AluÉ Courant Honderd Een sn Twintigste Jaargang. Ponderdasr 30 October. Rcchtszak aa F F ILLETOfl. ARRONLISSEMENTS-RECHTBANK TE ALKMAAR. Zitting van Dinsdag 28 October. (Vervolg). De te Hoorn wonende opperman P. A. de H. heeft op 24 Juli te Heiloo ontvreemd een stuk zeep, een pakje tabak, een lap, een katoe nen jasje en een gonjezak. Al deze goederen behoorden toe aan den stalknecht P. Jong- kees te Heiloo. Het feit is gepleegd1 in den nacht van 24 op 25 Juli toen logeerden twee personen in vicn stal van den patroon van Jougkees. Na hun vertrek werden de ontvreemde goederen foor Jongkees gemist. Het O. M. vorderde 15 boete subs. 10 da- ijen hechtenis. MISHANDELING. Ter zake dit feit stond terecht de schilder Willem S. te Rustenburg. Het is gepleegd op 24 Juli te Ursem en de mishandelde is de winkelier P. Schuffel te Ursem. Er is tusschen hen een woordenwisseling ontstaan, waarbij jeklaagde zegt te zijn uitgescholden door ge tuige en hem toen van zich te hebben afge duwd. Bij de politie heeft hij echter erklaard getuige en slag te hebben gegeven en de get- zegt een blauw oog te hebben opgeloopen. Bell. had gezegd: ,.As jij nou je smoel niet hou, zei ik je 'n opdonder geven!" Eisch 50 boete subs. 25 dagen hechtenis. VERBODEN AFLEVERING VAN riAVF.R. Jan K., landbouwer te Ursem, stond te recht ter zake bovengemeld distributie-mis- Irijf. Hij heeft 50 Kg. haver doen afleveren au Joz. Kuipers. Beklaagde bekende. Vordering van het O. M. 100 boete subs. !0 dagen hechtenis. NIET VERSCHENEN VOOR DEN KEURINGSRAAD. Aan dit feit heeft zich op 14 Juli 1919 chuldig gemaakt de militieplichtige Joh. B., rbeider te Oudendijk. Beklaagde is anti- iilitairist. Eisch 15 boete subs. 10 dagen hechtenis. ONTDUIKING PLAATSELIJKE HONDENBELASTING. Tegen 5 van deze delinquenten, allen uit .nkhuizen, werd voor ieder gevorderd 5 >oete subs. 1 dag hechtenis. DIEFSTAL. Niet minder dan 6 beklaagden in één zaak werden na de pauze op de beklaagdenbank .eplaatst. Alle beklaagden behoorden thuis a den Helder. Vier van de 6 waren verschenen. Een van ren was in militairen dienst en in garnizoen e Waalsdorp. Ze hadden zich schuldig gemaakt aan ver schillende diefstallen: van pakking, een tros touw, een olielamp. Uit een loods der H. IJ. ©var tSETai-Tes GaTvi'ee. Vrij naai* hef EhgélscK 60) Constance dacht aan sir Ralph. Wat was :r gebeurd? Waarom hadden hij en de gra- 'in van elkaar afgezien? Zou het mogelijk mnnen zijn, dat sir Ralph haar Een bran dende kleur overtoog haar gelaat en haar dart sprong op van wilde vreugde, een hoop te vaag om hoop genoemd te kunnen worden. Van dat oogenblik af aan werd zij nog ruste- loozer en zij kwamen een dag vóór den be- aalden tijd op de Hall aan, zoodat de eere oog, het muziekcorps van Desbrook, de depu tatie en optocht van pachters achterwege bleef. En voor dat gemis was Constance dank baar, ofschoon het haar speet voor de teleur stelling van het volk, die welsprekend te le zen stond op Hobsons gezicht. Want had haar herstel in het bezit van het fortuin sir Ralph niet verdreven uit de Hall en hem van het geld beroofd? En toch boe heenliik was het om weer in S. M. schelvisch, tabak, sdieepsbesechult en zeep. Voorts eenige dekens, vet, een oliejas, koperen koppelstukken en een paar laarzen. Deze diefstallen zijn gepleegd in October 1918 en werden voorafgegaan door braak. Er waren in deze zaak 6 getuigen gedag vaard, waarvan er 4 waren verschenen. Een der beklaagden, Harmen O., reeds ver oordeeld wegens een ander misdrijf, stotterde vrecselijk. Deze ontkende zoo ongeveer alles. Liet O. M. vorderde tegen 4 der beklaag den ieder 6 maanden gevangenisstraf en vrijspraak voor de gebroeders H. en J. O. DIEFSTAL VAN PETROLEUM. Nogmaals verscheen1 voor de rechtbank de landbouwer de B., wonende te Helder^ beklaagd van diefstal van een vat petroleum, ten nadeele van den Staat der Nederlanden. De diefstal was gepleegd te Huisduinen, in den nacht van 5 op 6 September 1918, in vereeniging met M. en H., die ook reeds te recht hebben gestaan. De officier persisteerde bij het requisitoir, genomen 28 Januari 1919, waarbij- tegen de B 6 maanden gevangenisstraf is gevorderd Advocaat Mr. Prins achtte het bewijs niet geleverd Beklaagde heeft het vat niet aange raakt. Wat hij gedaan heeft, is niet voldoende om hem als den dader van den diefstal aan te wijzen Hij heeft alleen het vat op het land van zijn moeder verborgen. Pleiter conclu deerde tot vrijspraak subs, voorwaardelijke veroordeel ing. RFTFFDTOTNO VAN EEN AMBTENAAR. De 19-jarige timmerman O. J. S. te Hrvon-karepel heeft 12 Juli den surveilieeren den rijksveldwachter Tj Brouwer bcleedigd, door hem uit te schelden voor snotsneus" en kwajongen". Eisrh 10 boete subs 5 dagen hechtenis. MISHANDELINO IN VERF.ENIGINO. Het echtpaar K., uit den Helder, stond te recht wegens gezamenlijke mishandeling van hun dochter, die zij hebben geslagen en aan het haar hebben getrokken, volgens de dag vaarding. Zulks gebeurde op 23 Juni j.I. De beklaagde Marijtje M., huisvrouw van Fred. K., zeide dat haar dochter al weer 6 weken weg is. Haar verloofde heeft haar weggehaald in een rijuig. Getuigen zijn: H. W. Bakker, fabrikant te Helder, en diens echtgenoote A. Juste, alwaar het meisje destijds diende en haar ouders haar kwamen bezoeken. De ouders werden bij den heer B. in. de keuken gelaten. De heer B. zei, dat de moeder het meisje heeft aangeval len en haar aan 't haar heeft gepakt. Daarop heeft de vader zijn jas uitgetrokken en zijn dochter eenige krachtige slagen toegediend. In den tuin is ook nog geslagen en ge schopt. Het O. M. noemde de mishandeling van hun dochter schandelijk en vorderde voor ieder 25 boete subs. 10 dagen hechtenis. De beklaagde S. sputterde geweldig tegen de familie Bakker en moeder zei: „Nou, be talen man, wat zal je d'r an. doen STROOPERIJ VAN BAGGER. Tegen Joh. B., landbouwer te Medemblik, werd oevgrderd 6 boete subs. 5 dagen hechtenis wegens stroopcrij van bagger uit de Dijkgracht in de Vier Noorderkoggen DE VERGIFTIGINGSZAAK IN DEN ANNA-PAULOWNAPOLDER. Het requisitoir. Mr. van Lookeren Campagne betreurde het, dat Mr. Heijmans wegens ziekte verhin derd was. Ook spr. was van meening, dat beklaagde schuldig was aan moord en zou zich, wat de strafmaat betrof, houden aan den eisch van Mr. Heijmans, n.l. 8 jaar gevangenisstraf. Vast stond, dat Meijne tengevolge van ver giftiging was overleden. Naar spreker's stel lige opvatting was het vergif allemaal toege diend door beklaagde. Om dit te bewijzen, beriep spr. zich er in de allereerste plaats op, dat zij met tegenzin met Meijne trouwde. Zij gevoelde geen liefde voor hem, maar was tot het huwelijk overgehaald door haar familie. Zij verwachtte, dat het mede zou vallen, maar het huwelijk stelde haar teleur. Zij vond haar man een zonderling, die slecht op zijn zaken paste en in alle opzichten de gege vens miste om zijn vrouw te boeien, en inte gendeel juist datgene bezat om zijn vrouw van zich af te stooten. Zij stond in een slechte verstandhouding iet haar man en sliep niet met hem in het- de bed, de man ging zijn eigen weg. Gebleken is ook, dat beklaagde vóór het af spelen van het drama gepoogd heeft op het hoofd van haar man een verzekering te slui ten ten voordeele van haar zelve. Spr. ziet de verdediger met 't hoofd schud den. Hij sprak ook over een classiek proces, maar bij een classiek proces behoort ook, of een beklaagde gepoogd heeft voordeel te trek ken uit den dood van haar man. Uit de po ging om een verzekering af te sluiten, bleek de uitgesproken wil bij beklaagde, om voor deel te trekken uit den dood van haar man. Spr. weet wel, dat het niet gebeurd is, praai de uitgesproken wil is gebleken en een an der voordeel bleef bestaan, aangezien zij door den dood van haar man aan het hoofd het oude huis te zijn! Zij liep van de eene kamer in de andere en naar den stal, ze dwaalde door het park, dat er in zijn zomer tooi in haar oogen liefelijker uitzag dan al de bewonderenwaardige natuurtooneelen, die zij de laatste negen maanden had aan schouwd. Zij maakte zich zelf wijs, dat zij heel gelukkig was, o ja: volkomen gelukkig! En toch wist zij, dat haar hart een heel pijnlijk plekje had, een onophoudelijk ver langen waar zij tevergeefs trachtte met op te letten. Den dag na haar aankomst brachten lady Marchmont en Clarence haar een bezoek. Lady Marchmonts genegenheid voor Con stance was toegenomen in warmte en diepte want de Voorzienigheid wil, dat wij zul len liefhebben, degenen, die wij bijstaan, evenals wij haten hen, aan wie wij kwaad doen en haar genegenheid voor Constance was niet verminderd, door de zekerheid, dai! zij nooit de vrouw van Clarence zou worden. Dat had Clarence aan zijn moeder duidelijk gemaakt. De tragedie, waarin hij betrokken was ge weest, had om zoo te zeggen de verandering, de verbetering in Clarence gekristalliseerd. Hij haatte drukte, hij haatte bedankt te moeten zijn temerige toon kwam slechts bij enkele ge legenheden terug, en hij stelde nu werkelijk belang in den toestand van de landgoederen kwam te sten van ten boerderij nut 38 H.A. lartd. Bij de huiszoeking begaf beklaagde zich met de flesch met arsenicum naar den zolder en trachtte zij den inhoud te vermengen met petroleum. Spr. vroeg, waar beklaagde met haar man samenwoonde in het tijdperk van zijn ziekte en in het bezit werd gevonden van een flesch arsenicum, of niet de gedachte gewekt moet worden, dat beklaagde zich aan arsenicumvergiftiging van haar man heeft schuldig gemaakt, omdat vaststond, dat de man aan arseni cumvergiftiging is gestorven. De verdediger zeide de vorige week met een soort nonchalance tot Mr. Heijmans: „gij praat van een gerechtelijke bekentenis", maar dat was een vergissing van Mr. Bos man. Wij hebben hier niet te doen met een gerechtelijke bekentenis, maar te doen met een erkentenis. Dit is een punt van het hoogste belang, omdat dit slaat op art. 407 in verband met artikel 406 en niet op artikel 403 van het Wetboek van Strafrecht. De aanwijzing die men heeft in de poging om het vergif weg te werpen, wordt ver sterkt door de aanwijzing van de verzekering. Hot is gebleken, dat beklaagde na den dood van haar man zij beeft het zelf bekend een briefje heeft geschreven. Dat briefje, dat de geachte verdediger aan Mr. Heijmans ca deau wil geven, maar cr worden hier geen cadeaux gegeven, bevate de mededee- ling: „ik heb mijn eigen van het leven be roofd, mijn vrouw is onschuldig'. Vaarwel, tot in eeuwigheid". Het was geschreven door de vrouw, opdat het door de familie gevonr den zou worden. Is dat niet de houding van een schuldige? Er mag wel gezegd worden, dat de bewij zen tegen deze vrouw sterk zijn. Het spreek vanzelf, dat zij alle vergif heeft toegediend. Het is hier hetzelfde als met een diefstal van 100 horloges, waarvan men er twee bij een beklaagde vindt. Die twee vormen eeu aanr wijzing voor het stelen van de 100. Deze beklaagde heeft, nadat zij gcruimen tijd in hechtenis heeft doorgebracht, een be kentenis afgelegd, n.l. dat zij den 5en Janu ari vergif heeft gegoten over het vet en dat zij het gedaan heeft met de bedoeling, haar man van het leven fe ben oven. Dit doet voor spr. de deur dicht. Zij verklaarde vergif te hebben gebruikt en tengevolge van vergif is haar man overleden. Spr. wil yragen, waar een dergelijk briefje alleen kan komen van de hand van een schul dige, gezien de slechte verstandhouding tus schen man en vrouw, het vinden van het vér gif bij beklaagde en haar erkentenis, dat zij vergif heeft gegooid over het eten van haar man, of daar niet het wettig at overtuigend bewijs aanwezig is, dat deze beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan de haar ten laste gelegde vergiftiging. Spr. was er verstomd van, dat de deken van de advocaten beweerde, dat het gestold vet was. Waarin vindt hij daarvoor hef be wijs? Dit is niets dan een hypothese, die in een ernstig strafproces niet te pas komt. Mr. W. C. Bosman: „U moet zelf bewij zen. dat het vet niet gestold was." De officier: Het systeem van den verdedi ger is: „De Belg, de man met het vuile ge zicht heeft het gedaan." Ik tart den verdediger, één argument fe noemen, waaruit blijkt, dat de Belg het ge daan heeft. Dat ontbreekt ten cenenmale Ik zie kans, aan te toonen, dat het niet aanneme lijk is, dat de Belg het delict tegenover Meijne heeft gepleegd. Welk belang had de Belg bij den dood van Meijne? De Belg is 19 Decem ber vertrokken en is door Meijne en zijn vrouw naar den trein gebracht. Hij vertrok na een roerend afscheid van de vrouw, die hein schreiende om den hals viel. Zij wist, dat de Belg nooit zou terugkeeren. Hij is ook nooit teruggekeerd. Welk belang had hij om vóór zijn vertrek vergif over het eten van Meijne te strooien? Deze bewering van den verdediger, die niet de bewering is van de beklaagde, maar van Mr. Bosman, is in fla- granten strijd met de jtistifieele houding van beklaagde. Zij heeft bekend, dat zij het vergif heeft toeged nd aan Meijne, dat zij het ver gif heeft gekregen van den Belg en dat die haar had aangespoord, om het aan Meijne toe te dienen. Zij erkende dus een groot deel van het delict en verklaarde ook, wat het aanr deel van den Belg iu het delict was. Toch ze ker geen daderschap of mededaderschap. Het is best mogelijk, dat de Belg het vergif verschaft heeft en gezegd heeft: „Maak hem van kant." Hij kon, met het oog op de ver houding van beklaagde en hem, weten, dat de verstandhouding tusschen haar en haar man niet de besfe was. Dat hij het zelf zou hebben gedaan, hij had er geen belang bij, is in strijd met de justitieele houding van be- klaagde. Het gaat niet aan, dat de verdediger hier maar komt met een breed gebaar en zegt: „Dat heeft de Belg gedaan." Spr. heeft zich bijna gegeneerd, dat de ge tuigen a décharge moesten worden gehoord. Wat voor gewicht leggen hunne verklaringen in de schaal? Wat hebben zij gezegd? Zij hij had een Werkmansinstituut opgericht, waar hij populaire lezingen hieldhij liet ar beiderswoningen bouwen, een zwembassin en ,een waschhuis. Hij zat met Constance in den tuin over die dingen te praten en vermeed natuurlijk zorg vuldig het verleden aan te raken. „En heb je dat alles in zoo korten tijd ge daan, Clarence?" zei ze. „Het is goed en braaf van je, ik ben trotsch op je." Hij kreeg ean kleur van genoegen, maar wees den lof af. „O, het was volstrekt niet alles een idee van mij," zei hij. „Ik vatte het plan op door het woord dat Ralph sprak." Hij zweeg, beet op zijn lip en keek haar ontsteld aan. Constance keek recht voor zich uit en hij ging wat schuw voort. „Ralph zei, dat hij van plan was 'n volksschool op te richten, arbeidershuisjes te laten bouwen en zoo meer op Desbrook. Ofschoon hij soms hoe zal ik zeggen afgetrokken en onver schillig leek, hij was 'het in werkelijkheid nier. Hij haate drukte, hij haatte bedankt te moeten worden; maar hij dacht veel aan zijn onder geschikten ik meen jou ondergeschikten ik meen" Constance bloosde. „Ga voort, Clarence," zei ze fluisterend. „Ofschoon hij soms ruw was en wreed leek weet ik nu, dat hij een van de hartelijk- keiden den Belg nïct. Zij' ifWiBgtt dat hij een leelijk gezicht had. la dat metig zaken doen? Ik heb getuigen gezien, die een veel leelijker gezicht hadden, ik begrijp dit niet van iemand met zooveel ervaring als de advocaat van deze beklaagde. Het gekke van het systeem van den verdediger is, dat hij maar fantaseert, zonder dat beklaagde er over spreekt. Het is altijd de gewoonte, dat de verdediger de gedachten en woorden van de beklaagde in juiste bewoordingen mee deelt, inaar hij komt met zijn eigen gedachten. De Belg is vertrokken 19 December. Einde December' heeft Meijne herhaaldelijk vergif in gekregen. Men zou zeggen „De Belg is weg." Maar Mr. Bosman weet raad. Hij zegt: ..De diners van Meijne stonden te vo ren klaar en de Belg heeft deze tevoren ver giftigd." Dat is een hypothese. Ik meen, hiermede te hebben aangetoond, dat het niet aannemelijk is en dat er geen ar gumenten zijn aangevoerd, dat de Belg het delict tegenover Meijne heeft gepleegd. Ik meen, te hebben aangetoond, dat het delict is gipieegd door niemand anders dan deze be klaagde. Ik zou hier mee kunnen volstaan, maar wil nog enkele woorden zeggen over hetgeen mij te binnen schiet, n.l. de kwestie van de waarde, die gehecht moet worden aan de erkentenis van deze beklaagde, voor dem rechter-commissaris afgelegd. Zij heeft die erkentenis ingetrokken, maar heelt daarvoor geen tnkel motief aangevoerd. Dientengevol ge blijft die erkentenis in haar geheel en de verdediger heeft dit niet bestreden. Ik wil er nog aan toevoegen, dat de erkentenis door haar is afgelegd in kalrnen toestand en op twee verschillende data, met een vrij groote tusschenruimte. Toen zij Mr. Beekhuis be kende, dat zij het vergif had toegediend, heeft Mr. Beekhuis haar gezegd: „Denk er kalm over na en schrijf het zelf op. Zij heeft toen eigenhandig haar levensgeschiedenis geschre ven, waarin zij opnieuw erkende, het vergif aan haar man te hebben toegediend; daarna heeft zij opnieuw haar erkentenis afgelegd en die oók later aan Dr. Mees meegedeeld. Mij dunkt, dai: een dergelijke erkentenis haar volle waarde behoudt, ook al wordt die ingetrok ken. Over de strafmaat zou spr. niet spreken, wel over de kwalificatie van het feit. Spr. kwalificeerdt het feit als moord, omdat men te doen heeft met een serie fan handelingen, zoodat het kalm, rustig overleg bestaat en moet worden aangenomen, dat beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan doodslag door moord. De verdediging. Mr. W. C. Bosman, hierna het woord be komende, begon, met op te merken, dat men te doen had gehad mot een groote herhaling van hetgeen de vorige week ter terechtzitting was afgespeeld, met het groote verschil, dat er in liet drama een episode van verandering was gekomen. Thans had spr. het voorrecht, het hoofd van het Parket tegenover zich tb zien. Thans hoorde men niet meer de zachte stem van Mr. Hiiinans, tnaar het geweldige requisitoir van den Oiiicicr, die gewoon is, zijn scherp zwaard te zwaaien en het dan ook gedaan heeft tegenover het hoofd van deze onschuldige vrouw. De Officier heeft hulde gebracht aan de fantasie van verdediger, maar is zelf opgetre den als de advocaat en pleitbezorger voor den Belg, den moordenaar. Wij hebben hier het merkwaardige verschijnsel, dat de officier van justitie, teneinde zijn requisitoir in deze onhoudbare zaak rechtop te houden, de advo caat wordt van den moordenaar in zegt: „Daarvan is niets bewezen", cn daarenboven, dat ik een requisitoir tegen den moordenaar moet houden Zoo ziet men, dat het er maar van afhangt, van welken kant men de zaak bekijkt. De rechters zullen goed dom, de zaak van beide kanten te bekijken. Spr. wilde beginnen, te trachten, het requi sitoir van den officier u ,tzcnuwen. Over één ding had spr. zicli vet.viasd en wel, dat een officier, als het hoofd van dit Parket, zoo'n zwak requisitoir had gehouden en den- moed had gehad, een vuoordeeling te vragen op zulke argumenten, waarvan er niet één steek houdt. Dat hij in staat is gebleken om te pogen met zulke armzalige kiezelsteentjes zonder zand en cement een gebouw te wil len maken. Spr had verwacht, dat de officier gezegd zou hebben wij hebben ons vergist; ik. requirebr vrij spraak. Dat de officier dit niet deed, was hem bit ter tegengevallen; toen hij hoorde dat het hoofd van het Parket zelf zou komen, had hij niets anders verwacht, dan dat deze invrij heidstelling van de beklaagde zou vragen. Het is niet gebeurd. De officier heeft Mr. Hij mans gedekt. Het O. M. is één en ondeelbaar en met welke argumenten Het is treurig om aan te hooren. Daarop durft men iemands veroordeeling wegens moord vragen. Spr. zal stuk voor stuk op de argumenten ant woorden. Het psychologisch argument is, dat de vrouw met tegenzin trouwde, in haar huwe lijk was teleurgesteld, omdat haar man een ste mannen was en niet velen zijn zoo edel moedig en mild. Maar je weet dat natuur lijk beter dan ik." Constance zweeg een oogenblik; toen zei ze nog steeds met haar oogen gevestigd cp iets in de verte: „Wanneer, heb je hem het laatst gezien, Clarence?" „Een maand geleden ongeveer," antwoord de hij met een zucht. „Ik ging naar Londen om hem op te zoeken. Hij zag cr wel beter uit. maar toch verre van goed. Je hebt zeker gehoord van zijn nieuwe plan?" „Ik heb niets gehoord. Wat is hij van plan „Ik dacht dat hij je misschien geschreven had of dat je het op het een andere ma nier gehoord hadt." Constance schudde het hoofd. „Hij schrijft mij nooit," zei ze met een zweem van bitterheid in haar stem. „Hij gaat met een vriend naar Canada, een van -de heeren, een van de besten van het troepje die op de Hall gelogeerd hebben. Die man heeft wat land in Canada, dat heel productief blijkt te wezen je weet dat het tegenwoordig een rage is om naar Canada te gaan er zijn mijnen in dat land en sir Ralph heeft een soort compagnonschap met dien- man gesloten. Ralph gaat er naar toe om den heden bod aan den gang te maken! asunder\ia$ was, waarfïaw te veis» standhouding tusschen de echigenooten be stond. Daarvan is niets gebleken. Zij heefi al tijd gf :gd: „Ik had wel last met den man, maar over' 't algemeen was de verhouding niet slecht". Niemand heeft gesproken van een slechte verstandhouding. Dat man en vrouw kibbe len, komt meer voor; er is geen huwelijk waar liet niet gebeurt. Ik zou zeggen„Daar, waar nooit gekibbeld wordt', is het huwelijk niet gelukkig." De officier.' „Ruk de zaak toch niet uit haar verband." De verdediger: „Dat is toch één van uw steunpilaren. Er was geen slechte verhou ding; misschien waren ze niet dol op elkaar, maar daarom heeft ze toch den moord niet op haar geweten." En, nu de verzekering. Spr. vraagt, hoe het mogelijk is, dat de officier met een dergelijk argument aankomt. Als zij de verzekering zou gesloten hebben, dan zou men nog kun nen denken: „Misschim heeft zij voordeel willen trekken De vrouw heeft niet buiten aar man orn gehandeld. De agent heeft met dem man gesproken, doch deze had er geen zin in. De vrouw oordeelde de verzekering aileen noodig voor haar en hare kinderen. Spr heeft zichzelf ook verzekerd en die nog wel afgesloten. Deze vrouw deed het niet. Zij heeft alleen gevraagd, omdat haar man niet wilde, of het nu met kon zonder 'genees kundig ondezoek. De agent zeide: „Neen," en daarmede was de zaak uit. Hoe kart dat nu een, aanwijzing zijn? Zie hier ook weer een van de pijlers in het requisitoir! En nu de huiszoeking. Nu heb ik je toch te pakken, zegt de officier. Je hebt getracht, de flesch weg te brengen Hoe is de flesch in haar bezit gekomen? Zij was van den Belg afkomstig. De officier: „Dat weet ik niet." De verdediger: „U moet de erkentenis ne men in hóar geheel. U mag niet splitsen. Het is om de v; rheid te doen. In de flesch zat een vloeisof, die de glasblazers gebruiken. Bewijst u anders, hoe de vrouw er aan geko men Is op een andere manier. Dat moet u toch bewijzen. De Belg heeft tot haar gezgd: „Gij moet die flesch bewaren; ik kom terug. Zij zette de flesch in- de linnenkast. Toen er na den dood van haar man geruch ten gingen, trachtte de vrouw de flesch kwijt te raken. Dit is een bewijs, dat de vrouw bang was, dat zij er voor zou worden aange zien, maar niet, dat zij het gedaan heeft. Er was alle reden voor die vrouw, om bang te zijn. Er bestond voor haar aamleiding om die flesch te verdonkeremanen. Dat kan niet ontkend worden. Dit begrijpt iedereen en is psychologisch volkomen te verklaren, maar verklaart niet, dat zij den rhan vergiftigd heeft. En nu de erkentenis van de beklaagde Haar justitieele houding! Erkentenis of be kentenis, dat zijn allemaal van die vaaghe- den. Met dergelijke argumenten moet gedistil leerd worden, dat zij liaar man vergiftigd heelt. De Officier: De wet kent de onderschei dingen wel. De verdediger: Ik scheuk u het microsco pisch onderscheid tusschen een erkentenis en een bekentenis. Ik aanvaard de afgelegde be kentenis. Spr. heeft den Rech ter-Commissaris gevraagd, of deze geloofde, dat de bekentenis waar was. Deze zeide: „volkomen", en ver klaarde, ook volkomen te gelooven, dat be klaagde de volle v. aarheid heeft gezegd. Spr. wil zich daaraan dus houden, maar wil toch de Rechtbank meededen, dat hij, toen hij de bekentenis las, die onvolledig vond en liaar niet goed kon begrijpen. Spr. vroeg daarom"" beklaagde, waar zij den inhoud van een wijn glas uit de flesch op het vet geschonken had, hoe het vet er uitzag, of zij liet 's morgens of 's middags gedaan had, of liet vet op de kachel stond of niet op de kachel. Wanneer het niet op de kachel stond, maar in den kel der, dan moet het vet gestold zijn. Spr. be hoeft dit niet te verzinnen. Ook de Officier moet dit weten. Op spr. vragen zei de be klaagde echter: „Ik heb het met gedaan." Spr. adviséerde haar toen, om bij haar be kentenis te blijven, omdat de Rechtbank eens moest denken, dat het zijn schuld was, dat be klaagde erop terugkwam. Heel veel waarde heeft de bekentenis van beklaagde niet. De Rechtbank kan daaraan ook niet veel waarde hechten. Zij heeft uit de verklaring van Dr. - Mees kunnen lezen, wat voor een persoon be klaagde is. Hij zegt daarom tot den Offi cier: „Wees voorzichtig, het kan uw wensch niet zijn, een onschuldige veroordeeld te krij gen." Spr. is overtuigd, dat zij het niet gedaan 'heeft. Men moet voorzichtig zijn met het con- strueeren van vermoedens. Op die manier kan men iedereen aan den galg brengen. Hoe stelt de Officier zich voor, dat de vrouw met het vet gedaan heeft? Niet, toen de man aan het eten was, heeft zij van den inhoud van de flesch op het vet gedaan. Ook niet vóór 5 Januari. De Officier zegt: „Ook voor dien tijd heeft zij het gedaan." E,n dat zal hij wel uitstekend doen; niemand beter en hij: hoopt dat hij dan spoedig in staat zal zijn van het geld, dat hij verdient en de huur die je hem voor de Hall betaalt, het geld af te betalen, dat hij. geleend: haa vanHet was niet nóodig te zeggen „Ly- cett Crayson". Constance was zeer verslagen; zij werd bleek en haar oogen stonden treurig. „Weet je ook hoelang hij zal wegblijven?" vroeg ze bijna onhoorbaar. „Ik ben bang heel lang, jaren zelfs", ant woordde Clarence met een zucht. „En wanneer vertrekt hij „Weldra. Ik ga bij hem dineeren, een af- scheidsdiner". Weder een paar minuten stilzwijgen, toen zeide Constance „Hoeveel geld is hij schuldig?" „Ongeveer zevenduizend pond. De beheer ders zijn genegen te wachten en dat moeten ze ook wel, want de beste Ralph is natuurlijk heel arm." Constance veranderde van onderwerp. Toen' de Marchmonis weg waren, reed zij naar den nieuwen rentmeester. „Kan ik achtduizend pond van u krijgen?" vroeg ze. Hij keek heel verbaasd, maar glimlachte de welwillende glimlach van den rentmeester tegenover zijn rijke cliënt. Wordt vervolgd N ORMAiAL- MAKG ARIXLiK AAKTE'N Zij, die voor het öe tijdvak, hetwelk op 5 DOE'C. a.s. begint, NOKOJAAL-M.ARGA- RINEKAARTEN WENSCHEN- TE ON"T- YAXGEtN, worden verzocht voot 1 NOV. a.s. ZULKS SCHRIFTELIJK MEDE TE DELLEN, met opgave van naam, woon plaats, legitimatienummer en de groote van het gezin inwonenden medegerekend. De Directeur van het Distr.-Bedrijf, O. H. SCHNEIDERS. MAXIMUMPRIJZEN GORT. Met ingang van 1 Nov. e.k. heeft de Mi nister van Landbouw, Nijverheid «en Handel de navolgende maximumprijzen voor Gort' vastgesteld a. in den groothandel 32.50 per 100 K.G. (af fabriek.) b. in den tusschenhandel 3425 per 100 K.G; (af pakhuis grossier.) c. in den kleinhandel 0.40 per K.G. De Directeur van het Distr.-Bedrijf, O. H. SCHNEIDERS. GEVONDEN VOORWERPEN. Uitsluitend te bevragen aan het Bureau van Politie aan de Lan'gestraat al'hier, tus- echen 9 en 1 uur, alleen op werkdagen. (Te vervoegen bij den WACHTCOMMANDANT. 3 portemonnaie's met en zonder inhoud, 2 broches, 1 boek met schrift, 3 dameshorlo ges, 1 barret, 1 insigne, 1 hond, 1 portret, 1 zak met zakdoek, 1 ceintuur, 1 d'amestasoh- je, eenige sleuteltjes', 1 enveloppe met an- jich: kaarten enz., 1 k'inderarmbandje, 1 ka narie, 1 zilveren doosje, 1 want,. 1 catechis musboekje, 1 hand van eeu mantel en 1 hor- löige'ketting. Alkmaar, 30 October 1019. De Commissaris van Politie, W. TH. VAN GRIETI-HJIJ1SEN. j»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1919 | | pagina 5