dat Ia S3 "h'va ik mijn. ambt aaa^wtfe). Im psS j$j otb Hs epvwls dfta wensch uit dat gij Sn ds rust die gij gast ge» nieten het herstel van Uwe krachten zult vin» den en dat gy nog gelukkige laatste kvensda» gen zult mogen doorbrengen. Ook mr. Lees» berg heeft U gelukkige dagen toegewenscht met mevr. Ripping. Ik doe U -dit ook namens dien Baad Dat gij een goede burgemeester zijt ge weest komt ook door den steun van Uwe echtgenoote, die in werkelijkheid is geweest de eerste burgeres van Alkmaar. Thans burgemeester zeggen wij U vaarwel en bet verheugt ons mr. Leesberg zin speelde daarop te weten, dat wij weldra weer het genoegen mogen hebben U in ons midden terug te zien. Wij' zeggen elkander niet vaarwel ma-ar tot wederzien. (Applaus.) De voorzitter: verlangt nog een van de dames en heeren het woord? Zoo niet, dan sluit ik de vergadering om over te gaan tot een vergadering met gesloten deuren. Door het foto-persbureau Holland werd vervolgens een 'kiek van het college van B. en W., den Raad en de vertegenwoordigers der Alkfiiaarsche Pers gemaakt. RECTIFICATIE. Door de haast waarmede het verslag der huldiging van den burgemeester in dit nummer is opgenomen, komt daarin een kleine onj'uistheid voor, die eenige verbete ring behoeft. Het zilveren presenteerblad werd aange boden door de dames I. PrinsVlessing en E. H. de Lange-Tigler Wybrandi. Het dochtertje van mevr. Prins had mevr. Rip ping te voren een bouquet aangeboden. Nog dient vermeld te worden, dat ook hej aommissielid Mr. A. P. H. de Lange wegens ziekte afwezig was. ZJ& Dl' V*7p;gi <ft7i3»gn sa S® &5& niet *9#geefï geveest. Ik heb bier met groots voldceoing geelheid tr, met genoegen ge» werkt er. dat heb ik kunnen deen, omdat ik bij nsijn werk altyd voldoenden steun heb gehad. De heer Leesberg heeft gezegd: moei» lijkheden zijn u ook niet bespaard gebleven. Dat is volkomen juist, maar waar wij nu van elkander scheiden, meen ik te mogen zeggen, dat de moeilijkheden wellicht juist geprikkeld hebben tot intensieven arbeid en dat veelal de moeilijkheden voortkwamen uit verschil' van meening, dat altijd tusschen menschen kan bestaan, al beoogen zij zelfs hetzelfde doel. Van de leden van den Raad, die by mtja in» stallatie tegenwoordig waren, is nog slechts één aanwezig, nml. de heer Van den Bosch. Overigens heeft de raad zich geleidelijk her» vormd en vernieuwd, maar ik durf gerust zeg» gen, dat ik in die 20 jaren van mijn ambtelijk lesen hier altijd de meeste steun en de krach» tigste samenwerking heb ondervonden. Niet alleen van den Raad, maar ook van de elkaar opvolgende dagelijksche besturen, hoe die ook waren samengesteld. En daarvoor dames en heeren wensch ik een woord van diepgevoelde dank uit te spreken aan den Raad, de leden van het Dag. bestuur en aan allen die met mij hebben medegewerkt. Ik noem in de eerste plaats den man aan mijn linkerhand gezeten, den secretaris dezer gemeente, met wien ik 20 jaren op aangenamen voet zoowel ambte» lyk als in het gewone leven heb mogen samen» werken en wiens arbeid ik steeds heb gewaar» deerd. Dan mag ik noemen verschillende col» leges van Dag. bestuur. Wanneer ik dat doe dan doet het mij leed dat een van hen niet aanwezig is, nml. de heer Thomsen, w'en ik gaarne persoonlijk dank had willen brengen voor hetgeen hij gedaan heeft in de moeilijke jaren die achter ons liggen, in het belang van de levensmiddelendistributie. Het is misschien niet voldoende aan allen bekend hoe de heer Thomsen zich daaraan geheel gewyd heeft en rust moet nemen. Mag ik daaraan ook toevoegen, een woord van dank aan de hoofdambtenaren van de ge» meent®, aan de hoofden von dienst die mij altijd trouw hebben bijgestaan, de een langer, de ander korter, maar die altyd bereid waren om, wanneer hun hulp werd ingeroepen, die naar hun beste weten te geven. Nog niet lang geleden maakte een van de hoofden van een der grootste plaatsen mij een compliment over de uitnemende hoofden van dienst, die Alkmaar bezit. Wanneer ik die heeren herdenk, komen patuurlijk ook alle an» dere gemeente»ambtenaren in mijn gedachte, evenals het gemeente»personeel. Het gaat moeilijk om die allen persoonlijk te bespre» ken, maar ik wil ten opzichte van twee per» sonen een uitzondering maken en dat zijn zij die ik hier op de secretarie vond, toen ik kwam en die in die 20 jaren niet zijn veran» derd of slechts in hun voordeel, nml. de hee» rën Van der Vegt en Van Dijk. Deze vond ik voor 20 jaar jonger met jeugdige werkkracht en ik kan gerust zeggen, zij hebben zich wat dat betreft niet veranderd. Zij zijn de krachtige steunpilaren van de gemeente gebleven. Dames- en Heeren, wij nemen thans af scheid en waar ik IJ dank zeg voor de mede- werking mij ten allen tijde betoond, vermeen ik daaraan te moeten toevoegen den wensch, dat het de gemeente, Alkmaar in lengte van diagen in alle opzichten goed moge gaan. Men 'heeft wel eens een zwaar hoofd over den financiefelen toestand der gemeente en daarom doet het mij des te meer leed, dat ik nu moet vertrekken. Ik was nog zoo gaarne een jaar of vijf aangebleven, omdat ik inder daad den toestand niet als hopeloos be schouw. Ik geloof dat Alkmaab kerngezond is, gezond bloed heeft en dat na de moeilijke jaren die nu nog komen weer de tijd van bloei zal terugkeer en evenals die bestond toen Ten slotte uit ik den wensch, dut mijn op volger van U denzelfden steun mag ondervin den opdat onder zijn beleid de -gemeente een tijdperk van bloei moge tegemoet gaan. Laat mij daaraan den wensch mogen toe voegen dames en heeren, dat het U allen in a-lle opzichten moge goed gaan, zoowel amb telijk als in Uw particuliere leven. (Applaus) Mag ik ten slotte de vertegenwoordigers van de Pers mijn dank betuigen voor de me» dewerking die zij mij altijd hebben gegeven in het belang der gemeente. De heer Van den Bosch: Mijnheer de Voorzitter, op mij rust als oudste raadslid de eervolle maar op dit oogenblik moet ik zeggen pijnlijke taak om namens den Raad een woord van afscheid tot u te richten. Het is een pijnlijke taak, mijnheer de voor» zitter, niet voor mij alleen maar voor ons al» len, want wij missen U noode en betreuren het des te meer dat U weg moet gaan om de bijzondere redenen die daartoe aanleiding ge» ven, den stand van Uw gezondheid. Wat moet ik op dit oogenblik tot U zeggen. Ik heb even» als Mr. Leesberg dat gedaan heeft, ook terug» gedacht aan de eerste raadszitting voor twin» tig jaar geleden, die ik het vo-orreeht had met U by te wonen en ik herinner mü, dat U zich tot den Raad richtende, de woorden sprak: „Ik hoop in Uw midden niet lang een vreemdeling te zullen blijven. In mijn vorige gemeente genoot ik zonder uitzondering het volste vertrouwen van- alle raadsleden, waar» bij evenals hier alle richtingen waren verte» genwoordigd. Moge ook hier zulks het geval zijn." Mijnheer de voorzitter, dit is geschied. Ik zou haast durven zeggen van het eerste oogenblik af dat wij hebben leer-en k-ennen zijt gij voor ons geen vreemdeling geweest maar meer en meer zijt gij met o-n-s burger van, Alkmaar geworden. Ik ga verder: gij djt TOoor os» «ïtea vTid-Ead gsuprertleja tra daarom burgemeester doet hsd scheiden wee maar bij dat scheiden is het snij toch aangenaam, en i'k hen overtuigd te spreken namens alle raadsleden hier aanwezig en de velen die in de 20 jaren met mij het voorrecht hadden met U te werken, wanneer ik U een hartelijk woord van dank breng vóór hetgeen gij geweest zijt voor den Alkmaarschen ge meenteraad. Er is nog een andier woord door U gespro'- ken bij- Uwe installatie. Gij richtte U tot de burgerij en zeid'e, dat 'het altijd Uw stre ven zou zijn om voor haar in waarheid een goede burgemeester te worden, dat gij haar met hart en ziel wilde steunen en alles wilde doen wat de welvaart en de -ontwikkeling der gemeente kan bevorderen. En ook dat laatste hebt gij ten volle vervuld. Ik -behoef daarvan niet veel te zeggen. Het gewichtige oogen blik dat wij straks -beleefden is bet bewijs ge weest, dat de burgerij van Alkmaar U heeft leeren waardeeren, maar ik achtte het goed om U -ook namens den gemeenteraad, dien Alkmaar geheel vertegenwoordigt, den dank der buxgrij. uit -te spreken. Mr. J,eesberg noemde reeds in groote trek» ken wat er onder Uwe leiding geschiedde, maar ik wil in dat verband er op wijzen, dat hy genoemd heeft dat er onder Uw bestuur dit schoone raadhuis is tot stand gekomen, dat U heeft medegewerkt tot het maken van dit heerlyke mooie raadhuis. Ik ben overtuigd dat het nageslacht U daarvoor dankbaar zal zijn, dat het den bouwmeester dankbaar zal zijn, dat hij bij het inrichten van de raadszaal op de sleutelbalken de wapens plaatste van de regeerders der gemeente Alkmaar en aan den ingang een eereplaats gaf aan het wapen van burgemeester Ripping. Het zal daar blijven staan als een blijvende herinnering aan Uw bestuur en leiding en het zal U kracht geven, dat er gezegd kan worden: dat blazoen is steeds ongerept gebleven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 8