid. ....Dezer dagen ontmoette ik één der veer tig ingenieurs van de verwoeste mijnen van Lens. Na een diner toonde hij ons de foto's der „fosses": de mijnschachten met gebou wen... vóór.., en:... na. Zijn explicaties bij de foto's van vóór den oorlog riepen ons het heele schitterend geor ganiseerd bedrijf voor oogen, waaraan gansch een stad verbonden was, met scho len, vereenigmgen, parken, sportvelden enz. En het bedrijf "zelf dat machtig leefde om en in de geniaal geconstrueerde mijnschach ten. De wijze waarop men hieruit b.v. het water verwijderd hield is het resultaat van een welhaast even vindingrijke als soliede gedachteustudie. De constructie der elevators, der machines, der onderaardsche galerijen en gangen is van een vindingrijkheid Frank rijk waardig.... eo waardig aan den Duit- schen industrieelen geest, die hier zelf een maal zooveel machines voor leverde, ontwik kelende emconslrueerende wat Frankrijk ont wierp. Genoeg... het zal volle tien jaren duren voordat het groote euvel hersteld is. De mijn schachten vol water, doch ook vol verborgen explosiestoffen, de gebouwen ingestort tot bergen vormloos puin, waaruit kromgetrok ken enorme stalen onderdeden steken, van elevatoren, rails, van staalbruggenbouw, van wagons.... het opruimingswerk ia alleen al een reuzenarbeid. Hiervan vertelde ons de kleinere donkera Fransche ingenieur met kernachtige zinswendingen en zijn relaas sdiitferde van bon-mots toen hij d«t tegvu- woerdigea staat var» zijn mijnJtolinie beschreef en zijn oogen schitterden van fijnen philosoü- schea Fraaschca humor.... e» van tranen. STéFAN. Doop Qfaïfes G twice Vrij naar bet Engdsch. 53) „O, het is niets-" zei ze. „Mijnheer Strong had een handschoen opgeraapt op het kan toor van mijnheer Crayson en mijnheer Cray- son zei, dat het er een van mij was. Maar het ■was niet zoo", voegde zij' er lachend bij. „Ik heb mijn handschoen niet uitgedaan op het kantoor van mijnheer Craysonniet voor dat ik thuis was." „Juist", zei Lycett. „Dan zal hij van een ander geweest zijn. Ik heb dien dag heel wat bezoek gehad. Goeden morgen, lord Dol- lington. Clarence gaf hem weer een koel knikje, toen bleef hij een oogenblik naar zijn laar zen staan kijken en plotseling, zóó plotse ling, dat mevrouw Warner er van ontstelde, vroeg hij: „Herinnert ge u misschien den dag nog toen u naar het kantoor van mijnheer Cray; son ging, mevrouw?" „Den dag? O ja, nu herinner ik het mij! Het was op een Woensdag, den 30sten van de vorige maand." Zij glimlachte. „Ik ben altijd heel precies met het betalen van de huur. En ik ben zelf gegaan, omdat ik over een paar reparaties met mijnheer Crayson wou spreken." „Juist, juist", zei Clarence. „Nu mag ik u niet langer ophouden." Zij scneidden en Clarence ging naar de Hall. Daar hoorde hij, dat sir Ralph nog niet terug was; Clarence liep in gemelijke stemming het park door. Hij was opgewon den. zijn geheele persoon kwam in opstand bij het denkbeeld van sen huwelijk tusschm „NIE ARIO JUBILEUM LEVEN ORPHEUS". zal Zooals bekend geacht mag worden boven genoemd koor volgende week Dinsdag 21 Oct. „Das Lied von der Glocke" uivoe ren, gedicht von Fr. von Schiller, muziek van Max Bruch. Hier onder volgt een beschrijving van het mooie werk „Het lied van lief en leed in het menschen- leven, van wel en wee in de menschenmaat- schappij. Wat wonder, dat meer dan één componist zich door den rijkdom van dich terlijke ontboezemingen en schilderingen in de meest welluidende vormen en klanken, die aanleiding gaf zoowel tot gevoelige, als tot krachtige toonzetting. Het gedicht, mij Schiller reeds eenige jaren in voorbereiding, onderging zijn voltooiing in 1799 en werd gedrukt in de Musenalmanak van .1800. Het ontstond dus in een tijdperk van beroering in heel Europa, van nationalen en internationalen strijd en verwikkelingen, wat menige ontboezeming in het tweede ge deelte van het werk verklaart waardeering van orde en vaderlandsliefde, afschuw van de oproergruwelen der redeloos geworden menschheidl. De dichter schildert alles, wat hem op het hart ligt, naar aanleiding van de geschiede nis van net gieten van een klok, door den meester klokkegieter verteld. Doordat het klokgelui de meest treffende episoden uit menschelijk en maatschappelijk gebeuren be geleidt, heeft de klokkegieter telkens gelegen heid, daarover uit te weiden. De kunstig ge regelde gedachtenloop maakt, dat iedere nieuwe bewerking, voorbereiding of fase in het ontstaan van de klok aanleiding wordt tot poëtische behandeling van een nieuwen, eveneens aan den vorigen aansluitenden le venstoestand van den mensch. Daardoor wordt wel de draad der gedachten logisch voortgesponnen, maar de opeenvolgende Stemmingen staan niet in onmiddellijk ver band met elkaar, en men moet het werk dus meer als 'n reeks afzonderlijke schilderingen dan als een aaneenschakeling van in elkaar vloeiende atemmings- of gebeurtenis-illustra ties opvatten. In dit opzicht is het min of meer te vergelijken met Haydn's „Jahreszei- ten',. Kan men dit een „Oratorium pastora le" noemen, in de meer letterlijke beteekenis, men zou „die Glocke" een Oratorium pasto rale van het menschelijk leven kunnen heeten. Constance en Lycett Crayson. Hij verdacht den man van hij wist zelf niet wat. Wat beteekende het geval met dien handschoen? Waarom zag de man er uit alsof hij plotse ling beschuldigd werd van een vrceselijke misdaad? En toch misschien deed hij dien Lycett gruwelijk onrecht aan. Moest hij niet naar hem toegaan en onderzoeken of 't waar was wat hij tegen hem had? Ja natuurlijk, dat is het wat een gentleman behoorde te doen. Hij liep snel naar het dorp en naar den achteringang van het oude huis, waar Lycett een half uur geleden was binnengegaan en zoo haastig, dat hij vergeten had de tuindeur op slot te doen. Clarence ging de deur in en het pad op naar het kantoor. Hij. was op het punt aan te kloppen aan de glazen deur, toen hij Lycett Crayson op een stoel zag zitten met een handschoen voor zich op tafel. Hij staar de daarnaar met dezelfde uitdrukking als toen mevrouw Warner hem had aangespro ken, en plotseling nam hij den handschoen op en ging huiverend naar den haard. Clarence gaf gehoor aan de ingeving van het oogenblik en klopte; de handschien viel uit Lycett's hand op den haard en hij draaide zich om. Clarence deed de deur dadelijk open en trad binnen. „Het spijt mij, dat ik u storen moet, mijn heer Crayson", zei hij iet zijn temerige stem, „maar ik wou u zoo graag even spreken." „Zeker, lord Dollington, zeker! Ga zitten als ik u verzoeken mag." Clarence nam een stoel bij het vuur, zoo dat Lycett den handschoen niet kon zien en Clarence er de oogen op gevestigd had met dien indolenten, onverschilligen blik, dien menschen van zijn stand, zelfs de minst slim- men, in staat schijnen dadelijk te kunnen ver- toonen. Hij was van plan veranderd. Hij wist zeker, dat deze man hem de waarheid niet zeggen zou. ,.Ik wou u wat vrager, over dat stuk land, dat sir John mijn vader heeft aangeboden. Beide muziekwerken bereiken echter pas hun hoogtepunt, waar zij het pastorale karakter verlaten, dus tegen het slot: in de Jahres- zeiten, waar de mensch in den omloop van het jaar zijn eigen levensgang, dood en her rijzenis erkent; in „die Glocke", waar de klok, stralend uit zijn hulsel te voorschijn ko mend, onder het gejubel der omstanders in zijn luchtgebied geheschen, tot symbool wordt van eendracht, vreugde en vrede der menschheid Van het oogenblik af, dat de meester zijn werk in alle heerlijkheid1 voor zijn oogen ziet verschijnen, treedt een gewij de jubelstemming in, die in het slotkoor cul mineert. De uitspraken van den meester, die telkens de voorgang van de werkzaamheden aandui den staan bekend als de „Mcisterprüche". Deze zijn steeds aan eenzelfde solist (de bas) opgedragen; de overigë solopartijen en ko ren stellen geen bepaalde personen of men- schengroepen voor; daar alle uitweidingen eigenlijk als ontboezemingen van den dichter moeten worden opgevat was de componist geheel vrij in de bewerking .voor soli, ensem bles en koor. Een klok wordt gegoten in een leemen vorm, die in een diepe kuil geplaatst en met daarin gestookt vuur van te voren hard is gebrand De vorm bestaat uit een kern, en een mantel, die de kern op eenigen afstand omgeeft. In de tusschenruimte laat men de uit koperen tin samengesmolten klokkespijs vloeien, na de afkoeling wordt de mantel stuk gehamerd, en de klok laat gemakkelijk van de binnenste kern los. Het latijnsche motto, dat Schiller boven zijn gedicht plaatst, is ontleend aan het rand schrift van een groote klok in de Domkerk v»n Schaffhausen, dat ook wel, soms iets ge wijzigd, op andere klokken te vinden is. Het bclcckmc: „de levenden roep ik saam, ora dc gestorvenen klaag ik, het hemelvuur breek ik." Dit laatste ziet op dé hecrschende over tuiging, dat het luiden dhr klok het inslaan van den bilksem zou koeren. Het gedicht spreekt verder te veel voor zichzelf, dan dat het noodig zou zijn, het na het bovenstaande, vers voor vers na te gaan men zij slechts indachtig, dat telkens de klok kegieter, die eigenlijk alles heet te zeggen, in werkelijkheid het woord aan den dichter overdraagt, en het later herneemt, Ge boorte, liefde, echt, leven en streven in het gezin, voorspoed, rampen (brand), berusting en dood ziedaar de reeks der schilderin gen, die aan ons voorbijtrekken. In het twee de gedeelte staan in hoofdzaak de zegen van de maatschappelijke orde en de vloek van het breken daarmee tegenover elkaar. Ter wille van de muzikale bewerking heeft de compo nist echter de scheiding van le en 2e deel wat naar voren geschoven; waarschijnlijk vond hij het minder gewenscht, het le deel met een grafkoor te laten eindigen, 't zou een te droevig slot zijn voor de wel ernstige, maar overigens blijmoedige levensschilde ring. Dc componist heeft wel gebruik, maar geen misbruik gemaakt van klokkespel- of klokge- lui-imitatie Hij geeft meer karakter dan na bootsing. Meermalen houdt hij rekening met het feit, dat een klok met verdikten rand in tegenstelling van een bei met dunnen rand, niet als deze naklinkt in den aangeslagen toon, maar in een veel dieperen; dat dus naast en na een hogeren slagtoon een diepere galmtoon te onderscheiden valt. En dezen galmtoo% vindt men vaak terug in de diepe^ lang doorklinkende tonen van stemmen, of instrumenten (b v, tusschenspel, introductie, voorspel, grafkoor, orgelpunten in dc lage stemmen, slotkoor). Bruch's muziek heeft altijd, ook weer hier, een .nelodietiich en natuurlijk verloop, nooit staat men verbaasd over een plotselinge wen ding cf modi Ir. ie, 't is altijd alsof het zoo, en niet anders moest zijn. Eigenlijke Leit-mo- tjeven gebruikt hij niet. Wel jceert de Meis- tersprachsmelodie vaak, in gevarieerden, ge- trarisponeerden of verkorten vorm terug; Het meest volledig vindt men haar in den aan vang („Fest gemauert") en als inleiding tot hot slotkoor, hier in jubelvorm begeleid Jetzo mit der Kraft"), Nog wil ik op enkele punten de aandacht vestigen. Het tusschenspel tusschen de regels: „Durmisst die Welt am Wanderstabe" en „Fremd kehrt er heim" geeft dc hoorder gele genheid zich in te denken in de rondzwer vingen van den jongeling, die, vreemd ge worden aan 't ouderlijk huis, daarin terug keert. Wij hadden er toen geen zin inmaar het grenst aan onze beschutting voor het wild en ik wou wel, dat mijn vader het kocht. Laat mij s.v.p. eens zien hoe groot het is en hoe de vorm is." „Ik kan het u dadelijk zeggen", zei Lycett. Hij stond op en ging naar een actekastje en Clarence bukte vlug, greep den handschoen en stak hem im den zak, bijna zonder van houding te veranderen. „Ongeveer veertig acres", zei Lycett, toen hij het stuk had ingekeken. „O, dank uIk zal er met mijn vader over spreken." Hij stond op en keek rond. „Geheel verlaten, dit oude huis, behalve dat kantoor, mijnheer Crayson." „Ja. Mijnheer Strong vond het woonhuis niet veilig meer. Ik moet zien, het weldra te laten verbouwen." „Ja-" mompelde Clarence. „Goeden mor gen, mijnheer Crayson. Derangeer u niet, ik zal mijn weg wel vinden." Toen hij' weg was, streek Lycett Crayson met de hand over het voorhoofd. Zijn hoofd duizelde. Er was iets dat hij vergeten had; wat was het ook weer? De handschoen 1 O ja- Hij draaide zich dadelijk om naar het vuur; hij zag den handschoen niet; hij had hem zeker in het vuur geworpen en hij was verbrand. Met een zucht van verlichting zonk hij in een stoel en trok eenige papieren naar zich toe. Sir Ralph reisde bijna zonder oponthoud door en kwam op de Hall aan in een toestand zoowel geestelijk als lichamelijk, die geen be schrijving nooaig heeft. Hij wist dat het be sluit van Agnes onveranderlijk was; hij had geen poging gedaan er verandering in te brengen. Zij had gesproken van straf; hij was ook gestraft. Zijn zonde had zich zelf geopenbaard; de Nemesis voor dergelijke zonde, ofschoon langzaam, was eindelijk ge komen en hij begreep, dat, hoewel de molen Verder: -melodie en begeleiding van de so praansolo: „Lieblich in der Braute Locken"; net snorren van het spinnewiel in de schilde ring van het huiselijk leven, het jagende brandkoor met zijn klagend einde en de voortzetting daarvan in de ijle, als 't ware verlaten klinkende altsolo; het trage, breede grafkoor, dat met het klokgelui afwisselt. De rusttijd ia het werk, in welken de klok moet afkoelen, wordt door den dichter ge vuld met beschouwingen over het huiselijk en feestelijk genot en gebruik van den vallen den avonddit deel is een pastorale in 't klein en door den componist ook als zooda nig bewerkt. Het loopt over in het verheer lijkingskoor van de maatschappelijke orde, welk koor geheel in Mendelsohnachen stijl is geschreven. In het daaropvolgend tria „Holder Friede" is Bruch echter weer zich zelf. In de verheerlijking der nachtelijke stilte klinken een paar maten uit het Kerst lied: Stille Nacht, heilige Nacht. Na dezen rusttijd beveelt de meester, den mantel stuk te slaan (hamerend rythmus in 't accomp.). De gedachtengang wordt nu ge leid naar het misbruik van de klok, als de op stand1 den mensch tot redeloos dier verlaagt. In dieze voor solo en koor bewerkte scène is een gejaagd marschthema ingewerkt. Als de klok schitterend te voorschijn komt, hoort man in de begeleiding een stevig ju- belmotief. Na den loop en wijding der klok begint het breed1 opgezette slotgedeelte, waar bij het koor geheel doorweven of overbouwd wordt door het solokwartet. Het eigenlijke slotkoor daarvan, aanvangend met de Meistenspruchmelodie onder levendige, pa relendie begeleiding is voor een deei "ok 'zeif opgezet op een onderlaag van stukken dezer melodie. De indeeling is als volgit: I. 't Gereed' maken van d<ea vorm. Meditatie: Alle ernstige arbeid ga gepaard met overleg en nadenken. II. Het smeltvuur. Meditatie': De bestemming van de Klok. III. Het metaal en het zuiveren van de klokspijs. Meditatie: De jeugd en de ontwa kende liefde. IV. Het onderzoek van 't mengsel. Meditatie: Het huwelijk en 't ge zinsleven. V. De gietproef. Men begint met 't gie ten. Meditatie: De brand. Tegenspoed. VI. Het gieten, is afgeloopen. Bezorgd heid. Meditatie: Het sterven der moeder. VII. Het werk ligt stil. Meditatie: De rusttijden in den dla- gelijkschen arbeid., De zegen van vrede en orde. VIII. Het stukslaan van den vorm. Meditatie: De schrikkingen revolutie. IX. Inspectie. Het doopen der klok. Meditatie: De bestemming van de klok. X. Het eerste klokgelui. Vrede! EEN FANTASTISCH PLAN. Op het Congres van het Britschc Genoot schap voor Wetenschappen, dat onlangs te Portsmouth gehouden werd,' kwam een En- gelsch geleerde met een fantastisch plan voor den dag. Sir Parsaons, zooals deze utopist genaamd is, wil op nauwkeurig te bepalen plaatsen groote schachten van 20 K.M. diep te in de aarde maken; de uit deze „schoor- steenen" opstijgende rookwolken zouden vol doende zijn om menschen en dieren te ver warmen en alle industrieën van de noodige warmte kunnen voorzien. In Italië moet reeds een proefneming op dit gebied gedaan zijn. Echter werkt men over een enkelen schacht niet minder dan 85 jaren en de kosten bedra gen 125 millioen francs. Het plan komt ons Ietwat te Jules Veme-achtig voor en we zul len ons voorloopig nog wel met de stakende mijnwerkers moeten behelpen I HAAR-UITVAL NA GRIEP. In de „Zeitschrift ,für Physikalische und Diatetische Therapie" .handelt Dr. Haggen- müller het uitvallen van het haar na griep. Klinisch en anatomisch is deze haar-uitval niet te onderscheiden van die, welke optreedt na typhus en dergelijke ziekten Alle griep- lijders hebben last van dit verschijnsel, echter in zeer verschillende mate. Het ernstigste doet zich dit voor bij griep-patiënten, die buiten gewoon hevige koortsen hadden; zij verlie zen dikwijls 1700 haren per dag. Meestal treedt deze haar-uitval 2 a 3 maanden na de ziekte op en vooral personen tusschen de 20 en 30 jaar zijn er aan onderhevig. Ook de nagels worden soms aangetast en vertoonen diepe kloven en groeven, die eerst langza merhand verdwijnen. EEN NIEUW VET. DANSEN TEGEN DE KOU. Daar de Fransche impressario's gelooven, dat Parijs in den aanstaanden winter geen kolen zal hebben en*daarom kou zal moeten lijden, hebben zij besloten een dansseizoen te openen, zooals men nog nimmer gezien heeft. Zij gelooven, dat iedereen in Parijs dezen winter zal moeten dansen om door lichaams beweging warm te blijven en in overeenstem ming daarmede treffen zij hun voorbereidin gen. lederen dag worden er nieuwe dansge legenheden geopend. Ieder restaurant zal ge legenheid tot dansen geven, terwijl dit voor den oorlog slechts in enkele bijzondere res taurants het geval was. Het Apollo-theater zal in een danspaleis herschapen worden. In de Folies Bergeres worden geen voorstellin gen meer gegeven en dit welbekende theater is thans eveneens een danspaleis. In de Rue Tilist bij de Place de TEloile zal binnenkort hcj -iderigste danspaleis worden geopend^ dat op het vaste land bekend is. Gp het dak zal een tuin worden ingericht, de eerste die in Frankrijk bekend is. Verder komen er 3 I groote restaurants en in iedere zaal zal een orkest spelen en gelegenheid tot dansen ge geven worden. Ieder, die hier komt om te dansen, zal in avondtoilet moeten zijn en de gelegenheid tot dansen zal tot 7 uur 's mor gens gegeven worden. E>egenen, die den ge- heelen nacht blijven dansen, kunnen een ont bijt krijgen. Zoogenaamde American Bars rijzen in Parijs ais paddestoelen uit den grond. Tot op het oogenblik van den wapenstilstand wa ren er misschien een half dozijn American Bars, waar men een cocktail kon krijgen. Nu zijn er tusschen de 45 en 50, alle pas ge opend en voor het meenendeel in het midden van dte alad, tusschen de Place de la Concor de en1 de Opera in plaats van, zooals men zou mogen verwachten, op Montmartre. Ve len van deze bars hebben zalen, waar men eveneens kan 'dansen en gedemobiliseerde sol daten treden op als dansmeesters, die aan de Parijsche heele en halve wereld de moderne dansen als Fox Trot, One Step en Shimmy zulen leeren. Deze dansmeesters kunnen voor hun lessen eiken prijs maken, die zij verlan gen. 500 francs is het gewone honorarium voor het leeren van den Fox Trot of de Shim my in 5 lessen. Je*1 ge Amerikanen, die, voor dat zij met het leger ^aar Frankrijk kwamen, kantoorbediende of winkelbediende waren, staan nu aan het hoofd van groote danspa leizen in Parijs. EEN HANDDOEK ALS CHèQUE. Onlangs werd op een Amerikaansche Bank (natuurlijk!) een dièpue in den vorm van een handdoek aangeboden en wat meer zegt, be taald. Bij den eigenaar van een groote wasch- inrichting was een heer gakdmem, die om een Oods langzaam maalt, hij het zeer fijn doet. Hij had Constance verlo, n. Had hij haar voor altijd verloren? Hij durfde zichzelf die vraag niet voorleggen toen hij eenzaam in zijn kamer zat, vervolgd door de wanhopige stem van de vrouw, die hem weggezonden had. Hij had niets gebruikt sedert zijn komst 'vroeg in den morgende spijzen, die juffrouw Waring boven gezonden had, ble ven onaangeroerd op tafel staanhij kon zelfs niet rooken en hij hij zat maar in het vuur te staren en trachtte zijn straf te dragen als een man. Nu en dan dacht hij aan Lycett Cray son. Hij had af te rekenen met dien mijn heer. Maar dat had geen haast. Het kwam geen enkel oogenblik bij hem op dat Constan ce zelfs luisteren zou naar een huwelijksaan zoek van L-ycett Crayson. Het begon donker te worden; hij schelde niet om licht en niemand durfde het hem uit zich zelf te brengen; maar weldra kwam de knecht zeggen, dat .lord Dallington een be zoek kwam brengen. Sir Ralph had lust hem niet te ontvangen; maar hij herinnerde zich, dat juffrouw Wa ring hem had verteld dat Clarence er bijna iederen dag geweest was; hij stond dus op en ging naar beneden. „Zoo, Clarence!" zei hij. Clarence schrik te toen hij hem aanzag, want sir Ralph was verzwakt door zijn ziekte en zijn uitputtende gedachten en aandoeningen en hij was niet meer dan de schaduw van hetgeen hij ge weest was. „Wou je mij spreken? Kom in de bibliotheek." Zij traden binnen, sir Ralph wees hem een stoel aan en leunde zelf tegen den schoor- mantel. „Wat is er?" vroeg hij. „Je bent hier iede ren dag geweest, hoor ik." Toen hij deze vraag deed, merkte hij op, dat Clarence ook veranderd waser was iets ernstigs over hem gekomen, dat den ouderen man verraste en een weinig amuseerde. „Ja", zei Clarence, zonder zijn gewonen temerigen toon en met een ernst, die in over eenstemming was met zijn gezicht. „Ik wou je alleen spreken over Constance." „Wat is er met haar?" vroeg sir Ralph kortaf. „Zij gaat trouwen met Lycett Crayson", antwoordde Clarence. Sir Ralph sprong overeind. „Dat is een leugen 1" zei hij met een gezicht zoo zwart als een onweerswolk. „Neem mij niet'kwalijk, maar je vergist je, Clarence!" „Neen, ik vergis mij niet.Ik heb haar in Londen gesproken en ze heeft het mij zelf verteld." De roode streep in sir Ralph's oogen gloei de, hij zag hem aan. „Ze moet krankzinnig zijn", siste hij tus schen de tanden. „Dat heb ik haar ook gezegd. En luister eens, Ralph#, hij boog zich volijverig voor over, „jij moet. he verhinderen jij bent ge noodzaakt het te verhinderen je bent haar voogd." Sir Ralph lachte bitter. „Wat helpt dat? Denk je dat ze naar mij zou luisteren, voogd of geen voogd?" „Zij zij had je lief!" zei Clarence met een vuurroode kleur. Sir Ralph's lippen trilden, hij zelf kreeg een kleur. „Dat deed zij. E>e Hemel is mijn getuige, dat deed zij. Maar ik heb haar verloren dat is mijn verdiende loon. Ik was haar niet waard. Ik bedroog haar. Ik ben gestraft. Maar spjeken we daarover niet meer. Ik zou het niet begrijpen." Een oogenblik stil te» toen ging hij voort, alsof de woorden hem in de keel bleven steken: „Te gaan trouwen met Lycett Crayson! Ach! hij is een beter mensen dan ik. Neen, dat is hij niet; hij is een verradelijke hand, een dief en een glui perd Clarence boog zich voorover met nog meer vuur. - ssf:*i, iSj'ISf. De „Umschau" wijst op het groote belang ran 't cohune-vet, dat uit Amerika afkomstig is en wel uit de vruchten der cohune-boom, welke veel overeenkomst vertoont met druiven; echter is de vetkern omgeven door een zeer harde schaal, die een druk van 1800 pond kan uithouden. Vandaar de gr ote moeilijkheid om de schaal te verbrijzelen zonder den kern, die 75 pot. vet bevat, te ver nielen. Thans is hiervoor een machine ge vonden, die dit kunstwerk verricht. Het vet vertoont veel overeenkomst met het palmvet en is zeer geschikt voor de fabricatie van zeep. Echter is het ook uiterst voedzaam en zuiver van smaak. In Britsch Honduras zijn groote bosschen cohune-boomen, zoodat hier nog heel wat te exploiteeren valt. DUTTSCHE OORLOGSSCHEPEN VOOR DE KOOPVAARDIJ. Een groote scheepswerf te Danzig heeft van de Duitsche Rijkswerf twee nieuwe groo te torpedo-booten aangekocht, waarin de machine en inwendige deelen nog niet ge plaatst waren. De werf denkt deze schepen om te bouwen tot handelsvaartuigen. Hoewel de lichte bouw der torpedobooten hiervoor weinig geschikt is, meent men aan dit be zwaar tegemoet te kunnen komen door in wendig versterkingen aan te brengen. Hun groote selheid is natuurlijk een belangrijk voordeel. ^nrdt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 9